Nieuwe media, nieuwe bezems Een oriënterend, journalistiek onderzoek naar de invloed van nieuwe internettechnologie op het uitgeven en de journalistiek Uitgevoerd door Netkwesties met steun van het Bedrijfsfonds voor de pers
Amsterdam, februari-juni 2005
Overname van delen van deze uitgave is mogelijk met toestemming van Netkwesties onder Creative Commons voorwaarden
Inhoudsopgave met inleidingen Inleiding: toewijzing subsidieverzoek Bedrijfsfonds voor de Pers
6
A: Technologie
7
1. Digital Rights Management voor beveiligde mediahandel
7
Met het digitaliseren van de media verdwijnt schaarste in de distributiekanalen. Iedereen kan publiceren, zoals dat heet. Maar zie het maar eens te beveiligen. Hoe gaat dat in zijn werk? Welke perspectieven biedt de technologie die bekend staat als Digital Rights Management? 2.
Overvloed aan kanalen: praatjes vullen de gaatjes
15
Internet is gestandaardiseerd datatransport, traditioneel verbonden met de computerminal, later pc. Dit breidt in snel tempo uit, met verschillende infrastructuren en terminals, ook mobiel. Parallel komt digitale televisie op, onder meer op internet. Netkwesties inventariseert de digitale kanalen aan de hand van hun mogelijke betekenis voor de Nederlandse media- en uitgeefsector. 3.
Technologie verlaagt online uitgeefdrempels
25
Gespecialiseerde internetpublicaties winnen onder consumenten aan belangstelling. Ze gaan handig met technologie om - iets waar de grote uitgevers van kunnen leren.
4.
Nieuwe technologie voor journalistieke praktijk
35
Pen en blocnote blijven belangrijke journalistieke middelen, maar nieuwe technologie maakt het vergaren en checken van informatie eenvoudiger en soms ook beter. Ook de journalistiek ontkomt niet aan efficiencyslagen die de technologie afdwingt. Het kan en moet beter en goedkoper.
2
B. Uitgeven
45
1.
45
Kanalenkolder: alles en iedereen digitaal
De Nederlandse uitgeefwereld wil meer - niet alleen maar mooie kranten en tijdschriften maken, maar ook tv, radio, events, en mobiele diensten. Alle kanalen veroveren, het publiek volgen van platform naar platform, sterke titels in elk medium terugzien - het klinkt logisch. Is het dat ook? 2.
Uitgevers in nieuwe kanalen
51
Jaren geleden, bij de opkomst van de commerci‰le televisie, wilden Nederlandse uitgevers al op de buis. Problemen met de regelgeving, tegenvallende resultaten, of gewoon een goed bod van een andere partij - de meeste tv-avonturen eindigden al snel. Maar in 2005 staat iedereen weer open voor de kansen van tv, zij het nu digitaal. 3.
Dolend in een mobiele wereld
61
De moderne mobiele telefoon is als een Zwitsers zakmes: naast telefoon fungeert die ook als fototoestel, muziekspeler, agenda, browser en tv'tje. Maar het belangrijkste voor uitgevers: de consument is gewend geld uit te geven met en voor de telefoon.
4.
Massamedia op ontdekkingstocht in de nieuwe wereld
69
De enorme veranderingen die plaatsvinden in vraag en aanbod van media suggereren nieuwe verhoudingen tussen uitgever, adverteerder en consument. In de praktijk blijkt dat voorlopig nog mee te vallen.
5.
Uitgeven van amateurs
77
Internet zou, zo was de belofte, van elke ontvanger ook een zender maken. Daar kwam eerst niets van terecht, maar nu wel, met zowel boeken- als vak-, pret- en nieuwsuitgaven. Wat kunnen uitgevers daarmee? En hoe halen ze geld uit gemeenschappen, vooral de thematische?
C.. Journalistiek 1.
Technologie biedt journalistiek nieuwe uitdagingen
85
De journalistiek produceert niet langer slechts voor mediaconsumenten. Door nieuwe technologie is er een nieuwe
3
doelgroep ontstaan die wezenlijk andere karakteristieken heeft, namelijk mediagebruikers. Welke kansen en bedreigingen brengen nieuwe technologieën, zoals firewalls, DRM en vraaggestuurde mediaproductie met zich mee voor de journalistiek?
2.
Journalisten snuffelen aan video
95
Welke mogelijkheden bieden digitale kanalen om tot wederzijdse versterking te komen van audiovisuele en geschreven journalistiek? Wanneer leent content zich ervoor om multimediaal verrijkt te worden? En levert dit vervolgens voldoende kwaliteit, consumptie en journalistiek emplooi op? 3.
Onder hobbyisten
103
Of serieuze weblogs en e-zines nu journalistiek zijn of niet, ze worden meestal gemaakt door vrijwilligers, terwijl traditionele media met betaalde krachten werken. Hoe kunnen deze sites uit de hobbysfeer komen? En willen ze het wel professioneler aanpakken? Netkwesties sprak met een dozijn ervaringsdeskundigen. 4.
Dispuut met de lezers: voor wie een nuance blijft zoeken
115
Henriëtte Boas werd de icoon van de ingezonden brieven aan kranten en opiniebladen in de 20e-eeuwse Nederlandse pers. Eén vrouw in het achterhoofd hield journalisten soms scherp. Maar wat moet je met die duizenden terugpraters, niet zelden leeghoofden? "De lezers samen weten veel meer dan ik."
D. Aanvullende aspecten 1.
Commercie komt dichterbij met internet
123
Alles en iedereen, rijp en groen, publiceert op internet. Zijn onafhankelijkheid, betrouwbaarheid en geloofwaardigheid dan begrippen die nog met iets als een 'redactiestatuut' te regelen zijn? Is commercie een grotere bedreiging geworden voor de waarheidsvinding, of is internet het aangewezen middel om commerciele invloed te ontmaskeren? 2.
Journalisten ten dele gepasseerd door overheidsinfo online
133
Vrijwel alle overheden en politieke organisaties publiceren online, en acht ministeries zelfs al hun WOB-documenten. Passeren ze hiermee de intermediairs, de media? En kunnen burgers straks zelf met alle informatie online voor handen journalistieke controletaken overnemen?
4
3.
Telegraaf als enige met hele archief online
143
Door teleurstellende opbrengsten van de huidige online archieven en auteursrechtproblemen zien kranten en tijdschriften geen brood in het via internet beschikbaar maken van al hun jaargangen. Met 1 uitzondering: De Telegraaf.
4.
Invloed spook van anonimiteit valt mee op internet
153
Dat een serieuze pers niet zonder klokkenluiders kan, die alleen in vertrouwen hun verhaal willen doen, kunnen veel journalisten nog wel accepteren. Maar dat vooral door internet anonieme bronnen rechtstreeks de publiciteit kunnen zoeken en zelfs journalisten niet langer de moeite nemen om zich voor te stellen, roept veel weerstand op. Is dat terecht? 5.
Geld verdienen met journalistiek online: van donaties tot tekstbanken
161
Media of lezers die direct artikelen bij de journalist afrekenen, abonnementen op weblogs en gesponsorde links. Op welke nieuwe manieren kunnen journalisten met hun werk geld verdienen op internet? Netkwesties maakte een inventarisatie.
E. Column
169
De krant als een meneer, of als je beste vriendin? Managers in "nieuwe media" die het hebben over "contactmomenten" van "hun nieuwsmerk" en dan enthousiast beginnen te praten over weblogs, sms-berichten, het gebruik van videocamera's "om te tonen hoe iemand met wie een vraaggesprek in de gedrukte krant heeft gestaan daadwerkelijk praat en eruit ziet".
F. Conclusies
175
Conclusie: nieuwe media, nieuwe bezems Internet en bijbehorende technologie hebben grote invloed op de journalistiek en op de exploitatie daarvan. Een andere, vooral open en ondernemende houding van uitgevers en journalisten is noodzakelijk om daarvan de vruchten te kunnen plukken.
G. Bijlagen Uitgeschreven interviews Monique van Dusseldorp
5
6
Inleiding: toewijzing subsidieverzoek Bedrijfsfonds voor de Pers (23 november 2004) Het Bedrijfsfonds voor de Pers heeft besloten een uitkering van € 40.800,- beschikbaar te stellen aan Netkwesties ter medefinanciering van een onderzoek naar de kansen en bedreigingen van internet en daarmee samenhangende technologische veranderingen voor de journalistieke productie en de exploitatie van persorganen. Volgens Netkwesties staat de journalistiek economisch en inhoudelijk onder druk, terwijl de technologie juist nieuwe mogelijkheden schept. Door middel van onafhankelijk, inventariserend en journalistiek onderzoek wil Netkwesties antwoord vinden op de vraag welke kansen en bedreigingen van internet uitgaan. Het richt zich daarbij op de volgende, onderling samenhangende thema’s: • technologische veranderingen; • economische ontwikkelingen en; • journalistiek-inhoudelijke veranderingen. Bij elk thema wordt gekeken naar de betekenis en gevolgen van digital rights management, nieuwe digitale distributiekanalen (mobiel, digitale tv), nieuwe formats (weblogs, RSS) en nieuwe communicatiekanalen (chat, internettelefonie, etc.). Daarnaast wordt naar een aantal aanvullende aspecten als journalistiek vs. oprukkende commercie, de rol van overheidscommunicatie, dynamische dossiervorming, anonimiteit & privacy en exploitatiemodellen gekeken. Het besluit tot het inwilligen van de aanvraag is gebaseerd op artikel 54 sub d, resp. artikel 58, van het Mediabesluit. Dit artikel biedt het Bedrijfsfonds de mogelijkheid financiële steun in de vorm van een uitkering te verstrekken aan onderzoek ten behoeve van de persbedrijfstak als geheel, voor zover dat onderzoek past in de doelstellingen van het Bedrijfsfonds voor de Pers. Naar de mening van het Bedrijfsfonds komt het onderzoek waarvoor de steun is gevraagd de bedrijfstak als geheel ten goede en past dit ook binnen de doelstellingen van het Bedrijfsfonds. In de maatschappelijke informatievoorziening vervullen journalisten een belangrijke intermediaire rol in het verspreiden en bewerken van publieke informatie gericht op een pluriforme samenleving. Er zijn nog maar weinig gegevens bekend over de journalistiek in relatie tot het internet in Nederland. Verder heeft het Bedrijfsfonds er al eerder op gewezen dat de huidige verschijningsvorm van kranten en tijdschriften wat betreft gebruiksvriendelijkheid, snelheid, duidelijkheid en overzichtelijkheid nog lang tal van voordelen boven hun nieuwe (elektronische) concurrenten hebben. Echter, verwacht mag worden dat bepaalde functies van gedrukte persorganen geleidelijk aan steeds gemakkelijker door nieuwe media vervuld kunnen worden. In plaats van complementair zouden die nieuwe media dan substituerend kunnen werken. Door dit onderzoek wordt een bijdrage geleverd aan het inzicht in de ontwikkeling en het functioneren van de (internet)journalistiek en van (internet)uitgaven in relatie tot de
7
technologische ontwikkelingen en hoe (gedrukte) media op deze ontwikkelingen in kunnen spelen.
8
Technologie A1
Digital Rights Management voor beveiligde mediahandel Met het digitaliseren van de media verdwijnt schaarste in de distributiekanalen. Iedereen kan publiceren, zoals dat heet. Maar zie het maar eens te beveiligen. Hoe gaat dat in zijn werk? Welke perspectieven biedt de technologie die bekend staat als Digital Rights Management? Eeuwenlang was het zo dat de eigenaar van de mediakanalen de macht had over de verspreiding van informatie. Sinds de opkomst van internet en het onderliggende IP-protocol als basis voor digitale mediadistributie komt daar verandering in. Iedereen die dat wil kan met een pc, digitale camera en internetabonnement teksten, geluidsbestanden en videofilms maken en publiceren. Maar ook makkelijk pikken en illegaal doorsturen. De muziek-, film-, televisie- maar ook tekstindustrie neemt haar toevlucht tot DRM, een afkorting voor Digital Rights Management. DRM kan het best worden gezien als een 'technische en contractuele regulering van digitale rechten', in de woorden van advocaat Christiaan Alberdingk Thijm. De behoefte aan dit soort beveiligingsmechanismen groeit met de toename van digitale distributie. Partijen specialiseren zich daarin, zoals het Engelse bedrijf OD2, opgericht door muzikant Peter Gabriel, dat al sinds 2000 als technisch specialist en groothandelaar in de digitale muziekhandel fungeert. Het bedrijf sloot overeenkomsten met de grote platenmaatschappijen ter wereld en maakte financiële en technische afspraken, die verdere muziekdiefstal moeten voorkomen. De technische praktijk Maar wat houdt digitale versleuteling van muziek- en andere mediabestanden eigenlijk in? Praktisch: DRM zorgt er als versleutelingsmechanisme voor dat niet-betalende gebruikers gedownloade bestanden niet kunnen afspelen of lezen. Het regelt de digitale gebruikslicentie. De mediamaker kan dit technisch autorisatieproces in eigen beheer opzetten of, wat gangbaarder is, dit door een gespecialiseerd bedrijf laten doen. De licentie bepaalt allereerst óf de internetgebruiker het bestand überhaupt mag zien of horen en vervolgens hoe vaak, hoe lang maar ook of het bestand bijvoorbeeld op een cd of dvd gebrand mag worden of gekopieerd mag worden naar een andere computer binnen een huishouden. Uitgevers die liedjes en films via internet uitputtend beveiligd willen aanbieden, dienen een aantal stappen te doorlopen. "Allereerst moet de kopij in het juiste bestandsformaat worden gezet. Vervolgens dienen de bestanden te worden versleuteld alvorens ze op het web komen. Bij het bestand staat een verwijzing naar de website waar licenties worden uitgegeven." Dat zegt Stef van der Ziel, die zich vanuit zijn Groningse bedrijf Jet-Stream sinds een decennium bezighoudt met de bedrijfsmatige kanten van streaming, het uitzenden van audiovisuele kopij op internet. Hij richt zich daarbij hoofdzakelijk op videostreaming.
9
"Als een consument een versleuteld mediabestand voor het eerst wil afspelen, zoekt het versleutelde bestand via internet contact met een computer van de uitgever, of diens DRMpartner. Dat is een zogeheten licentieserver", aldus Van der Ziel. Deze weet voor alle digitale media van de betreffende uitgever welke specifieke gebruikersrechten erop van toepassing zijn. "Stuurt bijvoorbeeld iemand een met DRM beveiligd liedje via e-mail naar een vriend, dan zal deze vriend het liedje niet kunnen afspelen. De oorspronkelijke koper heeft namelijk een door de uitgever goedgekeurde licentie op zijn computer staan waar die vriend op zijn beurt niet over beschikt. De licentie is gekoppeld aan de computer van de koper." Er zijn verscheidene gebruiksmodellen mogelijk bij DRM. De momenteel meest gangbare zijn: 1. één keer betalen, beperkt aantal keer kijken 2. één keer betalen, bepaalde tijdsperiode kijken 3. één keer betalen, altijd kijken 4. beperkt aantal maal gratis kijken, daarna betalen Daarnaast kan met DRM worden bepaald of iemand vooruit moet betalen (prepaid) of pas bij aanschaf hoeft af te rekenen. Verder kan onderscheid worden gemaakt naar live mediaconsumptie of uitgestelde mediaconsumptie (on demand) en of iemand een bestand moet downloaden. Leveranciers Uitgevers die hun bestanden met DRM willen beveiligen hebben dus een aantal zaken nodig: kopij, een hostingserver, streamingservers, licentieservers, transactieserver (om betalingen te ontvangen) en klanten met mediaspelers die DRM ondersteunen. De verschillen tussen de afzonderlijke DRM-systemen liggen hoofdzakelijk in welke mediaformaten ze ondersteunen, de werking is in principe hetzelfde. Er zijn drie grote partijen in Digital Rights Management voor video en audio: Apple, Microsoft (met Windows Media Technologies) en RealNetworks. Niet geheel toevallig zijn dit ook de partijen met de grootste marktaandelen op de markt voor mediaspeelprogramma's. Het DRM-systeem van Apple, Fairplay is niet door derden in licentie te nemen en is alleen van toepassing op audio. Vooralsnog is er geen video-DRM van Apple. RealNetworks verkoopt verscheidene DRM-producten: de bestandenversleutelaar (packager), de licentieserver en software- en hardwarematige DRM-clients. RealNetworks' prijzen vormen echter een probleem voor bedrijven die beveiligde media willen verhandelen: "De Helix DRM-server kost 72.800 pond voor alleen het Real-formaat, of 109.200 pond voor meerdere formaten maar dan enkel alleen af te spelen via RealOne Player. Daarnaast wil men 2 procent revenue share", aldus Van der Ziel. Microsoft daarentegen ontpopt vooralsnog zich als 'grote vriend' van uitgevers door zijn DRM-software gratis downloadbaar te maken. Van der Ziel tekent aan: "Als je DRM wilt implementeren in je eigen product, bijvoorbeeld een settopbox, dan betaal je wel fors voor licenties." En daar komt bij dat bestanden die met Microsoft DRM zijn versleuteld enkel met Microsoft-mediaspelers voor Windows pc's zijn te nuttigen, niet met die van de concurrentie. De huidige generatie mediaspelers - programma's als Real Player en Windows Media Player herkennen digitale licenties als zodanig en zullen altijd juist handelen indien een gebruiker
10
een versleuteld bestand probeert af te spelen. Het grootste probleem echter ligt nu op het gebied van de mediaspelers. Een liedje dat met Windows Media Technologies is geëncodeerd, kan niet worden afgespeeld met bijvoorbeeld Apples iTunes-muziekspeler. Een consument die een liedje koopt bij Apples muziekdownloadwinkel iTunes kan dat niet afspelen op Microsofts mediaspeler of RealNetworks RealPlayer. Een poging van RealNetworks die Apple-blokkade - in de vorm van diens DRM-technologie Fairplay - te omzeilen, eindigde met breedvoerige verwijten van 'hacken' aan RealNetworks' adres. Apple blokkeerde op zijn beurt de Real-omweg, met de consument als gedupeerde. De basis voor deze incompatibiliteit ligt in het gegeven dat Apple, Microsoft en RealNetworks eigen encoderings- en versleutelingstechnologie gebruiken zonder elkaars technologie over en weer te willen ondersteunen. Onderliggende technologie Er bestaan verschillende soorten software voor DRM die op hun beurt zijn opgebouwd uit vele deeltjes software van verschillende partijen. Daarvoor kopen de DRM-makers licenties. Op het niveau van het intellectueel eigendom van DRM-software spelen Philips en Sony samen een belangrijke rol met hun joint-venture Intertrust. Microsoft, Thomson en Time Warner namen de leiding over DRM-patenthouder ContentGuard. Als een van de grootste elektronicafabrikanten ter wereld, en eigenaar van één van de grootste DRM-patentfabrieken, ziet Philips DRM-incompabiliteit als een groot probleem. Immers, als deze onverdraagzaamheid tussen bestands- en DRM-formaten blijft bestaan, ontwikkelt de digitale mediamarkt zich slecht met als gevolg dat Philips en branchegenoten minder apparatuur verkoopt. Tijdens de recent gehouden Consumer Electronics Show (CES) zei (download MP3) Philips' directeur Semiconductors Frans van Houten tegen webuitgave PaidContent: "Het is een probleem, dat erkennen we. Er moeten interoperabiliteit komen op het gebied van interconnectie, audio- en videostandaarden en op het gebied van DRM-systemen. Er zullen altijd meerdere systemen naast elkaar blijven bestaan, maar die moeten met elkaar overweg kunnen." Philips' participeert hiertoe in verscheidene organisaties die dit euvel moeten oplossen, waaronder de Open Mobile Alliance. Deze probeert de wereld van mobiele telecommunicatie, die er op zijn beurt weer eigen technieken op na houdt, samen te brengen met de wereld van de pc en tv. In brancheorganisatie Coral centreert Philips grote elektronicafabrikanten en mediabedrijven rondom Intertrust-technologie. Nederlandse technologie Een van de leden van Coral is het Amsterdamse DRM-bedrijf DMDSecure. DMDSecure is een softwarebedrijf dat 98 procent van zijn omzet buiten Nederland realiseert. Het levert DRM-servers aan bedrijven als Disney, Bertelsmann, British Telecom en Telefonica en heeft licenties op de technologie van Intertrust, Contentguard en de Open Mobile Alliance. Daarmee ondersteunt het de mediaformaten van RealNetworks, Microsoft en de algemene MPEG-videostandaard.
11
DRM levert media-exploitanten technologie voor beveiligde streams en downloads tot pc's, televisies, settopboxen en mobiele telefoons. Het biedt als het ware een alles-in-één DRMpakket voor alle mogelijke bestandsformaten en versleutelings- en distributietechnieken. DMDSecure doet niet aan encodering noch aan hosting van digitale bestanden, maar neemt louter de beveiligingstaak voor zijn rekening. De duurste softwarepakketten kosten tot ruim 500.000 euro voor een periode van drie jaar, waarbij de koper zelf al dient te beschikken over digitale kopij, klantenservice en elektronische betalingsvoorzieningen. De integratie van DMDSecure-software met de bestaande systemen duurt in de regel tussen de één en twee maanden. Directeur Rist Brouwer: "Uitgevers en providers besteden bijna alles in het DRM-traject uit. Maar ze hebben wel steeds meer kennis van de materie." Hij zegt in 2004 steeds meer beveiligingsbelangstelling te proeven van mobiele telecombedrijven en kabel- en satellietbedrijven. De producenten van media zijn volgens hem steeds vrijer in het beschikbaar maken van hun digitale werk en willen dat via zo veel mogelijk digitale kanalen verkopen. Verder signaleert hij dat mediabeveiliging ook binnen het bereik van de consument komt, niet voorbehouden blijft aan rijke ondernemingen. Steeds meer mensen maken digitale foto's en video's en zetten die online. DRM-technieken kunnen daarbij bepalen wie welke foto's en video's wel en niet mag zien. Het Engelse British Telecom laat zijn klanten digitaal materiaal publiceren zonder dat ze daarbij controle verliezen over wie wat te zien krijgt. Vooralsnog zijn het echter netwerkbeheerders en media-uitgevers en -exploitanten die beveiligingtechniek voor media toepassen. De kaarten op de audiomarkt lijken geschud, waarbij Apples iTunes en OD2-partners nu de beste hand hebben, wachtend op de reeds ingezette aanval van Microsoft. De markt voor veilige videodistributie ontluikt nog. Streamingspecialist Van der Ziel neemt in de loop van 2005 de Video Exchange (VDO-X) in bedrijf. Dat is een knooppunt voor internetverkeer waar louter audio- en videobeelden worden opgeslagen en verzonden van de uitgever naar de internetprovider van de eindconsument. Het platform ondersteunt alle gangbare bestandsformaten, DRM-technieken en afrekeningsmechanismen, op de Real-technieken na. "Nog te duur", oordeelt de ondernemer over Real. De kosten om gebruik te maken van het Nederlandse videoknooppunt beginnen bij 2000 euro per maand, licentiegelden en onkostenvergoedingen voor uitrol en beheer van het knooppunt en het Content Distributie Netwerk. Uitgevers kunnen behalve de distributie ook het betalingsverkeer, de encodering, encryptie en authentificatie laten verzorgen door de Video Exchange indien ze die diensten niet zelf willen beheren. De VDO-X is samen opgetuigd met mediamanagementbedrijf Vivesta en technisch dienstverlener Chess iT. De oprichter van VDO-x rekent voor hoe duur deelname aan het videoknooppunt is: "Voor deelname aan de een jaar durende pilot vragen we een maandbedrag tussen 2.000 en 4.000 euro, afhankelijk van de omvang en volume per partij om de onkosten te dekken. Dit is inclusief opslag, distributie, managementtools, dus ook DRM en transactie. Het is exclusief de transactiecontracten/kosten die rechtstreeks met banken worden afgesloten, en exclusief transitverkeer voor transport naar niet-VDO-X internetproviders." VDO-x moet een geheel
12
van overeenkomsten worden tussen providers, voor snelle distributie en lage kosten voor dataverkeer via onderlinge (peering) en decentrale distributie. Naarmate meer consumenten over breedbandige internetaansluitingen beschikken, groeit ook de vraag naar downloadbare liedjes en films. In de aard verandert er volgens Van der Ziel weinig voor bedrijven die hier gehoor aan willen geven. "De processen binnen bedrijven blijven hetzelfde, maar de invulling ervan verandert. Het grootste probleem is kwaliteitsbewaking, zorgen dat iets ook daadwerkelijk goed en tijdig wordt afgeleverd." Er bestaan al vaak distributie- en afrekenrelaties met eindconsumenten." Als voorbeeld geeft hij de nationale videoketens: "Er komt een moment dat consumenten moeiteloos een speelfilm kunnen downloaden naar hun televisie. Ze hoeven dan niet meer naar de videotheek om een film te halen. Dat betekent niet direct het einde van videotheken an sich, maar wel van hun werkwijze. Om te overleven moeten ze grote volumes films verkopen via internet. Daarvoor zullen ze samenwerkingsverbanden met internetproviders aan moeten gaan, voor distributie en marketing. Zo zorgen ze ervoor dat films zonder vertraging in de huiskamers afgeleverd worden. Daar komt bij dat de providers vaak al een afrekenrelatie met hun klanten hebben. Ze kunnen dus ook de videohuur gaan innen", klinkt de theorie. "Het verhuren van video's is niet rendabel bij dagelijks 1.000 videodownloads of -streams. Maar je mag dezer dagen blij zijn als je dagelijks 1.000 belangstellenden daarvoor hebt. Om een videodistributieketen te onderhouden, is toch zeker een bezetting van 5 man nodig voor facturering en klantenservice nodig en een technische investering van minstens 50.000 euro setup kosten. Als de prijs per film rond de 3,50 euro ligt, blijft daarvan circa 1 euro over voor de verkoper. Om winst te gaan maken moet je dagelijks tussen de 3.000 en 5.000 films verhuren." Televisiebedrijven, uitgevers en providers zien in dat ze nieuwe investeringen in techniek moeten doen om te voldoen aan de veranderde, digitaliserende, vraag naar media. Een typisch voorbeeld van die verandering is het feit dat telecombedrijf Versatel de uitzendrechten heeft verworven voor live voetbal voor drie seizoenen vanaf de zomer van 2005. De DRM-markt en daarmee de contentmarkt staan in de kinderschoenen, maar de contouren voor de basistechnologieën zijn zichtbaar. De muziekmarkt speelt een voortrekkersrol omdat muziek makkelijk te digitaliseren en te verspreiden is. Digitaal rechtenbeheer nam volgens Van der Ziel en Brouwer een vlucht naarmate te strijd tegen ruilnetwerken als Napster en later Kazaa intensiveerde. Rob van Andel verdiept zich met Digitalrightsmanagement.nl in de gevaren van DRM voor consumenten. Belangrijke nadelen van technologische media-inperkingen zijn volgens hem dat DRM het auteursrecht kan gaan overschaduwen. Het auteursrecht staat meer toe dan DRM, zoals bijvoorbeeld het maken van kopieën voor thuisgebruik. Daarnaast voorkomt DRM op dit moment dat auteursrechtelijk materiaal na 70 jaar in het publieke domein komt. De in licenties vastgelegde rechten zijn niet in tijd beperkt. Op zijn site waarschuwt hij als laatste dat DRM-systemen inbreuk kunnen maken op de privacy van consumenten. "DRM systemen gebruiken diverse mechanismen om gebruikers van het systeem te kunnen identificeren en monitoren. Daarmee schenden ze in feite het recht op anonimiteit. Dit heeft als gevolg dat de gebruiker bij het verwerven van de gewenste
13
content expliciet akkoord moet gaan met het verzamelen en opslaan van bepaalde persoonlijke gegevens." Van der Ziel vult aan: "Een ander groot probleem is dat de uitgevers de machtsverhouding naar zich toetrekken als het gaat om de macht over het gebruik. Wat als een uitgever failliet gaat, of bewust de licentievoorwaarden verandert? De consument heeft volgens de wet verhaal, maar in de praktijk is dit niet toe te passen. Daarbij is het vaak een keten van aanbieders: de artiest staat onder contract bij de muziekuitgeverij. Deze licenseert aan de white-label exploitant zoals OD2 en Lyzia, die op zijn beurt weer een overeenkomst sluit met een internet winkel zoals bijvoorbeeld Yeahronimo. Als een der partijen in de keten z'n overeenkomst verandert, kan dit gevolgen hebben voor de gebruiksovereenkomst bij de consument: men kan eenzijdig de licenties wijzigen." En papier dan? Het zijn momenteel vooral de uitgevers van muziek en films die met DRM-technieken werken. Uitgevers van kranten en tijdschriften díe hun teksten al op internet tegen betaling aanbieden, doen dat verder zonder de teksten tegen diefstal te beveiligen. Consumenten kunnen internetabonnementen kopen die vergelijkbaar zijn met abonnementen op papieren uitgaven. Via een inlognaam en wachtwoord krijgen ze na betaling toegang tot alle teksten op de website. De kostprijs voor een geschreven tekst ligt nu eenmaal veel lager dan die van een liedje of een film. Dat verlaagt de noodzaak tot versleuteling danig. Als de facto standaard voor tekstverwerking kunnen Microsofts Office-bestanden ook met DRM beveiligd worden. Daarvoor is gratis software te downloaden die als toevoeging geldt voor Windowd Servers. Deze vorm van beveiliging regelt wie welke bestanden wel en niet mag lezen, kopieren of printen. Vooral binnen de vertrouwelijkheid van bedrijfsmuren denkt Microsoft hiermee een markt te bedienen. Adobe heeft vergelijkbare DRM-technologie die op serverniveau de toegankelijkheid en het gebruik van PDF-documenten te regelen. Adobebeveiliging wordt gebruikt zowel binnen de bedrijfsmuren als voor officiële overheidspublicaties, elektronische boeken en andere kostbare digitaal beschikbaar gemaakt teksten. Uitgevers van tijdschriften en kranten gebruiken steeds vaker Zinio, gebaseerd op ContentGuard-kennis, om tegen diefstal beveiligde teksten via internet te verspreiden. Het Nederlandse ICT-tijdschrift Emerce van VNU verkoopt naast papieren abonnementen ook digitale abonnementen voor het blad. In hoeverre papieren uitgevers DRM in de armen sluiten, is nog maar de vraag. Al jaren proberen verscheidene - voornamelijk Amerikaanse - uitgevers het concept elektronisch boek voorbij het niveau van een mislukte hype te tillen. Tot op heden met weinig succes. De Amerikaanse boekenwinkel Barnes & Noble probeerde vanaf de eeuwwisseling geld te verdienen met de verkoop van elektronische boeken. Wegens gebrek aan belangstelling, mogelijk omdat men boeken liever van papier leest, besloot het bedrijf de elektronische boeken in 2003 uit de virtuele schappen te halen. Concurrent Amazon.com heeft de ebooken nog wel in de schappen liggen, maar verkoopcijfers zijn niet bekend. [Erwin Boogert, 8 april 2005]
14
A2 Overvloed aan kanalen: praatjes vullen de gaatjes Internet is gestandaardiseerd datatransport, traditioneel verbonden met de computerterminal, later pc. Dit breidt in snel tempo uit, met verschillende infrastructuren en terminals, ook mobiel. Parallel komt digitale televisie op, onder meer op internet. Netkwesties inventariseert de digitale kanalen aan de hand van hun mogelijke betekenis voor de Nederlandse media- en uitgeefsector. Een klein jaar geleden verscheen het rapport De Eindeloze Ether van vakblad De Ingenieur. Honderd pagina's optimisme en boude voorspellingen over het gebruik daarvan, zoals je die van technologiekenners mag verwachten. Deze deskundigen voorzien een grenzeloze groei van het aantal mediakanalen in de ether met de komst van nieuwe draadloze technologie. In combinatie met vaste verbindingen zal die binnen vijf jaar (dat wil zeggen uiterlijk in juni 2009) een einde maken aan de schaarste in IPbandbreedte en daarmee van mediakanalen. En de vraag ernaar is er al, aldus de schrijvers in hun conclusies: Technisch zijn er geen principiële belemmeringen voor een eindeloze ether; vooral op het gebied van muziek, film, sport en vertier blijkt er een grote behoefte aan een aanbod dat inspeelt op persoonlijke voorkeur. De woorden 'naar eigen keuze' en 'op het moment dat het mij uitkomt' duiden de kansen voor de ontwikkeling van een nieuw en rijk geschakeerd media-aanbod; Op het gebied van de nieuwsvoorziening is actualiteit de sterkste troef: breng het nieuws op het moment dat het gebeurt. In een grenzeloze ether is het nieuws altijd en overal toegankelijk; nieuwe mediatoepassingen kunnen best lonend zijn, zo leert de ervaring op internet. Breedband is voor de gebruiker niet synoniem met 'een gratis lunch'. Er kan geld kan worden verdiend als er maar wordt aangeboden wat de gebruiker van waarde vindt... de gebruiker kan zonder gekunstelde belemmeringen afstemmen op het media-aanbod dat het beste bij de eigen voorkeur past. Creatie van het aanbod om op deze vraag in te spelen zou een economisch speerpunt van Nederland moeten worden, aldus De Eindeloze Ether. De overheden voeren een achterhaald beleid van 'kanalen op de bon', met een verstikkende regulering van regelneven - en nichten. "De overheid die kennisland wil zijn en voorop wil lopen met innovatie heeft hier een kans. Stel als doel: de eindeloze ether is er binnen vijf jaar." In grote steden zou de overheid kunnen beginnen met aanleg van een dekkend draadloos net voor hoge snelheden, wifi. Dat zou 10 euro per inwoner per jaar kosten aan afschrijving en onderhoud. Het voorbeeld voor deze aanbeveling vormde ongetwijfeld Wireless Leiden, 's
15
wereld grootste net, door vrijwilligers gebouwd. Overigens is het gebruik niet overweldigend, ondanks buitenlandse belangstelling en hoge waardering. Maar dat kan nog komen, sms bestond ook ruim tien jaar voor het gebruik aansloeg. Maar al even later somt De Eindeloze Ether problemen op die geen overheid kan oplossen: "De belangrijkste praktische belemmeringen die moeten worden overwonnen voor het tot stand brengen van een eindeloze ether liggen op het vlak van de kwaliteit van het mobiele netwerk, gebruiksgemak, de gehanteerde businessmodellen en de auteursrechtbescherming." Deze traden ook naar voren tijdens een discussie over het rapport waarover Netkwesties uitgebreid berichtte, zeker in het kader van dit artikel nog heel lezenswaardig. Wellicht de belangrijkste omissie in dit rapport en de discussie is het ontbreken van principiële vragen: in wiens belang is de enorme uitbreiding van kanalen en wat doen die bevoordeelden er vervolgens mee? En ten koste van wie of wat? In het vaste internet blijkt dit voornamelijk chatten te zijn en het ruilen van muziek, wat email en tot slot informatievoorziening en zo nu en dan een transactie. Bij mobiel bellen is het niet anders, al hobbelt de muziek er een paar jaar achteraan nu de telefoon anno 2005 standaard een mp3-speler krijgt. En bij de volgende generatie is een spelcomputer (PSP van Sony) met video en belfunctie en internet gemeengoed, dankzij UMTS-verbindingen. In die zin lijkt het alsmaar uitdijende aanbod van zendmogelijkheden de traditionele zendende partijen geen goed te doen: de spoeling aan publiek wordt over meer opeisers van aandacht verspreid, waarbij de communicatie en de ontspanning biedende signalen - als muziek, pret, soap en sensatie - de mediaconsumptie gaan overheersen. Terug naar de technologie, waarover dit artikel per slot van rekening handelt. Welke opkomende kanalen kunnen we onderscheiden, hoe breed en diep zijn ze, en welke huidige kanalen vervangen ze of vullen ze aan? We praten in megabit per seconde (Mb/s), 1 miljoen tekens per seconde. Dat kunnen de meeste breedbandverbindingen nu aan. Inbellen vindt plaats tegen 56 Kb/s, zo'n 50.000 tekens per seconde. Dus breedband is twintig keer sneller, maar momenteel telt vooral dat breedband geen telefoontikken kost. De meeste tijd besteden mensen aan activiteiten die weinig capaciteit vragen - e-mail en chatten - en onderwijl downloaden ze (illegaal aangeboden) muziek en films. Internet via ADSL ADSL over de bestaande koperen telefoonlijn wordt momenteel door partijen als KPN, BBned, Versatel en Tiscali aan consumenten aangeboden voor snelheden tot maximaal 8 Mb/s, in een aantal gebieden tot maximaal 4 Mb/s. De laatste snelheid is al voldoende om een film tegen goede kwaliteit te bekijken. De zendsnelheid per abonnee ligt op maximaal 1 Mb/s. Om meer personen in een huishouden naar films of televisie te laten kijken is een hogere snelheid nodig. Over dezelfde telefoonlijnen is dat mogelijk met ADSL2+ moeten snelheden tot meer dan 20 Mb/s mogelijk maken.
16
Teneinde in een huishouden drie apparaten tegelijk van een videosignaal te voorzien televisies, pc's dan wel videorecorders - is een constante datacapaciteit nodig van 6 en 10 megabit per seconde. Dat is met het huidige ADSL-net niet mogelijk. ADSL2+ heeft een maximum downloadsnelheid van 24 megabit per seconde en een uploadmaximum van 3 megabit per seconde. Hoe verder een aansluiting is verwijderd van een KPN-wijkcentrale, des te lager de downloadsnelheid. KPN zegt eind 2005 70 procent "gemiddeld 12 megabit per seconde" kan aanbieden, dus ver onder het maximum van 20Mb/s. Versatel biedt zijn voetbalabonnement aan met 20Mb/s ADSL, inclusief voetbal voor 40 euro per maand. Dat is een prijs- en snelheidsdoorbraak tegelijkertijd. Het voetballen zegt Versatel pas na 1 jaar te zullen afrekenen, tot dan is het 'gratis'. De leverbetrouwbaarheid van Versatel is in de consumentenmarkt in de praktijk is tot nu toe niet aangetoond, van KPN wel. KPN begint eind 2005 met een test met VDSL, de 'very fast digital subscriber line': goed voor 52Mb/s ontvangst en 13Mb/s verzenden. De afstand tot de centrale mag hooguit 1,2 kilometer bedragen. Om in 2006 iedereen op VDSL te zetten is apparatuur nodig in 30.000 wijkverdelers, een dure ingreep. Maar dan kan ook iedereen vrijwel onbeperkt data ontvangen en zenden. Internet via de tv-kabel De coax tv-kabel gaat in snelheid ongeveer gelijk op met ADSL, maar heeft wat meer potentie voor groei. De maximale snelheid ligt in de praktijk op grofweg 10 Mb/s, in een aantal gebieden op 8 Mb/s of 4 Mb/s om data te ontvangen ('download') en voor verzenden ligt de snelheid lager dan bij ADSL, op gemiddeld 10 tot 15 procent van de ontvangsnelheid. UPC kwam recent met Chello Extreme met een ontvangst van 20 Mb/s en 1 Mb/s verzenden. Dat kost dan 80 euro in de maand, het dubbele van het Versatel-aanbod. Over het UPC-kabelnetwerk zijn nu al snelheden tot 30 Mb/s mogelijk, getest in Almere. Een test in Amsterdam met snelheden tot 50 Mb/s staat op stapel. Essent Kabelcom test met zijn product @Home in Zuid-Nederland ook snelheden tot 50Mb/s. Peter Wehrmeijer van de Vecai wijst op de meest vergaande proef tot nu toe, van Essent in Boxmeer: "Dit is Ethernet to the Home. Het belangrijkste voordeel van dit product is de eenvoud voor de klant, want die heeft geen extra apparatuur nodig in de vorm van een modem. In de aansluitdoos voor radio en televisie is ook een 10BaseT ethernetaansluiting aangebracht. De klant die hierop zijn PC aansluit krijgt een welkomstscherm te zien en kan door de instructies te volgen een internetabonnement afsluiten en is direct online. De techniek is inmiddels zover ontwikkeld dat ook 100BaseT [100 Mb/s] kan worden aangeboden. Met EuroDocsis-modems zijn snelheden tot 50 Megabit per seconde haalbaar. De beperking zit daarbij niet in het kabeltelevisienet, maar in de standaard modems. Er wordt echter gewerkt aan de volgende generatie kabelmodems, die volgens Cisco meer dan 200 Mb/s moet gaan bieden." Casema het bedrijf komt eind dit jaar met een kastje waarmee je zowel de pc als de tv van tvsignalen via internet kunt voorzien, en ook digitale tv in huis haalt. En dat moet de klant met één toetsenbord kunnen bedienen. Voor hem moet het niet uitmaken hoe en wat als hij maar
17
veel kan kiezen. Hij kan bijvoorbeeld dan met de pc het tv-programma voor die avond samenstellen. Glasvezel tot aan woningen Met Onsnet stampte Nuenen dankzij inzet en een ingenieuze financieringsconstructie met vijf miljoen euro EZ-subsidie een 7.300 aansluitingen tellend glasvezelnet in de grond. Dat is veruit het grootste in Nederland. Het is de proeftuin bij uitstek voor nieuwe toepassingen, die kleinschalig zijn getest met glasvezel verbindingen in Kenniswijk in Eindhoven en Helmond. Het glasvezelproject in Almere telt zo'n 1.700 aansluitingen. Exploitant Unet, die daarop tot 2008 exclusief diensten mag aanbieden, wil als eerste in Nederland in 2005 of 2006 de sprong wagen naar hoge-resolutie-tv met mpeg2-kwaliteit wat per kanaal 18 tot 24 megabit vergt. Dit betekent simpelweg een ongeëvenaarde beleefervaring met beeld en geluid, voor de fijnproevers. Hoewel Neelie Kroes overheidsinvestering in glasvezel aan banden legt, investeert Den Haag toch ruim, met zo'n 10 miljoen euro, in een net dat in eerste instantie voor het onderwijs is bedoeld, maar na die eerste fase uitgebreid moet worden. Wellicht dat kabelaar Casema meedoet. Citynet in Amsterdam rondt de aanbesteding voor aanleg van een glasnet voor 40.000 woningen in 2005 af en kiest ook een exploitant. Rotterdam gaat inmiddels wel met BBned (dochter van Telecom Italia) twee wijknetten (Nesselande en Lloydkwartier) exploiteren voor aanbod van snel internet, tv en telefonie. Voorts zijn onder meer steden als Enschede, Deventer, Delft en Den Haag in de weer met glasvezelplannen. Maar het grootste plan heeft woningbouwvereniging Portaal, die 50.000 woningen van glasvezel wil voorzien binnen de door minister Dekker aangegeven grenzen. Dat zijn aantallen die ertoe doen, al moet de eerste spade de grond nog in. Toepassingen De dubbele ontwikkeling - alles naar (TCP-)IP, zeg maar internet, en transport met veel hogere snelheden - opent een scala aan mogelijkheden voor nieuwe toepassingen, met name met video. De grootste belofte voor 2005 is nog niet televisie - dat duurt wel tot zeker 2006, 2007, maar heet Voice over IP (VoIP), ofwel bellen via de internetverbinding. Voor drie tot vier tientjes per maand heeft de consument de beschikking over een internetverbinding waarop hij ook de gewone telefoon kan aansluiten en zijn KPN-nummer kan behouden. Het betalen per minuut gaat eruit. De verwachting is dat beeldtelefonie daarmee gemeengoed kan worden. Vooral Wanadoo (van France Telecom), BBned (Telecom Italia) en Tiscali blazen in de bus met deze dienst, maar stap voor stap komen alle internetaanbieders ermee, ook Planet Internet, het Net en Xs4all van KPN die eind mei zijn VoIP-aanbod presenteert. Het hardst timmert momenteel kabelexploitant UPC aan de weg met aanbod van bellen over IP. Met technologische voorlopers als Rits Telecom, Solcon en Skype is dit al mogelijk. Nieuwe toepassingen zijn er nog niet veel, behalve dat je met zo'n VoIP-telefoonnummer op alle pc's
18
ter wereld bereikbaar bent. Maar de golf aan uitvindingen zal nog komen, zeker in combinatie met televisie en radio die ook over IP zullen gaan.
Televisie Over ADSL televisie aanbieden wordt nu nog schaars gedaan. Xs4all richtte de Stichting DSL-TV op, die al een derde proef in twee jaar tijd doet. Snel gaat deze ontwikkeling dus niet. Onderstaand wat cijfers over kosten en gebruik van DSL-televisie. Moederbedrijf KPN timmerde flink aan weg met KPN Breedbandportal, maar tevergeefs. Ondanks gratis inschrijving bleef het aantal abonnees gering. De rechtstreekse uitzendingen van alle Olympische sporturen op televisie in de zomer van 2004, over een verschillend aantal kanalen, werd zelfs zo'n flop dat KPN geen cijfers beschikbaar durfde te stellen. Maar niettemin moet 2005 het jaar worden van het succes van televisie over internet, vooral daar waar de installateurs van de aanbieders de koppeling maken naar de televisie. Dan is 'IPTV' of 'DSL-TV' dan wel 'internettelevisie' niet meer gebonden aan de pc die in principe minder geschikt is om rustig gedurende langere tijd naar te kijken. Voor het einde van 2005 wil Versatel 100.000 voetbalklanten op zijn ADSL-netwerk hebben. Eind 2008 moeten dat er 500.000 zijn. Canal+, de huidige eigenaar van de liveuitzendenrechten, heeft circa 250.000 voetbalklanten. Dat is 3,8 procent van de Nederlandse huishoudens. Momenteel beschikken 3,2 miljoen Nederlandse huishoudens over een tv-kabelof ADSL-abonnement voor internet. Wanadoo Nederland sluit aan in de rij met internetproviders die IP-TV aankondigen. Het dochterbedrijf van France Telecom zegt "in de tweede helft van 2005" te beginnen met televisie via ADSL. De zogeheten Livebox van Wanadoo is een modem dat ADSL-, televisieen telefoniesignalen in een huishouden kan verspreiden. Deze partijen spelen met 'triple play': het aanbod van internettoegang en aanpalend daaraan televisie en telefonie. De telecompartijen en kabelexploitanten geraken in felle concurrentie met dit aanbod. Een opvallend investerende partij op internet is RTL. Dit concern kwam met gratis 'streaming', dat wil zeggen tv-zenders die via internet zijn te volgen, met name RTL-Z voor de zakelijke markt. Daarnaast introduceerde RTL ook betaaldiensten, zoals voor uitzendingen en clips op RTLvideo.nl, als concurrent van Uitzending Gemist van de publieke omroep, dat overigens gratis is. Stef van der Ziel, belangrijkste Nederlandse deskundige op dit gebied, ziet vooral veel in de opkomst van technologie om video standaard te coderen, waardoor video en tv met High Definition-kwaliteit (HD) in zicht komen. "Nieuwe dvd-standaarden als Blu-Ray en HD-DVD (2006) zijn op die standaard H.264 gebaseerd en Windows Media 9 als optionele codec. DVB-IP komt eraan, ook met H.264. Dan wordt televisie met HD-kwaliteit haalbaar met 5 tot 8 Mb/s, in plaats van de 19 Mb/s tot nu toe. Met de opkomst van geavanceerde codecs,
19
distributieservers en snelle breedbandverbindingen van 10, 20, 30 en zelfs 100 Mb/s is HDTV dichterbij dan ooit." Ook hier voert technologisch optimisme de boventoon. Breedbanddorp Op kleine schaal is ook het nodige mogelijk volgens de zieners. "Een huwelijksvoltrekking of uitvaart? Iedereen kan die op de pc zien, mits betrokkenen toestemming geven. De pastoor weet wel raad met breedband, maar ook de artsen, de zorg, scholen en niet te vergeten de voetbalclubs". Kees Rovers stoeit al zo'n dertig jaar met nieuwe media. Hij begon met videotekst, maar heeft nu zijn walhalla gevonden met OnsNet in Nuenen. Rovers is een 'believer' en heeft het evenmin als mijnheer pastoor erg op ongelovigen: "Wat ze met ADSL en internet over de kabel doen is het laatste restje steenkool uit de mijnen peuren. Het heeft geen toekomst. Die is voor glasvezel, maar de bestaande kongsie van grootbanken en telecombedrijven houdt de innovatie tegen." Webradio voor ouderen, vrijwel iedereen met een pc op een wifi-modem om thuis en op de pleintjes van Nuenen draadloos te internetten. Bellen over glas komt eraan en dan ook televisie. Nu is het allemaal nog gratis, straks niet meer. De Eindhovense wijk Tongelre mag Onsnet onder dezelfde voorwaarden glas bieden. Dus de Turken van Tongelre MSN'en en bellen straks via glas, krijgen veel Turkse zenders en een enkeling probeert een videofilm van de een familiebijeenkomst naar het land van herkomst te brengen. Rovers: "Jullie succes is de kneuterigheid, zei iemand mij. Ja, dat is toevallig wel zo. Je moet klein durven zijn en het groots durven aanpakken. Maar vergeet niet hoor: de consument ontketent zich van de trage verbindingen en raakt ontketend van de mogelijkheden. Nu de infrastructuur er is, wordt die vraaggestuurd. Dit komt mensen ten goede, niet op de eerste plaats dure consultants en sluwe aandelenhandelaren." Dat is een visie, zoals er nog weinig te ontwaren zijn. Naar verluidt is de zender Tien ook zo'n multimediastrategie aan het ontwikkelen, met communicatie als minstens zo'n belangrijke component in de ontwikkeling en inkomstenmodellen dan distributie (televisie en radio). Kosten en macht zenders Wat kost dat nu zoal? Die vraag krijgt nieuwe dimensies. Zo kwamen er al berichten naar buiten dat de commerciële omroepen het nieuwe machtsblok van John de Mol dwars trachten te zitten door Versatel een behoorlijk bedrag te vragen voor het mogen doorgeven van de signalen van RTL en SBS. Tegelijkertijd vragen de publieke omroepen aan de kabelexploitanten om voortaan meer rechten te betalen aan de omroepen zelf en rechthebbenden. In een rechtszaak is een pas op de plaats gemaakt om te onderhandelen. Hoe eindeloos die ether en kabelcapaciteiten ook mogen worden, het vullen ervan is nog niet zo eenvoudig. Een goed voorbeeld is genoemd Unet dat consumenten nog maar moeilijk kan aantrekken. Ger Bakker, directeur van Unet in Almere, meldt dat er nog slechts 200 van de
20
1.700 huishoudens daadwerkelijk diensten afnemen. De rest zit vast aan, of wil niet weg van abonnementen van UPC en KPN, de concurrenten. Dit remt de aanbodontwikkeling ook. De marketing moet beter, vindt Unet, dat de prijs van 80 euro per maand voor breedbandinternet splitste in abonnementen voor 79 en 59 euro. De laatste biedt 'maar' 50 tv-zenders, vier-megabitinternet en minder vrije telefonieminuten. "En we verlagen de prijs van settopboxen van 350 naar 150 euro en we gaan flatscreen-tv's voor bodemprijzen meeleveren", belooft Bakker. Hij wil met Unet ook elders in het land op glasvezel de diensten gaan bieden, onder meer voor Portaal. Deze woningbouwvereniging wil 50.000 huurwoningen van glas voorzien om dan voor slechts 50 euro per maand supersnel internet, honderd tv-zenders en beeldtelefonie kunnen aanbieden. "Voor de prijs die zij in gedachten kunnen wij het niet doen, maar we praten er wel over", zegt Bakker. Opta, toezichthouder op de telecommarkt, gaat de kosten van kabelexploitanten onderzoeken. Het vermoeden rijst dat deze te hoge winstmarges halen op de basispakketten radio- en tvsignalen, waarmee ze een monopolie bezitten in hun regio's. Het is belangrijk te weten wat de kostprijs is, ook voor digitale kanalen. Netkwesties vroeg 'offerte' bij CaiW in het Westland, een vooruitstrevende partij. Deze hanteert voor elke gegadigde dezelfde voorwaarden, zoals bijvoorbeeld voor KPN die toegang tot de kabel vroeg met een niet nader omschreven digitaal pakket. CaiW gaat uit van 'zes digitale kanalen van elk 8 MHz downstream en één kanaal van 3,2 MHz upstream'. Het upstream-kanaal betekent dat de aanbieder ook zijn abonnees wil kunnen laten zenden, uiteraard via een IP-verbinding (internet). Dat laatste is voor kabelexploitanten niet zonder meer in het eigen digitale pakket opgenomen en vergt extra kosten. Met 90.000 netwerkaansluitpunten vraagt CaiW dan voor genoemd pakket 200.000 aan eenmalige investeringen en vervolgens 500.000 euro per jaar. Dit komt grofweg neer op 60.000 euro per digitaal te distribueren kanaal en 140.000 euro voor het 'upstream'. Gezien de grofheid van de getallen, mede ingegeven door het niet geheel serieus nemen van het KPN-verzoek, is de vraag of die de realiteit weerspiegelt. Wie alle 6,2 miljoen aansluitingen in Nederland wil bereiken zou dan per kanaal zou grofweg vier miljoen euro moeten ophoesten; anders gezegd: zo'n 70 eurocent per jaar per kijker voor een eigen kanaal. Nu betalen kabelabonnees gemiddeld zo'n 11,50 euro per maand voor gemiddeld 32 tvzenders en 35 radiozenders analoog. Met digitaal komt capaciteit vrij. Per 1 januari telde de kabel nog maar 100.000 digitale aansluitingen, maar dit aantal stijgt in 2005 erg snel door gratis aanbod van, dan wel overgang naar digitaal. We vroegen hetzelfde bij Xs4all, dat proeven houdt met DSL TV, aanbod van televisiestations over ADSL-verbindingen. Volgens technisch directeur Simon Hania zijn de kosten gering: "Ja, partijen kunnen kanalen huren. Dat kost eenmalig 15.000 euro waarmee je ten minste 5000 kijkers tegelijk zou kunnen bereiken. Dan komt daar nog de bandbreedte bij van 15 euro per Mb/s per maand."
21
Voor een beetje kwaliteit is wel 1Mb/s nodig, dus dat is het bedrag per kijker per maand indien deze onafgebroken zou kijken. De kijker doet dat niet, maar laat wel makkelijk een station aanstaan. Xs4all biedt nu zeven zenders aan: voor 3,95 euro per maand voor 450 Kb/s en 7,95 euro per maand voor de 1 Mb/s-verbinding. Dat laatste betekent dat met 15 euro kosten voor 1Mb/s en minder dan 55 procent van de tijd kijken de kosten al zouden zijn terugverdiend. Er komt echter nog aanzienlijk meer bij aan administratieve lasten, helpdesk, enzovoorts, als de dienst serieus wordt. De Stichting DSL-TV - de open structuur maakt deelname van meer partijen mogelijk - biedt acht kanalen: van Travel TV en Mezzo klassieke muziek tot Trace tv met urban dance en Spice Platinum met 24 uur hardcore seks. Dat laatste leidt wellicht tot de door de site genoemde belangstelling van 160.000 huishoudens in een vorige proef, want DSL-TV wordt nooit ergens genoemd. Volgens technisch directeur Simon Hania is er vooral voor radio, maar ook voor televisie wel een 'business case' mogelijk met verspreiding van tv-zenders via ADSL: "Een zender als FunX staat keurig open voor de hele wereld met een server in een rek voor 95 euro per maand inclusief 500 gigabit (= 500.000 megabit) aan verkeer. Dat laatste is maar voldoende voor een paar continue kijkers per maand op 1Mb/s. Voor radio liggen de gebruikskosten een stuk eenvoudiger. Mobiele technologie Ditzelfde plaatje schetsen voor mobiele technologie is in beperkte mate mogelijk. De volgende technologieën dienen zich aan: UMTS 'UMTS = U Moet Terug Storten' grapte Adam Curry na de veel te hoge opbrengsten van UMTS-veilingen (meer dan 100 miljard euro in heel Europa) in Europa waarvan de licenties waardeloos leken te zijn geworden. Maar de licenties zijn voor een groot deel afgeschreven en KPN en Vodafone tuigen in hoog tempo hun netten op. Vodafone gaat het hardst, met naar eigen zeggen zo'n 60 procent bereik van de Nederlandse bevolking. Voor 75 euro per maand aan vaste kosten kunnen abonnees van Vodafone en KPN onbelemmerd van hun verbinding gebruik maken. Ze hebben altijd internettoegang met officieel zo'n 384 Kb/s snelheid, in de praktijk zo'n 300 Kb/s. Dat is voldoende voor televisie en videotelefonie op klein formaat. Over gebruik is weinig tot niets bekend. UMTS vraagt de aanleg van een compleet nieuw netwerk. Dat is niet nodig voor het aanbod van Edge, een technologie voor snelle data in het huidige gsm-telefonienet. Dat is in feite een verhoogde snelheid van GPRS, de huidige technologie onder mobiel internet (en onder Imode van KPN). Telfort biedt vanaf deze aanstaande zomer Edge aan. Is GPR goed voor een snelheid van 40 Kb/s, Edge komt tot 140 a 240 Kb/s. Dat is ongeveer de helft van UMTS. Een abonnement daarop gaat minder dan de helft kosten, 30 euro per maand, en biedt dan altijd over internettoegang tenminste 80 procent van Nederland.
22
Nieuwe UMTS-varianten zullen vanaf 2007 veel hogere snelheden mogelijk maken, maar daarvoor zijn dan weer nieuwe toestellen nodig.
Wifi en Wimax Wifi (Wireless Fidelity), ook wel W-Lan genoemd, biedt draadloze internettoegang aan met een snelheid van 11 Mb/s. Nadeel is dat dit over een afstand van hooguit 150 meter vanaf een antenne mogelijk is. Maar de capaciteit is groot genoeg voor goede kwaliteit video op de pc of andere apparatuur met een wifi-verbinding. Dit is ideaal om in huis- en kantooromgevingen draadloos te internetten, ook bijvoorbeeld in de tuin. Worden de antennes in het openbaar aangeboden dan is sprake van wifi-hotspots. Grotere hotels en restaurants, congres- en beurscomplexen bieden dit aan, tegen betaling. Gewenning aan gebruik is er nog niet. Met jongere technologie wordt een snelheid van 54 Mb/s mogelijk. Belangrijker is de uitbreiding naar grotere afstanden voor wifi, en dat komt in 2006 grootschalig in de markt dankzij Intel, met afstanden tot tientallen kilometers. Onder meer etherbedrijf Nozema en telecombedrijf Enertel storten zich op deze markt. De laatste zet ook in op 'wireless local loop' (WLL) die het in principe mogelijk maakt om elk huishouden in Nederland een alternatieve breedband internetaansluiting aan te bieden in plaats van ADSL of tv-kabel, vanaf een antenne in de wijk. De aanvankelijke beloften van deze technologie zijn nog niet waargemaakt. Digitenne Draadlos is ook de internationale standaard voor het digitaal doorgeven van radio- en televisie zenders via de ether, de zogenaamde DVB-T standaard (Digital Video Broadcasting Terrestrial). Op 31 januari 2002 heeft Digitenne officieel de vergunning gekregen om de komende 15 jaar DVB-T-uitzendingen in Nederland aan te bieden. Het bedrijf is voor 40 procent in handen van KPN, voor de rest van de Nozema, publieke en commerciële omroepen. Digitenne verkoopt zelf diensten evenals KPN en Scarlet, als een goedkoop alternatief voor het abonnement op kabeltelevisie. Recent is daar een variant voor in de auto aan toegevoegd. Toepassingen Lang uitweiden over mobiele toepassingen heeft weinig zin, daar ze niet op, maar voor de drempel van acceptatie staan. Dat blijkt vooral uit de afname van diensten via Vodafone Live en I-mode van KPN: die vallen tegen. Het aandeel data in de gsm-opbrengst groeit evenmin snel en die toename is nog vooral aan sms te danken. Na de mobiele soap Jong Zuid voor GPRS heeft Media Republic recent de 'eerste Nederlandse mobiele tv-zender' 2Go.tv gelanceerd met Vodafone. "Dat is een vernieuwende
23
manier van TV maken omdat de content puur voor mobiele telefoon ontwikkeld is. Ook het komende jaar zal Media Republic een aantal mobiele tv-formats ontwikkelen", zegt algemeen directeur Bas Verhart. In samenwerking met MSN en Telfort zal Media Republic dit jaar Eccky.com lanceren (zie weblog over de ontwikkeling ervan), het product dat consumenten in staat stelt samen een virtueel kindje te maken en op te voeden. "Mobiel speelt in dit product een zeer belangrijke rol. Ieder virtueel kindje is uniek in de wereld en beschikt over een vocabulaire van 80.000 zinnetjes. Via Mobiel kun je straks in de kroeg een levensechte conversatie hebben met jouw Eccky." Streaming servers voor mobiele toepassingen kostten voorheen 40.000 tot 100.000 euro per licentie. Reken daarbij forse hardware en implementatiekosten en het streamen van content naar mobiele telefoons leek beperkt tot een exclusief groepje aanbieders. Recent is dit hele pakket voor 13.000 euro op de markt gekomen. Dan moet de consument voor de verbindingen betalen. Via UMTS, GPRS en Edge kunnen consumenten of (belangen)groepen ook zelf 'televisie en radio maken'. Een videocamera en het toegankelijk maken van als wap-bestanden volstaan. Anderen krijgen die bestanden vervolgens als download voorgeschoteld voor hun apparaat en kunnen dat bekijken/luisteren wanneer ze dat zelf wensen. Net als op vaste verbindingen - met Kazaa en Bittorrent - zal ook mobiel het onderling uitwisselen en de kleinschalige distributie de boventoon voeren. Conclusies; de consument 'Eindeloos' is noch de uitbreiding van de ether, noch de uitbreiding van vaste verbindingen. Wel verveelvoudigen de capaciteiten zich momenteel, maar van vaste verbindingen in een veel hoger tempo dan mobiel. Vervolgens is er op die vaste verbindingen over korte afstand wel weer veel draadloos mogelijk, dankzij wifi. Dit betekent dat op centrale punten in huis veel materiaal via breedband binnenkomt en vandaar draadloos naar veel terminals gaat, zoals in het Streamium-cencept van Philips. Dat is goed bedacht, maar ook hier is het wachten op omarming door consumenten. Maar wifi in het openbaar komt te traag van de grond, het wachten is op de opvolger Wimax, Datzelfde geldt eigenlijk in vaste verbindingen voor glasvezel tot aan woningen. De ontwikkeling is traag en te marginaal om van betekenis te zijn voor grootschalige diensten. Bovendien blijkt het als gevolg van de kleine schaal moeilijk om deze netten goed te exploiteren, net als dat met wifi-hotspots het geval is. Veel dichterbij komen de mogelijkheden met uitbreidingen van internet via de telefoonlijn (ADSL2+) en meer nog via de tv-kabel. Maar uiteindelijk is de vraag wat de consument met die technologie zal doen. Daarover heeft Dialogic in Utrecht rapporten gemaakt uit dagboekonderzoek met proefpersonen in Kenniswijk. Onder Breedbandgebruiker is een rapportage aan te vragen. Hieruit blijkt dat personen met breedband hun levens veranderen. Ze verrichten een toenemend aantal taken achter de pc, vooral ten aanzien van sociale contacten. Communicatie voert de boventoon, daarnaast het zoeken en verwerken van informatie. Nieuw is het
24
toenemend gebruik van de dienst Uitzending Gemist van de publieke omroep, vooral waar een verbinding is gemaakt met de tv. Kijkend naar de consument en na het gebruik van een veelheid van toepassingen stelt Netkwesties vast dat het inzetten op 'streaming' - de huidige televisiezenders onder IP brengen voor het bekijken op de pc - weinig zin heeft. Het hele gebruik van internet tot nu toe duidt op de eerste plaats op wensen aangaande communicatie en ten tweede op het kunnen nuttigen van informatie en vertier op de momenten dat de man/vrouw aan de knoppen dat zelf wil. Groei van IP-bandbreedte is wel gunstig om steeds meer zenders voor kleine doelgroepen via internet op televisie te brengen. Dat is anders voor radio, want dat heeft minder bandbreedte nodig en kan beluisterd worden tijdens het internetten. Dit betekent dat een model als DSL-TV in onze ogen meer een nieuw transportmiddel is voor televisie dan een belangrijke toepassing van internet voor de gebruiker. Veel interessanter zijn mogelijkheden met video-on-demand en combinaties van bewegend beeld en informatie. In dit verband is ook de opkomst van digitale videorecorder, zoals de Tivo die KPN wellicht zal distribueren, van belang. Het sluit aan op de groeiende eisen van gemak en willen kijken wanneer de consument dat wil. Gewenning aan zo'n kijkpatroon heeft tijd nodig. Dat laatste geldt ook voor mobiel. Niet enkel lopen technologische ontwikkeling en bandbreedtegroei niet gelijk op aan vaste verbindingen, ook is er anders dan op vaste verbindingen geen constante exponentiele groei van het gebruik van mobiele data zichtbaar. Dat wil niet zeggen dat die er niet komen, maar op wat langere termijn. Maar vooralsnog zal, in tijd gemeten, vooral tekst, gevolgd door spraak, de meeste gaatjes op de nieuwe kanalen vullen. Zoveel meer tijd hebben mensen niet om video te kijken dan ze nu al doen op televisie met het standaardpakket en de programma's die ze kennen. [Peter Olsthoorn, 23 mei 2005]
25
A3 Technologie verlaagt online uitgeefdrempels Gespecialiseerde internetpublicaties winnen onder consumenten aan belangstelling. Ze gaan handig met technologie om - iets waar de grote uitgevers van kunnen leren. Voor nieuws over draadloos internet (wifi) en internettelefonie bezoeke men weblog Hotspot.nl, voor nieuws over Apple computers de amateuruitgaven MacOSX.nl of MacNed.nl. Voor ontwikkelingen in de kampeerbranche laat men de Kampioen van de ANWB links liggen voor weblog Kampeerzaken.nl. Dit soort gratis internetuitgaven lokt lezers weg van de sites van kranten, tijdschriften en omroepen. Gespecialiseerde 'internetvakbladen' gebruiken op hun beurt wél het nieuws van de algemene nieuwsuitgaven om hun lezerspubliek te bedienen. Bovendien zijn ze in staat om een deel van de internetadvertentiemarkt naar zich toe te trekken, ook zonder daar zelf al te grote inspanningen voor te hoeven verrichten. Kluwer-maandblad Tijdschrift voor Marketing probeerde zijn 'papieren lezers' via de site Marketing-Online.nl aan zich te binden. Met weinig succes. Een merknaam blijkt niet voldoende voor een papieren uitgever om ook op internet mee te spelen. Kluwer concurreert met particuliere webuitgaven als Frankwatching.com en vooral Marketingfacts.nl. Dat leidde er onlangs toe dat de uitgever de webloggers van marketingweblog DutchCowboys.nl aantrok om gezamenlijk een marketingsite te beheren, in de hoop een digitaal lezerspubliek aan zich te binden. Kleine niet-particuliere uitgevers kopen voor een paar honderd dollar al een licentie op een volwaardig contentmanagementsysteem (CMS). Voor dat geld kunnen maximaal vijf auteurs een onbeperkt aantal weblogs volschrijven. Quote Media is een Nederlandse uitgever die voor dat luttele bedrag aan technische kosten een professioneel georiënteerde website onderhoudt op Quotenet.nl, een weblog voor de Quote-doelgroep dat iedere werkdag doorlopend wordt onderhouden. Een vorige versie van de website van Quote kost miljoenen aan technologie, weggegooid geld. Behalve deze betaalde software als MovableType bestaan er ook tal van gratis downloadbare CMS-pakketten. Het open source-pakket Wordpress, geschreven in PHP, is gratis te downloaden via de gelijknamige site. Gespecialiseerde gebruikers fungeren in de discussiefora als niet-betaalde helpdesk en via een wiki, een vrij bewerkbare internetpagina, maakten de gebruikers gezamenlijk een handleiding. Van Nederlandse makelij is het CMS Pivot, ook geschreven in PHP en gratis te downloaden. Zonder lange en dure implementatietrajecten, zoals wel nodig met het eveneens gratis Nederlandse systeem MMbase (in gebruik bij Ilse) zetten uitgevers hiermee flexibele en naar eigen smaak aan te passen websites op. Wandelaarswalhalla
26
Wessel Zweers (ook eindredacteur van Netkwesties) onderhoudt sinds drie jaar een weblog over wandelen, de Tweevoeter, met de serversoftware van MovableType. De site richt zich op internetgebruikers die hobbymatig of uit hoofde van hun beroep met wandelen bezighouden. Dagelijks verwerkt de site tussen de 2.500 en 3.500 unieke bezoekers. Tweevoeter.nl is illustratief voor hetgeen technisch mogelijk is met relatief goedkope software, zowel in de wijze waarop de site is opgezet als in de manier waarop hij wordt bijgehouden. De sitebeheerder opereert ondertussen kostendekkend, mede vanwege het doorplaatsen van inhoudelijk relevante Google AdSense-advertenties. Zweers werkt dagelijks 1 tot 2 uur aan het onderhoud van zijn site. Toch wordt de site de hele dag door gevoed met nieuwe berichten, dankzij het binnenhalen van berichten van derden met behulp van RSS. "De berichten die ik zelf schrijf zijn gebaseerd op tijdschriften, nieuwssites en toegestuurde persberichten. Informatie van externe bronnen haal ik via RSS-feeds binnen op mijn server. Dat gebeurt met het gratis script zFeeder. Het weerbericht haal ik voorlopig nog van de internetsite van de SBS6-weerman. Daarnaast betrek ik een deel van het nieuws van Trouw.nl, uit het katern Natuur & Milieu. Dat gebeurt overigens niet via RSS, maar via een stukje script dat Trouw gratis ter beschikking stelt aan sitebeheerders. Verder heb ik een samenwerking met Dewandelsite.nl, een site die wandeltochten organiseert. De agenda met wandeltochten wordt ook weer doorgeplaatst naar de Tweevoeter. Als tegenprestatie publiceert Dewandelsite.nl weer Tweevoeter-content in zijn nieuwsbrief." Via RSS plaatst Tweevoeter.nl ook advertenties van Marktplaats.nl door. Zweers: "De rubriek Marktplaats is een van de best bezochte op mijn site. Die pagina is opgebouwd uit 37 RSSfeeds van Marktplaats.nl, die ook weer via zFeeder op mijn site worden gezet. Die 37 feeds komen bovendien ook elders weer terug in bijpassende Tweevoeter-rubrieken." Het betreft RSS-feeds die inhoudelijk verwant zijn aan de wandelsite, zoals advertenties met tweedehands tenten, verrekijkers en kleding, maar ook boeken en gidsen. De titels van advertenties op Marktplaats.nl verschijnen via RSS op Tweevoeter.nl in een relevante context. Zweers verdient niets aan het extra verkeer dat hij aanbrengt bij Marktplaats.nl. "In de eerste plaats gaat het om service naar de bezoekers toe. Maar indirect verdien ik er toch wel iets mee. Al die RSS-feeds bevatten namelijk heel wat woorden en termen die ik elders op de site niet gebruik. Dat leidt tot meer bezoekers via zoeksystemen. Bovendien zijn door deze verruiming van het vocabulaire de Google AdSense-advertenties gevarieerder geworden, zonder aan relevantie te verliezen." De Tweevoeter gebruikt dus RSS niet louter om te publiceren, maar ook om op geautomatiseerde wijze reeds bestaande informatie van andere bronnen te betrekken en in een nieuwe relevante context te plaatsen. De links naar extern nieuws en vraag- en aanbodberichten versterken het geheel, waardoor voor wandelaars een portaal ontstaat waarbuiten ze weinig meer hoeven surfen. Olievlekkerige markt Marktplaats.nl publiceert advertenties sinds 2003 ook in RSS-formaat. Dat zijn feeds van alle tussen de 975 en 1.000 rubrieken van het Nederlandse eBay-dochterbedrijf. Volgens een zegsman zijn er enkele tientallen Nederlandse websites die de advertenties via RSS opnemen en herpubliceren in een relevante omgeving. Daarnaast zijn er nog eens honderden internetters
27
die de RSS-feeds lezen in een RSS-programma op hun computer, dus niet herpubliceren op eigen websites. Onder alle advertentiesites is het inmiddels gebruikelijk om nieuwe advertenties ook via RSS de wereld in te sturen. Zweers gebruikt RSS behalve om te consumeren en herpubliceren ook om eigen kopij in syndicatie te publiceren. De Tweevoeter heeft zeven eigen RSS-feeds, die derden op hun beurt kunnen overnemen. "Een voor het nieuws, die bevat ondertussen zo'n 1.900 berichten. Daarnaast een feed voor boeken en gidsen. Dat omvat 800 titels, met verwijzingen naar Bol.com en Proxis. Die boekenverzameling heeft inmiddels bijna het karakter van een kleine gespecialiseerde boekwinkel." Bol.com en Proxis betalen een klein bedrag aan De Tweevoeter als de site direct verantwoordelijk is voor een nieuw verkocht boek. Zweers: "En daarnaast publiceer ik RSSfeeds met ongeveer 200 gratis wandelroutes, de roulerende natuurfoto's en de eveneens roulerende citaten op de homepage. Verder is er nog een feed met alle forumberichten en nog een experimentele met fietsnieuws. De laatste heb ik voorlopig op een ander domein geparkeerd, Wielrijder.nl." Behalve dynamische pagina's, waarvan de inhoud regelmatig wisselt, bevat de site ook circa 150 statische informatiepagina's. Dat zijn bijvoorbeeld beschrijvende pagina's over hoe te beginnen met de wandelsport of tips voor ouders die met jonge kinderen willen gaan wandelen. "Dit soort pagina's voeg ik toe als resultaat van de enquête die ik jaarlijks onder de nieuwsbriefabonnees houd. Daarbij vraag ik naar gewenste veranderingen of verbeteringen." Uit diezelfde enquête bleek ook dat het professionele lezerspubliek bij Tweevoeter.nl sterk groeit. Zweers overweegt nu een tweede nieuwsbrief te lanceren en zo het onderscheid te maken tussen recreanten en professionals. MovableType stelt je in staat ieder bericht in een bepaalde rubriek te plaatsen, te vergelijken met een katern, en zodoende de artikelen gericht te publiceren. Theoretisch kan Zweers zonder al te veel moeite een tweede en derde site lanceren en op grond van de meta-informatie (RSS en rubrieksaanduiding) in MovableType afzonderlijke sites onderhouden voor particulieren en professionals. Het werk blijft hetzelfde, maar de distributie wordt gerichter en verbreedt zich tegelijkertijd. Waarin Tweevoeter.nl zich onderscheidt van andere, papieren, uitgaven? Zweers: "In mijn geval zijn vooral de enorm lage kosten doorslaggevend. Aan licenties, hosting en abonnementen betaal ik hooguit 500 euro per jaar. Mijn promotiebudget is nul euro, alle bezoekers komen binnen via Google, mond-tot-mondreclame en ruiladvertenties. Verder leveren de bezoekersstatistieken een schat aan informatie over wat voor informatie men nu eigenlijk op de site zoekt. Daar zitten verrassingen bij die een tijdschriftmarketeer waarschijnlijk nooit zou hebben bedacht. En last but not least: als freelancer heb ik niet te maken met hiërarchische verhoudingen en trage besluitvormingsprocessen. Dat komt de slagvaardigheid enorm ten goede." En de archiefmogelijkheden van internetsites zijn niet te onderschatten: "Juist dossiers, en het linken daarnaar, zijn belangrijk om context te bieden bij actuele ontwikkelingen. Linken is een krachtig instrument dat door kranten te weinig wordt gebruikt. Die dossierfunctie hebben de meeste kranten in de loop der jaren grotendeels om zeep geholpen." Wel plaatsen enkele krantensites hun oudere artikelen in een betaalde omgeving. Het is echter een gegeven dat consumenten amper tot niet betalen om archieftoegang te krijgen.
28
Binnenschippersbode Journalist Dirk van der Meulen mag pionier worden genoemd op het gebied van internetuitgeven. Van der Meulen onderhoudt sinds acht jaar de website Vaart.nl, een site voor en over de Nederlandse binnenvaartindustrie die dagelijks tussen de 6.000 en 7.000 pageviews verwerkt. Onlangs ontving Van der Meulen de CBOB Binnenvaarttrofee 2005, een vakprijs die normaalgesproken aan reders, leveranciers en schippers wordt uitgereikt. Dagelijks bericht de journalist over ontwikkelingen in de scheepvaartindustrie. De technologie wordt beter: "Het grootste gedeelte van de site onderhoud ik nog steeds door HTML-pagina's te maken. Maar een deel van de site heb ik onlangs geautomatiseerd met het weblogsysteem Pivot. De nieuwskoppen worden vanuit Pivot via een script overgenomen op de homepage van Vaart.nl." Deze goedkope wijze van automatisering "smaakt naar meer". Van der Meulen heeft geen zicht op het aantal internetters dat zijn site via RSS volgt. "Varende schippers zijn voor hun internettoegang nog steeds afhankelijk van GPRS- en UMTS-verbindingen. De dagelijkse nieuwsbrief is voor hen een belangrijke en hanteerbare vorm van informatie." Vaart.nl onderscheidt zich van traditionele binnenvaartpublicaties in het feit dat ze sneller en actueler is dan de wekelijkse of tweewekelijkse papieren uitgaven die zich op de branche richten. "Als journalist zie ik dagelijks veel nieuws dat voor schippers relevant is. Dat cluster ik in hapklare brokken." Naast de dagelijkse nieuwsvoorziening voorziet Van der Meulen met een digitaal advertentieprikbord ook in een behoefte van schippers om via internet personeel, goederen en diensten te vinden. RSS-speurders Snelheid, gerichtheid van informatie en interactiviteit zijn drie elementen die de gespecialiseerde websites onderscheiden van traditionele media. Bovendien hoeven de sitebeheerders slechts betrekkelijk kleine investeringen te doen in techniek om de uitgeefprocessen te automatiseren. RSS wordt daarbij gebruikt als pushtechnologie richting belangstellende lezers, maar ook als pulltechnologie om een uitgave met de kopij van externe partijen te verrijken. Een klein maar groeiend aantal internetters volgt de berichten op zijn favoriete websites via RSS-feeds. Een bedrijf als Wonders Internet Publishers uit Kortenhoef speelt daar op in met webdiensten als Bloglog.nl en Newslog.nl. De sites 'lezen' de RSS-feeds van respectievelijk 220 Nederlandse weblogs en 70 nieuwssites in en tonen de koppen en leads in chronologische volgorde - de meest recente artikelen bovenaan - en maken de RSS-feeds doorzoekbaar. Dagelijks maken enkele duizenden Nederlandse internetters gebruik van beide diensten. Maker Erik Keegstra: "Webloggers en nieuwssites stellen onze dienst op prijs. Het levert ze extra verkeer op." MSN.nl, het consumentenportaal van Microsoft Nederland, brengt ook met links extra verkeer aan bij nieuws- en vermaaksites. MSN Nederland sloot contracten met ondermeer De Telegraaf op het gebied van algemeen nieuws, met eBay/Marktplaats op het gebied van advertenties en met Voetbal International en F1Racing.nl voor voetbal- en autoracenieuws.
29
Op Bloglog.nl is het sinds kort mogelijk om 'abonnementen' te nemen op de weblogs die men het meest leest. Dan worden de koppen van berichten uit de relevant geachte bronnen verzameld op een persoonlijke pagina. "Zo zien we ook welke weblogs het populairst zijn. Die kunnen we vervolgens weer een plaats op de homepage geven als ze er nog niet tussen staan." Keegstra: "In de regel krijg je de hele dag door een ware informatiebrei over je uitgestort. Via RSS kun je zelf een selectie maken in welke berichten je wel en niet wilt lezen. RSS is echter niet compleet, maar het wordt beter. Je kunt er nu ook andere media aan toevoegen, zoals audio en afbeeldingen." Andere technici ondersteunen Keegstra's stelling dat RSS als techniek niet volmaakt is vooral niet daar een onderscheidend mechanisme van aparte berichten ontbreekt. Dat moet in de toekomst op enigerlei weijze worden verfijnd. Persoonlijke leesmappen Ilse Media, onderdeel van de Finse uitgever Sanoma, ontwikkelt op Paginanieuws.nl een nieuwsportaal waar men zelf kan bepalen uit welke bronnen men het nieuws wil zien. Ook hier is RSS de vergaartechniek. Paginanieuws.nl put voor zijn bronnen uit de Ilsenieuwsdienst Nu.nl en de RSS-feeds van Nederlandse landelijke en regionale krantensites en omroepen. Daarnaast kan de gebruiker zijn nieuws aanvullen met de koppen van weblogs naar keuze, daarbij onder meer puttend uit de ruim 100.000 weblogs waaraan Ilse Media onderdak biedt via dochterbedrijf Web-log.nl, een site waar iedereen gratis een weblog kan beginnen. Paginanieuws.nl ging zonder dat er rumoer aan werd gegeven eind 2004 van start en heeft dagelijks zo'n 7.000 gebruikers. Ook Ilse Media gebruikt (RSS-)bronnen van derden om te personaliseren portaalsite te maken die, in theorie, geen onderhoud vergt. De gebruiker selecteert immers zelf de RSS-feeds die hij wil lezen (zonder dat dat zo genoemd wordt) en stelt zodoende een gepersonaliseerde actuele leesmap samen. Ilse faciliteert mediaconsumptiegedrag, zonder ook maar iets in redacteuren te hoeven investeren. Podcasting of de persoonlijke jukebox RSS wordt ook steeds vaker gebruikt om audiobestanden naar de eindgebruiker te transporteren. Immers, de XML-toepassing is niets meer dan een vehikel van meta-informatie. RSS vertelt aan computersystemen of -programma's welke nieuwe onderwerpen er op andere computers zijn verschenen. Dit is een automatisch attenderingsproces. Nederlandse en buitenlandse omroepen ontdekken dit, voor teksten maar meer en meer ook voor nieuw verschenen audiobestanden. Dat laatste wordt populair ook wel 'podcasten' genoemd. Podcasten is echter, in tegenstelling tot het 'traditionele radio maken' niet iets dat voorbehouden is aan professionele radiomakers. Het zijn juist de amateurradiomakers, gewone internetgebruikers, die in de kortste keren de aandacht van 'echte' radiomakers trokken met hun via RSS beschikbare audioproducties. Een computer met een microfoon, breedbandverbinding en toegang tot een webserver zijn voldoende om een podcast te maken. Men neemt de audiobestanden op in MP3-formaat, omdat dat het veelgebruikt en platformonafhankelijk is. Na de bestanden op een server
30
beschikbaar te hebben gesteld op internet kan men met zijn weblogsysteem via RSS een seintje de wereld insturen dat derden op de hoogte stelt van het verschijnen van de nieuwe mp3-uitzending annex podcast. De luisteraar op zijn beurt dient, om deze geluidsbestanden automatisch te ontvangen, een podcastontvanger te hebben. Aan dat computerprogramma vertelt hij de RSS-feed, dus de lokatie en attenderingsdienst, van de zendende partij. Zodra een geluidsbestand beschikbaar is, wordt het gedownload en eventueel gekopieerd naar een draagbare MP3-speler. Gangbare podcastontvangers zijn onder meer DopplerRadio.net en Nimiq.nl. BBC en Tros De Engelse publieke omroep BBC begon eind vorig jaar zijn eerste podcast en breidde het aantal als mp3 downloadbare radioprogramma's al snel uit naar drie. In vier maanden tijd werden de drie programma's 270.000 keer gedownload. BBC meent via de internetdownloads een publiek te bereiken dat anders nooit naar de betreffende programma's zou hebben geluisterd. In april 2005 besloot de omroep het aantal podcasts te verzevenvoudigen tot 20. Een podcastuitzending vraagt minimale investeringen in personeel en techniek. Trosradioprogramma Radio Online verschijnt sinds half mei 2005 ook als podcast, dus via RSS automatisch downloadbaar formaat. De regisseur van het programma plugt aan het begin van de uitzending zijn persoonlijke draagbare mp3-speler annex -recorder in op het mengpaneel van de Tros-radiofaciliteiten. Aan het einde van de uitzending heeft hij, zonder er omkijken naar te hebben, een kant en klaar mp3-bestand. Vervolgens dient het programma via FTP op een server te worden gezet en het RSS-bestand te worden geactualiseerd, voor zover dat niet automatisch gebeurt. Het verschil tussen audiostreams (direct online af te luisteren bestanden) en audiodownloads is, dat men gedownloade bestanden overal kan gebruiken waar een draagbare mp3-speler naartoe kan. Om audiostreams te beluisteren dient men altijd in de buurt van een internetverbinding en computer te zijn. William Valkenburg, contentmanager van omroepportaalsite Omroep.nl, schat dat er momenteel een half dozijn podcasts worden gemaakt bij Nederlandse publieke omroepen. Valkenburg: "BNN was een van de eersten die materiaal van radio-uitzendingen via Podcast aanbood, vrij snel gevolgd door de RVU. Inmiddels zie ik ook bij de NCRV podcasts starten. Het is in dit stadium allemaal handwerk van enthousiastelingen. Maar eigenlijk starten bijna alle ontwikkelingen zo: eerst handmatig 'sleutelen' en als we het gevoel hebben dat het zin heeft, dan wordt het naar een professioneler niveau getild. Dus we onderzoeken momenteel de mogelijkheden van een centrale podcastfaciliteit. Het moet makkelijker worden voor omroepen om podcastst te maken en de verschillende podcasts zouden via een centrale Omroep.nl-pagina beter ontsloten kunnen worden." Podcasten bestaat pas sinds de zomer van 2004. Omroepen omarmen de nieuwe ontwikkeling betrekkelijk snel, mede omdat het in termen van productieprocessen weinig investeringen vergt. Mp3's uploaden kan al sinds de vorige eeuw, maar het nieuwe aan podcasten is de distributie via RSS, waardoor een internetter via een speciaal programma geattendeerd wordt op nieuwe uitzendingen en deze automatisch gedownload krijgt.
31
Enthousiasme en techniek Terugkijkend naar sites als Tweevoeter.nl, Vaart.nl en Paginanieuws.nl blijkt dat aan de journalistieke werkwijze weinig verandert. Men schrijft journalistieke teksten en zet deze online. Het feit dat ze behalve in HTML- ook RSS-formaat worden verspreid, zorgt voor de vernieuwing. Bestaande informatie kan in een nieuwe context worden geplaatst. Maar de grote kracht van nieuwe publicaties is juist het gebruik van de eenvoudige technologie samen met enthousiaste menselijke inspanning. Martin Nisenholtz, de baas van New York Times Digital, omschreef RSS in mei 2005 tijdens de Syndicate Conference in New York als het snelst groeiende vehikel om New York Timeskopij op internet te verspreiden. Waar de krant in 2003 nog een half miljoen pageviews per maand realiseerde via RSS zijn dat er nu zeven miljoen. Dat is echter nog maar tussen de 1 en 2 procent van het totaal. Ook stelt hij dat vijf van de vijftien meest gebruikte RSS-feeds op MyYahoo feeds van de NY Times zijn. Nisenholtz verwacht dat mede door deze ontwikkeling het aantal internetters dat een artikel via de homepage NYTimes.com vindt van 85 procent zal dalen tot 60 procent. De Engelse publieke omroep BBC begon onlangs het project Backstage. BBC geeft een deel van de webkopij van BBC UK weg aan externe ontwikkelaars met het verzoek nieuwe en innovatieve diensten te maken. Dat leidde onder meer tot de integratie van Wikipedia met BBC News, niet officieel beschikbaar maar via de site van de programmeur. Nieuwsartikelen worden via Wikproxy gekoppeld met de internetencyclopedie Wikipedia. Ontvanger aan de knoppen Namen van bekende personen, geografische locaties of bijvoorbeeld materialen krijgen in de BBC-verhalen via de proxy automatisch een hyperlink naar Wikipedia. Die links staan er normaalgesproken niet. In de rubriek Prototypes staan op BBC Backstage tal van nieuwe nieuwsproducten die BBC mogelijk introduceert. Een ander voorbeeld van de veranderende omgeving waarin uitgevers opereren is het internetsurfprogramma Firefox. Gebruikers van dat programma zijn met de plug-in GreaseMonkey in staat in webpagina's zodanig aan te passen dat storende elementen verwijderd worden. Het kan advertenties betreffen maar men kan bijvoorbeeld ook een filter bouwen voor te vermijden auteurs. Dit zijn slechts twee voorbeelden van groeiende mogelijkheden waarbij de internetter zelf bepaalt wat hij wel en wat niet wenst te zien. "Een platform is zo goed als de metadata die het publiceert en aan derden beschikbaar maakt." Dat waren de woorden van John McKinley toen hij tijdens de conferentie Web 2.0 in het najaar van 2004 gevraagd werd naar de kracht van een internetplatform. McKinley is technisch directeur bij AOL Technologies, de technologieafdeling van AOL, onderdeel van Time Warner. McKinley acht het onzinnig dat internetuitgevers hun kopij en diensten voor de buitenwereld afschermen. Hoe meer partijen toegang hebben tot AOL's webbronnen, hoe meer men er gebruik van maakt. Vertaald naar de Nederlandse situatie: De Telegraaf is de enige krant die op Telegraaf.nl een doorlopend stroom van nieuws brengt gedurende de dag. Dat geeft webloggers en andere sitebeheerders de mogelijkheid te linken naar Telegraaf-artikelen,
32
daarmee lezers aanbrengend die de andere krantensites links laten liggen. Ergo: de uitgever als dienstverlener.
Conclusie De gebruiker begint zelf te bepalen wat hij wel en niet wil zien. Hetzelfde geldt voor nieuwe uitgevers. Die zoeken de informatie bij elkaar die ze zelf nodig hebben en plaatsen dat in nieuwe relevante contexten. Traditionele media kunnen in dit model dienen als grondstof voor derden. Je kunt het faciliteren of niet. De Telegraaf biedt als enige veel nieuws aan via internet. Daar maken tal van weblogs dankbaar gebruik van. Andere kranten zijn sinds reorganisaties/klappen van de zeepbel archieven dicht gaan gooien. Daar valt dus niet naar te linken, dus trekken de krantensites ook amper verkeer. [Erwin Boogert, 19 mei 2005]
33
34
A4 Nieuwe technologie voor journalistieke praktijk Pen en blocnote blijven belangrijke journalistieke middelen, maar nieuwe technologie maakt het vergaren en checken van informatie eenvoudiger en soms ook beter. Ook de journalistiek ontkomt niet aan efficiencyslagen die de technologie afdwingt. Het kan en moet beter en goedkoper. Uitgevers van kranten en tijdschriften gaven in het afgelopen decennium tientallen miljoenen euro's uit om soms geslaagde en meestal geflopte internetsites te maken. Het lukt hen vooralsnog niet om op internet geld te verdienen met hun kernactiviteit. Integendeel, internet lijkt meer en meer een bedreiging te worden. Henk Blanken, adjunct-hoofdredacteur van het Dagblad van het Noorden, omschreef tijdens een krantencongres in april 2005 in Den Haag hoe internet het landschap van de papieren krant veranderde. De functie van zoeken en vinden, kerntaken van een krant, worden nu gedaan door zoekmachines als Google, Startpagina.nl en Yahoo. De advertentiemarkt ging naar bedrijven Marktplaats.nl, eBay, Funda en Jobnews en voor nieuws, de kernactiviteit van dagbladen, gaan consumenten nu naar Nu.nl en de Teletekst-pagina's op Omroep.nl. Maar waar internet voor uitgevers moeilijk lijkt, heeft het voor de journalistiek in elk geval positieve mogelijkheden in petto. Het internet is een continu groeiende, onuitputtelijke bron van informatie, waarin grote behoefte is aan selectie en wellicht duiding. Daarnaast brengt het nieuwe communicatiemiddelen. Het web, professionele en amateuristische bronnen Onbekend maakt onbemind, geldt voor enkele waardevolle Nederlandse openbare bronnen die op internet zijn te raadplegen. De Nederlandse Onderzoek Databank is een doorzoekbaar databestand met daarin informatie over Nederlandse onderzoekers, onderzoeksinstellingen en de onderwerpen waar zij zich mee bezighouden. Statline is het openbare en rijke databestand van het CBS. En er bestaat ook een nationaal register met informatie over kentekens van auto's. Ook het Handelsregister van de Kamer van Koophandel is een handige bron van informatie die via internet te raadplegen is. Naast bovenstaande openbare officiële databestanden is echter het aanbod 'particulier gegenereerde' kopij vele malen groter. Dankzij de weblogtechniek is de drempel geslecht en komt in hoog tempo veel particulier materiaal beschikbaar. Een beperkt deel daarvan is journalistiek interessant, vooral specialistische publicaties. Mits in handen van inhoudelijk gespecialiseerde schrijvers of directe aanschouwers van gebeurtenissen, vormen weblogs een directe bron voor journalisten. Een bron schrijft immers ook. Hierin wegwijs worden is de traditionele kunde van de journalist.
35
Hij kan daarvoor de hulp inroepen van zoekdiensten. Google won de afgelopen jaren aan belangstelling onder internetgebruikers, omdat het enige orde in de chaos van miljarden vaak niet-gerelateerde webpagina's weet te brengen. De zoekmachine bepaalt op grond van slimme rekenmodellen welke webpagina's relevant zijn voor de opgegeven zoekopdracht en welke niet. Sterke concurrenten zijn A9.com en Yahoo.com. De taak van de journalist is vervolgens ook om de betrouwbaarheid van een site te beoordelen. Websites bevatten een aantal kenmerken die op zijn minst een indicatie zijn van de betrouwbaarheid van de informatie, zoals het internetadres zelf, maar ook gegevens over de eigenaar van het domein. Beeld zoeken De praktijk wijst uit dat internetgebruikers betrekkelijk welwillend zijn om zelfgemaakte digitale foto's online te zetten of met anderen te delen. De Amerikaanse fotoalbumdienst Flickr is een toonbeeld voor de populariteit van foto-uploads. De Yahoo-dochter biedt onderdak aan tientallen miljoenen foto's van particulieren. Ter illustratie: toen terroristen een bomaanslag pleegden in Indonesië in september 2004, verschenen de eerste foto's niet bij CNN of Reuters, maar op Flickr.com. Flickr-gebruikers voorzien hun foto's van beschrijvende labels, wat de afbeeldingen eenvoudig doorzoekbaar maakt. De foto's zijn auteursrechtelijk beschermd. Uitgevers mogen de afbeeldingen niet kosteloos overnemen, tenzij de gebruiker in de rechtenverklaring rechts onder de foto anders vermeldt. Een groot deel van de foto's is gepubliceerd onder een zogeheten Creative Commons-licentie. Dat is een liberale vorm van auteursrecht. Flickr opende eind april 2005 een aparte zoeker die louter dit soort liberaal gelicenseerde foto's doorzoekbaar maakt. Uitgevers mogen deze foto's onder bepaalde voorwaarden, zoals beschreven onder de afbeeldingen, (soms gratis) overnemen en herpubliceren. Nederland kent enkele openbare fotodatabanken zoals DeFotojournalist.nl met het werk van freelance fotojournalisten van de NVJ-sectie NVF. Fotografen voorzien hun daar gepubliceerde foto's van trefwoorden. Op grond van die informatie kunnen uitgevers geschikte foto's zoeken. Indien ze de hoge-resolutieversie van de foto willen hebben, vullen ze een webformulier in dat de fotograaf op de hoogte stelt van de vraag naar zijn product. De fotograaf en uitgever nemen vervolgens, buiten de site om, met elkaar contact op om details van de transactie door te spreken. DeFotojournalist.nl bevat nu circa 50.000 foto's, verdeeld over 16 rubrieken. Geluid Behalve geschreven tekst en foto's vormt ook audio een steeds toegankelijker bron van informatie. Een toenemend aantal internetgebruikers - professioneel en particulier - maakt op eigen initiatief geluidsopnamen in mp3-formaat en zet deze bestanden online. Dat kunnen live opnames van conferenties zijn, openbare discussies, recensies van boeken, films en sportwedstrijden, maar ook columns en bijvoorbeeld korte nieuws- en weerberichten. Die bestanden kunnen bronnen voor nieuws of illustratieve citaten vormen. Bijvoorbeeld Het Parool opende een online audioarchief. Maar in 2004 stelden nieuwe ontwikkelingen iedere eindgebruiker in staat om op eenvoudige wijze eigen radioprogramma's op internet te maken, tegen lage kosten. Populair wordt dit
36
podcasten genoemd - broadcasten, maar dan gericht op pods, draagbare mp3-spelers. Het is al jaren mogelijk om audiobestanden online te zetten ter download. Het nieuwe aan podcasten is het gegeven dat luisteraars via een gratis programma als het ware abonnementen kunnen nemen op mp3-producties van geselecteerde bronnen en onderwerpen. Het podcastprogramma fungeert als het ware als een transistorradio met vooraf in te stellen voorkeuzezenders. Concreet: de internetter downloadt een podcastontvanger via bijvoorbeeld Doppler, iPodder of Nimiq en zoekt welk programma's naar zijn interesse via bijvoorbeeld dit hiërarchisch geordende overzicht. Ieder mp3-programma in het overzicht is voorzien van een hyperlink. Kopieer deze naar de podcastontvanger en de voorkeurszenders staan ingesteld. Het programma zal een keer, of enkele malen, per dag de jongste radio-uitzendingen downloaden en kopiëren naar de mp3-speler. Specialistische mp3-uitzendingen geven vaak een actueel overzicht van ontwikkelingen in nichemarkten of andere gemeenschappen. Podcasten is in feite een audiovariant op geschreven weblogs. Het is anders dan audiostreaming, doordat streams enkel te consumeren zijn achter de computer. Als het om live streams gaat, dient men ook nog eens op gezette tijden achter de computer te zitten. Podcastuitzendingen zijn voor journalisten te beluisteren waar en wanneer men wil, bijvoorbeeld tijdens trein- of luchtreizen. RSS De podcasts en ook talloze geschreven berichten op nieuwssites, weblogs en andere typen websites vinden steeds vaker hun weg naar de eindgebruiker via RSS. Dat is een techniek om informatie van de zender naar de ontvangen brengen zonder dat de ontvanger naar een site hoeft te surfen. RSS is het best te vergelijken met een digitale versie van de knipselkrant. De meeste nieuwssites en weblogs beschikken over deze publicatietechniek die gebruikers in staat stelt vliegensvlug de koppen van tientallen uitgaven op internet te scannen. Zodra er een nieuw artikel op een website verschijnt, wordt de RSS-gebruiker daar acuut van op de hoogte gesteld. Het toevoegen van een nieuw te volgen internetuitgave is een kwestie van enkele muisklikken. Hetzelfde geldt voor het verwijderen van een RSS-abonnement. Het aantrekkelijke van RSS is dat het journalisten in staat stelt snel een grote diversiteit aan te selecteren bronnen te verzamelen. Hiervoor hoeft men niet meer met de internetbrowser een lijst met favorieten langs om te kijken of er iets nieuws op bepaalde sites is verschenen. Het nieuws wordt als het ware op een presenteerblaadje afgeleverd, onderverdeeld in mappen met de naam van de gevolgde uitgave. Het RSS-programma geeft aan hoeveel nieuwe berichten er zijn verschenen sinds de laatste controle. De gelezen berichten worden in de regel bewaard en zijn met zoekmachineachtige technieken te doorzoeken. Ergo, RSS-bestanden zijn op twee manieren te gebruiken: om te publiceren en te consumeren. Inmiddels hebben duizenden professionele maar ook amateurpublicaties 'RSS-feeds' op hun websites. Dat stelt de gebruikers niet enkel in staat het nieuws tot zich te nemen, maar het is technisch eenvoudig om de RSS-feeds vervolgens ook weer te publiceren op een persoonlijke homepage. Usenet: nieuwsgroepen
37
Weblogs, reguliere websites en omvangrijke databestanden hebben een gemeenschappelijk kenmerk: het is eenrichtingsverkeer van zenders naar ontvangers. Bij weblogs bestaat de uitzondering dat lezers ook kunnen reageren onder de schrijfselen. Er bestaan echter ook 'openbare cafés' op internet waar journalisten lopende discussies kunnen volgen. Ze kunnen zich ook mengen in de discussies, deze entameren en gaan leiden. Daar schuilt op termijn nieuwe werkgelegenheid. Usenet, ook wel nieuwsgroepen genoemd, is een van de oudste vormen van internet [handleiding]. Usenet is een geheel van mondiaal verspreide discussiegroepen. Gebruikers lezen en plaatsen berichten via e-mail op News-servers, níet op het web. Waar e-mailverkeer tussen twee personen verloopt, geschiedt Usenet-communicatie in groepen waarvan de leden bijdragen kunnen 'posten'. Er zijn vele tienduizenden discussiegroepen, met als hoofdaders groepen in de rubrieken comp., misc., news., rec., sci., soc., talk. en alt. De circulerende e-mails, zogeheten postings, zijn te lezen via speciaal daarvoor ontwikkelde, veelal gratis te downloaden, programma's als Thunderbird en Forte's Agent. Zoals Internet Explorer een bladerprogramma voor het web is, zijn Usenet-programma's gemaakt om nieuwsgroepen op News-servers te lezen. Gezien het enorme aantal nieuwsgroepen is het lastig om gespecialiseerde groepen te vinden. Dat vergt tijd en bovendien enig incasseringsvermogen wat de hoeveelheid spam betreft. Zoekmachine Google herkent ondertussen 1 miljard Usenet-berichten via Google Groups. De aanwezigheid van Google Groups maakt een Usenet-leesprogramma tot op zekere hoogte overbodig. Google Groups herkent veel en populaire groepen, maar indexeert niet alles of is niet tot op de seconde actueel. Toen in september 2001 terroristen aanslagen pleegden in Amerika, viel een aantal transatlantische internetverbindingen rondom het World Trade Center uit. Systeembeheerders en andere informatiebehoeftigen bleken in staat via Usenet, en het hier later besproken IRC, goed in verbinding te kunnen blijven met elkaar. Voor technisch georiënteerde journalisten vormde Usenet een publiek toegankelijke bron met, op dat moment, waardevolle informatie over schade, problemen en herstelwerkzaamheden bij getroffen bedrijven. Journalisten kunnen Usenet gebruiken als informatiebron of als een medium om personen en groepen te vinden. Daarvoor dienen ze dus een apart programma te installeren, meestal gratis te downloaden, en de kanalen aan te geven die ze willen volgen. Onlangs bleek officier van justitie Joost Tonino ook de weg te kennen op Usenet. Seksgroepen zijn echter slechts één verschijningsvorm van Usenet, ze bestaan er voor talloze onderwerpen en de journalist zal er nieuwtjes uit kunnen halen, vooral specialistische bijdragen en hints. Het vinden van de juiste groepen is handwerk, nieuwsgroepen afstruinen, te vergelijken met het vinden van stamtafels met wijze heren en dames in een stad met de omvang van Rotterdam. Forums Dat moeizaam zoeken geldt in iets mindere mate voor discussieforums, want ze zijn via het web te benaderen met reguliere internetbrowsers. Ze zijn veelal gecentreerd rondom één of enkele onderwerpen en worden weergegeven als chronologische sequenties van opmerkingen en reacties daarop. Forums lijken net als Usenet op drukbezochte cafés - weinig discussies
38
zijn werkelijk relevant - maar samen bieden ze veel informatie over personen, onderwerpen en opvattingen. Bovendien geven ze een eenvoudige ingang naar specialisten. De fora kunnen louter consulterend worden gebruikt, maar ook om openlijk het gesprek aan te gaan met deelnemers. De forums van Maroc.nl, bijvoorbeeld, geven een beeld van de zaken die Marokkanen dagelijks bezighouden. Dat varieert van geloofsonderwerpen en gesprekken over televisieprogramma's tot hoog oplopende principiële discussies na bijvoorbeeld de moord op Theo van Gogh. Overzichten met Nederlandse discussieforums staan op Startpagina en De Lijst. Forums maken vaak - niet altijd - deel uit van gespecialiseerde websites. Soms zijn discussieforums op zichzelf staande websites. Tweakers.net is een Nederlandse veelgebruikte computersite met onder meer nieuws en recensies. Parallel aan de nieuwssite staat het forum, Gathering of Tweakers, een discussieomgeving met miljoenen berichten. Gespecialiseerde zoekmachines Google is in Nederland de meest gebruikte zoekmachine voor webpagina's. Minder bekend is het gegeven dat Google Groups een zoekmachine is voor Usenet-postings, zoals eerder aangehaald. Tevens bestaat er een dienst genaamd Google News. Er bestaan 22 talenversies van Google News. Iedere versie is een op zich staande zoekmachine voor actueel nieuws dat in de betreffende taalgebieden verschijnt. Enkele minuten nadat een krant, tijdschrift, webuitgave of nieuwszender een bericht online plaatst, wordt het doorzoekbaar gemaakt door Google. Ter illustratie: de Engelse Google News doorzoekt 4.500 bronnen, de Duitse en Spaanse elk 700 en de Franse 500. Het vinden van de juiste informatie in discussieforums, en ook op Usenet, vergt betrekkelijk veel tijd. De op het terrein van zoeken sterk onderschatte webwinkel Amazon.com combineert met A9.com unieke zoekfuncties van verscheidene zoekmachines. Zo betrekt ze boekenkennis van Amazon.com, web- en fotokennis van Google en informatie uit de filmindustrie komt van de Internet Movie Database (IMDB). De gebruiker van A9.com kan, na te hebben ingelogd, kiezen uit 171 gespecialiseerde zoekmachines. Zodoende kan hij een eigen metazoekmachine samenstellen, bijvoorbeeld ook met medische informatie uit PubMed of geofysische informatie van de International Union of Crystallography. Zoekmachines als Feedster, Blogdigger en Technorati zijn zoekmachines voor weblogs, ook Nederlandse. Bovendien kan men RSS-feeds laten maken van de zoekopdrachten. Technorati biedt bovendien de mogelijkheid om behalve weblogs ook de miljoenen foto's van Flickr.com te doorzoeken, alsmede de door particulieren gepubliceerde bookmarklijsten van Del.icio.us en Furl.net. Nederlandse weblogzoekmachines zijn Bloglog.nl en Feeder.nl. De Nederlandse weblogdienst Web-log.nl biedt op zijn homepage de mogelijkheid om de tienduizenden weblogs op zijn domein te doorzoeken. Multimediaproductie Vooruitstrevende internetuitgevers en/of journalisten proberen ervaring op te bouwen in gecombineerde publicatie van tekst, audio, foto's en bewegend beeld - iets wat CNN in de Verenigde Staten al vele jaren doet. Geschreven media experimenteren met beeld, omroepen bewerken de teksten van hun uitzendingen voor het net. De krachtigste combinaties ontstaan
39
met redacties die sterk zijn in verschillende disciplines zoals de wetenschap- en de geschiedenis-redacties van de Vpro met hun dossiers en de NOS die superieur is in multimediaverslaggeving van grote gebeurtenissen. Gezien de benodigde inspanningen moet dit tot schaalvergroting leiden, dan wel samenwerkingen zoals Cinema.nl van Vpro en Volkskrant. FD Mediagroep is een uitgever die op internet al verscheidene van de hier beschreven media naast elkaar inzet. Columns zijn als audiostream te beluisteren, die van Herbert Blankensteijn en Vincent Everts ook als podcast. Bovendien kunnen radioluisteraars via de discussiefora van Business Nieuws Radio discussiëren over het actuele financiële nieuws. Als aanvulling tijdens de radio-uitzendingen komen krantenjournalisten van Het Financieele Dagblad, een zusterbedrijf van de radiozender, regelmatig commentaar leveren op actueel nieuws. In de entertainmenthoek is het Avro-radioprogramma Nachtdienst een typisch voorbeeld van een combi. Parallel aan de uitzending, in de nacht van zaterdag op zondag op radio 1, kunnen luisteraars inloggen op een internetchatkanaal. In de regel doen pakweg 100 radioluisteraars dat, om te reageren op radiospelletjes en de encyclopedische vragen van luisteraars. Vervolgens geven ze via de telefoon op de radio antwoord op de vragen. Treffend was ook de wijze waarop voormalig Nachtdienst-presentator Wim Rigter via zijn weblog zijn luisteraars op de hoogte hield van zijn terminale ziekte, later overgaand in een persoonlijk weblog toen het presenteren niet meer mogelijk was. Conclusie Internet biedt journalistiek en uitgevers een heel scala van communicatiemiddelen die nog onvoldoende geëxploreerd zijn. Gelijkgestemden en specialisten verzamelen zich op organische wijze op bepaalde webstekken om daar met kennis van zaken actuele zaken te bespreken. Het is voor de journalist zaak om bij gegeven gebeurtenissen de juiste plaatsen op internet te vinden voor nieuwe bronnen, betrokken personen of achtergrondinformatie. Gespecialiseerde zoekmachines staan hem daarbij ter beschikking. Uitgevers en andere media-exploitanten moeten mogelijkheden vinden om de forums, gemodereerd en gestimuleerd, zoals in Stand.nl van de NCRV, een eigen plek te geven in hun mediamix. 2. Communiceren Naast een medium om te speuren, consumeren en publiceren begint internet zich ook te ontwikkelen tot een algemeen communicatiemiddel, meer dan e-mail alleen. Zaken als post, telefonie en ook de klets- en roddelpraatjes die normaal in de gangen en restaurants van bedrijven plaatsvinden, worden toegankelijk via de muis en het toetsenbord. E-mail E-mail lezen en schrijven is, net als sms, niet langer verbonden aan de fysieke lokatie van de computer. Mobiele telefoons, laptops en broekzakapparaten als Blackberries zorgen ervoor dat men overal waar een digitaal netwerksignaal is boodschappen kan versturen en ontvangen. E-mail is niet veilig. Inlichtingendiensten en kwaadwillende internetters kunnen emailverkeer zonder al te veel moeite onderscheppen en afluisteren. Ze kunnen het verkeer op
40
onveilige of gekraakte tussenstations als routers en mailservers onderscheppen. Encryptie via PGP, of diens ongepatenteerde vervanging GPG, biedt uitkomst. PGP is een techniek om de elektronische boodschappen via versleuteling onleesbaar te maken voor externe partijen, zolang ze niet over de vereiste wachtwoorden en autorisatie beschikken. Hushmail.com is een eenvoudige webdienst voor versleutelde e-mailcommunicatie. Tevens kan men er vertrouwelijke documenten opslaan in een vrijwel niet te kraken digitale omgeving. Met PGP/GPG is het mogelijk om het berichtenverkeer te versleutelen en tegen afluisteren te beveiligen. Versleuteling, encryptie, is gebaseerd op het uitwisselen van digitale sleutels tussen de zender en ontvanger. Enkel als zender en ontvanger over 'passende' sleutels beschikken kunnen ze elkaars boodschappen lezen. Anders niet. Het uitwisselen van sleutels gebeurt via centrale servers op internet en, veiliger, tijdens fysieke ontmoetingen. Enigmail is een toevoeging op Mozilla Thunderbird om e-mailberichten op vrij eenvoudige wijze te versleutelen. Voor Microsoft Outlook bestaat een vergelijkbaar programma. De installatie van PGP-programma's is een proces dat technisch nauw luistert. Chatten MSN Messenger, ICQ en Yahoo Instant Messenger behoren wereldwijd tot de meest gebruikte programma's om te chatten (kletsen). Zowel jongeren thuis als kantoorpersoneel gebruiken chatsoftware om direct met collega's, persoonlijk bekenden maar ook bronnen te communiceren. MSN Messenger is in Nederland, met 4,5 miljoen gebruikers, veruit het meest gebruikte chatsoftware, ICQ wordt vooral door professionals gebruikt. Bronnen die niet persoonlijk of telefonisch willen communiceren, maken af en toe uitzonderingen voor de veiliger geachte omgeving van het chatprogramma. De identiteit van de contactpersoon is lastig tot niet te achterhalen tijdens dergelijke chatsessies. Bij MSN Messenger fungeert een e-mailadres als identificatiemanier. De gebruiker kán zich daarbij bedienen van een e-mailadres bij een gratis dienst als Hotmail of Gmail met een fictieve naam. Enkel als het e-mailadres is samengesteld uit voor- en achternaam van de persoon kan dat een indicatie geven van zijn echte naam, maar ook nepnamen zijn eenvoudig aan te maken, zoals
[email protected]. De communicatie via MSN Messenger verloopt via centrale chatservers van Microsoft, eigenaar van MSN. Het IP-adres van het chatcontactpersoon is dus ook geen afspiegeling van het IP-adres van zijn computer. Net als e-mail zijn ook chatprogramma's onveilig. Alle chatberichten gaan als kale tekst, onversleuteld en zonder wachtwoordbeveiliging, over het openbare internet. Het is voor techneuten een niet al te lastige klus het verkeer te onderscheppen of de controle over een MSN-chat over te nemen. Om dit soort malafide praktijken te voorkomen, kan men encryptieprogramma's voor chats downloaden. Dit soort externe programma's versleutelt de inhoud van het berichtenverkeer. De versleuteling werkt alleen als de software door beide chatpartijen wordt gebruikt. Chatprogramma's maken in de regel letterlijke transcripties van alle gesprekken die men ooit voerde. Dat is een voor journalisten handige functie, aangezien ze een letterlijke geschiedenis opbouwen van de gesprekken die ze met bronnen voerden. De transscripties worden op de computer opgeslagen in de map Mijn documenten -> Mijn ontvangen bestanden -> [chatnaam] -> Geschiedenis. Teksten en ontvangen documenten zijn daar vandaan te kopiëren, bijvoorbeeld om verwerkt te worden in artikelen.
41
IRC IRC staat voor Internet Relay Chat en is een oude, nog altijd regelmatig gebruikte vorm van groepsgewijs chatten [handleiding]. Om toegang te krijgen tot IRC-chatnetwerken dient de gebruiker een apart programma te installeren, zoals mIRC of de Firefox-extensie Chatzilla. Vervolgens logt men aan op een van de vele IRC-servers die er zijn en kiest een kanaal. De bediening van IRC geschiedt via een niet al te toegankelijke gebuikersinterface en een aparte commandotaal (zie handleidinglink). IRC-chats vinden plaats op speciaal daarvoor ingericht chatservers, IRC-servers. Op iedere server zijn vele tienduizenden kanalen, te vergelijken met onderwerpgerichte cafés. Het berichtenverkeer is in principe gericht aan alle aanwezigen in de chat, maar het is mogelijk besloten gesprekken te voeren. IRC is enkel handig als de gebruiker weet op welke server in welk kanaal hij moet zijn of hoe hij zijn weg kan vinden in de schijnbare chaos van servers en kanalen. Zoekmachine als SearchIRC of Netsplit brengen de gebruiker in contact met groepen, vaak technische, computergebruikers met een zekere mate van specialisatie op bepaalde terreinen. Journalisten kunnen zich tot deze groepen wenden voor tips, adviezen of algemene oriëntatie op bepaalde onderwerpen. Telefoneren Met de nieuwe versies van chatprogramma's MSN Messenger en ICQ is het ook mogelijk te telefoneren, als aanvulling op het tekstgebaseerde berichtenverkeer. Een programma dat gespecialiseerd is in spraak via internet (VoIP, Voice over IP) is Skype. Gebruikers die het gratis programma installeren kunnen onderling via de computer voor niets telefoneren, ongeacht de fysieke locatie van de gebruiker. Na installatie van het programma maakt men een gebruikersnaam aan die centraal geregistreerd wordt op een Skype-server. De gratis gesprekken kunnen pas beginnen als men gebruikersnamen van anderen toevoegt aan de contactlijst. Als een gebruiker online gaat, veranderen zijn contactgegevens van kleur. Anderen zien zodoende dat iemand te bellen is. Om Skype te gebruiken zijn wel boxen en een microfoon nodig. Velen hebben het programma en/of de benodigde koptelefoon en microfoon niet altijd aan staan. Het spraakverkeer in Skype is, evenals de ingebouwde tekstchatfunctie, versleuteld en dus niet kraakbaar. Althans, dat stellen de Luxemburgse makers van het programma. Het programma kent meer dan 40 miljoen gebruikers, een aantal dat met de dag nog fors groeit. Een voor journalisten interessante functie is het ingebouwde telefoonboek. Veel Skypegebruikers registreerden zich met hun echte naam. Het is betrekkelijk eenvoudig om via Skype iemand te vinden en hem te spreken te krijgen. Bovendien is het mogelijk automatisch alle namen van het Outlook-adresboek te vergelijken met de Skype-telefoongids en toe te voegen aan de Skype-contactlijst. Het is ook mogelijk met Skype te bellen naar vaste en mobiele telefoonnummers, maar dat kost geld. Gebruikers van het zogeheten SkypeOut storten via een kredietkaart een prepaidaccount minimaal 10 euro en kunnen vervolgens direct internationaal goedkoop gaan telefoneren. De kosten zijn te vergelijken met die van Tele2achtige bedrijven. De gebruiksmogelijkheden van VoIP zijn echter groter dan die Skype biedt. Veel bedrijfscentrales zijn, zonder dat de gebruiker dat merkt, gebaseerd op VoIP-technologie. Hierdoor kunnen binnenkomende gesprekken naar vaste telefoons doorgestuurd worden naar mobiele telefoons of voicemailbussen. Voicemails kunnen op hun beurt weer als
42
geluidsbestand worden doorgestuurd naar een e-mailadres, waar de gebruiker vervolgens via bijvoorbeeld een chatprogramma of sms op geattendeerd kan worden. Vormen van vaste en mobiele digitale communicatie groeien naar elkaar toe en raken in toenemende mate vervlochten met elkaar. Een digitaal werkende journalist is daardoor constant bereikbaar, via welk medium dan ook, en kan die bereikbaarheid ook direct vertalen naar de werkpraktijk. Want telefoongesprekken maar ook chatgesprekken kunnen als directe input worden gebruikt voor artikelen, niets staat de journalist in de weg om digitaal opgenomen gesprekken of voicemails toe te voegen aan artikelen die op internet verschijnen. Verscheidene publicaties, in Nederland en daarbuiten, combineren tekst met audio maar ook video. Een typisch voorbeeld is te vinden bij de mp3-uitzendingen die Adam Curry dagelijks via internet verzorgt. Luisteraars van zijn internetradioprogramma nemen hun gesproken reacties op in mp3-formaat en mailen die naar de dj. Met een enkele klik op de muis zendt de programmamaker die gesproken reacties uit in zijn volgende uitzendingen. Het is daarbij echter wel zaak de inhoudelijk relevante reacties te scheiden van de niet-relevante. Een weblog als GeenStijl.nl bijvoorbeeld zendt via zijn site met enige regelmaat de voicemails uit die bezoekers achterlaten via het redactienummer. Conclusie Communicatiemedia via internet verlagen de toegang tot bronnen en contactpersonen, en vereenvoudigen het contact. Een aantal daarvan is enkel een digitale verschijningsvorm van bekende offline media. Een punt van zorg voor de gebruiker is dat digitale communicatiemedia standaard amper of niet beveiligd zijn. Extra maatregelen zijn nodig om het onderlinge berichtenverkeer te beschermen tegen afluisteren. Het web en discussiefora, ontsloten via knipseldiensten (RSS) en zoekmachines, bieden in principe een onuitputtelijke bron van informatie voor de journalist. Niet alle informatie is even betrouwbaar, maar biedt op zijn minst een uitgangspunt voor verder onderzoek. Digitale communicatiemedia veranderen het werk van de journalist in essentie niet. Bronnen moeten nog steeds benaderd worden om hen kritisch te bevragen. Het controleren van de bronnen en het plegen van wederhoor blijven een vereiste. Wel is het mogelijk om informatie en contactpersonen gericht op te speuren en te benaderen. [Erwin Boogert, Peter Olsthoorn, 12 mei 2005]
43
44
B Uitgeven B1 Kanalenkolder: alles en iedereen digitaal De Volkskrant duikt in tv-productie, Quotemedia denkt aan een kookzender, Sanoma werkt samen met Talpa Radio aan een internet-print-radio-format, en het Parool brengt Parool Radio Online. De Telegraaf is bezig met tv en videochats, en het Financieele Dagblad wil een grand café openen voor mondelinge informatieoverdracht. De Nederlandse uitgeefwereld wil meer - niet alleen maar mooie kranten en tijdschriften maken, maar ook tv, radio, events, en mobiele diensten. Alle kanalen veroveren, het publiek volgen van platform naar platform, sterke titels in elk medium terugzien - het klinkt logisch. Is het dat ook? Dit artikel maakt deel uit van een onderzoek naar online uitgeven en journalistiek dat steun krijgt van het Bedrijfsfonds voor de Pers. Een krant was een eeuw geleden net zoiets als het nu is. Nieuws, gedrukt en in grote oplage verspreid, betaald uit een combinatie van abonneegelden en losse verkoop, en grote en kleine adverteerders. Dat is een prima model. Marges van 20 procent zijn voor dagblad- en tijdschriftuitgevers jarenlang heel gewoon geweest - en productinnovatie was nauwelijks nodig. Voor een krant moest er misschien eens een katern bij. Tijdschriftmakers probeerden nog wel eens een nieuwe doelgroep te verzinnen - maar het verdienmodel bleef al die tijd eender: het laten werken van drukpersen, de informatieverzameling door grote redacties, het hele proces van verzending en bezorging, het verkoopapparaat om de adverteerders binnen te slepen - het zijn stuk voor stuk kostbare processen. Het bereiken van een groot publiek met alle tekst en plaatjes die je kwijt kunt in een geprint product - dat was het domein van uitgevers. En van bijna niemand anders. Wat lezen we? Toch zijn uitgevers zich al jaren bewust van een groot probleem in hun sector - de Nederlanders lezen steeds minder. En die trend is begonnen lang voordat internet zijn opwachting maakte. In Nederland verschijnen 32 dagbladen, 9 landelijke en 23 regionale dagbladen, die worden uitgegeven door 11 zelfstandige ondernemingen. In het vierde kwartaal van 2004 bedroeg de totaal verspreide oplage van de dagbladen ruim vier miljoen exemplaren, een daling van 3,3 procent ten opzichte van het jaar ervoor. Sinds 1997 is de betaalde oplage met 10 procent gedaald. Deelabonnementen - een krant per week en de rest digitaal - worden inmiddels meegeteld als de digitale versie gelijk is aan de gedrukte krant. (Het HOI Instituut voor Media Auditing meldt inmiddels 32.500 deelabonnementen.) Die achteruitgang in aantallen lezers is al decennia aan de gang. Als je de verhouding tussen huishoudens en dagbladen bekijkt, blijkt dat sinds 1983 de zogenaamde 'dekkingsgraad' met een kwart is afgenomen.
45
De top-100 van publieksbladen, zoals vakblad Media Facts die in december 2004 publiceerde, toont ook de druk waaronder de tijdschriften staan. In geld gemeten werd ruim 15 miljoen euro ingeleverd, een daling van 6 procent ten opzichte van 2003. Deze afname komt voor het grootste deel door de dalende losse verkoop. Door de abonnementsprijzen te verhogen is dat verlies gecompenseerd. De dalende oplagen zijn weerspiegeld in het leesgedrag. Het aantal uren dat Nederlanders per week aan gedrukte media besteden, daalde van 6,1 uur in 1975 naar 3,9 uur in 2000 [CBS]. Vooral het aantal lezers daalt. Iedereen leest minder, maar de jeugd gaat daarin voorop. Zo is het aandeel wekelijkse boekenlezers onder tieners in tien jaar tijd gehalveerd. [SCP]. Wat gebeurt er op internet? Wat doen we dan toch met al die tijd? Sinds 1975 is het media-aanbod sterk gegroeid. De hoeveelheid tijd die Nederlanders aan de media besteden is echter vrijwel gelijk gebleven. Van de gemiddeld bijna 45 uur vrije tijd per week gaat nu 19 uur op aan zaken als televisie, krant en internet. In 2004 zit 66 procent van de Nederlanders regelmatig online en besteden die daar zo'n zeven uur per week aan. Bezoeken aan vrienden en familie nemen af, meer nog dan het lezen. Tel daarbij op de tijd met de mobiele telefoon of de Ipod - voor velen beginnen die apparaten het mobiele internet te worden - en dode uurtjes met sms'en of foto's kijken op de camerafoon. Het internet is, met zijn mobiele varianten in aantocht, een massamedium geworden, in de zin dat het door een heel groot publiek gebruikt wordt. De markt voor internetreclame groeit. IAB Nederland komt met zijn dertien grootste internetexploitanten en BBC De Media en Reclame Bank tot 66,2 miljoen euro in bestedingen bij ruim 1.500 Nederlandse websites, waaronder de grootste online dagbladen, webgidsen en zoekmachines. Nog steeds maar een schijntje als je de tv- en print-budgetten ernaast legt, maar toch. Volgens Forrester komt daar in ieder geval nog 34 miljoen euro bij die is geïnvesteerd in search engine marketing - waarvan Google het merendeel kon incasseren, en dan zijn er nog alle emailmarketingcampagnes en speciale campagnesites die ontwikkeld worden, en de online presentie van elk bedrijf en merk. Adverteerders in Engeland geven inmiddels al meer geld uit aan reclame op internet dan op de radio. Dat blijkt uit een rapport van Interactive Advertising Bureau in Engeland: 3,9 procent (990 miljoen euro) gaat naar internet en 3,8 procent naar radio. Ook in de VS werden in 2004 records gebroken - 7,4 miljard euro in 2004, waarvan 3 miljard naar search engine marketing gaat. De voorspelling is dan ook dat in 2005, de advertentie-inkomsten van Google en Yahoo samen, de inkomsten van de Amerikaanse tv-netwerken zullen evenaren. Van massa naar één op één De onbeperkte stroom van informatie die het publiek voor zichzelf en elkaar genereert, is misschien wel een interessanter advertentiemedium dan de gerichte en georganiseerde stroom van informatie die door de nieuwsmedia voortgebracht wordt. Adverteerders kunnen terecht
46
op een terrein dat voorheen helemaal niet toegankelijk was: het privé-domein van communicatie. Om een paar voorbeelden te noemen: wie Gmail gebruikt om zijn webmail te lezen, krijgt advertenties te zien gebaseerd op de woorden in de mails die je stuurt en ontvangt. Wie zijn foto's op fotosite Flickr zet om deze met vrienden en bekenden te delen, ziet advertenties staan die te maken hebben met de ondertitels van de foto's. In Nederland hebben meer dan vier miljoen mensen een 'instant messaging'-account zoals van MSN Messenger aangemaakt, waarmee ze online kunnen chatten. Ook die omgeving is voor adverteerders interessant geworden. Zo zijn het dia-avondje na de vakantie, het gebabbel na schooltijd, de liefdesbrieven die we elkaar sturen, en de tips van amateurs onder elkaar in een digitale wereld ineens open komen te liggen voor adverteerders. Daar komt bij dat mensen gewoon ook steeds meer tijd doorbrengen in die persoonlijke communicatieomgeving. En omdat in die wereld automatisch zoveel delen over onze interesses en achtergronden, kunnen adverteerders er nog wat mee ook. Het curieuze is dat voor de televisie- en printindustrie het massapubliek in die kanalen aan het verdwijnen is. Tien jaar geleden waren er in Engeland nog 200 programma's per jaar waar minstens 15 miljoen mensen naar keken. Vorig jaar waren het er minder dan 10. In de VS besteedde McDonald's tien jaar geleden tweederde van zijn marketingbudget aan spots op de grote netwerken - nu is dat nog maar eenderde. En dan zijn we nog niets een toe aan de volgende stap in televisieland, waarbij programma's on demand geconsumeerd gaan worden. De trend is ook in Nederland zichtbaar. Het is nog maar zelden dat 'iedereen' een bepaald programma ziet - behalve dan als PSV en AZ net niet winnen, of als er afscheid van André Hazes genomen wordt. Alleen sommige tv-commercials hebben het effect nog - die bieden de gedeelde ervaring die tv-programma's zelf vroeger hadden: iedereen kent ze, kan de melodie zingen, citeert ze naar hartelust in gesprekken. Marketeers zijn op zoek naar geschikt publiek, en ze willen meer en meer over dat publiek weten. Uiteindelijk willen ze precies de goede boodschap bij precies de goede personen laten uitkomen. En dat wordt steeds eenvoudiger. De vraag is echter of uitgevers daarbij kunnen helpen. Strategie uitgevers De mediawereld verandert danig, maar uitgevers zijn eigenlijk maar bij weinig van die veranderingen direct betrokken geweest. Het zoeken en vinden van informatie, rubrieksadvertenties en veilingen, communicatienetwerken om te chatten of oude klasgenoten terug te vinden, weblogs om je te uiten, fotosites om je vrienden en familie te ontmoeten - het zijn alle uitermate populaire diensten, veelal ontwikkeld door nieuwe partijen. Google heeft via zijn Adsense-programma micropublicaties van inkomsten voorzien en een hele grote groep nieuwe adverteerders van een kanaal naar het juiste publiek gegeven. In veel gevallen zijn de gebruikers zelf producent van de belangrijkste inhoud van de genoemde diensten. Bedrijven als Yahoo of Google wisten zich, in tegenstelling tot uitgevers, wel tussen gebruikers en het nieuwe media-aanbod te plaatsen. Ze organiseren de gebruikers en verzamelen allerlei informatie over ze. Ook het ontsluiten van publieke informatie, of het
47
koppelen van bestanden zoals luchtfoto's en kaarten, de lokale advertentiemarkten, en de snel opdoemende mogelijkheid om allerlei van deze diensten ook mobiel te maken - eigenlijk komt geen van deze ontwikkelingen van uitgevers vandaan. Hoe reageren uitgevers in heel Europa hierop? Ze willen in ieder geval meer doen dan alleen print. En in veel gevallen kijken ze daarbij opnieuw naar een massamedium, zoals televisie. In Zweden gaat Dagens Industri, een krant voor financieel-economisch nieuws dit najaar televisie maken, om zijn adverteerders de hele dag een doelgroepkanaal te bieden. Andere Zweedse uitgevers volgen, vooral met lokale en regionale digitale zenders. In Duitsland zijn uitgevers vooral geïnteresseerd in de elektronische programmagidsen voor digitale televisie. Axel Springer Verlag en Henrich Bauer werken aan een eigen digitale programmagids voor televisie. In Engeland, met zijn honderden digitale kanalen, is een aantal uitgevers al tijden actief via verschillende kanalen: Emap, dat veel muziek- en jongerentijdschriften en vakbladen uitgeeft, heeft een aantal van zijn titels uitgebouwd met radio, televisie en mobiele kanalen. De Engelse tabloid Daily Express is samen met een postorderclub een winkelkanaal begonnen. Ook in Nederland willen uitgevers meer doen. In Nederland schieten initiatieven juist nu wortel. Een bedrijf als de FD Media Groep, definieert zich aan de hand van het onderwerp: als makers van financieel en economisch nieuws voor het Nederlandse bedrijfsleven willen zij hun lezers en luisteraars multimediaal bedienen: krant FD, radiozender BNR en de digitale activiteiten worden allemaal gebruikt als uitbreiding om informatie via verschillende kanalen en op verschillende momenten aan te bieden. Het belangrijkste nieuwe kanaal dat FD aan het toevoegen is, betreft mondelinge informatieoverdracht: lezingen, cursussen, bijeenkomsten voor redactie en publiek. Quotemedia bekijkt de mediawereld meer vanuit ondernemersperspectief: is er nog een gat in de markt? Is er behoefte aan deze dienst? Hoewel er dus activiteiten via andere kanalen ontwikkeld worden, hoeven die niet meteen gerelateerd te zijn aan de al bekende titels. Een sterk merk kan als tijdschrift werken en elders niet. Een kookkanaal onder de titel Food11 wordt vooral als tv-concept bezien, een nieuw blad is voor een nieuw blad. De Telegraaf, de derde uitgever in deze lijst die zijn naam nu van het algemene 'media' wil voorzien met Telegraaf Media groep, wil in ieder geval actief zijn op het gebied van televisie en mobiel. Dat gebeurt al enige tijd op corporate niveau, door deelnemingen in bedrijven als SBS en Mobillion. SBS is zeer actief met het lanceren van een hele serie nieuwe digitale themakanalen, en Mobillion ontwikkelt een IPTV-kanaal (video over internet) voor jongeren, dat gebruikt maakt van webcams en videotelefonie. Maar sinds kort wordt ook rond de eigen titels gekeken naar uitbreiding naar tv en naar mobiel. Bij PCM zijn er ambities op titelniveau - zo wil de Volkskrant in een joint-venture met een producent televisie gaan maken. Ook doet de Volkskrant aan evenementen, zoals de singlesfeesten, en werkt de krant samen met de VPRO aan een filmsite. NRC Handelsblad doet een boekenprogramma samen met de lokale Amsterdamse zender AT5. Het concern spreekt in zijn strategie echter niet over televisie als kanaal. VNU's Nederlandse activiteiten zijn gericht op zakelijke informatie en evenementen, waarbij internet ruim ingezet wordt. Het bedrijf richt zich niet op consumenten en ziet voor de zakelijke markt geen directe reden om zich te richten op radio, televisie of mobiele diensten. Het bedrijf benoemt zelfs expliciet zijn multimedia-activiteiten als een combinatie van print,
48
online en beurzen. Daarnaast is VNU zeer gericht op het verzamelen van informatie in de industrie zoals televisiekijkcijfers. Sanoma, met 75 tijdschriften de grootste creatieve werkgever van Nederland op het gebied van infotainment, nam de publiekstijdschriften van VNU over. Sanoma ziet juist wel heel duidelijk een belangrijke rol voor zichzelf in het ontwikkelen van nieuwe kanalen. Sommige titels, zoals Playboy, zijn al omgevormd tot een lucratief mobiel videokanaal. Libelle ging in evenementen. Bijna alle titels worden gebruikt om actief producten rechtstreeks aan de lezer te verkopen. Er wordt al intensief samengewerkt met tv-producenten aan programma's, met de duidelijke intentie zelf op dit gebied actief te worden. Wegener is vooral uitgever van regionale bladen en daarnaast DM-specialist. Wegener heeft sites als Autotrack voor gebruikte auto's als extensie van de rubrieksadvertenties in de kranten, en het bedrijf levert ook DM-gegevens aan de NVM-woningensite Funda, waarin ze 50 procent bezit. Funda heeft een experimentele videosite, die vrij bescheiden van opzet is, toegevoegd aan het aanbod. Wegener was in het verleden actief op het gebied van muziek en radio als Wegener Arcade, maar is daarvan helemaal van teruggekomen. Het ontbrekende kanaal Nu uitgevers druk doende zijn om hun merken en titels via nieuwe kanalen uit te dragen, valt ineens ook op welk kanaal in veel gevallen grotendeels stil blijft liggen: dat van de klanteninformatie of klantrelatiebeheer (CRM). Al tien jaar hebben uitgevers de mogelijkheid om hun publiek te leren kennen - niet op geaggregeerd niveau, maar werkelijk per individu. Email nieuwsbrieven, enquêtes, analyse van gedrag op websites, bij elkaar brengen van informatie over aankoopgedrag, en het op onderhoudende wijze uitlokken van respons onder lezers en die ook gebruiken - het kanaal stond al die tijd open en is nauwelijks gebruikt. Uitgevers zouden inmiddels miljoenen e-mailadressen en mobiele nummers moeten hebben, met voortdurend verrijkte databases erachter, en intensieve relaties met adverteerders om daar op een goede manier gebruik van te maken. Niet alleen voor de eigen marketing van bestaande uitingen kan deze informatie van groot belang zijn, maar ook voor uitbreiding van de titels en activiteiten zoals dating, chat en spelletjes. Toch hebben uitgevers in de meeste gevallen nog steeds geen uitgebreide CRM-systemen, en slagen zij er in die zin niet in heel dichtbij de consument te komen. Zoekmachines, communicatiediensten, persoonlijke websites lukt dat wel, en de adverteerder volgt hun spoor. Zo kan het bijvoorbeeld gebeuren dat Wegener moet gaan samenwerken met SMScity om toegang te krijgen tot de 1 miljoen jongeren die daar hun e-mail adres, mobiele nummer en NAW-gegevens hebben achtergelaten. En e-mailmarketingbedrijf Tapps mag met de abonnee- en adresbestanden van VNU aan de slag en gaat de databases verder verrijken met gegevens over lifestyle en socio-demografie. Als er evenementen georganiseerd worden, dan zijn die vaak uitbesteed. De grote kracht van de sterke merken van kranten en tijdschriften - het vertrouwen van gebruikers, de gedeelde interesses van gebruikers, en het verlangen iets bij te dragen of mee te mogen doen - daar wordt relatief nog weinig gebruik van gemaakt.
49
De nieuwe kanalen zijn niet zo nieuw - mobiel, tv, evenementen, print, internet - wat nieuw is de relatie tussen uitgever, publiek en adverteerder. En dat wordt pas interessant als het kanaal van lezer naar uitgever eindelijk opengaat. [Monique van Dusseldorp, 6 mei 2005]
50
B2 Uitgevers in nieuwe kanalen Jaren geleden, bij de opkomst van de commerciële televisie, wilden Nederlandse uitgevers al op de buis. Problemen met de regelgeving, tegenvallende resultaten, of gewoon een goed bod van een andere partij - de meeste tv-avonturen eindigden al snel. Maar in 2005 staat iedereen weer open voor de kansen van tv, zij het nu digitaal. Staatssecretaris Medy van der Laan van Cultuur wil de beperkingen rond bezit van tv-kanalen voor uitgevers opheffen. Intensief multimedia uitgeven en samenwerkingen worden beter mogelijk, zoals uitgevers al jaren wensen. In het WRR-rapport 'Focus op functies' (pdf, 196 pagina's) worden uitgevers herhaaldelijk genoemd als potentiële toekomstige partners voor de omroepen. Maar zover is het nog niet. De televisiewereld staat op zijn kop - vooral door de nieuwe zender Tien van John de Mol en de bewegingen van diens participatie Versatel met voetbalwedstrijden via ADSL. Ook andere grote internetaanbieders kijken naar televisie over ADSL: KPN-dochter Xs4all beproeft dit met DSL-TV. Digitenne en KPN Digitale TV zijn al digitaal, maar met beperkte capaciteit. De tvkabelexploitanten daarentegen zinspelen op een digitale uitbreiding door de drempel voor overstappende abonnees te verlagen. Om nog maar niet te spreken van mobiele kanalen: kabel- en telecombedrijven willen graag klanten binnenhalen door televisie aan te bieden. Het gaat daarbij niet alleen om televisiekanalen zoals we die nu kennen. In veel gevallen is ook sprake van een 'on demand'-variant van het aanbod. Daarbij kan de kijker een keuze maken uit een uitgebreid boeket aan programma's en zenders, en kijken op het moment dat het hem zint. Waarom hebben uitgevers in deze digitale wereld opnieuw interesse in tv? Allereerst wil men een nieuw kanaal natuurlijk niet zomaar aan anderen overlaten. De interesse van uitgevers in televisie draait soms rond het idee dat een redactie van alle markten thuis moet zijn. Een andere reden is de wens om omzet en rentabiliteit op peil te houden. Want jaar na jaar besteden Nederlanders minder tijd aan het lezen van kranten. Het aantal betalende abonnees van dagbladen loopt snel terug. Waar de ontwikkelingen op internet suggereren dat de toekomst van uitgeven misschien juist in een zeer groot aantal micropublicaties en nichekanalen zit, ziet een uitgever zichzelf toch bij voorkeur als de producent van informatie voor het grote publiek. Geschiedenis De gedachte dat uitgeven en televisie goed in een bedrijf te combineren zijn, is niet nieuw. Journalist Robert Briel, als voormalig hoofdredacteur van de Veronicagids getuige van veel van deze ontwikkelingen, heeft de initiatieven onlangs nog eens op een rijtje gezet. De meeste initiatieven van uitgevers blijken geen lang leven beschoren:
51
* Elsevier-NDU, Perscombinatie, De Telegraaf en VNU hebben ooit samen met de publieke omroepen AVRO, TROS en Veronica plannen gemaakt voor een commerciële zender. De plannen blijven hangen op onwil uit de politiek. * VNU zat al in abonnee-tv-kanaal FilmNet en investeert later in RTL, net als Elsevier. Bij de oprichting van de Vlaamse televisiezender VTM zijn veel uitgeverijen betrokken, ook VNU. In 1998 verkoopt VNU echter zijn belangen in RTL aan CTL-UFA en in VTM aan uitgeverijen Roularta en De Persgroep. * In 1996 koopt Wegener het bedrijf Arcade, dat muziek uitgeeft en twee tv-zenders heeft: TMF en TV10. In 1997 verkoopt Wegener Arcade vervolgens de meerderheid van TV10 aan het Amerikaanse Saban, waaruit Fox Kids (nu Jetix) groeit en dat in avonduren Fox8 heet, een zender die door SBS wordt overgenomen. In 2001 verkoopt Wegener TMF aan MTV. * Quote Media is een tijd actief met de muzikale clipzender The Box, waarin het een belang had van 50 procent. Quote verkoopt zijn aandeel eind 2003 aan het Duitse muziekkanaal Viva Media. * In 1996 neemt de Telegraaf een aandeel in Sport7, de sportzender die uiteindelijk niet doorgaat. Het bedrijf neemt ook een belang van 40 procent in de Nederlandse tak van SBS. Daarmee is De Telegraaf op dit moment de enige die een belang heeft in een televisiezender. Nieuwe golf De Publieke Omroep kwam afgelopen herfst vrij onverwachts met de mededeling dat het zich aan vijf, of misschien wel acht of negen nieuwe themakanalen ging wagen: * De VPRO was op internet al begonnen met eigen kanalen, en heeft inmiddels twee alternatieve muziekkanalen onder de noemer 3voor12TV: OnStage en Central. De zenders zijn voor digitale UPC-abonnees al op tv te ontvangen, net als het nieuwe Holland Dockanaal, gericht op documentaires. * De VPRO en NPS hebben samen ook een kanaal /Geschiedenis gelanceerd. * NOS Journaal 24 is vooralsnog een opsomming van laatste versies van het journaal en NOS Actueel, plus een Teletekst-tickertape. * Een parlementair kanaal is ook besproken, de Vara denkt aan cabaret, Teleac wil een cursuskanaal - en zo heeft elke omroep inmiddels wel een plannetje of ideetje. * Samenwerking met grote uitgevers wordt daarbij regelmatig genoemd. Zo zou de NCRV bijvoorbeeld samenwerken met externe partijen als Trouw, de Vrije Universiteit en de protestantse kerken. Gerard Oonk, radio- en nieuwe-mediamanager bij de NCRV, bevestigt het plan voor een digitale themazender op christelijke grondslag. "En daarvoor praten we inderdaad met mogelijke partners." Ook in commercieel tv-land zit men niet stil: * Talpa zal Tien waarschijnlijk laten volgen door een aantal themakanalen. * MTV Networks/Viacom (MTV, TMF, The Box, Nickelodeon) heeft drie nieuwe muziekkanalen aangekondigd, plus een Nick Junior-kanaal voor de peuters en kleuters. * SBS komt met vier kanalen: voor showbizz (TV10), doe-het-zelf (Klussen en Wonen), I Love met series uit de jaren 70 en 80, en Veronica Vibes. * RTL werkt aan 'video on demand'-diensten met Casema voor de tv-kabel en internet. * Verder hebben wat nieuwe buitenlandse zenders zich in Nederland gemeld, zoals GarudaTV, RaceWorld TV, Car Channel en World Made Channel, dat alleen homevideo's wil uitzenden.
52
Maar niet alleen de bekende televisiebedrijven dromen van eigen zenders, nieuwe aanbieders zijn er ook: * Oranje TV zegt te komen met een kanaal voor Nederlandse muziek en een zender TV op Reis. * Ook ANWB, VVV en Ticketbox zijn in gesprek over een vrijetijdskanaal. * MKB Nederland en de Kamer van Koophandel kijken serieus naar een kanaal voor ondernemers. * Surfnet en Kennisnet kunnen over het eigen IP-netwerk een onderwijszender aanbieden. * Uitgever IDG broedt op een Game-kanaal. * Sony zou met serie- en filmkanaal AXN (spreek uit 'action') ook wel eens in Nederland actief kunnen worden. Het gevolg is dat er een enorm aanbod aan nieuwe zenders in de planning staat - schattingen variëren van 20 tot 40 nieuwe zenders voor het eind van 2005. Uitgevers ontbreken in het rijtje nagenoeg, maar hebben wel interesse, zegt Maarten Gubbens van het NOB, betrokken bij de technische organisatie van nieuwe zenders: "De NOB heeft een aantal gesprekken gevoerd met uitgevers, nog puur informatief. Uiteraard proberen we deze markt wel te ontwikkelen en spreken we met veel partijen. Vervolgens gaan ze enthousiast weg en zien we ze niet meer terug." Gubbens verwacht pas een introductie van dit soort non-broadcastkanalen in 2006. Dan is er een grotere penetratie van decoders, zodat meer mensen de digitale kanalen ook kunnen ontvangen. Quote Media Maarten van den Biggelaar, oprichter en directeur van Quotemedia, is een van de uitgevers die in het verleden een tv-belang had: de inmiddels verkochte muziekzender The Box. Hij wil nu een 'kookkanaal', werktitel Food11. "Dat is een zender met clipjes die herhaald worden, maar ook met een kookstudio die toegankelijk is voor het publiek, waar bussen vol met mensen op af komen voor een live uitgezonden kookcursus. Die mensen betalen de basisinkomsten van de zender. En vaste sponsoren moeten ook een deel opbrengen." Het kookkanaal staat op een zacht pitje, want Quotemedia lanceert samen met MTV het nieuwe weekblad InMagazine, een wekelijks verschijnende glossy over glamour en sterren, plus een compacte tv-gids. Ook is Van den Biggelaar niet op zoek naar het multimediaal uitbaten van alle titels: "Per merk verschilt dit. Quote is een heel sterk merk, maar alleen als tijdschrift. Mensen zitten helemaal niet te wachten op Quote-televisie of -radio. Als je dat wil doen, moet je een nieuw merk in de markt zetten. Bovendien: Food11 kost minstens vijf miljoen euro per jaar. Om een dergelijk kanaal rendabel te maken, moet het aantal digitale huishoudens drastisch omhoog. Met die ruim 100.000 kastjes nu haal je het niet." Samenwerking uitgevers en tv Wat kunnen uitgever en tv-producent c.q. -zender elkaar bieden? Het antwoord ligt vooral in niches:
53
1. Publicaties als mediakanaal. Hoe drukker de tv-markt, des te groter de behoefte aan marketing van programma's en zenders via andere kanalen. De uitgever bereikt beoogde doelgroepen van nieuwe zenders vaak al met advertenties en redactionele aandacht in tijdschriften. Voor tv-zenders kan een uitgever als mediakanaal een grote rol spelen. 2. Een bestaand merk van krant of tijdschrift als tv-programma te ontwikkelen. Voorbeeld: het Engelse dagblad Daily Express begon met een postorderclub Express Shopping, een digitale winkelzender, zonder nieuws. De Times of India lanceert naast een zakennieuwszender ook een amusements- en een religieuze zender. Het Duitse zakenblad Focus begint dit jaar zelfs met een eigen digitaal themakanaal over gezondheid en fitness. De Volkskrant richtte met tv-producent Palazzina een joint venture op, om zelf tv-formats en programma's te ontwikkelen. 3. Uitgevers kennen gespecialiseerde adverteerders goed. De Deense financiële krant Dagens Industri lanceert later dit jaar zijn eigen zender met financieel-economisch nieuws, ook om aan adverteerders de doelgroep via meer kanalen aan te bieden. 4. Uitgevers kunnen redacties met kennis van niche-onderwerpen inzetten. In Nederland werkt het Financieel Dagblad samen met Nova, waarbij de twee redacties een journalist uitwisselen. Andersom wordt het radioprogramma Mediazaken, te horen op BNR Nieuwsradio, geproduceerd met de redactie van vakblad Adformatie. 5. Ook kunnen omroepen graag in drukwerk willen gaan met hun tv-programma's. In Engeland zijn mede hierdoor al 120 tijdschriften voor kinderen op de markt. In Nederland heeft kinderzender Jetix een blad gemaakt en is er het eerdergenoemde MTV/Quote-initiatief. Het palet aan zenders Maar wat voor zenders krijg je eigenlijk, als je vooral heel veel meer zenders kunt aanbieden? In Engeland heeft inmiddels al meer dan 55 procent van het publiek digitale televisie - via digitale ether, satelliet of kabel. Sky biedt 450 zenders. Wat voor televisie levert dat op? En spelen uitgevers een rol? * Sky biedt veel van hetzelfde: meer dan 40 kanalen in de rubriek 'general entertainment' en verder 28 kanalen met documentaires en informatie, 15 filmkanalen, 28 muziekzenders, 19 kinderzenders, 23 sportkanalen, 30 pornostations en niet minder dan 38 winkelkanalen. De BBC komt in zijn eentje al tot 40 nieuwe zenders: veel regio-, archief- en themazenders, en zenders voor uiteenlopende doelgroepen: naast mannen, vrouwen, tieners en kinderen ook voor de worstel- of golfliefhebbers. * Daarnaast hebben clubs als Manchester United, Celtic en Glassgow Rangers een eigen tvkanaal, waar een echte fan zich natuurlijk graag op abonneert. MUTV, Manchester United TV, telt ruim 100.000 abonnees. * Maar er zijn ook nieuwe formats, zoals de 'talk-kanalen' van Vectone in de talen Tamil, Urdu en Bengali. Zes uur per dag wordt er gepraat - vaak met een gast, maar vooral met het publiek zelf. Het is goedkope televisie, die inkomsten aanvult met de opbrengsten uit sms- en telefoonverkeer. * Er zijn heel veel verkoopzenders zoals Thomas Cook TV met korte reisprogramma's en veel (last-minute) aanbiedingen direct - telefonisch - te boeken. Een item van vijf minuten wordt twintig keer herhaald. De veilingkanalen price-drop.tv en bid-up.tv hebben in relatief korte tijd furore gemaakt bij jagende kijkers. Dat geldt ook voor The Dating Channel, waar kijkers met Premium SMS voor chats en spelletjes de producent spekken. * Real Estate TV en The Job Channel laten de aanbieders betalen: makelaars en werkgevers kunnen informatie op tv zetten. Overigens is het niet zo dat al deze zenders ook uit video
54
hoeven te bestaan. Een tv-zender kan ook bestaan uit de plaatjes en teksten die ook al op internet werden aangeboden. * Gokken doet het uiteraard goed. Zo exploiteren Sky Bet en Sky Interactive eenvoudige betaalde spelletjes, samen met Puzzler Media, een uitgever van puzzelboekjes. * Emap, uitgever van 150 consumententijdschriften en vakbladen, gaat krachtig in multimedia. Q, Smash Hits en Kiss zijn inmiddels beschikbaar als tijdschrift, tv-kanaal en radiozender - als muziekzenders waarbij kijkers clips opvragen, zoals The Box in Nederland. Het bedrijf, met 5.500 medewerkers, zegt inmiddels 15 procent van de omzet en 17 procent van de winst te halen uit de divisie met tv en radio. Strategie Nederlandse uitgevers Zijn er wel genoeg digitale kijkers? Vooralsnog niet, zoals Van den Biggelaar al zei. Het grote publiek lijkt vooralsnog voldoende te hebben aan het standaard analoge aanbod van kabelbedrijven - al drukken deze momenteel en masse digitaal de huiskamers binnen. Uit het rapport TV in Nederland 2004 van de Stichting KijkOnderzoek blijkt dat digitaal tv kijken in Nederland langzaam populairder wordt: het schotelbezit is gestegen van 5,6 procent in 2001 naar 10 procent in 2004, en 5,5 procent van de huishoudens bezat in 2004 een kabelabonnement met een decoder. Het percentage huishoudens dat soms tv-programma's via internet nuttigt, steeg licht tot 6,6 procent in 2004. Uitgevers hebben met internet een beperkte mogelijkheid om digitaal te testen, want pc kijken is wezenlijk anders dan tv kijken. Toch worden op dit moment online veel videodiensten uitgeprobeerd, die in de toekomst wellicht als tv-zender kunnen worden aangeboden. * De website van Autoweek zal binnenkort videoclips aanbieden, betaald en gratis. * Een titel als Playboy van Sanoma is al omgevormd tot lucratief mobiel videokanaal. * Ook Funda, een site van Wegener en makelaarsclub NVM, biedt video met FundaTV. * Op de site van BNR Nieuwsradio zijn videoclips te vinden die tijdens de Autorai gemaakt zijn. * QuoteTV zet clips online die Jort Kelder maakte als zijn bijdrage aan een mobiel tvstation. * De Telegraaf biedt, als steeds meer sites, videonieuws van FTV. * Ook de Volkskrant breidt uit in video met ANP- en FTV-materiaal. Ook audio wordt door uitgevers steeds vaker gebruikt. Libelle lanceert binnenkort een webradiostation en PCM Uitgevers werkt mee aan Niuz, dat audioactualiteiten verspreidt via de telefoon. Daarnaast groeit het aantal 'cross-mediaconcepten' die televisieformats en internet combineren - vooral commercieel gestimuleerd. Uitgever Sanoma en mediabureau Advance produceerden Stay or go, een tv- en internetformat rond wonen. In de woorden van Advance-directeur Michiel Hoekstra: "Zij hebben de thema's, de kennis en de consumenten. Wij weten dat te verzilveren door een directe relatie met die consumenten te creëren. Met Stay or go zetten we een nieuwe titel in de markt die niets met print te maken heeft." Soapshow.tv, mede van Sanoma en Talpa, is een vorm van reality-tv, gebaseerd op de inbreng van gebruikers. Sanoma ondersteunt dit in bladen, Talpa op NoordzeeFM, met een verdere uitbreiding naar televisie in het verschiet. Het zijn de eerste tenen in het water, vooral om met adverteerders de ervaringen te delen.
55
Het blijft echter niet bij bescheiden initiatieven rond een enkel format of wat video voor de site. Vooral Sanoma en de Telegraaf zijn beiden op grotere schaal bezig met televisie, maar met een verschillende strategie: De Telegraaf, met zijn aandeel in SBS, wil het liefst zelf een tv-speler zijn. Sanoma, in gesprek met Talpa, benadrukt meer de complementaire rol. Sanoma Pim de Wit, algemeen directeur van Sanoma Uitgevers in Hoofddorp, is voor tv-productie in gesprek met allerlei organisaties - Talpa voorop. "We hebben twee jaar geleden tot drie keer toe geprobeerd een radiolicentie te krijgen. We boden realistische bedragen en verloren. Anderen die het wel lukten, draaien nu vaak verlies. Analoge televisie slaan we over. En dat geldt ook voor radio. Digitaal kun je in kleinere cellen gaan denken. Tijdens de Libellezomerweken wordt Libelle Webradio gelanceerd, Autoweek TV begint binnenkort en we hebben al Fancy Radio, allemaal online. Televisie volgt later." Wat heeft Sanoma partners te bieden? De Wit: "We exploiteren een aantal interessante merken en bieden met de tijdschriften ook mediakanalen voor reclame en redactionele aandacht voor nieuwe formats en kanalen. En in een digitaal kanaal kunnen we de know-how en capaciteit uit het blad beschikbaar stellen. En we kunnen bestaande adverteerders benaderen, hebben een heel apparaat om de advertentiemarkt te bewerken. De Wit ziet televisie niet als een koe met gouden horens: "Zo'n digitaal kanaal is natuurlijk per definitie armoe. Daar kun je geen aparte infrastructuur voor opzetten, tenzij je inderdaad iets groots hebt zoals de voetbalrechten. Als je dat niet hebt, dan moet je vooral gebruikmaken van bestaande structuren. Daar kunnen wij een rol in spelen." Wat kunnen tijdschriften bijdragen aan de inhoud van televisieprogramma's? De Wit: "Neem bijvoorbeeld een vrouwgericht kanaal, dan hebben we daar interessante elementen uit onze bladen voor. Viva heeft bijvoorbeeld een populaire rubriek als Any body, waarin vrouwen naaktfoto's van hun eigen lichaam bespreken. Zoiets zou zich goed lenen voor tv, maar dat is nog niet voldoende. Wij zullen als uitgever niet het hele kanaal kunnen programmeren - je moet dan toch grote series hebben, zoals Desperate Housewives en dergelijke. Je kunt niet de hele dag informatieve formats bieden." De Telegraaf Media Tijdens een discussiebijeenkomst in het Media Park te Hilversum vatte Ad Swartjes, bestuursvoorzitter van Telegraaf Media Groep, de strategie met tv als volgt samen: "Zie het als een drietrapsraket. De eerste trap is het concernniveau: we zitten in SBS, helaas is ons aandeel begrensd en momenteel volgens de Mediawet niet uit te breiden. De tweede trap bestaat uit de merken die we kunnen uitbouwen, zoals De Financiële Telegraaf. De derde trap is de content die je hebt te exploiteren. We hebben nu Spits als een soort nieuwskanaal achter de decoder bij UPC." De Telegraaf biedt bij Speurders.nl verkopers de mogelijkheid om naast foto's ook een videofilmpje te plaatsen. Deelneming Mobillion dat de websites Sugababes en Superdudes exploiteert, ziet wat in online tv. Ze werkt samen met Digital Magics, dat in Italië met het Mycast-platform met succes een 'video community' heeft opgezet, waarbij jongeren inbellen via webcam of en videotelefoon.
56
Mobillion-directeur Theo Kampschreur: "Wij zijn nu 'kanaaleigenaar' en ik zie dat als een uitgeefactiviteit. Contact is king, daar sturen we op. We creëren een omgeving waarin de bezoekers elkaar kunnen bezighouden in online communicatie- en entertainmentdiensten, in combinaties van breedbandinternet, mobiele en vaste telecomnetten, maar ook naar televisie, teletekst en print." De Telegraaf kijkt nog naar de vorm voor televisie. Ad Swartjes op BNR Nieuwsradio: "De discussie is nu of we dit zelf gaan doen als Telegraaf-merk, of toeleverancier worden van kabelbedrijven zoals UPC." In ieder geval ziet Swartjes mogelijkheden om 'content' te gaan leveren: "Wij weten behalve van nieuws ook veel van specifieke onderwerpen zoals auto's en tuinen." Wat van de Telegraaf ook een partner zou kunnen maken voor twee van de aangekondigde SBS-themakanalen, het showbizzkanaal TV10 (met Privé) en het doe-hetzelfkanaal. FD Media Groep Philip Alberdingk Thijm, directeur van de FD Groep in Amsterdam, ziet zijn bedrijf voorlopig ook niet vol in televisie gaan, nadat het Financieele Dagblad in FD Media Groep met BNR Radio nauw samenwerkt. "Onze digitale activiteiten zijn onder andere de websites voor de krant en de radiozender, met daarbij ook een sms-berichtendienst en e-mail-alerts. We experimenteren met video op de BNR-site en met een podcast, gesproken columns voor internet en de mp3-speler." FD stelt zich ten doel de klant overal te volgen: "We transformeren FD naar een mediagroep die anytime, any place het nieuws brengt, met het krantenabonnement als basis. Dit biedt toegang tot een heel palet activiteiten: krant, tijdschrift en bijlagen, maar ook evenementen, internet sites, e-mail- en sms-alerts. Onze strategie is dat je je op alles tegelijkertijd kunt abonneren." Video is een optie, RTL-Z heet de concurrent. Alberdingk Thijm denkt hardop na over de rol van tv: "De functie van beeld is een hele andere dan van een krant of radio, per definitie is tvinformatie oppervlakkiger. De meeste diepgang vind je in de krant, radio is al wat vluchtiger, televisie is toch oppervlakkiger, meer entertainment gericht. Doorwrochte analyses maken op televisie is heel lastig." Leverancier FTV Dat laatste weet FTV, begonnen als Finance Television, maar al te goed. Het levert filmpjes aan onder meer De Telegraaf, Nu.nl, Chello, MSN, Tiscali, en Voetbal International. Inkomsten komen uit reclame voorafgaande aan de onderwerpen. Uitgevers die FTV clips aanbieden, delen mee in de opbrengsten. FTV koopt ook in bij regionale zenders en verkoopt die door aan internetportalen en dagbladsites die daarmee goedkoop concurreren met omroepsites. De Telegraaf gaat de clips die FTV levert binnenkort zelf van commentaar voorzien, zodat ze meer een Telegraaf-karakter krijgen. Bram Bloemberg, directeur FTV daarover: "De consument vraagt om video, dus kranten zouden het wel moeten aanbieden. Op dit moment worden 3,5 miljoen clips per maand bekeken, en dat blijft iedere maand keurig netjes doorgroeien. De stap van televisie online
57
naar digitale televisie is uiteindelijk niet groot. Uitgevers willen erbij zijn, ervaring opdoen, en kijken hoe het gaat werken en dat kan met ons met gering risico."
De toekomst van televisie Na de aankondiging van de televisieavonturen van verschillende uitgevers is het stil geworden. De gesprekken worden gevoerd, de allianties gesmeed. Talpa is niet alleen nieuwe zenders aan het maken, maar ook een hele nieuwe omgeving voor televisie aan het ontwikkelen. Met naar alle waarschijnlijkheid één distributiekanaal naar alle platforms, themakanalen en 'on demand'-diensten, en interactie- en communicatieplatforms waar kijkers alles over zichzelf kunnen vertellen. Zowel verticaal als horizontaal biedt de markt nog een groot aantal vraagtekens. Horizontaal snuffelen veel partijen aan elkaar om na te gaan wie geschikt is als partner, van Unilever tot de belangengroepen voor moslims. Verticaal moet blijken hoe groot de macht is van partijen als een UPC en KPN met digitale tv-platforms en online video. Worden ze open en komen kanalen tegen redelijke kosten beschikbaar? Kan iedere aanbieder 'vrij' en tegen concurrerende voorwaarden de doelgroep bereiken? Komen er pakketsamenstellers met macht? Bepalen adverteerders uiteindelijk het palet? Is de concurrentie tussen publiek en commercieel eerlijk? Vooral internet laat een opmars van video zien die wellicht veel van deze vragen zal beantwoorden. Zo is Yahoo begonnen met het indexeren en doorzoekbaar maken van tvprogramma's die zenders aanbieden, maar ook van videoarchieven en video van consumenten. Google biedt eenieder aan videoclips niet alleen te hosten, maar ook te verkopen. Beiden zijn zonder meer van plan de televisie van de toekomst te 'organiseren'. Een hele rij van bedrijven en bedrijfjes heeft zich inmiddels opgeworpen als dienstverlener in het netwerk waarin iedereen met iedereen beelden kan delen. Het Amerikaanse Brightcove werkt bijvoorbeeld aan een platform dat iedereen kan gebruiken om video waaronder 'televisie' te ruilen en verhandelen. Dit is maar een van de vele spelers die menen dat de toekomst van televisie ligt in een model waarin gebruikers een veel grotere rol spelen, als makers, verspreiders en programmeurs van videocontent. In opkomst zijn modellen waarbij kijkers meewerken, video's insturen of per videotelefoon inbellen. Televisie maken is duur, maar niet als de gebruikers zelf het merendeel van de beelden aanleveren. Een miljoen kanalen met gemiddeld tien man publiek is ook een massamedium. De organisatievorm van uitgever en omroep, met zware bezetting van dure krachten, staat op dit moment nog haaks op dit 'van onderaf'-model van internet. Er is ook nog een andere vorm van televisie in opkomst, waar de aanbieder wel strikte controle heeft. Omdat de kijker in de huiskamer steeds meer mogelijkheden gaat krijgen om commercials over te slaan, programma's op andere tijdstippen te bekijken en zelf een selectie van het aanbod te maken, gaan adverteerders de straat op. 'Narrowcasting' is een benaming voor het verspreiden van veelal commercieel gerichte tv-stromen naar schermen in winkels, trams, liften, voetbalstadions en openbare ruimtes. Zo kunnen nieuwe kanalen soms onverwacht een groot publiek bereiken. Wat is 'uitgeven' in zo'n omgeving? Het uitgeefproces wordt in deze visie veel meer het organiseren en faciliteren van (video)communicatie tussen allerlei groepen, bedrijven en
58
personen. Televisie is in dat model naast massamedium ook een micromedium. Dat is een fenomeen waar bestaande mediabedrijven als uitgevers nog niet op berekend zijn. Ze gaan allemaal uit van lineaire ontwikkelingen van de huidige titels naar tv-kanalen of bijdragen in tv-kanalen. De toekomst zal uitwijzen of de markt ruimte biedt aan de stortvloed van digitale kanalen, of dat de gravers ervan kopje onder gaan in het koude water. [Monique van Dusseldorp, 19 mei 2005]
59
60
B3 Dolend in een mobiele wereld De moderne mobiele telefoon is als een Zwitsers zakmes: naast telefoon fungeert die ook als fototoestel, muziekspeler, agenda, browser en tv'tje. Maar het belangrijkste voor uitgevers: de consument is gewend geld uit te geven met en voor de telefoon. Er is dan ook geen media-exploitant die niet in mobiele toepassingen rond bestaande producten gaat. Iedereen heeft wel een werkgroep mobiel, en minimaal een sms-nieuwsdienst of ringtones in de aanbieding. Hoge groei is ook voorspeld, maar toch zijn de initiatieven van Nederlandse uitgevers nog magertjes. Waarom? Uitgevers lijken moeite te hebben zich aan te passen aan de buitengewoon gefragmenteerde mobiele markt met zijn tientallen technieken, mobiele aanbieders en honderden toestellen. En de opties voor opbrengstdeling die de mobiele operators op dit moment bieden, zijn bepaald niet gunstig, want een te groot deel blijft hangen bij de mobiele aanbieders en tussenpartijen samen. En toch hebben uitgevers allemaal grote interesse in dit nieuwe kanaal. Mobiele mogelijkheden Er zijn verschillende mobiele mogelijkheden voor een bestaande media-exploitant: 1. als distributiekanaal voor relevante content tegen betaling, al dan niet voorzien van advertenties of gesponsorde informatie; 2. als marketingkanaal: uitgevers kunnen abonnees overhalen om hun mobiele nummer te verstrekken, zodat adverteerders hun boodschappen kwijt kunnen; 3. mobiel inzetten om klanten te laten communiceren, onderling en met de titel. In veel gevallen is het mobiele kanaal onderdeel van een 'cross-media concept' - ook de media print, radio, tv en online kunnen worden ingezet. Een vergaande optie is zelf een aanbieder van mobiele telefonie te worden, als Mobile Virtual Network Operator (MVNO), zeg maar een soort wederverkoper. Bekende voorbeelden zijn Virgin Mobile en Easymobile, dat naar Nederland komt. In media probeerde de Finse MTVgroep (niet de muziekzender) het tevergeefs, en gaat de Franse radiozender Energy in mobiel. Een sterk merk als Radio 538 had dat ook kunnen beginnen, maar beperkt zich tot een hele serie diensten op de mobiele telefoon, vooral ringtones. Wellicht dat Talpa, dat met Versatel ook in internettoegang zit, ook mobiele verbindingen gaat aanbieden. Met een beetje fantasie Bij mobiele diensten gaan de gedachten vaak uit naar tekst, beeld en eventueel video. Maar wat te denken van audio? Het mobieltje, inmiddels voorzien van een flink datageheugen, is drager van af te luisteren audiobestanden die als 'podcast' op het internet zijn op te halen of via een betaalnummer. Het Parool biedt opnames van zijn Parool-theater, de Japanse krant
61
Asahi Shimbun geluid van sportevenementen maar ook het volkslied, voor wie dat wil meezingen. En er zijn nog mogelijkheden te over. Zo biedt de Seattle Weekly zijn hele restaurantgids per download aan, om op de Ipod te kunnen zetten. Die hele database - met adressen, prijzen, beschrijvingen - neemt maar een heel klein plaatsje in en is met het schermpje en de zoekknop makkelijk door te werken. Gewoon laten bellen voor nieuws kan ook en levert geld op. Niuz.nl levert 24 uur per dag gesproken nieuws, van zowel ANP als Algemeen Dagblad, Volkskrant, Adformatie, De Zaak en Autoweek. PCM is aandeelhouder. Maar 55 cent per minuut is geen aantrekkelijk tarief om een flink publiek eerst over de streep te trekken. Bovendien is de aanmeldprocedure ingewikkeld. Sms is ook een betaalmiddel. De Standaard in België biedt voor 1,50 euro een 'dagkaart' voor zijn website, te betalen per sms via een van de drie Belgische gsm-exploitanten. Inkomstenverdelingen Diensten kan een uitgever laten opnemen in 'operator portals' - zoals Vodafone Live of i-mode - of op zichzelf, 'off portal'. De portalen hebben als voordeel de aanzienlijke promotie, eenvoudige toegang en vaak uniforme prijstelling en betaling op de telefoonrekening. Uitgevers botsen op volstrekte ondoorzichtigheid van verdeling van inkomsten, die uitgevers, faciliterende ondernemingen en de mobiele operators verdelen. De leveranciers van premium sms-verkeer als Golden Bytes en Netsize hebben contracten met alle mobiele operators waarmee ze contentpartijen één toegangspunt bieden, zodat ze niet zelf met iedere operator hoeven te onderhandelen. Toch hebben uitgevers met allemaal andere inkomstenmodellen te maken, daar zelfs een Vodafone verschillende modellen hanteert voor verschillende contentleveranciers. Operators proberen de tussenpersonen uit te schakelen, maar bieden nu ook direct de content, zoals T-Mobile en Vodafone. Op Vodafone Live is Vodafone de enige aanbieder van mobiele Java-spelletjes, waardoor het niet vreemd is dat de spelletjes over het algemeen veel duurder zijn dan die verkrijgbaar zijn via i-mode. Vodafone heeft surfen op de Vodafone Live gratis gemaakt, maar daarbuiten kost dataverkeer de klanten geld. Ze kiezen dus eerder voor Vodafone Live dan voor externe partijen. Dit maakt de positie van de mobiele operators alleen maar machtiger. Helaas is er geen eenduidig overzicht te geven van de verdeling van de inkomsten, hooguit de marges van de verdelingen: * Bij een premium sms van 1 euro is 16 cent btw (19% van 84 cent) inbegrepen. Van de netto 84 cent gaat tussen de 30 en 50 procent naar de mobiele operator, 0 en 20 procent naar de faciliterende ondernemingen. Dus resteert, heel ruwweg, tussen de 30 en 70 procent naar de contentleveranciers, afhankelijk van hun concurrentiepositie. * Bij mobiele portalen als Orange World, Vodafone Live, T-Zones van T-Mobile en i-mode van KPN zijn er verschillende verdelingen. Wat ze echter allemaal gemeen hebben is dat contentleveranciers op die portals vaak een betere verdeling van inkomsten krijgen. I-mode
62
van KPN bijvoorbeeld positioneert zichzelf vooral als faciliterend systeem voor contentleveranciers en geeft deze dan ook 75 tot 80 procent van de inkomsten uit betaalde content. Andere operators kopen zelf rechten voor bepaalde content en houden zelf tussen 20 en 40 procent van de inkomsten, met het resterende bedrag voor de contentleveranciers. Aftasten van de markt Abonnementen voor pakketten op de portalen hebben als voordeel dat ze automatisch worden verlengd. Ze leveren de operator 1 tot 5 euro per maand op. Daarnaast zijn er tariefmodellen per download (bijvoorbeeld spelletjes of mp3'tjes) en per tijdsperiode (bijvoorbeeld 50 cent per kwartier). Op jezelf moet je erg sterk zijn om succes te boeken. Genoemde Asahi Shimbun haalt al 10 miljoen euro omzet per jaar van 1 miljoen abonnees op mobiel sportnieuws. Japanse toestellen en dienstverleners faciliteren het mobiel uitgeven beter dan hun Europese collega's. Toch zijn er ook hier aardige initiatieven, zoals het beschikbaar stellen van nieuws voor handcomputer of pda door Trouw. Bij de Volkskrant kan je kiezen uit mobiele diensten als een dagelijks nieuwsoverzicht voor 40 cent per bericht, of een abonnement op belangrijk nieuws, circa drie keer per week verstuurd, voor 55 cent per bericht, of de Sigmund-strip. Per maand leveren deze diensten de Volkskrant bruto per gebruiker respectievelijk rond de 12 en 7 euro op, waar de uitgever na aftrek van kosten en belastingen gemiddeld 40 procent van overhoudt. Sms-diensten zijn er inmiddels in vele soorten en maten, zoals De Telegraaf met uitslagen van zowel het prof- als het amateurvoetbal. Dat gaat ver: bent u aanhanger van voetbalclub Blijdorp, sms dan AVB WT4GZO 226 AAN naar 4777 en voor 35 cent per bericht ontvangt u wekelijks vier berichten met de stand van Blijdorp in de vierde klasse en de uitslag van de wedstrijden. Dit levert De Telegraaf € 5,60 bruto per maand per gebruiker op. In KPN i-mode kost het dagelijkse nieuws van de Volkskrant maar 1 euro per maand, de Telegraaf-dienst 2 euro. En het lezen van Spits via i-mode is even gratis als op papier. I-mode wil traditionele media als kranten en radio beconcurreren: "I-mode stuurt de belangrijkste nieuwsalerts namelijk per e-mail door naar je mobieltje. Saaie kranten lezen of uren op internet zoeken is daarmee verleden tijd." Ook Vodafone Live biedt een eigen portal aan met nieuwsdiensten, van onder meer de Volkskrant, Spits en AD. Enkele uitgevers experimenteren met plaatjes en video, zoals het AD met de strips Liefde & Geluk en Goedemorgen. Enkele onderdelen zijn iedere ochtend gratis, de rest is betaald. RTL Nieuws is als betaald tv-kanaal prominent aanwezig, evenals radiozenders 24 uur per dag en de videoclips van FTV. Vodafone Live werkt voor videoclips samen met het Britse ITN, N24 in Duitsland, Rai News in Italië, en El Mundo in Spain. Vodafone meldde onlangs dat het gebruik van videodiensten "boven verwachting" was, maar gaf geen cijfers. Van de twintig tv-kanalen op Vodafone Live wordt het NOS Journaal het best bekeken, gevolgd door het RTL Nieuws en Eurosport. Daarna zijn 2GoTV van Media Republic met clipjes van bekende Nederlanders en Playboy
63
TV het best bekeken. FTV geeft wel cijfers van mobiele afname: 10.000 clips per maand, een bescheiden aantal. Nieuwe concurrentieverhoudingen Op i-mode concurreren De Telegraaf, Spits en Volkskrant direct met NOS Journaal, CNN en Teletekst. Bij financieel nieuws op i-mode is de Financiële Telegraaf de enige uitgever, met Rabobank en ABN Amro als nieuwe concurrenten voor contentdiensten. Bij Vodafone Live zien we dezelfde ontwikkeling. Het Algemeen Dagblad, Spits en de Volkskrant concurreren daar met partijen als Nieuws.nl en Teletekst. Soms valt de uitgever als tussenpersoon geheel weg. Voetbalnieuws komt meer en meer direct van de clubs, het weer van Meteoconsult, maar ook horoscopen, puzzels, recepten, programmainformatie van radio en tv, banen, dating en huizenaanbod bereiken de mobiele portalen direct. Op geen van deze onderwerpen zijn kranten erg actief. Uitzondering is de Telegraaf met mobiel binnen- en buitenlandnieuws, Privé, Telesport, DFT, Autotelegraaf en El Cheapo. 'Personaliseren' is al jaren een toverwoord, simpel te vertalen als 'nieuws op maat'. Ieder zijn eigen ringtone, maar ook een persoonlijk menu. Deze markt is inmiddels 1,5 miljard euro waard in Europa. Een goed voorbeeld is uitgever Imako in Griekenland met mobiele versies van lifestyle-magazine DownTown, autoblad Car en de sekssite Cherry Source. Tijdens het EK verkocht Imako voor maar liefst vier euro per stuk tienduizenden schermafbeeldingen en ringtones van het Griekse Elftal. Die waren elders ook te koop, maar een bestaand bekend merk is een betere afzender voor betaalde informatie. Nederlandse tijdschriften doen meer dan kranten. BreakOut van Sanoma, tijdschrift voor jongeren tussen de 12 en 18, biedt via zijn website verschillende mobiele (sms-)diensten aan, maar is veel minder geavanceerd dan Radio 538. Juist tijdschriften kunnen door hun merkbekendheid en binding met lezers zich uitstekend positioneren voor betaalde mobiele diensten. Mobiele marketingkanaal Mobiele opt-in-bestanden gecombineerd met gedetailleerde informatie over de achtergronden en interesses van de gebruikers zijn veel waard, maar uitgevers ontwikkelen die nauwelijks. Nieuwe bedrijven als HotSMS en SMScity bedienen op dit moment adverteerders. Nieuw voor marketing zijn de 'moblogs', weblogs waarbij gebruikers foto's insturen gemaakt met hun camerafoon. Veertien lokale Finse kranten verenigden zich in Arenapartners voor opbouw van moblogs met fotonieuws van consumenten. Zoals Jan Lauren van Mobilearena opmerkt, kunnen uitgevers hun klanten rubrieksadvertenties met foto's mobiel laten sturen en direct afrekenen. In Finland kan via een premium MMS-bericht tot aan 20 euro afgerekend worden. Mobiele communities
64
Interactie met media heeft voor lezers een grote toegevoegde waarde, de basis van de 'economie van het ego'. Interactiediensten zijn vrij simpel en goedkoop op te zetten en kunnen veel opleveren. De gratis krant Stockholm City begon met het laten insturen van de oplossing van het kruiswoordraadsel in 2002 met premium sms, dat toen 10.000 reacties opleverde. Inmiddels heeft Stockholm City ruim 50 sms-diensten van 0,50 tot 3 euro per bericht. Het grote succes binnen dit aanbod is echter de datingdienst, dus geen informatie maar communicatie. TMF betrekt al jaren kijkers met sms bij de uitzendingen. Branco Scherer, manager digitale media bij MTV Networks Benelux, meent dat 'cross media' is geënt op zichtbaar veranderd mediagedrag. Scherer beschreef daar een uurtje mediagebruik van zijn kijker tijdens de IFRA Digital Trend Days in Amsterdam (2 mei 2005): die downloadt mp3's, stuurt sms-berichten naar vrienden, chat wat binnen MSN, heeft de tv aanstaan als behang waar toevallig ook muziek uitkomt. De doelgroep is 100 procent mobiel en 95 procent heeft breedband. TMF biedt jongeren hun '5 seconden roem' door hun berichten op het tv-scherm te tonen en online te publiceren. Inmiddels verkoopt TMF ook eigen ringtones. De bijna 400.000 TMF-leden zetten foto's online, chatten, schrijven filmbesprekingen of weblogs in de TMF-omgeving. Al 45 procent van de pageviews op de site gaat naar de door bezoekers geproduceerde informatie. Of zoals Scherer het benoemt: "user generated content is unique content". De omroep (of uitgever) is vooral bezig om de bijdragen van bezoekers uit te lokken en te organiseren. "Dat levert enorme mogelijkheden op voor uitgevers met een groot abonneebestand hebben en bekendheid van titels." Scherer noemt uitgevers dan 'enablers' in plaats van contentproducenten. Telegraaf-dochter Mobillion gebruikt mobiel (premium sms) en 0900-lijnen om gebruikers te laten betalen, wat met 500.000 profielen en dagelijks 80.000 bezoekers voor jongerensites als Sugababes.nl en Superdudes.nl goed lukt. El Mundo's mobiele krant Emilio Plana Hidalgo, directeur ontwikkeling van het Spaanse El Mundo, vindt mobiel beter dan internet: hoge penetratie (in Spanje is internet beperkter dan mobiel), betalingen zijn mogelijk, de doelgroep is altijd bereikbaar en ook te herkennen. El Mundo besloot haar content voor alle netten en alle toestellen toegankelijk te maken. Het tweede principebesluit was vrijwel niets gratis te vergeven. El Mundo biedt nu diensten via sms, MMS, kleur en zwart-witte WAP-diensten, WAP-push en ook video, en zowel via Imode, xHTML als via UMTS (als officiële partner van Vodafone Live-videonieuws). Dat leverde dertien portalen op voor de hele mobiele markt, waarbinnen veertien thematische kanalen. De gebruiker abonneert zich via een premium sms, wordt vervolgens altijd herkend en betaalt naar gebruik. Er zijn 600.000 mobiele klanten. Hoewel 95 procent van de inkomsten uit het webportaal komt, waarbinnen vooral het 'laatste nieuws' populair is, staat El Mundo er toch op om alle andere opties ook aan te bieden. De strategie daarachter: iedereen die mobiel is 'meenemen' naar de volgende generatie mobiele diensten.
65
El Mundo stuurt sms-berichten naar gelang er nieuws is, maar zorgt wel voor een regelmatige bediening. Plana Hidalgo: "Soms is er geen nieuws. Er zijn abonnees die om 10 uur 's ochtends beginnen te bellen als ze nog steeds geen nieuwsalert hebben ontvangen, of er misschien een storing is." Mobiele marketing campagnes Gillian Kennedy, directeur commerciële ontwikkeling van de Britse uitgever Emap, uitgever van onder andere 150 consumententijdschriften, probeert het mobiele kanaal voor de adverteerder te ontwikkelen voor commerciële berichten. FHM, een tijdschrift voor jongens, krijgt mobiel vaak de fotootjes van vriendinnen, zoals ingezonden door lezers, binnen. Gillian noemt prijsvragen als succesfactor: "Waar vroeger een paar honderd briefkaarten binnenkwamen, gaat het nu vaak om duizenden berichten die onmiddellijk binnenstromen. En lezers schrijven ook van alles aan de redactie, sms is ook een interessant responskanaal." Voor Kiss - radio, tv en tijdschriften over en rond urban music - zette Emap de Kiss text club op, populair bij meisjes van rond de 15. De club telt 300.000 leden. Wat voor informatie krijgen de leden dan? "Heysexy!", begint elk bericht, dat vervolgt met bijvoorbeeld "Bam ere" (Bam is een dj op Kiss Radio) om vervolgens in sms-taal te melden dat er geweldige nieuwe make-up in de winkels ligt en dat ze kans maken op een speciale korting. Ook tips over haar, kleding, muziek - bijna allemaal betaald door adverteerders. Elk bericht wordt afgesloten met "Rply stop 2unsub", dus het is eenvoudig om van je smsabonnement af te komen. De meisjes sturen overigens ook veel berichten terug, die voor de redacties interessant zijn, al wordt er verder niets mee gedaan. De meeste campagnes draaien om sms-berichten, omdat alle telefoons die aankunnen en het publiek nog niet gewend is aan MMS. Wel wordt MMS-push ingezet. Zo krijgen de gebruikers bijvoorbeeld een gratis 'picture message' aangeboden, met beeld en geluid. De mobiele marketingcampagnes die Emap voor zijn klanten uitvoert, zijn helemaal gericht op de vermoede levensstijl van de doelgroep: meisjes krijgen berichten na school, mannen als ze de pub verlaten, vrouwen op zaterdag voor ze de stad in gaan. Een ander voorbeeld is More Magazine, dat eens in de twee weken op de mat valt bij jonge vrouwen, begin twintig. De rubriek 'Position of the forthnight', waarin een seksueel standje wordt afgebeeld en toegelicht, levert als plaatje op de mobiel per keer 1,50 pond op. Toen tvzender Sky1 een nieuw programma, The Mile High Club, wilde promoten, werd More Magazine benaderd voor samenwerking. Gillian Kennedy merkt op dat adverteerders inmiddels meer willen dan alleen bereik: ook interactie en duidelijk resultaat van hun campagnes. Maar de omzetten zijn nog zeer bescheiden: van de 240 miljoen pond advertentie-inkomsten per jaar haalt Emap minder dan 1 procent uit mobiele marketing. Dat Emap mobiel vanuit commercieel oogpunt een belangrijk kanaal vindt, blijkt uit de strategie rond het nieuwe tijdschrift Heat. Dit is gelanceerd samen met Heat mobile, zonder dat er een website toegevoegd was.
66
Een geavanceerde i-modesite De Telegraaf heeft een zeer uitgebreide site voor i-mode. Deze site is onderverdeeld in verschillende subsites zoals voorpaginanieuws, de Financiële Telegraaf, Privé, Auto Telegraaf, Telesport en prijsvergelijker ElCheapo. Voor 2 euro per maand hebben abonnees toegang tot alle informatie die de Telegraaf op i-mode biedt. Daarnaast verschijnen er nieuwsbrieven via mobiele e-mail. KPN heeft eind april 2005 onder 'vandaag op i-mode' de belangrijkste berichten van die dag. Wanneer nieuwsitems kiezen is er een goede kans dat ze worden doorgelinkt naar de Telegraaf-site en daar abonnee worden. Daarnaast kunnen abonnees van KPN Mobiel (geen Hi) een i-modebundel nemen met 10MB aan dataverkeer en daarbij de keuze uit drie i-mode-abonnementen (van de zes), waaronder De Telegraaf. Conclusie Mobiele diensten stellen lezers van tijdschriften en kranten in staat om direct te reageren op wat ze lezen, maar zijn ook een manier om veel dichter bij de gebruiker te komen. Deze relatie zal uiteindelijk voor adverteerders en gebruikers van groot belang zijn. Uitgevers moeten omschakelen van een business model slechts gebaseerd op eenrichtings- naar tweerichtingsverkeer. Interactie als bedrijfsmodel is momenteel echter nog een vrijwel onontgonnen terrein. Nederlandse kranten en tijdschriften zijn te terughoudend met het mobiele kanaal, uitzonderingen als De Telegraaf daargelaten. Ze bieden andere 'merken' kansen en bouwen onvoldoende een sterke positie op ten opzichte van de mobiele operators. Die zijn uit op een zo groot mogelijk deel van de inkomsten en verzamelen zelf diensten voor hun portalen. Er zijn te weinig interactieve mobiele diensten rond redactie van titels, en commercieel te weinig voor adverteerders bij titels. [Monique van Dusseldorp, 19 mei 2005]
Case: Playboy Playboy Magazines is een van de weinige tijdschriften in Nederland die momenteel aan de weg timmert met diensten voor mobiele portalen. Playboy en Passie Erotiek zijn op i-mode zelfs de enige twee aanbieders - van de dertien - die vanuit de uitgeverij komen. Met - zoals Playboy het zelf noemt - 'een actueel mobiel modelletje' kunnen gebruikers van imode, Vodafone Live, Orange World en T-Zones van T-Mobile foto's, video's, ringtones en 'behind the scenes' informatie op hun mobiel bekijken. De prijsmodellen voor deze diensten verschillen per operator. Bij Vodafone bijvoorbeeld kunnen gebruikers met UMTS toestellen voor ?0,25 per 10 minuten naar het Playboy Channel kijken. Op het i-mode portaal kunnen gebruikers zich op Playboy abonneren voor ?2 per maand. Hiervoor kunnen ze onbeperkt schermafbeeldingen downloaden en krijgen ze 5 download credits per maand voor video's en diashows van spannende dames. Als deze credits op zijn, betalen gebruikers ?0,75 per credit.
67
Volgens Sanoma Uitgevers zit deze mobiele dienst van Playboy op duizenden abonnees en nadert het break-even-point. In Duitsland en Engeland heeft Playboy al ettelijke honderdduizenden mobiele klanten, wat gezien de beperkte productiekosten van een mobiele site - de content bestaat immers al - een aardige bron van inkomsten moet zijn voor de respectievelijke uitgevers.
68
B4 Massamedia op ontdekkingstocht in de nieuwe wereld De enorme veranderingen die plaatsvinden in vraag en aanbod van media suggereren nieuwe verhoudingen tussen uitgever, adverteerder en consument. In de praktijk blijkt dat voorlopig nog mee te vallen. "Books will be obsolete. Scholars will soon be instructed through the eye. It is possible to teach every branch of human knowledge with the motion picture. Our school system will be completely changed in ten years." Thomas Edison zag de eerste filmbeelden en begreep de vérstrekkende gevolgen van zijn uitvinding. Toch overdreef hij. Een gemiddelde schoolklas of collegezaal ziet er 125 jaar later niet wezenlijk anders uit dan toen. De logica van zijn redenering klopt op zich wel, maar in de praktijk blijken zaken nu eenmaal anders uit te werken. Wie over de toekomst van de media spreekt, heeft op dit moment alle redenen om enorme veranderingen te veronderstellen. Zowel de manier waarop we media consumeren, als de verdienmodellen die ten grondslag liggen aan mediaproducten en de principes die massamedia domineren, lijken nieuw. Zijn we Edisons als we zeggen dat het allemaal anders zal worden? Media en pioniers Om het aanbod van uitgevers rond mobiele diensten en digitale televisie in kaart te brengen, voerde Netkwesties gesprekken met vijf uitgevers/makers van kranten en tijdschriften die nieuwe kanalen verkennen: FD Media Groep, Quotemedia, Wegener, Sanoma en Dagblad van het Noorden. Daarnaast spraken we met nieuwe partijen in en rond de uitgeefmarkt: Advance, actief in cross-media formats; Tapps in e-mailmarketing; FTV in videonieuwsclips; Icemobile en Mobillion, beide in mobiele diensten. De pioniers betreden vaak onontgonnen terrein en zoeken gevestigde bedrijven met ontgonnen markten om samen te werken. De pioniers vinden dingen uit, ontdekken al doende wat werkt en wat niet, proberen kleine toepassingen en stuiten vervolgens vaak op te weinig marketingkracht. Ze kunnen vervolgens naar gevestigde partijen stappen, als die ontvankelijk zijn voor vernieuwing. Soms zien we dit binnen een uitgeverij ontstaan, zoals met Ilse Media bij Sanoma en Wegeners multimediatak in Amsterdam. Verschil van inzicht 'Jong' en 'oud' - zoals we ze gemakshalve maar even noemen - zijn beiden ervan overtuigd dat het mediabedrijf van de toekomst anders is ingericht dan nu. Toch lijken ze het over een ding
69
hartgrondig oneens te zijn: het belang van marketing bericht op individuele klanten ('1-op-1'), de daartoe noodzakelijke verzameling van consumentgegevens en over de op grond daarvan te volgen strategie. Uitgevers hebben een defensieve vraag: zullen advertentiegelden op grote schaal verhuizen van massamedia naar interactieve media? Of aanvallender: zal een uitgever in de toekomst zich moeten toeleggen op micro-publishingmodellen om daarmee een massapubliek te kunnen bereiken? De pioniers nemen nu al enorme veranderingen in mediaconsumptie waar, maar uitgevers vragen naar de bewijzen, bij voorkeur in eurotekens. Zijn de pioniers Edisons, als ze zeggen dat echt alles anders wordt? Of zijn de uitgevers hooghartig? Van massa naar micro? Internet en mobiel zijn alom aanwezige distributiekanalen, maar bovenal ook praatpalen waarmee de gebruiker overal en altijd kan reageren op publicaties of erover babbelt met andere mediaconsumenten. Communicatie overheerst in de behoeften van consumenten: met vier miljoen Nederlandse klanten is de MSN-chat daar het beste voorbeeld van. Nu uitgevers druk doende zijn om hun merken en titels 'multimedia' uit te dragen, valt te meer op dat ze te weinig doen om hun publiek te leren kennen op individueel niveau. Emailnieuwsbrieven, enquêtes, analyse van gedrag op websites, aankoopgedrag, respons uitlokken - het gebeurt veel te weinig. Laat staan dat ze er een mooi verhaal van data-analyse van maken als grondslag voor hun toekomstige uitgeven. En wat moet je als je de klant niet kent? Uitgevers werken veelal zonder uitgebreide klantsystemen (CRM) en slagen er in die zin niet in om heel dichtbij de consument te komen. Zoekmachines, communicatiediensten en persoonlijke websites slagen daar wel in en de adverteerder volgt meer en meer hun spoor. Het publiek voor micromedia is een massapubliek, dat zo divers is van samenstelling dat daar moeilijk algemene voorspellingen voor zijn te doen. Maar het massamediagedrag van de 20ste eeuw verandert, dat is zeker. De consument zegt de krant niet op omdat hij die niet meer wil lezen, maar omdat hij geen tijd heeft, of omdat hij toch al betaalt voor breedband en de tvkabel en daarmee het nieuws gratis binnenkomt. Organisatie van communicatie Meer en meer is die consument te vinden op andere platforms, met communicatie. En de organisatie van communicatie tussen consumenten, het bieden van een platform voor interactie, is ook een uitgeeftaak. De toekomst van het mediabedrijf omvat niet alleen de productie en distributie van hoogwaardige content, maar ook of vooral de organisatie van de interactie tussen gebruikersgroepen, zowel op het gebied van communicatie als contentproductie op grond van veel nauwkeuriger te volgen vraagpatronen. Hoe zien uitgevers deze ontwikkeling? Zien zij het verzamelen van informatie over hun lezers op individueel niveau als een kerntaak? En storten zij zich op de markt voor microcontent en op communicatieplatforms?
70
Verzamelen van informatie over lezers Philip Alberdingk Thijm, algemeen directeur van FD Mediagroep, en Maarten van den Biggelaar, oprichter en directeur van de Quote Mediagroep, zeggen beiden het belang ervan in te zien. Maar waarom doen ze het niet? Alberdingk Thijm: "We hebben inderdaad nog geen CRM-systeem dat op individueel niveau informatie over onze klanten vastlegt. Maar wel is leidend wat de doelgroep wil. Communicatie met de lezers ontstaat wel, bijvoorbeeld bij de evenementen die wij organiseren, stellen de redacties zich ook bloot aan hun lezers en luisteraars. We staan dan ook continu in contact met de klant, onder andere via een groot webpanel, waar we zaken aan kunnen voorleggen." Van den Biggelaar: "We hebben natuurlijk een database met abonnees, maar de informatie is niet verrijkt genoeg. We kunnen adverteerders dan ook niet hele scherpe selecties uit het bestand bieden. Wij gaan wel naar verzamelen op individueel niveau. Dat is je basisproduct". Libelle-vrouwen online Henk Blanken, adjunct-hoofdredacteur van het Nieuwsblad van het Noorden: "Kranten verliezen niet, massamedia verliezen. De mogelijkheid om zelf nieuws te controleren en te maken maakt dat massamedia in hun huidige vorm verloren gaan. Wij zijn bezig met een nieuw redactiesysteem dat gekoppeld moet zijn aan een CRM-systeem. Dat is in de dagbladwereld geen gemeengoed." Maar Pim de Wit, directeur van Sanoma, vindt echter dat het nu vaak ook niet nodig is om per klant informatie te verzamelen: "Wij maken een product voor een massa van mensen. We maken iets waar vele mensen interesse in hebben, dat is toch ons uitgangspunt. Je probeert succesvol te zijn in de vermarkting van dat product. Daarom verzamel je informatie over koopgedrag, om de effectiviteit van de marketing te vergroten. Maar het is niet zo dat wij tailormade producten willen maken." Volgens de Wit heeft het verzamelen van heel veel kenmerken van consumenten alleen maar nut als je die variabele kenmerken kunt gebruiken voor betere marketing. "Mijnheer of mevrouw, leeftijd, wel of geen kinderen, stad of platteland, dat wel, maar heel veel verder ga je immers ook niet in je aanbod. Dus je doet dan niets met die cijfers. Je kunt wel verzamelen of iemand van sanseferia's houdt, maar als je daar in je productaanbod niets mee doet, wat moet je er dan mee?" De Wit ziet zijn adverteerders ook nauwelijks bewegingen maken in de richting van 1-op-1marketing. "Kijk naar de prijzenoorlog tussen de supermarkten, die is bijna helemaal via advertenties in de dagbladen uitgevochten. Wij hebben die Libelle-vrouwen, die fanatiek online zijn, en die je elk uur kan bereiken, en toch gaat het op zo'n moment allemaal naar de kranten". Ook Paul Molenaar, binnen Sanoma verantwoordelijk voor Ilse Media, en juist heel actief met micropublicaties als weblogs en een profielsite als CU2, denkt dat het verzamelen van informatie over individuele klanten nu weinig gewicht in de schaal legt: "Het vergt een investering om die informatie te verzamelen en dan moet het ook wel afgenomen worden. We
71
kunnen actief zijn met micropublicaties dankzij de grootschaligheid die elders in het concern zit - daarmee verdienen we geld." Aan de horizon Een geheel andere mening uiten de pioniers die uitgevers helpen bij het exploiteren van nieuwe kanalen. Daar overheerst de stellige overtuiging dat de nieuwe kanalen (van crossmedia, internet, mobiel tot e-mail) adverteerders bij de traditionele uitgaven zullen wegtrekken. Wel vinden ze de schaal van het massamedium interessant om gebruikers te dirigeren naar het interactieve aanbod. Die laatste opvatting brengt in feite ook Advance in praktijk. Het marketingmediabureau in Hilversum werkt voor zijn cross-media formats in tv, internet en mobiel in opdracht van adverteerders voor het creëren van een directe relatie met de doelgroep. "Dat moet altijd vanuit interactiviteit, dus onze concepten starten daarmee. Maar we doen vaak ook een vertaling, print, tv, radio - al was het maar omdat je daar veel meer mensen mee op de been kunt brengen dan alleen met internet", zegt directeur Michel Hoekstra. Hij geeft het voorbeeld van de Hartstichting in het concept 'Je echte leeftijd' voor tv en internet. Zo'n 1,5 miljoen Nederlanders delen inmiddels actief allerlei zaken over hun gezondheid, om zo persoonlijk advies te krijgen. "Kern van zo'n concept is het direct contact met een consument, waardoor je kunt leren van consumenten, maar ook kan reageren, en kan bepalen op welk moment je welke boodschap moet brengen. Dat is voor alle betrokken partijen interessant." Hoekstra waarschuwt uitgevers: "Ze zullen er in hun eentje niet in slagen om het interactieve kanaal goed te gebruiken. Een uitgever heeft zijn wortels in bladen, in titels. Ze zijn er goed in, net als een tv-producent heel goed in tv kan denken. Voor interactieve media gelden totaal andere spelregels dan voor 'zendmedia' als tv en print". Advance werkt voor sommige concepten actief samen met Sanoma, zoals met Stay or go, ontwikkeld samen met de woonbladen. Hoekstra: "Met alleen een CRM-systeem ben je er ook niet. De meeste uitgevers hebben nu ook alle abonnees wel in een bestand staan, maar ze weten niet hoe ze met die mensen kunnen praten. Ze kunnen maar een kant op informatie verspreiden, wel praten maar niet luisteren." "Voor uitgevers zijn adverteerders volk dat erbij mag komen omdat ze geld meebrengen. Ze plaatsen de advertentie of banners, en dat is het. Maar het kopiëren van regels van de printwereld naar een online wereld werkt niet. Online zijn de spelregels anders." Omslag in 2005 Advance denkt de adverteerders op zijn hand te krijgen voor de nieuwe wereld: "Dit jaar is er een omslag gaande bij de adverteerders. We staan aan het begin van een hele grote kentering. Voor de internet-hype werd dat ook gezegd, maar nu gaat echt de wereld op zijn kop. Het verschil is dat het bijna ongemerkt gaat. Bestaande uitgevers zijn niet dicht genoeg naar gebruiker gekropen om de adverteerder te interesseren, maar ze zijn ook ver weg komen te staan van de consument. Die wil grotere betrokkenheid, die wil betrokken zijn. Ze beleven plezier aan interactie."
72
Ook Ralph Cohen van Icemedia, actief met videodiensten en marketingconcepten op de mobiele telefoon, denkt dat adverteerders nu een grote omslag doormaken: "De adverteerder wil alle kanalen kunnen inschakelen. Al het gepraat over multichannel en crossplatform en 1to-1 adverteren dat we al jaren horen? We zien het nu echt gebeuren. Een uitgever moet zich de vraag stellen: hoe gaan we hier mee om? Hoe worden we een bedrijf dat al die kanalen beheerst? Ik zie wel stappen in die richting, maar het ontbreekt aan practice what you preach. Veel partijen werken nu met derden en ontwikkelen nieuwe merken, maar het zou veel beter zijn te werken vanuit hun bestaande titels. Daar liggen grote kansen". Databanken opbouwen Govert van Eerde, mededirecteur van Tapps, werkt met uitgevers samen om hun emaildatabanken te verrijken. "Ja, sommige uitgevers hebben op het gebied van online databases kansen laten liggen. Ze waren in het algemeen niet gericht op interactie met hun publiek. Terwijl ze heel interessante doelgroepen vertegenwoordigen. In veel gevallen weten ze daar ook veel van op geaggregeerd niveau, maar er zijn weinig uitgevers die op 'recordniveau' informatie verzamelen." Tapps werkt nu onder andere met VNU. Via prijsvragen en enquêtes worden de mensen in de VNU-bestanden uitgelokt allerlei informatie over zichzelf te delen. Daaronder zitten ook gesponsorde vragen, zodat Tapps bijvoorbeeld heel precies kan aangeven wie de komende zes weken een nieuwe keuken gaat kopen, een nieuwe lease-auto krijgt, of zijn vakantie nog moet uitkiezen. Inmiddels gaan er in e-mailmarketingcampagnes miljoenen om. Aarzelend met videoboodschappen Ook Bram Bloemberg van FTV, dat videonieuwsclips online en mobiel aanbiedt, vooral via sites van kranten en portalen, liep aanvankelijk ook op tegen de twijfel bij adverteerders. "Bloed, zweet en tranen. Het is nog steeds heel hard werken voor onze verkoopafdeling. Het maken van een commercial is vaak het minste werk, daar zijn we op ingesteld. De adverteerder betaalt per view, 0,10 eurocent per gebruiker die heeft gekeken. De opbrengst ligt hoger dan op televisie, het levert per gebruiker ook meer opbrengsten op". Ook Bloemberg, die met FTV al lang zwarte cijfers schrijft en in 2005 ruim 1 miljoen euro aan advertentie-inkomsten binnenhaalt, ziet een kentering: "We merken wel dat het makkelijker begint te worden adverteerders te overtuigen. Het helpt dat we werken met grote namen als Heineken, Philips, en de KLM.". Theo Kampschreur van Mobillion, onderdeel van de Telegraaf, vindt de genoemde verschuiving van advertentiegelden, waar partijen als Advance zo hoog over opgeven, echter nog veel te gering: "Het is erg moeilijk om op basis van gewone advertentie inkomsten winst te maken, ook al heb je een heel populaire site. Ook modellen waarbij je een vorm van commissie krijgt voor verkopen zijn eigenlijk zelden interessant. We hebben wel eens geprobeerd campagnes erop te verkopen, maar dat levert nauwelijks iets op. Het model waarbij de gebruikers zelf betalen is natuurlijk aantrekkelijk. Voor ons zijn die inkomsten zeker interessant, maar daarnaast kijken we ook naar de community die we opbouwen, en hoe we die als vertrekpunt voor verdere dienstverlening kunnen nemen. Wij zijn nu 'kanaaleigenaar', en ik zie dat als een uitgeefactiviteit. We zijn nog steeds 'dienstenbedenkers'."
73
De cijfers geven Kampschreur gelijk. Volgens ZenithOptimedia was het internet in 2004 wereldwijd goed voor 3,6 procent van de reclamebudgetten, tegenover 3,2 procent in 2003. Wereldwijd stegen de bestedingen aan dit medium vorig jaar met 21 procent, maar nominaal is dat geen enorme verandering. Verschuivend mediagedrag Maar hoe dan ook is sinds 1975 het media-aanbod sterk gegroeid. De tijd die Nederlanders aan deze media besteden is echter vrijwel gelijk gebleven. Dus er bestaat enorme concurrentie om de tijd van de consument. Van de gemiddeld bijna 45 uur vrije tijd per week gaat bijna 19 uur (ruim 40 procent) op aan media en ict. Tweederde deel van de mediatijd (12,4 uur oftewel ruim 27 procent van de vrije tijd) wordt voor de televisie doorgebracht. De tijd besteed aan fysieke sociale contacten is in die periode aanzienlijk gedaald (SCP: Achter de schermen: een kwart eeuw lezen, luisteren, kijken en internetten), maar daar kwamen online sociale contacten via e-mail, chat, uitwisselen van digitale foto's en dat soort zaken voor in de plaats. Europeanen zijn inmiddels per dag al lang meer tijd kwijt aan internet dan met gedrukte media. De European Interactive Advertising Association (EIAA) rapporteerde in November 2004 de volgende cijfers: tv 178 minuten; radio 151 minuten; internet 58 minuten; dagblad 26 minuten; tijdschrift 18 minuten. Adverteerders kunnen terecht op een terrein dat voorheen helemaal niet toegankelijk was: het privé-domein van communicatie. Zo zijn het dia-avondje na de vakantie, het gebabbel na schooltijd, de liefdesbrieven die we elkaar sturen, en de tips van amateurs onder elkaar in een digitale wereld ineens open komen te liggen voor adverteerders. Van massa naar persoonlijk Daar komt bij dat personen meer tijd doorbrengen in die persoonlijke communicatie. En omdat ze virtueel zoveel delen over interesses en achtergronden, kunnen adverteerders er nog wat mee ook. Het curieuze is dat voor de televisie- en printindustrie, het massapubliek in die kanalen aan het verdwijnen is. Tien jaar geleden waren er in Engeland nog 200 programma's per jaar waar minstens 15 miljoen mensen naar keken. Vorig jaar waren het er minder dan tien. Adverteerders volgen wel, met voorlopers: in de VS besteedde McDonalds in 1995 tweederde van zijn marketingbudget aan spots op de grote netwerken; in 2005 is dat nog maar eenderde. Uitgevers in evenementen Wat is de rol van een uitgever in een wereld waarin gebruikers overladen worden door informatie en communicatie en zelf ook zo druk in de weer zijn met eigen communicatie? En waarin adverteerders toch die gebruikers uiteindelijk zullen volgen? Alberdingk Thijm van het FD: "Op dit moment wordt er verder een grand café met een auditorium gebouwd. We zijn namelijk van plan veel meer events te gaan organiseren. Er is een enorme overflow aan informatie, wij bieden daarin selectie en een garantie voor de
74
kwaliteit van informatie. We denken dat mondelinge informatie overdracht steeds belangrijker wordt, via open en besloten bijeenkomsten om kennis en kunde van onze journalisten te delen." Ook Quotemedia kijkt naar de mogelijkheid van 'live events' om het verdienmodel van een kookkanaal rond te krijgen bijvoorbeeld. En Sanoma heeft voor verschillende bladen events, die niet alleen voor adverteerders interessant zijn, maar die ook de band tussen lezer en blad verder smeden. In een wereld waar digitale informatie als een vloedgolf over ons heen komt, krijgen 'echte' dingen ineens veel meer waarde. Maar wat gebeurt er online? Henk Blanken van het Dagblad van het Noorden meent dat kranten wat dat betreft eigenlijk alle grote ontwikkelingen online gemist hebben, van zoeken tot nieuwsaggregatie en self-publishing, maar ziet ook een grotere trend: "Kranten verliezen niet, massamedia verliezen, dat is wat er aan de hand is. De mogelijkheid om zelf nieuws te controleren en te maken maakt dat massamedia verloren gaan. Je moet jezelf niet alleen als krant definiëren, of als informatieleverancier, maar als informatieplatform, waar mensen met elkaar wat kunnen doen. Vroeger was de krant een mijnheer, erna een gemeenschap, en nu is niet wat wij zeggen belangrijk, maar wat onze lezers tegen elkaar zeggen, en wat ze onder elkaar doen, dat is belangrijk. En dat is wat je nu ziet gebeuren." Edison-visie? De enorme veranderingen die plaatsvinden in de media suggereren een nieuwe verhouding tussen uitgever, adverteerder en consument. In de praktijk blijkt dat voorlopig nog mee te vallen. Uitgevers zijn afhankelijk van de beslissingen van adverteerders en gebruikers. Het is nog lang niet zeker of de voorhoede van adverteerders die zich met zoveel enthousiasme in cross-media stort, gevolgd zal worden door de grote meute, en zo ja, wanneer. Gebruikers gedragen zich ook redelijk onvoorspelbaar. Het punt waarop ze 'om' gaan, is in ieder geval moeilijk te voorspellen. Jarenlang kon iedereen al lang heel makkelijk een eigen site aanmaken - toch is pas sinds kort informatie van gebruikers een grote trekker, zoals blogs en online foto's. En zelfs al besluiten alle adverteerders binnenkort om zich helemaal in 1-op-1 relaties te storten, en gaat de consument voortaan nog maar communicerend en content producerend door het leven, wat gebeurt er dan? [Monique van Dusseldorp, 20 mei 2005]
75
76
B5 Uitgeven van amateurs Internet zou, zo was de belofte, van elke ontvanger ook een zender maken. Daar kwam eerst niets van terecht, maar nu wel - met zowel boeken- als vak-, pret- en nieuwsuitgaven. Wat kunnen uitgevers daarmee? En hoe halen ze geld uit gemeenschappen, vooral de thematische? Dit artikel maakt deel uit van een onderzoek naar online uitgeven en journalistiek dat steun krijgt van het Bedrijfsfonds voor de Pers. 'Self-generating content' was gedurende de internethype rond de eeuwwisseling een belangrijk begrip: internetters publiceren en communiceren. Dit moest waarde gaan vormen. Die werd destijds voornamelijk uitgedrukt in waarden van bedrijven, soms hard met een overname of beursgang. Veel minder waren omzet, laat staan winsten, afspiegelingen van de beoogde nieuwe markten. Deze sites, vooral communities, leverden niets op, behalve miljarden in papieren waarde. Nieuwe kansen Vijf jaar later zijn de beloften van destijds weer springlevend, zij het met andere accenten. De kracht van internet komt meer bij consumenten te liggen. De verwachte e-commerce komt het sterkst op met prijs- en productvergelijkingen op het internet. Marges eroderen en ketens van elektronicawinkels als Megapool en RAF gingen mede daardoor over de kop. Iets dergelijks, maar in afwijkende vormen, dreigt voor het online uitgeven: in de 'gratis' sfeer zijn meer en meer publicaties voorhanden. De mooiste in deze vorm is Wikipedia, de encyclopedie door vrijwilligers geschreven. Concurrentie voor dure betaalde encyclopedieën is evident. Minder gevaarlijk voor de boekuitgevers zijn vooralsnog de 'eigen boeken'. De nieuwe online uitgever Gopher redde het niet onder Quote Media en is weer zelfstandig. Amateurs betalen voor de boekproductie. In de traditionele nieuwsvoorziening is 'gratis' de norm met internet. Nu.nl, verwerkt maandelijks 145 miljoen pageviews, een verviervoudiging ten opzichte van 2002. Nieuws brengt Nu.nl 'kaal', grotendeels van het ANP, zoals van de gratis kranten Spits en Metro. Als concurrent is er Novum Nieuws, die onder meer Trouw.nl van gratis te lezen korte berichten voorziet. Dan is er online de uitgebreide gratis nieuwsvoorziening, zoals van KPN-dochter Planet Internet, voornamelijk betaald uit inkomsten van internettoegang, en van de NOS, betaald uit de omroepgelden. Hier is betaald uitgeven niet tegen opgewassen. KPN heeft een factuurrelatie met klanten en kan, net als mobiele spelers als Vodafone en kabelaars als UPC en Casema, deze benutten om ook een belangrijke speler te worden in de afrekening van content. Ook uitgevers hebben de betaalrelatie, maar die is één-op-één gekoppeld aan titels. Minder dan bij de telecomaanbieders is die relatie momenteel in gebruik om nieuwe content te slijten.
77
Nu.nl is momenteel winstgevend, in het voorjaar van 2005 'uitverkocht' met advertenties. Er is ruimte voor investeringen, bijvoorbeeld met meer video die de site aankoopt bij concurrenten ANP en FTV. Ook dit is met reclame te onderhouden. Journalistiek wordt grondstof De meest concrete duiding van amateurpublicatie is momenteel 'de weblog' of 'blog', dus deze staat model in dit artikel, dat evengoed van toepassing op andere online uitingsvormen in 'kanalen' van amateurs. Een weblog is een eenvoudige internettechniek: direct en chronologisch publiceren, en lezers reageren op het artikel. 'Interactief dagboek' dekt de lading. Het weblog is een techniek, maar is vooral bekend door de bekende weblogs als GeenStijl, Fok, of Retecool. Inmiddels worden deze blogs vanwege hun populariteit, vertaald in bezoekcijfers van zo'n 40.000 per dag, ook als 'superblogs' gezien. De uitgesproken inhoud van deze paar weblogs, die vaak extreme reacties uitlokken, ontmoet kritiek op tv en in kranten. De vorm 'weblog' leidt eerder tot rabiate inhoud dan de traditionele media gezien het 'instant publiceren': verslaggevers, eindredacteuren, drukkers/omroepen en zenders/uitgevers zitten er niet meer tussen. De ingeving of oprisping van medewerkers kan direct openbaar worden. Deze zijn bovendien vaak jong en impulsief. Nieuws vormt de basis voor weblogartikelen. Daarmee verwordt journalistiek op internet tot grondstof en verliest die in betekenis als eindproduct. De aard van pluriformiteit verandert: die is minder afhankelijk van elkaar in ziens- en werkwijze beconcurrerende professionele media. De behoefte aan duiding van velerlei journalisten naast elkaar neemt af. Dat was het eerst zichtbaar met het groeiend aantal columnisten, apart van de redactie. Die columnisten werden ook klantenbinders. Maar ze krijgen betaald en vallen eenvoudigweg binnen het bestaande businessmodel van het AD of Margriet. Deze trend zet zich in andere vorm door met internet: journalistiek werk is grondstof voor directe interpretatie van ontvangers en voor discussie op websites. Spits, Metro en Nu.nl volstaan bij jongeren meer en meer in de journalistieke informatiebehoefte. Duiding is niet meer het exclusieve terrein van diezelfde media - dat doen lezers zelf, op internet. Daarmee dreigt toegevoegde waarde van professioneel uitgeven te eroderen. Ook uitgevers moeten mee en maken hun journalistieke onderwerpen tot discussiestof op eigen sites. Zoals de Volkskrant met weblogs voor enkele redacteuren en de Ombudsman. NRC heeft weblogs zowel in gespecialiseerde vorm, over internet, als aanpalend op actuele lopende onderwerpen, zoals Amerikaanse politiek (verkiezingen) en Europese politiek, momenteel vooral rond de Europese Grondwet. Maar ook een titel als Libelle brengt zijn columnisten naar een interactief formaat. Wie gaat dat betalen? Pluriformiteit krijgt een andere betekenis, op de eerste plaats voor beleidsmakers. Maar ook voor journalisten zelf. Hun vereniging NVJ buigt zich over de grenzen van het beroep. Voor de public relations-sector verandert de doelgroep voor hun boodschappen en woordvoering.
78
Maar voor uitgevers is de grote vraag: hoe vind ik een exploitatiemodel dat op deze ontwikkeling aansluit? De ongestuurde en ongestructureerde inhoud van weblogs houdt uitgevers en adverteerders op een afstand. Weblogs komen spontaan op, bereiken een zeer gedifferentieerde doelgroep, en zijn moeizaam om te buigen naar een commercieel aantrekkelijk format. Bovendien kunnen ze, aldus de redenering van uitgevers, weer net zo snel verdwijnen als ze zijn opkomen. De drukbezochte weblogs als Retecool en VolkomenKut schrikken behalve door hun naam ook vanwege de inhoud adverteerders af, zo zeiden directeuren van online advertentiebureaus als WebAds en Reddion tegen Adformatie. Nauw aansluiten Wat experimenteel wel werkte is de poging van bedrijven om in weblogs gespreksonderwerp te worden. Heineken lukte dat met video's tijdens het EK-voetbal in 2004. Maar Unilever poogde het met zogenaamd uitgelekte filmpjes over Axe-deodorant en werd afgebrand op de grote weblogs. Het levert weblogs ook niets op. Formeel aandacht trekken, tegen betaling, lukt ook. Op Tweakers liet WebAds voor Vodafone af en toe heel snel een Formule I-wagen door het beeld lopen, waarna op het forum direct nieuwsgierige reacties kwamen van mensen die erover discussieerden. Ook met quizzen in een banner, personeelswerving of het inschrijvingen binnenhalen voor een Oracle-seminar heeft WebAds voorbeelden van succesvolle online campagnes. "Het moet geen kermis worden, maar online zijn veel meer leuke en spannende dingen mogelijk dan in print. Vooral in een community wekken ze nieuwsgierigheid vaak directe respons op", aldus Webads in Dealerinfo.nl. Inmiddels hebben adverteerders dan met de Stichting InternetReclame (Stir) eindelijk een officiële bereiksmeting, maar die meet vooral op grote sites. GeenStijl kon mede als gevolg van onzekerheid niet tot overeenstemming komen met geïnteresseerde uitgevers als QuoteMedia. Het weblog opende voor het uitstippelen van een commerciële toekomst een 'wiki', een thesis die anderen kunnen aanvullen. Het doel: "Hoe kan GeenStijl zijn bekendheid als kritische weblog gebruiken om een winstgevende organisatie met een langetermijnvisie te worden? Een generieke vraag die misschien relevant is: hoe ziet een businessmodel voor weblogging eruit?" Ilse Media als laboratorium Daarover denkt ook Ilse Media, de belangrijkste online uitgever, diep na teneinde gemeenschappen van jongeren en weblogs te kunnen exploiteren. Dochter Web-log.nl telt nu 90.000 'blogs' elders staan er nog eens 140.000. Microsoft-manager Joost Bon telt echter alleen al 500.000 weblogs op zijn MSN.nl-domein, een afgeleide van het gigantische MSN Messenger-succes. Web-Log.nl krijgt er elke drie minuten een dagboek bij, is nu goed voor 70 miljoen opgevraagde pagina's per maand, met gemiddeld 24 procent groei per maand. Er zijn enkele logs goed voor meer dan 1 miljoen pagina's per maand, zo'n 40 logs doen tussen de 100.000 en 1 miljoen pagina's, ook aantrekkelijk voor advertenties. Succesfactoren zijn goede beelden, hartstochtelijke fans, lezenswaardige frustratie en ook relevante informatie.
79
Zowel Ilse als MSN zien mogelijkheden om weblogs te financieren met onder meer reclame, al is voorzichtigheid geboden gezien de gevoeligheid van makers en bezoekers. Ilse, sprekend bij monde van de directieleden Paul Molenaar tijdens het Blognomics seminar en Bert Wiggers bij een NVJ-bijeenkomst, is met 15 miljoen euro aan reclame-inkomsten, 23 procent van het totaal aan webreclame in Nederland al winstgevend. Web-log.nl vormt nog een kostenpost, maar moet weldra geld gaan opleveren. Een bundeling van krachten met zusters als Startpagina.nl met de ruim 3.000 thematische dochterpagina's, Nu.nl en jongerensite CU2.nl moet de kassa laten rinkelen. Behalve met advertenties is dat mogelijk met adressenhandel, traditionele verdienmodellen. Heffing voor content en diensten is vooralsnog geen optie in het laboratorium dat Ilse in feite vormt voor het nieuwe uitgeven. Een interessante vinding daarvan is nieuwsverzamelaar Paginanieuws.nl. Deze intermedair brengt professioneel en amateurnieuws met actualiteiten over veilingen en eventueel winkels in een altijd actueel, gepersonaliseerd formaat. De scheidslijn tussen verwijzingen naar nieuws van de Volkskrant en dat van de amateurdeskundige in ADSL komt op dezelfde pagina bijeen. Deze toont aan dat traditioneel uitgeven wellicht niet heeft afgedaan, maar aan waarde verliest terwijl de ADSL-amateur een verdienpotentie heeft. Ilse filtert de de best bezochte weblogs. Dat zijn er enkele tientallen, want het overgrote deel brengt het qua bezoek niet verder dan de familie- en kennissenkring: met maximaal honderd pageviews per maand. De lange staart Ilse gelooft in wat Wired als The Long Tail betitelde: "een heel nieuw economisch model voor de media en amusementsmarkt, eentje die pas aan het begin staat van zijn krachten." De smaak van de enkeling, of van enkelen, is belangrijk genoeg voor bediening door media en winkels: niet langer zijn ze geografisch beperkt, want de klanten vinden elkaar nationaal of wereldwijd. In Arnhem wonen wellicht vier liefhebbers van film X, maar in heel Nederland 200, een aantrekkelijk publiek om te informeren en de film on-demand te verkopen. Hetzelfde voor artikelen, markten vergroten, steeds specifieker smaken worden bediend. En lezers, kijkers en kopers vinden elkaar met tips op weblogs, soms aanzwellend tot rumoer. In boeken: een grote boekwinkel telt 130.000 titels. Maar bij Amazon.com komt ruim de helft van de omzet van titels buiten deze, toch nog grote, kern. Massamarkten en massamedia zijn uit. In de need-to-know-markt is vooral met nieuwsbrieven van uitgevers als Kluwer en Reed Elsevier dit fenomeen bekend. Je moet de hoofdstroom aan wetenschappelijke of juridische bladen wel hebben, maar de staart daarvan is een eindeloos reeks gespecialiseerde titels. En daar kijkt Sanoma naar. Molenaar spreekt over het "oorverdovende lawaai van massaal gefluister. Consumenten vinden en linken elkaar, en vormen een amorfe, ongrijpbare macht van betekenis." Dit leidt, meent Molenaar, onmiskenbaar tot economische verschuivingen: "Naarmate meer informatiestromen, meer geldstromen elektronisch worden, neemt de invloed van de consument toe." JouwSites.nl
80
Een nieuwe uitgever in informatie van amateurs begon afgelopen week officieel onder de naam JouwSites.nl. Het is een initiatief van een duo dat tot voor kort bij IT-uitgever IDG in Haarlem voor onder meer de sites van WebWereld, InfoWorld, GameZ, Computer!Totaal en Vindex exploiteerden. JouwSites maakt de inhoud zelf in de vorm van nieuws, achtergronden en een uitgebreid forum. JouwSites exploiteert de publicaties en biedt makers 30 procent van de inkomsten. Ze menen dat deze vorm behalve voor amateurs ook voor (parttime) beroepsschrijvers zoals freelance journalisten interessant kan zijn. Het nieuwe netwerk vindt zijn oorsprong in de site over navigatiesysteem Tom Tom Go, die in september 2004 begon en 3.000 bezoekers per dag heeft volgens de exploitant. Inmiddels staan er ook sites over commercieel interessante onderwerpen als Hypotheken, ADSL en internet via de tv-kabel, Xbox en PSP maar ook van een commercieel minder interessant gebied als honkbal. Het aantal sites moet nog in 2005 tot zeker honderd groeien. Het model lijkt sterk op dat van het succesvolle About.com in de Verenigde Staten: 475 publicaties over velerlei onderwerpen, steeds actuele gidsen met continue achtergrondinformatie en nieuws. About.com staat in de top-15 van best bezochte sites met maandelijks 22 miljoen bezoekers, en werd in 2005 eigendom van krantenuitgever New York Times. De advertentie voorbij Maar het zomaar exploiteren van weblogs is niet mogelijk, want de gemeenschap, die het blog groot heeft gemaakt, voelt zich mede-eigenaar. Merken moeten zich richten op de discussie en opinievorming in blogs. Volgens Molenaar doen ze er goed aan om zichzelf 'blogbaar' te maken, dus aandacht te trekken. Maar gaat dit niet verder? Internet sloopt intermediairs die voorheen met kennis en eigen kanalen exclusieve macht hadden. Reisbureaus voor vliegtickets vormen het beste voorbeeld. Zo begint de waarde van de advertentie als stand-alone, min of meer invloedrijke boodschap aan betekenis te eroderen. Eerst kwam betaling naar kliks op advertenties - waarmee nu Google en Yahoo/Overture de hoogste advertentiegroei boeken - maar daarbij blijft het niet, gevolgd door afrekening per 'verkoop' of 'lead' van een nieuwe klant. Advertenties worden amusement, worden onderdeel van een 'mediamix' van allerhande media en indien mogelijk mond-tot-mond-reclame. Uitgevers moeten die mediamix kunnen bieden. Maar zich ook bezig houden met affiliatemarketing: direct betaald krijgen uit artikelenverkoop van gecontracteerde winkels, die volgt op kliks op hun sites. Ilse, en veel andere websites, innen als wederverkoper als klanten klikken op een aangeboden winkellink. Ook de weblogs kunnen in dit model gaan delen. Maar ook kunnen adverteerders hun prijsvragen kwijt om te communiceren met klanten of spelletjes om het publiek onder eigen naam te vermaken. Commercieel vordert de convergentie van media en amusement sneller dan in de publicaties zelf. En uitgevers/providers als Ilse, Planet en Tiscali verkopen zelf muziek, net als een krant als NRC boeken verkoopt en een loket naar theatertickets biedt. Met name in de amusementsmarkt (muziek, films) worden publicatie en handel vervlecht. Daarin gaan
81
amateurs met hun publicaties mee delen, net als ze in de handel met Marktplaats.nl, Speurders en veilingsites als eBay een factor van betekenis worden. Commerciële pogingen Van de andere kant poogt de commercie het initiatief te nemen, net zoals in de marketing ze steeds vaker eigen bladen uitgeven. Zo is er het Britse Blogversations, dat bedrijven de weblog-achtige discussies wil laten entameren en sponsoren. En softwareleverancier Marqui in de VS betaalt makers van weblogs om zijn naam en onderwerpen mee te nemen. Het is de vraag of consumenten zich anno 2005 hiermee nog laten inpakken. De grens ligt gevoelig. Het vrijwel onafhankelijke Scobleizer, een kritische en open log over Microsoft, ligt, ondanks de betaling door het bedrijf zelf, nog wel binnen de acceptatiegrens. Volgens marketeer Marco Derksen, zelf actief met weblog MarketingFacts, liggen er kansen voor bedrijven om bij hun producten en diensten horende terreinen te 'claimen' met online publicaties. Dat zou kunnen in de vorm van een weblog, te maken door een externe partij of persoon. Dit is een terrein waar uitgevers zich op kunnen bewegen. Tot nu toe gebeurt het niet. Luc LeMeur van het Franse weblog-softwarebedrijf SixApart verwoordde al een aantal voorbeelden (pdf) van commercieel geslaagde initiatieven, bijvoorbeeld The Daily SNKR van Nike-fans. Uitgevers in de bocht Jason Calacanis, een New-Yorkse jongeman die al vanaf 1994 met internetuitgaven stoeit, moet niets hebben van geforceerde commercie. Met Weblogsinc exploiteert hij 75 weblogs, specialistische publicaties. Calacanis en Gaby Darbyshire, van webloguitgever Gawker Media, nemen de kwaliteit van de auteurs als succesfactor voor exploitatie. Christophe Labédan, van de Franse internetuitgever Social Media Group, onderschrijft de ervaringen van zijn Amerikaanse collega's. Aanvankelijk lanceerde zijn bedrijf eerst thematische weblogs en zocht er vervolgens auteurs bij, want dit doelgroepgerichte model zou commercieel beter aanslaan. Dat bleek niet te werken. Nu zoekt het bedrijf eerst gekwalificeerde schrijvers en geeft hen eigen, bijpassende publicaties. Illustratief voor de 'strijd' om auteurs die ontstaat is de overstap van 'gadgetlogger' Peter Rojas. Rojas begon als auteur bij Gizmodo.com en wist de site in korte tijd tot een succes te maken. Weblogsinc kocht Rojas weg en lanceerde de vergelijkbare gadgetsite Engadget.com. Binnen enkele maanden overtrof het nieuwe Engadget.com concurrent Gizmodo in hoeveelheid bezoekers, met een factor vijf volgens zijn uitgever Calcanis. Het ging bij deze transfer om geld, relatief veel geld voor een journalist. Er ontstaat een markt voor weblogschrijvers. Maar dat is niet genoeg. Traditionele uitgevers weten niet altijd de juiste snaar te raken. De Amerikaanse krant New York Times probeerde enkele maanden geleden de gadgetsites Gizmodo en Engadget naar de kroon te steken. Een lang leven was dit 'Circuits' niet beschoren. De rubriek stopte vorige week. Net als in andere sectoren geldt bij internetuitgaven de regel dat 20 procent van de weblogs voor 80 procent van de omzet zorgen, stelt Calacanis. De Amerikaan meldde onlangs op zijn
82
persoonlijke weblog dat de dagomzet van zijn Weblogsinc in enkele weken was toegenomen van 1.000 dollar naar 1.400 dollar. De uitgever geeft zijn auteurs salarisverhogingen naarmate de gemiddelde omzetten toenemen. Maar met 75 uitgaven dagelijks 1.400 dollar verdelen is nog gen vetpot. Weblogsinc wil groeien naar 600 weblogs, waarvan een deel in Europa gemaakt. Weblogs die op zichzelf staande merken zijn geworden, krijgen in de loop van 2006 offline varianten. Calacanis denkt daarbij aan boeken, tijdschriften en radio. In Europa werken webloguitgevers vaak met schrijvers samen, op grond van inkomstendeling. De weblogger krijgt een deel van de advertentie-inkomsten, evenals de uitgever. Calacanis begon zijn bedrijf volgens een vergelijkbaar model, maar kwam tot de slotsom dat dat niet werkt. Auteurs willen direct betaald worden en niet jaren investeren in een weblog om slechts te kunnen hopen op redelijk bezoekersaantallen en bijbehorende advertentieomzet. Maar in Nederland begon VNU Business Publications onder zijn titel Emerce wel zo'n 'netwerk' van publicaties van amateurs met opbrengstdeling. VNU werft er advertenties voor, zoals voor Michiel Frackers' Kladblog, zelf producent van de Quotelog, een commercieel experiment van Quote dat alle mislukkingen van het bedrijf met internet moet helpen vergeten. Het mooiste voorbeeld in Europa komt van de krant Le Monde. Deze laat redacteuren uitgebreid 'bloggen' en biedt ook lezers nu de mogelijkheid om een weblog te openen. Het doel is het creëren van content van waarde die commercieel van belang wordt voor marketingdoeleinden in 'the long tail' en in lezersbinding. Het merk Le Monde staat borg voor onafhankelijkheid en kwaliteit. Conclusie Het snel groeiende terrein van de 'blogosfeer' op internet van amateurs die publiceren vormen zowel een bedreiging van traditionele uitgevers - al is het maar in tijdsbesteding van schrijvers en bezoekers - als een uitdaging. Commercieel interessante modellen staan in de kinderschoenen, maar de tijd is rijp om te investeren in deze ontluikende markt - niet op de laatste plaats om media deel te nemen in een nieuw model dat onder de naam 'The Long Tail' een steeds belangrijker deel van de (netwerk)economie zal uitmaken. Uitgevers moeten hierin een positie innemen, te beginnen met het investeren van aandacht in experimenten. [Peter Olsthoorn, 6 mei 2005]
83
84
C. Journalistiek C1 Technologie biedt journalistiek nieuwe uitdagingen De journalistiek produceert niet langer slechts voor mediaconsumenten. Door nieuwe technologie is er een nieuwe doelgroep ontstaan die wezenlijk andere karakteristieken heeft, namelijk mediagebruikers. Welke kansen en bedreigingen brengen nieuwe technologieën, zoals firewalls, DRM en vraaggestuurde mediaproductie met zich mee voor de journalistiek?
Mediagebruikers Een onderscheid tussen mediaconsument en -gebruiker is geen louter semantische kwestie. De consumptie van media veronderstelt passiviteit en behoefte aan integrale en lineaire content. Een mediagebruiker gaat echter actief met content om, reageert op artikelen en voegt content toe. Daarnaast is hij gewend om publicaties op internet met hyperlinks en diverse media door elkaar te gebruiken. Het verwachtingspatroon van de mediagebruikers komt overeen met die van de internetgebruikers. Door de samenloop van drie maatschappelijke trends, te weten tijdsdruk, efficiëntie en individualisering - zie de cultuursociologische studie Marketing van Luiheid van Michiel Bles - hechten mediagebruikers grote waarde aan content die interactief, onmiddellijk en permanent is. Geregistreerde en betaalde artikelen Nieuwe bedrijfsmodellen, waarbij mediagebruikers zich voor de toegang tot bepaalde artikelen moeten registreren of betalen, staan met bovengenoemde waarden op gespannen voet. De interactiviteit wordt bedreigd, omdat dit soort artikelen met een drempel niet toegankelijk zijn en daarmee de facto afgesneden van een potentieel aan relevant commentaar van niet-geregistreerde/betalende mediagebruikers. Dit komt de interactiviteit bepaald niet ten goede. Dan Gillmor, powerblogger en auteur van We the Media stelt op zijn website dat "juist ieder artikel op internet in principe een uitnodiging is tot een conversatie met de mediagebruiker". Een andere kernwaarde die bij betaalde toegang gevaar loopt is de onmiddellijkheid van het medium. Als een internetgebruiker toegang wil krijgen tot de content van een geregistreerd of betaald artikel, moet hij hiervoor eerst een aantal handelingen verrichten. Dit staat in schril contrast met de artikelen die de mediagebruiker in één klik kan bereiken. Dit betekent dat makers van publicaties, ook journalisten, voor optimale uitoefening van hun werk in principe minder af zijn met geregistreerde en betaalde websites dan met drempelloze toegang met financiering door advertenties of donaties. Tenzij ze achter de kassa toch een aantrekkelijke, interactieve groep lezers of kijkers weet te verzamelen.
85
Beperkte toegang New York Times Permanentie van content is belangrijk, omdat online artikelen zonder 'permalinks' (voor altijd bereikbaar, bijvoorbeeld via zoekdiensten) maar voor een beperkte tijd te gebruiken zijn. In een telefoongesprek vertelt Jay Rosen, professor journalistiek van de New York University, aan Netkwesties dat journalisten zich niet beseffen dat zodra een link naar hun artikel verloopt, het artikel opgesloten zit en niet vrij toegankelijk noch goed vindbaar is. Rosen: "Dus journalisten moeten zich bekommeren om de toegankelijkheid van hun werk. Als links van het archief achter slot en grendel belanden, glippen artikelen vaak uit de lijst met zoekmachineresultaten." In de praktijk betekent dit dat hun content verdwenen is. In een conversatie met Gillmor zegt Rosen: "De New York Times heeft zijn business gebouwd op de autoriteit van zijn verslaggeving, maar is niet een autoriteit op het web, als we dit simpel via Google meten. Als je belangrijke onderwerpen en thema's in Google tikt, vind je geen New York Times-artikelen. Ze zitten niet bij de zoekresultaten op de eerste pagina, misschien zelfs niet op de dertigste pagina, omdat hun links een uiterste houdbaarheidsdatum hebben van een week." Dit beeld dient enigszins genuanceerd te worden. De New York Times on the Web mixt het gebruik van niet-permanente en permanente links. Voor het lezen van artikelen dienen mediagebruikers zich te registreren en voor het archief te betalen. Digitale-mediaconsultant en publicist Monique van Dusseldorp wijst er in haar rubriek E-media Tidbits van het instituut Poynter Online echter op dat de krant sinds 2004 zijn artikelen ook via RSS-feeds verspreidt. Van Dusseldorp: "Daarvoor was verspreiding mogelijk via Userland. Op deze manier kunnen de NY Times-artikelen zonder registratie bekeken worden en geeft het bloggers de mogelijkheid met permalinks de artikelen te verbinden. Zo heeft de krant alleen in januari 2005 al vierenhalf miljoen pageviews gegenereerd." Artikel als conversatie Volgens Gillmor kunnen alle archieven gratis beschikbaar gesteld worden met permalinks met als kleine tegenprestatie doelgerichte advertenties, zoals van Google AdSense. Deze reclames kunnen de geloofwaardigheid van de website vergroten, omdat ze relevant zijn bij het onderwerp van het artikel. Simon Waldman, directeur digitale uitgaven van de Guardian Newspapers hecht het grootste belang aan permalinks. In een telefonisch interview stelt Waldman: "Zonder permanentie verdwijnt een groots idee als een 'artikel als conversatie'. Je bent misschien wel op het web, maar je maakt hier zeker geen deel van uit." The Guardian gebruikt uitsluitend permalinks. "Indien de links van artikelen altijd intact blijven, kunnen andere sites, ook weblogs, blijvend naar deze artikelen verwijzen. Daar verwijzen weer anderen naar en kan er een onderling afhankelijke keten van verbindingen groeien." De auteur Jonathan Rosen van The Talmud and the Internet vergeleek de linkstructuur van het internet treffend met deze religieuze bron, waarin rabbijnen, die soms in verschillende eeuwen leefden, met elkaar 'in discussie gaan'. Net zoals de Talmoed relevant blijft voor religieuze joden, blijven links op het internet relevant voor mediagebruikers.
86
De toegevoegde waarde van online journalistiek ligt onder andere in de mogelijkheid om elders argumenten voor en tegen, en daarmee verdieping te krijgen. Als journalisten naar artikelen linken die slechts tegen betaling toegankelijk zijn dan kan dit in een interactieve omgeving de waarde van de uiting en daarmee de autoriteit van de journalist verminderen. De mediagebruiker zal de journalist op zijn woord moeten geloven.
Bedreigde autoriteit Een andere bedreiging voor de autoriteit van de media, in de vorm van het lezerspubliek, werd al twee jaar geleden beschreven in het rapport We Media van het Amerikaanse New Directions for News, dat samengegaan is met het Mediacenter. Hierin werd gesteld dat de journalistiek zich op een zeldzaam moment in de geschiedenis bevindt waar haar alleenheerschappij als poortwachter van het nieuws niet slechts door nieuwe technologie en concurrenten bedreigd wordt, maar mogelijk ook door het publiek dat zij dient. Tom Curley, de man die leiding geeft aan het nieuwsagentschap Associated Press, merkte tijdens een conferentie in 2004 dat er een enorme verschuiving aan de gang is. De machtsbalans verschuift van contentaanbieders naar contentgebruikers. De autoriteit van de media verandert hierdoor. Maar volgens Rosen verdwijnt alles behalve de autoriteit van goede journalisten. Hij schrijft op zijn blog: "De medische autoriteit is niet langer dezelfde in een wereld waar patiënten hun eigen onderzoek doen naar alternatieve geneesmiddelen en behandelingswijzen. Het zou verbazingwekkend zijn als de autoriteit van de elitejournalistiek hetzelfde zou blijven, terwijl de lezers van bijvoorbeeld de New York Times (hoog opgeleid, welvarend en nieuwsgierig) rijkelijk voorzien zijn van alternatieve nieuwsbronnen. Houdt het vertrouwen van de internetsurfende patiënten in hun dokters op? Nee, maar ze zijn alleen wat minder snel onder de indruk." Precies dit gebeurt ook in de journalistiek, omdat de mediagebruikers assertiever worden. Digital rights management Bij digital rights management (DRM) is er geen toegangsbarrière met betaling of registratie, maar is de publicatie 'ingepakt' en tegen betaling te openen op de computer van de gebruiker. DRM is ontwikkeld om auteursrechten beter te beschermen en te handhaven. Ook DRM heeft impact op de inhoud van de journalistiek. Christiaan Alberdingk Thijm, directeur SOLV Advocaten stelde tijdens het Auteursrechtsymposium in 2004 dat met name contracten en techniek in dat verband belangrijk zijn. "Toepassing van technische bescherming kan ertoe leiden dat een werk voor de eeuwigheid onttrokken blijft aan het publieke domein, in plaats van dat het zoals gebruikelijk zeventig jaar na de dood van de auteur daar deel van gaat uitmaken." Tijdens dit symposium waarschuwde UvA-hoogleraar informatierecht Bernt Hugenholtz in zijn lezing dat DRM problematisch kan worden voor de journalistiek als het de toegang tot essentiële nieuwsbronnen technisch beperkt. In een e-mail op vragen van Netkwesties schreef Hugenholtz: "In de 'analoge' wereld gebeurt dit al doordat voetbalclubs op basis van hun 'stadionrecht' (eigendomsrecht) allerlei journalistieke beperkingen opleggen. Hetzelfde - en
87
erger - kan gebeuren met behulp van DRM. Zo kan het citeren uit een document contractueel worden uitgesloten en tegelijkertijd technisch worden belemmerd." Maar Hugenholtz vindt de voordelen van DRM niettemin zwaarder wegen dan de nadelen, zo schreef Netkwesties eerder. Hij prijst met name de mogelijkheid van het individueel rechtenbeheer dat een collectief rechtenbeheer, zoals BUMA/Stemra overbodig maakt. Daarnaast ontstaat er een directe relatie tussen de rechthebbende en de distributeur/gebruiker. De licentievergoeding wordt flexibeler: zowel lump-sum als pay-per-use worden mogelijk. DRM maakt een betere handhaving en beveiliging mogelijk. Ook kunnen makers en uitgevers er beter de afname van publicaties mee analyseren en die kennis gebruiken voor selectie van andere onderwerpen. Hugenholtz ziet Creative Commons als een voorbeeld van een vriendelijk alternatief voor DRM. Het bestaat uit een reeks van overeenkomsten die auteurs, instellingen of bedrijven een bepaald gebruiksrecht toekennen. Werken zijn auteursrechtelijk beschermd, maar met verschillende Creative Commons-voorwaarden door anderen te gebruiken. Beperking van klokkenluiders Net als Hugenholtz wijst Cory Doctorow, auteur van Down and Out in The Magic Kingdom en redacteur van Boing Boing op de risico's van DRM. Doctorow antwoordt via e-mail op vragen van Netkwesties dat DRM toegang tot en het citeren van primaire informatiebronnen in de weg kan staan. "Tijdens 'Rathergate', het schandaal dat de beroemde anchorman Dan Rather vervroegd met pensioen deed gaan, publiceerde nieuwssite CBS persberichten in PDF. Via DRM werd de mogelijkheid om teksten te kopiëren geblokkeerd, zodat het voor journalisten moeilijker gemaakt werd te citeren uit dat document." Doctorow vreest dat het 'information rights management systeem', ingebouwd in Microsofts Office 11 en het nieuwe besturingssysteem Longhorn het klokkenluiders vrijwel onmogelijk zal maken om belastende documenten ongezien naar journalisten te sluizen. JD Lasica voltooide net 'Darknet: Hollywood's War Against the Digital Generation' (zie ook de gelijknamige weblog), een boek over DRM-oorlogen, dat medio 2005 zal verschijnen. Lasica schrijft Netkwesties: "In de VS zullen journalisten binnenkort worden getroffen door een double whammy van DRM en de Digital Millennium Copyright Act (DMCA). Ik zeg binnenkort, omdat hoewel de wet al sinds 1998 in werking is en het nog niet is toegepast tegen mainstream journalisten. Een combinatie van de DMCA en nieuwe generatie kopieerbescherming zal vrijwel zeker gewetenshandelingen belemmeren." Lasica doelt op klokkenluiders, zoals Daniel Ellsberg, die het rapport van het Pentagon lekte of de drie vrouwen die de wereld op de hoogte stelden van de schandalen bij WorldCom, Enron en de FBI en die door Time Magazine 'Personen van het Jaar 2002' werden genoemd. Lasica: "Soortgelijke handelingen worden moeilijk of onmogelijk gemaakt in een tijdperk van 'opgesloten media' met nieuwe kopieerbeschermingstechnologieën. DRM leidt ons naar een toekomst van ball-and-chain cultuur, waarin bedrijven het nemen van beslissingen over het delen van hun informatie baseren op hun beperkte eigenbelang, in plaats van het publieke belang." Ook in Nederland bestaat er wantrouwen tegen DRM. Michiel Leenaars, directeur van Internet Society Nederland is het eens met Doctorow en Lasica. Hij vult hun bezwaren aan: "Met DRM-technieken kunnen niet alleen klokkenluiders in de organisatie geïdentificeerd
88
worden, de DRM-technieken zijn ook een ramp voor historici. Over enige tijd zijn die documenten kluizen geworden, waar niemand meer in kan." Leads cruciaal De toegang van content wordt door de hierboven geschetste firewall en DRM beperkt voor mediagebruikers. Door deze technologieën dienen de artikelen op een andere wijze te worden aangeboden en beïnvloeden zo de content. Larry Pryor, professor journalistiek aan de University of Southern California's Annenberg School for Communication wijst er in een telefoongesprek met Netkwesties op dat mediagebruikers alvorens ze een publicatie aanschaffen toch eerst kennis moeten nemen van een deel van de inhoud. De intro's hiervoor zullen steeds appetijtelijker worden en reclameboodschappen moeten zijn, de etalage. Alvorens lezers klikken moeten ze worden lekker gemaakt, iets dat nu al speelt, zeker bij RSS-feeds. Ook bij de meest serieuze publicaties doen 'ranzige' koppen - die met seks - het steevast het best. Journalisten moeten bij het verwijzen naar besloten artikelen dit duidelijk melden, vindt Pryor: "De relatie tussen schrijver en lezer dient transparanter gemaakt te worden. Hij behoort de lezer te vertellen tegen welke voorwaarden hij het artikel kan lezen, anders misleidt en verpest hij de tijd van de mediagebruiker." Participatieve journalistiek De actieve manier waarop mediagebruikers omgaan met content heeft invloed op het journalistieke aanbod en kan uitmonden in participatieve journalistiek. Steve Outing, senior redacteur van het Poynter Institut, een school voor journalistiek, moedigt deze actieve deelname toe. Outing schreef in zijn column voor Editor and Publisher: "Het docerende model van journalistiek sterft uit. Doe dus mee aan de conversatie." Bijvoorbeeld weblogs van burgers kunnen waarde toevoegen aan de verslaggeving met onderwerpen die nieuwsorganisaties negeren of eenzijdig behandelen. Met debatten op internet kunnen journalisten argumenten meewegen in hun nuanceringen en daarmee de band met het publiek verstevigen. Sinds Pim Fortuyn wordt veelvuldig geroepen dat deze band verdwenen zou zijn. Er ligt een kans voor de media om deze verbinding zo nodig te herstellen of te versterken. Gillmor raakte gefascineerd in het fenomeen participatieve journalistiek en wilde hierbij betrokken raken. Hij gaf er eind 2004 zelfs zijn baan voor op bij de San Jose Mercury News, waar hij al een decennium lang verslag deed over de ontwikkelingen in Silicon Valley. Het is veelzeggend dat Gillmor bij zijn queeste naar de mogelijkheden van Grassroots Journalism niet financieel gesteund wordt door spelers uit de mediawereld, maar uit die van internet en technologie: Pierre Omidya, oprichter van veilingsite eBay.com, en Mitch Kapor, oprichter van softwareproducent Lotus en ook actief voor Open Source Applications Foundation, Mozilla Foundation en Level Playing Field Institute. Online reacties Kranten kunnen veel leren van participatieve journalistiek. Niet alleen zouden kranten een aantal burgerjournalisten naast hun traditionele journalisten kunnen inzetten, maar ze zouden de reacties van mediagebruikers op artikelen of redactionele stukken online kunnen zetten. Allemaal. Nu wordt slechts een klein percentage van deze reacties in de krant geplaatst. Rosen vraagt zich in zijn blog af waarom niet alle reacties van lezers online worden gezet. Op
89
deze wijze vormt de online krant een relevant platvorm voor meningsuiting en bindt haar klanten ook aan zich, die zich anders tot hun eigen weblog zullen keren met hun uitingen. De Greensboro News & Record is ertoe overgaan alle 'letters to the editor' te zetten. Deze regionale krant in de VS die op allerlei manieren gebruik maakt van lokale inbreng, zuivert de uitlatingen die een inbreuk maken op de standaard die de krant heeft en op aantoonbare onwaarheden, potentiële laster en smaad. Geld verdienen zonder intermediair De grens tussen journalist en mediagebruiker valt weg als de laatste zich aan de criteria van journalisten houdt. De 'bloei van de blogs' laat zien dat het aantal contentproducenten enorm toeneemt. Zonder tussenkomst van traditionele media, zoals dagblad, radio- of tv-zender, kunnen zij een potentieel groot publiek bedienen. Maar kunnen deze nieuwe journalisten/contentproducenten voldoende geld verdienen om net als hun traditionele collega's hiermee fulltime bezig te zijn? Mediagebruikers vooraf voor online artikelen laten betalen, zoals bij veel digitale kranten het geval is, komt bij individuele journalisten niet of nauwelijks voor. Zonder intermediair inkomsten verwerven, kan echter op een aantal manieren, bijvoorbeeld via affiliate programma's, advertenties en sponsors. Een van de eerste mogelijkheden was het participeren in affiliate programma's, zoals Amazon. Hierbij zet een website-exploitant een advertentie van boeken van Amazon op zijn website. Iedere keer als een bezoeker via deze link een boek aanschaft, ontvangt de website-exploitant een commissie. Momenteel is het belangrijkste en bekendste affiliateprogramma echter Google AdSense. De website-exploitant zet codes op zijn webpagina's, zodat Google de pagina scant en een match maakt met relevante advertenties. Bij elke advertentieklik krijgt de website-exploitant een bepaald bedrag. Dit varieert van een dollarcent tot meerdere dollars, afhankelijk van hoeveel adverteerders willen betalen om bij bepaalde artikelen te staan. Affiliateprogramma's als Google Adsense kunnen grote invloed hebben op de content. In plaats dat advertenties afgestemd worden op de content, wordt er nu ook content geschreven zodat er advertenties bij passen. Sommige journalisten, zoals Michael Buffington schrijven artikelen over bepaalde onderwerpen, zoals asbest of het terugroepen van Vioxx, Celebrex en Bextra, omdat de bijbehorende Google Adsense-inkomsten van de adverteerders per klik het hoogste zijn. Bij televisieprogramma's is dit niets nieuws, zo werden soaps ontwikkeld om het product zeep te verkopen. Een andere vergelijkbare manier om inkomsten te genereren is om zelf acquisitie te doen en advertenties op de website te zetten. Patrick Phillips en Rafat Ali mixen hun blogs met eigen kopij met commentaar op relevante links. De inkomsten die zij uit de advertenties op hun website en nieuwsbrief genereren zijn aanzienlijk. In 2003 overtrof Ali zijn leermeester Phillips door 60.000 dollar te verdienen. Zonder advertenties, maar met sponsors valt ook geld te verdienen. Begin dit jaar nam Jason Kottke de sprong en werd full-time blogger. Kottke wijst echter iedere reclame op zijn website af. Hij vreest te veel door de wensen van adverteerders te worden beïnvloed en is bang dat de schijn van belangenverstrengeling zou kunnen ontstaan. Daarom vraagt Kottke zijn lezers om 'de baas' te worden en eenmalig 30 dollar te storten.
90
Een bekende Britse blogger in de VS, Andrew Sullivan, haalde in 2002 in één week maar liefst 80.000 dollar op. Journalisten kunnen zich ook laten sponsoren door het bedrijfsleven. Begin dit jaar ontving Nick Denton van Gawker Media, die achter elkaar themablogs opzet, in drie maanden 75.000 dollar van Sony die hiermee LifeHacker sponsorde. De sponsoring hoeft geen inbreuk te vormen op de redactionele vrijheid van de journalist. Zo kon e-magazine Slate, ooit gesponsord door Microsoft, kritische artikelen blijven schrijven over deze softwareproducent. Voor Microsoft was het voordeel dat ze zich kon associëren met dit kwaliteits e-magazine. Bovendien kunnen blogs en websites van journalisten als springplank fungeren voor een lucratief lezingencircuit van symposia en gesponsorde trips naar congressen. Vraaggestuurde mediaproductie Nieuwe technologische mogelijkheden maken een vraaggestuurde mediaproductie mogelijk. Via de website kan een dagblad exact meten hoeveel bezoekers een artikel aanklikken en hoe lang ze het blijven lezen. Direct wordt duidelijk welke artikelen aanslaan. Pryor noemt vraaggestuurde mediaproductie succesvol en veelbelovend, ook voor de totstandkoming van artikelen. Pryor, die drieëneenhalf decennium redacteur van de LA Times was: "Bij de LA Times stuurden ze een reporter naar de democratische conventie, die vragen stelde die de lezers van de LA Times hadden aangedragen. Er dienen meer van dit soort experimenten gehouden te worden." Ook de Chileense krant Las Ultímas Noticias (LUN) past vraaggestuurde mediaproductie toe. In 2002 gooide de uitgever Augustine Edwards het roer om. Edwards liet een systeem installeren waarmee alle gegevens over het verkeer naar de artikelen op de website bij de redactie terecht kwamen. Al drie jaar lang wordt op basis van de kliks en de veranderingen in smaak en verlangens waar zij voor staan, de content van de papieren LUN-uitgave van de volgende dag opgemaakt. Als een bepaald artikel veel kliks krijgt, dan wordt dit verhaal gevolgd. Als een verhaal slechts een paar kliks oplevert wordt het verhaal gestopt. Het systeem biedt een directe barometer van de publieke opinie, net als de kijkcijfers. Het heeft LUN zeker geen windeieren gelegd. Deze krant, ooit omschreven als een nietszeggende krant, is nu de meest gelezen en spraakmakende krant van Chili met de hoogste advertentieinkomsten. Ondanks dit succes schrijft Waldman in zijn blog dat LUN te ver gaat. Waldman: "Over het algemeen ben ik een groot voorstander van het volgen van de statistieken van je website. Maar het gevaar bestaat dat de identiteit van je krant verloren gaat en je een tabloidachtige krant krijgt." De puurste vorm van vraaggestuurde mediagebruik is misschien wel het voorbeeld van Chris Allbritton die op zijn blog aan zijn lezers voorstelde naar Irak te gaan als zij voldoende geld zouden doneren. In maart 2003 werd de voormalig AP- and New York Daily News-journalist volgens Wired 'de eerste onafhankelijke oorlogscorrespondent van het web'. Allbritton haalde 14,500 dollar op bij 342 donoren door de simpele belofte dat hij van de oorlog een origineel en eerlijk verslag zou doen, vrij van commerciële druk, groepsbeïnvloeding en patriottische hype. Op 27 maart 2003 trok zijn site een topdrukte van 23.000 bezoekers. De journalist Spencer E. Ante meldde in Business Week dat Allbrittons bedrijfsmodel dat van de New York Times niet zal vervangen, maar wel een steeds krachtigere megafoon biedt voor de onbekende journalist.
91
Journalisten afrekenen op prestaties Nieuwsagentschappen, zoals Reuters en Bloomberg beoordelen journalisten met eigen criteria als snelheid en betrouwbaarheid en geven iedere journalist een kwaliteitsratio. Op deze wijze kunnen journalisten vergeleken en afgerekend worden op hun prestaties. Of zij daar de beoordeling van lezers, met onder meer aantallen kliks, aan toevoegen valt nog te bezien Een andere kans voor de media is het gebruik van 'collaborative filtering': net als bij het aanbevelingssysteem van Amazon kan een mediagebruiker, afhankelijk van zijn interesses voor content in het verleden, aanbevelingen krijgen voor content waar mediagebruikers met een soortgelijk profiel interesse voor toonden. Op deze wijze kunnen mediagebruikers niet slechts content vinden waar ze op zoek naar zijn, via zoekmachines, maar ook content die ze waarschijnlijk goed vinden. Conclusies Mediagebruiker De journalistiek heeft niet langer te maken met een passieve mediaconsument, maar met een actieve mediagebruiker. Dit schept nieuwe eisen voor de journalistiek om hen goed te kunnen bedienen. Mediagebruikers verwachten namelijk niet alleen een interactief medium, maar ook content die zij onmiddellijk en voor altijd kunnen gebruiken. Nieuwe technologieën Maar terwijl de traditionele media zich bezighouden met geld verdienen en het beschermen van het auteursrecht, lijken zij geen rekening te houden met de behoeften van de mediagebruiker. Nieuwe technologieën, zoals firewalls en DRM die worden ingezet om het gebruik van artikelen te beperken, bemoeilijken of maken tegelijkertijd de conversatie met lezers onmogelijk. Bovendien is de onmiddellijkheid in het geding omdat er eerst geregistreerd of betaald moet worden voor artikelen. Ook permalinks, die als ondersteuning van de conversatie kunnen dienen, ontbreken vaak, waardoor artikelen niet meer te gebruiken zijn. Aangezien sites met geregistreerde en betaalde toegang niet voldoen aan de behoeften van de mediagebruiker, zal dit wellicht een vraag naar en aanbod van vrij-toegankelijke sites creëren. Om lezers toch naar afgeschermde content te lokken en hen te overtuigen van de relevantie van de afgeschermde content zullen goede intro's steeds belangrijker worden. De nieuwe technologieën kunnen ook journalisten in hun werk belemmeren. Als gelinkt wordt naar afgeschermde content gaat dit ten koste van de autoriteit van de journalist. Daarnaast zorgt het voor minder relevant commentaar van mediagebruikers die de journalist kan meewegen in zijn eigen artikel. Ook kan DRM journalisten verhinderen om uit documenten te citeren. Verder kunnen klokkenluiders makkelijker geïdentificeerd worden, waardoor zij minder geneigd zullen zijn om naar de pers te stappen. Desondanks worden de voordelen van DRM, zoals het individuele rechtenbeheer en het monitoren van gebruikers, groter geacht dan de nadelen Geld verdienen
92
Steeds meer mediagebruikers produceren zelf content en kunnen hiermee een bedreiging vormen voor de journalistiek. Dit wordt nog eens versterkt doordat het steeds makkelijker wordt om zonder intermediair geld te verdienen. Met name affiliate programma's, donaties en sponsoring zijn populair. Het blijkt dat zelfs sponsoring door het bedrijfsleven de onafhankelijkheid niet hoeft aan te tasten.
Participatieve journalistiek De journalistiek zou kunnen profiteren van mediagebruikers doordat zij waarde toevoegen aan de verslaggeving door bij te dragen aan de discussie. Bij veel traditionele media echter bestaat er koudwatervrees om gebruik te maken van participatieve journalistiek. Een aantal publicaties, zoals The Greensboro News & Record heeft met succes een blogcultuur gecreëerd op de krant. Door alle reacties op artikelen en redactionele stukken online te zetten kan de band met de lezer versterkt worden. Uitgevers kunnen aanbevelingssystemen, die op basis van colloboratieve filteringstechnologie werken, inzetten om mediagebruikers op de hoogte te stellen van content waarin ze waarschijnlijk ook geïnteresseerd zijn. Een voorbeeld van crossselling, waardoor de omzet kan stijgen. Vraaggestuurde mediaproductie Ook vraaggestuurde mediaproductie kan winstgevend zijn, zoals bij de Chileense krant Las Ultímas Noticias. De vraag is: hoe ver dit moet worden doorgevoerd? Het gevaar is te veranderen in een tabloidachtige krant. Er zal een balans gevonden moeten worden tussen de vraag van de lezer en de identiteit van de krant. Als de traditionele media niet de kansen pakken die geboden worden door de nieuwe technologieën, zullen mensen uit de wereld van de technologie zelf hiervan gebruik maken. Denk aan Dan Gillmor, wiens grassroot-project gefinancierd wordt door technologen. [Danny Friedmann, 24 maart 2005]
Casus participatieve journalistiek: OhMyNews De filosofie van OhMyNews is dat iedere burger een verslaggever is. Volgens Oh Yeon Ho, oprichter en directeur van OhMyNews, een schoolvoorbeeld van participatieve journalistiek uit Zuid-Korea, speelt interactiviteit zich af op twee niveaus: het lage en het hoge niveau. Als professionele journalisten schrijven en lezers hierop reageren via e-mails of commentaren op bulletinboards, is er sprake van lage interactiviteit. Bij interactiviteit op het hoge niveau vallen verslaggevers en lezers samen. "Internetgebruikers kunnen op ieder moment veranderen in journalisten", vertelde Oh eind vorig jaar tijdens de Harvard Internet and Society Conference. Als een artikel bij OhMyNews de categorie topnieuws haalt, betaalt het bedrijf deze burgerjournalisten omgerekend twintig dollar per artikel. Ondanks deze bescheiden vergoeding leveren er sinds de oprichting in 2000 35.000 burgerjournalisten artikelen aan. Oh: "Burger-journalisten schrijven om de wereld te veranderen, niet om geld te verdienen." Op de laatste dag van de Zuid-Koreaanse presidentiële verkiezingen in 2002 maakte OhMyNews deze claim waar. Acht uur voordat de stembus openging, liet de campagne-
93
partner van de hervormingsgezinde Roh Moo Hyun zijn steun vallen. Volgens de voorspellingen zou het een nek-aan-nek-race worden tussen hem en de conservatieve presidentskandidaat. De hervormingsgezinde burgers, waaronder veel OhMyNews-burgerjournalisten, plaatsten en masse boodschappen op online bulletin boards, waarin ze het verraad aan het adres van Roh veroordeelden en iedereen opriepen om anderen te overtuigen op hem te stemmen. OhMyNews plaatste de hele nacht ieder half uur een update van de burgerjournalisten met als gevolg 720.000 hits in 10 uur tijd. Oh: "Nadat Rohs overwinning was bevestigd schreef ik dat de macht in de media verschoven is van traditionele journalistiek naar burgerjournalistiek." Met objectiviteit heeft dit niet zo veel meer uitstaande. Het 'veranderen van de wereld' en de vergoeding van twintig dollar per artikel zijn niet de enige beloningen die de burgerjournalisten kunnen verdienen. De internetgebruikers van OhMyNews sturen niet alleen hun commentaar, maar kunnen ook een vrijwillige bijdrage van één tot tien dollar via mobiele telefoon of creditcard overmaken naar de burgerjournalist. 6.000 lezers doneerden in totaal maar liefst 24.000 dollar voor een kritisch artikel over het democratisch gehalte van een beslissing van het Constitutionele Hof van Zuid-Korea om van hoofdstad te veranderen, geschreven door de filosofieprofessor Kim Young Ok. Een artikel over de financiële zorgen van haar onderneming leverde de eigenaresse 3.000 dollar op van 650 OhMyNews-lezers.
94
C2 Journalisten snuffelen aan video Welke mogelijkheden bieden digitale kanalen om tot wederzijdse versterking te komen van audiovisuele en geschreven journalistiek? Wanneer leent content zich ervoor om multimediaal verrijkt te worden? En levert dit vervolgens voldoende kwaliteit, consumptie en journalistiek emplooi op?
Klantenbinding is de voornaamste reden voor gedrukte media om zich op het glibberige digitale pad te begeven. In een wel heel optimistische presentatie schetste Rob-Jan de Heer, manager nieuwe media van de Volkskrant, tijdens het congres 'Hoe multimediaal is de krant?' eind vorige maand, hoe het leven van de gemiddelde Volkskrantlezer (Windows audio) door deze digitale kanalen eruit zou kunnen zien: * Nadat 's ochtends om half zeven de gedrukte krant op de mat gevallen is, scant deze persoon wat artikelen en stort zich vervolgens om zeven uur in de file. * Vanuit de auto belt hij een 0906-nummer om columns te beluisteren. * Op het werk brengt hij een kwartiertje door op de Volkskrant-site. * Om half tien ontvangt hij de Volkskrant-nieuwsbrief in zijn inbox. * Tussen half tien en één uur wordt hij op de hoogte gehouden van het nieuws via zijn Volkskrant nieuwsklikker. * Weer in de file houdt hij zich via mobiele Volkskrant-sites op de hoogte en krijgt een sms'je met breaking news van de Volkskrant. * 's Avonds laat kijkt hij op zijn media center of via een Versatel-setupbox naar een tvprogramma dat door de Volkskrant is geproduceerd. Bovendien gaat hij daarna nog op VolkskrantBanen.nl op banenjacht. Juist omdat de gemiddelde krantenlezer geen obsessieve nieuwsjunk is zoals hierboven beschreven en zijn leespatroon de laatste jaren is gewijzigd, probeert de een na grootste krant van Nederland genoemde kanalen in te zetten om via zoveel mogelijk contactmomenten zijn lezer vast te houden. Harde markteisen Henk Blanken, adjunct-hoofdredacteur van het Dagblad van het Noorden, oud-chef internet van diezelfde Volkskrant en medeauteur van De Mediarevolutie uit 2003, zette op het congres zeven kansen uiteen die kranten de laatste jaren hebben laten schieten. Beluister deze hier. In een vraaggesprek met Netkwesties, waarin Blanken op persoonlijke titel sprak, stelde hij dat het de hoogste tijd is dat de mainstream media stevig inzetten op multimedia, zodat ze niet kansen mislopen: "Als regionale krant heeft het Dagblad van het Noorden daar helaas onvoldoende budget voor."
95
Maar het is niet enkel een geldkwestie: "Het drama van mainstream media is dat zij voornamelijk gemaakt worden door veertig-plussers. Journalisten van die leeftijd kunnen uitstekend een papieren krant maken, maar zijn geen kinderen van de internetgeneratie. Er gaapt een enorme kloof tussen die twee werelden." Volgens Blanken, zelf veertig-plusser die als uitzondering de regel bevestigt, stellen deze internetgebruikers vier eisen aan content: * het moet kort en krachtig zijn; * de lezer heeft controle over selectie en tijdstippen; * het hoort gratis te zijn; * en ze willen in staat zijn om iets terug te kunnen zeggen. Dus de video op de sites van Nederlandse kranten en Nu.nl, die niet aan deze vier genoemde voorwaarden voldoen, betekenen weggegooid geld? Blanken: "Nee, als je nu als nieuwssite niet experimenteert met het vertellen van digitale verhalen, zoals de Volkskrant en De Telegraaf doen, mis je zeker de boot." Het digitale verhaal Maar hoe vertel je een digitaal verhaal? Nora Paul, directeur van de School of Journalism and Mass Communication van de University of Minnesota, moeten journalisten rekening houden met vijf dimensies: 1. welke media zijn geschikt voor welke onderwerpen; 2. welke beweging in de content is nodig; 3. welke acties moet de gebruiker ondernemen om toegang te krijgen tot de content; 4. de relatie tussen het verhaal en de mediagebruiker, de context van andere geleverde content; 5. het potentieel aan communicatie met de ontvanger. Hieronder worden deze dimensies met voorbeelden uitgewerkt. Geschikte en minder geschikte media Het unieke aan een digitaal verhaal is de mogelijkheid om verschillende type media te combineren, wat van de keuzes van de journalist veel meer vergt dan met een eenzijdig medium. Op bijvoorbeeld de site Male Pregnancy worden weliswaar verschillende media gebruikt, maar deze media staan allemaal op zichzelf. Op de site van Becoming Human zijn de media met elkaar verweven om een interactief verhaal te vertellen en worden verschillende media tegelijk gebruikt. Actie van de gebruiker De meeste media hebben wel beweging in de content, zoals video. Daarnaast wordt vaak een beweging van een mediagebruiker verlangd. Dat kan bij een digitaal verhaal een stuk verder gaan dan vragen als 'klik hier om de volgende pagina te bereiken'. Echte digitale verhalen hebben zogenaamde actiemodellen, waarmee de gebruiker door middel van Flash-animaties,
96
diashows en klikken bepaalde content in beweging kan brengen en controleren in een helder, logisch overzicht. Een statische site linkt naar andere statische sites. Daarnaast bestaan er dynamisch passieve sites, waarbij content gaat bewegen zonder dat de gebruiker hiertoe de opdracht heeft gegeven. Ook zijn er dynamisch actieve sites, waar steeds content bijkomt als de gebruiker hiertoe opdracht geeft. Een mooi voorbeeld hiervan is de site van MSNBC Driving vacations through the ages. Relatie tussen verhaal en gebruiker De relatie kan bepaald worden door de volgorde waarin content gebruikt wordt. Bij lineaire content loopt de volgorde van het gebruik volgens een van tevoren vastgesteld pad. Als een verhaal non-lineair is verpakt, dan kan de gebruiker zelf de volgorde van het verhaal bepalen. Dit soort verhalen kunnen meerdere vertrekpunten hebben en ieder segment van het verhaal kan vaak op zichzelf worden gelezen. Zie bijvoorbeeld de Enron blame game van Slate. Daarnaast geeft personalisatie van content de gebruiker de mogelijkheid om content te selecteren op relevantie. Zoals op de website The Baby Name Wizard het geval is. De relatie tussen verhaal en gebruiker wordt ook bepaald door de mate waarin de gebruiker de content kan manipuleren. Bij de site Hurricane Maker kan de gebruiker zelf de variabelen instellen om een wervelstorm te veroorzaken. Context en communicatie Context is de omgeving waarin de content terechtkomt en die hieraan betekenis kan toevoegen. De context van online krantenartikelen is bijvoorbeeld dat er naast een artikel ongelimiteerd links naar relevante artikelen geplaatst kunnen worden. En onder het artikel kan bovendien de mogelijkheid worden gecreëerd om commentaar te geven, eventueel gemodereerd. Hierdoor kan tussen mediagebruikers en de krant een conversatie ontstaan. Prachtige professionele digitale verhalen worden tot nog toe uitsluitend in het buitenland gemaakt - zie bijvoorbeeld de diverse staaltjes van multimediaal vakmanschap over de verkiezing van de nieuwe paus op Interactive Narratives, maar ook de showcases van de multimediale journalistiekstudenten van de University of Texas zijn de moeite waard. Waar blijven de digitale verhalen van Nederlandse bodem? Nederlandse hoofdredacteuren blijken niet bepaald voorop te lopen op het gebied van nieuwe media. Dit blijkt onder andere uit de stilte die volgde toen Blanken aan de hoofdredacteurs vroeg wat bloggen is. Luister hier naar het geluidsfragment. Het is dan niet zo verbazingwekkend dat de ingezette multimedia voornamelijk uit streaming audio en video bestaat. Eigenlijk lijken de meeste online publicaties nog het meest op volgepakte versies van kranten en magazines. Wat opbouw betreft gebruiken de meeste sites kolommen. De unieke mogelijkheden die digitale media bieden, worden nog nauwelijks aangesproken. Bert Wiggers, directielid van Ilse Media (onderdeel van Sanoma Uitgevers), voorspelde tijdens een bijeenkomst van de NVJ dat kranten uiteindelijk in mobiele multimedia de lezer zullen bereiken: op digitaal papier kunnen dan ook filmpjes en audiofragmenten op de plaats van foto's en tekst komen: "We krijgen een Harry Potter-krant. Natuurlijk zijn we op zoek
97
naar een grammatica die uniek is voor digitale media. Maar dat gaat mijn voorstellingsvermogen te boven." Wat klikt? Bij Nu.nl van Ilse Media leren ze welke verhalen zich voor multimedia lenen. Wiggers: "Wat klikt, zeggen we hier bij Nu.nl over de mate waarin streaming video's die op de site worden gezet bekeken worden." Tot Wiggers' verbazing blijken bijvoorbeeld sterrenkundige onderwerpen 'goed te klikken'. Ilse betrekt de video exclusief van FTV, die de inkomsten uit reclame beurt. Gezien de groeiende schaalgrootte van Nu.nl wil Ilse de exploitatie in eigen hand nemen, met meerdere leveranciers. Hij is niet tevreden met het aanbod van de filmpjes: "Het is te gering, het formaat van de player is te klein en de video's dienen scherper gesneden te worden voor het medium internet." FTV/Novum in Amsterdam levert regionale filmpjes aan onder andere Nu.nl en sinds kort ook aan de Volkskrant. De filmpjes beginnen met een korte reclame, die de kijker niet kan doorspoelen of wegzappen. Ole Chavannes, hoofdredacteur van FTV: "We experimenteren net als iedereen. Wat werkt er op het computerscherm wel en niet? Weergave van het harde nieuws wel, talking heads niet. Maar soms moet je bijvoorbeeld juist weer wel het gezicht van een voetbaltrainer laten zien. Dan wordt duidelijk of hij liegt." Bij FTV experimenteren ze af en toe met rapportageachtige opnames, bijvoorbeeld over 'de stralende toekomst' van de kerncentrale Borsele. Maar daar blijkt tot dusver geen animo voor te zijn. Sommige beelden zijn volgens Chavannes krachtig genoeg om onversneden getoond te worden. Sjouke Rijper, hoofdredacteur van Neos.nl, concurrent van FTV, vindt de productie van video's voor internet en tv niet wezenlijk van elkaar verschillen: "Bij beide media dien je de gebruikers te verleiden en cliffhangers te gebruiken om ze vast te houden. Sinds de uitvinding van de afstandsbediening is het zapgedrag bij de tv-kijker ontstaan. Met internet wordt helemaal snel weggeklikt. In versterkte mate als internetgebruikers meerdere schermpjes hebben geopend. Dan moeten het korte, snel gesneden filmpjes zijn om de aandacht vast te houden." Waar is de bal? Indien je content één keer maakt en het op verschillende platforms 1-op-1 kunt hergebruiken is er sprake van contentability, een term die opgeworpen werd door Eric Bos van crossmediamarketingbureau New Fountain. Tv-filmpjes kunnen niet zomaar 1-op-1 worden gebruikt voor vertoning op online videospelers. Rijper: "Neos.nl experimenteerde afgelopen zomer samen met Versatel met het afspelen van voetbalclip van dertig seconden in lage resolutie, op een pda of mobiele telefoon. Maar de bal was niet te zien." Omzetting van een tv-reportage naar internet vereist volgens Rijper close-ups en grote titels. Rijper verwacht dat software ontwikkeld zal worden die het proces vergemakkelijken om beelden van het ene naar het andere formaat om te zetten. Zijn concurrent Chavannes denkt dat hieruit wellicht nieuwe specialismen en beroepen zullen ontstaan als video-editor voor verschillende platformen. Chavannes: "Net als bij iedere nieuwe technologie zullen er ook nu door de multimedialisering op korte termijn een aantal mensen, journalisten, hun baan verliezen, maar op de lange termijn zal de verandering juist werk scheppen."
98
Selectie van vloggers Chavannes van FTV ziet grote veranderingen in de productie van audiovisuele content. Chavannes: "Ik wil geen goede cameramensen beledigen, maar met de huidige techniek is iedereen in staat goede filmpjes te maken. Het maakt ons alleen uit of we aan goede video's komen, die we vervolgens weer distribueren via diverse websites, mobiel via UMTS en binnenkort ook als proef op de achterkant van hoofdsteunen in twee taxi's." De opkomst van 'vloggers' (video webloggers) volgt FTV nauwgezet. "Onze journalistieke functie zal in de toekomst steeds meer bestaan uit het selecteren van beeldmateriaal van anderen, amateurs ook. We zullen onze geloofwaardigheid waarborgen door iedere keer te verifiëren of het nieuws echt is en hoor en wederhoor toe te passen." Hoe is het gesteld met de kwaliteit van opnames van de eenmans videojournalisten, of 'camjo's'? Chavannes: "De prijs-kwaliteitverhouding wordt steeds beter." Maar niet iedereen neemt camjo's serieus. Rijper: "Politici op het Binnenhof blijven echt niet staan voor een camjo." Chavannes is het daar niet mee eens: "In het begin worden er misschien grapjes over gemaakt, maar uiteindelijk zal iedereen moeten wennen aan deze onemanshows." Elektronische programmagidsen Eerder nog dan kranten worden papieren tv-gidsen zeer beïnvloed door de komst van digitale kanalen. In feite is de gidsfunctie zelf online met bijvoorbeeld TVgids.nl (Sanoma met Avro, Kro en NCRV) en de Omroep.nl gids (NOS) al een klasse beter dan op papier door de personalisatie, en gratis beschikbaar. Journalistiek is minder van belang dan op papier, vaak volstaan links naar de programmasites. Volgens Hans van Dalfsen, hoofdredacteur van de VPRO-gids verkeert iedereen op het gebied van tv-gidsen in opperste verwarring. Doordat er steeds meer digitale kanalen bijkomen, past niet alleen alle gidsinformatie meer in de papieren tv-gids, maar is het ook onmogelijk om alle programma's vooraf te bekijken. Waarschijnlijk zullen de papieren tvgidsen gevuld worden met een voorselectie. Van Dalfsen: "Over drie maanden, als Versatel en andere aanbieders digitale kanalen hebben gelanceerd, ziet de toekomst van tv-gidsen er waarschijnlijk weer heel anders uit." Hoe zit het met de multimedialiteit van redacties van tv-gidsen? Van Dalfsen: "De VPRO was net als andere omroepen ingedeeld per medium. Nu lopen de werkzaamheden van de verschillende media langzaam maar zeker in elkaar over. De helft van de twintig journalisten van de VPRO-gids schrijft ook aan de geschreven content van de multimediale website." Bij de Vara-gids, dat de afgelopen jaren uitgroeide tot een sterk opinieblad, is dat veel minder het geval. Chris Buur, adjunct-hoofdredacteur Vara-gids: "Waar de papieren gids ophoudt, gaat de Vara tv-maileditie verder. Dit is een nieuwsbrief met actuele informatie." Volgens Buur werkt hier slechts één persoon van zijn achttien tv-gids journalisten aan. De rest schrijft uitsluitend voor de papieren gids. Buur: "We werken nauwelijks aan onze website, want dat kost momenteel alleen maar geld, terwijl de opbrengst ongewis is." Volkskrant op alle fronten actief
99
De Volkskrant is volop aan het experimenteren met bewegende beelden. Vier maanden geleden gingen drie schrijvende Volkskrant-journalisten, na een snelcursus aan de filmacademie, audiovisuele verhalen maken bij geschreven teksten. Journalist Bas Broekhuizen is leider van het multimediale project Volkskrant Standplaat Utrecht, vooralsnog een proef van een jaar. Hij heeft samen met zijn team al een aantal lessen uit de ervaringen kunnen trekken. Broekhuizen: "Om efficiënter te kunnen produceren was een arbeidsverdeling nodig. Dus het camjo-model, waarbij een journalist in zijn eentje beelden en geluid opneemt en teksten schrijft, hebben we verlaten. Daarnaast hebben we ontdekt dat video niet geschikt is om gecompliceerde of zelfs maar simpele redenaties uit te leggen. Met tekst kan dat veel beter." Broekhuizen kan zich voorstellen dat tv-producenten het experiment arrogant vinden en dat producenten van streaming video's voor internet, zoals Neos.nl, FTV en ANP zich aanvankelijk afvroegen wat de Volkskrant hiermee denkt toe te voegen. Broekhuizen: "We hebben uitgelegd dat we niet kunnen noch willen concurreren met het verslaan van het harde nieuws. We proberen videorapportages te maken die bij een artikel van de krant passen. We proberen bijvoorbeeld in beeld te brengen hoe de mensen eruit zien en klinken die in het stuk beschreven worden. Hoe praten ze?" De Volkskrant vindt het experiment nu al geslaagd en het team zal worden uitgebreid naar vijf journalisten. Daarnaast zal Standplaats Utrecht, ook over onderwerpen gaan die zich buiten de regio Utrecht afspelen. Geert-Jan Bogaerts, chef internet van de Volkskrant, verwacht dat de journalisten van Standplaats Utrecht zich over een tijd alleen op de productie van video zullen concentreren. Bogaerts: "De internetredactie van de Volkskrant wordt uitgebreid. Hierbij nemen we eerder journalisten aan met multimediale kwaliteiten." Of er meer werkgelegenheid komt binnen de Volkskrant weet Bogaerts niet. "Feit is dat er een verschuiving plaatsvindt naar multimediale journalistiek", zegt Bogaerts. De Volkskrant gaat net als de Franse krant Le Monde bloggers inzetten om zijn content te verrijken. Bogaerts: "We staan open voor vloggers." Behalve het experiment Standplaats Utrecht gaat de Volkskrant de toekomst met beeld in met met Palazzina Producties in de joint-venture VPTV. Bogaerts: "Één keer in de drie weken komt er een aantal Volkskrant-journalisten en tv-producers van Palazzina samen om ideeën uit te werken voor nieuws- en actualiteitsprogramma's." Proeven bij Wegener Dit najaar zal volgens Jos Schreurs, directeur business development en informatie management van Wegener Dagbladen, een pilotstudie uitgevoerd worden naar het verrijken van de site van een van Wegeners online kranten met audiovisuele content. Wegener kiest ervoor om zelf video's te produceren door middel van camjo's en opnameteams voor grotere evenementen. Schreurs: "Dat de kwaliteit van deze online video's lager is, is minder belangrijk, omdat gebruikers van internet een minder hoge verwachting hebben van audiovisuele content dan tvkijkers." Schreurs verwacht dat er een verschuiving van de werkgelegenheid zal komen in de journalistiek bij Wegener. "Ik zie geen nieuwe verdienmodellen met multimedia, dus zullen er
100
geen journalisten bijkomen. Een aantal bestaande schrijvende journalisten zal zich moeten bijscholen om video-opnames te kunnen maken." De ervaringen van de proef zullen gebruikt worden ten voordele van de online kranten van Wegener, in elk geval bij de titels die zelfstandig blijven, wellicht ook als die opgaan in de fusiekrant met het AD. Ze zullen vanaf januari 2006 verrijkt zullen worden met video's. Schreurs: "Naast streaming video's zullen de dagbladen van Wegener een faciliterende rol gaan spelen. Zo beginnen we bij de Wegener-titels vanaf begin 2006 bijvoorbeeld met het hosten van blogs van abonnees. Ik verwacht dat het internetgebruik door de multimediale verrijking en user-generated content licht zal stijgen." NRC ondernemend NRC Handelsblad (partner van Netkwesties) deed tot vorig jaar ervaring op met de redactie van het tv-programma Lezen Etcetera in samenwerking met AT5. Vanuit de redactie zelf kwam een idee op hetzelfde terrein voor een nieuw krantinternetformaat dat lezers bindt en interactief met elkaar in contact brengt: Leesclub. Daarnaast liet de krant een debat van alle correspondenten in Moskou uitzenden via Holland.doc en een boekenprogramma via /geschiedenis - beide themakanalen van de VPRO. Volgens Jan Benjamin, chef internet van NRC Handelsblad, zullen zijn correspondenten wellicht na de zomer ook voor meer media content gaan leveren en zullen net als bij de Volkskrant aangemoedigd worden om video's op te sturen. De diashows met voice-over, waar gebruikers zelf naar een bepaalde dia kunnen springen, is een prima stap op weg naar bewegende beelden. De Washington Post en New York Times gebruiken ze ook. Benjamin: "Ik verwacht dat multimediaal verrijkte content beter bekeken zal worden. Maar het is wel afhankelijk van de positie waarop je de multimediale content presenteert." Kan het nog zonder? Benjamin vindt dat de website van NRC alleen verrijkt dient te worden met video's als deze werkelijk waarde toevoegen, zoals bij sportverslagen of de tsunami. Benjamin: "Het publiek is voor video een hoog kwaliteitsniveau gewend. We willen bijvoorbeeld niet met maar één camera een popconcert verslaan. Als je geen professionele opnamen vanuit verschillende perspectieven kunt maken, kun je je als krant beter richten op waar je wel goed in bent: tekst en stilstaand beeld." Kranten dienen zich volgens Benjamin te baseren op hun kern die hoe dan ook zo krachtig mogelijk moet zijn: foto- en geschreven journalistiek. Vanuit die kracht moet een titel de waarde bepalen van toevoegingen (en investeringen) in beeld en geluid. Broekhuizen van Standplaats Utrecht stelt vooralsnog vast: "Multimedia is geen money maker." Maar kan een online krant nog wel zonder multimedia? Chavannes van FTV vergelijkt een nieuwssite met en zonder multimedia, respectievelijk met een stoomtrein en een auto. Chavannes: "We staan pas aan het begin van wat technologisch mogelijk is op het gebied van multimedia. Ik kan niet wachten tot videofilmpjes in flash kunnen draaien, zodat je als
101
gebruiker deze filmpjes bijvoorbeeld vertraagd kunt afspelen en naar een punt dat voor jou relevant is kunt doorspoelen." Broekhuizen is het met hem eens: "Je kunt je natuurlijk afvragen of de audiovisuele content de geschreven content niet kannibaliseert. Maar ik ben ervan overtuigd dat multimedia voor nieuwssites een conditio sine qua non is. Gebruikers verwachten het." Rijper van Neos.nl denkt, in markttermen, dat het aanbod van nieuwsvideo's al erg vol is: "Nederland is een relatief kleine markt. Als er weinig nieuws is en je kijkt naar de tv, dan wordt alles diverse malen door het journaal en diverse actualiteitsprogramma's behandeld, zonder dat er door de afzonderlijke programma's iets toegevoegd wordt. Er is uiteindelijk slechts ruimte voor een paar nieuwssites met video's." Conclusies Toen de telefoon werd uitgevonden, werd gedacht dat dit handig was om te vragen of het telegram al was aangekomen. In een dergelijke beginfase lijken de Nederlandse media te zijn beland wat betreft de toepassingen van multimedia. Net zoals de eerste tv-programma's eigenlijk radioprogramma's waren met beeld, zo worden de nieuwssites nu verrijkt met wat filmpjes, zonder gebruik te maken van digitale grammatica. Met behulp van de terminologie en dimensies van Nora Paul worden de bouwstenen aangedragen om een daadwerkelijk digitaal verhaal te ontwikkelen. Er kan veel geleerd worden van de buitenlandse ervaringen. De mainstream media hebben het blogfenomeen rijkelijk laat onderkend en de meeste media hobbelen wat betreft participatieve journalistiek nog steeds achter de feiten aan. Door de fragmentatie van de media via digitale kanalen lijken de mainstream media met één schok wakker geworden te zijn. Het besef bij hoofdredacteuren, allen veertig-plussers, is er dat er op de nieuwe technologieën moet worden ingespeeld. De vraag naar ruimte in de markt is nog niet beantwoord. De praktijk zal moeten uitwijzen of de run op beeld en geluid economisch verantwoord is. Het gaat nog om hele lage 'kijkcijfers' op de nieuwe kanalen, een lange adem lijkt noodzakelijk. Met om economische redenen lijkt het erop dat de echte verandering van onderaf moet komen, net als het blogfenomeen - van jongeren die met internet zijn opgegroeid en massaal met hun muis zullen stemmen voor snappy, niet-lineaire, gratis multimediale content die hun participatie in een conversatie waardeert. Net als de eenvoudige publicatietechnologie blogs enorm heeft gepopulariseerd, zo zal er waarschijnlijk ook software komen die multimediale presentaties eenvoudig maken voor de massa. De nadruk van de werkzaamheden van journalisten zal wellicht meer komen te liggen op de selectie en verificatie van feiten, het plaatsen van content in de juiste context en het aangaan en faciliteren van een dialoog met de mediagebruikers. Mocht u nog twijfelen of multimedia overtuigender is dan geschreven tekst, bekijk dan twee BBC websites over drugs; een zonder multimedia waar het verhaal lineair wordt verteld en een met multimedia waar het verhaal non-lineair wordt gebracht. Pas op: multimedia kan verslavend zijn.
102
[Danny Friedmann, 12 mei 2005]
C3 Onder hobbyisten Of serieuze weblogs en e-zines nu journalistiek zijn of niet, ze worden meestal gemaakt door vrijwilligers, terwijl traditionele media met betaalde krachten werken. Hoe kunnen deze sites uit de hobbysfeer komen? En willen ze het wel professioneler aanpakken? Netkwesties sprak met een dozijn ervaringsdeskundigen. Slechts ruim een jaar hield Z Magazine - een van de eerste Nederlandse internettijdschriften het vol, midden jaren 90. Voor Z Magazine werkten professionals uit de mediasector: een paar redacteuren van computerbladen, medewerkers van de Volkskrant en freelance fotografen. "Iedereen deed het pro deo en vond het leuk om op internet zijn stokpaardje te berijden", vertelt Z Magazine-oprichter en ICT-journalist Dick Simonis. In het internetarchief van Archive.org zijn nog resten van de site vinden. "We beloofden medewerkers te gaan betalen zodra de site iets zou opleveren. Maar zover is het nooit gekomen. Het vergde slechts geld. Je kunt geen redactie aan de gang houden zonder inkomsten. Dan bloedt het dood. Behalve een bijdrage van provider Xs4all voor webruimte kwam er geen cent binnen. Betaalde toegang voor lezers kwam nog niet van de grond, vooral door gebrek aan internetbetaalmiddelen met voldoende acceptatie", vertelt Simonis. Bijna tien jaar later kampen hobby-uitgaven op internet nog altijd met veel van de problemen die Simonis voor Z Magazine schetst. Weblogs en e-zines worden meestal nog gemaakt in de vrije uren. Maar het zijn allang niet meer alleen mensen uit het mediavak, zoals bij Z Magazine. 'Iedereen' heeft tegenwoordig een eigen weblog. Toch zijn de meest succesvolle sites die van een vaste groep samenwerkende internetters. Ook onveranderd: het gebrek aan inkomsten. Want het internetpubliek mag dan in tien jaar tijd enorm zijn gegroeid, het is nauwelijks bereid om te betalen. Dat is soms fnuikend voor de continuïteit. Vrijwilligheid en ook nog geld moeten meebrengen werken een sfeer van vrijblijvendheid in de hand. Dat ongeremde heeft zo zijn charme, want het stimuleert de creativiteit, maar tegelijkertijd valt te betwijfelen of het de kwaliteit van een site op de lange termijn ten goede komt. Zijn er manieren waarop weblogs en e-zines de zweem van hobbyisme achter zich kunnen laten? Hoe kunnen deze webuitgaven meer geld verdienen? En zouden die inkomsten dan ook leiden tot een meer professionele aanpak en daarmee tot een kwalitatief betere site? Kenmerken van weblogs Voor internetters met een persoonlijk weblog zijn dit meestal geen kwesties: hun lezersgroep is te beperkt. Maar voor twee groepen websites zijn deze vraagstukken wel aan de orde van de dag, of zelfs bepalend voor het voortbestaan. Dat zijn enerzijds de meest populaire 'groepslogs', anderzijds de grootste e-zines die meer dan tienduizend bezoekers per dag
103
trekken. Netkwesties sprak met makers van deze bekende 'groepslogs', zoals Geenstijl.nl, Retecool.com, Flabber.nl en Fok.nl. Op deze weblogs staan vooral korte berichten, die vaak inhaken op berichten uit andere media, waarnaar ze linken. Geregeld komt er eigen kopij - vaak opiniërend, soms eigen ontdekkingen met nieuwswaarde, meestal op het gebied van internet. De groepslogs danken hun populariteit aan een stabiele stroom dagelijkse bijdragen, met telkens een hoge actualiteitswaarde én een duidelijk eigen 'invalshoek' of zelfs signatuur. Een tweede verklaring van hun succes is de grote interactiviteit: onder sommige berichten plaatsen de bezoekers honderden reacties. Maar hoe meer bezoekers deze weblogs weten te trekken, hoe meer de makers gedwongen worden na te denken over het vergaren van inkomsten. Al was het maar om de hoge kosten voor de hosting van de site te kunnen betalen. Kenmerken van e-zines Werken weblogs met een dagboekstructuur - het jongste bericht staat bovenaan - e-zines hebben meer een homepagestructuur met eigen ordening van artikelen, soms met edities. Maar de werkwijze is vaak even hobbyistisch als van de weblogs. E-zines ontstonden vaak als e-mailnieuwsbrieven, maar tegenwoordig zijn het allemaal 'gewone' websites. Hun sterkste punt is dat ze in tegenstelling tot de korte berichten op weblogs meer variëteit bieden: interviews, recensies, commentaren, columns, foto's, strips, animaties, achtergrondverhalen, lijstjes. E-zines lijken dan ook meer op papieren tijdschriften of kranten, ook al omdat ze vaker met een echte redactiestructuur werken en een vaste verschijningsfrequentie proberen te hanteren. Omdat de updatefrequentie veel lager is, is de organisatie iets strakker. E-zines hebben meestal minder te maken met torenhoge bezoekersaantallen zoals de populaire logs, maar ze trekken wel een hondstrouw publiek, dat veel tijd besteedt aan langdurig lezen vanaf het beeldscherm. Terwijl weblogs de afgelopen jaren de meeste aandacht trokken, sloot een aantal e-zines de deuren. Maar er ontstonden ook nieuwe internettijdschriften. Een aantal e-zines houdt het verbazingwekkend lang vol, soms zelfs negen jaar. Dat komt omdat het niet zelden specialistische websites zijn zoals over muziek, cultuur, sport. Sommige e-zines hebben zelfs een heldere doelgroep: 55-plussers of dertigers of jongeren. In Nederland zijn er nog altijd een enkele tientallen van dit soort internettijdschriftjes. Qua bezoekersaantallen halen ze het niet bij de eerder genoemde grote weblogs, maar hun variatie is groot. Netkwesties sprak met de makers van een aantal bekende Nederlandse e-zines: KindaMuzik.net, NuWijWeer.nl, Qure.nl, Fotocentraal.nl, Smallzine.nl, 8weekly.nl, CutUp.com, Spunk.nl en Writersblock.net. Bij elkaar goed voor zo'n veertig jaar ervaring met internetpubliceren. Weblog 1: GeenStijl.nl
104
Maar eerst terug naar de weblogs. De meest bekende groepsweblog van Nederland is op dit moment GeenStijl.nl. Aan de site, die in 2003 werd opgericht, werkt een aantal journalisten mee - sommigen met een baan elders, anderen niet. Al herhaaldelijk scoorde GeenStijl.nl primeurs. De makers claimen inmiddels ongeveer 30 miljoen pageviews per maand en half miljoen unieke bezoekers per maand. Dat kost geld en daarom staan er sinds vorig jaar advertenties op de site. Maar volgens GeenStijl-redactielid Ambroos Wiegers is het nog niet zo dat de webloggers van GeenStijl er hun hele boterham ermee kunnen verdienen. Maar dat is uiteindelijk wel de bedoeling. "Twee mensen werven nu advertenties voor ons. Daarvoor komt er eentje van de STER", zegt Wiegers. "Ook praten we met verschillende partijen over andere commerciële ideeën." Op GeenStijl staan al maanden advertenties van de tweedehandssite van De Telegraaf, Speurders.nl. Die advertenties linken direct naar spullen die op de concurrent van Marktplaats.nl worden aangeboden. Maarten Roelofs, marketingmanager van Speurders.nl, zegt erg tevreden te zijn over de samenwerking met GeenStijl. Er komen ongeveer drieduizend bezoekers per dag via dit weblog naar zijn site. "En adverteren op GeenStijl is veel goedkoper dan op andere sites." Roelofs liet de advertenties door de redactie van GeenStijl zelf schrijven, zodat ze beter passen bij de 'doelgroep'. Ook dat is een stijlbreuk met traditionele journalistiek die zich verre houdt van de advertentieafdeling. Volgens Wiegers sterft adverteren op oude media als tv en krant een langzame dood. "Jongeren zappen toch meteen weg als ze reclame zien. En op internet filteren ze het er gewoon uit. Televisie is dood. Die 'sjonnies' zitten de hele dag sms'jes te sturen en zitten tegelijkertijd ook te chatten op MSN. Jongeren hebben geen affiniteit met kranten. Alleen een paar studentjes koopt nog de krant. Waarom zouden ze ook, ze hebben toch al internet?" Wiegers ziet niks in weblogs voor traditionele media. "De weblogs die kranten nu op hun sites hebben staan zijn echt een lachertje. Geen hond leest die! Het gaat ook nooit werken als je kijkt naar 90 procent van de krantenredacteuren. Dat zijn mannen van rond de veertig. Die kunnen wel een rapportje van een ministerie boven water krijgen, maar weten echt niet wat er op internet speelt." Wiegers ziet de weblogs ook als een kweekvijver. "Er worden dagelijks duizenden weblogs opgericht, maar tussen al dat gepeupel stijgt vanzelf wel wat talent omhoog. De webloggers die het beste zijn kunnen zichzelf uiteindelijk bedruipen. Als je maar talent hebt. Bij de krant kijken ze alleen of iemand een HBO-diploma Journalistiek heeft, dat is zo'n onzin." De redactie van GeenStijl noemt de site zelf geen journalistiek. "Ik wil helemaal geen journalist meer genoemd worden. Journalistiek is zo saai. Daar wil ik niet mee vergeleken worden. Op één krant na hebben ze allemaal negatief over ons geschreven. Nu weet ik pas echt hoe gemakzuchtig journalisten eigenlijk te werk gaan en wat voor troep ze afleveren. En dat ze niet onafhankelijk zijn, maar links georiënteerd. Ook daarom is GeenStijl een verademing voor de lezers." De weblogbezoeker zal het worst wezen of er nu wel of geen journalisten achter de site zitten, zegt hij. "Dat interesseert onze lezers ook echt niet. Negenennegentig procent boeit het echt niet wie we zijn. Ze willen gewoon vermaakt worden."
105
GeenStijl dankt zijn succes volgens Wiegers aan twee dingen: de techniek achter de site en de reacties en tips van bezoekers. "Wij hebben technisch het mooiste netwerk dankzij een aantal goede techneuten. Bovendien weten maar weinig andere journalisten meer van internet dan wij." Maar ook anders dan bij traditionele journalisten, die vooral contacten koesteren in het establishment, is het netwerk van webloggers Wiegers: "Dankzij GeenStijl heb ik tien keer zoveel contacten opgedaan dan voorheen. Wij zorgen ervoor dat de binding met de lezer groot is. Dat krijgen kranten op internet maar niet voor elkaar. Mij maakt het ook niet uit of mensen anoniem met een nieuwstip komen. Ik wil hun naam niet eens weten, dan hoef ik mijn bron ook niet prijs te geven." Weblog 2: Fok.nl Ook bij de jongerensite Fok.nl stikt het van de reacties. De statistieken zijn overweldigend: 1,6 miljoen pageviews per dag. De site is niet alleen een weblog, maar ook een echte community. Er zijn 130.000 leden, waarvan honderdduizend bezoekers elke maand minimaal één reactie plaatsten. Oprichter Danny Roodbol: "Kom je eenmaal op Fok, dan blijf je hangen. Zeg maar een soort Hotel California." Elke dag komen er 40.000 tot 60.000 reacties binnen op de site. Een groot team van wel 200 vrijwilligers probeert alles in goede banen te leiden. Originaliteit mag er zijn in reacties, niet in eigen kopij. Heel vaak schrijft Fok platweg berichten over uit andere media. "Maar we doen wel altijd aan bronvermelding. En er staan ook eigen stukken op de site. En we hebben mensen die columns en recensies schrijven. Dat is toch ook eigen content", aldus Roodbol. Hij vraagt zich nog steeds af hoe geld te verdienen met Fok.nl. "Voor mij blijft dit een leuke hobby. Ik heb er nog altijd een fulltime baan naast. De winst die we soms maken, gaat meteen weer terug in de site. Van ons gespaarde geld hebben we in december nieuwe servers gekocht. Het dataverkeer alleen al kost 10.000 euro per jaar. Het zijn vele tientallen gigabytes. Gelukkig hebben we daarvoor een sponsor." Advertenties heeft Fok.nl ook. "We hebben banners die deel uitmaken van een advertentienetwerk, maar dat levert te weinig op. Daarom hebben we laatste een pr-team opgericht van drie mensen. Zij gaan prijsvragen en recensie-exemplaren regelen, maar ook adverteerders actief benaderen. We willen dat de advertenties ook echt specifiek bij Fok passen. En dingen als gesponsorde polls." Als er veel geld binnenkomt zal Roodbol de redactieleden niet gaan betalen. "Het geeft scheve ogen als een paar mensen wel betaald krijgen en de rest van de tweehonderd niet. Er hoeft echt niet een miljoen binnen te komen met de site." Het verloop van de vrijwilligers bij Fok is groot. "Een aantal studenten journalistiek werkt mee aan de site, maar die stoppen meestal als ze een baan krijgen. Veel scholieren helpen modereren. Ze verkijken zich er vaak op hoeveel tijd het kost. Het verloop is erg jammer, maar er melden zich altijd wel weer anderen. In denk dat er in zes jaar tijd ongeveer 1300 mensen aan de site hebben meegewerkt. Zo'n vijftig man zit er nu al meer dan twee jaar bij."
106
Aanbiedingen van commerciële partijen om de site over te nemen zou Roodbol juist afwijzen vanwege zijn vrijwilligersleger. "Die zullen vast massaal deserteren als Fok in andere handen komt. Een subsidie voor onze site zou eigenlijk ideaal zijn." De site kent wel een eindredactie. "Iedereen is verantwoordelijk voor zijn eigen dingetje. We ontslaan ook wel eens vrijwilligers als ze zich niet aan afspraken houden. Maar we zijn geen journalisten, hoor. Fok.nl is niet bedoeld als een soort Nu.nl. Het is meer een luchtige nieuwscommunity." Roodbol heeft trouwens al jaren geen abonnementen op kranten of tijdschriften meer. "Ik kan alles wat ik wil wel op internet lezen." Weblog 3: Flabber Eveneens duizenden bezoekers trekt de groepsweblog Flabber.nl. Flabber haalt gemiddeld zo'n 250 duizend pageviews per dag. Wat maakt Flabber zo succesvol? Het gebrek aan geschreven tekst. De site bestaat voornamelijk uit links naar 'online entertainment': van bizarre, ranzige filmpjes tot verslavende spelletjes. De berichtjes waarin die worden aangekondigd bestaan meestal maar uit 1 of 2 regeltjes. "Maar we hebben wel een eindredactie. We kijken alles eerst na voordat het op de site gaat. Er zit geen spelfout in, want ik ben een taalpurist", aldus Gert-Jan Lasterie, een van de twee studenten die de site bedachten. Vijfendertig mensen werken er aan de hele site, die ook een discussieforum, profielenafdeling en moppenhoek bevat. Flabber.nl is een uit de hand gelopen project van twee studenten. Lasterie: "Ik geef dagelijks leiding aan het spul. Ongeveer 40 procent van ons bezoek komt van buiten Nederland, maar dat willen we terugdringen. We zijn immers een Nederlandse site. We hebben vijf servers in gebruikt en die kosten een heleboel geld. Om het verkeer te betalen hebben we een aantal advertentieplekken op de site." Met zoveel bezoekers begint het twee jaar oude weblog een serieuze zaak te worden. Lasterie is er drie tot vier uur per dag aan kwijt. "Ik studeer binnenkort af en wil me daarna volledig op de site gaan storten. Ik heb samen met Paulo [de andere Flabber-oprichter, red.] een strategische route voor groei uitgestippeld. Daaruit vloeit ook een nieuwe advertentievorm voort: tussen de berichtjes door verschijnen nu weblogpostjes die advertenties zijn. Daar staat wel als kopje 'Advertentie' boven. Soms verwijst het naar porno. Lasterie: "Dat heb ik liever ook niet, maar we moeten nu eenmaal ergens geld vandaan halen om uit de kosten te komen." Flabber drijft volledig op de content van anderen op internet. Volgens Lasterie kunnen traditionele media van het succes van de site leren dat korte berichtjes met links het beste werken op internet. "Bovendien updaten we gestaag de hele dag door. Zo houden we de aandacht vast." Mochten de Flabber-bazen serieus geld gaan verdienen met de site, dan dient zich een probleem aan. "We kunnen die 35 mensen niet gaan betalen. We kunnen dan ook geen dingen van ze gaan eisen. We hopen dat ze de eer van hun werk krijgen. Er is animo genoeg om mee te werken aan de site." Endemol-interesse
107
Grote mediabedrijven kijken met interesse naar de bezoekcijfers van sites als Flabber en GeenStijl. Onlangs hielden redactieleden van beide sites zelfs spreekbeurten bij het tvconcern Endemol, zegt Lasterie. Wiegers van GeenStijl vermoedt dat Endemol iets met filmpjes op weblogs wil doen. "Weblogs kunnen een goedkope manier zijn om internetkijkers te trekken. Maar ik kan niet in hun hoofd kijken." Weblog 4: Retecool.com Net als bij GeenStijl en Fok.nl heeft ook het populaire weblog Retecool.com banners. In dit geval van de site Voordeeljager.nl. De opbrengsten daarvan gaan naar de oprichter Hubert Roth. Verder werkt nog een kleine groep webloggers mee aan Retecool, dat dagelijks gemiddeld meer dan tienduizend bezoekers trekt, samen goed voor 35.000 pageviews. Opmerkelijk is dat een van de webloggers bij Retecool zijn bijdragen aan de site combineert met professionele journalistiek. Jacco de Boer, die op Retecool onder meer veel cd-recensies schrijft, werkt overdag als radio- en tv-verslaggever voor Omroep Fryslan. "Ik wil het liefst werken met het beste van beide werelden", zegt De Boer. "Deze week ging met de zware sneeuw hier de site van Omrop Fryslân plat. Maar mijn eigen sneeuwfoto's zette ik gewoon op een fotosite die ik linkte op Retecool." Op internet heeft een journalist meer vrijheid en dat kan bevrijdend werken. "Voor mijn vorige werkgever Planet Internet kon ik niet zomaar een cd afkraken, want daar kon je nog wel eens problemen mee krijgen met de platenmaatschappij. Die moest dan ook nog een interview met een van hun andere bands voor je regelen. Op internet is het 'vrijheid blijheid'. Dat maakt het wel geloofwaardiger. Je krijgt autoriteit om wat je schrijft en niet voor wie je schrijft." Ook hier is het tijdgebrek vanwege het werk en probleem. "Soms heb ik er even geen zin in en dan ligt het webloggen wekenlang stil." De verslaggever heeft wel kritiek op zijn medewebloggers. "We gaan voor het weblog nooit de boer op om iets boven tafel te krijgen. Dat zou ik graag wel willen doen: alles over een onderwerp samenvoegen. Alles zelf maken: audio, video, foto's en tekst. Maar zulke allroundjournalisten zijn er nergens. Weblogs moeten ook meer van hun kont komen. Er is bijvoorbeeld veel te weinig zelfgemaakte audio op internet." E-zine 1: Spunk Onder de e-zines is Spunk een geval apart. Dit internettijdschrift voor jongeren werd vier jaar geleden opgericht door communicatieadviseur Frank Bierens. Inmiddels schrijven de Spunkredactieleden ook voor NRC Handelsblad en worden hun vlotte schrijfsels gebundeld in boeken van uitgeverij Vassallucci. De faam van sommige Spunkers reikt zelfs tot over de landsgrenzen: de sekscolumns van Spunk-redactielid Renske de Greef verschenen ook in de Belgische krant De Morgen. Zo wordt meewerken aan een website ineens een opstapje naar een mediacarrière. Het aantal pageviews van Spunk bedraagt inmiddels, naar eigen zeggen, 150.000 per maand. Het geheim van Spunk zit 'm in de professionele begeleiding die de jongeren krijgen, zegt internetjournalist Erwin van der Zande, jarenlang hoofdredacteur van Spunk. "Spunk wil boven de gemiddelde schoolkrant uitstijgen. Dat gebeurt deels door professionele begeleiding
108
van de amateurs door Frank Bierens en mijzelf. Het was bijna een masterclass 'blaadje maken'." En er vindt betaling plaats, zes eurocent per woord. "Want wij willen ook dingen van ze kunnen verwachten. Dat deadlines worden gehaald. Als je met vrijwilligers werkt, dan houdt niemand zich daaraan, dan wordt het liefdewerk oud papier. Daar hebben al die e-zines mee te kampen", weet Van der Zande. Het verschil met die andere jongerensite, Fok.nl, is groot. Bij Spunk worden stukken vaak afgekeurd of herschreven, terwijl Fok.nl een lopende band aan korte gekopieerde berichtjes is. Van der Zande: "Fok heeft niet de randvoorwaarden om het op een professioneel niveau te krijgen. Maar dat is niet erg, want dat is juist de charme van de site." Volgens Van der Zande - in 1994 als jonge hond maker van het eerste e-zine in Nederland, EWave - scouten kranten en tijdschriften te weinig jong talent. "Ze zijn lui." Van der Zande zou nog graag zien dat de site minder een soort tijdschrift op internet was. "Spunk moet visueler worden, meer met video en audio doen." De commercie heeft ook toegeslagen bij Spunk: tijdens seminars leggen Spunk-lezers aan reclamebureaus uit wat er onder jongeren leeft en Heineken sponsort het Spunk-café. E-zine 2: Nu Wij Weer Ook het e-zine Nu Wij Weer, gericht op dertigers met een brede interesse, wil zichzelf professionaliseren. "We zijn druk bezig met een papieren versie van de site", vertelt hoofdredacteur Leendert Douma. "We spiegelen ons aan buitenlandse tijdschriften als The Believer en McSweenies. Die hebben net als wij een positieve grondtoon." Tijdelijk is de site zelfs uit de lucht, omdat er gewerkt wordt aan een nieuwe vormgeving. "Als die er eenmaal is, gaan we werken naar het eerste nummer van het Nu Wij Weertijdschrift." Volgens Douma is het blad geen doel op zich, maar een nevenactiviteit zoals Nu Wij Weer ook bijeenkomsten organiseert. Dit levert inkomsten op. Ook ontving Nu Wij Weer in 2004 10.000 euro subsidie van de Digitale Pioniersregeling voor de bouw van een nieuw redactiesysteem voor de site. "We hebben niet zoveel adverteerders. Dat levert niks op. Daardoor is een papieren blad voor ons nog altijd interessant." Volgens Douma heeft de 'positieve uitstraling' van Nu Wij Weer een ook gevolgen voor de werving: "Juist omdat wij niemand betalen. Wij zoeken ook naar nieuw talent die een platform zoeken. We hoeven maar te wachten of ze komen naar ons toe. Daarmee geven wij de boodschap af aan de media: kijk eens wat er nog meer voor talent rondloopt." De internetsites van kranten vindt Douma niks. "Die stellen niet veel voor. Traditionele media willen ook modieus meedoen en beginnen op een achterafhoekje een weblog. Maar dat is niet serieus. Het is voor kranten gewoon een bijproductje. Ze zouden een echte digitale editie moeten beginnen." Websites zijn nog altijd te veel op tekst gericht, vindt Douma. "Dat was een van de redenen om NWW te beginnen. We hadden al snel een stel vormgevers, cartoonisten en fotografen.
109
We zijn de site niet begonnen als een journalistiek medium, maar om te laten zien hoe het ook kan. We proberen cartoons en illustraties steeds meer te integreren. Ook schrijven we semiliteraire verhalen. Die lenen zich voor nieuwe invalshoeken." Zo'n nieuwe invalshoek is bijvoorbeeld het 'faction-genre': verzonnen, maar op basis van de actualiteit. Douma: "Dat zouden kranten ook kunnen doen. Laatst schreef een redacteur naar aanleiding van de kwajongens die vanaf viaducten stenen op auto's gooien over de laatste gedachten van een vrouw die daardoor in coma was geraakt. Of ze het die jongens moet kwalijk nemen. Nu Wij Weer wil mediahypes doorprikken. En hoewel stukken vaak subjectief zijn, willen we niet te veel columns. Daar hebben andere media al te veel van." E-zine 3: KindaMuzik Het Nederlandse e-zine met de meeste namen in het colofon is online muziekblad KindaMuzik.net: na zes jaar zijn er 70 medewerkers, te weten 45 schrijvers, 20 fotografen en vijf vaste redacteuren. De laatste hoopt hoofdredacteur Niels van der Tang uiteindelijk te kunnen betalen, want dat is hard nodig: "Een blad als Oor kan ook alleen maar door een vaste redactie een bepaalde schrijfstijl en kwaliteit vasthouden. We werken met vrijwilligers en dus is het heel erg moeilijk daar uniformiteit in te krijgen. Er verschijnen 300 artikelen per maand op KindaMuzik. De eindredactie wordt steeds tijdrovender." De rest blijft vrijwilliger. "We hebben verschillende groepen schrijvers: fanatiekelingen die stiekem broodschrijver willen zijn, mensen die graag gratis recensie-cd's krijgen, mensen die graag gratis naar een concert willen en studenten journalistiek", zegt hij. Volgens Van der Tang professionaliseerde KindaMuzik in 2004. "De redactiestructuur is verbeterd. De werkdruk is beter verdeeld en we zijn een stichting geworden met concrete doelstellingen. We willen over drie jaar nog bestaan en een platform vormen voor de ontwikkeling van journalisten en fotografen. We willen een aantal jonge schrijvers beter gaan begeleiden en periodiek evalueren." KindaMuzik is pas sinds kort bezig naar het zoeken van inkomsten. Van der Tang: "Liever niet eerst advertenties, want die zouden de verhoudingen met platenmaatschappijen kunnen veranderen. Liever subsidies of donaties, anders blijf je voortmodderen. We willen niet afhankelijk zijn van schrijvers voor een gratis promo-cd'tje. En we willen ook meer concertavonden en feesten gaan organiseren en ook actief werven op grote festivals." E-zine 4: Breekpunt Een andere oudgediende onder de e-zines is Breekpunt.nl, een website voor computerliefhebbers. Oprichter Wil Coumans krijgt naar eigen zeggen honderd mails per dag. "We bestaan sinds 1997, maar sinds 1 januari is Breekpunt van Pulse Publicaties. Dat is een kleine uitgeverij waar ik ook werk. Zij hebben nu advertentiebureaus gezet op het werven van banners. De inkomsten zijn voor de makers, een vast team van zeven man en dan nog zo'n tien losse medewerkers." De site trekt meer dan een miljoen bezoekers per maand. "Dan vind ik dat je verplicht bent het professioneler te maken. Het mag geen huis-, tuin- en keukengedoe blijven. Met mensen die
110
willen meewerken maken we van tevoren goede afspraken. Vaak neemt het enthousiasme na drie à vier weken al af, want ze verkijken zich op de hoeveelheid tijd dat het kost." Coumans zegt met de site te duiken in het gat dat de computerbladen op internet laten liggen. "Wij zitten tussen de ComputerIdee en de PC Magazine in. Op de site van computerbladen komt geen hond, want daar staan alleen wat nieuwtjes. Ze maken toch een moeilijke spagaat. Het papieren blad gaat voor, want betalen op internet voor artikelen werkt niet." E-zine 5: Cut-Up Sommige e-zines klagen over het gebrek aan mensen die structureel bijdragen, zoals het cultuurzine Cut-Up.com. Hoofdredacteur en muziekjournalist Theo Ploeg op zijn weblog: "Waar haal je immers goede én enthousiaste én initiatiefrijke schrijvers vandaan die voor niets willen bijdragen? (..) Hier zijn mensen nu eenmaal niet zo gemakkelijk te porren om gratis aan de slag te gaan. Sterker nog: het idee dat je ook professioneel bezig kunt zijn zónder dat geld een rol speelt is in Nederland volstrekt onbekend. Jammer, want dat wordt extra hard zoeken naar vers talent." Ploeg was voorheen hoofdredacteur van het eerder genoemde KindaMuzik. Bij zijn vertrek bij die site zei hij tegen Netkwesties: "Bij wanprestaties moet je nu eenmaal ingrijpen. De meeste redacteuren vonden het ontslaan van vrijwilligers niet kunnen, maar ik heb dat wel enkele malen gedaan. (..) We willen zo graag bij de grote jongens horen, maar dat moet je eerst je identiteit uitwerken. We hebben geen doelgroep die ons voor ogen staat. Het lukt maar niet, ook na al die jaren, om greep te krijgen op wat we wel en niet moeten doen." Waarom niet? "Waarschijnlijk omdat iedereen het nu als hobby doet. Dat betekent ook vrijblijvendheid, al was het maar vanwege een gebrek aan tijd. Maar je moet een keer een keuze maken: professioneel worden of niet. Een grote groep medewerkers is bang dat ze in zo'n situatie niet mee kunnen komen, dat ze niet aan de eisen zullen voldoen. En dat is misschien ook wel terecht." E-zine 6: Writersblock Het e-zine dat het het langst volhoudt is Writersblock.net. Dit maandblad over politiek en cultuur zag al in het voorjaar van 1996 het levenslicht. Het abonneebestand van de mailinglijst telt 20.000 adressen. Medeoprichter Emile Proper was student Nederlands toen hij de site begon, maar werkt inmiddels als journalist voor het tijdschrift Men's Health. Dat leverde een probleem op: "Ik kan niet 's avonds ook nog een keer als hobby stukjes gaan schrijven. Ik doe alleen nog de eindredactie." Writersblock heeft geen grote groep vrijwilligers op de been weten te brengen: de vaste redactie bestaat uit vijf man. "Ik ben de enige met een journalistieke achtergrond. De rest werkt voor de overheid of universiteiten", zegt Proper. Hoewel dat groepje stabiel is, weet Proper niet wat de toekomst brengen zal voor Writersblock. Met het werven van advertenties of het nadenken over inkomstenbronnen, zijn ze in ieder geval niet bezig. "Ik ga ook geen poging doen om geld te verdienen met de site. Daar moet je ook weer tijd in stoppen en het werven van fondsen is natuurlijk niet het leukste werk, dus dat schiet er bij in."
111
Er ontstaat na tien jaar een soort moeheid. "Misschien wil ik op termijn de boel overdragen. We zeggen altijd tegen elkaar: nog een jaar, daarna zien we wel weer. Je weet wel, zo van: Als we dan nog bestaan... Dat we het zolang hebben volgehouden verbaast mij ook."
E-zine 7: Smallzine Een e-zine dat wel na acht jaar trouwe dienst de handdoek in de ring wierp is Smallzine. De makers van de site, Koen Vrancken en Maarten Reijnders, in het dagelijks leven redacteur bij internetnieuwssite Webwereld, hadden er geen zin meer in. Vrancken: "Smallzine trok niet een heel groot publiek, maar dat was ook nooit het doel: op het laatst nog 20.000 pageviews per week van 32.000 e-mailabonnees. De advertenties leverden bijna niks op, terwijl we wel onze columnist Franciso van Jole en de serverkosten moesten betalen. De server voor de mailinglist kostte ons destijds 3000 euro. Gelukkig hadden we een sponsor, een soort suikeroompje." De naam blijft onbekend. Smallzine werkte al die jaren met een kleine groep van dezelfde redacteuren. Gastbijdragen waren niet welkom en dat gebeurt niet vaak bij e-zines. "Het is moeilijk om met vrijwilligers te werken. De kwaliteit liet vaak te wensen over." Volgens Vrancken onderschatten webloggers dat mediaconsumenten lui zijn en het liefst alles hapklaar voorgeschoteld willen krijgen. "Daarom is Nu.nl zo'n succes. 95 procent van de mensen gaat echt niet al die weblogs doorpluizen. En die maakt het niks uit of RTL Boulevard een nieuwtje van GeenStijl afhaalt. Dat mensen zelf hun nieuws zoeken is zwaar overschat. Google kan een gevaar vormen voor de betaalde journalistiek." E-zine 8: Qure Een opmerkelijk model hanteert het e-zine Qure.nl, over ICT in de gezondheidszorg. Bezoekers kunnen de artikelen alleen tegen betaling van 80 euro abonnementsgeld per jaar lezen. De site, met ongeveer 2000 pageviews per dag, wordt gemaakt door Ton Smit, die al zestien jaar over ICT in de zorg schreef voor vakbladen als Automatisering Gids. "Er zijn maar weinig mensen die deze materie en deze markt zo goed kennen als ik", zegt Smit. "Ik ben honderd procent onafhankelijk. De zorgsector is een soort Sovjet-Unie en kent allerlei Pravdaatjes. Sommige bladen schrijven nooit kritisch over het ministerie van VWS. Daar wilde ik niet meer mee te maken hebben, dus ben ik voor mij zelf begonnen." De site bestaat een jaar. "Er zit een mooie gestage groei ik. Als het goed is bereik ik later dit jaar het break-even punt. We hebben ook advertenties maar daar heb ik eigenlijk te weinig tijd voor om die meer te werven. Want al mijn tijd gaat zitten in het schrijven. Zo leuk vind ik dit werk." Smit verkoopt niet alleen individuele abonnementen op Qure.nl, ziekenhuizen kunnen ook op IP-adres een abonnement voor de hele organisatie nemen. Volgens Smit helpen nichesites, zoals de zijne, de bureaucratie tegengaan. "Het gekonkel van ambtenaren en koepelorganisaties wordt hierdoor aan banden gelegd. Maar ik ben geen missionaris of actievoerder. Als journalist begin ik geen politieke beweging. Ik wil met Qure ook gewoon mijn boterham verdienen."
112
De krant heeft Smit inmiddels maar opgezegd. "Ik las de NRC steeds minder. Heerlijk, nooit meer stapels ongelezen papier." Smit snapt niet waarom andere journalisten niet zelf een betaalde niche-site beginnen. "Het kan prima, maar alleen voor heel specialistische informatie. Je kan bijvoorbeeld denken aan een nieuwsdienst over de varkenssector." Het model van Qure, waarbij de lezers de journalist direct betalen, doet denken aan die van Christopher Allbritton, een voormalige journalist voor Associated Press en de New York Daily News. In 2002 verzamelde hij via zijn site genoeg donaties van lezers om af te reizen naar Irak om daar verslag te doen van de oorlog. Het experiment leverde Allbritton veel naamsbekendheid op, want momenteel zit hij opnieuw in Irak, maar dit keer voor media als Time. E-zine 9: Fotocentraal Meer journalisten nemen het risico zich fulltime op de redactie van een site te storten. Dat doet sinds kort ook Dick Simonis. Inderdaad, in 1996 de man achter Z Magazine. Na jarenlang schrijfwerk voor ICT- en fotografiebladen begon hij een nieuwe website met artikelen over digitale fotografie: Fotocentraal.nl. Volgens Simonis is dat het enige echte onafhankelijke internettijdschrift over dit onderwerp. "Alles draait om onze eigen testen. Ik verdien in eerste instantie niks. Ik leef van een buffer die ik heb opgebouwd. Binnen een jaar moet de site met voldoende geld opleveren. We werken met een paar mensen die vrijwillig tests van camera's doen." Een advertentieblokje van Google is een van de inkomstenbronnen waarin Simonis toekomst ziet. "Daarnaast is de andere persoon met wie ik de site ben begonnen, bezig met het marketingdeel. Hij moet adverteerders gaan werven." Bij voldoende inkomsten profiteren ook de vrijwillige medewerkers van Fotocentraal. Zij krijgen dan een redelijke vergoeding. Daar zijn wel methodes voor te vinden." Ook Simonis' eigen archief als freelancer gaat benut worden. "Mensen willen vast ook van hun oude camera's nog de tests van destijds lezen. En met Fotocentraal kunnen we veel sneller inspringen dan de fotografiebladen die maar eens per maand uitkomen. We willen vollediger en onafhankelijker zijn dan de tijdschriften. Ik probeer het gewoon weer opnieuw. Maar nu moet het lukken."
Conclusie Groepsweblogs en e-zines verbeteren hun kwaliteit en zoeken nieuwe mogelijkheden om hun sites te verrijken en eventueel commercieel aantrekkelijk te maken. Het voortbestaan van hun site staat of valt echter met de medewerking van mensen die motivatie putten uit werk dat ze leuk vinden, uit hun 'eigen ding'. Voor grote sites als Fok.nl, Flabber.nl en Kindamuzik.net lijkt de continuïteit, ook op eventueel commerciële basis, geen probleem: vrijwilligers staan in de rij. Veel bezochte weblogs zoals GeenStijl.nl en Retecool.com, die door een vaste kern worden gemaakt, zoeken naar een steviger commerciële onderbouwing, zoals de zelf geschreven Speurders-advertenties en merchandising bij GeenStijl. De makers willen er op termijn ook hun boterham mee kunnen verdienen.
113
Bij de bekendere e-zines staat de commercialisering in de kinderschoenen. Bezoekersaantallen liggen lager en medewerkers in dienst nemen is onmogelijk. Spunk, waarachter een commercieel bedrijf en NRC Handelsblad schuilgaan, is een uitzondering. Jonge medewerkers krijgen wat betaald en kunnen zich eventueel tot beroepsjournalisten ontwikkelen. Er is ook een kip-ei situstie: e-zines hebbben meer geld nodig om de kwaliteit van de sites te verbeteren, maar geldschieters of wellicht een uitgever komt af op commercieel levensvatbare projecten. Zo bezien zijn de e-zines kritischer op hun huidige inhoud dan weblogs. De makers hebben vaak allerlei plannen voor verbeteringen en uitbreidingen, bijvoorbeeld met nieuwe mogelijkheden op het gebied van audio, video en animatie, die ze nu niet kunnen doorvoeren. Titels als Kindamuzik en NuWijWeer hebben de potentie om bestaande tijdschrifttitels te beconcurreren. Smallzine en Writersblock tonen hoe moeilijk het is een site te laten groeien als hij gemaakt wordt door slechts een kleine groep mensen op basis van enthousiasme. Daarom probeert ook een site als Breekpunt het nu iets professioneler aan te pakken. Stilstand is immers achteruitgang. Ook individuele journalisten zouden hun broodwinning kunnen maken van een specialistische website. Mits ze voldoende bezoekers trekken zou dat kunnen met Google-advertenties of zelfs door bezoekers een abonnement te laten betalen, zoals bij de niche-site Qure. Onafhankelijkheid staat overal hoog in het vaandel, ook bij deze kleine sites. De krenten uit de internetpap zullen bewijzen of ze bestaansrecht hebben. De grote groepsweblogs maken de meeste kans. E-zines zijn inhoudelijk ambitieuzer, maar langere artikelen trekken op internet minder publiek. Het zijn wel trouwe lezers die wellicht bereid zijn te betalen. Maar dat zal niet voldoende zijn. Subsidies, sponsors, merchandising en extra evenementen bieden eventueel extra inkomsten. Wat node ontbreekt bij alle genoemde titels is een aparte uitgeeffunctie. De makers nemen die taak zelf op zich, maar ze zijn altijd meer gericht op de inhoud van hun publicatie. Een partij die de moed heeft om online exploitaties vorm te geven zou voor deze titels een welkome handreiking vormen. Dan ontstaat er wellicht een spanningsveld tussen de eigen behoeften van de makers en het vinden van een doelgroep door uitgevers. Beide partijen staan dan voor de taak om een modus vivendi te vinden. [Tonie van Ringelestijn, 11 maart 2005]
114
C4 Dispuut met de lezers: voor wie een nuance blijft zoeken Henriëtte Boas werd de icoon van de ingezonden brieven aan kranten en opiniebladen in de 20e-eeuwse Nederlandse pers. Eén vrouw in het achterhoofd hield journalisten soms scherp. Maar wat moet je met die duizenden terugpraters, niet zelden leeghoofden? "De lezers samen weten veel meer dan ik." Het is verleidelijk om voor dit artikel uitgebreid leentjebuur te spelen bij Dan Gillmor, die in 2004 het standaardwerk We the media: grassroots journalism by the people for the people schreef. Het werk kunt u vrij lezen en herpubliceren onder het Creative Commonsauteursrecht. Hij zegde zijn baan op als technologiecolumnist van de San Jose Mercury News om een nieuwe organisatie te beginnen voor participatory journalism. Hij geeft er de nodige lezingen over - eind deze maand nog in Korea - en publiceert daarover ook op zijn weblog. Dit standaardwerk over de verandering van journalistiek als gevolg van netwerken heeft in Nederland weinig aandacht gekregen. Vakblad De Journalist heeft er geen aandacht aan besteed, ondanks een uitgebreide serie over de toekomst van de krant. Ook die omissie is veelzeggend. Gillmor verdient op zijn minst discussie, die hij zelf ook wenst: "Ik leer meer van degenen die me ongelijk geven, dan van de jaknikkers." De netwerktechnologie maakt de nieuwe werkwijze mogelijk - ja, dringt die op, volgens Gillmor. Weblogs zijn momenteel de voorhoedetechnologie, maar straks kunnen dat netwerken zijn voor onderlinge uitwisseling van video. Niet langer kunnen journalisten, ondersteund door uitgevers, uitgaan van eenrichtingsverkeer waarmee ze de wereld verslaan en becommentariëren. Dat wil niet zeggen dat Gillmor deskundigheid als basis voor verspreiding van feiten en meningen afwijst. Integendeel, hij voorziet juist dat het niveau van veel publicaties toeneemt door inbreng van buiten: "Mijn lezers en bezoekers weten samen meer dan ik weet." Journalisten, vindt Gillmor, kunnen er niet omheen te accepteren dat het publiek onderdeel wordt van het journalistiek proces. Voor de journalisten die - gewend als ze dat zijn bij veranderingen - de hakken in het zand zetten, heeft Gillmor een boodschap: "Dit is niet bedreigend, maar juist bevrijdend. Onze kern, betrouwbaarheid en accuratesse, gaan niet teloor. We blijven zelfs in een aantal opzichten de poortwachters, maar het vermogen om conversaties op te bouwen en context te bieden wordt minstens zo belangrijk als het vergaren en rapporteren van feiten." De pr-industrie, vaak nieuwsmakers ten koste van objectieve selectie door journalisten, hebben meer last van deze ontwikkeling. Ze worden kwetsbaarder als meer mensen mogelijkheden krijgen om hun zwakheden te onderkennen en zich erover te uiten. Merken, politici, ja allen die een opgepoetst imago te verliezen hebben, kunnen meer te vrezen hebben
115
van een netwerk van deskundigen dan van de enkele journalisten die hen nauwgezet kunnen volgen. Deskundigheid op details neemt toe. Uiteindelijk, zegt Gillmor, krijgt het publiek een beter product, dat wil zeggen betrouwbaarder, minder door enkelen gemanipuleerd (pr) en selectief gebrachte (journalistiek) informatie, maar een grotere variatie en meer diepgang. Gillmor is bepaald optimistisch over de remedies die dit brengt voor een mediasector in verval: "De traditionele journalistiek zaait destructieve zaden. Ten eerste de schadelijke consolidatie van massamedia in een paar buitengewoon krachtige conglomeraten met de voorkeur om infotainment te verkopen in plaats van nuttige informatie. Ten tweede de erosie van het bedrijfsmodel van dagbladen dat leidt tot bezuinigingen in plaats van in investeringen in de toekomst. De geïnformeerde burger is het slachtoffer van de beide tendensen." In Nederland ontpopt Henk Blanken, adjunct-hoofdredacteur van het Dagblad van het Noorden, zich al de belangrijkste epigoon van Gillmor. Op zijn weblog getuigt hij daar in klare bewoordingen over. Zoals over het dedain van een presentator van radioprogramma Tros Online voor 'de lezer'. "Opvallend vond ik het onverhulde dedain waarmee Francisco van Joles co-presentator Peter de Bie over "de gewone lezer" sprak. Niet dat de meeste weblogs waardevolle informatie of hoogstaande journalistiek bevatten, integendeel, maar het minste wat je als 'klassieke' journalist kunt doen, is beginnen te luisteren naar wat ze te zeggen hebben." De noodzaak te luisteren naar de lezer is voor mij geen principiële, maar een bedrijfseconomische. Als de klassieke media niet leren luisteren, sterven ze langzaam uit. Daarmee verkwansel ik geen journalistieke beginselen, maar bepleit ik domweg betere journalistiek." Voor Blanken is dat een radicale keuze voor het inspelen op behoeften van lezers: "We hebben geen andere keuze dan onszelf opnieuw uit te vinden. We moeten nieuwe verhalen gaan vertellen." Nu is 'verhalen vertellen' een modieuze term die het in steeds meer geledingen goed doet behalve in de zachte sector ook in de wetenschap en vooral bij de trendwatchers. Het bekt lekker. Blanken probeert wel de benen op de grond te houden: "Ik beweer niet dat weblogs tot betere journalistiek leiden, maar dat de journalistiek zichzelf moet verbeteren nu er weblogs zijn." Blanken maakt zich vooral zorgen over de gebrekkige aansluiting tussen makers van traditionele media bij de omgang met media door jongeren. En hij legt de grens daarbij 'ergens tussen de 35 en 40 jaar'. Ze grijpen links en rechts van alles wat ze tegenkomen en babbelen er dan over. Het is het model van nuttigen alsof ze door een winkelstrat etalages bekijken: overal wat bekijken en er vooral onderling over praten. Journalisten hebben vrees voor het verlies van geconcentreerde aandacht voor hun werk. En veel uitgevers weten nog geen raad met deze versnipperende behoeften. Hoe lezers te betrekken bij de traditionele uitgave of programma? Dat vereist wat fantasie. Die is in Nederland het eerst ontwikkeld bij de radio. De manier waarop Radio538 en BNN
116
(nationale IQ-test) en vooral het vele prijzen winnende Stand.nl internet gebruiken om luisteraars en kijkers bij programma's te betrekken, is voorbeeldig. Blankens krant verzon een antwoord: het Dagblad van het Noorden ontwikkelde een Lezersjury waarbij uit een geselecteerde groep van ruim 200 lezers er steeds enkelen met verslaggevers meegaan naar rechtszaken om hun mening te vormen. En recent opende het Dagblad van het Noorden Nieuwslokaal.net geopend, waar Noorderlingen van Bellingwedde tot Stadskanaal hun nieuws kwijt kunnen: "Steeds vaker zijn mensen onbedoeld zelf verslaggever. Ooggetuigen die het nieuws uit de eerste hand kunnen vertellen. Dat kan in Oost-Groningen vanaf nu heel actueel op de experimentele website die gekoppeld is aan de gelijknamige rubriek die sinds kort twee keer per week in de editie Oost-Groningen van het Dagblad van het Noorden staat." Buurtkrant online De stadsvariant van deze regiosite van en voor het lezerspubliek draait met steun van het Bedrijfsfonds voor de Pers bij het Haarlems Dagblad - met bijna 350 jaar de oudste nog uitgegeven krant in de wereld - op proef de site Amsterdamse Buurten, een digitale wijkkrant. Twee jonge journalisten zijn gevestigd in de wijk en volgen daar de gebeurtenissen voor publicatie op de site en in de krant. Tweewekelijks verspreidt het Haarlems Dagblad huis-aanhuis een gratis printversie. Met 200 bezoekers per dag op de site, op 4.000 woningen in de wijk, is het experiment geslaagd, zegt adjunct-directeur Leon Klein Schiphorst: "Het is ook een nieuwe vorm, dienstverlenende journalistiek. Journalisten komen meer in de haarvaten van samenleving waardoor de vaak genoemde kloof tussen journalistiek en samenleving kleiner wordt. Dit straalt af op de krant." Volgens de HD-chef vullen het oude en het nieuwe medium elkaar aan, terwijl er een verschuiving plaatsvindt van papier naar digitaal. Het worden communicerende vaten. Via een nieuwsvenster op de wijksite met koppen uit de krant komen degenen die klikken op de site van de krant. Heel voorzichtig stelt de het HD na acht maanden experimenten vast dat de afkalving van abonnees in de wijk is verminderd. De Radbout Universiteit Nijmegen komt nog met een evaluatie. Commercieel betekent dit vele eindjes aan elkaar knopen. Ilse Media en de Rabobank zijn sponsors, de gemeente Haarlem en een aanvankelijk sceptische maar nu enthousiaste wijkraad zien hun belang bij directe informatievoorziening en wijkwinkeliers adverteren. "Die krijgen een eigen medium terug, want het dag- en zelfs het wijkblad is te duur geworden om te adverteren. De winkelier vult de eigen pagina." De lezersinbreng op de site is overigens niet overweldigend, zo blijkt uit de bijdragen op de site. Er zijn nu wel vijf vaste amateurmedewerkers. Journalistiek is niet ineens overbodig, maar communiceert meer. Het Haarlems Dagblad verwacht met de bijkomende vijf gewenste wijksites nog zo'n zeven tot acht betaalde plekken voor journalisten te kunnen creëren. Dat kost zo'n "vijf, zes ton", aldus Klein Schiphorst. Lezers corrigeren
117
Dankzij communicatie met lezers/kijkers hopen journalisten hun werk dus beter af te stemmen op wat er leeft onder de bevolking. Ze worden meer primus inter pares. De mentaliteit verandert, van niet zelden wat arrogante kwasten die autonomie eisen op hun vierkante centimeters tape en papier tot schrijvers die zich laten voeden en corrigeren door hun kijkers en lezers. Wat dit oplevert moet nog blijken, zeker in geld gemeten. Debat met media krijgt een vaste plaats. Op 18 mei heeft journalistenvereniging NVJ op de Mediadag Discussie.nl (een site van onder meer Stand.nl, Rondom Tien, Netwerk, Twee Vandaag, Nova, Premtime, B&W en Zembla). De site is een initiatief van de NCRV om online debat te voeren tussen media en hun publiek. De eerste vragen: "Doet de journalistiek het nu beter dan ten tijde van Fortuyn? Luisteren journalisten nu wel naar de stem van de straat?" Er is een verschuiving in journalistieke principes die, zo meent het gros van de journalisten niet ten koste mag gaan van waarheidsvinding. Zo geldt nu als mores in Nederland de Gedragscode van het Genootschap van Hoofdredacteuren. Deze principes - die veel journalisten niet eens kennen - gelden nog onverkort, maar zijn erg intern gericht. Een meer open verplichting jegens de samenleving vormt het Statement of Shared Purpose waarbij journalistieke verantwoordelijkheid meer is verankerd in verantwoordelijkheid voor en communicatie met de samenleving en haar burgers. Afbreuk doen De inbreng van bezoekers is niet per definitie zaligmakend, vindt Pieter van Twisk, hoofdredacteur Planet Internet, de grootste Nederlandse pure nieuwssite op internet, en van Het Net: "Dat iedereen overal op moet kunnen reageren, vind ik een twijfelachtig argument. Het gaat ervan uit dat wat mogelijk is ook wenselijk is. Onderzoeken die stellen dat internetters altijd overal op willen kunnen reageren vind ik bovendien niet overtuigend." Maar enig geloof wil Van Twisk wel hechten aan de in die onderzoeken geuite wens tot communicatie van "... de postmoderne mediaconsument. Maar dat wil niet zeggen dat iedere site dit ook moet gaan bieden, of dat consumenten dat van iedere site verwachten. Dat ligt geheel en al aan je formule en dus aan je doelgroep." Planet.nl bereikt, zegt Van Twisk, een doelgroep die wordt gekenmerkt door een hoog opleidingsniveau (HBO+) en een hogere welstand. Dat werd bepaald niet altijd weerspiegeld in de reacties onder artikelen, toen Planet de mogelijkheid daartoe standaard bood: "Je zag een grote mate van vervuiling. Om het netjes te zeggen: het lijkt er al snel op de mensen met de minst interessante mening het grootste woord hebben." En dat betreft dan nog het gematigd negatieve deel. Van Twisk valt echt over het lagere allooi: "De scheldpartijen, platitudes en de discriminerende reacties zijn vaak niet van de lucht. Mensen die wel in staat zijn een waardevolle mening te formuleren wensen deze niet in een dergelijke omgeving te plaatsen en er wordt dan weinig inhoudelijk tegenwicht geboden." Dus, concludeert van Twisk, levert de reactiemogelijkheid in veel gevallen eerder een afbreuk op van de titel en het daartoe professioneel verrichte werk dan een bijdrage. "En dat geldt niet alleen voor Planet, dat geldt ook voor een nieuwssite als Nu.nl of NOS Online en voor de krantensites als die van De Volkskrant, De Telegraaf en het NRC."
118
Dus ging Planet over tot het selectief aanzetten van de reactiemogelijkheid. Zo staat die standaard uit bij beladen thema's als immigranten of de islam die discriminatie aantrekken. Daarentegen werkt het wel bij onderdelen die een minder groot publiek aanspreken en die een mate van kennis veronderstellen bij de lezer/bezoeker: "Denk met name aan computerinformatie of ict-informatie voor professionals, of informatie voor ouders zoals een rubriek opvoeding binnen Gezond & Wel of een site als MijnKindOnline." De vraag is waarom Planet reacties dan niet modereert. Dat vereist investeringen in menskracht en software. "Is dat een zinnige investering? Gaat het geld opleveren? Nee. Het gaat zelfs zeer veel kosten. Het aanpassen van de gebruikte systemen vraagt om forse investeringen en er gaat operationeel en organisatorisch ook veel tijd en dus geld in zitten." Daar staan volgens Van Twisk onvoldoende extra revenuen in de vorm van een beter imago van de titels, meer bezoekers en (dus) meer reclamegelden tegenover. "Ik geloof wel dat de bezoekers het zullen appreciëren, maar het is geen conditio sine qua non voor een internetuitgave." Ouders Online De Planet-hoofdredacteur noemt MijnKindOnline al, dat een samenwerking is tussen Planet en Ouders Online. Justine Pardoen maakt mede beide uitgaven. De laatste is vrijwel van begin af aan (1996) sterk afhankelijk geweest van inbreng van lezers. Drie moderatoren - geen vrijwilligers maar in dienst van Ouders Online - zien toe op de kwaliteit van de forums. Ze krijgen betaald op basis van een vast bedrag per ingezonden bericht in de rubrieken die ze beheren. Justine Pardoen van Ouders Online: "We rekruteren hen uit de forumgemeenschap. Eisen: ze moeten het forum kennen (minstens een jaar regelmatig aanwezig zijn geweest, minimaal passief) en de sfeer, regels en gebruiken goed kennen. Ze moeten minimaal één keer per dag en één keer in het weekend het forumbeheer kunnen doen. In de praktijk kijken ze vaker per dag, met name wanneer er brandjes zijn of verwacht worden." De gemeenschapszin is heel belangrijk, vindt Pardoen: "Mensen moeten ons forumbeleid ondersteunen, zonder dat ze slaafs mijn regels handhaven. Dus geen mensen die vinden dat het allemaal heel anders moet, maar mensen die zelf ook input geven voor een goede ontwikkeling op grond van wat er leeft in de gemeenschap aan behoeften. In de praktijk gebeurt dat ook heel veel. Daar discussieert de forumredactie van vier personen onderling over." Het verloop is zeer gering, slechts twee haakten er af in al die jaren. Dat komt ook door de betrokkenheid. Ze zien elkaar eens per jaar bij ons gezamenlijke diner. "We bellen en mailen ook veel. De betrokkenheid stellen we enorm op prijs, ook al zitten ze op afstand." Is het forum belangrijker dan redactie? Pardoen: "Niet in ons perspectief, maar het kan voor onze bezoekers anders liggen. Er is een deel dat nooit redactionele artikelen leest, hooguit in het archief, en alleen naar het forum gaat. Een ander deel leest elke week de redactionele bijdragen, ontvangt de nieuwsbrief daartoe en komt vrijwel nooit op het forum. En er is een deel dat beide delen van de site regelmatig bezoekt."
119
Bezoekersaantallen groeien jaarlijks 30 procent, vooral door mond-tot-mondreclame en het vinden van Ouders.nl via zoekdiensten. "De laatste jaren heeft een enorme verbreding plaatsgevonden: ook bepaalde groepen allochtonen weet ons nu te vinden. Onze bezoekers zijn in tegenstelling tot het begin van ons bestaan lang niet meer allemaal hoog opgeleid met een hoog inkomen." De differentiatie is juist met internet goed te behappen, vindt Pardoen: "Dat kan beter dan met een formule op papier. Die differentiatie van je lezerspubliek binnen één titel is een enorm uitdagend en inspirerend. Het voordeel van name de vele en snelle interactie tussen lezers en redactie is dat je trends en veranderingen heel snel kunt zien, eigenlijk nog voordat het door lezersonderzoek bevestigd wordt." Niet minder dan 30.000 forumbijdragen per maand en daarnaast maandelijks 3.000 vragen aan de publicerende deskundigen en de redactie leveren substantiële informatie voor de ontwikkeling van de website. "De input van onze bezoekers is al vanaf het begin van Ouders Online dé basis van onze redactionele artikelen. We werken wat dat betreft zoveel mogelijk bottom-up. Tegelijkertijd is de rol van een goede redactie heel belangrijk. Ik schat zelfs dat die in de toekomst met de groei van internet steeds belangrijker wordt, maar dan wel op een andere manier dan we traditioneel gewend zijn van papieren media." Pardoen gelooft niet dat de lezer de macht grijpt. Ze voelt meer voor het 'primus inter pares'idee: "De rol van een goede redactie op internet wordt tegenwoordig wat onderschat, omdat er uitgegaan wordt van de gedachte dat internet de macht aan de lezer geeft. Dit in tegenstelling tot de traditionele media, waar de rol van de lezer alleen die van ontvanger was. Ik vind het denken in termen van een machtswisseling veel te beperkt: je creëert een tegenstelling waarmee je het zicht verliest op wat er werkelijk gebeurt." "Denken in de oude tegenstelling 'lezers versus redactie' suggereert ten onrechte dat de rol van een redactie op internet uitgespeeld is. Niets is minder waar. Juist omdat via internet iedereen kan publiceren, krijgt het enorme toegevoegde waarde als er een redactie is die daar iets doet met die inbreng van lezers. De taak van een redactie om analyse en verdieping te verzorgen blijft. Wat verandert, is de groei naar een veel zinvoller wisselwerking met een werkelijke uitwisseling tussen lezers en redactie." "Ik ben heel erg blij met deze ontwikkeling. Werkelijke kennis en inzicht kunnen tenslotte ook alleen maar bereikt worden in dialoog. Zelfs wetenschap werkt zo. Het is dus een enorme verbetering als dit ook in de journalistiek en de politiek doordringt." Rupert Murdoch Al schrijvende aan dit artikel passeren in hoog tempo nieuwe uitingen en initiatieven voor 'participatieve journalistiek'. Zo maakte De Nieuwe Omroep bekend video's van kijkers online en op tv te gaan vertonen, passend bij de doelstelling van de omroep. Het meest verrassend - of misschien juist niet - was de uiting van mediamagnaat Rupert Murdoch van News Corp. voor de American Society of Newspaper Editors. Murdoch, na jarenlang internet genegeerd te hebben, hield een pleidooi voor nieuwe wegen, vrijwel zonder weerga in deze kringen. Volgens Murdoch hebben uitgevers en journalisten veel te lang hun publiek beschouwd als dom lees- en kijkvee en hebben ze daardoor de band met hun publiek verloren.
120
Nu is Murdoch al snel in de verdachtenbank te plaatsen als een persoon die media louter ziet als instrument voor winstmaximalisatie en het verspreiden van maatschappelijke opinies ten behoeve van een rechts kapitalisme, maar zo is de plotselinge ommezwaai van Murdoch bepaald niet terzijde gelegd. Zo was deze uiting was de aanleiding voor The Economist voor het artikel Yesterday's Papers, waarin het meest gerenommeerde tijdschrift betoogt dat het over en sluiten is voor kranten zoals die vandaag de dag het eenrichtingsverkeer met hun publiek bepalen. De conversatie moet in de plaats komen van de distributie, onder meer met het serieus nemen van weblogs. Dat Murdoch de 'nieuwe markt' omarmt is in ten minste één opricht gunstig: hij maakt een snelle wending van opvatting naar exploitatie. Want ook The Economist plaatst nog vraagtekens op dit punt: niemand heeft nog een antwoord al lijkt het in de richting te gaan van meer op kleine doelgroepen en individuen gerichte distributie met in elk geval video als belangrijke component. Conclusie Inbreng van kijkers en lezers is onontbeerlijk voor de ontwikkeling van publicaties en journalistiek. Het is evenwel een misvatting te veronderstellen dat de inbreng van deze lezers, kijkers en bezoekers het grootste gewicht krijgt en werk van journalisten geheel in de schaduw stelt. Dat gebeurt tenminste niet als de laatste groep luistert. Integendeel: openstaan voor reacties zal - goed gedoseerd (niet altijd is er meerwaarde) en georganiseerd - leiden tot betere kwaliteit van de journalistiek, van selectie tot publicatie en terug. In plaats van een lineair proces wordt journalistiek meer een permanent proces van dialoog waarin de journalist als primus inter pares zijn gezag ontleent aan kennis en kunde en niet meer exclusief aan een verworven positie en exclusieve toegang tot media. Het is aan uitgevers om dit zich vernieuwende model in een haalbare exploitatie te gieten en uit te gaan van de kansen die dit biedt, in plaats van krampachtig vast te houden aan belangen van oude modellen doen uitgevers er goed aan de nieuwe mogelijkheden te omarmen en te stimuleren. [Peter Olsthoorn, 31 mei 2005]
121
122
D Aanvullende aspecten D1 Commercie komt dichterbij met internet Alles en iedereen, rijp en groen, publiceert op internet. Zijn onafhankelijkheid, betrouwbaarheid en geloofwaardigheid dan begrippen die nog met iets als een 'redactiestatuut' te regelen zijn? Is commercie een grotere bedreiging geworden voor de waarheidsvinding, of is internet het aangewezen middel om commerciële invloed te ontmaskeren? Op internet moet je als uitgever niet zijn voor inkomsten, zo was jarenlang de opvatting - en terecht. In de zakelijke markt viel het nog mee. Het beste voorbeeld is het Financieele Dagblad, dat consequent zuinig, om niet te zeggen gierig, is geweest met het gratis aanbieden van artikelen. Nu is er een substantieel betaald deel. De Telegraaf heeft zijn vrijgevigheid duurder moeten bekopen, want de betaalde uitgave kent online binnen Nederland een relatief kleine afzet. In de zakelijk/wetenschappelijke markten hebben Reed Elsevier met Science Direct en Wolters Kluwer betaling van begin af aan als voorwaarde gehad bij de overgang naar internet. Toch worden ze nu geconfronteerd met concurrentie uit het vrije veld: met Darenet.nl kwam onlangs een open kanaal via internet beschikbaar met 25.000 wetenschappelijke publicaties al heeft deze databank niet de toegevoegde waarde van de wetenschappelijke bladen. De bronnen van de bladen, universiteiten, pikten niet langer dat ze aan de ingang gratis leverden en aan de uitgang van de informatiestroom dure abonnementen op de titels moeten kopen. Richten op commercie Het uitgeven van tijdschriften is het meest marktgericht. Het 'gat in de markt' is de leidraad voor introductie van nieuwe titels. In 2004 zijn niet minder dan 52 nieuwe titels gelanceerd, het dubbele van 2003. Auke Visser, voorzitter van de Groep Publiekstijdschriften van het Nederlands Uitgeversverbond, gaf als motivatie dat nieuwe titels de adverteerders volgen niet langer is de (verzadigde) lezersmarkt de leidraad. Vissers collega bij Sanomatijdschriften, Pim de Wit, zei in Fem Business in april 2005 dat adverteerders de nieuwe 'concepten' bepalen, ook de multimediaconcepten die met onder meer Tien van de John de Mol op tv, internet en papier komen in 2005. Journalistiek is geen onderwerp. De macroverwachtingen voor de komende jaren onderstrepen dit. Volgens het European Information Technology Observatory (Eito), een gezaghebbend onderzoeksinstituut naar IT en nieuwe media in Brussel, zal de markt voor online content (dat wil zeggen: internetinformatie en -amusement) de komende jaren enorm groeien, voor in de consumentensector. De organisatie spreekt over een "booming Western European consumer online content market", goed voor een toename van 1,7 miljard euro in 2004 naar 3 miljard
123
euro omzet in 2005 tot 16 miljard euro in 2008. En in 2008 zal de omvang van deze markt die van de nu nog dominante zakelijke online markt overtreffen. Het derde gedeelte van de huidige markt in 2005, 1 miljard euro, betreft video, waarvan de groei te danken is aan de toename van breedband. De rest betreft voornamelijk spellen (930 miljoen euro) en muziek doet nog een flinke duit in het zakje. Die 3 miljard is overigens nog maar een paar procent van de huidige West-Europese markt van ruim 100 miljard euro aan amusement (muziek, video, spellen vooral). De groei online komt vooral van de overgang naar offline. Zo geven jongeren die op het station 's morgens de gratis Spits meenemen wel makkelijk 40 euro uit voor een Xbox-abonnement. Online betekent dit dat informatievoorziening de afzet van amusement meer en meer moet ondersteunen. Zoals op commerciële tv-zenders informatievoorziening over huis en tuin is onderworpen aan de wensen van winkelketens als Praxis en bij vrouwenbladen de verkoop van hoeslakens steeds prominenter wordt, zien online uitgevers zich genoodzaakt ook adverteerders te volgen. Een goed voorbeeld is Tiscali Nederland. De provider stak 2 miljoen euro in de productie van 06/05 van Theo van Gogh over Pim Fortuyn, maar de allerwegen geoogste lof voor zijn durf moest Tiscali bekopen met een groot verlies, ook na aftrek van de pr-waarde van het initiatief. Zijn filmpublicatie Ditmoetjezien.nl is daarentegen een puur commercieel initiatief. Gesponsorde links in artikelen Journalistiek verkent online de nieuwe grenzen. Offline is er de advertorial in een poging om op papier het onderscheid tussen redactie en advertentie te slechten, althans op het oog. Op televisie is er non-spot advertising, het plaatsen van producten in reguliere programma's. Online heeft eigen mogelijkheden zoals gesponsorde tekstlinks in artikelen. Diverse journalistieke sites probeerden dat tot nu toe, maar telkens stuitten ze op verzet en protesten van lezers. Die vinden het onjuist dat de scheiding tussen inhoud en commercie vervaagt. Ook in het internettijdperk gaat dat er slecht in bij het publiek. Forbes.com stopte dan ook weer snel met zijn systeem van gesponsorde links. Desondanks begon in Nederland Ilse Media (Sanoma), uitgever van onder meer Nu.nl en Startpagina.nl, in mei 2005 met een soortgelijk experiment bij drie grote weblogs op de populaire weblogdienst Web-log.nl. Het stuitte meteen op verontwaardigde reacties. "Doel is te kijken of de techniek in staat is relevante trefwoorden aan te wijzen en of er draagvlak voor deze methode bestaat bij beheerders en publiek", verdedigde Michiel Houben van Ilse Media zich op de reacties. Enkele kleine Nederlandse sites gebruiken al gesponsorde links op woorden in hun artikelen, zoals de site Wetenschap-nieuws.nl. In berichten als Oude necropolis ontdekt in Egypte verwijst het woord Egypte steeds naar Travelsource, een commerciële reissite. "Het is inderdaad een vrij controversiële manier van adverteren", laat Christian van den Berge, die dagelijks de nieuwsberichten op de site publiceert, per e-mail weten. "Ik ben van mening dat het linken van woorden in content alleen onder bepaalde voorwaarden goed werkt. Het is zaak om advertenties en content zoveel mogelijk naar elkaar toe te laten komen." Hij vervolgt: "Ik heb me beperkt tot links naar Travelsource.nl. Deze site probeert niet puur reizen te verkopen, maar heeft veel informatie over de betreffende landen op de site staan.
124
Naar deze pagina's met informatie linken dan vervolgens de woorden in mijn artikelen direct. Het is net als bij alle andere advertentiemogelijkheden zaak om je advertenties zoveel mogelijk aan je bezoekers en hun wensen en verwachtingen aan te laten sluiten. Wat dat betreft niets nieuws onder de zon." Van den Berge is tevreden over het aantal mensen dat op de gesponsorde links klikt. "Ik moet zeggen dat het beter werkt dan de apart staande advertenties als banners, skyscrapers of textlinks. Dus ik ben er wel erg tevreden over, ja." Minder opvallend nog werkt deze vermenging van commercie en redactie bij de grootste Nederlandse site, Startpagina.nl en de ruim drieduizend dochterpagina's. Dit is geen journalistiek, amateurs stellen de linkoverzichten samen. In plaats van deze praktijk te bestrijden, poogde Ilse de makers de wind uit de zeilen te nemen met linkpagina's als Makelaars.overzicht.nl en Vakantie.overzicht.nl. Deze overzichten zijn voor ten minste tweederde gevuld met commerciële links, die bovendien niet te onderscheiden zijn van het non-commerciële werk. Het betalen van links aan de paginahouders gaat buiten Ilse.nl om. Maar miljoenen Nederlandse bezoekers vermoeden bij zowel Pagina.nl als Overzicht.nl te maken te hebben met objectieve overzichten van de beste links op onderwerpgebieden. Voor een aantal pagina's is dat inderdaad het geval, maar die kunnen zich niet onderscheiden van de voornamelijk commercieel gevulde pagina's. Bezoekers worden dus misleid, of laten zich misleiden. Internet biedt weliswaar enige transparantie. Dat Ilse Media het volk commercieel voorlicht en niet objectief - of wat daarvoor door mag gaan - kan dus snel algemeen bekend worden. Iedereen kan het lezen, dus iedereen kan het weten, maar dit blijkt in de praktijk niet zo te zijn. In dezelfde bron wordt Gezondheidsplein.nl genoemd als onbetrouwbaar, want te koop voor adverteerders, zodat consumenten onterecht verwachten er objectieve informatie te kunnen bemachtigen. Maar inmiddels kent deze uitgave een redactiestatuut: "De aangeboden informatie is gebaseerd op betrouwbaarheid en heeft een informerend en educatief karakter. Er is geen effect- of sensatiebejag. De aangeboden informatie is afkomstig van bronnen als: Nederlandse ziekenhuizen, beroepsorganisaties, Sanoma Uitgevers, Ziekenhuis.nl en UwDokter.nl. De site heeft een informerende doelstelling, maar advertentie-exploitatie en marketing mogen gerealiseerd worden voor zover ze niet in strijd zijn met onafhankelijkheid van de redactie, privacy van de bezoeker of andere doelstellingen." Bijverdiensten in de marge Behalve de advertorial-achtige wijze om geld te verdienen met journalistieke informatie op internet, zoals met genoemde sites als Startpagina.nl en Travelsource, zijn er voor individuele journalisten nog legio andere manieren waarmee hun werk een extra zakcentje zou kunnen opleveren. De navolgende mogelijkheden hebben vaak geen directe invloed op de inhoud, maar indirect des te meer. Via zogeheten 'affiliate'-programma's kunnen journalisten bij hun artikelen verwijzen naar allerlei webwinkels. Vervolgens krijgen ze commissie als hun bezoekers daar overgaan tot aanschaf van producten. De online winkel Amazon heeft het bekendste programma, met
125
commissies tot 15 procent voor de referenties. Maar er zijn nog talloze andere affiliateprogramma's. Overzichten staan op Associateprograms.com en I-Revenue.net. Vooral voor recensenten van muziek, films, boeken of spelletjes lijken affiliatelinks effectief, omdat hun artikelen daar direct bij passen. Maar het roept natuurlijk ook meteen vragen op over de objectiviteit van hun oordelen. De krantentitels van PCM Uitgevers zijn belangrijke verkopers geworden voor de boeken van zuster Meulenhoff. Redactie en commercie zijn gescheiden, ook wat betreft de selectie van titels om al dan niet te recenseren. Op minder strikte sites is het aantrekkelijk om titels te bespreken waarvan de verkoop meer oplevert of, een stap verder, de recensie positiever te maken om boeken te verkopen. Idem dito voor muziek. In feite strijdt dit laatste met een ander fenomeen dat we elders bespreken: de opkomst van correcties door lezers in reacties, ook van journalistiek, en van het schrijven van gebruikerservaringen op Kieskeurig.nl. Hoewel deze site ook afhankelijk is van wederverkoop van producten - dus de handel zou kunnen stimuleren voor opbrengstmaximalisatie - is er juist een redactie die nauwkeurig toeziet of de ervaringen niet zijn geschreven door belanghebbenden van de producenten (met positieve verkleuring) of concurrenten (met negatieve kwalificaties). Transparantie en geloofwaardigheid, meent Kieskeurig.nl, is in het belang van de handel. Sponsoring Ook sponsoring van individuele journalisten komt voor. Zo verdient journalist Rafat Ali zijn boterham met de weblog Paidcontent. Verschillende onderdelen van zijn site zijn nu vernoemd naar sponsors. Een bedrijf dat redactiesystemen maakt sponsort zijn 'Broadband'sectie en zijn berichten over muziek staan op een door Billboard gesponsord weblog. Dit soort deals roepen de vraag op of de journalist nog wel zo onbevangen als voorheen zou kunnen schrijven over zijn sponsors. Nog meer ethische vragen roept product placement in de vorm van artikelen op. Een Amerikaans bedrijf dat communicatiesystemen verkoopt, Marqui, betaalde webloggers 800 euro per maand als ze over het bedrijf schrijven. Materiaal om over te webloggen levert Marqui zelf aan in de vorm van onder andere 'succesverhalen' van hun product op een speciale We Pay Bloggers-website. Zo'n 20 webloggers hapten al toe. Voor serieuze journalisten zal dit model de redactionele integriteit te veel aantasten. Zo'n bedenkelijk geval deed zich recent in Nederland voor. De populaire weblog VKmag (voorheen VolkomenKut, maar nog steeds met onderkop Hollands Hardste) plaatste op 20 april 2005 in de redactiekolom een reclame van Pringles in de vorm van een spelletje. Dat deed Flabber eveneens. Ze ontvingen daarvoor een leuke som aan inkomsten. De vorm van de reclame is zodanig dat deze naadloos aansluit bij de stijl van de redactie die er zelf een vorm dan wel tekst bij verzint. GeenStijl en ReteCool deden hier niet aan mee, maar 'verraadden' hun collega's niet in de eigen kolommen door hen te wijzen op het laakbaar handelen. Linker en rechterhand
126
Eén van de 'oudste' pure internetuitgevers in Nederland is Focus-in in Nijmegen van de gebroeders De Konink. Jasper Jan de Konink over genoemde praktijk: "Ik vind dat het onderscheid tussen adverteerder en redactie altijd duidelijk moet zijn. We doen ook geen advertorials en schrijven ook geen redactionele stukken die adverteerders graag willen." Maar het probleem is het volgens De Konink: "Met verantwoordelijke journalistiek valt moeilijk geld te verdienen op internet." Dit is reden voor Focus-in om zijn onbetaalde, onafhankelijke uitgaven als M/V Live en de chat te betalen uit een e-Matching. Ook kunnen journalisten dit individueel doen: commercieel werk verrichten en daarmee redactioneel werk mede bekostigen. Voor veel freelance journalisten is dit al decennialang de praktijk. Een dalend aantal freelancers houdt zich op de been met louter werk voor onafhankelijke redacties. Hier is sprake van een soort kruissubsidie - het één betaalt beter dan het ander. Op internet kan dit een stap verder gaan: commercieel aantrekkelijk opdrachten aan de ene kant en anderzijds volledig voor niets publiceren op internet - voor de lol, om aanzien de krijgen of uit ideëel oogpunt. Weblogs zijn er velen, maar uitgaven als Netkwesties of Kleintje Muurkrant, uit maatschappelijk oogpunt gemaakt, zijn er weinig. Deze site neigt soms naar actievoeren, maar biedt veel journalistiek interessant materiaal zoals StopUMTS. Olaf Bloemberg, in Amsterdam, is een voorbeeld van een freelance journalist die op internet gratis werk doet, betaald uit min of meer commercieel video- en schrijfwerk. Zo werkt hij gratis voor weblog Retecool, maar zag zijn banksaldo wel stijgen met werk voor onder meer KPN en de Staatsloterij. Bloemberg: "Onder het motto 'er moet brood op de plank' is het bijna onvermijdelijk dat een journalist in barre tijden ook commerciële opdrachten aanneemt en het echte werk al dan niet tegen betaling op een ander podium wegzet. Zo plaats ik nu en dan een bericht op Retecool, een weblog waarmee een man of acht zich vrijwillig en met zichtbaar plezier bezighoudt. Retecool heeft de potentie om uit te groeien tot quasi-journalistiek magazine nieuwe stijl, mits de redactie meer tijd weet vrij te maken." "Op het raakvlak tussen journalistiek en commercie is ook het tegenovergestelde denkbaar: vorige zomer maakte ik een veertigtal korte filmpjes voor KPN, zonder direct commercieel oogmerk. Wellicht dat bedrijven in de toekomst een kans geven aan min of meer 'neutrale' content, aangezien de toch al suf geïnformeerde consument dit simpelweg liever ziet dan reclame." Bloemberg heeft niet het idee dat de commercie hem in de nek hijgt om aan vooraf gestelde voorwaarden te voldoen: "Schrijftechnisch absoluut niet, op dat gebied kan ik tot nu toe volledig mijn eigen weg gaan." Als er al een medium is verkwist door vermenging van redactie en commercie is het volgens hem de omroep: "Wat me duidelijk is geworden in Hilversum, zowel voor als achter de schermen, is dat een onderwerp meestal vanuit één bepaald standpunt wordt belicht omdat het vooral 'mooie televisie' moet opleveren. Subjectiviteit viert hoogtij en dat geldt niet in de laatste plaats voor journalistieke programma's als Netwerk en Nova. Je kunt hiervoor de schuld geven aan de commercie, qua kijkcijferstrijd, maar ik hou het liever op onwetendheid en eigenliefde bij de makers." Redactiestatuut
127
Genoemde actualiteitenrubrieken weten zich beschermd door behoorlijke redactiestatuten, vastgelegde afspraken over onafhankelijkheid van een redactie ten opzichte van de uitgever en commercie. Bloemberg: "Zowel bij print, televisie als nieuwe media heb ik er nog nooit mee te maken gehad. Puur gevoelsmatig klinkt een redactiestatuut wenselijk, maar een publicatie staat of valt uiteindelijk met de persoonlijke integriteit van de schrijver. Zo'n formeel statuut fungeert misschien prima als intern referentiekader voor een journalistiek medium, maar lijkt me in geen enkel geval een garantie voor betrouwbare informatie." Een stempel van onafhankelijkheid of geloofwaardigheid kan soms nodig zijn. Maar de kijker/lezer ziet zelf ook veel. KPN en Staatsloterij betaalden de filmpjes van Bloemberg. De kijker weet niet of er omwille van het beeld van de opdrachtgever in geknipt is. Samen optrekken van commercie en redactie acht Bloemberg een contradictio in terminis: "Een boodschap is óf journalistiek óf commercieel van aard, een tussenweg bestaat niet. Zelfs de meest ingenieus geschreven advertorial blijft reclame, ook al kan lang niet elke lezer dit onderscheid maken." Weg met het statuut? Als het toch gaat om de persoonlijke integriteit van de maker, is het opheffen van het redactiestatuut dan niet wenselijk? We vroegen het aan Harry Lockefeer, professor journalistiek aan de Rijksuniversiteit Groningen. Moet het redactiestatuut op de helling? "Nee", meent hij stellig, om anderzijds vast te stellen dat het vanzelf wordt uitgehold. "In de praktijk vinden er binnen de grenzen van het redactiestatuut al allerlei activiteiten plaats die grenzen aan het commerciële of daaroverheen gaan. Zo hadden de dagbladen van PCM Uitgevers recent een bijlage over tuinieren die voor alle titels hetzelfde was. Op zo'n moment laten hoofdredacties de oren hangen naar de wensen van de marketing." "Ik vind dit toch een gevaarlijke ontwikkeling", zegt Lockefeer. "Wat je verkoopt als krantentitel is geloofwaardigheid. Dat is de tak waarop je zit. Daaraan zagen is niet zonder risico. Elektronisch zie ik wel meer mogelijkheden voor commercie. Als een krant of tijdschrift morgen online een verzekeringsrubriek begint, is er vast wel een grote verzekeraar te vinden die, tegen zekere voorwaarden, zo'n rubriek wil sponsoren." Maar ook dan moet de titel zijn goede naam in het oog houden, vindt Lockefeer. Een 'duivels dilemma' noemt hij de keuze die titels moeten maken tussen handhaving van hun status en de popularisering ten behoeve van advertentie-inkomsten. Dat laatste is ook nodig om de uitgave voor abonnees betaalbaar te houden. "De mogelijkheid dreigt de krant, net als in aanvang van het medium, een product voor de elite wordt." Lockefeer beaamt dat de vraag naar serieuze journalistiek slinkt in een markt met een snel groeiende hoeveelheid concurrerende signalen, zowel in distributie (websites, muziek- en andere pretzenders) als in communicatie (MSN, sms). Maar het wil er bij hem niet dat die markt in hoog tempo zal opdrogen ten faveure van het Nu.nl en Metro-achtige nieuwsvoorziening: "Dat is het kale product, in feite het ANP. Een flink deel van de samenleving wil niet alleen weten dat Theo van Gogh is vermoord en hoe maar ook alle achtergronden die daarbij horen."
128
Is daar daarvoor journalistiek in de huidige omvang niet overbodig? Je kunt toch toe met paar meganieuwszenders en internet? Lockefeer vindt van niet: "Op internet is zo veel rotzooi, dan zoeken mensen weer naar de plekken waar men geloofwaardigheid hoog in het vaandel voert zoals NRC, de Volkskrant of de NOS." Maar geen 300 euro per jaar meer voor betalen? "Wellicht moet je distributiekosten aanpakken. Kijk maar eens naar het digitale abonnement van de Volkskrant, al tienduizend abonnees." Lockefeer gelooft niet in de optie om journalisten, vooral freelancers, aan de ene kant goedbetaald commercieel werk te laten doen om daarmee dan hun journalistiek onderzoek te financieren op bijvoorbeeld een eigen weblog. Lockefeer vreest niet te handhaven schizofrenie: "Dat tast hoe dan ook op een bepaald moment de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van die maker aan." Zulke zelfbevlekking geschiedt al in Hilversum, zo is Lockefeer met Olaf Bloemberg eens: "Ondertussen is wel duidelijk geworden wat er in Hilversum, ook bij de publieke omroep, achter de schermen allemaal gerotzooid wordt om de miljoenen waar bedrijven - en trouwens ook ministeries - mee zwaaien, te kanaliseren met voor hen aantrekkelijke programma's. Dat heeft niet de bedoeling om die grens helder te handhaven." De huidige omroepgelden gaan verdelen over meer media dan louter de tv- en radio-omroep in haar huidige vorm, vindt Lockefeer geen oplossing: "Kranten kunnen direct heffen bij abonnees, voor de omroep is het in feite de overheid die het kijkgeld int en dat weer verdeelt." Dat laatste beaamt Cees Spaan, de voorzitter van de vereniging van dagbladuitgevers (NDP) in Amsterdam en vice-voorzitter van de European Newspaper Publishers Association (ENPA) in Brussel: "Grootschalige subsidieverstrekking brengt de oplossing van de problemen niet dichterbij." Spaan vindt juist wel het redactiestatuut een probleem om tot vernieuwing te komen: "Zoals de redactiestatuten nu zijn geformuleerd, hebben ze een remmende invloed op redactioneel management en vernieuwing. In de praktijk leiden toe een pseudo-politiek proces op redacties." Redacties zetten nu, geholpen door het redactiestatuut, te vaak de hakken in het zand, als een Pavlov-reactie op vernieuwing, vindt Spaan: "En dat heeft niets te maken met de inhoudelijke onafhankelijkheid, met het opiniëren of het al dan niet een eigen mening kunnen geven." Spaan wil dat kranten veel meer innoveren, nieuwe richtingen kunnen verkennen, met hulp van journalisten in plaats van met hun argwaan. "Journalistieke arbeid kost geld. Het is in ons aller belang dat die kostenpost betaald kan blijven worden uit voldoende inkomsten. Journalisten moeten veel actiever meedenken in businessmodellen." Spaan noemt een krant als Metro die puur op marktvraag is gebaseerd. Maar is dat geen weg naar minimalisatie en uiteindelijk afbraak van journalistiek en dus van uitgeven? Spaan: "Metro is niet de oplossing, maar een signaal dat ook journalisten serieus moeten nemen." Spaan ontkent niet dat in de dagbladuitgeverij de afdeling Research & Development zwak ontwikkeld is. Waar in veel bedrijfstakken juist onderzoek en ontwikkeling veel meer met
129
marketing zijn verweven, is het proces voor vernieuwing bij krantenuitgevers niet afdoende gestructureerd. Probleem is in feite dat de creatie binnen onze bedrijfstak bij journalisten ligt en marketing bij een heel andere afdeling ressorteert. Geen bedrijfstak kent zo'n rigide scheiding." Eigen bewakers Bij internetpublicaties zijn er nauwelijks redactiestatuten. Planet Internet, de omvangrijkste pure nieuwssite, sloot zich recent aan bij de Raad voor de Journalistiek om zich te onderwerpen aan zijn oordelen in geval van mogelijke journalistieke fouten. Planet is de eerste en tot nu toe enige internetpartij daarin, hoewel de raad al diverse malen zich met websites inhield. Planet heeft ook verschillende vormen van redactiestatuten gekend. Het vigerende statuut voorziet in onafhankelijkheid, maar niet geheel van de uitgever en eigenaar, in dit geval KPN. Het is niet openbaar. Als in 2001 is vastgesteld, onder meer met een artikel in NRC Handelsblad dat allerhande vormen van directe en indirecte commerciële druk de onafhankelijkheid van redacties op internet onder druk zetten. Bij de keuze tussen 'publish or perish' worden gemakkelijke grenzen overschreden. Voor iedere individuele journalist die zich niet wenst te conformeren, is er wel eentje te vinden die dit wel doet. Bij kleinere publicaties op internet die in deze onderzoeksserie de revue passeerden, zijn de makers vaak ook uitgever. Wat heeft een redactiestatuut dan voor zin? Niet veel, beweert Henk Boeke, met partner Justine Pardoen maker van Ouders Online, een van de oudste en succesvolste online uitgaven, destijds nog bestreden door VNU, nu Sanoma. Al in 2000 liet Boeke in een uitvoerig commentaar weten: "De klassieke scheiding tussen de redactie enerzijds en de uitgever anderzijds, die uiteindelijk zijn weerslag heeft gevonden in 'het redactiestatuut', is in eerste instantie geboren uit angst, denk ik. De angst van de journalist dat hij niet meer zou kunnen schrijven wat hij wil. Bij Ouders Online speelt een dergelijke angst geen enkele rol, omdat de redactie tevens de uitgever is." Het commentaar vervolgt: "Het hanteren van redactiestatuten op internet is zowel nutteloos als hypocriet. Nutteloos omdat je als redactie - wij althans - toch wel kunt doen wat je wilt, en hypocriet omdat de commercie altijd aanwezig is. Tenzij je geld zou vragen voor datgene wat je te bieden hebt, maar dat is niet realistisch. Wij volstaan daarom met de mededeling dat we zo integer mogelijk te werk gaan bij het leveren van informatie en service." Maar daar kwam in 2002 bij Ouders Online toch het redactiestatuut, met als verklaring: "Twee jaar na de bovenstaande discussie, op 16 augustus 2002 hebben we alsnog een redactiestatuut opgesteld. Rond die tijd was er sprake van dat Ouders Online verkocht zou worden, en we waren als de dood dat dit de onafhankelijkheid van de redactie in gevaar zou kunnen brengen. Na verkoop aan een commerciële partij zou immers de klassieke situatie zijn ontstaan van een eigenaar die geld wil genereren en een redactie die onafhankelijk wil opereren. Eén van onze voorwaarden voor verkoop was dat een eventuele koper het redactiestatuut zou moeten accepteren." Onafhankelijkheidskeurmerk
130
Boeke spreekt in zijn stuk over de verantwoordelijkheid ten opzichte van lezers in plaats van onafhankelijkheid jegens de uitgever. De vraag is nu of de lezer een expliciete aanwijzing moet hebben voor zo'n garantie, of niet? Of geheel aan de andere kant van het spectrum: de lezers in de vrije informatiemarkt van internet zichzelf en elkaar wel kunnen vertellen wanneer de geloofwaardigheid in het geding is. Het voorbeeld van Startpagina, toch een van de belangrijkste informatiebemiddelaars op het Nederlandse internet, toont aan dat ondanks de transparantie van internet de commerciële inbreng voor velen duister blijft. Zou het goed zijn als krantensites en andere publicaties onder een redactiestatuut ter onderscheiding dit feit duidelijk gaan vermelden op hun vóórpagina van een website met een logo waarop je eventueel kunt klikken om de principes te lezen? Vrije internetproducent Olaf Bloemberg vindt van niet: "Lijkt me wat overdreven, zo'n keurmerk bestaat immers ook niet voor andere media. Misschien nuttig voor nieuwelingen online, als die er nog zijn, maar de ervaren surfer zal het onderscheid tussen al dan niet betrouwbaar bij voorkeur zelf willen maken." Lockefeer: "Daar bestaat, vanuit journalistiek oogpunt bezien, geen twijfel over. Boven een gedrukte commerciële boodschap hoort advertentie te staan en reclame op tv en radio is herkenbaar tussen twee beelden of signalen. Dat geldt ook voor internet. Je zou daarnaast inderdaad moeten kunnen klikken om te weten te komen waar de site voor staat en wat de missie of de doelstelling is." Henk Boeke blijft bij zijn standpunt dat er geen garantie mogelijk is: "Je kunt best integer en onafhankelijk kunt zijn zonder een redactiestatuut. En andersom: dat je ook heel commercieel en van twijfelachtig journalistiek allooi kunt zijn als je wél een redactiestatuut hebt." Dus in een button met verwijzing ziet Boeke niet zo veel: "Ten eerste weet het gros van de mensen niet wat een redactiestatuut is, laat staan dat zo'n tekst bedoeld is om de onafhankelijkheid te garanderen. Dan zou ik eerder denken aan een button die letterlijk zegt dat er sprake is van een onafhankelijke site. Maar ook dán zit je nog met een probleem. Waar moet je die button kwijt?" Conclusie Door gebrek aan abonnee-inkomsten is commercie op internet vaak sterk bepalend. Mengvormen van journalistiek of andere vormen van beoogd geloofwaardig publiceren zijn op internet op verschillende manieren te realiseren. Maar ook hier geldt de duidelijke grens. Het overschrijden daarvan tast de geloofwaardigheid aan - of iets minder indien dit stiekem gebeurt, zoals in Nederland met Startpagina. Onder handhaving van de strikte scheiding groeien zowel de mogelijkheden als de noodzaak voor journalisten om bij tijd en wijle de grens te overschrijden. Ze verrichten dan voor een commerciële opdrachtgever werk, en dit kan soms onafhankelijk worden gemaakt. Ook kunnen ze kiezen voor het verdienen van de boterham, of bijverdienen van het beleg daarop, met commercieel werk - al dan niet als redacteur- om vervolgens vrij online hun eigen publicatie te onderhouden.
131
Dit laatste kan echter ten koste gaan van het beeld van persoonlijke integriteit. Evenzeer moeten bestaande titels oppassen dat ze hun imago niet te grabbel gooien met commercieel aantrekkelijk publiceren. Hoewel internet de uitgevers en andere mediaorganisaties meer mogelijkheden biedt voor sponsoring, kan dit hun geloofwaardigheid en daarmee kernwaarde van hun titels aantasten. De rol van redactiestatuten verdient een nadere beschouwing. Ze houden meer de schijn op van onafhankelijkheid dan dat ze die ook in de praktijk waarborgen. Daartegenover staat de kwestie van het online duidelijk aangeven van de principes van een uitgave. Dit verdient nader onderzoek van uitgevers en journalistenorganisaties. In de enorme informatieberg van internet bestaat immers een groeiende behoefte aan stempels van betrouwbaarheid. Het verschaffen daarvan is een kernactiviteit van journalisten en hun uitgevers, hoewel zeker niet exclusief. Immers ook dan, als altijd, is integriteit afhankelijk van personen en niet anders te waarborgen dan met een aanwijsbare historie van betrouwbaarheid. [Peter Olsthoorn, m.m.v. Tonie van Ringelestijn, 19 mei 2005]
132
D2 Journalisten ten dele gepasseerd door overheidsinfo online Vrijwel alle overheden en politieke organisaties publiceren online, en acht ministeries zelfs al hun WOB-documenten. Passeren ze hiermee de intermediairs, de media? En kunnen burgers straks zelf, met alle informatie online voorhanden, journalistieke controletaken overnemen? Dit artikel maakt deel uit van een onderzoek naar online uitgeven en journalistiek dat steun krijgt van het Bedrijfsfonds voor de Pers. De overheid is van plan de komende jaren nog veel meer informatie op internet te gaan zetten. Die intentie komt voort uit een rapport van de commissie Wallage uit 2001. Die adviseerde in In Dienst Van De Democratie dat de overheid van papier naar digitaal moet en deze informatie pro-actief via internet beschikbaar moet stellen. Die aanbevelingen worden uitgevoerd. Maar in Europese vergelijkingen over 'e-governance' komt Nederland in de Europese achterhoede. In januari 2004 schreven zes onderzoekers van de Universiteit van Tilburg al dat de overheid op internet nog niet genoeg deed. Zo bevelen ze een 'onderhoudsplicht' voor websites aan, inclusief levering van gepersonaliseerde informatie op grond van aangegeven behoeften van burgers en groepen. Toenmalig minister voor 'bestuurlijke vernieuwing' Thom de Graaf haakte daar een half jaar later op in met zijn notitie Op Weg Naar Een Elektronische Overheid in het kader van het programma Andere Overheid. Volgens de minister zullen burgers en maatschappelijke organisaties zelf de publieke sector meer en meer gaan controleren aan de hand van alle beschikbare informatie. Deense verschuiving In de Deense gemeente Odder verkeren de lokale krant en radio op voet van oorlog met de gemeente. Het conflict gaat over de succesvolle gemeentelijke websites, Oddernet en Odderweb. Op de sites staan dagelijks meer dan tien nieuwsartikelen over de regio. Ze worden niet geschreven door ambtenaren, maar door journalisten die in dienst zijn van de gemeente zelf. In een onderzoek van de Deense wetenschapper Jens Hoff klaagt de lokale krant Odderavis over de samenwerking met de gemeente. "Die was al slecht en nu hebben ze hun eigen nieuwssite opgezet met als doel bezoekers te trekken. Toen hebben we als krant gezegd: verdorie, wij moeten de baas zijn over de nieuwsstroom."
133
Maar volgens Hoff is de krant de strijd aan het verliezen. Want het gaat slecht met de twee lokale kranten Odderavisen en Horsens Folkeblad. Ze hebben lokale correspondenten moeten ontslaan en 'lenen' steeds vaker nieuws van de gemeentelijke nieuwssite. "Soms komt het dicht bij 'knippen en plakken'", schrijft Hoff. "En daardoor is de kritiek van de lokale pers op het openbaar bestuur afgenomen." Is het verhaal van Odder, waar de gemeentelijke website de politieke agenda bepaalt, een uitzondering of wordt dit een trend? Hoff: "In sommige regio's in Denemarken hebben lokale kranten wel goede nieuwssites opgezet, maar het verhaal van Odder toont wel aan dat internet de verhoudingen tussen overheid en lokale pers op zijn kop kan zetten." Wat de gevolgen daarvan kunnen zijn, behoeft volgens Hoff meer onderzoek. Voorbeelden waarbij de gemeente Odder via zijn site effectief een positiever beeld neerzette van lokale kwesties dan werkelijk het geval was, duiden al wel op een minder kritische rol van de lokale journalistiek. Directe controle burgers? Zouden deze effecten zich behalve op lokaal niveau ook regionaal en nationaal kunnen voordoen? De informatiestroom van overheidsinstanties via internet is immers tegenwoordig enorm. Wie een blik werpt op de vacatures in de vakgebieden journalistiek en communicatie, ziet dat een flink deel bestaat uit redactionele banen bij de overheid. Het aantal gevraagde 'webredacteuren' bij overheidsinstanties overtreft het aantal vacatures voor krantenredacteuren. Maar op de overheidssites staan natuurlijk niet alleen actuele berichten, bekendmakingen en uitleg van het beleid. Steeds vaker komt overheidsinformatie via internet beschikbaar in de vorm van statistieken, databases, interactieve kaarten, vergunningen en andere documenten, die ook nog eens allemaal doorzoekbaar zijn. Voorheen was het een heel karwei om aan papieren stukken te komen en al helemaal om die te vergelijken met jaren daarvoor, maar nu is veel informatie doorzoekbaar in zoekmachines. Overheidsinstanties kunnen met redactionele websites bedoeld of onbedoeld concurreren met 'oude' media, maar komt er ook interactie met burgers tot stand? Kunnen burgers ook zelf een deel van de controlerende taak van de journalistiek overnemen? Netkwesties legde deze vragen voor aan een aantal deskundigen. Hoe zien zij de gevolgen van de toenemende stroom overheidsinformatie via internet? Nauwelijks publiek gebruik Bestuurswetenschapper Albert Meijer, universitair docent aan de Utrechtse school voor Bestuurs- en Organisatiewetenschap schreef in 2004 een boek over de betekenis van internet voor de maatschappelijke controle op de overheid. Daarvoor onderzocht hij de invloed van drie soorten informatie: 1. de kwaliteitskaarten van de Onderwijsinspectie, 2. wachtlijsten van ziekenhuizen, 3. online kaarten van provincies en gemeenten met bedrijven met gevaarlijke stoffen.
134
Uit het onderzoek van Meijer blijkt dat, tot dan toe, burgers websites waarmee ze de publieke sector kunnen controleren niet of nauwelijks gebruiken. En zelfs als ze de websites bekijken, leidt het meestal niet tot de keuze voor een andere school, ziekenhuis of woonlocatie. Toch vindt Meijer die sites geen weggegooid geld, want (belangen)organisaties en journalisten gebruiken de sites wél, en ze dwingen toch tot betere prestaties. Ook lokale media kunnen uitstekend gebruikmaken van dergelijke sites voor hun berichtgeving. Dat kan in allerlei gevallen leiden tot reputatieschade, en de angst daarvoor zet scholen, ziekenhuizen en bedrijven niet zelden aan tot verbetering van prestaties, zo vond Meijer.
Journalistieke activiteit Maar ze kunnen ook de publieke cijfers gaan manipuleren. In die zin werkt de openbaarheid van allerlei gegevens via internet niet alleen extra controle in de hand, maar ook een schijnwaarheid, want wie controleert die openbare cijfers nog? Volgens Meijer zal juist dat nog altijd de taak zijn van journalisten. Maar de burger kan op zijn beurt dankzij internet wel de journalistiek makkelijker controleren: gebruikt een krant verkeerde cijfers, dan kan de lezer dat zelf zien op internet. "Dat overheden steeds meer informatie actief op internet openbaar maken, stelt mensen ook in staat kritischer naar de journalistiek te kijken. Vanuit de journalist gezien vormt dat misschien een bedreiging, maar vanuit de burger gezien is het juist goed, want het werk van de journalist wordt zo transparanter", zegt Meijer nu tegen Netkwesties. Internet is ook ideaal voor het bespreken van fouten van de media. Meijer: "Waar media vaak eenzijdig berichten, daar zullen debatten op internet tussen burgers, maatschappelijke organisaties en andere partijen een tegenwicht kunnen bieden." Maar echt zinnige debatten naar aanleiding van overheidsinformatie op internet moeten nog op gang komen. Debat organiseren "Juist debatten over het presteren van scholen, ziekenhuizen en andere publieke instellingen vinden nog nauwelijks plaats, tenminste niet naar aanleiding van concrete informatie op internet. Terwijl bij internet juist die informatie makkelijk kan worden gekoppeld aan een debat", zo schrijft Meijer. Wellicht dat hier voor uitgevers en journalisten een schone taak ligt: debatten organiseren en ondersteunen met traditionele en/of online media. Overheden moeten op hun sites veel meer zorg besteden aan de duiding, een goede uitleg van de informatie, zo vindt Meijer, maar daarmee schuiven ze wat hem betreft nog niet op richting het terrein van de journalistiek. "We zagen de laatste jaren juist dat de overheidscommunicatie op internet in Nederland naar verhouding met andere landen niet echt van de grond kwam. Dus zover zijn overheden nog lang niet. En aan duiding doet de overheid natuurlijk altijd al, ook via klassieke media, bijvoorbeeld door middel van spindoctors." Door internet verdwijnen op veel gebieden de tussenpersonen, de intermediairs. In de journalistiek ziet Meijer dat nog niet zo snel gebeuren. "Het merendeel van de mensen zal
135
afhankelijk blijven van tv en krant, maar als je de achterliggende bronnen echt wilt controleren, dan kan dat steeds vaker via internet". Meijer: "De journalistiek blijft twee functies hebben: instrumenteel en oriënterend. Het kan of direct helpen bij het maken van een keuze, zoals bij vragen als waar kan ik het beste iets kopen of welk toneelstuk moet ik zien, of bij het vormen van een mening over een onderwerp. Wat betreft die instrumentele rol voor de journalistiek zou er wel een verandering kunnen ontstaan, want daarvoor is internet geschikter. Informatie is eenvoudiger te vinden en toe te spitsen op persoonlijke voorkeuren. Ook in hun oriënterende rol blijven media belangrijk. Doordat er zoveel informatie is, raken mensen snel het overzicht kwijt. Dat overzicht blijven journalisten bieden." Op lokaal niveau zou de situatie volgens hem wel kunnen veranderen. "Daar kan wel degelijk het effect voorkomen zoals in het Deense Odder, ook door bezuinigingen bij de lokale pers. Als een correspondent eerst nog de hele week over nieuws uit één plaats kan schrijven, en daarna nog maar 10 uur, dan zal hij meer gaan leunen op informatie die via internet door de gemeente wordt verspreid. Zulke ontwikkelingen gaan sluipend", zegt Meijer. Zware overheidsinvesteringen Jo Bardoel, bijzonder hoogleraar mediabeleid aan de Universiteit van Amsterdam, ziet stijgende overheidsbudgetten voor communicatie. "Overheden nemen steeds meer communicatieadviseurs en contentproducenten in dienst. Hun aantal is inmiddels vele malen groter dan de groep mensen die de inhoud van de media produceert. Over de verhouding tussen beide groepen bestaat veel discussie: is het nu 2:1 of 4:1? Waarschijnlijk ergens ertussen." Volgens Bardoel is een ander gevaar voor de journalistiek dat communicatiemedewerkers bij de overheid veel vakmatiger bezig zijn. "Ze zijn veel professioneler dan journalisten. Ze hebben meer beroepskennis en specialiseren zich beter, bijvoorbeeld door cursussen. Tot de komst van internet had de journalist het alleenrecht, een soort monopolie op het nieuws. Nu is dit voorbij. Burgers kunnen zelf bij de bronnen. Ik weet niet of ze daar ook heen gaan. Waarschijnlijk gebeurt het deels", zegt Bardoel. Toch blijven media belangrijk voor het bepalen van de publieke agenda, meent Bardoel. "Ze vatten goed samen wat er allemaal speelt. Je krijgt een menu voorgeschoteld van wat er interessant en belangrijk is. Maar als je echt in een onderwerp geïnteresseerd bent, dan kan je op internet veel meer te weten komen. Internet biedt voor allerlei specialisaties veel meer aanbod, bijvoorbeeld van overheden." Lokale dreiging Voor de lokale pers is het volgens Bardoel verontrustend dat de gemeenten niet meer in de huis-aan-huisbladen hoeven te adverteren om hun mededelingen bekend te maken. "Als ze daarmee stoppen en alleen naar internet verwijzen, dan lopen de inkomsten terug, dat kan de doodsteek zijn voor sommige bladen. Overheidssites zijn in die zin voor de lokale pers min of meer concurrentie, want internet is veel goedkoper terwijl kranten duur zijn om te produceren."
136
Toch is Bardoel niet al te somber over de lokale pers, want internet zorgt volgens hem voor 'glokalisering'. "Zowel het lokale als het wereldwijde wordt belangrijker, ten koste van het nationale niveau." Oftewel: er zijn op internet genoeg kansen voor lokale media. "Door internet gaat misschien de lokale politiek weer meer leven. Politici hebben weblogs en daardoor ontstaat er meer informatieaanbod en ook meer debat. Dat kan stimulerend werken voor de lokale politiek en de interesse in het lokale nieuws. De journalist kan alles in perspectief zetten, dat kunnen overheden en politici niet. Bovendien zie ik op regionaal en lokaal niveau nog weinig overheden die actief documenten op internet zetten." Erosie oude media Communicatiewetenschapper Valerie Frissen, hoofd van de afdeling ICT en Beleid van TNO in Delft, ziet de macht van de 'oude media' sowieso afnemen door internet. "Veel meer partijen zenden nu hun boodschap uit en iedereen kan die ontvangen. Door het versplinterende aanbod kalft de relatief sterke positie van de media af. Een mooi voorbeeld daarvan is de online databank van de Onderwijsinspectie met de rapporten over scholen." Volgens Frissen zal dat soort belangwekkende informatie bij uitstek via internet het publiek bereiken. "Als je een huis wilt kopen, kijk je eerst op allerlei sites of er bijvoorbeeld een gevaarlijk bedrijf in de buurt zit, of hoe hoog de criminaliteit er is. Als je een rijschool zoekt, kijk je eerst in de databank met slagingspercentages. De krant zal best over dat soort onderwerpen schrijven, maar op internet is het terug te vinden op basis van eigen voorkeuren." Intussen zetten overheidsinstanties rond allerlei onderwerpen sites op, waarop ze de eigen boodschap in een journalistiek sausje gieten. Denk aan het weblog voor de gekozen burgemeester, betaald door toenmalig ministerie De Graaf van Bestuurlijke Vernieuwing, of een site voor de Europese grondwet, betaald door Buitenlandse Zaken. Goed of slecht? Frissen: "Laten we zeggen dat het een soort geavanceerde voorlichting is, want het woord propaganda wil ik niet gebruiken. Maar diffuus is het soms wel. Van allerlei soorten online informatie is moeilijk te zien of ze echt onafhankelijk tot stand zijn gekomen." His masters voice Dat ervaart in de praktijk Arjan Widlak, directeur van het communicatiebureau United Knowledge en hoofdredacteur van de site Politiek-digitaal.nl. Hij wijst op de aard van uitingen van projectbureaus, zoals die van hemzelf, in de overheidscommunicatie: "Geloof me, bijna elke letter wordt eerst goedgekeurd door een ambtenaar. Dat moet ook wel, want anders wordt er meteen gebeld met de vraag of iets het officiële standpunt van de minister is. Daardoor opereer je als tekstschrijver in opdracht van de overheid, anders dan als journalist." Sporadisch zijn overheidssites concurrentie voor de journalistiek, vindt Widlak. Hij noemt Ossos, het programma Open Standaarden en Open Source Software voor de overheid, als zeer positief voorbeeld. Widlak: "Normaal zijn veel overheidssites nogal volgend ten aanzien van nieuws, maar bij Ossos staat veel wat elders nog niet te lezen was."
137
Hij denkt ook niet dat burgers zelf via internet de overheid gaan controleren. "De normale burger zal dat zeker niet doen, maar het is wel mogelijk dat mensen die beroepsmatig heel erg met een onderwerp bezig zijn van die actieve openbaarheid op internet gebruik gaan maken." Wel betere controle Positiever over de actieve rol van de internettende burger is Arthur Edwards, bestuurswetenschapper aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Hij denkt dat internet voor een betere controle op het openbaar bestuur zorgt dan met media er als doorgeefluik tussen. "Informatie is voor journalisten zelf makkelijker beschikbaar, maar nu iedereen openbaar kan publiceren zie je meer en meer weblogs die aanvullend of corrigerend zijn ten opzichte van media. Dat kunnen ze ook worden ten opzichte van het openbaar bestuur." Edwards kan zich ook voorstellen dat de websites van gemeenten functies kunnen overnemen van de lokale pers. "Maar de lokale pers moet zich vervolgens meer toeleggen op het kritisch volgen van gemeenten. Als ze dat niet doen en alleen maar de nieuwsberichten van de gemeentesites overnemen, dan legt dat vooral het eigen falen bloot. Lokale media moeten de informatiestroom juist beter begrijpelijk maken." Ook Frissen ziet daarin nog wel mogelijkheden voor de lokale pers. "Journalisten moeten niet alleen betekenis toekennen aan de informatie, maar mensen ook echt op weg helpen. Wellicht kan de professionaliteit van journalisten om betrouwbare informatie te vinden ook ingezet worden om op internet mensen praktischer dan nu bij te staan." Dat kan volgens haar alleen als journalisten zich meer specialiseren. "Het succes van sommige weblogs is dat de makers deskundigen zijn op een bepaald gebied, daarmee trek je publiek aan." Gerichte distributie Gemeente-informatie kan via internet in de toekomst zo ingezet worden dat alle burgers precies dat krijgen wat ze willen, voorspelt John Heins, directeur van Gemeenteweb. "Wat vroeger aan mededelingen van de gemeente in het huis-aan-huisblad werd geplaatst, staat tegenwoordig op internet. Die websites vervullen een rol die de krant nooit kan vervullen. Bijvoorbeeld: je vult je postcode in en je blijft op de hoogte van alles wat voor jou van belang is. Zodra je buurman een vergunning voor een dakkapel aanvraagt, krijg je dat per e-mail of sms toegestuurd. Maar daar kan de gemeente ook nieuws aan koppelen." Maar alleen bij enkele tientallen grote gemeenten ziet Heins misschien enige concurrentie voor journalistieke media. "Kleine gemeenten moeten het doen met minder communicatiemedewerkers, en van een ander kaliber. Die zijn veel minder in staat het plaatselijke nieuws via internet te beïnvloeden." Heins vindt het geen gekke gedachte als gemeenten journalisten zouden aannemen voor hun sites. "Het zou wel goed zijn om de informatie op een lekkere, goed geschreven manier te presenteren." Nadeel is de inperking. "Je krijgt dan waarschijnlijk een soort propagandamachine. De gemeente zal nooit op zijn site zetten dat er iets niet goed gaat. Journalisten kijken meestal met een kritische blik, ze doen aan hoor- en wederhoor, en trekken nieuws in een breder perspectief. Dat waarderen de lezers."
138
Redactiestatuten voor overheden De enige oplossing is volgens Heins dat de internetredactie wordt gescheiden van de ambtenarij. "Ook overheidssites zouden redactiestaturen moeten krijgen waarin dat staat. Het zou het bezoek van de sites kunnen vergroten. Grote gemeenten hebben al tijden interne magazines waarvoor redactiestatuten zijn opgesteld waarin staat dat het bestuur zich niet mag mengen in de inhoud. Voor de websites van gemeenten geldt dat nog niet, maar er zijn überhaupt weinig redactiestatuten voor internetsites." Arjan Widlak van United Knowledge en Politiek-Digitaal is het met Heins eens: "Je kunt je afvragen of sommige overheidssites niet eigenlijk een redactiestatuut zouden moeten krijgen, zodat ze wat meer los van de opdrachtgever kunnen opereren." Gecontroleerde 'meerwaarde' "De overheidssites hoeven niet altijd strijdig te zijn met de functie die vrije media vervullen", vindt Jaap de Bruin. Hij werkte eerder voor Radio 1, onderhield de politieke website Binnenhofse Zaken en is tegenwoordig als internetchef bij de Rijksvoorlichtingsdienst onder meer verantwoordelijk voor Regering.nl. "De duiding van het beleid, dat krijg je er tegenwoordig via internet gratis bij, naast alle dienstverlening die de overheid al online biedt. Voor de burger heeft dat absoluut meerwaarde ten opzichte van de oude situatie. Door al die informatie op internet wordt de overheid transparanter en daardoor zal de overheid meer haar best moeten doen. Als er grove fouten worden gemaakt, dan is dat straks voor iedereen zichtbaar op internet." Toch gelooft hij niet dat veel burgers zelf op online onderzoek uit zullen gaan. "Nieuws ontstaat toch vaak vooral omdat er boze lezers naar de Telegraaf hebben gebeld. Ze klagen eerder over situaties op bijvoorbeeld scholen dan dat ze eerst het inspectierapport van de school van internet downloaden." Bij gemeenten ziet De Bruin wel verschuivingen: "Ze plaatsen de mededelingen natuurlijk ook al twintig, dertig jaar in eigen wekelijkse krantjes. In die zin is het niet zoveel anders. Maar steeds vaker komt de informatie actief naar burgers toe, bijvoorbeeld met emaildiensten. Maar wie is daarop geabonneerd? Ik denk toch vaak de professionals. De gewone burger bereik je er niet snel mee." Burgers speuren niet Ook Pim Manzoli, chef digitale media bij de directie Communicatie van het ministerie van Binnenlandse Zaken, ontkent stellig dat overheden en burgers als zenders en ontvangers de media uitschakelen: "Dat is niet het doel van overheidssites". Dat is wel het bieden van transparantie. De commissie-Wallage heeft vier jaar geleden al gezegd dat informatie die in principe openbaar is ook echt actief op internet moet worden geplaatst. Die gedachte begint nu langzaam zijn beslag te krijgen." "Maar het is niet realistisch te denken dat gewone burgers al die droge stukken gaan zitten napluizen op internet. Als ik kijk naar de bezoekers van onze sites: tweederde zijn hoogopgeleide professionals. Dus daar moeten we ons geen illusies over maken. De media blijven belangrijk om al die informatie te vertalen."
139
Volgens Manzoli zijn de ministeries gezamenlijk bezig met het beter vindbaar maken van alle informatie via internet. "We moeten het niet meer op elke site helemaal verschillend aanbieden." Daarom wordt er gewerkt aan een metadatering van alle internetinformatie van ministeries. "Door allemaal op dezelfde manier trefwoorden toe te voegen in vijf verschillende velden maken we een structuur waarmee mensen straks beter door de informatie kunnen bladeren", aldus Manzoli. "Tegelijkertijd blijft marketing van die informatie in de vorm van communicatiecampagnes nodig."
Novaatje spelen Een opmerkelijk voorbeeld daarvan is het onderdeel WebTV op de site van Binnenlandse Zaken. Een groot succes is het nog niet. "WebTV bevindt zich nog maar in een beginstadium, maar het past wel bij de intentie om meer video te gebruiken. We leven in een beeldcultuur en we willen op internet niet alleen tekstuele informatie bieden." Een digitaal overheidskanaal gloort aan de horizon, maar volgens Manzoli zal dat er op korte termijn niet komen. "Je moet je afvragen wie we daar mee zouden bereiken die we nu nog niet bereiken." Ook De Bruin van de RVD kent nog geen plan voor digitale kanalen. "Er wordt wel over nagedacht. In België hebben ze al zoiets. Maar we zitten nog in een te vroeg stadium." Acht ministeries hebben inmiddels onderdelen op hun sites waarop ze WOB-verzoeken (zullen) publiceren: # Verkeer en Waterstaat # Buitenlandse Zaken # EZ # Binnenlandse Zaken # Financiën # OC&W # VRM # Algemene Zaken WOB-documenten In 2004 spraken ministeries af dat ze documenten die openbaar gemaakt zijn in het kader van de Wet Openbaarheid Bestuur voor iedereen online zetten. Op dit moment hebben acht ministeries daarvoor al ruimte ingericht op hun sites (zie kader). Jaap de Bruin van de RVD: "Voorheen moesten journalisten documenten opvragen en die kregen ze dan, maar daarmee was die informatie nog niet echt openbaar. Door het op internet te zetten krijg je echt blijvende openbaarheid."
140
Hoe snel de documenten na het vrijgeven ervan online komen, is nog onduidelijk. Maar voor journalisten kan het vervelend zijn dat Wob-documenten die zij voor eigen werk hebben opgevraagd straks ingescand en wel online staan. Jaap de Bruin: "Media moeten eerst de tijd krijgen om er een verhaal van te maken voordat het op internet komt te staan." Hij denkt niet dat veel anderen echt iets met de documenten kunnen. "Je moet wel erg zijn ingevoerd om dit soort informatie te kunnen begrijpen." Onderzoeker Albert Meijer vindt het online zetten van Wob-documenten een goede zaak. "Media kunnen daar dan bij een artikel naar verwijzen, zodat lezers het zelf kunnen checken. Maar hiervoor geldt ook weer: er blijft een interpretatie nodig." Prikkeling nodig Dankzij internet wordt volgens Meijer ook de rol van maatschappelijke groepen en politieke partijen in de informatievoorziening groter. "Lezers hebben niet zozeer behoefte aan objectieve informatie, ze willen ook geprikkeld worden. Dat laat de populariteit van weblogs al zien. Allerlei belangenclubs kunnen via internet heel goed hun standpunten over de actualiteit direct naar voren brengen zonder tussenkomst van journalisten." Ook Frissen ziet invloed van maatschappelijke organisaties via internet. "Sommige belangenclubs bieden informatie en diensten op internet die vele malen beter zijn dan die van de overheid, vooral als het over gespecialiseerde thema's gaat", aldus Frissen. Als voorbeeld noemt hij informatievoorziening naar reumapatiënten. "Op dat gebied bestaan er veel goede sites met betrouwbare informatie." Daarnaast beginnen politici, zowel landelijk als lokaal, weblogs te ontdekken als manier om hun standpunten direct naar de kiezers over te brengen. "Op dit moment maken Nederlandse politici nog veel te weinig gebruik van internet om direct hun boodschap naar burgers over te brengen", zegt Arjan Widlak van Politiek-Digitaal. "Ze klagen wel over het feit dat journalisten vaak de plank misslaan in hun berichtgeving, maar het minste wat je dan kan doen is op je site uitleggen waarom." Ook John Heins van Gemeenteweb is niet al te positief over de huidige politiek. "Ze liggen erg achter met het gebruik van internet, maar je ziet al een nieuwe generatie opkomen die het veel beter doet. Die nieuwe politici gaan straks allemaal webloggen", verwacht hij. Webkletsende politica's Meüs van der Poel van Politiek Online maakte voor de weblogconferentie Blogonomics een analyse van de Nederlandse politieke weblogs. Volgens hem zijn de webloggende politici nog te weinig in gesprek met de burger. Vooral weblogs van bewindslieden en mannelijke politici bevatten te vaak droge agendaverslagen. Vrouwen zijn eerder bereid om meer te delen met de bezoekers, ook uit hun dagelijkse beslommeringen. Maar mannen zijn zwaar oververtegenwoordigd. Een van de eerste webloggende politici was Robbert Baruch, PvdA-statenlid in Zuid-Holland. "Zo'n weblog biedt ene hele andere kijk op onderwerpen dan journalisten geven. Je schrijft toch vooral je eigen mening. Het is mij wel eens overkomen dat RTV West een onderwerp oppikte naar aanleiding van een bericht op mijn weblog. Maar heel vaak is het veel effectiever
141
om met journalisten te praten. Het is niet zo dat de nieuwe manieren via internet ten koste hoeven te gaan van de bestaande media." Ook Baruch is nog niet erg te spreken over de kwaliteit van politieke weblogs. "Die is nog niet zo goed. Ik heb er zelf ook mee geworsteld hoe ik mijn weblog het beste kan inrichten. De werkzaamheden van de Provinciale Staten zijn vaak lastig uit te leggen in een beperkt aantal woorden op een weblog. Neem zoals als een Structuurvisie. Dat is ontzettend belangrijk voor iedereen in de provincie, maar ook heel erg gedetailleerd en voor de meeste mensen te saai. De discussies daarover zijn nauwelijks samen te vatten op een weblog op een manier dat iedereen het nog begrijpt." Politieke weblogs trekken nog weinig gewone burgers als publiek. De bezoekers zijn vooral journalisten of politiek betrokkenen, denkt Meüs van der Poel. Er komen - uitzonderingen als de weblog van Jan Marijnissen daargelaten - ook nog maar weinig reacties binnen. De kloof tussen burger en de politiek heffen weblogs dan ook niet op, denkt Van der Poel. "Maar ze leveren wel een bijdrage." Want hij signaleert een groeiende behoefte van politici aan eigen kanalen waarmee ze 'graag over de journalist heen springen'. Conclusies Burgers kunnen steeds meer gebruikmaken van overheidssites om zelf controle uit te oefenen op de publieke sector. Maar voor slechts een beperkt deel van het volk zal die controlerol, die nu mede door journalisten wordt vervuld, zijn weggelegd. De websites zullen toch vooral nuttig zijn voor praktische keuzes. Sites van overheidsinstanties vormen nu nog nauwelijks een bedreiging voor de journalistiek, daar ze vooral specialisten op beleidsterreinen trekken en (nog) niet het grote publiek. Maar lokaal kan de overheid taken naar zich toe trekken, door zelf nieuws te produceren en tegelijkertijd advertentiegelden voor lokale bladen te verminderen. Het voorbeeld van de Deense gemeentelijke nieuwssite die lokale kranten eruit concurreert, stemt dan ook tot nadenken. Ook als straks alle documenten die in het kader van de Wet Openbaarheid Bestuur geopenbaard zijn massaal op internet komen te staan, blijft het volk behoefte hebben aan uitleg, interpretaties en de kritische blik van de journalistiek. Want met name op dat laatste punt schieten de overheidssites te kort: ze staan inhoudelijk veel te dicht bij de opdrachtgever, wat leidt tot een 'geavanceerde voorlichting' die neigt naar propaganda. Redactiestatuten voor overheidssites die de scheiding tussen webredacteuren en ambtenaren beter regelen, kunnen die situatie verbeteren. Ook belangenclubs en politici gebruiken internet steeds vaker om de journalistiek te passeren. Verder is een belangrijk effect van al die overheidsinformatie op internet dat ook het werk van journalisten transparanter wordt. De burger kan immers zelf genoemde cijfers op het web checken. [Tonie van Ringelestijn, 6 mei 2005]
142
D3 Telegraaf als enige met hele archief online Door teleurstellende opbrengsten van de huidige online archieven en auteursrechtproblemen zien kranten en tijdschriften geen brood in het via internet beschikbaar maken van al hun jaargangen. Met één uitzondering: De Telegraaf. In 2002 had De Groene Amsterdammer in Nederland de primeur: alle pagina's van het blad tussen 1877 en 1940 waren ingescand en op trefwoord doorzoekbaar via internet. Het bedrijf Zylab verzorgde de techniek en het geld kwam van subsidies, onder meer van het VSB Fonds en het Prins Bernhard Cultuurfonds. Zonder de financiële steun van de prins was het enorme online archief niet mogelijk geweest. Commerciële uitgevers beginnen niet aan het digitaliseren van archieven als ze niet zeker weten dat ze hun investeringen terug kunnen verdienen. Het ontbrekende 'businessmodel' is dan ook de belangrijke reden om het inscannen van het wegrottende papier tegen te houden. De Groene hoefde zich daarover destijds geen zorgen te maken. Maar een vervolg kende het project niet. De nummers van De Groene van na 1940 tot 1994 staan nog altijd niet online. Dat komt door de vrees voor auteursrechten: de schrijvers en fotografen die aan de nummers na de Tweede Wereldoorlog meewerkten leven nog en kunnen dus een vergoeding eisen voor herpublicatie van hun materiaal. De problemen met auteursrecht vormen de tweede hinderpaal voor het ontstaan van rijke internetarchieven. Na het midden van de jaren negentig zijn er na veel gedoe afspraken gemaakt over het hergebruik van artikelen in databanken. Van al het materiaal dat dagelijks nieuw in het archief verschijnt is tegenwoordig meestal duidelijk bij wie de rechten liggen. Voor de periode van voor de jaren negentig is niks rond auteursrechten geregeld. Om die reden houden de meeste digitale archieven van kranten en tijdschriften op dit moment dan ook rond die tijd op. Onlangs kwam daar verandering in: De Koninklijke Bibliotheek presenteerde haar krantendatabank met daarin alle exemplaren van vier dagbladen uit de eerste helft van de 20e eeuw. Het zijn de kranten: NRC (1910-1930), Het Centrum (1910-1930), Het Vaderland (1920-1945) en Het Volk (1910-1920). Ze zijn op trefwoord doorzoekbaar. Vervolgens verschijnt de originele ingescande krantenpagina met een markering op de gezochte woorden. Veel functionaliteit biedt de site nog niet, maar het is wel het grootste gratis via internet beschikbare krantenarchief van Nederland.
143
Maar wat gebeurt er hierna met al die andere krantentitels uit andere jaren? Dat is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de eigenaren van de archieven: de uitgevers. Zij moeten de afweging maken of het de moeite waard is tonnen te steken in het inscannen van oud materiaal. Hoe schatten zij de kansen in dat de investeringen in internetarchieven zijn terug te verdienen? En wat doen ze eigenlijk op dit moment met hun huidige digitale archieven? Leveren die al geld op? Betalen per artikel faalt Netkwesties stelde die vragen aan uitgevers, chefs en managers bij een aantal kranten en tijdschriften. Daaruit blijkt in ieder geval dat ze momenteel sterk verschillend omgaan met hun huidige online archieven. Geen van de media biedt een totaal gratis archief, waarbij de inkomsten volledig komen van advertenties. Daar ziet momenteel nog geen enkele uitgever heil in. Bij de meeste krantensites krijgt de bezoeker wel gratis toegang tot de selectie uit de krant die al eerder gratis op de site heeft gestaan. Bij sommige kranten moet per artikel worden betaald (Volkskrant, Trouw), andere kranten bieden alleen hun betalende webabonnees toegang tot het archief (NRC Handelsblad), terwijl er ook nog altijd veel dagbladen zijn die nog helemaal geen volledig archief via internet aanbieden. Dat geldt bijvoorbeeld voor veel regionale dagbladen, maar op dit moment ook nog voor De Telegraaf. Een overzicht van wat de grote kranten op internet doen met hun archieven vindt u als bijlage onder dit artikel. De online verkoop per artikel verloopt voor de meeste kranten teleurstellend. Bij Trouw kunnen mensen 1,15 euro per artikel afrekenen via telefoonlijn (Switchpoint) of het online betaalsysteem Firstgate. Het is niet echt een succes, vindt Trouw-uitgever Wouter van der Meulen. "Dat levert geen enorme bedragen op. De layout van onze site is ook niet goed ingericht op het betalen voor content. Er moet een andere flow in komen zodat duidelijk is wat het gratis deel en wat het betaalde deel is. We zijn nu bezig met een restyling van de site om dat te bereiken." Het Financieele Dagblad hanteert een model waarbij de bezoeker als hij meerdere artikelen tegelijk koopt per artikel minder kwijt is. Maar ook op FD.nl zijn weinig bezoekers bereid meteen af te rekenen voor een artikel uit het archief dat teruggaat tot 1985. FDinternetredacteur Jelle Buizer: "Slechts enkele tientallen mensen per dag kopen losse artikelen." Maar daar moet bij gezegd worden dat huidige abonnees gratis toegang hebben tot de artikelen tot 13 maanden geleden. Bovendien biedt FD een extra webabonnement voor 'professionals' die ook toegang krijgen tot het hele archief. Buizer: "We hebben iets minder dan duizend professional-abonnees." Webabo's en dossiers Bij NRC Handelsblad beviel het betalen van 1,15 euro per archiefartikel ook niet. Sitemanager Rudolph van den Bosch: "Mensen per artikel laten betalen werkte niet. De opbrengsten daarvan waren teleurstellend. Ik schat dat er met de verkoop van losse artikelen slechts een paar duizend euro per jaar binnenkwam." Daarom stelde NRC Handelsblad eind vorig jaar een ander model in: alleen nog betalende (web)abonnees krijgen toegang tot het hele archief. Een webabonnement op NRC Handelsblad kost overigens 90 euro per jaar. Van den Bosch: "Toegang tot het archief tot 1990 is dan een extra reden om een webabonnement te nemen." Sinds oktober hebben meer dan drieduizend mensen een webabonnement op NRC
144
Handelsblad genomen. "Dat was ongeveer wat we verwacht hadden. De verkoop van webabonnementen verloopt volgens plan. Ik ben niet ontevreden," zegt Van den Bosch zuinig. Het kleine Nederlands Dagblad was in 1997 een van de eerste kranten ter wereld met een PDF-abonnement. Nog altijd kunnen internetters elke dag een PDF-bestand van de server van het Nederlands Dagblad downloaden met daarin de hele krant. Maar het Nederlands Dagblad introduceerde enkele jaren geleden ook nog een ander uniek betaalmodel op internet: betaalde dossiers. Bezoekers kunnen tegen betaling van een halve of een hele euro een uur toegang kopen tot online dossiers met alle artikelen over één onderwerp, zoals 'schuldbelijdenis', 'literaire christenen' en 'gereformeerd onderwijs'. Het model bleek een mislukking. Linda Stelma, site-manager van het Nederlands Dagblad: "Misschien dat in totaal honderd mensen toegang tot de dossiers hebben gekocht. Dat was inderdaad niet zo veel. Het is de inspanning wel waard geweest. Zoveel hebben we er niet voor hoeven doen en het was voor ons een testcase om te kijken of mensen bereid zijn voor dossiers te betalen." De meeste dossiers zijn inmiddels gratis toegankelijk gemaakt. Stelma: "Dat hebben we maar gedaan als service voor onze abonnees. Die reageerden soms kribbig: waarom moeten we daarvoor apart betalen?" Tijdschriften Een van de weinige tijdschriften die internetters per artikel laat betalen voor oud materiaal is Autoweek van Sanoma. Op de site van Autoweek staan onder het kopje 'testcentre' enkele honderden recensies van auto's tot 1994. Bezoekers betalen 1,15 euro via Switchpoint. Of het een succes is kan Patrick Bernart, manager nieuwe media bij Sanoma, niet zeggen. "Dit is misschien wel het enige voorbeeld van betalen voor online archiefmateriaal binnen Sanoma. Onze vrouwensite Vrouwonline heeft natuurlijk ook een gratis archief." Waarom gebruiken niet meer publiekstijdschriften internet om oud materiaal te verkopen? "Ik denk dat het archief bij de meeste tijdschriften helemaal niet interessant meer is. Kranten bieden toch meer 'need to know'-informatie dan tijdschriften. De inhoud van tijdschriften veroudert snel," zegt Bernart van Sanoma. Vakbladen zijn eerder geneigd archieven online te zetten. Zo bieden bladen als Adformatie, Emerce, Automatiseringgids en Computable hun abonnees op hun site gratis toegang tot oude artikelen. Een andere positieve uitzondering is het weekblad Elsevier. Vijf jaar geleden kwam Elsevier al met een site waarop elke week ook alle artikelen uit het blad via de zoekmachine beschikbaar waren, maar daar werd snel de stekker uit getrokken. Sinds eind vorig jaar is Elsevier terug op internet met een echte nieuwssite. Een onderdeel daarvan is ook het bladarchief, dat alleen toegankelijk is voor abonnees. Andere weekbladen, zoals Vrij Nederland, HP/De Tijd en Nieuwe Revu, laten het op internet afweten. Volgens Ton van Rooij, manager productie en distributie van de uitgever Audax heeft de bladenwereld nog een slag te maken op het gebied van standaardisatie van haar content. "Wij hebben dat nog niet goed genoeg gestructureerd. We zijn nog bezig met alle content in XMLopmaak te zetten. Je kan pas digitale archieven aanbieden als de content voldoende structuur heeft."
145
Net als zijn Sanoma-collega ziet hij voor veel tijdschriften geen toegevoegde waarde in een internetarchief. "Voor een blad als HP/De Tijd natuurlijk wel. Maar dan zit je met allerlei complicaties met auteursrechten: je moet precies weten of een auteur of fotograaf wel of geen freelancer was. Soms zijn redacteuren begonnen als freelancer of worden ze juist later freelancer. Dat is enorm complex. Dat geldt al helemaal voor het beeldmateriaal omdat Audax geen eigen fotografen in dienst heeft. Je moet je afvragen of er bij tijdschriften wel behoefte aan oude artikelen is. Natuurlijk na je met micropayments mensen laten betalen, maar ik vraag me af of men dat wil en of het de investeringen wel waard zijn," aldus Van Rooij. Telegraaf straks compleet online Het grootste dagblad van Nederland, De Telegraaf, biedt op haar site nog geen krantenarchief, ondanks dat er al twee jaar een digitale editie is. Maar zoeken daarin gaat slechts tot zeven dagen terug. Maar daarin gaat verandering komen, en wel op spectaculaire wijze. De Telegraaf zal later dit jaar een online archief lanceren van alle jaargangen. Als enige krant in Nederland heeft De Telegraaf jaren geleden al geld vrijgemaakt om het complete archief te digitaliseren. Rikolt Pasterkamp is daarvoor verantwoordelijk bij Datawire, een werkmaatschappij van de Telegraaf Holding die zich bezighoudt met het digitaliseren van kranten. Volgens Rikolt Pasterkamp is het inscannen van alle exemplaren van De Telegraaf deze zomer klaar. "Op dit moment zijn er 800.000 pagina's ingescand. Het ziet er naar uit dat we in juli of augustus klaar zijn. Het hele archief is dan ingescand en met behulp van OCRtechnieken ook doorzoekbaar gemaakt. Het scannen gebeurt door een gespecialiseerd bedrijf uit Helmond. In september vervangen we ons interne archiefsysteem door een andere database waarmee de artikelen meer verrijkt kunnen worden met allerlei metadata. Het is de bedoeling dat ook de complete krantenarchieven in die nieuwe database komen te staan." De Telegraaf wil het archief zowel op de zakelijke als de particuliere markt exploiteren. Voor de zakelijke markt komt de Telegraaf met abonnementen per grootte van de organisatie. "Een klein gemeentehuis betaalt dan minder voor de toegang tot de archieven dan de gemeente Amsterdam. Je kunt straks ook een profiel kopen waarmee je alle Telegraaf-artikelen met een bepaald trefwoord krijgt. Ook betalen per bundels artikelen zal mogelijk zijn." Hoe De Telegraaf haar archief aan particulieren zal aanbieden kan Pasterkamp nog niet precies zeggen. "Digitaal uitgeven is niet langer ondersteunend, het moet nu ook zijn eigen broek ophouden. Dus zal er zeker geld voor gevraagd worden." Volgens Pasterkamp hebben er nu 25 tot 30 duizend mensen toegang tot de dagelijkse digitale editie op de site van De Telegraaf. Maar daarvan is een groot deel al abonnee van de papieren krant. Het aantal echte webabonnees schat hij slechts op een paar duizend. Pasterkamp kan moeilijk voorspellen of het alle investeringen waard is. "Net is gissen hoeveel mensen gebruik van het archief zullen maken. De verkoop van de historische voorpagina's loopt ontzettend goed. Bovendien is het voor onze organisatie sowieso een kostenbesparing als we niet meer in papier hoeven zoeken. Het onderhoud van dit systeem valt erg mee. Wat kost een terrabyte aan harde schijfruimte tegenwoordig nou nog?" Speciale software moet metadata aan de pagina's toevoegen. Volgens Pasterkamp wordt De Telegraaf het beste archief van Nederland. "Het wordt een jofel systeem. De krant is een objectieve bron om te leren over de geschiedenis. Het is absoluut cultureel erfgoed."
146
Ook de andere kranten van de Telegraaf Holding zijn bezig met digitaliseren. Dagblad De Limburger en het Limburgs Dagblad krijgen in ieder geval binnenkort een digitale editie. Bij het Haarlems Dagblad, de oudste krant van Nederland, wordt ook gedacht aan het digitaliseren van het archief. De Telegraaf Holding voert hierover gesprekken met onder andere een Indiaas bedrijf. 'Megalomaan' Andere kranten reageren verbaasd op de actie van De Telegraaf. "Bizar. Ik vind het tamelijk megalomaan," zegt Wouter van der Meulen, uitgever van Trouw. "Ik zie geen business case om alle pagina's in te laten scannen. Zo'n enorme investering verdien je nooit terug. Dit zouden wij nooit kunnen doen. Sterker nog: ik weet niet eens of we alle jaargangen zelf nog hebben. We vonden laatst nog een paar oude leggers in de kelder." Van der Meulen zit ook nog in zijn maag met het fotoarchief van Trouw: 600.000 kiekjes. "Dat kost ons ontzettend veel geld. Al die vierkante meters en die machines waar ze in staan. Ik sluit niet uit dat we over drie jaar 600.000 foto's moeten vernietigen. Geen enkel fotoarchief heeft er interesse in. Ze liggen gewoon te verpieteren." Het verkopen van oude foto's zoals ANP dat doet op internet ziet Van der Meulen ook niet zitten. De reactie van Van der Meulen is bij alle andere vertegenwoordigers van kranten en bladen met wie Netkwesties sprak niet anders. Niemand zegt verder heil te zien in het inscannen van het complete archief. "Dat zou echt veel te duur worden. Misschien als we ons ooit vervelen," zegt Jelle Buizer van het Financieele Dagblad. Alleen Rudolph van den Bosch van NRC Handelsblad zegt: "We voeren er wel gesprekken over, maar op korte termijn hebben we geen concrete plannen om het hele archief te digitaliseren." Bij tijdschriftenuitgevers als Sanoma en Audax is het al helemaal niet aan de orde. Ton van Rooij van Audax: "Het heeft geen prioriteit. Van HP/De Tijd zou ik misschien alle jaargangen digitaal beschikbaar kunnen maken, want dat materiaal hebben we allemaal nog. Maar de kans is niet groot. Ik zou pas willen beginnen bij de jaargangen 2003 en 2004 en daarna gewoon elke week de nieuwe. Aan alles wat ouder is, valt weinig te verdienen. De meeste van onze bladen hebben geen historische waarde." Lexis Nexis of de bieb In Amerika en Canada zijn veel complete archieven van grote kranten en een paar tijdschriften wel helemaal gedigitaliseerd. Dat is met name gebeurd door het bedrijf Proquest. Die biedt op haar site toegang tot onder meer de complete Washington Post, Newsweek, LA Times, Chicago Tribune, Christian Science Monitor. Ook de New York Times heeft een compleet online archief. Internationaal gezien is Lexis Nexis de grootste database met kranten- en tijdschriftenartikelen. Ook in Nederland heeft Lexis Nexis een ongekende marktpositie: het biedt toegang tot de archieven vrijwel alle dagbladen, ook regionale, maar ook het Nederlandse Lexis Nexis-archief gaat niet verder terug dan ergens in de jaren 90. Sales manager Simon Barker: "Zeventig procent van de zoekopdrachten gaat over artikelen uit de laatste drie maanden. Slechts een hele kleine groep klanten zoekt artikelen ouder dan tien jaar."
147
De prijzen van Lexis Nexis zijn zo fors (van 9 tot 55 euro per zoekopdracht) dat de dienst onbetaalbaar is voor particulieren. Dat is ook de bedoeling, aldus Barker. "We hebben alleen een licentie van de uitgevers voor de zakelijke markt." Daar heeft de burger dus niets aan. Maar die kan volgens Barker altijd nog gratis een bibliotheek in de buurt binnenstappen. Daar heeft iedereen op de computer toegang tot de krantenbank en de tijdschriftenbank met dezelfde inhoud als Lexis Nexis. Koninklijke Bibliotheek financiering Omdat behalve De Telegraaf geen enkele uitgever bereid is zelf voor de kosten van het digitaliseren van het complete archief op te draaien, denkt de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag erover die taak op zich te nemen. "We orienteren ons nog op het maken van plannen," relativeerde Martin Bossenbroek, directeur Collecties & Dienstverlening bij de KB tijdens een recente bijeenkomst de ambities van zijn organisatie. Ook het Utrechts Archief heeft overigens plannen om kranten uit haar collectie in te scannen. Freelance journalist Ewoud Sanders, bekend van taalrubrieken, polste in opdracht van de Koninklijke Bibliotheek de bereidheid van krantenuitgevers om de KB toe te staan delen van hun archieven via internet aan te bieden. Volgens Sanders zijn de meeste kranten bereid de KB dat te laten doen, zolang het ze zelf niks kost. Ook PCM-directeur Ben Knapen zou niet huiverig staan ten opzichte van samenwerking met het KB. "Want het is nationaal erfgoed," zou Knapen Sanders hebben laten weten. Maar concreet zijn de plannen nergens. De kosten van het scannen schat Sanders op ongeveer 0,50 euro per legger. Sanders had tijdens de bijeenkomst kritiek op de manier waarop de KB het archief op haar krantensite heeft ontsloten. "De functionaliteit waarmee je kan zoeken laat te wensen over." Dat geldt voor veel van de huidige online krantenarchieven. Er kan meestal wel gezocht worden op woorden en gerangschikt op publicatiedatum en relevantie, maar dat is het dan ook. Wat dat betreft is het online archief van NRC Handelsblad een uitzondering. Bij het NRC is alles te rangschikken op artikelsoort en onderwerpscategorie. NRC-journalist en voormalig internetchef Dick van Eijk: "We hebben destijds extra prioriteit gegeven aan het toepassen van metadata. Ik ben tegen kreupele archieven. Als je het doet, moet je het ook goed doen." RSS en attenderen Andere kranten experimenteren met andere mogelijkheden rond het archief. Dat kan bijvoorbeeld met behulp van RSS, een soort koppensneller. De Volkskrant biedt in haar online archief de mogelijkheid om een eigen RSS-feed aan te maken op basis van een willekeurig trefwoord. Zo ontstaat een automatische distributie naar de ontvanger met alle nieuwe artikelen met dat woord erin. Dit lijkt weer een beetje op de Blijf Op De Hoogte-dienst die Trouw op haar site biedt. Daarbij krijgen abonnees wekelijks een mail met nieuwe artikelen die in het archief zijn gekomen met een bepaald woord. Nog weinig mensen maken daar volgens Trouw-uitgever Wouter van der Meulen gebruik van. Ook de Belgische krant De Standaard biedt zo'n 'attenderingdienst'. Daar gaat het al beter. Internetchef Lieve van der Velde: "Een kleine duizend van de in totaal 4.400 betaalde webabonnees maakt daar gebruik van."
148
Ook journalisten zelf zouden van dit soort 'trackingsdiensten' veel vaker gebruik moeten maken, vindt docent archiefonderzoek Erik Hennekam: "Als ik les geef en vertel dat ik op hetzelfde moment tweehonderd websites aan het bezoeken ben, dan krijgen journalisten me vreemd aan. Ik verbaas me er telkens weer over hoe vreselijk inefficiënt deze beroepsgroep werkt." Archief met GoogleAds In Amerika pleitte oud-journalist en 'fulltime weblogger' Dan Gillmor er onlangs voor dat kranten al hun archieven gratis op internet open zouden moeten stellen. De inkomsten zouden volgens hem dan kunnen komen van het plaatsen van tekstgerelateerde advertenties volgens de methode van het succesvolle advertentiesysteem van zoekmachine Google, Adwords. Adverteerders betalen dan per klik voor een advertentie die past bij de tekst die er naast staat. Maar dan moet je er wel voor zorgen dat Google de pagina's zonder moeite kan indexeren. Veel bezoekers komen immers via zoekopdrachten van Google. Een model gebaseerd op relevante tekstadvertenties is volgens Gilmor een veel beter alternatief dan alsmaar obstakels opwerpen voor internetters, zoals verplichte registratie voor toegang tot delen van de site of betalen per archiefartikel. Door dat soort methodes zouden kranten zich volgens Gilmore vervreemden van het lezerspubliek dat zijn informatie steeds vaker gratis van nieuwssites afhaalt. In Nederland kennen onder meer de sites van de grote uigevers PCM en Wegener verplichte registratiesystemen. Ze zijn een doorn in het oog van Chefren Hagens van de knipseldienst EKnip: "Kranten zouden zich echt aan het web moeten houden, want nu doen ze eigenlijk niet echt mee. Dat betekent dat ze alle materiaal dat ze hebben zo moeten aanbieden dat elke zoekmachine er wat mee kan. Vervolgens kunnen ze er geld aan verdienen door bijvoorbeeld advertentiesystemen als Googles Adwords. NRC-journalist Dick van Eijck, tevens docent in computeronderzoek voor journalisten, is dat niet met hem eens: "Ik vind helemaal niet dat kranten hun archieven moeten openstellen op internet. Archieven zijn het kostbaarste wat je als krant hebt, dat moet je niet gratis gaan vergeven. Ik vind het ook journalistiek bezwaarlijk als de inhoud volledig afhankelijk zou zijn van advertenties. Dan word je als blad een speelbal van advertentiesystemen. Voor de continuïteit en de kwaliteit van de krant is het essentieel als mensen bereid zijn ervoor te betalen." Volgens Rudolph van den Bosch, sitemanager van NRC, is de krant overigens wel bezig met een experiment met tekstgerelateerde advertenties. "We hebben een proef lopen met tekstadvertenties van Overture." Gratis voor webloggers In de gratis artikelen op de Nederlandse sites kan Google wel zoeken, maar dat geldt nog in geen enkel geval voor de besloten archieven, zelfs niet van sites die willen dat bezoekers per artikel betalen. Bovendien weerhoudt de registratieprocedure ook webloggers ervan naar krantenartikelen te linken en daardoor missen ze bezoekers. De Belgische krant De Standaard heeft daarvoor een oplossing gevonden. Internetchef Lieve van den Velde: "Bezoekers van tien weblogs die wij geselecteerd hebben bieden we gratis toegang tot krantenartikelen als ze afkomstig zijn van een link op een van die blogs. Onze
149
server kijkt naar welke site mensen vandaan komen. We doen dit als test. We zijn benieuwd of webloggers vaak naar ons betaalde archief zouden linken. Dat valt wel mee, slechts een paar keer per week. Dat mag wat mij betreft best vaker, het is allemaal gratis aandacht voor De Standaard." Weblogs bouwen met hun artikelen over de krantenartikelen zelf overigens een soort alternatief archief op, waardoor uiteindelijk veel informatie die in de krant stond wellicht ook via internet beschikbaar zijn zal. Hoe dat in de praktijk werkt toont de site The Annotated Times aan. Die site biedt de intro's van artikelen uit de New York Times met daaronder de berichten die weblogs over dat artikel hebben geschreven. Doordat webloggers veel citeren en samenvatten, kunnen niet-abonnees van The New York Times toch precies meekrijgen wat er in de krant stond. Zodoende ontstaat ook een soort alternatief archief. Daarnaast biedt The Annotated Times een paar honderd RSS-feeds aan per onderwerp, per auteur, per pagina - terwijl de NY Times er zelf maar een beperkt aantal heeft. Het Amerikaanse onderzoeksbureau Hypergene kwam in 2001 met een ander technisch model om een krantenarchief te verrijken: namelijk door zoveel mogelijk functionaliteit van de grootste webwinkel Amazon over te nemen. Dit model kreeg de naam Amazoning The News. Een van de belangrijkste mogelijkheden is om aanbevelingen voor artikelen te doen op basis van de artikelen die andere lezers van dat artikel hebben gelezen. Dat werkt precies hetzelfde als de suggesties die de webwinkel onder elke productpagina geeft op basis van wat anderen die dat product kochten nog meer aanschaften. Toegepast in krantenarchieven zou je precies kunnen zien welke artikelen inhoudelijk met elkaar verbonden zijn. Tot nu toe is er nog geen enkele site die alle functies van Amazoning The News daadwerkelijk in de praktijk heeft gebracht. Inscannen aantekeningen Volgens archievenexpert Erik Hennekam zien kranten ook vaak een andere manier om archiefmateriaal aan te bieden over het hoofd. "Ik zou graag het materiaal zien dat heeft geleid tot het artikel. Neem nu dat interview met Prins Bernhard in de Volkskrant: ik had graag de aantekeningen online gelezen." Volgens Hennekam moeten journalistieke media veel meer doen met hun eigen onderzoeksmateriaal. "Brieven of beeldmateriaal dat de krant niet haalt zou op internet moeten staan. Ik weet nog dat toen een sportjournalist de hotelrekeningen van het WK 1974 online zette zijn site meteen plat ging." Hennekam ziet ook wel markt in het inscannen van oude foto's van kranten en tijdschriften. "Beeldbanken in het buitenland die ik ken lopen allemaal prima." Voor artikelen ligt het wat moeilijker, aldus Hennekam. "Dan moet je het wel doorzoekbaar maken met Google. Toch moet er geld aan te verdienen zijn. In Amerika is de tweede hobby het uitzoeken van je familiebanden. Ook in Nederland groeien de genealogieclubs als kool. Dat heeft allemaal te maken met de vergrijzing. Mensen speuren steeds meer naar hun eigen verleden." Dat biedt uitgevers mogelijkheden, denkt de archiefexpert. "De aktes van de burgerlijke stand zijn na 50 tot 100 jaar pas openbaar, dus voor de tussenliggende periode zijn we juist
150
afhankelijk van kranten. Ik merk dat daar ontzettend veel interesse in is. Maar of het genoeg is om de enorme kosten van het digitaliseren van het hele archief te dragen, dat weet ik niet." De Telegraaf kan het gaan bewijzen. De concurrentie kijkt met verbazing want ze ziet zelf de investeringen in het digitaliseren van hun archieven voorlopig niet zitten. Zij houden het bij falende betaalmodellen via internet of gokken dat archieftoegang meer abonnees over de streep kan trekken. Wellicht kan de Koninklijke Bibliotheek het werk voor een deel van ze overnemen. Te hopen valt dat de functionaliteit van de online krantenarchieven zal verbeteren en dat er diensten gevonden worden, zoals RSS of emailattendering, die ze beter toegankelijk maken. Tot nut van de samenleving zijn goed ontsloten archieven natuurlijk altijd. De beheerder van de site van de Amerikaanse krant Lawrence Journal World, Adrian Holovaty, gaf in januari 2005 op zijn weblog een mooi voorbeeld van het effect van gratis archieven. Een oude vriend van een dakloze blinde man vond hem terug in het archief en vertelde dat hij vroeger een talentvolle schrijver was. Holovaty: "Best wel cool. Ik weet zeker dat dit vaker gebeurd, dankzij onze open archieven. Veel mensen zijn journalistiek gaan doen omdat ze de gemeenschap willen helpen, geloof het of niet. Een gratis krantenarchief verhoogt de kans dat het werk van een journalist daadwerkelijk effect heeft op het leven van mensen." [Tonie van Ringelestijn, 8 april 2005] Bijlage: Overzicht online krantenarchieven april 2005 De Telegraaf - vanaf februari 1996 - gratis sitearchief, nog geen krantenarchief - digitale editie kost 1 euro per dag, 5 euro per week - Switchpoint, Minitix, creditcard - RSS: ja, per rubriek op de site Volkskrant - vanaf 1994 - zowel site- als krantenarchief betaald - 1,15 per artikel, 9,50 voor dagpas archief - switchpoint, minitix, creditcard - RSS: Ja, per rubriek en eigen trefwoord NRC - vanaf januari 1992 - geen toegang krantenarchief voor niet-abonnees - krantenarchief gratis bij webabonnement van 9,95 per maand - switchpoint, creditcard, acceptgiro - RSS: binnenkort Trouw - vanaf 1992 - krantenarchief voor abonnees tot 1 jaar terug
151
- 1,15 euro - Switchpoint, Firstgate click&buy - RSS: slechts 2 feeds Algemeen Dagblad - vanaf 1991 - betaald krantenarchief, abonnees tot 3 jaar terug gratis - 1,15 euro per artikel - Switchpoint - RSS: ja, per rubriek Het Parool - tot 2 jaar terug - gratis sitearchief, betaald krantenarchief - 1 euro per artikel - switchpoint - RSS: ja Financieele Dagblad - vanaf 1985 - betaald site- en krantenarchief, voor abonnees tot 13 maanden gratis - verschillende tarieven per hoeveelheid artikelen: min 2 euro per artikel, 5 euro per bestelling, voor abonnees 1 euro per artikel - creditcard via Bibit - RSS: nog niet Wegenerkranten - vanaf 1999 - gratis sitearchief, geen krantenarchief (betaalde delen bij BN/De Stem) - Bij BN/Destem 1,10 euro per dag, 2 per week, 5 per maand, etc. - betaling BN/De Stem: incasso, creditcard - RSS: nee Nederlands Dagblad - vanaf 1996 - gratis sitearchief, geen krantenarchief, betaald PDF-abonnement, betaalde dossiers - 0,50 per uur toegang tot dossier - Firstgate Click&Buy, machtiging, creditcard - RSS: nee Reformatorisch Dagblad - vanaf 1997 - gratis sitearchief, geen krantenarchief - RSS: nee
152
D4 Invloed spook van anonimiteit valt mee op internet De traditionele journalistiek maakt zelf regelmatig gebruik van anonieme bronnen, maar hekelt tegelijkertijd anonieme scribenten op internet. Dat een serieuze pers niet zonder klokkenluiders kan, die alleen in vertrouwen hun verhaal willen doen, kunnen veel journalisten nog wel accepteren. Maar dat vooral door internet anonieme bronnen rechtstreeks de publiciteit kunnen zoeken en zelfs journalisten niet langer de moeite nemen om zich voor te stellen, roept veel weerstand op. Is dat terecht? Europa haat George W. Bush, maar Amerikanen bespotten tot op de dag van vandaag een veel oudere naam: die van Richard M. Nixon, de inmiddels overleden 37ste president van de Verenigde Staten. Bob Woodward en Carl Bernstein, journalisten van de Washington Post, brachten hem in 1974, onder meer dankzij de anonieme bron 'Deep Throat', ten val. Nog steeds weet niemand wie Deep Throat is - op Bernstein, Woodward en toenmalig hoofdredacteur Benjamin C. Bradlee na. "Zonder Deep Throat was die leugenaar waarschijnlijk nooit naar huis gestuurd", zegt Rogier van Bakel, een Amerikaanse journalist van Nederlandse afkomst, die in 1991 Nederland verliet en ervaring heeft met zowel Nederlandse als Amerikaanse media. Hij krijgt bijval van Stephen Kohn, voorzitter van de Raad van Bestuur van het Amerikaanse National Whistleblower Center: "Zonder journalistieke vertrouwelijkheid zou het publiek nooit iets horen over de meeste overheidsmisstappen." Waarmee maar gezegd wil zijn: het is niet per se verkeerd om als journalist gebruik te maken van informatie uit een voor de lezer onduidelijke bron. De Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) denkt daar hetzelfde over. Sterker nog, nog altijd loopt met steun van de NVJ bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) een rechtszaak rond de gijzeling van Spits-verslaggever Koen Voskuil. Justitie gijzelde hem van 22 september tot 9 oktober 2000, omdat hij weigerde zijn bron te onthullen voor een bericht rond de strafzaak van crimineel Mink K.
153
De rechtszaak bij het EHRM stoelt op het zogeheten Goodwin-arrest uit 1996: de Britse journalist Bill Goodwin van het tijdschrift The Engineer hoefde niet zijn bron prijs te geven voor een artikel over Tetra Business Systems. Het Hof baseert zich daarbij op artikel tien, lid 1, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Dit garandeert de vrijheid van meningsuiting en dus de persvrijheid. Die laatste komt in het geding als journalisten hun bronnen geen vertrouwelijkheid meer kunnen garanderen. Want welke klokkenluider haalt het nog in zijn hoofd om belangrijke informatie te lekken op voorwaarde van anonimiteit, als één dagvaarding genoeg is om de journalist te dwingen die afspraak te schenden? Prudente omgang Toch bestaat in de journalistiek - ondanks rechterlijke goedkeuring - huiver om anonieme informatie te gebruiken. En daarvoor zijn goede redenen. Zo hebben anonieme bronnen het niet altijd bij het rechte eind. Het Amerikaanse opinieblad Newsweek publiceerde op 9 mei 2005 een artikel waarin op basis van een anonieme bron werd gesteld dat ondervragers op de militaire basis in Guantanamo Bay een koran door het toilet hadden gespoeld. Op 15 mei bood Newsweek zijn excuses aan: de anonieme bron had zijn verhaal bijgesteld. Op 16 mei trok Newsweek het artikel zelfs volledig in. In Afghanistan en andere islamitische landen waren inmiddels ten minste zeventien doden gevallen door onlusten als gevolg van het verhaal. Rogier van Bakel is kritisch: "Ik vind niet dat Newsweek iets buitengewoon onoirbaars valt aan te wrijven. Al moet je achteraf constateren dat het wel erg mager was om zo'n verhaal maar aan één enkele bron op te hangen. En die was dus nog onbetrouwbaar ook! Al met al geen goeie beurt van het blad." Een voortdurend journalistiek risico is manipulatie. Van Bakel: "Het gevaar met anonieme bronnen is dan dat de lezer niet weet voor wiens karretje hij of zij gespannen kan worden. Heeft de bron een appeltje te schillen met deze of gene? Is zijn nieuwslek een verkapte wraakoefening?" Hij verwijst naar de zaak-Robert Novak, een Amerikaanse journalist voor de Chicago SunTimes die de naam van CIA-agente Valerie Plame bekendmaakte. Haar echtgenoot, voormalig ambassadeur Jospeh C. Wilson, heeft de theorie geuit dat dit gebeurde om zo wraak te nemen voor het feit dat Wilson regelmatig kritiek op de regering-Bush uitte. Daarnaast is er het gevaar van fraude. Geef een journalist onbeperkt het recht om anonieme bronnen te gebruiken en hij kan zo'n beetje alles beweren zonder daarvoor verantwoording af te leggen. Dat de Europese journalistiek, in tegenstelling tot de Amerikaanse, geen fact checkers kent die met nabellen van bronnen de feiten controleren voor publicatie, draagt daar volgens Van Bakel aan bij: "Het bestaan van een anonieme bron is zelden te verifiëren. Soms moeten verslaggevers hier de identiteit van hun bronnen prijsgeven aan hun directe chef, de hoofdredacteur of fact checker. Dat houdt je eerlijk. Dat komt in Europa een stuk minder voor." Nog steeds twijfels
154
Het Goodwin-arrest geeft journalisten dan ook geen absoluut recht tot bronbescherming. Er kunnen volgens het Hof andere, zwaarder wegende belangen zijn. Dat staat ook met zoveel woorden in lid 2 van hetzelfde artikel 10 van het EVRM dat Goodwin in het gelijk stelde. De vrijlating van Koen Voskuil, zonder dat hij zijn bron had onthuld, wordt soms ten onrechte als overwinning voor de persvrijheid gezien. Immers uit het vonnis blijkt dat de rechter Voskuil nergens gelijk geeft. Letterlijk concludeert de rechter dat, na het horen van tien andere getuigen, "niets anders [kan] worden afgeleid dan dat de verklaring van V. (...) geheel op zichzelf staat en op geen enkele wijze door verklaringen van anderen en/of de inhoud van schriftelijke stukken wordt ondersteund of bevestigd. In tegendeel: de verklaring van V. wordt door verklaringen van 10 verbalisanten (...) tegengesproken." In gewoon Nederlands: de rechter achtte Voskuil totaal ongeloofwaardig. Voskuil werd vrijgelaten, niet omdat de rechter boog voor diens ijzeren wil, maar omdat er toch niets nuttigs uit zijn mond zou komen: "Nu aan de verklaring van V. in de strafzaken tegen Van S. en H. geen betekenis toekomt, dient de gijzeling van V. ook geen enkel belang meer. Deze moet derhalve met onmiddellijke ingang worden opgeheven." Beruchte gevallen De zaak-Voskuil is ambigu omdat ze nog steeds onder de rechter is. Dat geldt niet voor drie journalistieke drama's in de Verenigde Staten met anonieme bronnen. Een berucht geval vormde de jonge journalist Stephen Glass, die in de jaren negentig voor het prestigieuze opinieblad The New Republic schreef. Glass kwam ten val, nadat Forbes-verslaggever Adam Penenburg in 1998 het verhaal 'Hack Heaven', over een jonge hacker, besloot te controleren. Er bleek niets van waar. The New Republic stelde daarop zelf vast dat Glass ten minste 27 van de 41 bijdragen baseerde op fictieve personen en uitspraken van fictieve 'anonieme bronnen'. In 2003 vertrok Jayson Blair bij de New York Times om soortgelijke journalistieke fraude. Ook Blair verzon regelmatig anonieme bronnen. De New York Times bleek onvoldoende toezicht te hebben gehouden op de toen 27-jarige verslaggever. Hoofdredacteur Howell Raines en redactiechef Gerald Boyd trokken hun conclusies en stapten kort na Blairs vertrek op. En ook dit jaar lijkt het weer raak te zijn. Op 9 mei publiceerde het technologietijdschrift Wired een verklaring waarin artikelen van freelance journaliste Michelle Delio in twijfel worden getrokken. Penenburg - dezelfde die Glass ten val bracht - had Delio's verhalen onderzocht. Veel van haar (soms anonieme) bronnen bleken onvindbaar. MIT Technology Review trok al eerder twee artikelen van Delio om soortgelijke redenen in, nadat van de tien gecontroleerde verhalen er slechts drie niet discutabel waren. Het blad Infoworld ten slotte verwijderde vier van Delio's artikelen op grond van anonieme bronnen. Lange geschiedenis Van het voorrecht om anonieme bronnen te kunnen gebruiken, kan en wordt dus soms misbruik gemaakt. En ook als de journalist te goeder trouw handelt, kan het dramatisch misgaan, zoals het Newsweek-voorbeeld aantoont. Des te begrijpelijker is dan ook de scepsis
155
jegens internet, waar anonieme bronnen niet eens meer een journalist hoeven te overtuigen, maar zonder enige drempel zelf kunnen publiceren. In theorie mocht iedereen zich altijd al journalist noemen, een logisch gevolg van artikel 7 van de Grondwet, dat vrijheid van meningsuiting garandeert. Maar dankzij weblogs en andere gebruiksvriendelijke publicatiemethodes kan, wie dat wil, dit grondwettelijke recht in praktijk brengen. Een Amerikaanse dienst als Invisiblog is doelbewust opgezet om iedereen de gelegenheid te geven om anoniem te publiceren. Dus doemen er bezwaren op, die al een lange geschiedenis kennen. Anton Ekker, die aan het Instituut voor Informatierecht (IVIR) werkt aan een proefschrift over anonimiteit, verwijst naar de begindagen van de drukpers. Die was toen, net als internet nu, een belangrijke technische doorbraak naar meer publicatie- of persvrijheid. "Aan het begin van de 16de eeuw werd Nederland overspoeld met geschriften. De katholieke kerk voerde censuur in. Het gevolg was dat de pamfletschrijvers de anonimiteit zochten. Waarop de kerk anonimiteit verbood", weet Ekker. "Anonieme journalistiek is gevaarlijk", stelde de Britse schrijver Gilbert Keith Chesterton in 1909 onomwonden. En die mening wordt nog altijd gedeeld - onder meer door Hans Verploeg, secretaris van de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ): "Anonimiteit is er om je bron te beschermen, niet om jezelf te beschermen". Leo Enthoven, chef journalistieke opleidingen bij Wegener, denkt daar hetzelfde over: "Mensen dienen open en eerlijk voor hun meningen uit te komen, ook al zijn die meningen controversieel, ook al schurken die meningen aan tegen datgene dat wettelijk nog net is toegestaan." Levensgevaar als reden Toch gebruiken traditionelere media anonieme online publicaties soms (aarzelend) als bron ook als die niet te verifiëren zijn. Het bekendste voorbeeld hiervan is de 'Baghdad Blogger', die in 2003 vanuit de Iraakse hoofdstad op zijn weblog Where is Raed? schreef over lokale gebeurtenissen in de opmaat naar de Amerikaans-Britse invasie van zijn land. Where is Raed? stelde journalisten voor een dilemma: het bestaan van het blog was een nieuwsfeit op zich, maar niemand durfde het al te serieus te nemen. Per slot van rekening was niet duidelijk wie er achter de site zat - zelfs niet of de persoon die zich 'Salam Pax' noemde een Irakees was. The Guardian-correspondent Rory McCarthy spoorde uiteindelijk de man achter 'Where is Raed' op. Dat bleek een 29-jarige architect, die prompt werd ingehuurd om voor The Guardian columns te gaan schrijven. Maar ook daarbij werd zijn (valse) achternaam afgedrukt, daar Pax in Irak gevaar kon lopen. Ironisch genoeg bleek Pax op zijn blog vaak te hebben geschreven over zijn belevenissen als vertaler van een Amerikaanse journalist. Dat bleek Peter Maass te zijn, die dat zelf pas ontdekte na terugkeer in de Verenigde Staten. Levensgevaar is ook een reden voor journalisten om op internet anoniem te publiceren. Illustratief is de Amerikaanse Marika Olsen, voormalige medewerker van CNN en Time, die in Oezbekistan een weblog onderhield met slechts de initialen M.O. als hint naar haar
156
identiteit. Wie de stukjes wilde lezen, moest bovendien eerst per e-mail bij Olsen een wachtwoord aanvragen. Olsen noch Pax ontmoetten kritiek van journalisten voor de gekozen anonimiteit, in tegenstelling tot de personen achter zogeheten 'shock blogs' als GeenStijl en VKmag (voorheen 'Volkomen Kut'). Daar worden schuilnamen gebruikt als Prof. Hoxha en Lula Lovelips, iets waar Verploeg van de NVJ niet enthousiast van wordt: "In het circuit weten mensen wel wie er achter GeenStijl zit, maar de gewone lezer weet dat niet. Het is wel heel prettig als ergens een naam bijstaat, zodat je weet wie het zegt." Enthoven van Wegener valt hem bij: "Ik heb de identiteit van de verkondiger van een mening nodig om zowel belang als waarde van die mening goed te kunnen beoordelen." Maar is dit representatief voor online publicaties? Ook gedrukte media kennen immers columnisten onder pseudoniem, zoals de Volkskrant met Maaike Helder (Hugo Brandt Corstius) en Kader Abdollah (Hossein Sadjadi Ghaemma). Een blad als The Economist publiceert vrijwel alle stukken anoniem, hoewel deze doorgaans zeer opiniërend van karakter zijn. Volgens The Economist is het blad een collectief product, wat haaks staat op het toeschrijven van artikelen aan personen. Ook de makers van GeenStijl beriepen zich daarop. Bovendien zeiden ze voor verhulling van hun identiteit te kiezen vanwege persoonlijk gevaar, van onder meer rechtsextremistische jongeren waarover ze kritisch schreven. Een pseudoniem gebruiken, zoals op GeenStijl en VolkomenKut gebeurt, betekent bovendien niet dat de lezer daardoor wordt beroofd van zijn vermogen kritisch te zijn. Dat beargumenteert althans Marleen Zachte, betaald weblogger voor Quotenet: "Mensen die onder een nickname loggen, bouwen net als anderen een oeuvre op. Dat biedt een referentiekader met een soort betrouwbaarheidsfactor." Met andere woorden: zolang iemand maar lang genoeg onder dezelfde schuilnaam publiceert, biedt deze voor de lezer net zoveel herkenning als een echte naam. Wat Hugo Brandt Corstius mag, is ook toegestaan voor genoemde shocklogs, lijkt het op het eerste gezicht. Maar de genoemde blogs hebben er geen enkele moeite mee om van andere personen wel de persoonlijke gegevens de wereld in te helpen, als ze dat moreel gerechtvaardigd vinden. Zo publiceerde GeenStijl onlangs nog de volledige naam van een leraar die werd verdacht van ontucht met leerlingen. Vkmag zette zijn lezers op het spoor van de personen achter een website waarop dubieuze foto's te zien waren van jonge kinderen in zwemkleding. Dergelijke naming and shaming behoort bepaald niet tot de Nederlandse journalistieke traditie, maar past wel in een trend van meer media. Elsevier publiceerde de verdachte van de moord op Theo van Gogh met zijn achternaam, Justitie gaf in Opsporing Verzocht het portret van de verdachte zonder balkje voor de ogen vrij. En SBS6 toonde herkenbaar een buurtbewoner in de Graafsewijk van Den Bosch die bekende zijn stiefdochter te hebben misbruikt. Belangrijke rol
157
Of weblogs zich zoveel onfatsoenlijker gedragen dan traditionelere media, is dus nog maar de vraag. Daar staat tegenover dat anonieme internetpublicaties een belangrijke rol hebben gekregen in de informatievoorziening. Berichten van met name GeenStijl worden regelmatig overgenomen in andere media. Een stukje op die site over vermeende misstanden bij een prijsvraag van muziekzender TMF leidde zelfs tot Kamervragen. Hetzelfde gebeurde na een stuk van GeenStijl over het communicatiesysteem C2000. Minder bekend is de site Kleintje Muurkrant, waar samenvattingen van telefoongesprekken uit het politieonderzoek naar de moord op topcrimineel Sam Klepper verschenen. Het Parool schreef er in augustus 2004 over. Wanneer het er echt op aankomt, blijken de 'shock blogs' zich braaf te kunnen gedragen. Zo kondigde GeenStijl op 28 januari onthullingen aan over een onderzoek naar mensensmokkel door de Koninklijke Marechaussee. Op basis van een anonieme bron beloofde het blog zijn lezers een 'Worddocument van 75 pagina's met daarin gesprekken, telefoonnummers en smsjes van verdachten'. Enkele uren later kwam GeenStijl op dat voornemen terug, na een telefoontje van Justitie, die dreigde met vervolging. GeenStijl motiveerde het intrekken van de voorgenomen publicatie als volgt: "Het mag natuurlijk niet zo zijn dat een lopend en grootschalig onderzoek naar mensensmokkelaars stuk loopt." Gescholden Er wordt ook veel gescholden op internet, maar het lijkt er niet op dat anoniem geblèr een vruchtbare toekomst tegemoet gaat. Daarvoor zijn drie hoofdredenen: marktwerking, het zelfreinigende vermogen van internet en de matigende werking van de rechterlijke macht. Wat betreft marktwerking geldt het principe dat er inmiddels te veel websites zijn om alles nog te kunnen (ver)volgen. Alleen al het aantal weblogs is geëxplodeerd. Voor Nederland noemde Netkwesties cijfers van een kwart tot een half miljoen. Het spreekt voor zich dat geen lezer die allemaal bij kan houden. Daaruit volgt weer dat automatisch selectie optreedt. Sites die constant onzin verkondigen, zullen snel lezers verliezen - en omgekeerd. Bij het bepalen van de betrouwbaarheid helpt een tweede filter: het zelfreinigend vermogen van internet. De jarenlange fictie van de mondige lezer is, mede dankzij weblogs, werkelijkheid geworden. Als een site onjuistheden afdrukt, wordt de maker daar vaak snel op gewezen, meestal in de reactiepanelen onder de berichten op de weblogs. Sites die hier niet over beschikken, worden steeds meer gewantrouwd. Weblogs corrigeren elkaar ook, en ook gevestigde media. En tv-station CBS zag zich gedwongen verontschuldigingen aan te bieden voor een uitzending waarin vervalste documenten over de diensttijd van George W. Bush als echt werden gepresenteerd. Weblogs toonden aan dat het om een vervalsing (pdf) ging. "Het zelfreinigend vermogen is op internet een stuk groter dan in de traditionele media", zegt Zachte van Quotenet. "Iedereen die van een bepaald onderwerp veel afweet, leest regelmatig onzin in de krant, geschreven door niet-anonieme journalisten, die niet de moeite nemen om correcties aan te brengen. Op internet gebeurt dat sneller, puur omdat het gemakkelijker is." Zachte verwijst naar een column die internetpublicist Francisco van Jole schreef en die zowel in de Volkskrant als op website 2525.com verscheen. Later publiceerde Van Jole hierop een correctie. Die verscheen echter niet in de Volkskrant, maar enkel online.
158
Soms ontbreekt de zelfreiniging of biedt het slachtoffer een onvoldoende genoegdoening. In dat geval is er de rechter als laatste filter. Die heeft zowel in Nederland als in het buitenland tot dusver korte metten gemaakt met personen die de anonimiteit van internet misbruiken. Dat blijkt onder meer uit de jurisprudentie van de zaak-Pessers. Advocaat en postzegelhandelaar Augustinus Pessers werd op de site van een anonieme Lycos-klant beschuldigd van zakelijk bedrog. Op de site 'Stop the Fraud' stonden teksten als "Have you been ripped off by
[email protected] on E-bay, join our quest for justice!!". Pessers bloeiende handel in postzegels via veilingsite eBay, met een jaarlijkse omzet van 350.000 euro, zou daardoor schade hebben geleden. Uit de uitspraak (pdf) van het Gerechtshof van Amsterdam blijkt de rechter allerminst tolerant te staan tegenover misbruik van anonimiteit. Lycos moest de naam- en adresgegevens van de anonieme klager prijsgeven. Pessers schoot daar overigens niets mee op, omdat de gegevens vals waren. De zaak ligt nu bij de Hoge Raad. Dit lijkt een nuttige ontwikkeling tegen misbruik. Caspar Wenckebach, de advocaat van Lycos, vreest echter voor de uitwerking van het vonnis: "Het Hof heeft gezegd dat je als internetaanbieder de adresgegevens van een klant moet aangeven als de andere partij aannemelijk kan maken dat de informatie mogelijk onrechtmatig is. Zo'n lage drempel voor de eiser van adresgegevens vind ik wel vrij ver gaan." Wenckebach is bang dat de jurisprudentie ertoe zal leiden dat internetaanbieders sneller gegevens zullen vrijgeven: "Ze gaan niet elke keer de rechter opnieuw om een afweging vragen." Ook is Wenckebach bang voor zelfcensuur van internetgebruikers. Dat laatste bezwaar klinkt ook door in het repliek van Lycos aan de Hoge Raad. Daarin schrijven de advocaten Egbert Dommering en Remy Chavannes: "De mogelijkheid om anoniem te communiceren [is] een essentieel onderdeel van de vrijheid van meningsuiting. Een regel die die anonimiteit in de meeste gevallen gemakkelijk opheft [heeft] een verstikkende werking op de vrijheid van meningsuiting." (Alle stukken van de rechtszaak staan hier.) Saillant detail: auteursrechtenorganisatie Brein betaalt mee in de zaak tegen Lycos. Brein wil dat Pessers wint, want de organisatie hoopt dat het in de toekomst makkelijker wordt om adresgegevens bij internetaanbieders op te vragen. Dat zou het makkelijker maken om personen aan te pakken die illegaal en ook anoniem muziek aanbieden via P2P-netwerken. Tot dusver blijkt dus uit niets dat misbruik van anonimiteit wordt getolereerd. Daar komt bij dat anonimiteit zelf steeds meer onder vuur ligt. Weliswaar kan een slimme internetgebruiker met behulp van gratis programma's als TOR en Privoxy uit het zicht blijven. Maar niet iedereen heeft die kennis, denkt internetadvocaat Christiaan Alberdingk Thijm van Solv: "De anonimiteit op internet is voor een groot deel schijn-anonimiteit. Het is in de meeste gevallen wel mogelijk iemands identiteit te achterhalen, bijvoorbeeld aan de hand van een IP-adres." Pro en contra De negatieve effecten van anonimiteit vallen mee en wegen minder zwaar dan de voordelen. "Je kunt anonimiteit voor twee dingen gebruiken", zegt Eugene Volokh, een Amerikaanse jurist die ondermeer een standaardwerk over de vrijheid van meningsuiting (het First
159
Amendment) schreef en een weblog bijhoudt. "In het eerste geval gebruik je anonimiteit in een debat, omdat je niet wilt dat mensen weten wie je bent. Tijdens de Amerikaanse Revolutie was dat heel gewoon. Bekende revolutionairen als James Madison schreven onder het synoniem 'Publius', omdat ze niet wilden dat hun identiteit afleidde van de discussie. Omgekeerd zijn er ook mensen die om persoonlijke redenen liever geheim blijven. Dat geeft niet. Mensen kunnen zelf wel beslissen of ze een anonieme mening serieus nemen", zegt Volokh. "In het tweede geval wordt anonimiteit gebruikt om valse beschuldigingen, dus geen opinies of feitelijkheden, te uiten aan het adres van een ander. Dat zou laster kunnen zijn, en je kunt je daar dan niet tegen verdedigen." Volokh tilt hier niet zo zwaar aan, om dezelfde reden die Marleen Zachte noemde, reputatie-opbouw. De anonieme beschuldiger komt zelf in een slecht daglicht te staan. "De meeste mensen worden vanzelf achterdochtig als ze anonieme beschuldigingen horen. Daarom denk ik dat het wel meevalt met het gevaar dat anonimiteit kan vormen." In goed-Amerikaanse traditie adviseert Volokh dan ook de zelfredzaamheid, mocht het hoger beroep in de Pessers-zaak door Lycos worden verloren. "Consumenten moeten van hun internetaanbieders gewoon eisen dat die geen persoonsgegevens overhandigen aan derden zonder dat die iedere keer weer een gerechtelijk bevel eisen", zegt Volokh. En internetaanbieders die enkel op grond van jurisprudentie persoonsgegevens overleggen, dienen aan de schandpaal te worden genageld. Volokh: "Waarom geen 'Rat van het Jaar'-prijs voor de internetaanbieder die het makkelijkste persoonlijke gegevens overlegt?" Zoiets is er echter al: Bits of Freedom met zijn Big Brother Awards voor notoire privacyschenders. Aan de andere kant ontbreekt er nog een 'Rat van het Jaar'-prijs voor de smerigste anonieme leugen. Met de winnaar met een bivakmuts op het podium en journalisten en loggers die er alleen over mogen schrijven als ze beloven hun naam boven het artikel te zetten. [Arjan Dasselaar, 20 mei 2005]
160
D5 Geld verdienen met journalistiek online: van donaties tot tekstbanken Media of lezers die direct artikelen bij de journalist afrekenen, abonnementen op weblogs en gesponsorde links. Op welke nieuwe manieren kunnen journalisten met hun werk geld verdienen op internet? Netkwesties maakte een inventarisatie. Toen eind jaren negentig de hype rond internet zijn hoogtepunt bereikte, gloorde er voor freelance journalisten een gouden handel op het wereldwijde web, dachten sommige waarzeggers. Golden Days for Web Freelancing, kopte de Online Journalism Review in 1999. Internetsites boden freelancers goede tarieven voor hun stukken. Twee jaar later was de situatie totaal omgekeerd. Veel sites gingen ten onder of moesten terugvallen op goedkope ingekochte content van grote persbureaus. De conclusie, een jaar later afkomstig opnieuw van de Online Journalism Review: het freelance-feest is over. In de hoogtijdagen specialiseerde een handvol sites zich zelfs in het bij elkaar brengen van de vraag en aanbod in 'content', zoals Content-Exchange, Correspondent.com en Worldarchive.com. Content-Exchange bestond uit een database van meer dan duizend freelance journalisten, gerangschikt op onderwerp en prijzen, Correspondent.com vroeg 15 procent op elk via de site verkocht artikel, terwijl Worldarchive journalisten 70 procent beloofde van de advertentieopbrengsten bij de artikelen die ze hadden geplaatst. Pressurge De drie sites bestaan geen van alle meer. En dat zegt genoeg: sites die freelance journalisten directe online verkoop beloven, lijken gedoemd te mislukken. Het Nederlandse Pressurge is daar ook een goed voorbeeld van. Deze grote databank biedt mogelijke kopers de inleidingen van artikelen. Willen ze die lezen en eventueel kopen, kunnen ze met de desbetreffende journalist contact opnemen over de prijs.
161
Het leek een leuk idee, maar het kwam niet van de grond. De site bestaat na zes jaar nog wel, maar er verschijnt gemiddeld slechts één artikel per maand en dan ook nog eens vooral Engelstalig. De site telt slechts 18 ingeschreven abonnees. Initiatiefnemer Marco Leer, tegenwoordig van het internetbedrijfje Half2, legt uit waarom hij de site in 1999 begon: "Ik was een beetje pissig over de omgang met rechten van freelancers door grote uitgevers als PCM en Wegener. Freelancers zitten onderaan in de journalistieke voedselketen en hebben het meest te lijden van bezuinigingen en misbruik van hun auteursrechten. Ik wilde kijken of we freelancers zelf een optie konden geven om te verdienen met het hergebruik van hun materiaal, en pogen hen beter te organiseren. Dat bleek niet te werken", constateert hij droogjes. In totaal hebben 144 freelancers artikelen op Pressurge gezet. "Maar slechts een kleine groep was fanatiek bezig met het plaatsen van stukken, de rest liet het afweten." Waar dat aan ligt weet hij niet. "Het is niet aangetoond dat Pressurge in een behoefte voorziet. Ik kan me voorstellen dat je als journalist eieren voor je geld kiest en je auteursrecht weggeeft aan de uitgever. De onderhandelingspositie is al niet al te uitgebreid tegenwoordig." Leer weet niet hoeveel mensen nu daadwerkelijk via de site artikelen hebben gekocht. "Pressurge is slechts een doorgeefluik. Ik bemoei me verder niet met de verkoop van artikelen. Drie jaar geleden kreeg ik wel een e-mail van een freelancer die via Pressurge een artikel aan een of ander blad had verkocht. Het was in een half uurtje geregeld, schreef hij." Journalisten gebruikten de site ook niet goed, vindt hij. "Vooral voor journalisten uit de Derde Wereld zou dit op een goedkope manier een soort persbureau kunnen zijn. Het biedt alle opties. Journalisten moet ook meer stukken plaatsen die actueel zijn en waarmee ze kunnen scoren." Rouwig is Leer niet om het falen van Pressurge. "Ik had er zelf geen belang bij. Het opzetten van de site kostte weinig. Het is best een aardig systeem, het werkt goed, maar ziet er misschien niet zo goed uit", zo meent hij, om nog even uit te halen: "Ach, het is een idealistisch initiatief, ontstaan vanuit een oprechte verontwaardiging over de dagbladmaffia. De pest met journalisten is dat ze ontzettend kritisch zijn op van alles en nog wat, totdat het over hun boterham gaat, dan hebben ze zwakke knieën." Featurewell Een Amerikaanse site die het model van Pressurge serieuzer en beter heeft aangepakt is Featurewell.com Deze site, opgezet door freelance journalist David Wallis, biedt net als Pressurge een database met artikelen van freelancers. Het verschil is dat alleen goedgekeurde schrijvers worden toegelaten. Bovendien werkt de site echt als een soort eBay-veiling: uitgevers kunnen de rechten op artikelen direct kopen op de site. Featurewell houdt vervolgens 40 procent van de opbrengst, de auteurs ontvangen 60 procent. Dat is voor journalisten vaak beter dan de tarieven bij andere 'syndicates', bedrijven die handelen in het doorplaatsen van artikelen. Op de site staan vooral stukken van bekende journalisten die al elders zijn gepubliceerd. Featurewell.com verkoopt vervolgens de 'tweede' rechten binnen Amerika of direct aan buitenlandse media. Dat de site na vijf jaar nog regelmatig wordt bijgevuld, bewijst het
162
succes. Inmiddels heeft Featurewell meer dan duizend journalisten en ongeveer evenveel ingeschreven klanten, voornamelijk eindredacteuren bij kranten en tijdschriften. In een interview zegt Wallis van Featurewell dat hij 75 procent van de circa 160 opgestuurde artikelen per week weigert. "Ik ben heel erg kieskeurig. Ik richt me op goed geschreven artikelen. Waarover ze gaan, dat maakt me niet uit. Het belangrijkste is dat de artikelen een goede stijl hebben en dat ze van een hoge journalistieke kwaliteit zijn." In een ander interview vertelt Wallis dat hij de prijs van artikelen niet alleen baseert op de lengte, maar ook op de nieuwswaarde, de grootte van het medium dat het koopt en de rechten die eraan verbonden zijn. De site heeft inmiddels voor meer dan een miljoen dollar aan artikelen verkocht. Naast Featurewell zijn er in Amerika nog tientallen syndicatiebureaus die tegenwoordig grotendeels via internet werken zoals Mediabistro. Speciaal voor reisjournalisten is er de online marktplaats iTravelSyndicate.
Beeldbanken Voor fotojournalisten bestaan er al jaren online beeldbanken waarmee ze materiaal kunnen verkopen. Sinds vorig jaar biedt ook de Nederlandse vereniging van persfotografen NVF haar leden de mogelijkheid dankzij internet geld te verdienen. In januari ging namelijk de site DeFotojournalist.nl online. Aangesloten fotografen kunnen daar tot 1.600 maximaal foto's van hun werk uploaden. Zo ontstaat een enorme beeldbank. Voor fotografen niet alleen goede reclame en een online portfolio van hun werk, het is ook een manier om geld te verdienen. "Het bezoek aan de site en het aantal inschrijvingen loopt aardig, naar verwachting. Ik kan niet zien wat er door onze site is verkocht aan foto's, dat is de zaak van de individuele journalisten. Mensen moeten met hen zelf contact opnemen", zegt Marijke Wilms van de NVF, een onderdeel van journalistenvakbond NVJ. Inmiddels staan er meer dan 200 fotografen op de site. "Vroeger hadden we een gedrukte ledenlijst. Met deze site is het de bedoeling dat fotografen er nog meer opdrachten uit kunnen halen. Ieder lid kan zo zijn eigen online beeldbank krijgen. Dat komt de uitoefening van het beroep ten goede", zegt Elly Speet van de NVJ. "Ik weet dat een aantal media de site hanteren en dat er enkele fotojournalisten ook opdrachten hebben gekregen dankzij de site." Het project behoeft nog verfijning, vertelt Speet. Zo is het vinden van foto's nog een probleem. Een model waarbij de foto's van de fotojournalisten direct op de site zouden zijn af te rekenen ziet ze voorlopig nog niet zitten. "Dat is een brug te ver. We hebben hier al meer dan een jaar over gedaan voor het online was." Het concept van Defotojournalist.nl is wellicht ook toepasbaar op teksten van de schrijvende pers. Het onderdeel Zoek een Freelancer op de site van de NVJ wordt volgens Speet later dit jaar aangepast. "Daarbij denken we aan de mogelijkheid om een portfolio toe te voegen." Grootste verschil tussen een beeldbank en een tekstarchief is volgens haar dat foto's makkelijker in te delen zijn in categoriën.
163
Betalende abonnees Een andere aanpak waarbij de gebruikers van de content moeten betalen is het abonneemodel, in Nederland schaars toegepast. Een daarvan is Qure, een site met nieuws over het gebruik van ICT in de gezondheidszorg. Dat lijkt een beperkt onderwerpsgebied, maar volgens de maker, vakjournalist Ton Smit (voorheen freelancer voor o.a. Automatiseringgids) lijkt de site na meer dan een jaar een succes. "Ik bereik later dit jaar het break-even punt." Abonnementen op Qure.nl kosten 80 euro per jaar. Smit biedt geen gratis artikelen of proefabonnementen. Smit schreef sinds 1988 voor vakbladen over automatisering in de zorgsector, maar biedt nu naar eigen zeggen een onafhankelijkere nieuwsbron dan andere media die daar over schrijven. Zelf typeert hij zijn e-zine als volgt: "Qure is gewoon neutraal en daarmee verdienen we onze boterham. (..) Inhoud en toonzetting van artikelen in Qure staat op geen enkele wijze onder invloed van adverteerders, sponsors, koepels, bedrijven, Nictiz of beleidsmakers. Het geboden nieuws is het meest onafhankelijke dat we u kunnen bieden." Die onafhankelijkheid van adverteerders en sponsors is het grootste voordeel van het abonneemodel. Het grootste nadeel is dat maar weinig informatieve websites voldoende betalende bezoekers hebben. Toch zijn er gelovigen voor dit model, zoals internetondernemer Michiel Frackers, die een eigen webloguitgeverij wil beginnen. Maar hij twijfelt of journalistiek daarin een belangrijke plek krijgt. Er zijn attractiever onderwerpen: "Ik maak met actrice Georgina Verbaan haar website en daarop moeten mensen betalen voor toegang tot filmpjes en foto's. Dat werkt goed. Betalen gaat heel gemakkelijk via een 0900-nummer. Een populaire site met veel bezoekers als Geenstijl zou ook zo'n soort abonnementen kunnen invoeren." Volgens Jan Jasper de Konink van Focus-In, een site met journalistiek e-zines voor alleenstaanden (SinglesMagazine en voor daters, M/V Life, werken betaalconcepten voor informatie op internet niet. "Je moet altijd een groot deel gratis aanbieden. Bovendien moet je dan erg uniek zijn, want anders zoeken bezoekers het elders wel gratis. Microbetalingen werken alleen bij sekssites, voor journalistiek niet. Dat is toch wel gratis te vinden, denken de mensen." In Amerika zijn er diverse voorbeelden van journalistieke sites die niet voldoende abonnees trokken, zoals de betaalde weblog Mediaspun en de nieuwsite Inside.com. Ook het bekende ezine Salon.com weet het hoofd toch vooral dankzij adverteerders en sponsors het hoofd boven water te houden, en niet dankzij de betalende lezers. Andere grote nieuwssites zien steeds minder in betalende internetters, zo bleek uit het rapport State of the News Media 2005. Van de ondervraagde mediasites had in 2005 95 procent geen inkomsten van betalende internetters. Voor het onderzoek werden de nieuwssites onder meer de volgende stelling voorgelegd: "In de komende vijf jaar zullen we een systeem van microbetalingen hebben en zullen bezoekers kleine bedragen per artikel moeten betalen." In 1996 was 30 procent van de ondervraagden het daarmee eens, in 2005 nog slechts 21 procent. Het percentage mediasites dat antwoordde het 'zeer oneens' te zijn met deze stelling steeg in negen jaar tijd van 7,5 tot 13 procent. Donaties
164
Als mensen al geen kleine bedragen willen betalen, dan lijkt het nog minder kansrijk om van internetters een vrijwillige bijdrage te vragen. Alleen in Amerika zijn er een paar journalisten die hun boterham verdienen met donaties van bezoekers. Dat geldt onder meer voor Andrew Sullivan die alleen in 2002 al 80.000 dollar ophaalde via de doneerknoppen op zijn weblog. Ook weblogger Jason Kottke, strikt genomen geen journalist, hield met succes de hand op. Nog talloze andere webloggers zetten een Paypal-knop op hun site, maar de meesten zal het niet meer dan een paar dollar opleveren. "Door je artikelen op internet te zetten kan je geen geld verdienen, dat lijkt me duidelijk. Internetters die artikelen bij de journalist afrekenen met Paypal? Dat kan ik me echt niet voorstellen", zegt Leer van Pressurge. Paypal is overigens niet het enige online betalingssysteem dat geschikt is voor het ontvangen van donaties. Dat kan ook met Bitpass, Amazon Honor System. In Nederland zouden online betaalsystemen als Bibit, Ogone en Bill daar in principe ook geschikt voor kunnen zijn, maar de kans dat ook maar één Nederlandse journalist in de voetsporen treedt van de Amerikaanse Christopher Allbritton is klein. Allbritton is namelijk tot nu toe de enige journalist die een tijdlang direct betaald is door zijn lezers van zijn weblog Back-To-Iraq. In de aanloop naar de oorlog in Irak haalde de voormalig verslaggever voor Associated Press en de New York Daily News in korte tijd meer dan 15.000 dollar op. Van dat geld verbleef hij maandenlang in Irak om te webloggen. Het was in ieder geval goed voor zijn naamsbekendheid, want inmiddels is Allbritton terug in Irak, maar dan als betaalde correspondent voor onder andere Time. Als journalisten afhankelijk worden van webdonaties van lezers, bestaat de kans dat ze hen veel meer naar de mond gaan schrijven, omdat de relatie met lezers, ook door reactiepanelen en e-mail, directer is geworden. In een interview met een Duits weblog zegt Christopher Allbritton: "Sommige mensen waren het niet eens met mijn berichtgeving over George Bush en zouden niet betaald hebben als ze dat tevoren hadden geweten." 'Persoonlijk en professioneel' noemt Allbritton zijn weblog. "Maar financieel gezien niet. (..) De operationele kosten zijn eruit, maar niet die van mijn levensonderhoud." Allbritton werkt aan een andere manier om toch wat geld over te houden aan zijn Irak-avontuur: een boek. Hij betwijfelt zelf ook of het donatiemodel ook voor meer 'normalere' onderwerpen zal werken. "Het grootste probleem is dat er een oplossing moet komen voor de kosten die de journalist maakt voor en tijdens zijn werkzaamheden." Internetters willen pas doneren als ze weten waar ze geld aan uitgeven, en dus moet een weblog al een goede reputatie hebben opgebouwd. Dat kost de journalist veel tijd, en daarmee geld. Een model waarbij een journalist zijn diensten aanbiedt op Ebay ziet hij niet zitten. "Dat zie ik op dit moment niet zitten. Met Back-to-Iraq wilde ik niet mijn boterham verdienen, ik wilde slechts aantonen dat dit idee in uitzonderlijke gevallen mogelijk is. Ik denk werkelijk niet dat persoonlijke weblogs de dominerende vorm van nieuwsmedia zullen worden. Daarvoor staan ze te vol met meningen en ongecheckte feiten", aldus Allbritton op Mehrzweckbeutel.de. Advertentienetwerken
165
Populaire weblogs hebben de afgelopen jaren bewezen dat er met advertenties wel voldoende inkomsten binnenkomen, soms sponsoring. Volgens Michiel Frackers zijn grote bezoekersaantallen niet per se nodig om met een weblog geld te verdienen. Hij zette twee jaar geleden de weblog van het maandblad Quote op. "Met een fractie van het bezoek van populaire sites als Geenstijl.nl levert Quotenet tien keer zoveel op", beweert Frackers, zonder dat te staven. Cruciaal is volgens Frackers dat de weblog van Quotenet een goed afgebakende doelgroep heeft. Oftewel: hoe specialistischer de journalist, en zijn doelgroep, hoe beter het adverteerders trekken is. "Alle mythes dat je met weblogs geen geld kunt verdienen heb ik met Quotenet doorgeprikt. We hebben meer aanvragen voor banners op de site dan we daarwerkelijk op dit moment kunnen tonen. Belangrijk is ook dat er een goed mediabureau achter zit die de advertenties verkoopt." Zelf heeft Frackers op zijn persoonlijke weblog meerdere adverteerders die binnenkomen via het advertentienetwerk van VNU. Daarnaast staat de inhoud van zijn weblog op ook de site van het vakblad Emerce. Jasper Jan de Konink van Focus-In is minder enthousiast over de kansen van journalistiek op internet: "Adverteerders zijn kieskeurig. Ze sponsoren liever dingen die ze al kennen, zoals Skyradio.nl. Andere sites met goede bezoekersaantallen worden gewantrouwd, want ze hebben een lage status. Onze twee magazines op internet hebben daar ook last van. Grote adverteerders van grote merken sluiten het liefst één deal. Heel specifiek en gericht adverteren is nog lastig voor ze." Het is tegenwoordig niet meer noodzakelijk om zelf adverteerders te werven: diverse advertentienetwerken verzorgen ze automatisch, soms zelfs ongeacht het aantal bezoekers dat er langskomt. Het bekendste advertentienetwerk is dat van Google: Adsense. De tekstlinks zijn gerelateerd aan de inhoud van de pagina en leveren wisselende bedragen per klik op, afhankelijk van de populariteit van de trefwoorden waaraan ze aangekoppeld zijn. In Amerika zijn er nog enkele soortgelijke systemen. Bij Blogads koopt de adverteerder niet op basis van trefwoorden op de webpagina's, maar specifiek op welke sites ze willen adverteren. Blogads is voorlopig alleen beschikbaar voor Amerikaanse weblogs. Dat geldt ook voor de meeste advertentienetwerken uit dit rijtje: AdBrite, FastClick, ClickBank en LinkShare. In Nederland zijn er ook enkele kleine advertentienetwerken: WebAds, Adpepper, Netdirect en M4N. Deze staan nog niet al te zeer open voor jan en alleman. Leven van Google Google's Adsense is op dit moment de beste keuze voor sitemakers. In een recente column in HCCMagazine schrijft journaliste Corrie Gerritsma dat ze met haar webdagboek, die zo'n 750 bezoekers per dag trekt, in drie weken tijd 60 dollar heeft verdiend met Google-ads. "Ik vind het een leuk extraatje, dat weblog hield ik zonder verdiensten toch ook al bij." Maar er zijn ook Nederlandse websitemakers die een flink deel van hun bestaan aan Google te danken hebben. Eén daarvan is freelance redacteur Wessel Zweers, tevens eindredacteur van Netkwesties. Zijn wandelwebsite Tweevoeter.nl trekt zo'n 5.000 bezoekers per dag en maakt sinds kort bescheiden winst. In het Radio 1-programma Radio Online zei hij eerder dit jaar: "Ik verdien met Google-advertenties inmiddels een substantieel deel van mijn inkomen."
166
Het kan dus wel, alhoewel de resultaten van de Google-advertenties sterk per onderwerp verschillen. Uit eigen onderzoek blijkt in ieder geval dat advertenties met trefwoorden die iets te maken hebben met pensioenen meer opleveren dan politieke onderwerpen. Zelfs de manier van schrijven kan erdoor worden beïnvloed. De kans dat iemand advertenties heeft gekocht op het trefwoord 'Groningen' is immers groter dan op 'Groningse'. Door bijvoorbeeld in teksten 'Groningse boekhandel' om te schrijven naar 'boekhandel in Groningen' kunnen er dus meer, of duurdere, advertenties bij het artikel verschijnen. Corrie Gerritsma beschrijft dit fenomeen: "Sommige kliks leveren maar 3 eurocent op, andere 30 cent. Het is voor je eigen portemonnee natuurlijk goed om uit te vogelen welke advertenties het meest opleveren. Helaas levert Google de gebruikers deze informatie niet kant en klaar aan. En dus blijft het bij gissen en in de gaten houden wat nu wel wat oplevert en wat niet." Veel mogelijkheden Verder is er nog een hele reeks andere manieren om met weblogs centjes te verdienen. Te denken valt aan betalen voor de mogelijkheid reacties bij berichten te mogen plaatsen, of betaalde attendering per e-mail van belangrijk nieuws of betaalde toegang tot archieven. In een ander artikel in het kader van dit onderzoek gaan we in op het overschrijden van de scheidslijnen tussen commercieel en onafhankelijk. En dan zijn er op internet ook nog bedrijven waarmee je al je artikelen kan bundelen in een boek. In Nederland kan dat onder meer met Mijneigenboek.nl. In Amerika is een handige site om boeken te verkopen Lulu.com. Van aangeleverde teksten maakt Lulu.com onder meer paperbacks, gebonden boeken, e-books, downloadbare tekstbestanden of cd-roms. Conclusie Van alle nieuwe manieren die er zijn om met journalistiek via internet geld te verdienen zijn de meeste modellen nog lang niet rijp genoeg. Het effectiefste lijkt op dit moment het advertentiemodel: als journalist kun je je artikelen, waar je uiteraard zelf de rechten op hebt, publiceren op een weblog en daarbij vervolgens advertentieruimte verkopen. Met name Google-advertenties leveren daadwerkelijk wat op, mits er voldoende bezoekers komen. Naast advertenties leveren sponsoring en commissie op verkochte producten in webwinkels sowieso geld op, maar zal voor de meeste journalisten te snel op ethische bezwaren stuiten. Tot slot lijken modellen die ervan uitgaan dat internetters de journalist direct via internet zullen betalen - of dat nu is in de vorm van abonnementen of donaties - vooralsnog niet haalbaar. Er zijn nog nauwelijks goede Nederlandse voorbeelden van. En op succesverhalen als die van de online oorlogscorrespondent Christopher Allbritton of de Amerikaanse marktplaats voor achtergrondartikelen, Featurewell, blijft het in Nederland wachten. [Tonie van Ringelestijn, 12 mei 2005]
167
168
E Column De krant als een meneer, of als je beste vriendin? Managers in "nieuwe media" die het hebben over "contactmomenten" van "hun nieuwsmerk" en dan enthousiast beginnen te praten over weblogs, sms-berichten, het gebruik van videocamera's "om te tonen hoe iemand met wie een vraaggesprek in de gedrukte krant heeft gestaan daadwerkelijk praat en eruit ziet"... (*) Feitelijk is er geen schrijnender voorbeeld (Windows audio) te noemen van de identiteitscrisis waarin veel dag- en weekbladen zich momenteel bevinden. Deze crisis wordt gevoed door twee fenomenen die beide structureel van aard lijken: een gestaag teruglopende oplage en het succes van internet. Het is verleidelijk deze twee verschijnselen als onlosmakelijk van elkaar te beschouwen. Wie dat doet heeft de remedie gauw gevonden: pas de succesfactoren van internet toe op de krant, en alles komt alsnog in orde. Staat het internet bol van de weblogs? Omarm deze dan als de wiedeweerga. Halen babbelsites als Fok anderhalf miljoen pageviews per dag? Ga ogenblikkelijk mee-fokken. Komt nu.nl bovenaan de ranglijst met "nieuwsberichten" van het meest flodderige allooi? Flodder mee en doe verder niet moeilijk! Trekken discussiefora waanzinnig veel publiek? Start er zelf ook een paar! En doe dit alles nu en onmiddelijk, "want anders is het echt te laat". Zo hangt er aan 'Speurders' sinds vorige week een discussieforum ("community-building") maar hebben Nu.nl en Webwereld.nl daar onderwijl de buik alweer van vol. Je kunt immers heel Nederland wel in "standpunt.nl" veranderen maar het vervelende is dat al die standpunten de diepgang en rechtlijnigheid van een Hollandse poldersloot hebben en jou als uitgever opzadelen met een geestdodende community die je feitelijk kunt missen als kiespijn. Waarom
169
die nog eens extra in het zonnetje zetten, terwijl je jezelf bij voorkeur "slijpsteen voor de geest" of iets soortgelijks noemt? Wie wel eens de tijd heeft genomen om kennis te nemen van de inhoud van de fora op Fok, Ouders Online of welke site met een hoog aantal pageviews dan ook, raakt al snel doordrongen van de leeghoofdigheid die de gemiddelde forumbijdrage daar kenmerkt. Kennelijk zijn er miljoenen mensen die dagelijks vele uren besteden aan het lezen van al die zouteloosheden van anderen om daar vervolgens zelf nog een schepje bovenop te doen. Wat moet een krant met deze vette onderbuik van de samenleving? Waren die mensen vroeger soms wel op een dagblad geabonneerd? Datzelfde geldt voor "succesvolle" e-zines als GeenStijl, Retecool c.s. De "journalistieke middelen" de men aanwendt mogen in de nasleep van Fortuyn kennelijk een breed publiek aanspreken, maar toegepast in de krant zouden zij daar al snel een heel klein meneertje van maken. Sommige adviezen uit het kamp van "deskundigen onder de veertig" gaan nog een hele slag verder: schaf de eind- en hoofdredactie maar af, want via internet kun je de lezers zelf laten bepalen welke artikelen er morgen in druk moeten verschjnen. Er schijnen dagbladen te zijn die het nog doen ook, zoals de Chicago Tribune. Daar wordt dan voor de neus weg bij vermeld "dat hun oplage spectaculair is gestegen" waarmee impliciet wordt vastgesteld dat ook dit een gouden greep is. De firma die bij de Tribune het lezerspanel organiseert kost evenwel alleen al 300.000 dollar. En Goebbels bereikte een soortgelijk resultaat ook zonder internet. Mediadeskundigen van boven de veertig zijn vrijwel allen van mening dat de belangrijkste betekenis van een gedrukte krant schuilt in "het gevoel van saamhorigheid" die deze het individu biedt in een wereld die voor het overige steeds meer als los zand aan elkaar schijnt te hangen. Daarnaast benadrukken deze mediadeskundigen "de behoefte aan duiding van het nieuws". Deze twee vitaal genoemde functies kan een gedrukte krant alleen vervullen indien de afstand tussen de lezer en de redactie zo groot mogelijk blijft. Het vertonen van de interne beraadslagingen ter redactie op het eigen TV-kanaal, uit de school klappende redacteuren in hun persoonlijke weblog, het op de pijnbank van het publieke forum leggen van redactioneel beleid; het zijn alle activiteiten die de statuur van 'de krant als meneer' ondermijnen. Net zoals de rechter uitsluitend spreekt via zijn vonnissen, zo dient de krant uitsluitend te spreken via zijn gedrukte pagina's. Hoe meer "het nieuwsmerk" er bij verzint, hoe hoger weliswaar het aantal "contactmomenten" maar hoe lager de invloed van het merk als zodanig. Meneer ontaardt in een hinderlijke colporteur en steeds minder mensen geloven zijn berichtgeving. In 1985 was dat nog 85 procent, inmiddels ligt het percentage onder de vijftig. Zelfs de NY Times (op internet inmiddels meer gelezen dan in de gedrukte versie) heeft daar last van. De nieuwste remedie daar is de lezer juist wel meer inzicht bieden in de totstandkoming van de krant, een beslissing die terecht met zeer gemengde gevoelens is ontvangen. Een meneer in maatkostuum
170
Dagbladen bieden enerzijds steeds minder special interest en anderzijds steeds meer algemeen amusement, waaronder het willekeurig leegkieperen van de encyclopedie in het "wetenschapskatern". Daar doet men dan maandelijks nog ongevraagd een non-descripte full color advertentiefuik bij. Het pak informatie dat wordt bezorgd verwijdert zich zodoende steeds verder van het specifieke informatiezoekgedrag van de individuele lezer. Deze merkt dat hij steeds minder uit dat pak leest maar ervaart dat in een andere grootheid, namelijk dat het abonnement voor hem te duur is geworden. Wie immers nog maar tien procent van zijn dagblad leest, is al snel van oordeel dat hij negen keer teveel voor het hele pak betaalt. De krant klaagt vervolgens dat de lezer steeds minder leest, de abonnee van zijn kant betreurt het dat de krant steeds meer verkeerde lettertjes en steeds minder goede afdrukt. Zo is lokaal nieuws in veertig jaren tijd het ondervoede weeskind van de krantenjournalistiek geworden en lijkt Wegener er wat dat betreft nu nog verder de brui aan te zullen geven, terwijl de Los Angelos Times er juist in investeert met een nieuw katern "Pacific Time" en de website Calendarlive.com. Wat met een rotatiepers niet kostendekkend lukt, is met internet een fluitje van een cent: geef ons uw voorkeuren en uw postcode en wij bedienen u geheel op maat. Dat geldt niet alleen voor partnerkeuze, tweedehands goederen of openstaande vacatures, maar het geldt ook voor nieuws én de duiding van dat nieuws, plus de handelsadvertenties. Of dat nieuws en die duiding ervan vervolgens wel of niet met een webcam erbij worden gemaakt en van bloggende redacteuren en een discussieforum worden voorzien, is niet van groot belang. Van doorslaggevend belang is dat geen enkel landelijk dagblad zijn abonnees tot heden dit (aanvullend) nieuws in doodgewone lettertjes biedt terwijl men daartoe dankzij internet alle mogelijkheden had en heeft. Grote spelers als Google en E-bay duiken momenteel op internet in dit gat dat de dagbladen voor zichzelf gegraven hebben, terwijl van de kant van de rotatiepersen de gratis lokale Metro's oprukken. De geschiedenis herhaalt zich Internet is pas tien jaren oud terwijl de dagbladen al veertig jaren worstelen met "nieuwe media". Daarbij valt op dat de dagbladen telkens op dezelfde wijze hebben gereageerd: "metoo". Gratis huis-aan-huisbladen werden "bestreden" met nog meer gratis huis-aan-huis bladen. De lokale TV-omroep moest en zou onder regie van de dagbladuitgevers komen te staan en waar dat niet lukte werd getracht er een kanaal naast te zetten. Teletekst werd zonder aanpassingen losgelaten op lokale krantenkoppen. Terwijl al deze oorlogjes werden uitgevochten ten koste van het schamel aanwezige investeringskapitaal, trok de gedrukte krant zich geheel op eigen initiatief stilletjes uit de lokale omgeving terug (draaiden de persen te snel?). Aanvankelijk vulde het lokale nieuws nog een pagina in het regionale kopblad maar nu wordt ook dat regionale kopblad ingelijfd bij een landelijk dagblad, dat op zijn beurt in de toekomst wellicht nog maar eens per week in gedrukte vorm zal verschijnen en de rest van de week op internet zal existeren. De volgende stap laat zich dan raden. Bij dat alles is de vraag: wie maakt zich daar nu eigenlijk druk om? Geven "Met het Oog op morgen" of "Nova" minder duiding dan een hoofdredactioneel onder een fraai gedrukt wapentje? Geeft een opinieweekblad minder duiding dan een dagblad? Biedt de lokale radio minder nieuws dan de krant? Waarom staat in de naam "Bedrijfsfonds voor de Pers" nog
171
steeds dat apparaat genoemd waarmee men nieuws op dode bomen drukt? Weet iemand in dat verband overigens nog wat "De Telegraaf" ooit voor een ding was en waartoe het diende? Vindt u het erg dat de Algemene Nederlandse Wielrijders Bond steeds minder leden heeft en zijn monopolie op de Wegenwacht en het plaatsen van richtingaanwijzers is kwijt geraakt? En mist u ze nou echt, die praatpalen langs de weg waarin je alleen mocht praten als je er lid van was? Ze zijn de afgelopen jaren allemaal stilletjes verdwenen louter omdat niemand er meer gebruik van maakte. Dat heeft de wielrijdersbond in een ernstige ledencrisis gestort, maar wij rijden vrolijk verder. Er is dan ook geen Bedrijfsfonds voor de Praatpaal dat ons hierover aan het somberen doet slaan. Je kunt dan bovendien wel alles gaan betreuren, zoals de ineen stortende horlogebranche nu ieder mobieltje feilloos de juiste tijd aanwijst, het verdwijnen van openbare telefooncellen, de tweemaal daagse postbezorging, de aanleg van de E8 dwars door de Veluwe, de afschaffing van de gulden, het ontstaan van CNN of het einde van Het Vrije Volk. Remedies? Dagbladen proberen zo'n beetje alles uit om hun tij te keren. Daarbij hanteren ze een dubbele doelstelling: de gedrukte oplage mag niet verder zakken en de internet-activiteiten mogen geen structureel verlies lijden. Het laatste begint hier en daar te lukken, het eerste niet. Bezuinigingsoperaties als de invoering van tabloid formaten verlengen de lijdensweg maar houden de neergang van de gedrukte krant uiteindelijk niet tegen. Deze wordt er op termijn eerder door bespoedigd. Een goed voorbeeld van de worsteling met internet vormt de omgang met het krantenarchief. De ene krant geeft zijn actuele nieuws gratis weg maar vraagt betaling bij toegang tot zijn archief, de andere krant doet precies het omgekeerde. Wie zo vaak mogelijk in de zoekmachines vermeld wil staan ("contactmomenten") kiest voor het laatste model. Wie daarentegen meent dat zijn gedigitaliseerde archief een fortuin waard is, doet het eerste. Inmiddels is uit de praktijk duidelijk dat het afgrendelen van het dagbladarchief voor nietbetalende bezoekers geen bijster lucratieve zet is, ook al is nog niet iedere directie daarvan overtuigd. Wat het actuele nieuws betreft, hinken de dagbladen al net zo op twee benen. Hier zijn drie modellen, plus mengvormen van deze drie te onderscheiden: 1. Men maakt een extract van de gedrukte krant en biedt dat gratis aan als internet-editie. 2. Een gedeelte van de gedrukte krant verschijnt gratis op internet, voor de rest dient men (per artikel of special-interest) te betalen. 3. De krant staat compleet op internet en is daar uitsluitend via betaalde toegang in te zien. Diverse dagbladen hebben ervaren dat de werving van advertenties iets soepeler verloopt indien deze ook op internet geplaatst kunnen worden. Dat pleit voor het eerste en tweede model. Het derde model heeft als voordeel dat geen kannibalisme optreedt tussen de internetpublicatie en de gedrukte krant met dezelfde titel (waarom hebben beide eigenlijk dezelfde titel?). Wel treedt kannibalisme op tussen de gedrukte titel en gratis internetpublicaties van andere nieuwsbronnen, waaronder concurrerende dagbladen, zodat
172
men feitelijk even ver van huis is. Dat derde model is daarom alleen geschikt voor titels die special interest van een hoge kwaliteit leveren en in zekere zin dus een informatiemonopolie bezitten. Ook titels met veel buitenlandse abonnees kunnen er baat bij hebben. Bij het tweede model valt nog een interessante kanttekening te maken: sommige kranten beschouwen hun hoofdredacteuren, columnisten en cartoonisten als kroonjuwelen, waarvoor op internet betaalde toegang geldt. Andere kranten geven juist deze smaakmakers gratis weg. Dat laatste gebeurt dan in de veronderstelling dat de internetsite een geschikt wervingskanaal voor abonnees op de gedrukte krant is. Dat is het ook, mits je niet permanent je kroonjuwelen gratis weg blijft geven, want dan wordt de boodschap uiteindelijk een heel andere. Jokers Als directies en redacties het echt niet meer weten, is het de beurt aan marketingdeskundigen. Deze beroepsgroep kan in ijdele hoogmoed een spoor van vernielingen aanrichten. Zo mocht ik de laatste tijd enkele malen bij Albert Heijn eigenhandig kinderachtige jokertjes op willekeurige artikelen plakken, waarna deze ineens tien procent goedkoper waren. Het kan zijn dat ik een afwijking heb, maar de enige boodschap die bij mij dan blijft hangen is: "alles is hier nog steeds tien procent te duur; dus op naar Dirk". Bij Dirk hangt prompt een groot bord bij de ingang waarop staat dat men 17 procent goedkoper is dan Albert Heijn. En dat geheel zonder jokers, Mobach of bonuskaart. Iets soortgelijks treft momenteel dagbladondernemingen die in zee gaan met marketeers. Zij creëren de "ideale mediamix" tussen de gedrukte titel en de internetversie: "neem een internetabonnement en u krijgt de gedrukte zaterdageditie geheel gratis op de deurmat". Men zou de dagbladen bijna toewensen dat dit model zodanig succesvol is dat zij in één klap verlost raken van hun plicht om iedere dag de schappen te blijven vullen. Wellicht is dat zelfs de geheime opdracht achter deze campagne, onder het motto "beul, maak het kort". De boodschap die feitelijk wordt gecommuniceerd luidt immers: "met een internetaansluiting kunt u onze gedrukte krant vijf dagen per week missen als kiespijn". Deze marketeers maken daarnaast nog een andere fout. Zij communiceren dat de krant op internet een digitale kopie is van de gedrukte krant. Het is best mogelijk dat dat klopt, maar het zou zeer te wensen zijn als het niet zou kloppen. Een internetserver kan unieke kunstjes die een rotatiepers nooit zal leren. Bij die unieke kunstjes hoort een uniek medium. Het kent geen deadline en al helemaal geen zaktijd. Druk & Papier heeft er niets te vertellen. Een redactielokaal is overbodig. De bezorger kan zich niet meer verslapen. De adverteerder krijgt waar voor zijn geld. Papier en inkt kunnen niet duur genoeg worden. De drukpers mag morgen uit elkaar vallen en heel het vrachtwagenpark erbij. Desnoods mag ook nog het Dagbladzegel terugkeren. Het raadsel is niet wat dagbladen op internet zouden kunnen doen. Het echte raadsel is waarom zij al tien jaren lang hun gedrukte waar iedere vierentwintig uur opnieuw vlijtig naar internet kopiëren, inclusief deadline en zaktijd. De meneer als travestiet Wil de krant gezag houden, dan dient deze een meneer te blijven. Wil de krant abonnees terug winnen, dan kan zij zich beter ontpoppen als je beste vriendin. Momenteel zien we dagbladen
173
in een spagaat duiken om het één te blijven en het ander te worden. Die poging is tot mislukken gedoemd. Wie zijn dagblad optuigt met weblogs, chat-kanalen, discussiefora, videonieuws, rechtstreeks uitgezonden redactievergaderingen en een lezerspanel dat de inhoud van de volgende gedrukte krant samenstelt, wordt met enige vasthoudendheid die beste vriendin, inclusief alle kenmerken die daar bij horen (zo ben jij het nog, zo is het ineens een ander). Wie als dagblad zijn gezag wil houden laat de mode van de dag geheel aan zich voorbij gaan. Dat kost wellicht de helft van het abonneebestand maar de resterende helft heeft er straks vast het dubbele tarief voor over. En het scheelt enorm in de productiekosten die met al die hypes verloren gaan. Als ik dagbladen dus één advies mag geven: een echte meneer streeft niet naar zoveel mogelijk contactmomenten maar naar zoveel mogelijk gezag. Hij buigt niet naar links, niet naar rechts en niet naar onderen (het internet) want dat staat zijn stramme rug niet toe. Zijn wandelstok bevat geen ingebouwd mobieltje en zijn bolhoed geen satellietantenne. Met vaste tred verplaatst hij zich te voet, onderwijl genietend van zijn sigaar. Waar je lekker kunt eten hoeft Google hem niet te vertellen, want reclame is één ding maar een goede kok hoeft nooit te adverteren. Net als een goede krant. [Maarten Legêne, 19 mei 2005]
174
F Conclusie Conclusie: nieuwe media, nieuwe bezems Internet en bijbehorende technologie hebben grote invloed op de journalistiek en op de exploitatie daarvan. Een andere, vooral open en ondernemende houding van uitgevers en journalisten is noodzakelijk om daarvan de vruchten te kunnen plukken. Dat is de belangrijkste gevolgtrekking uit ons onderzoek in opdracht van het Bedrijfsfonds voor de Pers. Was daar nu 40.800 euro voor nodig om dat te kunnen beweren? Als kritische journalisten die we beogen te zijn, moeten we ons ook die vraag durven te stellen. Haar ook willen beantwoorden zou een minachtig zijn voor wat we als 'objectiviteit' beoordelen. Het oordeel geeft de subsidieverstrekker en is door de belastingbetalers - althans het deel dat zich daartoe geroepen voelt - zelf te beoordelen. Zeventien artikelen zouden we schrijven. Het zijn er, inclusief deze conclusies en een column, uiteindelijk twintig geworden. Een mooier getal, dat wel. Maar welk beeld treedt daar nu uit naar voren? Het doel luidde: "Volgens Netkwesties staat de journalistiek economisch en inhoudelijk onder druk, terwijl de technologie juist nieuwe mogelijkheden schept. Door middel van onafhankelijk, inventariserend en journalistiek onderzoek wil Netkwesties antwoord vinden op de vraag welke kansen en bedreigingen van internet uitgaan." aan de hand van de volgorde van de artikelen die we aanboden zullen we ze het totaalbeeld proberen te schetsen. Ons uitgangspunt was dat uitgevers en journalisten in Nederland te moeizaam met technologie omgaan. Te gemakkelijk wordt in Nederland gezegd, uit gemakzucht, dat het niet
175
om techniek gaat. Techniek staat aan het begin van veel veranderingen. En als je al slordig begint, hoe kun je dan tot een mooi einde komen? Technologie is niet zo moeilijk Neem nu de verkenning van DRM (Digital Rights Management) ofwel de technische en contractuele regulering van digitale rechten. Dit terrein zit vol met voetangels en klemmen. Te veel systemen en een dreigende grote afhankelijkheid van softwareleveranciers nopen tot waakzaamheid bij uitgevers. Opvallend is vooral dat er zo weinig bekend is. Journalistiek wordt in Nederland nog nauwelijks verhandeld met DRM. Na voltooiing van het artikel kwam RTL met een betaalde videodienst die de meest geavanceerde in Europa is. De volgende technische verkenning betrof een uitputtende inventarisatie wat er een digitale distributiekanalen beschikbaar komt, zowel vast als mobiel. Belangrijk voor exploitanten en journalisten is het noodzakelijke onderscheid tussen distribueren en communiceren. Communicatie overheerst op internet in tijdsbesteding, zei het nog niet over zware bandbreedte. Toch verwachten we dat uiteindelijk het overgrote deel van de snel groeiende capaciteit, vooral op DSL- en tv-kabelverbindingen, uiteindelijk door het publiek zelf zal worden gevuld. Toch groeit ook de distributie. Na voltooiing van het artikel werd op 31 mei bekend hoe snel Omroep.nl de vraag naar on-demand ziet stijgen, zodanig dat problemen over lusten en lasten ontstaan. Anders dan bij RTL is on-demand distributie van journalistiek bij Omroep.nl wel van belang. In de derde technologische verkenning is nauwgezet beschreven hoe de nieuwe technologie drempels verlaagt voor het uitgeven, en hoe kleinere producenten op internet daarvan profiteren. Ze nemen zelf de uitgeeffunctie ter hand teneinde inkomsten te genereren. Uitgevers bieden hun geen platforms aan. Een nog belangrijker ontwikkeling is dat ontvangers wel degelijk 'personaliseren'; dat wil zeggen bepalen wat ze wel en niet aangereikt willen krijgen aan journalistiek. De techniek daarvoor heet RSS, voor directe distributie van koppen en eerste alinea's van geselecteerde uitgaven of delen van titels. Sluipenderwijs, wellicht zonder dat de traditionele uitgevers en journalisten goed beseffen wat zich hier afspeelt, wint het 'on-demand' principe terrein. De vierde verkenning betrof de andere kant van de lijn: gebruik van nieuwe technologie voor journalistieke praktijk. De multimediajournalist staat een enorm arsenaal aan bronnen en technologie ter beschikking. Opvallend is hoe eenvoudig het gebruik is, maar hoe complex het daarentegen is om deze nieuwe mogelijkheden in een juiste combinatie en selectief te gebruiken. Net als met distributietechnologie voor uitgevers geldt dat journalisten moeten exploreren, om vast te stellen waar hun eigen mogelijkheden en grenzen liggen. Klanten uitgevers in databanken De beoogde vier artikelen over het uitgeven van en met nieuwe media werden vijf artikelen, daar het eerst verhaal Kanalenkolder: alles en iedereen digitaal voornamelijk een lange inleiding betrof van de stand van zaken. Daarop volgde er in Massamedia op ontdekkingstocht in de nieuwe wereld een nadere uitwerking aan de hand van interviews met uitgevers. Dit laatste is wellicht het kernartikel. Het is geschreven rond de vraag hoe ver
176
uitgevers zijn met de opbouw van kennis over de specifieke behoeften van hun klanten. Immers, een on-demand uitgeefpatroon vereist opbouw van die kennis. Op dit terrein blijkt er een aanzienlijk kloof te bestaan tussen de meningen van de traditionele en de nieuwe partijen in het digitale uitgeefveld. De laatste vertonen een 'sense of urgency' waarmee ze wellicht vooruitlopen op veranderingen die zich bij het publiek voltrekken. Maar de traditionele uitgevers zien de overgang van massaal naar persoonlijk uitgeven zich niet op revolutionaire wijze voltrekken. Vooralsnog genieten ze de steun van adverteerders. Dat ze wel degelijk ook nieuwe technologie willen omarmen, blijkt uit Uitgevers in nieuwe kanalen. De 'nieuwe kanalen' betreffen vooralsnog vooral de digitale televisie. Een groot aantal partijen stort zich op de mogelijkheden. Indien ze doorzetten zien we spoedig een palet aan digitale kanalen tegemoet dat gelijkenis vertoont met het tijdschriftenschap en krantenrek in de kiosk voor consumenten, en met het brede scala management en vakbladen op de zakelijke markt. De exploitanten in spe storten zich zonder veel strategische ondergrond op de digitale televisie en lijken de trend naar on-demand in nieuwe media te miskennen. Ze gaan vooralsnog uit van 'streaming', dat wil zeggen: gelijktijdig kijken door hun publiek op hetzelfde tijdstip. Gezien de vereiste concentratie daartoe is de vraag of dit een juist uitgangspunt is. Anders dan bij online radio, waarbij voortdurend luisteren makkelijk samengaat met andere activiteiten op de pc, is kijken een tijdsbesteding. En er is weinig tijd. Daartegenover staat natuurlijk de ervaring met jongeren die zich van tenminste twee schermen bedienen, eentje voor de communicatie zoals MSN, en eentje voor de consumptie, zoals MTV. Het artikel Dolend in een mobiele wereld is veel meer een internationale verkenning van wat uitgevers mobiel, al dan niet interactief, ondernemen. Vele goede voorbeelden zijn er, die in Nederland nog weinig navolging vinden. Juist daar mobiel goede afrekenmodules kent, in tegenstelling tot internet, zouden uitgevers zich meer moeten inspannen. Wellicht is een grotere schaal nodig om voldoende kennis te kunnen organiseren, dan wel moeten uitgevers het in partnerschappen zoeken met verschaffers van technologie en met voorlopers in hun markt, eventueel over de grens. De organisatie van nieuwe technologie is een vraagstuk waar uitgevers veel meer inspanning in moeten steken. De mogelijkheid om gezamenlijk platforms te exploiteren waarop ieder eigen producten exploiteert, is volgens ons een goede en haalbare optie. Immers, in de mobiele markt blijkt eens te meer dat in de verticale marktkolom uitgevers en zenders als traditionele distributeurs van 'content' gepasseerd kunnen worden. In dit geval eisen de netwerkexploitanten een dusdanig deel van de opbrengsten op dat uitgevers al in de knel komen. Een volgende stap, al gezet door de grote spelers, is de directe doorgifte van content van producenten. Amateurs hebben wat te bieden Een extra aan het onderzoek toegevoegd facet is het artikel Uitgeven van amateurs is de snelle opkomst van weblogs aanleiding geweest om te onderzoeken wat het snel groeiende terrein van de 'blogosfeer' betekent voor het uitgeven. De conclusie luidt dat uitgevers die het fenomeen negeren een kans laten liggen om hun portfolio te verbreden en te verdiepen.
177
De tijd is rijp om te investeren in deze ontluikende markt - niet op de laatste plaats om media deel te nemen in een nieuw model dat onder de naam 'The Long Tail' een steeds belangrijker deel van de (netwerk)economie zal uitmaken. Uitgevers moeten hierin een positie innemen, te beginnen met het investeren van aandacht in experimenten. Opvallend hier is overigens dat belangrijkste online uitgever, Ilse Media, betrekkelijk apart ontwikkelt van het moederbedrijf, Sanoma, de grootste tijdschriftuitgever. Sanoma kijkt naar digitale tv-kanalen en zoekt daarvoor partners. Ilse Media probeert aan de hand van de enorme hoeveelheid vergaarde webpublicaties met zowel nieuws als verwijzingen als persoonlijke informatie producten voor adverteerders te ontwikkelen. Journalistiek op drift De jonge garde in ons team schreef het leeuwendeel van de artikelen over journalistiek. In een lijvig verslag Technologie biedt journalistiek nieuwe uitdagingen is het uitgangspunt dat actieve mediagebruikers behalve een interactief medium ook content verwachten die zij onmiddellijk kunnen gebruiken. En ze willen er altijd toegang toe hebben. Ook creëren lezers/kijkers soms meerwaarde met hun reacties en toevoegingen, maar er is koudwatervrees voor participatieve journalistiek. Hier doet zich een dilemma voor: open discussie vereist open toegang en open hyperlinken, maar beslotenheid achter een kassa (met DRM) is nodig om aan artikelen te kunnen verdienen. Om lezers toch naar afgeschermde content te lokken en hen te overtuigen van de relevantie van de afgeschermde content zullen goede intro's maar ook attractieve koppen steeds belangrijker worden. In Dispuut met de lezers: voor wie een nuance blijft zoeken zijn de mogelijkheden en grenzen van de lezersbijdragen nader uitgewerkt. Inbreng van kijkers en lezers is onontbeerlijk voor de ontwikkeling van publicaties en journalistiek. Het is evenwel een misvatting te veronderstellen dat de inbreng van dit publiek het grootste gewicht krijgt en werk van journalisten geheel in de schaduw stelt. Tenminste, dat gebeurt niet als de laatste groep luistert. Integendeel: openstaan voor reacties zal - goed gedoseerd (niet altijd is er meerwaarde) en georganiseerd - leiden tot kwalitatief betere journalistiek, van selectie tot publicatie en terug. In plaats van een lineair proces wordt journalistiek meer een permanent proces van dialoog waarin de journalist als 'primus inter pares' zijn gezag ontleent aan kennis en kunde en niet meer exclusief aan een verworven positie en exclusieve toegang tot media. Het is aan uitgevers om dit zich vernieuwende model in een haalbare exploitatie te gieten en uit te gaan van de kansen die dit biedt, in plaats van krampachtig vast te houden aan belangen van oude modellen doen uitgevers er goed aan de nieuwe mogelijkheden te omarmen en te stimuleren. Vernieuwend en Engelstalig uitgeven Uitgevers zijn in sommige gevallen ook hard nodig voor de hobbyisten. In dit artikel komen makers van een vijftiental weblogs en e-zines aan het woord die zelf de kosten van hun
178
uitgave dragen en een centje bijverdienen. In uitzonderlijke gevallen, zoals NRC met jongeren e-zine Spunk, is een commercieel aantrekkelijke samenwerking opgezet. Wat toch node ontbreekt bij alle genoemde titels is een aparte uitgeeffunctie. De makers nemen die taak zelf op zich, maar ze zijn altijd meer gericht op de inhoud van hun publicatie. Een partij die de moed heeft om online exploitaties vorm te geven, zou voor deze titels een welkome handreiking vormen. Dan ontstaat er wellicht een spanningsveld tussen de eigen behoeften van de makers en het vinden van een doelgroep door uitgevers. Beide partijen staan dan voor de taak om een modus vivendi te vinden. De afzijdigheid van uitgevers is onjuist. Steeds meer mediagebruikers immers produceren zelf content en kunnen zonder intermediair (uitgever) geld verdienen met bijvoorbeeld affiliate-programma's, donaties en sponsoring, waarbij toch de onafhankelijkheid intact blijft. Dit gegeven is nader uitgewerkt in Geld verdienen met journalistiek online: van donaties tot tekstbanken. Rijpe modellen zijn er echter nauwelijks, behalve het advertentiemodel van Google en Overture die automatisch advertenties op maat proberen te plaatsen. Sponsoring en commissie op verkochte producten in webwinkels ('merchandising') leveren ook geld op, maar zijn - evenals een model met donaties (zoals bij Netkwesties zelf) - onvoldoende om in het kleine taalgebeid Nederland financieel draagkrachtig te worden. Dit werpt de vraag op of publiceren in het Engels niet vaker moet worden toegepast. Kleine specialistische uitgevers, zoals Telecom.Paper hebben de combinatie van internet en Engelstalig publiceren hun basis belangrijk uitgebreid. Mondiale marketing, voorheen een probleem, geschiedt grotendeels door de Google-zoekresultaten. Daar komen zelfs Afrikaanse en Arabische kopers op af. Uitgevers moeten ook op andere manieren meer waarde toevoegen aan bestaande informatiestromen om hun tussenkomst in de keten te rechtvaardigen, bijvoorbeeld het aanbod van technologie om hun klanten op grond van eerdere keuzes en keuzepatronen van anderen aanbevelingen te doen. Dit leidt tot meer cross-selling, verschillende producten aan één afnemer. Nieuwe tussenpersonen als Howards Home en E-Knip zien we opkomen die op grond van aanbod op internet een nieuwe vorm van bundeling trachten te creëren. Dit staat evenwel soms, zoals bij Howards Home, op gespannen voet met de rechten van uitgevers. Stimulans van video en commercie De traditionele pers exploreert de mogelijkheden van videoproductie teneinde meerwaarde te leren creëren. Dat leerproces is nodig, want nu nog staat de video los van de 'gewone' activiteiten. De vraag is of er voor dit soort, dure en bewerkelijke productie, voldoende ruimte in de markt ontstaat. De huidige run op beeld (videocolumns et cetera) en geluid (podcasting) leidt nog tot hele lage kijk- en luistercijfers. Schaalvergroting en samenwerking zijn noodzakelijk. Steeds meer contentproductie komt van het publiek, te beginnen met fotografie. De nadruk van de werkzaamheden van journalisten zal wellicht meer komen te liggen op de selectie en verificatie van feiten, het plaatsen van content in de juiste context en het aangaan en faciliteren van een dialoog met de mediagebruikers.
179
Nu financiering van nieuwe wegen, ook door de gratis-cultuur van het internet, zo problematisch is, rukt de commercie op. Mengvormen van journalistiek of andere vormen van beoogd geloofwaardig publiceren zijn op internet op verschillende manieren te realiseren. Maar ook hier geldt de duidelijke grens. Het overschrijden daarvan tast de geloofwaardigheid aan - of iets minder indien dit stiekem gebeurt, zoals in Nederland met Startpagina. Wel kunnen freelancers voor commerciële opdrachtgevers werken en met de verdiensten daaruit onafhankelijk publiceren onder eigen titel op internet. Dit laatste kan echter ten koste gaan van het beeld van persoonlijke integriteit. Evenzeer moeten bestaande titels oppassen dat ze hun imago niet te grabbel gooien met commercieel aantrekkelijk publiceren. Redactiestatuut en betrouwbaarheid De rol van redactiestatuten verdient een nadere beschouwing. Ze houden meer de schijn op van onafhankelijkheid dan dat ze die ook in de praktijk waarborgen. Daartegenover staat de kwestie van het online duidelijk aangeven van de principes van een uitgave. Dit verdient nader onderzoek van uitgevers en journalistenbond NVJ. In de enorme informatieberg van internet bestaat immers een groeiende behoefte aan stempels van betrouwbaarheid. Het verschaffen daarvan is een kernactiviteit van journalisten en hun uitgevers, hoewel zeker niet exclusief. Want zoals altijd is ook dan integriteit afhankelijk van personen en niet anders te waarborgen dan met een aanwijsbare historie van betrouwbaarheid. Gaat die betrouwbaarheid samen met anonimiteit? Hoewel daar eerder in Netkwesties kritisch is geschreven over anoniem publiceren is in dit onderzoek de vraag positief beantwoord. De negatieve effecten van anonimiteit vallen mee en wegen minder zwaar dan de voordelen, zo luidt de conclusie. Tot dusver blijkt uit niets dat misbruik van anonimiteit wordt getolereerd. Daar komt bij dat anonimiteit zelf steeds meer onder vuur ligt. Tot slot is er een filter bij ontvangers van boodschappen op anoniem geuite, inhoudelijk verwerpelijke uitingen. Op internet telt meer en meer de reputatie van personen en organisaties in hun uitingen die ze zelf opbouwen en die naar voren treedt met zoekresultaten op hun naam. Teneinde reputaties te beschermen of te verbeteren nemen organisaties op internet de publicaties in eigen hand. Ook overheden doen dit. De overheid kan publicatietaken naar zich toe trekken, door zelf nieuws te produceren en tegelijkertijd advertentiegelden voor lokale bladen te verminderen. Het voorbeeld van de Deense gemeentelijke nieuwssite die lokale kranten eruit concurreert, stemt dan ook tot nadenken. Anderzijds kan op veel specialistische terreinen de inbreng van deskundigen die online informatie van de overheid interpreteren een ondersteuning zijn voor journalistiek. Transparantie kan toenemen. Ook op dit terrein kan 'participatieve journalistiek' vruchten afwerpen. Hogere kwaliteit haalbaar Ook bij dit laatste facet geldt dat journalisten een hogere kwaliteit moeten brengen om hun rol van ´primus inter pares´ waar te maken. En uitgevers ontkomen niet aan de vraag welke modellen ze hiervoor zullen bieden.
180
Het is zeer de vraag of de huidige structuren in de meeste uitgeverijen geschikt zijn om de nieuwe bezems te brengen die de exploitatie van nieuwe media vereisen. Het geheel van collectieve redactie, cao's, opbouw rond titels met eigen abonneekringen en advertentieverkoopapparaten is niet flexibel genoeg voor vernieuwing. Daarvoor in de plaats is onderzoek nodig naar modellen met bijvoorbeeld meer individualisering, zowel in de productie door journalisten en anderen (weblogs et cetera) als in de distributie en commerciële verkoop. De technologie biedt de basis voor nieuwe klantsystemen (crm), directe distributie (RSS, vele kanalen) en multimediavervaardiging. Makkelijk is het geenszins. Integendeel: uitgevers worstelen met de vraag hoe ze zich moeten opstellen, wat bijvoorbeeld duidelijk wordt in de omgang met archivering. Want een grote, zo niet de grootste vernieuwing van internet ten opzichte van traditionele media is de fenomenale archieffunctie die nog niet eerder in media zo eenvoudig toegang bood aan het publiek. De worsteling met de nieuwe wereld hebben we ook laten verwoorden in een column, die onder de kop De krant als een meneer, of als je beste vriendin? weergeeft in welk spagaat uitgevers en hun journalisten zich dreigen te laten dwingen. Nieuwe distributie- en journalistieke vormen hoeven en mogen niet ten koste gaan van het traditionele gezag waarop de uitgeef- en journalistieke sector heden ten dage nog steeds stoelt.
Voortgaande vernieuwing Dit onderzoek is een momentopname. Vrijwel dagelijks komt er nieuws dat wij, journalisten als we zijn, nog wel mee hadden willen nemen. Zoals een bericht van KPMG, onder meer hier journalistiek verwoord, juist gedurende het schrijven van dit artikel. Het adviesbureau stelt vast dat uitgevers op de wip zitten met nieuwe media. Ze wippen, als het ware, ook flink, maar aarzelen vanwege het gebrekkige zicht op rendement op hun investeringen in nieuwe media. Anno 2005 is nog de helft van de 132 bevraagde uitgevers geheel van papieren inkomsten afhankelijk. De uitkomsten stroken met de bevindingen uit onze interviews met uitgevers. Ze hebben het strategisch buitengewoon moeilijk. Bovendien constateert ook KPMG dat uitgevers op het gebied van 'customization' - produceren op grond van wensen van klanten of groepen klanten - niet ver genoeg gevorderd is. Aan de andere kant zien wel veel uitgevers veel in 'printing on demand' of afroep drukken van artikelen. De tweeslachtigheid van dit bericht weerspiegelt goed de verwarring waaraan de branche ten prooi is gevallen. Waarin KPMG zich onderscheidt van dit onderzoek is het gebrek aan suggesties om het anders en beter te doen. We hebben geprobeerd te schetsen aan welke veranderingen de mediamarkt en vooral de communicatie daarin onderhevig zijn. Het is een verandering zeker zo groot is als in de reissector waar ook veel op zijn kop is gezet door internet, maar eigenlijk nog groter. Een groot deel van de reismarkt, de reis zelf en de bestemmingen zijn niet onderhevig aan digitalisering. Bij media is dat wel het geval, de hele keten digitaliseert. Een kleine wetmatigheid: hoe meer er digitaal gaat, des te meer macht verwerft de eindgebruiker in de keten. En het gaat hard, met uitzicht op bijvoorbeeld vele vormen van beeldschermen voor ontvangst, niet op de
181
laatste plaats de komst van 'e-paper' om tekst en video op aanvraag naar klanten te sturen en steeds te ververzen c.q. aan te vullen, mogelijk de grootste vernieuwing. Met de afstandsbediening werd de tv-kijker als zeer machtig, aan de knoppen van zijn digitale paneel kan hij de aanbodzijde geheel naar zijn pijpen laten dansen. Uitgevers en journalisten moeten het leuk vinden om te dansen, klassiek nog meer in stijl zoals ze gewend waren en als het kan mooier dan ooit, en pop en house waar nodig met een wat lossere houding. De belangrijkste les uit dit onderzoek is de noodzaak voor uitgevers en journalisten om zich ondernemend op te stellen. Niet belangen moeten hun uitgangspunt zijn, maar kansen. Uitgevers en journalisten moeten schouder aan schouder optrekken. Dat is niet elkaar nog eens vliegen proberen af te vangen, want dan zijn er straks geen vliegen meer. De boodschap van Netkwesties is, in lijn met bevindingen uit eerder onderzoek voor de NVJ, dat er kansen liggen voor de sector indien die behalve distributie ook communicatie als haar specialiteit bij uitstek wil beschouwen. Als de sector luistert naar de markt, buitengewoon creatief is als ze even moe is van het luisteren, en zich met plezier zet aan nieuw, en momenteel soms nog moeilijk te duiden werk, is er geen reden voor doemdenken. Schaalvergroting en saneringen: ze zijn onontkoombaar en zullen een aanzienlijke bres slaan in een branche in verval. De kunst is het moede hoofd daar niet naar te laten hangen, maar nieuwe paden en beken te treffen. Want die zijn er al, zo is zonneklaar naar voren gekomen in dit onderzoek. [Peter Olsthoorn, 3 juni 2005]
182
Bijlagen Uitgeschreven interviews Monique van Dusseldorp:
1. Pim de Wit, algemeen directeur Sanoma Uitgevers 2. Henk Blanken, adjunct-hoofdredacteur Dagblad van het Noorden 3. Philip Alberdingk Thijm, algemeen directeur FD Mediagroep 4. Maarten van de Biggelaar, algemeen directeur Quote Media 5. Bram Bloemberg, algemeen directeur FTV 6. Michel Hoekstra. algemeen directeur van Advance 7. Ralph Cohen, oprichter van Ice Mobile 9. Theo Kampschreur, directeur Mobillion (Telegraaf Media Groep)
183
184
1. Pim de Wit, algemeen directeur Sanoma Uitgevers Uitgevers en omroepen zijn maar ten dele geïnteresseerd in hun lezers. Informatie over de individuele interesses wordt nauwelijks verzameld, CRM systemen spelen een beperkte rol, en dit terwijl adverteerders steeds vaker een directe een-op-een relatie met de consument willen ontwikkelen. “Wij verzamelen informatie over lezers wel, maar vooral voor marketing doeleinden, niet in de zin van product development. Wij maken een produkt voor een massa van mensen, we maken iets waar vele mensen interesse in hebben, dat is toch ons uitgangspunt. Je probeert succesvol te zijn in de vermarkting van dat produkt, en daarom verzamel je informatie over koopgedrag etc, om de effectiviteit van de marketing te vergroten. Maar het is niet zo dat wij tailormade produkten willen maken. We verzamelen ook wel informatie over onze lezers. Maar niet zoals retailers, zoals BOL of supermarkten, die produkten van derden verkopen. Wij verkopen alleen de produkten die wij zelf uitgeven, dus de verkoop info levert niet zo heel veel informatie op." Vanuit oogpunt van adverteerders zou het interessant kunnen zijn om veel meer informatie te vragen,vooral omdat lezers titels vertrouwen? "We doen het wel, maar we hebben het niet als uitgangspunt. En wat adverteerders betreft: vergis je niet, je hebt natuurlijk de direct writers, zoals polisverkopers en opleidingsinstituten, maar er zijn heel veel produkten die je niet een op een verkoopt. Neem pindakaas. Conceptmatig lijkt het idee valide, dat zou je moeten doen, geef geld uit om kenmerken te verzamelen en probeer dat te exploiteren. Maar in de praktijk valt het zwaar tegen. Er zit een groot gat tussen het theoretische model en de uiteindelijke uitoefening. Het liefst wil je nog steeds met elke titel een zo groot mogelijk groep aanspreken, maar de realiteit is dat dit steeds minder goed werkt. Je moet steeds meer entiteiten in de markt zetten om de coverage te krijgen die je vroeger met een tijdschrift kon verzamelen. Dat geldt overigens ook voor televisie, zeker met digitalisering die eraan komt, je zal een veel groter aanbod krijgen voor veel kleinere cellen. Hits zullen ook kleinere hits dan vroeger zijn. Mensen zoeken natuurlijk bij voorkeur de meest intieme entiteit op, waar je zo min mogelijk waste hebt van anderen. In de VS, met dat enorme taalgebied, zie je tijdschriften voor sigaren, en dan ook nog bepaald type sigaren. In Nederland kan dat niet, dat krijg je exploitatietechnisch niet voor elkaar. Je moet je ook niet vergissen: je kunt wel heel veel kenmerken van consumenten verzamelen, maar ze hebben alleen maar nut als je die variabele kenmerken kunt gebruiken voor betere marketing. Mijnheer of mevrouw, leeftijd, wel of geen kinderen, stad of platteland, dat kan wel interessant zijn, maar heel veel verder ga je immers ook niet in je aanbod. Dus je doet dan niets met die cijfers. Je kunt wel verzamelen of iemand van sanseferia’s houdt, maar als je daar in je produkt aanbod niets mee doet, wat moet je er dan mee? Wij hebben een SAP abonnementen systeem, daar wordt dit jaar de laatste hand aan gelegd, we hebben steeds meer modules toegevoegd. Wij proberen vooral te kijken wat we van een gezin weten. Als we weten dat een moeder de Libelle leest en ze heeft een dochter van 11 of 12, misschien gaan we dan een speciaal aanbod van de Tina sturen, of een gratis kaartje geven
185
voor de Tina dag. We gaan de consumptie op gezinsniveau belonen, daar zijn we wel mee bezig. Het tijdschrift ontleent zijn kracht aan een aantal eigenschappen die niet zullen veranderen. Een blad als Autoweek of Libelle lees je niet om er zo snel mogelijk doorheen te zijn, je leest een tijdschrift voor inspiratie, ontspanning, aspiratie. De vorm is ook goed – het ziet er goed uit, neemt makkelijk mee, en het is ook niet erg als je het kwijt raakt. Ik denk dat dat nog lang zal duren. Maar ik zie wel dat er steeds meer tijdschriften bij komen die gratis zijn, dus het verdienmodel verandert daardoor. Vorig jaar alleen al zijn er in Nederland 60 tijdschriften bijgekomen, waarvan veel gratis. Een ander probleem is dat de consument steeds meer dingen aangeboden krijgt die tijd en geld opslorpen. De tijd om een tijdschrift te lezen wordt minder, je ziet dat bij jongeren, ze vinden een blad wel leuk maar hebben ook zoveel andere dingen te doen. Het effect van digitalisering., is dus vooral een aanslag op de tijdsbesteding. Ik zie het verder niet zo gauw als een bedreiging, ik zie wel dat wij onze merken kunnen versterken om daarvan juist gebruik te maken. Autoweek komt maar een keer per week uit. Dat keurslijf kunnen wij nu doorbreken, we kunnen er 24 uur per dag zijn voor de lezer. Daarvan is het probleem wel het verdienmodel. We kunnen de mooiste website maken, en allerlei informatie aanreiken, maar hoe exploiteer je dat? Ook heel goed bezochte websites hebben moeite om voldoende advertentie inkomsten te genereren. Om het zo aanbieden dat de consument er geld voor overheeft, is niet eenvoudig. Mobiel lijkt voor de hand te liggen, om consumenten gewend zijn daar voor te betalen. Online zijn mensen gewend dat er veel dingen voor niets zijn. Je kunt je voorstellen dat je een keer een bedrag voor een abonnement betaalt dat hoger is dan het in het verleden was, maar dat je daarvoor naast het tijdschrift ook toegang tot digitale kanalen krijgt, dus het blad plus site toegang, of een evenement, deel zijn van een community. Dat is ook een model. Je betaalt een vast bedrag, en onder dat merk krijg je verschillende dingen. Maar het kan ook anders. Je kunt ook zeggen, ik haal elementen uit mijn formules die ik apart exploiteer. Als je naar de Libelle zomerweken gaat zie je veel moeders en dochters, waarbij de dochters dan wel niet meer de Libelle lezen, maar wel naar events gaan of gebruik maken van het Libelle reisaanbod. Je kunt je voorstellen dat je bepaalde elementen hebt die misschien niet voldoende interessant zijn voor iemand om een abonnement te nemen, maar die wel een grotere groep dan de abonnees aanspreken. Goed voorbeeld is Libelle wandel special of tuin special, die trekken altijd nieuwe kopers aan." Wat zijn de initiatieven op het gebied van radio en televisie? "We hebben twee jaar geleden tot drie keer toe geprobeerd een radio-licentie te krijgen. We boden realistische bedragen, en die licentie hebben we daarmee niet gewonnen, anderen die het wel gelukt is, draaien nu in veel gevallen verlies. Ook wat analoge televisie betreft, zijn we niet echt actief. Er zijn wel wat initiatieven op titel niveau, zo gaat VT wonen nu een woonprogramma maken. Wel op titel niveau, zo werken we nu met VT Wonen aan een concept rond verhuizen, dat internet, print en tezijnertijd ook televisie omvat. Maar we zijn zelf niet werkelijk bezig met het veroveren van een plek op de analoge TV kanalen. Die fase slaan we over. En dat geldt ook voor radio.
186
We kijken wel naar wat we dadelijk digitaal kunnen doen, als je in kleinere cellen kunt gaan denken. Tijdens de Libelle Zomerweek wordt Libelle webradio gelanceerd, Autoweek TV begint binnenkort en we hebben al Fancy radio. Ik denk dat we heel actief zullen zijn in het digitale stuk, voor televisie overigens niet alleen. We verkennen op dit moment een aantal kanalen met diverse partners. Van de bestaande publieke omroepen tot de commerciële omroepen waaronder ook Talpa, tot een aantal andere partijen die naar ons toekomen en zeggen, waarom doen we dit niet samen." Wat is de reden voor hen om met uitgevers samen te werken? "We hebben een aantal interesante merken, we hebben tijdschriften en zijn dus een media kanaal omdat we reclame en redactionele aandacht aan nieuwe formats en kanalen kunnen schenken. Als we met een bepaald blad ook een digitaal kanaal hebben, dan zullen we knowhow en capaciteit uit het blad beschikbaar willen stellen. En we kunnen misschien ook met onze bestaande adverteerders werken, we hebben een heel apparaat om de advertentie markt te bewerken. Zo’n digitaal kanaal is per definitie armoe. Daar kan je geen aparte infrastructuur voor opzetten, tenzij je inderdaad iets groots hebt zoals de voetbalrechten. Als je dat niet hebt, dan moet je vooral gebruik maken van bestaande structuren. Wat ik me kan voorstellen dat we op een gegeven moment mee doen aan een vrouw gericht kanaal, waar wij onderdelen aan bijdragen. Maar wij zullen niet het hele kanaal kunnen programmeren, je moet dan toch grote series hebben, zoals Desperate Housewives en dergelijke. Je kunt niet de hele dag informatie formats bieden. Ik kan me voorstellen dat we bepaalde elementen uit onze bladen halen die ook op TV aanslaan. Viva heeft bijvoorbeeld een populaire rubriek als ‘Any body’ (waarin vrouwen naaktfoto van hun eigen lichaam bespreken). Zoiets zou zich goed lenen voor TV, maar dat is nog niet voldoende." Zullen de nieuwe digitale, niche kanalen ook een heel nieuwe groep van adverteerders creeren? "De klacht van bestaande adverteerders is nu al dat TV zo goedkoop is dat de eerste de beste slager om de hoek nu ook kan adverteren. Ik weet niet of daar een hele nieuwe groep adverteerders zich aangesproken gaat voelen. Wij blijven wat het denken betreft primair aan de lezers kant. Er zijn dingen die multi-mediaal beter kunnen voor de consument, en we bekijken dat vanuit de gedachte dat er best nog een advertentie model achter zit, maar we ontwikkelen het niet vanuit adverteerders gedacht. De dingen die nu gebeuren, zijn kleine stapjes. Webradio kost ook niet zoveel, je kunt daarmee wat uitproberen. Maar ook hele goedkope TV, een paar uur per week, kost al heel wat. Uiteindelijk is de commercial zoals we die kennen voor TV ontwikkeld en niet voor internet, ik denk niet dat dit model daar zal werken. We gaan er naar kijken, we weten het gewoon nog niet. Elk jaar zetten we een bedrag opzij voor nieuwe formats, Powerbabe.nl en Soapshow.tv zijn daar voorbeelden van, het is een fonds perdu voor nieuwe zaken. We gaan nu twee mensen aannemen om als project manager dat soort nieuwe concepten uit te
187
proberen, om daar ook van te leren. We hebben ook een champion nieuwe media, die niet alleen zijn eigen gebied heeft, maar die er ook voor zorgt dat het kennisniveau wat wordt opgekrikt., en dat er een paar interessante cases zijn, om te zien wat we daarvan kunnen leren. En we gaan gewoon eens afspraken maken met verschillende partijen. Nu is het een minimaal potje waar we mensen hier en daar wat zakgeld van kunnen meegeven." Ik heb zelf de indruk dat op dit moment adverteerders het kanaal internet ontdekken. Binnen de overdaad van kranten, tijdschriften, en zenders begint het rechtstreekse steeds interessanter te worden. "Je weet niet hoe lang sommige dingen beklijven. Concepten als Powerbabes en Soapshow moeten een voldoende niveau van advertentie sponsoring aantrekken en dat is onvoldoende op dit moment. Dat heeft overigens ook te maken met de economie, de budgetten zijn dun. Er zijn veel bezuinigingen, dan wordt er toch gekozen voor dingen waarvan al bekend is dat ze werken, de rest kan dan even niet. Je ziet dan dat de adverteerder er niet rijp voor is. Toen ik hier in 1996 kwam zijn we begonnen met Libelle online, in 1997 waren we nog te vroeg. We zijn vaak pioniers, maar je verdient pas geld als de massa in beweing komt. Veel nieuwe bedrijven denken alleen maar op de deze manier, maar de grote bedrijven, met de grote budgetten, de decision makers daar zijn in de veertig, en die willen vaak heus wel wat, maar die kiezen als het er op aankomt toch voor zekerheid. Kijk naar de prijzenoorlog tussen de supermarkten, die is bijna helemaal via advertenties in de dagbladen uitgevochten. Wij hebben die Libelle vrouwen, die fanatiek online zijn, en die je elk uur kan bereiken, en toch gaat het op zo’n moment allemaal naar de kranten." Hoe ziet Sanoma de ontwikkeling van allerlei micro publishing formats? "We kijken er zeker naar, vanuit Ilse en Startpagina bijvoorbeeld. Maar ik denk niet dat wij als bedrijf die niches ingaan. Maar als iemand het succes van de niches invult op een manier die wij relevant vinden, zullen we het binnenhalen. "
188
Nieuwe concepten Sanoma Stay or Go 2 miljoen Nederlanders twijfelen over hun woonsituatie. Verhuizen? Of toch niet? Hoe kan ik meer halen uit mijn huidige woning? Op dit dilemma gebaseerd lanceert Advance samen met Sanoma een interactief concept genaamd Stay or Go. Door naast print ook op online en televisie in te zetten, hoopt Sanoma inkomsten te genereren buiten de traditionele advertentiemarkt om. Eerst wordt er een site gebouwd die ondersteund zal worden door print media. Pas in een later stadium volgt het televisieprogramma. Volgens Michel Hoekstra, directeur van Advance., is nog niet bekend wie het programma gaat uitzenden is nog niet bekend. "Daarover zijn we met een aantal partijen in gesprek. Zeker is wel dat het een commerciële omroep wordt." (bron Advance, Emerce) Soapshow Soapshow laat het publiek zijn eigen held zijn – iedereen kan via de site zijn eigen ‘soap’ aanmaken, met zichzelf in de hoofdrol. Gebruikers voegen foto's, video's en teksten toe, en kunnen mailen, daten en chatten met anderen. “Soapshow is o.a. de manier om beroemd te worden door gewoon jezelf te zijn”. Site bezoekers kunnen zichzelf populair maken door een groot publiek aan te trekken, maar ook door voor zichzelf te adverteren, of speciale opdrachten uit te voeren. Het concept is zowel voor internet als mobiele consumptie geschikt. Beloning voor populariteit is media aandacht in Sanoma tijdschriften op op Talpa radio. Een TV versie is voor eind dit jaar gepland. Het concept is ontwikkeld door CCCP, Tabe Ydo
189
190
2. Henk Blanken, adjunct-hoofdredacteur Dagblad van het Noorden “Het gaat heel erg slecht. Wij kranten roepen veel te vaak dat ontlezing niet bestaat. Ontlezing brengt de kranten al sinds de 2e wereldoorlog in de problemen, het aantal huishoudens is enorm gestegen, het aantal kranten daalt. Wat hebben de kranten de laatste jaren gemist? Negen ontwikkelingen die bij elkaar miljarden omzet vertegenwoordigen en ook in Nederland al vele tientallen miljoenen opleveren: • het zoeken en vinden van informatie? Wordt gedaan door Yahoo en Google • online veilingen en marktplaatsen? E-bay en Marktplaats.nl • onderlinge communicatie en bestandsuitwisseling? ICQ, Kazaa, MSN • mobiel verkeer, sms berichten? telefoonbedrijven • advertentie markt online? door kranten nooit goed ontwikkeld, en nu moeten we bij Google winkelen om nog advertenties binnen te krijgen • Huizen verkopen? Funda (met een belang van Wegener, dat is slim). Personeelsadvertenties? Monsterboard, Jobnews. • Het nieuws? Toch een kernzaak voor de krant, maar we hebben het Nu.nl en teletekst voor onze neus laten weghalen. • Het aggregeren van nieuws? Zelfs dat niet, dat doet kranten.com • En nu met weblogs? Er komen er elke dag wereldwijd 40.000 bij, en dan heb ik het nog niet over de ontwikkelingen rond MSN Spaces, en ook in Nederland zijn al bijna 100.000 mensen bezig. Die vorm van communicatie, met elkaar praten en eigen dingen doen, is weer niet door kranten opgepikt, maar door Ilse Media, het nieuwe media bedrijf in handen van Sanoma. Radio? "We denken nu al tien jaar na over multi media, allemaal voortkomend uit internet, en we dreigen uit het oog te verliezen dat je als dagblad ook radio kunt gaan doen. De belemmeringen gaan wegvallen, en laten we het meest voor de hand liggende media niet vergeten! Nu binnenkort de cross media beperkingen zullen wegvallen ligt het heel erg voor de hand dat kranten een radio station zullen beginnen, of kopen, of gaan samenwerken. Nu is die samenwerking nog heel lastig, de mediawet staat in de weg, maar dat gaat veranderen. Hoeveel ik ook van internet en nieuwe media houd, en dat doe ik echt, ik maak me toch vooral druk over hoe oude media hun publiek moeten blijven bereiken. Kranten en omroepen verliezen publiek, mensen onder de 40 leest massaal geen krant meer. De impact daarvan op de oplage van dagbladen is verwoestend en dat gaat niet meer weg. Haal het bereik weer tevoorschijn, doe alles om relevant te blijven voor je doelgroep. Of dat nou om hoopopgeleide 20ers en 30ers gaat, of om de lezer van het regionale dagblad, doe iets om relevant te blijven. Wij zijn bezig met een nieuw redactie systeem dat gekoppeld moet zijn aan een CRM systeem en dat is in de dagbladwereld geen gemeengoed. Bijna alle dagbladen – het Reformatorisch Dagblad uitgezonderd - zijn in doodsnood, gewoon letterlijk. Ze doen alles om het publiek te bereiken. Als ze alleen maar naar andere massa media kijken, wat voor 90% waar is, daar heb je gelijk in, dan verliezen ze het alsnog. Ze blijven de houding hebben van de arrogante journalist die wel eens even zal vertellen hoe het zit.
191
Kranten verliezen niet, massa media verliezen, dat is wat er aan de hand is. De mogelijkheid om zelf nieuws te controleren en temaken maakt dat massa media verloren gaan. Je moet jezelf niet alleen als krant definiëren, of als informatie leverancier, maar als informatie platform, waar mensen met elkaar wat kunnen doen. Vroeger was de krant een mijnheer, erna een gemeenschap, en nu is niet wat wij zeggen belangrijk, maar wat onze lezers tegen elkaar zeggen, en wat ze onder elkaar doen, dat is belangrijk. En dat is wat je nu ziet gebeuren. Die 90.000 webloggers die nu bij Ilse Media van Sanoma zitten haal je daar nu niet meer weg. Alleen omdat we het niet bedenken. Het is een van de vele dingen die dagbladen hebben laten liggen. Hoe kan het nou toch dat Nu.nl de grootste nieuws site van Nederland is? Een ouderwetse krant stelt hoge eisen aan journalistiek vakmanschap. Voor de internet generatie is dat niet van belang, die vind een regel teletekst genoeg, dat is de maat van het nieuws, daarom is nu.nl zo populair. Vraag je niet af wat dat betekent voor de samenleving, die valt uit elkaar als mensen zich niet meer interesseren voor het nieuws zoals wij dat denken te moeten brengen. De waarde van het nieuws is niet meer wat het vroeger was. Het is zo pijnlijk voor kranten omdat ze niet zomaar het roer om kunnen gooien, want dan vervreemden ze hun bestaande lezers. En over 25 jaar zijn die allemaal dood. Een jaar of tien geleden, was er een bijeenkomst in Den Haag, van toen nog Cebuco meen ik, waar gezegd werd ‘de abonnee lijkt opnieuw een jaar later in stappen dan vorig jaar’. En toen realiseerde ik me dat ineens, wat er aan de hand is: ze stappen helemaal niet meer in. We zitten te wachten op abonnees die niet meer gaan komen. Het gaat er niet om dat het gemiddelde omlaag gaat, het gaat er om dat er een heel ander media gedrag gaat komen. In 2005 is net dat nieuwe grote onderzoek uitgekomen, en daarin staat letterlijk dat het een cohortenprobleem is, dat het er niet om gaat dat ze laat instappen maar dat ze niet instappen. In een kritieke fase van je leven leer je dingen te doen of niet te doen, en dat is met kranten net zo. Als je op je 21e nog geen navel piercing hebt, zal je er waarschijnlijk nooit meer een nemen, als je op je 23e nog geen sushi gegeten hebt, dan doe je dat voor 98% zeker de rest van je leven ook niet meer en als je op je 25e nog nooit een betaald kranten abonnement hebt gehad, dan zal het er nooit meer van komen. Die kritieke fase is dan voorbij, dat gebeurt niet meer. Door krantenuitgevers is dat jaren lang weggelachen. Nu pas in iedereen in paniek. Sinds 2001 gaat het heel hard. Het heeft ook niets met opleiding te maken. Het heeft met socialisatie en inprenting te maken en een krant kan daar weinig aan doen. Als we nu een krant zouden maken zoals de nieuwe lezer het zou willen doe je het ook niet goed, want dan stoot je je bestaande lezers tegen het hoofd. De simpele vraag: hoe informeert een 25 jarige of 35 jarige zich, en wat voor geld heeft hij daar voor over? Die vraag hebben Nederlandse dagbladen zich nog nooit gesteld. Elke krant vraagt zijn lezers: wat vindt u van onze krant? Wij stellen nooit onze niet-lezer de vraag: hoe informeert u zich? Nu leest nog maar 60% de krant, en 40% al niet meer, en die 40% die onderzoeken we niet." Wat moet een klant doen met nieuwe kanalen als televisie?
192
"Een krant kan zich opwerpen als verkoper van content, als producent van programma’s of programma formats. Een andere benadering is: koop Versatel, dat is nog verstandiger. Ik heb mateloze bewondering voor John de Mol op dit punt. Alles van waarde wordt gratis, zoals ik jaren geleden al schreef, als je die ontwikkeling ziet, dan kun je beredeneren dat je niet meer in de content moet zitten maar kanaal eigenaar moet worden." Is het voor een media bedrijf een serieuze overweging om een netwerk op te kopen? "Ik weet zeker dat je van de Telegraaf op dit gebied nog wel wat kunt verwachten. Maar de rest is spuug arm, dat zijn matig renderende bedrijven die dit niet kunnen."
Interactie is per definitie interessanter dan alleen maar consumptie. "Zie het recente Carnegie rapport genaamd ‘Abandoning the news’. Wat willen nieuwe consumenten?: ze willen controle, ze willen interactie, en ze willen het gratis. Die drie criteria, zolang wij daar niets mee doen, gaat het mis."
193
194
3. Philip Alberdingk Thijm, algemeen directeur FD Mediagroep Van krant, radio, en internet naar mondelinge informatie overdracht De verschillende kanalen voor de distributie van zakelijk nieuws "Drie jaar geleden zijn wij begonnen aan de herpositionering van het Het Financiele Dagblad. We heten nu FD Mediagroep, en daaronder vallen twee bedrijven, de krant, en BNR Nieuwsradio, de nieuwszender. Die is van een zakelijke nieuwszender omgebouwd naar een brede algemene nieuwszender. Onze digitale activiteiten zijn onder andere de websites voor de krant en de radiozender, een sms berichtendienst en e-mail alerts. We experimenteren op het moment ook met video op de site van BNR Nieuwsradio, en met een podcast, een gesproken column die mensen kunnen downloaden naar hun MP3 speler. Drie jaar geleden hebben we opnieuw bekeken wat onze business nu eigenlijk is. Onze business is niet het maken van een krant, onze business is het maken van nieuws voor ondernemend Nederland. Die informatie verspreiden we op verschillende manieren, via krant, radio en internet. Daar komt nu nog een belangrijke activiteit bij: mondelinge informatie overdracht. We hebben inmiddels beide bedrijven, krant en radiozender op een lokatie gevestigd, inclusief de zendstudio's. Sales en marketing van de twee zijn geïntegreerd. Ook wordt er veel samengewerkt, elke avond hoor je op de radio wat er de volgende dag in de krant komt. Steeds meer krantenjournalisten komen op de radio als expert, en soms schrijft iemand van de radio ook voor de krant. De centrale nieuwsdesks zijn nu nog gescheiden, maar die worden binnenkort ook gecombineerd, en de weekeind redactie van krant en radio werken naast elkaar. Met name door de huisvesting, wordt het abstracte concept tastbaar. Op dit moment wordt er verder een grand café met een auditorium gebouwd. We zijn namelijk van plan veel meer events te gaan organiseren. Er is een enorme overflow aan informatie, wij bieden daarin selectie en een garantie voor de kwaliteit van informatie. We denken dat mondelinge informatie overdracht steeds belangrijker wordt, via open en besloten bijeenkomsten om kennis en kunde van onze journalisten te delen. Maar het gaat ook om events als prijsuitreikingen. Journalisten delen in die bijeenkomsten hun visie met het publiek. Een avondvullend programma over beleggingsfondsen wordt bijvoorbeeld door twee van onze radio journalisten aan elkaar gepraat, de uitzending is op de radio, verschillende media worden ingezet. We organiseren op dit moment al een publieke serie over leiderschap in de Rode Hoed, en besloten ontbijtsessies samen met ABN Amro en anderen. We transformeren FD naar een media groep die anytime, any place, het nieuws brengt. Dat doen we omdat onze lezers en luisteraars dat willen. Vroeger begon de dag om 9 uur, op kantoor, waar de Directeur eerst eens de krant las. Nu begint de werkdag voor veel mensen de seconde dat ze hun huis verlaten en de mobiele telefoon begint te rinkelen. De wereld is drastisch veranderd, de manier van leven is veel dynamischer geworden. De filosofie van de krant is: bij ons wordt je lid van de club en als onderdeel daarvan krijg je een heel palet activiteiten aangeboden - krant, tijdschrift en bijlagen, maar ook events, internet sites, email alerts, en sms diensten. Onze strategie is dat je je op alles tegelijkertijd abonneert. We proberen nu ook een persoonlijke kant van ons publiek aan te spreken, via een nieuw magazine, FD Persoonlijk op vrijdag, met daarin traditionele FD onderwerpen als geld en
195
cultuur maar ook lifestyle. En op de radio bieden we ook voldoende afwisseling tussen nieuws en vermaak. Een grapje op zijn tijd, of een verrassend nieuwsfeit horen bij het medium. Wat de oplage van de krant betreft zijn wij de grote klappen voorbij. We zijn meegegaan met de beurs - toename van abonnees toen de koersen stegen, en toen ze snel omlaag gingen hebben wij dat ook gemerkt. Op 1 januari van dit jaar hadden we 6% meer abonnees dan vorig jaar, de HOI cijfers die uitgekomen zijn waren vertekend door een tijdelijke actie. We werken nu aan de website, om die naar een volgende fase te brengen. We hebben een archief van informatie vanaf 1985, en alle informatie daarin is bij minstens twee bronnen gecheckt, we garanderen dus een hoge kwaliteit van informatie. We hebben onlangs onze eerste ervaringen met streaming video opgedaan. Tijdens de AutoRai, hadden wij een studio op de vloer daar, en hebben we allerlei interviews gemaakt, van Balkenende tot Georgina Verbaan. Dit was weer gekoppeld aan een speciale bijlage in de krant. We willen dat zeker verder ontwikkelen. Voor ons is het geen vraag of wij ons ook in streaming video moeten gaan profileren, we gaan daarvan uit. Maar wel pas op het moment daar behoefte aan is. Wat is de kern van het bedrijf? "We komen uit een traditionele uitgeef omgeving, waar alles gericht was op het produkt, de krant. Inmiddels zijn wij heel erg gericht op de markt, op onze klanten. Wat voor ons leidend is, is wat de doelgroep wil. Die staat totaal anders in het leven dan 20 jaar geleden en daar moeten we op inspelen. We verplaatsen ons in de klant en laten die leidend zijn in de keuzes die we maken. Wij zijn ongelooflijk gericht op die klant, en zeer klantgedreven, en ik vind dat het nog verder kan. We staan dan ook continue in contact met de klant, o.a. via een groot webpanel, waar we zaken aan kunnen voorleggen. Na onderzoek hebben we een special gepubliceerd over auto's, en dat werd zeer gewaardeerd. We hebben inderdaad nog geen CRM systeem dat op individueel niveau informatie over onze klanten vastlegt, en zijn dus ook niet bezig met het verrijken van die data, maar de informatie over de lezer is essentieel. In het verleden schreven onze journalisten vooral voor zichzelf, nu moeten zij zich verplaatsen in het publiek. De events die wij organiseren stellen de redacties ook bloot aan hun lezers en luisteraars. De totale trend is dat het publiek steeds fijnmaziger is opgebouwd uit doelgroepen. Je ziet het ook aan de enorme hoeveelheden tijdschriften nu, de een nog specialistischer dan de ander. Wat wij aan het opbouwen zijn is dat wij heel erg goed weten voor wie wij het we doen, we zijn meer narrowcaster dan broadcaster. Het onderwerp, (financieel-economisch) nieuws bepaalt de doelgroep vrij precies. Televisie is voor ons niet zozeer een middel om geld te verdienen maar een middel om exposure te krijgen. We werken samen met Nova, er zit een journalist van ons bij hun op de redactie en andersom. Alle financieel-economische items van Nova zijn joint productions – wij leveren onze kennis en het netwerk op het gebied van financieel-economisch nieuws. Dit doen we nu al bijna 3 jaar en dat willen we graag uitbouwen, door bijvoorbeeld een Nova uitzending te verzorgen vanuit het geplande Grand Café.
196
Maar de functie van beeld is een hele andere dan van een krant of radio, per definitie is televisie informatie veel meer op de oppervlakte. De meeste diepgang vind je in de krant, radio is al wat vluchtiger, televisie is toch oppervlakkiger, meer entertainment gericht. Doorwrochte analyses maken op televisie is heel lastig. Een dagelijks FD journaal, wat je nu op de radio doet zou natuurlijk ook met beeld kunnen. Er is volgens ons niet een medium dat het totaal gaat overnemen. Een paar jaar geleden zouden de distributie kanalen het allemaal overnemen, maar dat is niet zo. We hebben geen plannen om een FD televisie kanaal te maken, en BNR is zelfs van business nieuws radio door ons veranderd in een algemene nieuwszender, we hebben die ook niet FD radio genoemd. Toch zien we ons als een merk dat via verschillende kanalen te benaderen is. Wat mobiel betreft, hebben we alerts met beurs informatie, nieuws en filemeldingen per sms, en BNR nieuws is ook beschikbaar via Imode of op de PDA. Met de redactie hebben we wel een UMTS pilot gedaan maar dat was voor de journalisten zelf, als onderdeel van het werkproces. Ook op het gebied van voice diensten via de telefoon doen we nog niets, maar we gaan wel die kant uit, omdat we met BNR ook voice in huis hebben. Een podcasting produktje is net gelanceerd, daarmee kun je een gesproken column downloaden. We gaan het stap voor stap uitbouwen."
197
198
4. Maarten van de Biggelaar, algemeen directeur Quote Media “Het probleem met dit soort dingen is, ben je op het juiste omment op de juist plek? Ik heb in het verleden met Michiel Frackers Planet gedaan, en dat was toen zo nieuw. KPN wilde investeren, anders had je zoiets nooit kunnen doen, het kostte erg veel geld. Het avontuur met Quotenet heeft erg veel geld gekost. De ISP kant was uitbesteed, maar vooral de portal met diensten, die wij zelf hadden ontwikkeld leverde veel problemen op. Dat hadden we moeten uitbesteden. Het principe klopt wel, dat zie ik aan Yahoo, en de advertentie markt online groeit ook. Maar ook als dingen werken, moet je ze ook nog in de Nederlandse schaal laten werken. We hebben besloten om ons te concentreren op content, want dat controleren wij, dat is ons ding. Inkomsten komen uit abonneegelden en advertenties. We hebben een mooi bedrijf, maar we moeten gewoon geld verdienen. De traditionele uitgeverij heeft het zwaar onder invloed van de economie, niet zozeer door de nieuwe media. We halen onze winst door strak op de kosten te letten. Met de zoekmachine vinden.nl erbij, brachten onze internet sites we 60-70.000 euro per maand binnen, nu gaat er 30.000 euro per maand af. Vinden.nl hebben we verkocht, met alle internationale ontwikkelingen leek me dat toch een achterhoede gevecht en ik kon er nu geld voor krijgen. Tegen Yahoo, Google of MSN kun je als Nederlandse zoekmachine niet makkelijk opboksen. Dus in essentie bestaan onze digitale activiteiten uit de websites bij de tijdschriften en de email nieuwsbrieven, met een CPM van 30 Euro, bovendien zijn we regelmatig uitverkocht. We doen advertentie verkoop in principe zelf. We hebben met Quote 120.000 unieke bezoekers per maand en dat is goed voor een klein blad. Als je kijkt wat adverteerders aan nieuwe media besteden, dan zijn dat eigenlijk nog steeds bescheiden bedragen. Het groeit echter wel hard, daar zit wel de groei. Bovendien zijn de kosten bij de internetactiviteiten veel lager. Internet wordt bij ons door twee mensen gedaan, en de marges zijn het hoogst van allemaal. Wat de verschillende kanalen betreft, we doen eigenlijk niet veel met mobiel, het is er gewoon nog niet van gekomen. Het is voor ons ook kennis die we moeten inkopen. Investeringen ga ik ook niet in grote bedragen doen, ik stop dit jaar al miljoenen in een nieuw weekblad, dus veel meer kunnen we ook niet aan. We gaan samen met MTV een wekelijks entertainment blad uitgeven, inclusief programmagegevens. Wat betreft onze lezers, we hebben natuurlijk een database met abonnees, maar de informatie is niet verrijkt genoeg. We kunnen adverteerders dan ook niet hele scherpe selecties uit het bestand bieden. We houden op zich wel bij wat de consument wil, maar wij verzamelen niet op individueel niveau. We moeten daar wel naar toe. Dat is je basis produkt. Ik heb The Box opgericht en verkocht, en heb dus wel ervaring met televisie, en heb nu een heel concreet plan voor een kookkanaal. Dat is een zender met 20 clipjes die herhaald worden, maar ook met een kookstudio die toegankelijk is voor het publiek, waar bussen vol met mensen op af komen om een kookcursus te doen, en vanwaaruit tegelijkertijd uitgezonden wordt. De mensen die komen kijken moeten betalen daarvoor, dat zijn de basis inkomsten van de zender, met vaste sponsoren om de boel rond te draaien. Maar eerst moet ik het weekblad
199
in de markt zetten, erna ga ik me op mijn kookzender richten. Tegen die tijd kunnen misschien ook meer mensen digitale zenders ontvangen. Sommige merken zijn goed voor een bepaald medium, en niet voor andere media. Quote is een heel sterk merk, maar alleen als tijdschrift. En de mensen zitten helemaal niet te wachten op Quote televisie of radio. Als je dat wil doen moet je een nieuw merk maken en dat gaan laden."
200
5. Bram Bloemberg, algemeen directeur FTV "FTV, onderdeel van Moneyview Nederland, is in april 2000 begonnen met het uitzenden van video clips op internet, en was aanvankelijk gericht op financieel-economisch nieuws (FTV stond voor 'FinanceTV'). Hoewel FTV nog steeds veel aandacht aan beursnieuws en aandelenanalyses besteedt, is het bedrijf inmiddels een aanbieder van video nieuws in allerlei categorieën. Om de video clips te kunnen aanbieden, werkt FTV samen met persbureau Novum Nieuws, het maakt eigen rapportages en het werkt samen met regionale en lokale TV stations als AT5, RTV West en Omroep Brabant. FTV clips zijn te vinden op de eigen website, maar ook op sites als Nu.nl, chello, MSN, Tiscali. Voetbal international en de Telegraaf. Elke site maakt uit het dagelijkse aanbod van zo'n 30 FTV programma's zijn eigen selectie. Elk item wordt voorafgegaan door een reclame, adverteerders betalen 0.10 Euro per internet kijker, 0.25 Euro per mobiele kijker. De exploitatie wordt door FTV zelf gedaan, uitgevers die FTV clips op hun site aanbieden, delen mee in de opbrengsten. Op mobiel betalen de gebruikers, gemiddeld 0,25 Euro per clip. FTV trekt inmiddels meer dan 1,7 miljoen unieke bezoekers per maand, die samen 3,5 miljoen clips bekijken. In November 2004 rapporteerde FTV 2,4 miljoen opgevraagde clips in twee weken, mede door de grote belangstelling voor het nieuws rond de moord op Theo van Gogh (870.000 opgevraagde clips). Elke clip wordt vooraf gegaan door een korte commercial (20 seconden), waarvoor de adverteerder E 0.10 per kijker betaalt. Daarnaast worden de clips ook op de mobiele telefoon aangeboden, alle Nederlandse mobiele operators bieden FTV nieuws aan. FTV behaalt met zijn diensten ongeveer 1 miljoen Euro omzet per jaar in Nederland, en heeft onlangs de dienstverlening uitgebreid naar België en Frankrijk. Voor het eind van het jaar wil men in alle grote Europese landen aanwezig zijn. Bloemberg: “De consument vraag om video, dus kranten zouden het wel aan moeten bieden. Mensen vinden het leuk om video te bekijken op internet. We zien dat aan onze gebruikscijfers. Op dit moment worden 3,5 miljoen clips per maand bekeken, en dat blijft iedere maand keurig netjes doorgroeien. De stap van televisie online naar digitale televisie is uiteindelijk niet groot. Uitgevers willen erbij zijn, ervaring opdoen, en kijken hoe het gaat werken. Wij kunnen ze die mogelijkheid voor relatief weinig kosten bieden, we kunnen ze zelfs meteen geld laten verdienen ermee”.
Hoe vinden die adverteerders u? “Dat is bloed zweet en tranen. Het is nog steeds heel hard werken voor onze verkoopafdeling om alle adverteerders te bellen, en media bureaus te informeren. Het maken van een commercial is vaak het minste werk, en daar zijn we op ingesteld. De adverteerder betaalt per view, E 0.10 per gebruiker. Dat wil zeggen dat CPM hoger is dan wat je op televisie kunt vragen, het ligt boven televisie, en levert per gebruiker veel meer opbrengsten op. Wij kunnen alles meten tot de website van de adverteerder. Onder in beeld krijg je altijd een button of banner zien van degene die adverteert, en voor Nike en Volvo, hebben we speciale campagnes gedaan waarbij we ook de player nog aanpassen.
201
We zien af en toe campagnes met click through rate van 10-15%, wat uitzonderlijk hoog is maar gemiddeld zijn de CTRs 3-5%, dat zijn voor DM waar ze in promilles rekenen nog steeds zeer goede resultaten. We merken overigens wel dat het makkelijker begint te worden adverteerders te overtuigen. Het helpt dat we werken met grote namen als Heineken, Philips, en de KLM. Wat bezoek betreft zien we 's ochtends een grote piek, tussen 9-11 maar daarna loopt het tussen 16.00-20.00 ook heel goed. Toen we even terug voor het eerst weer echt sneeuw hadden in Nederland, hebben we uitzonderlijk veel bezoek gehad, maar ook het filmpje van de nieuwe Airbus die de lucht ingaat, zorgde laatst voor een topdag. We zijn inmiddels actief in België en Frankrijk, en we verwachten 15 Europese landen dit jaar nog aan te sluiten. Op de internationale persbureaus na zien we geen echte concurrenten met hetzelfde model. We werken veel met lokale en regionale TV zenders, halen daar de video clips weg en verkopen die weer aan de kranten. Dat doen we elk land, we verkopen onze clips als feed aan uitgevers en kranten die zelf een keuze maken, maar ook als eindproduct aan sites die het kant-en-klaar willen hebben. In België betalen twee mobiele operators ons om zelf een video nieuwsdienst te hebben. We regelen de exploitatie en we bieden het technische platform, maar dat zijn niet de centrale activiteiten. Door de economies of scale is het voor ons handig om hosting aan te bieden, en de klanten zouden op termijn de exploitatie ook zelf ter hand kunnen nemen. Het belangrijkste voor ons is de content en het zijn van een video persbureau. Telegraaf gaat zich meer richten op televisie, en zal nu bijvoorbeeld zelf de voice overs gaan verzorgen, zodat het meer echt 'Telegraaf' nieuws wordt. Ik denk dat de kranten en uitgevers een hele belangrijke rol gaan spelen. FTV stelt kranten in staat te concurreren met de omroepen. En ik zou ook niet weten waarom je nu 2 tot 3 miljoen Euro zou uitgeven om zelf video te gaan produceren terwijl je niet weet wat er van de markt gaat worden, nog los van of je het geld hebt." Govert van Eerde, algemeen directeur van Tapps "Tapps is een gespecialiseerd e-mail marketing bureau op het gebied van online zakelijke en consumenteninformatie en de verrijking en verhuur van actuele en kwalitatieve opt-in e-mail adressen. Tapps werkt samen met uitgevers, en zorgt ervoor dat hun bestanden opgeschoond en verrijkt worden. VNU sloot onlangs een overeenkomst met Tapps, om alle (opt-in) e-mail adressen van oa. Management Team, Intermediair en Computable te actualiseren en te verrijken en beschikbaar te maken voor de exploitatie en verhuur. Tapps beheert in totaal ruim 3 miljoen e-mail adressen, en verhuurt adresbestanden van een groot aantal titels, onder meer Management Team, Intermediair, Radio538, Webwereld.nl, IEX.nl, Computer!Totaal, Emerce, Sprout, RTL 4, RTL 5 en Yorin, AutoTrader, Startkabel, ViaVia, SBS 6, Net 5 en Veronica, Computable, EuroBench.com, InfoWorld, ElmarReizen.nl, On Stage, PCM, Icecards, etc. TAPPS vraagt abonnees eerst om toestemming, en zet daarna oa. enquetes en sweepstakes in om de bestanden te verrijken alvorens deze te verhuren aan adverteerders. Zijn uitgevers zo slecht in het verzamelen van informatie over hun eigen klanten, dat ze daarvoor een extern bureau in moeten schakelen? Zien zij het niet als belangrijk onderdeel van het uitgeefproces?
202
“Ja, sommige uitgevers hebben op het gebied van online databases nog kansen laten liggen. Ze waren in het algemeen niet gericht op interactie met hun publiek. Terwijl ze heel interessante doelgroepen vertegenwoordigen. In veel gevallen weten ze daar ook veel van op geaggregeerd niveau, maar er zijn weinig uitgevers die op ‘record’ niveau informatie verzamelen. Vaak volstond het om voor een abonnement op een online nieuwsbrief uitsluitend je (voor)naam en e-mail adres op te geven. Dit biedt natuurlijk weinig aanknopingspunten om een intelligente e-mail marketing campagne uit te voeren. Wij sturen op het moment voor VNU, Intermediair en Management Team de eerste campagnes uit, een van de adverteers is bijvoorbeeld T-mobile, dat zakelijke abonnementen wil verkopen. Wij zijn op VNU afgestapt omdat wij altijd goede adressen nodig hebben, het liefst geprofileerd en het liefst gerelateerd aan A-merken. De reactie van uitgevers was tot voor kort: dat doen we niet, want wij willen geen spam sturen. Maar adverteerders zien e-mail marketing inmiddels als een krachtig en volwaardig mediakanaal. VNU heeft ons nu in de arm genomen om de abonnee bestanden die ze hebben op te schonen, te actualiseren, en er kenmerken aan toe te voegen. We maken profielen door middel van onderzoeken, sweepstakes, prijsvragen, enquetes. Ons doel hierbij is om niet alleen de zakelijke gebruiker in kaart te brengen, maar ook de privé persoon die iedereen is: de gezinssituatie, waar gaat iemand op vakantie, heeft hij of zij een koop of lease auto – dat soort informatie hebben uitgevers zelden verzameld en dat biedt nou net die meerwaarde. Die informatie is om meerdere redenen interessant. Ten eerste voor de eigen nieuwsbrieven, om gericht site bezoek te stimuleren, voor eigen aanbiedingen en om deze informatie te exploiteren. En dat doen wij dan weer. Een uitgever heeft bijna altijd meerdere titels en produkten, hoe meer hij weet van elke lezer/abonnee, hoe beter hij relevante informatie kan toesturen.en gerichte aanbiedingen kan doen. Een bedrijf als VNU bijvoorbeeld organiseert ook veel seminars en conferenties. Die kun je natuurlijk gemakkelijk marketen onder je eigen doelgroep, en dat gaat veel beter als je de lezer regelmatig welke interesses hij of zij heeft, in welke branche men werkzaam is of welke functie men uitoefent. Maar ook kun je vragen welke investeringen er binnenkort gemaakt gaan worden, of iemand behoefte heeft aan informatie over opleidingen, telecommunicatie etc. Wij brengen in kaart waarin mensen werkelijk geïnteresseerd zijn, en kijken naar waar mensen werkelijk behoefte aan hebben. Dit is overigens een ongoing proces dat regelmatig herhaald dient te worden. In de meeste gevallen wil de uitgever meer inzicht hebben in de eigen doelgroep. Vaak is alleen e-mail adres en voornaam achtergelaten, wij brengen alle standaard informatie in kaart, zoals functie, bedrijfsgrootte, etc. Vervolgens gaan we via enquetes en onderzoeken nog verder kijken, om een beeld te krijgen wat er achter iemand als persoon zit. We weten op record niveau zaken als ‘deze mijnheer gaat over zes weken een keuken kopen’, of ‘deze mevrouw mag een lease auto uitkiezen’. Wat Wegener en Claritas via de post doen, met grote consumenten enquetes, doen wij al meer dan een jaar via internet. Dat is niet alleen veel sneller, je hebt ook extra mogelijkheden. Wie bijvoorbeeld invult alleenstaand te zijn, krijgt geen vragen over de partner, etc. Daarbij hebben wij ook gesponsorde vragen. Wilt u een cursus gaan doen? Gaat u de komende drie maanden een vakantie boeken? Bent u op zoek naar een auto, en over welke merken denkt u na?
203
Het doel van dit soort onderzoek is dus niet alleen het verrijken van bestaande profielen, iets dat op zich voor uitgevers heel interessant is, maar ook ten behoeve van zowel produkt ontwikkeling als voor de exploitatie en verhuur. Wij kunnen zo ism. de uitgevers hele intelligente DM campagnes uitvoeren voor adverteerders. Het is ook een manier om leads te genereren voor sponsoren, want voor de deelnemer is het duidelijk dat er naar aanleiding van zijn antwoorden contact opgenomen kan worden. Wat we bij uitgevers zien is dat ze wel bestanden hebben opgebouwd in de laatste jaren, en dat ze die gebruiken voor de verzending van e-mail nieuwsbrieven, maar dat ze die niet actief onderhouden. De nieuwsbrieven waren er dan ook uitsluitend voor om site bezoek te genereren. Waarom uitgevers dat niet doen? Het is een vak apart. De bestanden zijn en blijven overigens van de uitgever. De uitgever verzendt de enquetes, uit naam van een van de titels, als er gesponsorde vragen inzitten, betaalt de sponsor een fixed fee en een bedrag per respons. Wij hebben geen eigen bestanden. De marketing inkomsten op de bestanden die wij verrijken, gaat helemaal naar de uitgevers toe."
204
6. Michel Hoekstra. algemeen directeur van Advance “Wij noemen onszelf een interactief media bedrijf, en wat wij al tien jaar lang doen, is voor adverteerders, vanuit een interactief concept, een directe relatie creëren met een doelgroep. Dat moet altijd vanuit interactiviteit, dus onze concepten starten daarmee, maar we hebben vaak ook een vertaling naar andere media toe, print, TV, radio – al was het maar omdat je daar veel meer mensen mee op de been kunt brengen dan alleen met internet. Onze concepten starten met een initiatiefnemer die doelgroep en produkt benoemt en zegt, wat jullie doen dat willen wij ook. Wij kijken vervolgens samen met de klant verder met wie we dat nog meer kunnen doen – voor een deel uit financiële gronden, om de kosten met meer partners te kunnen delen, maar ook omdat het concept inhoudelijk vaak sterker wordt. Een goed voorbeeld is de Hartstichting, die willen het gedrag van mensen veranderen, en zien dat ze niet alleen met de spots en advertenties hun doel kunnen bereiken. We hebben voor hen het concept ‘Je echte leeftijd’ ontwikkeld, dat al drie jaar loopt en waar inmiddels 1.5 miljoen Nederlanders aan mee doen. Hierin participeren ook zorgverzekeraar VGZ, Auping en Albron. Zolang belangen niet conflicteren gaat dat prima. Kern van zo’n concept is het direct contact met een consument, waardoor je kan leren van consumenten, maar ook kan reageren, en kan bepalen op welk moment je welke boodschap moet brengen. Dat is voor alle betrokken partijen interessant." Stelling: uitgevers hebben geen goede CRM systemen en verzamelen niet de goede informatie over hun lezers. "Uitgevers zullen er in hun eentje niet in slagen om het interactieve kanaal goed te gebruiken. Een uitgever heeft zijn wortels in bladen, in titels, en ze kunnen dat ook heel goed. Net als een TV producent die heel goed in TV kan denken. Het lukt die mensen niet om daarover zomaar anders te denken. Voor interactieve media gelden totaal andere spelregels dan voor ‘zend media’ zoals tv en print. Met alleen een CRM systeem ben je er ook niet, de meeste uitgevers hebben nu ook alle abonnees wel in een bestand staan, maar ze weten niet hoe ze met die mensen kunnen praten. Ze kunnen maar een kant op informatie verspreiden, ze kunnen wel praten maar niet luisteren. Hoe zien zij bovendien de adverteerder? Voor uitgevers is dat volk wat erbij mag komen omdat ze geld meebrengen. Voor die adverteerder zetten ze dan een advertentie in het blad, of banners op de bijbehorende site, en dat is het. Maar het kopiëren van regels van de print wereld naar een online wereld, werkt niet. Online zijn de spelregels anders. Adverteerders zijn nu echt om, je ziet nu grote serieuze interactieve initiatieven ontstaan, en ook grote bedrijven doen hier aan mee. Veel mediabureaus en reclame-bureaus zien dit als bedreiging en zijn vooral bezig met een verdediging van wat ze hebben. Je wortels kun je niet verloochenen: zij denken in spotjes, en in advertenties. Wij doen zelf niet veel met mediabureaus of reclame bureaus, wij werken rechtstreeks met de adverteerder zelf. Dat zijn bedrijven die tot nu toe vooral in TV en print investeerden, en grote budgetten uitgeven aan print, TV en radio. Afhankelijk van de ondernemingszin van de directeur of de marketing afdeling, doen ze aan interactieve concepten mee. We zijn al drie jaar geleden
205
begonnen met Je echte leeftijd, en toen we begonnen vroegen wij flinke investeringen voor een nieuw concept. Maar nu zijn ook de traditioneler ingestelde partijen geïnteresseerd, omdat je inmiddels al serieuze resultaten kunt laten zien. We hebben nu binnen dat concept met anderhalf miljoen mensen een relatie." Obsevatie: hele grote bedrijven maken met heel kleine bedrijfjes interactieve campagnes "Wij werken elke keer op maat voor een adverteerder, het is maatwerk en zal het ook blijven. De grote vraag is elke keer hoe wij voor de klant het directe contact dat wij creëren met een consument kunnen gebruiken om doelstellingen van die klant te realiseren. Dat kan zijn op het gebied van ‘branding’ en exposeren, maar ook crm, conversie, leads genereren etc. Dat is voor veel adverteerders wel nieuw. Zij hebben dan wel de mond vol over direct contact, maar ze spreken niet dagelijks met een consument. Je moet daar op voorbereid zijn. Het vereist wel een speciale organisatie. Als wij met een uitgever als Sanoma werken, kan dat zijn omdat we een media partner willen hebben. De uitgever zorgt dat er binnen de titels aandacht is voor het concept, door advertenties of redactionele aandacht, en in ruil daarvoor verkopen we bijvoorbeeld proef abonnementen. In zo’n opzet biedt de uitgever een media kanaal, een media deal, zoals we die ook met RTL sluiten, al is hij veel kleiner. Met het nieuwe concept Stay or go, dat is gericht op wonen, werken we intensief samen met Sanoma’s wooncluster, en hebben we wel samen het concept ontwikkeld. Zij hebben de thema’s, de kennis en de consumenten Wij weten dat te verzilveren door een directe relatie met die consumenten te creeren. Met Stay or go zetten we een nieuwe titel in de markt die niets met print te maken heeft, nu ontstaat ook voor Sanoma een business model waarbij zij adverteerders het directe contact met klanten gaan aanbieden, ipv alleen een advertentie pagina. We zijn gestart met het gegeven dat 2 miljoen mensen in Nederland twijfelen over hun woonsituatie. Het concept houdt jou als het ware een spiegel voor waaruit blijkt of je moet blijven of weg moet gaan. Vervolgens bieden we hulp bij de consequenties van de ‘stay’ of ‘go’ beslissing. En dat is natuurlijk interessant voor adverteerders zoals hypotheekverstrekkers, energiemaatschappijen, interieurwinkels etc. Op televisie staat steeds een huishouden centraal, die tijdens het programma samen die test moeten gaan doen, en wat daaruit komt moeten ze ook meteen gaan doen: blijven en verbouwen bijvoorbeeld, of inderdaad weggaan. We zitten in de onderhandelingen over op welke zender het komt. We geven het programma gratis aan de zender, huren een TV producent in om het programma te maken en produceren zelf de interactiviteit. Het belangrijkste begint dan eigenlijk pas: wij vormen een soort ‘brand team’ om het concept/merk bekend te maken in Nederland en om er voor te zorgen dat zoveel mogelijk mensen naar stayorgo.nl gaan. We gebruiken daarvoor events zoals de Woonbeurs, radio is nog niet zeker, er zit geen mobiel kanaal in dit concept. Het doel is inderdaad om zijn merk tot in de lengte van dagen in de lucht houden. Opnieuw levert Sanoma media aandacht, maar in dit geval zijn zij ook mede eigenaar en delen ze mee in de opbrengsten. Daar zouden uitgevers uiteindelijk toch heen moeten: de adverteerder een direct contact bieden met de consument, op basis van kennis van de wensen van die consument. Ik zie daar nog weinig mensen slim mee omgaan.
206
Degene die de consument kent en er wat mee doet, die heeft een model in handen. Een zorgverzekeraar heeft bijvoorbeeld ook info over de gezondheidstoestand van Nederland, maar dan ben je er nog niet.. We hebben dat in januari onderzocht onder het publiek van ‘Je echte leeftijd’, en die mensen schreeuwen echt om hulp, ze willen hun gedrag veranderen en willen daar hulp bij. Als marketeer ben je dan spekkoper, mensen vragen er zelf om. De clubs die dat voor elkaar krijgen, die op basis van gedrag mensen leren kennen en op basis daarvan acties doen, ik ben ervan overtuigd dat dat het model van de toekomst is. We hebben het over uitgevers maar voor omroepen geldt het zelfde: op de sites van zenders, moet je eerst een formulier invullen om vervolgens enkel mails te kunnen krijgen. Adverteerders kunnen dan een banner neerzetten. Dat is een doodlopende weg. Bij gebrek aan beter gaat er wel veel geld in om, maar het gaat zeker veranderen. Dit jaar is er een omslag gaande bij de adverteerders. We staan aan het begin van een hele grote kentering. Voor de internet hype werd dat ook gezegd, maar nu gaat echt de wereld op zijn kop. Het verschil is dat het bijna ongemerkt gaat. Bestaande uitgevers zijn niet dicht genoeg naar gebruiker gekropen om de adverteerder te interesseren, maar ze zijn ook ver weg komen te staan van de consument. Die wil grotere betrokkenheid, die wil betrokken zijn. Ze beleven plezier aan interactie."
207
208
7. Ralph Cohen, oprichter van Ice Mobile. "Ice Mobile is actief op het gebied van mobiele content, en ontwikkelt content diensten voor mobiele operators en marketing concepten voor adverteerders. Het bedrijf heeft onder andere Playboy als klant, waar het video filmpjes voor organiseert op de mobiele telefoon, en deelt mee in de opbrengsten hiervan. Onlangs lanceerde Icemobile samen met Endemol een UMTS dienst rond het programma Bad Candy; door eenvoudigweg een nummer te bellen, komt de mobiele beller met UMTS automatisch terecht op een site met een clip en de laatste uitzending, die voor 50 cent per minuut bekeken kunnen worden. Maar Icemobile is ook vaak betrokken bij campagnes en acties. Een recent campagne is 'Bling your phone' voor Hi, ondersteund met TV commercials. Gebruikers kunnen op de Hi site hun mobiele telefoon personaliseren, met een ringtone, en background, maar ook door foto's te uploaden en een ontwerpje te maken voor de buitenkant van de telefoon. Dit ontwerp wordt als sticker toegestuurd naar de besteller, die het dan op zijn telefoon kan plakken. 'Bling your phone' wordt betaald door KPN, die een limiet van enkele duizenden per dag heeft gesteld. Om 9 uur 's ochtends wordt de site opengezet, om zes over 9 kan hij weer dicht. Soortgelijke acties, waarbij de gebruiker bijvoorbeeld een visite kaartje kon laten maken en toesturen, zijn ontwikkeld voor Nivea, O'Neill. Samsung, LG en een hondebrokken merk, en voor operators O2 in Engeland, Vodafone in Spanje en Duitsland. In veel van dit soort campagnes sturen mensen foto's van zichzelf in, en omdat ze graag de gepersonaliseerde kaartjes of stickers willen ontvangen, sturen ze ook goede NAW gegevens mee. Soms krijgen ze ook nog een sample, of een kaartenhouder. Icemobile vraagt om toestemming voor verdere marketing activiteiten en heeft inmiddels een bestand van enkele honderdduizenden mensen in Nederland met NAW gegevens, mobiele telefoon nrs en email adressen, maar ook met informatie over welke merken en produkten ze gebruiken, en in veel gevallen met foto's van zichzelf erbij. Dat bestand van foto's is voor de adverteerders vaak ook een bron van informatie over de doelgroep. O'Neill kreeg echt veel foto's binnen van mensen op het strand, aan het surfen etc, precies de groep die zij wilden bereiken. Een andere manier van marketing is zorgen dat nieuwe commercials mobiel eerst te zien zijn, Nike en Achmea werken daarvoor met Icemobile, het is een manier om de consumenten te bereiken, en ook om rumour around the brand te creeren. Zo is de Yo Oma ringtone, die bij de Douwe Egberts televisie commercial hoorde, honderdduizenden malen gedownload. Wat betreft uitgevers en het gebruik van het mobiele kanaal is Playboy een mooi voorbeeld, een Sanoma titel. De Playboy video dienst draait op vier van de vijf Nederlandse operator portals. Early adopters zijn vaak jonge mannen, dus de huidige UMTS gebruiker sluit goed aan bij het Playboy publiek. Met deze dienst wordt echt geld verdiend, het is een nieuwe inkomsten stroom voor een uitgeverij. Als je de Playboy inkomsten in landen als Nederland, Engeland en Duitsland bij elkaar optelt, heb je het nu al over miljoenen die per maand met mobiel worden verdiend. Als het publiek groeit zal ook het type content dat geld kan opleveren diverser worden. Cohen kijkt vooral naar de markt voor video op de mobiele telefoon. “Het is nog steeds niet eenvoudig om te voorspellen hoe gebruikers zich gedragen. Ik dacht zelf dat de gijzeling van die kinderen in Rusland heel veel verkeer op zou gaan leveren, en dat viel tegen. Maar toen Andre Hazes overleed hadden wij meer verkeer dan ooit. RTL-Z is inmiddels te bekijken op Vodafone Live, maar voor print uitgevers is het echt een probleem wat ze met dit kanaal
209
aanmoeten. Verder dan het verkopen van ringtones en het sturen van sms alerts komen ze vaak niet. Telegraaf heeft wel een Vodafone Live en een Imode site, maar ik geloof niet dat dat de hits zijn. Toch weet ik zeker dat het gaat gebeuren, ik geloof erin, maar vooralsnog kan ik geen prachtige voorbeelden geven. Voor partijen die video al in de kast hebben, wordt de telefoon in ieder geval nu interessant, ook zijn er nog geen hele goede modellen. Als je als nieuwsorganisatie een aanbod wil bouwen en aan wil bieden via de portals van de mobiele operators, moet je dat doen voor 5 operators, met allemaal eigen billing structuren en business modellen, het is kostbaar en nog te weinig transparant voor gebruikers. Op dit moment kun je ringtones, games, en sommige clips verkopen, maar voor andere typen content moet je toch uitgaan van een advertentie model. FTV verkoopt gewoon commercials voor zijn clips, ook op mobiel. Een uitgever zou kunnen zeggen, ik koop het in en het gaat met mijn brand de deur uit, op het net en mobiel. Ik denk dat uitgevers met hun titels succes kunnen hebben met branded video nieuws. De adverteerder wil ook alle kanalen kunnen inschakelen. Al het gelul over multichannel en cross platform en 1 to 1 adverteren dat we al jaren horen? We zien het nu gebeuren. Een uitgever moet zich de vraag stellen. hoe gaan we hier mee om? Hoe worden we een bedrijf dat al die kanalen beheerst? Ik zie wel stappen in die richting, maar het ontbreekt aan 'practice what you preach'. Iedereen heeft wel een 'werkgroep mobiel' maar aan het einde van de dag gebeurt het toch weer zoals altijd. Hetzelfde bij media bureau's. Gebrek aan kennis en gebrek aan creativiteit, dat is het probleem. Het is ook heel moeilijk om veranderingen door de voeren in een grote en logge organisatie, die verder ook nog steeds allerlei dingen heel goed doen. Veel partijen werken nu met derden, en ontwikkelen nieuwe merken, maar het zou veel beter zijn te werken vanuit hun bestaande titels. Mobiel als media kanaal is een nieuw medium,in dit stadium zijn bekende en vertrouwde brands juist erg belangrijk. Bij internet zag je ontwikkeling in grote media bedrijven om eerst de internet club helemaal apart te zetten, en vervolgens zijn de internet activiteiten vaak weer geïntegreerd in het dagelijkse proces van de titels zelf. Ik denk dat je een zelfstandige unit, met creatieve mensen moet formeren, die bewezen dat ze snel en innovatief zijn. En die moeten gebruik maken van de redacties en aanwezige merken, maar zouden daar niet volledig van afhankelijk moeten zijn. Je moet in ieder geval niet verwachten van de redactie en de sales afdeling dat ze hier de lead in nemen. Een voorbeeld van gepersonaliseerde aandacht op mobiel gebied, zie je bijvoorbeeld bij het betreden van een betaalde WAP site. Iemand is nog geen lid, wel lid, of heeft opgezegd maar komt nog zijn laatste twee weken abonnement opmaken. Wie nog geen lid is wil weten: wat kan ik hier zien en doen. iemand die wel lid is wil weten 'what's new', en de klant die heeft opgezegd, kun je in die laatste twee weken misschien nog overhalen, die moet je wat extra's bieden. Het systeem herkent mensen en laat een andere pagina zien n.a.v. de categorie. Over marketing moet je ook zo gaan denken: is dit al een klant, koopt hij dit product, wat ga ik vertellen. De partij die dit soort gegevens verzamelt en uitbreidt is interessant voor adverteerders die 1 op 1 willen communiceren met de doelgroep.
210
Wij als klein en flexibel bedrijf werken veel met media bureaus maar ook rechtstreeks met marketeers. Je moet beide groepen ook laten zien dat ze niet elke keer het wiel hoeven uit te vinden. Wij roepen hier altijd als we een creatief marketing produkt hebben verzonnen, 'Is het per fax te bestellen'? Mediabureaus werken per fax. Een banner campagne kan je per fax inplannen, dat is ongeveer het minst creatieve wat er is. Bij uitgevers, die het moeilijk hebben, zijn de investeringen vaak ook een probleem. Het kost een of twee jaar geld, en als ze al wel wat verdienen dan zijn het vaak kleine bedragen. Een half jaar geleden konden de mobiele operators slecht aan video content komen, terwijl ze de UMTS diensten wilden vullen. 'Als het maar beweegt' was toen het devies, nu is dat al anders. Een televisie zender is ook een krachtig massa marketing kanaal. RTL kan het zich permitteren te wachten.”
211
212
9. Theo Kampschreur, directeur Mobillion (Telegraaf Media Groep) Telegraaf dochter Mobillion begon als mobile service provider en is in Nederland een van de grootste aanbieders van SMS, mobiele internet- en 0900 voice response diensten. Mobillion werd min of meer door toeval een online ‘uitgever’. In 2003 sloot het bedrijf een overeenkomst met de websites Sugababes en Superdudes, opgezet door twee particulieren. Begin maart heeft Mobillion de meerderheid van de aandelen in Sugababes.nl BV verworven. De websites Sugababes en Superdudes, zijn communicatie omgevingen voor jongeren. Net als CU2.nl, zijn het ‘profielen sites’, waar jongeren informatie over zichzelf opzetten, en met elkaar communiceren. De eigen populariteit kunnen ze omhoog brengen door heel actief te zijn binnen de verschillende fora, of door betaald hun eigen berichten en foto op elke pagina te laten zetten. De gebruikers zijn de adverteerders op de site – betaling gebeurt door premium SMS berichten. Zoals Mobillion onlangs bekend maakte, heeft Sugababes/Superdudes (SBSD) inmiddels meer dan 500.000 gebruikersprofielen, en bezoeken bijna 80.000 jongeren in de leeftijd van 13 tot 19 jaar dagelijks de sites. Tussen 4 uur ’s middags en 10 uur ’s avonds zijn er doorlopend tussen de 7.000 en 12.000 jongeren online. Ze zijn dan bezig om hun eigen profiel of weblog bij te werken, profielen van anderen te bekijken en daar hun stem op uit te brengen, mee te discussiëren in een van de verschillende fora of nieuwe vrienden te maken via chat en e-mail. In maart werden de sites vanaf meer dan 550.000 unieke IP-adressen bezocht. (In de leeftijdsgroep van 13 tot 19 jaar betekent dat een bereik van 40%). Theo Kampschreur, Directeur van Mobillion: “Mobillion is begonnen als een mobile service provider, wij ontwikkelden diensten met toegevoegde waarde zoals ringtones, premium SMS diensten voor games, quizzes, en horoscopen. We zijn op een gegeven moment begonnen met een eigen website om ringtones te verkopen, Mobelle.nl en zijn die ook via de mobiele portals van de operators aan gaan bieden. De Sugababes en Superdudes websites zijn het initiatief van twee jonge jongens die ermee zijn begonnen. Wij hebben toen met hen een contract gesloten waarbij zij alle onderhoud en redactie deden, en wij zouden kijken hoe we er geld mee konden gaan verdienen, anders dan met advertenties. Dat doen wij door de gebruikers van de site de mogelijkheid te geven zichzelf te promoten, ze kunnen adverteren voor zichzelf. En ze kunnen elkaar ook populair maken door ‘kudo’s’ weg te geven. Het is erg moeilijk om op basis van gewone advertentie inkomsten winst te maken, ook al heb je een heel populaire site. Ook modellen waarbij je een vorm van commissie krijgt voor verkopen zijn eigenlijk zelden interessant. We hebben wel eens geprobeerd campagnes erop te verkopen, maar dat lever nauwelijks iets op. Het model waarbij de gebruikers zelf betalen is natuurlijk aantrekkelijk. Voor ons zijn die inkomsten zeker interessant, maar daarnaast kijken we ook naar de community die we opbouwen, en hoe we die als vertrekpunt voor verdere dienstverlening kunnen nemen. Wij zijn nu ‘kanaal eigenaar’, en ik zie dat als een uitgeef activiteit. We zijn nog steeds ‘dienstenbedenkers’. We hebben alle email adressen en mobiele nummers van de gebruikers, maar we hebben deze nog nooit gebruikt om voor derden marketing campagnes uit te voeren.
213
We zijn daar voorzichtig mee, willen ook geen irritatie bij gebruikers. Voor bepaalde diensten vragen we geld van gebruikers, We hebben twee mensen op de redactie, die doen wat interviews, maken verslagen, zwengelen een discussie aan. Verder is er nog een team van vrijwilligers dat meewerkt aan de site, en dat prachtig vindt. Mobillion verzorgt de verschillende 0900 en SMS-diensten die de bezoekers extra gebruiksmogelijkheden bieden bovenop alle gratis toegankelijke diensten. Wat is er nou mooier dan dat ze elkaar vermaken? Contact is King - daar sturen we op. We creeren een omgeving waarin de bezoekers elkaar kunnen bezighouden. Als je de populairste wil zijn, zet je advertenties voor eigen profiel, en je kunt ook anderen populair maken door kudo’s weg te geven. Op zondag zetten we alles weer op nul, en dan zien we meteen enorme activiteit. We hebben geprobeerd om via de site onze ringtones te verkopen, maar dat was geen groot succes. Alleen wat direct aansluit bij de omgeving werkt goed, bijvoorbeeld middelen waarmee mensen zich beter kunnen profileren. We kijken zeker naar de mogelijkheden om het concept ook mobiel verder uit te bouwen. Maar de groei is enorm hard! Als het eenmaal draait ben je eigenlijk voortduren bezig de verkeersstromen op te vangen, we draaien gigantisch verkeer. Dan zie je ook dat het ontwikkelen van nieuwe dingen steeds moeilijker is, omdat het al een hele klus is zo’n site goed te laten lopen. Maar voor de community die we hebben, denken wij zeker dat we nog verdere diensten kunnen uitbouwen. De SBSD-sites vormen voor Mobillion nu het vertrekpunt voor een internet uitgeefstrategie die gericht is op de verdere ontwikkeling en exploitatie van online communicatie en entertainment services. We kijken naar een combinatie van breedband internet, mobiele en vaste telecomnetwerken, maar ook naar (IP) televisie, teletext en print.
214