film en nieuwe media
Hand-out naar aanleiding van de kenniskringgesprekken over
Voor VMBO
Door: Mariet Bakker
1
Inleiding Deze handout is bedoeld voor (CKV)docenten en cultuurcoördinatoren voor de basisvorming VMBO. Het is eveneens bestemd voor aanbieders op het gebied van film, fotografie (audiovisuele media) en nieuwe media. In het najaar van 2006 heeft Mocca twee kenniskringgesprekken georganiseerd waarin het belang van audiovisuele en nieuwe media-educatie als onderdeel van cultuureducatie centraal stond. 1 2 Sleutelwoord bij deze gesprekken is beeldgeletterdheid of te wel mediawijsheid Beeldgeletterdheid en mediawijsheid omvatten in deze kenniskring:
Een kritische houding ten aanzien van het getoonde. Leerlingen wordt bijgebracht dat een film, foto of andere audiovisuele uiting nooit objectief is. Het (camera) standpunt is te allen tijde subjectief. Het in staat zijn van de leerlingen een betekenis te geven aan de foto, de film of andere audiovisuele presentatie. Reflectie op het getoonde.
Beeldgeletterdheid wordt bereikt door zowel naar films en video’s te kijken en daarover te leren en te praten (receptief) als door het maken van films, foto’s en nieuwe mediaprojecten (actief). Hiermee ontwikkelen leerlingen inzicht en vaardigheden. Hoe dit in zijn werk kan gaan en welke voorwaarden daarvoor nodig zijn, wordt in deze handout geschetst.
1
Beeldgeletterdheid: het vermogen om de gedachtegang en bedoeling van de makers en gebruikers van beelden te volgen.
2
Mediawijsheid is het geheel van kennis, vaardigheden en mentaliteit waarmee burgers zich bewust, kritisch en actief kunnen bewegen in een complexe, veranderlijke en fundamenteel gemedialiseerde wereld. (definitie van de Raad voor Cultuur, 2005)
2
Gedeelde ervaringen die in het kenniskringgesprek over audiovisueel en nieuwe media zijn uitgewisseld. Hoe worden audiovisuele en nieuwe media ingezet op school? Er is een groot verschil tussen film als doel (filmeducatie) en film als middel, als ondersteuning bij andere lessen. Wanneer het gaat over het maken van films en het analyseren van films zijn er vaak maar weinig docenten op school die hiervoor speciaal zijn opgeleid. Het komt ook voor dat audiovisuele en nieuwe mediaprojecten weinig waardering en ondersteuning ondervinden bij andere docenten. Hierbij speelt onbekendheid met audiovisuele en nieuwe media een rol. De ervaring is dat op scholen waar cultuureducatie in het beleid is vormgegeven er niet altijd ruimte is voor audiovisuele en nieuwe media. Het verschilt per school welk beleid er op dit gebied van cultuureducatie wordt gevoerd. Dit zie je ook terug in de beschikbare apparatuur op scholen en de software die er wordt aangeschaft voor het onderwijs. Audiovisueel en nieuwe media op de docentenopleidingen Wat betreft audiovisuele en nieuwe media docentenopleidingen is er in Nederland geen enkele opleiding meer die docenten klaarstoomt voor dit vak. Bij opleidingen tot beeldende vorming is audiovisueel soms een bijvak. Er zijn echter docenten die uitstekend in staat zijn om films te maken met de leerlingen. Ervaring leert dat dit vaak docenten zijn die zelf een grote interesse hebben voor film of nieuwe media. Zelfs de meer ervaren docenten geven aan dat zij behoefte hebben aan een heldere methode waarmee zij films kunnen maken met de leerlingen en waarmee zij film kunnen bespreken c.q. analyseren. Kijken naar en maken van films In vergelijking met andere kunstdisciplines is relatief weinig lesmateriaal beschikbaar als het gaat om audiovisueel en nieuwe media. Dit geldt voor zowel de receptieve kant - het kijken - als de actieve kant – het maken. Als je het over films kijken hebt gaat het al snel over de setting, en plaats waar die film vertoond wordt. Je kunt films in de klas bekijken, je kan ook met de klas naar de bioscoop gaan om daar een film te bekijken. Projectie en presentatie van het werk van leerlingen. Er is het laatste decennium enorm veel veranderd als het gaat om beelddragers (oorspronkelijke bron of afspeelapparatuur) en vertoningmogelijkheden. Speelfilms en documentaires werken het best bij vertoning in de bioscoopzaal. Presentatie van het werk van leerlingen werkt goed als het op een groot scherm vertoond wordt. Films vertonen in de klas heeft alweer een ander effect. Films kijken op de computer of de mobiel werkt weer anders. Dit geldt ook voor de vertoningen van ‘eigen’ werk van de scholieren op een groot scherm. De leerlingen kijken aandachtig en respectvol naar elkaars werk. Zij zijn vaak trots op wat zij hebben gemaakt. Leerlingen hebben grote behoefte aan echtheid en authenticiteit. Ook respect voor elkaar en elkaars verhaal is belangrijk. Op het Huygens College leren de leerlingen zich te presenteren via korte filmpjes of een Powerpoint presentatie. Deze presentatie is dan verbonden aan beroeps oriënterende vakken, dan wel persoonlijke ontwikkeling gerelateerde projecten. Op deze manier wordt filmmaken geïntegreerd in curriculum. Kennis over beelddragers, als onderdeel van audiovisuele en nieuwe media-educatie Er zijn veel verschillende mogelijkheden als het gaat om audiovisuele en nieuwe media-educatie. Je kan met een klas een fictiefilm maken, documentaires, reportages, fotoverhalen, (computer)animaties
3
enzovoort. Dat kan met videocamera’s, fotocamera’s en ook met bijvoorbeeld mobieltjes. Ook de aanbieders organiseren projecten op verschillende manieren. Zij brengen de juiste apparatuur mee en stellen dat ter beschikking aan de leerlingen. De meeste kijkers weten niet op welke drager een film vertoond wordt. Het puristische van films op 35mm vertonen in een bioscoop heeft zin als je de vertoning onderdeel uit kan laten maken van de les. Je leert pas de geneugten van celluloid kennen als je daarover geleerd hebt. Het Filmmuseum geeft de leerlingen een stukje filmstrook in handen. Het FOAM en Stedelijk Museum geven aan dat het een gegeven is om de drager van de foto of het kunstwerk onderdeel uit te laten maken van lesmateriaal. Soms stelt de kunstenaar ook strenge eisen over de drager van het materiaal en wordt dat dus een onderdeel van het lesmateriaal. Techniek Kennismaking met de technische kant van zowel de vertoning van films als ook van het maken van film is essentieel. De rol van de docenten en aanbieders is om leerlingen te leren kritisch en bewust om te gaan met de audiovisuele en nieuwe media. De ervaring leert dat projecten inhoudelijk en technisch vaak tegenvallen als jongeren niet voldoende worden begeleid. Bij film is dat vaak ook ingewikkeld. Aan de ene kant lijkt het al snel ‘iets’, omdat het bewegend beeld is, aan de andere kant zijn de referenties televisie, reclames en bioscoopfilms.
Wat is belangrijk bij audiovisuele en nieuwe media-educatie in het VMBO? Herkenning Herkenning en identificatie zijn de sleutelwoorden bij films kijken. De docenten gaven aan dat zij bij het uitkiezen van een programma vooral films over jongeren uitkiezen, die het liefst ook dezelfde achtergrond hebben. Films als Samia, Shouf Shouf Habibi, Ali Zaoua, Bolletjes Blues, Shadya, Slinke Moker en Hey Mam Vertel Es zijn voorbeelden van films die nauw aansluiten bij de belevingswereld van jongeren. Tegelijkertijd is er de uitdaging om leerlingen bloot te stellen aan films, foto’s en nieuwe media die zij niet kennen en ze hiermee vertrouwd te maken. Wanneer het gaat over een bezoek aan een bioscoop, filmtheater, tentoonstelling of museum valt het op dat VMBO leerlingen vaak heel direct zijn en gemakkelijk contact leggen met de regisseurs en makers. Ze stellen vaak heel directe en ontroerende vragen. Competitie De scholen gaven aan dat het van belang kan zijn als er in een project met audiovisuele of nieuwe media gewerkt gaat worden er een competitie-element wordt ingebouwd. Dit hoeft geen zware competitie met ingewikkelde spelregels te zijn. Een eenvoudig wedstrijd element, bijvoorbeeld tussen klassen of scholen werkt al stimulerend. Uiteindelijk de film vertonen op een scholieren filmfestival, kan een uitdaging zijn. Het voorbeeld van het Nationale Scholieren Film Festival (NSFF) werd genoemd. Dit is een landelijk filmfestival in Lelystad waar scholen uit het voortgezet onderwijs aan deel kunnen nemen. De derde editie zal plaatsgevonden in Lelystad in september 2007. Op de Scholengemeenschap Lelystad bekijken scholieren overdag elkaars werk. ’s Avonds is er een soort galavoorstelling waar de genomineerde films worden vertoond. De sfeer op het festival is heel ontspannen. Er wordt met aandacht en respect naar elkaars films gekeken. Alle vormen van voortgezet onderwijs nemen deel aan het festival. Er zijn verschillende categorieën en twee verschillende soorten prijzen. Er is een vakjury die de films beoordeeld en er is een publieksprijs in elke categorie. De winnaars krijgen een reis voor twee personen naar het Europese Scholieren Film Festival in Athene. www.nffs.nl
4
Lesmateriaal voor het kijken naar film, foto’s en nieuwe media Scholen hebben behoefte aan een heldere lesmethode waarmee films, foto’s en mediakunst besproken en geanalyseerd kunnen worden. De wens is dat er een soort van standaard methode komt waarmee elke film besproken kan worden.
Bij het SLO is een boekje uitgegeven dat heet ‘Geletterd kijken’. Dit boek is gericht op het voortgezet onderwijs en gaat over visuele geletterdheid. Hun omschrijving van dat begrip is: ‘Je bewust zijn van het proces van betekenisgeving, begrijpen op welke wijze de betekenis geconstrueerd wordt en hoe die betekenis invloed kan hebben op een individu, groep of de maatschappij’. Het Filmmuseum heeft een boekje ontwikkeld dat heet: ‘Wat is film?’. Zij hebben dit voor leerlingen van het primair onderwijs als ook voor de docenten gemaakt. De ervaring leert dat het ook bruikbaar is voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Met de aantekening dat het al weer bijna te theoretisch is voor het vmbo niveau. Het Filmmuseum is op dit moment in de fase dat het lesmateriaal ‘Wat is film?’ wordt ontwikkeld voor het voortgezet onderwijs. Scholen kunnen zich aanmelden als ‘testschool’. Het Stedelijk Museum heeft een soortgelijk boekje over fotografie met de titel ‘Eerste hulp bij fotografie’. Zij ontwikkelen samen met het Instituut voor Mediakunst een boekje dat gaat heten: ‘Eerste hulp bij videokunst?’.
Aanbieders stellen opmerkingen en kritiek van de scholen zeer op prijs. Aanbieders gaven aan, evenals de scholen, behoefte te hebben aan een methodiek ontwikkeling.
Organisatie van audiovisuele en nieuwe media-educatie in de school Het is heel verschillend hoe de cultuurcoördinatoren en CKV-docenten met hun jaarplanning om gaan. Sommigen maken in april/ mei een planning voor het gehele volgende jaar. Op de meeste scholen worden de budgetten voor het komende jaar in de maand mei vastgesteld. Sommige docenten leggen alles vast, ook in verband met vakoverstijgende activiteiten. Anderen maken een globaal plan, waarin ruimte is voor nieuwe plannen en activiteiten. Wat betreft de communicatie tussen scholen en aanbieders geven de cultuurcoördinatoren aan dat de meest effectieve en efficiënte manier van communicatie voor hen via de e-mail verloopt. Er is een plan om door het Nederlands Instituut van Filmeducatie een zogenaamde ‘tafeltjesdag’ te organiseren. Hier kunnen scholen en aanbieders elkaar ontmoeten. Als scholen en aanbieders hiervoor belangstelling hebben kunnen zij zich aanmelden bij Mocca of het Nederlands Instituut voor Filmeducatie.
Positieve ervaringen van de scholen met de audiovisuele en nieuwe media projecten
De audiovisuele en nieuwe media educatie, en cultuureducatie in het algemeen, stimuleert het interdisciplinair en vakoverstijgend werken. Leerlingen hebben veel plezier in het maken van filmpjes, zowel documentaires als fictie. Ze steken er veel van op. Dat gaat niet alleen over het creatieve proces, maar ook over vaardigheden als samenwerken, communicatie en geduldig blijven. Een filmclub op school, zoals op het Caland Lyceum, is een stimulans voor leerlingen om hun filmkennis te vergroten. Koppel er een debatclub aan en de leerlingen kunnen discussiëren aan de hand van de vertoonde film.
Positieve effecten op leerlingen
5
Leerlingen met film, fotografie en nieuwe media leren zich op een andere manier uitdrukken. Werken met beeld en geluid geeft een ander effect dan je uitdrukken via woord of schrift. 3 Beeldtaal staat dichter bij het gevoel van de leerlingen. Het uitvoeren van deze projecten vergroot de communicatie tussen de leerlingen onderling. Ze wisselen uit en zijn nieuwsgierig naar de resultaten van andere leerlingen en klassen. Het vergroot het blikveld van de leerlingen, zij vergaren op een zeer directe manier informatie en weten die te plaatsen. Leerlingen ontwikkelen meer zelfvertrouwen en zijn trots op wat ze gemaakt hebben, zeker bij vertoning op groot scherm voor een groep Beeldtaal overschrijdt gesproken en geschreven taal. Het is voor leerlingen van niet-westerse afkomst een goed middel om zich te uitdrukken.
3
Beeldtaal: overdracht van gedachten waarbij geschreven- of gesproken taal vervangen is door beelden.
6
Aanbevelingen en tips voor scholen
Er is een boek verkrijgbaar dat heet ‘Speelfilms Maken’ van de auteur Roemer B. Lievaart. Hierin staat overzichtelijk elke stap aangegeven hoe een speelfilm te maken. Het Nederlands Instituut voor Filmeducatie organiseert regelmatig docentendagen. Zij organiseert deze per regio. Een keer per jaar is er een landelijke bijeenkomt tijdens het Nederlands Film Festival. Meld u aan met een selectie van films bij het Nationaal Scholieren Film Festival in Lelystad. De accountmanagers van Mocca kunnen de cultuurcoördinatoren en CKV docenten helpen met hun weg te vinden bij het aanbod. Veel aanbieders die bij u op scholen projecten maken, doen dat ‘op maat’. Wees als school helder in uw wensen en overleg goed met de aanbieder. Dat levert het meest op. Duurzame relaties tussen scholen en aanbieders zijn het vruchtbaars. Daarmee kan de aanbieder zich goed op de wensen en behoeften van de school richten en ontstaat er een relatieve rust in het lesprogramma. Scholen kunnen (samen met aanbieders) subsidie aanvragen, onder andere bij het Amsterdams Fonds voor de Kunst. Maak ze zo dat het project ook in volgende jaren herhaald kan worden. Creëer als school een goede infrastructuur op het gebied van de audiovisuele en nieuwe media. Zowel apparatuur (hardware) en programma’s (software). Profileer en integreer in het schoolbeleid en budget, systeembeheer in het curriculum. Er zijn mogelijkheden voor het huren van vertoningruimte, bijvoorbeeld bij het Filmmuseum en het Rialto theater. In het Filmmuseum kunnen docenten ook zelf een film uit de collectie uitzoeken.
Er is extra aandacht nodig voor de volgende punten
Het is niet zo dat alle leerlingen thuis of in hun directe omgeving toegang hebben tot computers, internet en videogames. In sommige gevallen werken leerlingen pas op school voor het eerst met nieuwe media. Nog niet alle docenten op VMBO scholen zijn overtuigd van het werken met audiovisuele en nieuwe media. Een grotere bekendheid met de mogelijkheden van audiovisuele en nieuwe media en de positieve effecten is gewenst. Ook voor de cultuurcoördinatoren en CKV docenten om hun projecten te kunnen plannen en eventueel vakstijgende projecten op te zetten. Er is bij de docenten behoefte aan een eenvoudige docentenhandleiding met heldere instructies over het maken van films. Heldere instructies in duidelijke taal zijn een voorwaarde om het materiaal geschikt te laten zijn voor vmbo. Laagdrempeligheid van projecten om het zelfvertrouwen van de VMBO-leerlingen te stimuleren. Inachtneming van cultuurverschillen aangaande de omgang met visuele beelden en vastlegging hiervan.
7
Aanbevelingen voor de aanbieders
Onderschat de VMBO leerlingen niet. Projecten waarbij leerlingen kijken en luisteren en vooral ook zelf aan de slag kunnen gaan werken het best voor VMBO leerlingen. Houd de projecten, opdrachten, instructies simpel en ‘basic’. Ervaring leert dat die projecten het meest effect hebben. Er is bij de docenten behoefte aan een eenvoudige docentenhandleiding met heldere instructies over het maken van films. Heldere instructies in duidelijke taal zijn een voorwaarde om het materiaal geschikt te laten zijn voor vmbo. Het herkennen van hun eigen belevingswereld is belangrijk voor de leerlingen. Aan de docent en de aanbieder de taak om films uit te zoeken waarbij niet uit het oog wordt verloren dat die films artistiek en narratief ook bijdragen tot een positieve kijkervaring. Het is aan te raden om projecten, presentaties en lesmateriaal zo veel mogelijk te laten aansluiten bij de multigeletterdheid van leerlingen. Gebruik wel de juiste toon en taal, want leerlingen zijn erg gevoelig voor volwassenen die de taal van de leerlingen gaan spreken. Scholen moeten de projecten inpassen in hun programma. Overleg tijdig over de organisatie ervan.
8
Bijlage 1: samenvatting inleidingen over nieuwe media en filmeducatie Over nieuwe media en jongeren, inleiding door Martine Brinkhuis Langzamerhand is er een verschuiving zichtbaar van aandacht voor de negatieve invloed van media naar aandacht voor de positieve invloed, ondermeer omdat jongeren er nieuwe vaardigheden door verwerven die zij nodig hebben in de maatschappij. Het is een gegeven dat kinderen gemakkelijk met apparatuur omgaan. Zij beschikken over een grote 'knoppenwijsheid'. Je ziet hier het verschil tussen de mensen van de zogenaamde analoge generaties (iedereen geboren voor 1980) en de digitale generatie (iedereen geboren na 1980). De meeste docenten behoren tot de eerstgenoemde generaties, de leerlingen tot de tweede. Jongeren zijn multigeletterd, dat wil zeggen dat zij naast de taal van het woord, de talen van geluid/muziek en (bewegend) beeld beheersen en dat zij deze talen gecombineerd gebruiken. Ook zie je dat jongeren eerder 'prosumeren' (alles willen weten, vergelijken, testen) dan consumeren. Ze willen vooral ook zelf media produceren. Ze kijken steeds minder televisie en gebruiken steeds meer de computer om bijvoorbeeld films en muziek te downloaden, zelf foto's, filmpjes en clips te publiceren (Flickr, YouTube, MySpace), te communiceren (MSN) en te gamen. Gegeven is dat leerlingen buiten school heel veel tijd en energie besteden aan vooral digitale media. School is de enige plaats waar ze vaak nog in een analoge omgeving opereren. Over filmeducatie en de beleving daarvan, inleiding door Ad van Dam Wat betreft de filmeducatie gaat het volgens Ad van Dam om de kijkervaring van de leerlingen en dat leerlingen inzicht krijgen in hoe films in elkaar zitten. Dit wordt voornamelijk bereikt door het zelf maken van films. Hier zien we de traditionele indeling van cultuur educatie, de passieve kant (kijken) en actieve kant (het maken). Van Dam bepleit dat de scholen gedrevener en deskundiger met media om zouden moeten gaan. De aanbieders zouden zich meer moeten afstemmen op de vraag vanuit scholen. Daarbij is het van belang om te bepalen wat leerlingen nodig hebben om mediawijs van scholen te komen. Ook door de overheid wordt het belang van mediawijsheid benadrukt. In een rapport van de Raad van Cultuur en de Raad van Onderwijs geeft zij aan dat alle jongeren en volwassenen beeldtaal zouden moeten leren. De overheid pleit er ook voor dat er op middelbare scholen zogenaamde mediacoaches worden aangesteld. Deze ontwikkelingen zetten aan tot nadenken over de rol van audiovisuele en nieuwe media binnen het (cultuur) onderwijs.
9
Bijlage 2 Vertegenwoordigers van scholen die bij het kenniskringgesprek aanwezig waren: Jan Post, docent Nederlands op VMBO, Havo en VWO, cultuurcoördinator van het Berlage Lyceum. Er wordt op het Berlage enthousiast deelgenomen aan het Amsterdamse kunstenaanbod. Dit zover het budget en de tijd het toelaten. Wim Suyderhoud is docent Nederlands en cultuurcoördinator van het Caland Lyceum. Deze school voor vmbo, havo en VWO heeft een actief cultuurbeleid. Zij streven ernaar jaarlijks voor elke klas een doorlopend project te organiseren, waarbij alle disciplines aan bod komen en dat met de hele klas gepresenteerd wordt. Jeanet Snijders van het Huygens College, vmbo school voor administratieve vakken. Zij is docent beeldende vorming en geeft CKV. Zij is ook uitvoerend beeldend kunstenaar. Op het Huygens nemen audiovisuele en nieuwe media vanaf de eerste klas een belangrijke rol in. Jeannette Jansen – Hendriks, docent Nederland aan het ROC VMBO afdeling Karel van Klinkenbergstraat. Jeanette is dit jaar voor het eerst cultuurcoördinator. Jeannette wil graag deelnemen aan verschillende projecten en wil ook graag vakoverschrijdend projecten op haar school organiseren. Diana Wempe, docent beeldende vorming en cultuurcoördinator van het Wellant College. Een Groene School, waar het natuurlijk leren voorop staat. Diana heeft vorig schooljaar een succesvol project geleid, dat schoolbreed is aangeboden. Audiovisuele en nieuwe media speelden een grote rol in dit project. Hennie Kapitein van het Zuiderlicht College, vmbo school voor verzorgende vakken, is docent beeldende vorming en cultuurcoördinator op school. Met de beperkte middelen die zij tot haar beschikking heeft organiseert zij zo veel mogelijk binnen- en buitenschoolse projecten.
10
Bijlage 3 Kort overzicht van de aanbieders die aan dit gesprek deelnamen. Voor meer informatie kunt u terecht op hun websites, of hen een e-mail sturen. Barbara Asselbergs is communicatiemedewerker bij All About Us. Deze kleine stichting staat onder leiding van Anna Spohr. Anna maakt al jaren documentaires met jongeren. Zij werkt vooral in een multiculturele setting. All About Us verspreidt nu een documentaire met lesbrief ‘Hey mam vertel es’. Film is gemaakt door vijf meiden. De film is zeer geschikt voor VMBO scholen. Identiteit, afkomst en praten met je moeder over haar achtergrond staan centraal. www.allaboutusfilmfactory.com of
[email protected] Wim Wentzel is mededirecteur van Bekijk’t. Bekijk’t is een multimediale aanbieder op het gebied van cultuureducatie. Zij organiseren laagdrempelige CKV voorstellingen, waarbij kwaliteit en plezier in het kijken voorop staan. Zij geven filmworkshops en ontwikkelen nu een project rondom de één minuten films. Binnenkort ontvangen de scholen een dvd ontwikkeld met uitgeverij Thieme Meulenhof, met daarin een docentenhandleiding. Het jongerenpersbureau www.deadline.nl is door hen opgericht. De artikelen over film, theater en andere culturele evenementen verschijnen in de Spits. www.bekijkt.nl of
[email protected]. Nancy Ettes van stichting Brede Kunst. Brede Kunst organiseert en geeft multimediale projecten veelal op VMBO niveau. Per school wordt gekeken waar behoefte aan is, en het project wordt dan op maat aangeboden. De kunst die er gemaakt wordt is altijd gekoppeld aan sociale vraagstukken. Op dit moment biedt Brede Kunst het project Meet My Street aan. Meet My Street is een onderdeel van het grote landelijke project. Voor meer informatie: www.bredekunst.nl of
[email protected] Britt Thomassen is de enige educatief medewerker van het Filmmuseum. Zij organiseert scholierenvoorstellingen, maakt de educatieve programma’s en ontwerpt het lesmateriaal. Voor het vmbo heeft het Filmmuseum een Western project gemaakt. Hierin wordt dieper ingegaan op het genre western en worden de andere filmgenres onderscheiden. De publicatie ‘Wat is Film’ bestaat uit een docentenhandleiding en een boekje voor leerlingen. Vanaf mei 2007 is het Filmmuseum gevestigd in een nieuwe locatie in Amsterdam Noord. Daar zijn meer mogelijkheden voor educatieve projecten en vertoningen. www.filmmuseum.nl en
[email protected] Jedidjah Julia Noomen is de projectleider van stichting FilmSet. FilmSet geeft workshops en gastlessen voor scholieren in het basis-, voortgezet- en speciaal onderwijs. Filmset werkt met ervaren en goed opgeleide workshopleiders die vaak filmmaker zijn. In workshops gaan ze met leerlingen aan de slag bijvoorbeeld met de camera of met scenarioschrijven. FilmSet organiseert ook gastlessen waarin Nederlandse filmmakers vertellen over hun vak en laten eigen werk zien De filmmakers van FilmSet komen naar de school toe. www.stichtingfilmset.nl of
[email protected] Merel Mirage, van Stichting Holy. Merel Mirage heeft het Holy animatieprogramma ontwikkeld waarmee leerlingen tussen 8 en 15 jaar korte animaties kunnen maken. Daarmee kunnen zij boodschappen over hun persoonlijke gevoelens, maar ook over maatschappelijke vraagstukken maken. Holy heeft een lesbrief ontwikkeld die de scholen binnenkort kunnen verwachten. Holy doet vooral kleine en korte projecten, met een grote effectiviteit. Zij heeft een snoepautomaat ontwikkeld waarin de animaties te zien zijn. www.holy.nl of
[email protected] Meike Statema, educatief medewerker van het International Documentary Filmfestival Amsterdam, IDFA. IDFA organiseert tijdens het festival scholierenvoorstellingen. Hun beleid is om de films te
11
vertonen in vrij kleine groepen, zodat het voor leerlingen, docenten en begeleiders overzichtelijk blijft. Na de film is er een gesprek met de aanwezige regisseurs. IDFA biedt ook documentaire workshops aan, dit in samenwerking met Digital Playground. Lesprogramma’s over documentaires en alle andere informatie vind je op www.docschool.nl of via
[email protected] Gabriël Maassen is directeur van het Nederlands Instituut voor Filmeducatie. Zij bieden op alle onderwijsniveaus lesprogramma’s en workshops aan. Voor het voortgezet onderwijs hebben zij het programma: Making Movies ontwikkeld, waarin leerlingen onder leiding van ervaren filmmakers films kunnen maken. In MovieZone wordt elk jaar een speciaal op jongeren gericht programma gemaakt. Voor MovieZone kunnen lesmaterialen worden besteld of gratis worden gedownload. Het NIF organiseert met enige regelmaat zogenaamde docentendagen. Zij zijn het landelijk aanspreekpunt op het gebied van audiovisuele en nieuwe media educatie en hosten een zeer overzichtelijke site: www.filmeducatie.nl of
[email protected]. Anouk la Verge is educatief medewerker bij het Nederlands Instituut voor Mediakunst. In dit Instituut staat video en nieuwe mediakunst centraal. Scholen kunnen zich inschrijven voor workshops en rondleidingen. Er is zijn wisselende tentoonstellingen. Elk jaar maken zij een educatieve tentoonstelling speciaal voor scholen. Het Nederlands Instituut voor Mediakunst werkt samen met het Stedelijk Museum aan een lesprogramma ‘Wat is videokunst’. Dit programma is geschikt voor het gehele voortgezet onderwijs. http://www.montevideo.nl en
[email protected] Rixt Hulshoff Pol is educatief medewerker van het Stedelijk Museum. Zij werkt sinds hier nu vier jaar en zij heeft de educatieafdeling van het Stedelijk nieuw leven ingeblazen. Zij maakt projecten voor zowel het primair als voortgezet onderwijs. Deze projecten vinden plaats rondom de tentoonstellingen. Zij heeft het instructieve boekje: ‘Wat is fotografie’ gemaakt. Zij is nu bezig met de tentoonstelling rond Andy Warhol, die in 2007 van start gaat. Daarin kunnen leerlingen een filmpje maken over hun ‘15 minutes of fame’. www.stedelijk.nl en
[email protected] Kristel Kerstens is educatief medewerker van de Waag Society. Waag Society is sinds 2001 Expertisecentrum voor Culturele Vakken en ICT. Bij de Waag worden vooral nieuwe technologieën ontwikkeld, die kunnen worden ingezet voor het onderwijs, maar ook bij ziekenhuizen en andere maatschappelijke organisaties. De Waag heeft met het creative learning lab zijn intrek genomen in Pakhuis de Zwijger. De Waag heeft Scratchworx ontwikkeld. Een interactieve tool waarmee jongeren als deejay, veejay kunnen optreden. Leuk voor schoolfeesten en presentaties. www.waagsociety.nl of
[email protected]
Bijlage 4: Informatieve websites www.mocca-amsterdam.nl www.mediaeducatie.nl www.mediawijsheid.kennisnet.nl www.beeldengeluid.nl www.filmeducatie.nl www.ictopschool.net www.kennisnet.nl
www.kunstophetweb.nl www.moviezone.nl www.teleblik.nl www.moviemeter.nl www.filmmaken.nl www.slo.nl www.rialtofilm.nl
12
Extreme make-over: Tussen feit en fictie Anneke Smelik In 2002 liet Nissan een reclame op televisie zien, waarin een auto door de straten van een pittoreske zuid-europese stad rijdt, als plotseling dolfijnen in en uit het asfalt opduiken. Deze onverwachte combinatie van auto en dolfijnen, straat en zee, is in beeld gebracht met vertraagde zwart-wit beelden, uitgekiende belichting, snelle montage, en een gecompliceerde geluidsband van hi-tech muziek met sonargeluiden. Door visuele schoonheid te koppelen aan technologisch vernuft, brengt deze opvallende reclame een paar tegenstrijdige elementen aan het licht van de huidige beeldcultuur: natuur – cultuur; echt – onecht; virtualiteit – realiteit. In deze korte lezing zal ik bespreken hoe digitale beelden de grenzen tussen feit en fictie verschuiven. Daarmee verschuiven ze ook de grenzen van ons kijkplezier en van de identificaties met beelden. Ik geef een cultuurfilosofische achtergrond, omdat de jeugd van vandaag opgroeit in een door en door gemedialiseerde wereld, en wij die wereld moeten begrijpen met behulp van concepten en theorieën. Die wereld is snel, complex, soms verwarrend en voortdurend in verandering. Ik hoop dat we door een dieper inzicht in beeldcultuur kunnen begrijpen hoe belangrijk ‘visuele geletterdheid’ is voor ons onderwijs.
Mijn belangrijkste stelling is dat in de hedendaagse cultuur de grenzen tussen feit en fictie, echt en onecht, realiteit en virtualiteit, overlappen en verdwijnen. Dit gebeurt al sinds de uitvinding van fotografie en film, maar het proces intensiveert en versnelt door digitale technologie. Laat me dit kort in een historische perspectief plaatsen. Met de komst van de moderne media vallen er twee trends waar te nemen: realisme (= het medium zelf presenteert zich als onzichtbaar) en virtualisme (= hypermedialiteit; het medium laat zichzelf zien). Volgens mij neemt de tweede trend in hoog tempo de overhand. In de 20e eeuw is de status van het beeld ingrijpend veranderd. Met de uitvinding van fotografie in het midden van de 19e eeuw, veranderde de relatie tussen beeld en werkelijkheid. Voor
13
de eerste keer was het mogelijk om met behulp van technologie (camera, chemie) de werkelijkheid als het ware te vangen. Een foto lijkt daarom een objectief beeld dat de werkelijkheid vastlegt. Met latere audiovisuele media zoals film en televisie blijft dit element van de werkelijkheid vastleggen (ipv representeren) belangrijk voor de ervaring van de kijker. Op een of andere manier zijn we er ons van bewust dat de camera en de microfoon op de tijd en plaats van registratie aanwezig waren. Media zoals fotografie, film en televisie beloven dus de werkelijkheid naar de toeschouwer te brengen. Maar: dit is eigenlijk onmogelijk. Het is een valse belofte, want er bestaat niet zoiets als een onbemiddelde, ongemedieerde representatie van de werkelijkheid. Elk beeld is een representatie; het is immers gemedieerd door een, het woord zegt het al, medium. Met andere woorden: realisme is een isme, en geen realiteit. Met een schilderij is dat duidelijk, maar het geldt ook voor beelden die gemaakt zijn met moderne media. Een medium medieert; het bemiddelt de werkelijkheid tussen producent en ontvanger, tussen makers en publiek (in digitale cultuur vallen die twee steeds vaker samen). Fotografen, kunstenaars, filmmakers, televisiemakers, bemiddelen de relatie tussen kijkers en werkelijkheid met behulp van audiovisuele technologieën. Complexe en dure media zoals en televisie maken gebruik van honderden mensen in het productieproces, zoals we weten als we het geduld hebben om de credits van een film in de bioscoop uit te zitten. Natuurlijk, in de geschiedenis zijn voorbeelden van kunstenaars die juist de kunstmatigheid van media benadrukken, zoals gebeurde in de avant-garde van de jaren twintig en dertig (bijv. het Surrealisme), maar over het algemeen heeft de technologie van de visuele media getendeerd naar realisme. Daarnaast is er echter ook een aspect van mediacultuur die de echtheid van het beeld ondergraaft. Dit is wat de Duitse cultuurfilosoof Walter Benjamin in de jaren dertig de ‘mechanische reproduceerbaarheid’ van het kunstwerk noemde. Een foto, een film, en later ook beelden van tv en natuurlijk van internet, kunnen eindeloos gereproduceerd worden. Reproductie betekent herhaling: een beeld kan mechanisch en industrieel vermenigvuldigd worden tot in het oneindige. Benjamin stelde dat het beeld daarmee zijn unieke ‘aura’ van oorspronkelijkheid en authenticiteit verloor. De Nachtwacht van Rembrandt, het Melkmeisje van Vermeer, of de Amandelbloesem van Van Gogh, zijn unieke en oorspronkelijke schilderwerken. We moeten naar het museum om ze te kunnen zien. Maar elk beeld uit de moderne media kan eindeloos gereproduceerd worden: op mokken, paraplu’s en plastic zakken, of waar dan ook.Technologie verandert onze verwachtingen van beelden; wat ze betekenen, wat ze waard zijn, en hoe we ze gebruiken en consumeren. We stellen onze verwachtingen bij vanwege de effecten van mediatechnologie, of zoals Nissan het in hun logo zegt, we ‘shift expectations’: we verwachten niet langer authenticiteit of realisme, maar creativiteit en virtualiteit. Het verlies van het aura van het beeld wordt nog versterkt door de postmoderne cultuur van de jaren zestig. In de postmoderne visie is er eigenlijk nooit sprake geweest van een rechtstreekse toegang tot de werkelijkheid, omdat we die altijd waarnemen via symbolische tekens, dat wil zeggen, door representaties in woord en beeld. De Franse filosoof Jean Baudrillard stelt dat het onderscheid tussen echt en onecht, tussen realiteit en representatie, in de postmoderne cultuur niet meer gemaakt kan worden, omdat het beeld niet langer de werkelijkheid representeert, maar simuleert. Dit komt duidelijk naar voren in de Nissan reclame: we weten immers dat dolfijnen niet in het asfalt kunnen
14
zwemmen: het is niet echt, maar een simulatie. In een technologische cultuur, construeren, deconstrueren en re-construeren de media de werkelijkheid. Een bekend voorbeeld is de film Forrest Gump (1994), waar Tom Hanks historische figuren de hand drukt, zoals president John Kennedy en popmuzikant John Lennon. Het postmoderne perspectief stelt dus dat onze cultuur volkomen gemedialiseerd is, zozeer zelfs dat de media onze ervaring bepalen en vormgeven. Met andere woorden, in deze tijd is de trend van het realisme overgenomen door het simulacrum of het virtualisme. Wat eerst alleen aan de hoge kunst toebehoorde, namelijk de kunstmatigheid van beelden, is nu onlosmakelijk onderdeel geworden van populaire cultuur. Dit verandert onze waarneming en ervaring van de werkelijkheid. Vanwege de alomtegenwoordigheid van de media, wordt de werkelijkheid nogal onwerkelijk. Om het in filosofische termen te zeggen: de werkelijkheid wordt een simulacrum of een hyper-realiteit’. Met ‘hyper-reëel’ bedoelt Baudrillard dat in onze gesimuleerde cultuur het onwerkelijke echter lijkt dan het werkelijke; een goed voorbeeld hiervan is de film The Truman Show (1998). Het punt is dat de media onze ervaring kneden en vormgeven. We kennen dat allemaal uit eigen beleving. Een simpel voorbeeld. Als we op vakantie zijn in Griekenland of Italië, dan roepen we uit dat de zee zo blauw is als een ansichtkaart. Hier bepaalt het beeld, de ansichtkaart, onze ervaring. Of als je op safari bent in Kenia, heb je het gevoel dat je in een programma van National Geographic of Animal Planet zit. Een ander voorbeeld: als we tegen onze geliefde ‘ik hou van jou’ fluisteren, dan denken we in een soap opera te zitten of in een reality show op Talpa. De semioticus Umberto Eco zegt daarom dat we in een cultuur van het simulacrum, waar de media onze ervaring bepalen, alleen nog een ironische houding kunnen aannemen. We kunnen niet langer onschuldig onze liefde verklaren, omdat we het al duizend keer hebben gehoord en gezien op tv. Om met Eco te spreken: we kunnen wel zeggen “zoals Ridge in the Bold and the Beautiful zou zeggen, ik hou van jou”. Postmoderne ironie betekent spreken in aanhalingstekens. En dat doen we dus ook: we citeren voortdurend de media die ons 24 uur per dag omringen. Zoals de reality show op televisie het leven probeert te simuleren, zo is ons leven éen grote reality show geworden. De digitale media versterken dit proces waarin de grenzen tussen echt en onecht, tussen realiteit en representatie, steeds verder verlegd worden. De socioloog Manuel Castells heeft over de netwerkmaatschappij dan ook gezegd dat we leven in een cultuur van ‘real virtuality’; van werkelijke virtualiteit. Deze paradox verwijst naar een mediacultuur waarin de werkelijkheid is ondergedompeld in de media. Dit betekent niet dat kijkers het verschil tussen echt en onecht niet kunne maken; kijkers zijn niet gek of dom, maar het betekent wel dat de alomtegenwoordige multimedia in ons dagelijks leven door dringen en voor een groot deel onze ervaringen bepalen. Alles dat echt, authentiek of oospronkelijk lijkt, wordt opgenomen in de ‘spektakelmaatschappij’ zoals Guy Debord het al in de jaren zestig noemde. Nieuws, actualiteiten, reality tv of a soap; alles wordt tot een show, een spektakel. Zet er een camera op en het wordt meer show dan werkelijkheid.
Wat betekent dit nu voor jongeren? Jongeren bewegen zich heel soepel in deze mediacultuur. Het is belangrijk om ons te realiseren dat zij niet in verwarring zijn over die verdwijnende grenzen tussen echt en onecht. Zij maken naar hartelust gebruik van oude en nieuwe media om te communiceren, te
15
interacteren, te produceren. De media vormen ook een belangrijk aspect in de ontwikkeling van hun identiteit. En ook hier vervagen de grenzen tussen feit en fictie. Identiteit wordt in de hedendaagse sociologie niet meer opgevat als een vaststaand gegeven, maar als iets dat flexibel is. Onze identiteit is vloeiend en dynamisch. Het wordt ook wel aangeduid met een ‘patchwork’ identiteit, die we overal vandaan sprokkelen; van onze ouders, onze leeftijdgenoten, maar ook van de media. Een ander begrip dat wel gebruikt wordt is een ‘nomadische’ identiteit; we slaan regelmatig de tent van onze identiteit ergens tijdelijk op, om daarna weer verder te trekken. Identiteit wordt bovendien als relationeel; in relatie tot de ander vorm je jezelf; en in de hedendaagse maatschappij is dat vooral een genetwerkte identiteit. Een grens die vervaagt, is bijvoorbeeld die tussen mens en technologie. De mens-machine, of in hedendaagse termen, de cyborg, is een dominant beeld van menselijk lichaam en identiteit in de hedendaagse beeldcultuur.
Eigenlijk appelleert deze figuur aan de soms de ervaring van onechtheid in onze mediacultuur. Veel fotografen en kunstenaars buiten dat beeld van de mens als on-echt en in-authentiek uit. In de jongerencultuur zijn dat vaak populaire beelden, zoals te zien is aan het succes van films als The Matrix, A.I. (Artificial Intelligence) en de game-plus-verfilming Lara Croft. Deze beelden bewegen zich tussen echt en onecht, natuur en cultuur, mens en machine. In een tijd van plastische chirurgie en genetische manipulatie kan de grens tussen werkelijk en virtueel niet altijd meer even scherp getrokken worden, ook in het geval van de menselijke figuur. Digital technologie verlegt deze grenzen nog verder. In modefotografie, film, reclame, videoclips, computer games en internet, is het beeld van de mens-machine een terugkerend visueel thema. Beelden van de cyborg geven vaak een commentaar op de mooie, perfecte, fitte, sexy, gelukkige, en vooral jonge mensen die we altijd maar weer in de mediacultuur zien. Deze geïdealiseerde beelden die we dagelijks zien, deze extrame makeover van mensen, is in feite een virtualisering van mensen. Weg van de realiteit, omarmen we simulatie; weg van echtheid, omarmen we het virtuele, weg van de natuur, omarmen we het culturele, digitale en technologische. Hedendaagse kunstenaars produceren vaak een kunstmatig mensbeeld, in een ambivalente verhouding tot die kunstmatigheid, zoals in het werk van Inez van Lamsweerde (b.v. ‘Thank you Thighmaster’) of van Micha Klein (b.v. ‘Space Nicky’) Het is alsof ze het tegelijkertijd kritiseren en tot voorbeeld stellen. In ieder geval wordt het beeld van de cyborg ingezet om de on-natuurlijke constructie van de menselijk lichaam, en ook van de menselijke identiteit, te laten zien. In ‘Virtual
16
Beauty’ van Kirsten Geisler zweeft de vrouw tussen een cyborg en mannequin, alsof hedendaagse modellen robotten zijn. Dit zijn digitaal bewerkte plaatjes, maar we zien dit mens-machine beeld ook terug in de extreme make-over programma’s waarin mensen aan zichzelf gaan sleutelen door middel van plastische chirurgie. Neem bijvoorbeeld de 29-jarige Amy, die na een uitgebreid stijladvies en diverse operaties uitroept: ‘Nu ben ik mezelf’. Deze wonderlijke uitspraak wijst erop dat mensen zich zodanig identificeren met het ideaalbeeld dat in de media gepresenteerd wordt, dat ze er niet alleen onzeker van worden, maar dat ze zelfs aan hun eigen identiteit gaan twijfelen. Blijkbaar vindt zij haar nieuwe beeld, dat ik er juist nogal cyborg-achtig uit vindt zien, echter en waarachtiger. Pas na de vele ingrepen, bij de neus, tanden, oogwallen en borstimplantaten, en modelessen voor kleding, make-up en kapsel, is Amy zichzelf geworden. Dit is een volledig paradoxale situatie, die aangeeft hoe wij onze identiteit kneden en manipuleren. Jongeren hoeven nog niet direct naar de plastische chirurgie te grijpen, maar het is wel bekend dat zij de media gebruiken om hun identiteit mede vorm te geven. Dit is tegenwoordig vaak een actief en interactief gebruik, waarbij zij profielsites (b.v. sugababes) gebruiken om een bepaald beeld van zichzelf neer te zetten. Het ligt voor de hand dat zij zich bij dat geprojecteerde beeld spiegelen aan de ideaalbeelden die de media voorschotelen. Dat is op zich ook geen enkel probleem, want uit de mediatheorie is bekend dat alle kijkers zich bedienen van deze spiegelende identificatie. Ook hier gaat het erom in gedachten te houden dat identiteit geen eindproduct is, maar een proces dat ons hele leven duurt. Dagelijks gebruiken we media, kunst en populaire cultuur om die identiteit weer opnieuw te bevestigen, of juist te veranderen. Zoals ik eerder zei dat de media de werkelijkheid construeren, de-construeren en re-construeren; zo construeren, de-construeren en re-construeren wij met behulp van die media onze nomadische identiteit.
Laat ik tot slot terugkeren tot het beeld waar ik mee begon: de auto die op de straat rijdt, terwijl dolfijnen in het asfalt duiken. Zoals ik in deze lezing heb betoogd, vervaagt het verschil tussen echt en onecht, tussen droom en realiteit, tussen mens en machine, tussen realiteit en virtualiteit. Dit is voor ons geen mysterie, want we hebben het allemaal al gezien, en dat bedoel ik vrij letterlijk. We zijn ervaren kijkers en ervaren mediagebruikers. We zijn dan ook ‘media-wijs’ zoals de Raad voor Cultuur het vorig jaar in zijn rapport over media-educatie noemde. Zoals u allen weet, is de digitale cultuur snel, complex, veranderlijk en soms verwarrend; daarom is inzicht belangrijk om het belang van visuele geletterdheid in het onderwijs te erkennen. Visuele geletterdheid, of media-geletterdheid, helpt ons een interactieve houding met de media te ontwikkelen die ik wel (vrij naar Laura Mulvey) ‘hartstochtelijke afstandelijkheid’ noem. Kennis en inzicht helpen ons om verantwoordelijkheid te nemen voor processen als kijkplezier, betekenisgeving en identificatie. Een oplettende en goed geïnformeerde kijker kan genieten van de magie, schoonheid en complexiteit van de hedendaagse mediacultuur. Alleen dan zijn we verzekerd van betekenisvolle interactie met de media. Anneke Smelik is hoogleraar Visuele Cultuur aan de Radboud Universiteit Nijmegen. www.annekesmelik.nl
17
Beknopte literatuurlijst
Baudrillard, Jean, Simulations, New York: Semiotext(e), 1983. Benjamin, Walter, (1985; oorspr. 1936) Het kunstwerk in het tijdperk van zijn technische reproduceerbaarheid. Vertaald door Henk Hoeks. Nijmegen: Sun
Bolter, Jay & Richard Grusin, Remediation. Understanding new media. Cambridge: MIT Press, 1999. Castells, Manuel, The rise of the network society (3 delen) Oxford: Blackwell, 1996. Debord, Guy, Society of spectacle, Detroit: Black and Red, 1970 Eco, Umberto, Naschrift bij De naam van de roos.
Haraway, Donna, Simians, cyborgs and women. The reinvention of nature. London: Routledge, 1991. Hayles, Katherine, N. How we became posthuman. Virtual bodies in cybernetics, literature, and informatics. Chicago: Chicago University Press, 1999. Mirzoeff, Nicholas, An Introduction to visual culture. London: Routledge, 1999.
Mitchell, William, The reconfigured eye. Visual truth in the post-photographic era. Cambridge: MIT Press, 1992. Mulvey, Laura, Visual and other pleasures. London: Macmillan, 1989. Raessens, Joost & Jeffrey Goldstein, Handbook of computer game studies, Cambridge: MIT Press, 2005. Sturken, Marita & Lisa Cartwright, Practices of looking. An introduction to visual culture, Oxford: Oxford University Press, 2001. The Block reader in visual culture. London: Routledge, 1996.
18