Niet praten maar doen! Literatuurrapport
In opdracht van: De Brijder verslavingszorg, kliniek Alkmaar, Sander Taam, ergotherapeut Junioradviseurs Marcella Cappelle Jorine Schoenmaker Ružica Šuran Rose van Thiel Senioradviseur Mia Delobelle Datum Versie 3: 6 juni 2007 Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam, locatie Tafelbergweg
Literatuurrapport
De Brijder Verslavingszorg
Niet praten maar doen! Literatuurrapport
In opdracht van de Brijder verslavingszorg Kliniek Alkmaar, Sander Taam, ergotherapeut Junioradviseurs Marcella Cappelle Jorine Schoenmaker Ružica Šuran Rose van Thiel Senioradviseur Mia Delobelle Datum Versie 3: 6 juni 2007 Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam, locatie Tafelbergweg Copyright ©2007 Trefwoorden: Ergotherapie, rehabilitatie, non-verbaal activiteitenprogramma, verslavingszorg, groepstherapie.
2
Literatuurrapport
De Brijder Verslavingszorg
Inhoudsopgave Inleiding ................................................................................................................................. 4 1. Doelstelling en vraagstellingen......................................................................................... 5 1.1. Doelstelling................................................................................................................. 5 1.2. Vraagstelling............................................................................................................... 5 2. Methodieken ...................................................................................................................... 6 2.1 Literatuurstudie............................................................................................................ 6 2.2. Databanken................................................................................................................. 7 2.3. Boeken ........................................................................................................................ 7 2.4. Contacten .................................................................................................................... 8 2.5. Paaz Purmerend .......................................................................................................... 8 3. Data analyse....................................................................................................................... 9 4. Uitkomsten doelstelling 1................................................................................................ 10 4.1. Ergotherapie.............................................................................................................. 10 4.2. Groepstherapie .......................................................................................................... 13 5. Uitkomsten doelstelling 2................................................................................................ 19 5.1. Non-verbale activiteiten ........................................................................................... 19 5.2. Vergelijkbaar activiteitenprogramma ...................................................................... 22 6. Discussie .......................................................................................................................... 26 Bronnen................................................................................................................................ 27 Bijlagen ………………………………………………………………………………. …30 Bijlage 1 Verslag werkbezoek PAAZ in Purmerend………………………………….…30
3
Literatuurrapport
De Brijder Verslavingszorg
Inleiding Voor u ligt het onderzoeksrapport dat hoort bij on ze literatuurstudie. Deze literatuurstudie hebben wij uitgevoerd in opdracht van de Brijder verslavingszorg kliniek te Alkmaar. Dit rapport geeft weer welke stappen wij hebben ondernomen tijdens de studie en wat de uitkomsten van de studie zijn. Wij zijn deze studie gestart, omdat wij in opdracht van de Brijder verslavingszorg het huidige non-verbale activiteitenprogramma evalueren. Het huidige non-verbale activiteitenprogramma verloopt op dit moment niet optimaal. Aan de hand van de literatuurstudie willen wij bewijs vinden waarom het non-verbale activiteitenprogramma van belang is in de verslavingszorg. Naar aanleiding van onze bevindingen uit de literatuur en uit de interviews die we hebben gehouden met cliënten en met medewerkers zullen wij een adviesrapport schrijven dat gebruikt kan worden bij het optimaliseren van het huidige non-verbale activiteitenprogramma. Mocht u na het lezen van dit rapport nog vragen hebben, dan horen wij dat graag van u. Marcella Cappelle Jorine Schoenmaker Ružica Šuran Rose van Thiel
4
Literatuurrapport
De Brijder Verslavingszorg
1. Doelstelling en vraagstellingen In dit hoofdstuk worden de doelstellingen en de vraagstellingen voor de literatuurstudie beschreven. 1.1. Doelstelling en vraagstelling Aan de hand van de doelstellingen voor onze literatuurstudie hebben wij verschillende doelstellingen en bijhorende vraagstellingen opgesteld. ?
Doelstelling 1: De huidige stand van zaken binnen de (inter)nationale ergotherapiebehandeling in de verslavingszorg in kaart brengen. ? Wat is het wetenschappelijke be wijs voor de meerwaarde van de ergotherapie binnen de verslavingszorg? ? Wat is het bewijs voor de waarde van groepstherapie binnen de verslavingszorg en/of psychiatrie?
?
Doelstelling 2: De waarde van non-verbale activiteitenprogramma’s binnen de verslaving en/of psychiatrie. ? Wat is het bewijs voor het bestaan van vergelijkbare activiteitenprogramma’s die zijn opgesteld en uitgevoerd binnen de verslavingszorg en/of psychiatrie? ? Wat is het wetenschappelijke bewijs voor de waarde van nonverbale activiteitenprogramma’s binnen de verslavingszorg en/of psychiatrie?
5
Literatuurrapport
De Brijder Verslavingszorg
2. Methodieken In dit hoofdstuk worden de methodieken beschreven, die wij tijdens onze literatuurstudie hebben gebruikt. 2.1 Literatuurstudie Tijdens de literatuurstudie hebben wij gebruik gemaakt van de stappen van de Critically Appraised Topics (CAT). De eerste drie stappen behoren tot de dataverzameling: ?
? ?
Klinisch scenario: Eind juni 2006 is in Brijder verslavingzorg afdeling klinische vervolg behandeling het non-verbale activiteitenprogramma van start gegaan. Dit programma is ontwikkeld door Sander Taam (ergotherapeut), Dennis Klene (activiteitenbegeleider) en Naima el Fattahi (activiteitenbegeleider). De ontwikkelaars hebben, tot op heden als gevolg van bezuinigingen, door werk- en tijdsdruk geen mogelijkheden gehad voor het evalueren van het non-verbale activiteitenprogramma. Door gebrek aan wetenschappelijke en theoretische onderbouwing van het non-verbale programma kunnen de ontwikkelaars niet goed beargumenteren waarom deze manier van behandelen meest effectief is. Dit is in het kort de aanleiding van ons afstudeeropdracht. Klinische relevante vraag: In overleg met de opdrachtgever, Mevr. M. Delobelle en Dhr. E. Tichgelaar hebben wij verschillende vraagstellingen opgesteld. Deze zijn door de bovenstaande deskundigen goedgekeurd. Systematisch zoeken wetenschappelijk evidence: Voordat wij begonnen met het zoeken naar literatuur hebben wij inclusie -en exclusie criteria opgesteld. Tijdens de literatuurstudie hebben wij gebruik gemaakt verschillende databanken (zie 2.2) . Naast het zoeken van artikelen, hebben wij verschillende relevante boeken gevonden (zie 2.3) en ook een aantal werkbezoeken afgelegd bij instellingen waar gebruik wordt gemaakt van een vergelijkbaar activiteitenprogramma (zie 2.5). Wij hebben naast de bovenstaande methodes contact gezocht met beroepsverengingen ergotherapie wereldwijd en vergelijkbare instellingen om informatie in te winnen (zie 2.4)
De overig stappen, behorende bij dataverzameling, zijn beschreven in hoofdstuk 3.
6
Literatuurrapport
De Brijder Verslavingszorg
2.2. Databanken Via verschillende databanken hebben wij gezocht naar relevante artikelen. In de onderstaande tabel worden enkele zoektermen benoemd, die geleid hebben tot het vinden van relevante artikelen. Tabel 1: Zoektermen Databases and sites Search Terms searched AMC Ergotherapie Non verbaal Activiteitenprogramma Verslaving Psychiatrie Activiteiten therapie Group therapy rehabilitatie Amed Occupational Therapy Addiction Activity therapy OT Group therapy, Psychosocial rehabilitation Pubmed Nonverbal Substance use disorder Drugs abuse Addiction Quality of life Effectiveness treatment OT Seeker Occupational therapy Group Therapy Mental disorder Addiction Rehabilitation (Otcat.com, 2007)
Limits used X
X
X
X
2.3. Boeken Naast het zoeke n van artikelen hebben wij gezocht naar relevante boeken. Dit hebben wij gedaan, door deskundigen, mediatheken, en het internet raad te plegen. Wij hebben onder andere gebruik gemaakt van de volgende bibliotheken: Academisch Medisch Centrum, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Universiteit van Amsterdam, Vrije Universiteit, en de Hogeschool van Amsterdam locatie Tafelbergweg. De
7
Literatuurrapport
De Brijder Verslavingszorg
bovenstaande zoektermen, zoals in paragraaf 2.2. vermeld staan hebben wij gebruikt bij het zoeken naar relevante boeken. Wij hebben de volgende deskundigen geraadpleegd tijdens de literatuurstudie: Mevr. M. Delobelle, Mevr. F. van Ness, en Dhr. E.Tigchelaar. Wij hebben naast de mediatheken en de deskundigen gebruik gemaakt van verschillende internetbronnen, zoals www.otcats.com en www.mcmaster.ca . Voor de overige geraadpleegde bronnen verwijzen wij u naar in de bronnenlijst. 2.4. Contacten Tijdens de literatuurstudie hebben wij met verschillende deskundigen en organisaties contact proberen te zoeken. 2.5. Paaz Purmerend Op 24 mei 2007 hebben wij samen met de opdrachtgever een werkbezoek afgelegd bij de PAAZ Purmerend, grenzend aan het Waterland Ziekenhuis. Wij hebben een gesprek gehad met activiteiten begeleider dhr. D. Hiemstra. In de PAAZ wordt een vergelijk activiteitenprogramma gebruikt. Wij hebben contact gezocht met dhr D. Hiemstra doordat in de interviews verschillende cliënten van de Brijder aangaven het activiteitenprogramma daar als aangenaam te hebben ervaren. Uit het gesprek met dhr. D. Hiemstra zijn verschillende sterke punten naar voren gekomen, zoals: - Het weekrooster opdelen in blokken, - De cliënten aan het werk zetten door middel van voorbeelden , - De cliënten werken veel met gips. Het levert snel resultaat en voldoening, - De cliënten kunnen eigen activiteiten kiezen aan de hand van beschikbare literatuur en mappen, die opgesteld/ verzameld zijn door de activiteitenbegeleider, - De cliënten eventueel beschikbare literatuur mee naar huis te laten nemen om ze te stimuleren, - Een bestaand object kopen en de cliënten het laten namaken door middel van het maken van tekeningen, maten meten etc., - Het aanbod van de activiteiten in de ruimte ophangen, zodat cliënten uitgelokt worden tot handelen aan een werkstuk, - De cliënten hun gemaakte werkstuk mee naar huis laten nemen, - De cliënten niet zonder begeleiding in de ruimte laten, - De aanwezigheid en afwezigheid van cliënten registeren. En bij meerdere malen afwezigheid contact zoeken met de contactpersoon en eventueel sancties ondernemen. Dit zijn enkele punten die uit het gesprek naar voren kwamen. Een uitgebreid verslag is in de bijlage terug te vinden.
8
Literatuurrapport
De Brijder Verslavingszorg
3. Data analyse Aan de hand van de eerste drie doorlopen stappen van de CAT hebben wij de gevonden literatuur kunnen analyseren. Bij het analyseren van de gevonden literatuur hebben wij de volgende stappen doorgelopen: ? Kritisch beoordelen van de evidence: De gevonden artikelen hebben wij beoordeeld via de Mc Master en de Critically Appraised Topic (CA T). Aan de hand van elk gevonden artikel hebben wij de MC Master ingevuld. Dit is een beoordelingslijst voor artikelen van de Mc Master University te Engeland. Uiteindelijk hebben wij aan de hand van de ingevulde Mc Masters de CAT ingevuld om beschikbare literatuur te vergelijken en op deze manier te beoordelen op bruikbaarheid (Cebm. 2007). Aan de hand hiervan hebben wij gekeken of de gevonden literatuur voldoende antwoord geeft op de vraagstellingen. ? Presenteren grootte en precisie van het effect: Via de CAT en de gevonden boeken zijn de uitkomsten naar voren gekomen. ? Becommentariëren van bevindingen: Voordat wij begonnen met ons literatuurstudie hebben wij duidelijke inclusie en exclusie criteria opgesteld. Deze zijn terug te vinden in het document ‘Opzet literatuur- en praktijkstudie ’. Tijdens de studie hebben wij deze criteria naast ons gehouden ? ‘Bottomline’: In de volgende hoofdstukken zal de ‘bottomline’ op de vraagstellingen worden beschreven.
9
Literatuurrapport
De Brijder Verslavingszorg
4. Uitkomsten doelstelling 1 Doelstelling 1: ‘De huidige stand van zaken binnen de (inter)nationale ergotherapiebehandeling in de verslavingszorg in kaart brengen.’ In dit hoofdstuk worden de vraagstellingen behorende bij de eerste doelstelling beantwoord. De vraagstellingen zijn: ? Wat is het wetenschappelijke bewijs voor de meerwaarde van de ergotherapie binnen de verslavingszorg? ? Wat is het bewijs voor de waarde van groepstherapie binnen de verslavingszorg en/of psychiatrie?
4.1. Ergotherapie Inleiding De vraag van de opdrachtgever is om de huidige situatie van ergotherapie in de verslavingszorg in kaart te brengen. Dit omdat er weinig vergelijkingsmateriaal of onderbouwing is gevonden voor het opgestelde non-verbale activiteitenprogramma. Om antwoord te geven op deze vraagstellingen hebben wij gebruik gemaakt van verschillende bronnen. Dit zijn de volgende bronnen: ? ? ? ?
Davies, R. (2006). According to the models of care for the treatment of drugsmisusers, does occupational therapy have role in the treatment of drug misuse?. Britisch journal of occupational therapy, 69, 575-77. Outer, J. den & Idzinga, R. (2002). Ergotherapie, ook in de verslavingszorg! NVE jaargang 30. Gutman, S. A. (2006) . 'Why addiction has a Chronic, Relapsing Course. The neurobiology of addiction: implications for occupational therapy practice, Occupational Therapy in Mental Health. 22. Hoogland, A. (1998). Ergotherapie en de behandeling van chronisch verslaafden met meervoudige problematiek. NVE. jaargang 26, 46-51.
In deze artikelen staat de ergotherapie in de verslavingszorg centraal. Er wordt beschreven wat er in Engeland en Nederland gebeurt op het gebied van ergotherapie en verslaving. Deze artikelen zijn de enige publicaties die volgens ons een goede onderbouwing vormen voor deze vraagstelling. Er zijn in Nederland weinig ergotherapeuten werkzaam in de verslavingszorg. Volgens de Nederlandse Vereniging van Ergotherapie (NVE) zijn dit er in 1998 tussen de vijf en de tien ergotherapeuten werkzaam (Hoogland, 1998). Binnen de opleidingen ergotherapie in Nederland wordt er weinig aandacht besteed aan de doelgroep. Ergotherapie blijkt echter een goede aanvulling te zijn op andere disciplines . De ergotherapie is een aanvulling
10
Literatuurrapport
De Brijder Verslavingszorg
omdat daar waar andere disciplines een theoretische basis leggen tijden hun behandeling de ergotherapeut een koppeling maakt naar de praktijk (den Outer, 2002). Bovenstaande feiten in achting genomen is de volgende vraag bij de opdrachtgever ontstaan ‘Wat is het wetenschappelijke bewijs voor de meerwaarde van de ergotherapie binnen de verslavingszorg?’. In deze paragraaf zullen wij deze vraag beantwoorden. Tijdens de literatuurinventarisatie hebben wij contact gezocht met de NVE en met verschillende ergotherapie-verenigingen in de wereld. Vanuit de NVE is helaas geen reactie gekomen. Verdere instanties in Nederland, onder andere het Trimbos Instituut, konden ons niet op weg helpen met recente onderzoeken. Wij hebben vanuit een aantal landen, zoals Noorwegen, Denemarken en Australië reactie gehad. Doordat er uit deze landen meer respons kwam dan uit Nederland, hebben wij geconcludeerd dat de ergotherapie in de verslavingszorg daar meer leeft dan in Nederland het geval is. Helaas konden zij echter ook geen recente onderzoeken noemen. Ergotherapeutische behandeling. Er zijn weinig onderzoeken gedaan naar de rol van de ergotherapeut in de verslavingszorg. De onderzoeken, die zijn uitgevoerd, geven aan dat de ergotherapeut met een holistische visie naar cliënten kijkt (Davies, 2006). Onder holisme wordt verstaan dat er een onderlinge samenhang is tussen lichaam, geest en gevoel (Kinébanian, 2006). Deze holistische blik is belangrijk omdat bij verslaving een circulaire interactie is tussen fysieke, psychische en sociale problematiek. Er worden in de eerste fase van de behandeling tests uitgevoerd die gericht zijn op de cliënt in zijn totaliteit. In een latere fase zullen tests worden uitgevoerd naar afzonderlijke aspecten van de cliënt (Davies, 2006). Ergotherapeuten die werkzaam zijn in de verslavingzorg werken vaak op een eenmanspost binnen een grote instelling. Bij veel instellingen in de verslavingszorg worden verschillende disciplines gedwongen zich te profileren en hun meerwaarde binnen de behandeling aan te tonen. De ergotherapeuten hebben hier helaas weinig tijd voor. Hierdoor blijft ergotherapie onbekend binnen de verslavingszorg. Binnen de opleidingen ergotherapie in Nederland wordt er weinig aandacht besteed aan de specifieke doelgroep waar de verslaafde onder valt. Dit terwijl steeds meer ergotherapeuten met cliënten in aanraking komen die (ook) een verslavingsprobleem hebben, omdat de Nederlandse overheid meer aandacht aan de hulpverlening voor verslaafden besteedt (den Outer, 2002). Het doel van de ergotherapie binnen de verslavingszorg is dat de verslaafde weer zelfstandig invulling kan geven aan zijn leven zonder drugs, alcohol of gokken (den Outer, 2002). De meerwaarde van de ergotherapeut is dat zij de problemen in de handelingsgebieden in kaart kunnen brengen en hier mee concreet en doelgericht samen met de cliënt aan kunnen gaan werken. Daar waar andere disciplines een theoretische basis leggen, maakt de ergotherapie een koppeling naar de praktijk (den Outer, 2002; Gutman, 2006). De
11
Literatuurrapport
De Brijder Verslavingszorg
ergotherapeut bezit vaardigheden om aan de hand van onder andere activiteitenanalyses de cliënt met kleine veranderingen positieve ervaringen te laten ervaren. Deze kleine veranderingen vormen de basis van de behandeling totdat het hoofddoel bereikt wordt. Dit hoofddoel is in veel gevallen blijvende abstinentie (Gutman, 2006). Een van de leidinggevende van de Brijder, klinische vervolgbehandeling, zei hierover het volgende tijdens het interview: ‘Wij hebben niet primair het oogmerk om cliënten van hun verslaving af te helpen, maar noem het maar het kwaliteit van leven verbeteren Voorkomen dat de schade erger wordt en zorgen dat zij hierna ook activiteiten gaan doen, buiten de kliniek.’ De eigenwaarde en het zelfrespect van de cliënten zal door middel van positieve ervaringen stijgen. Dit is belangrijk voor het rehabilitatieproces van de cliënten. Zelfrespect valt onder de pijler status. Status biedt een cliënt houvast, deze houvast is belangrijk want in veel gevallen ontbreekt het daaraan bij de cliënten (Wilken & den Hollander, 2003). De ergotherapie richt zich voornamelijk op de periode na de behandeling van bijvoorbeeld methadon en psychosociale therapie (Gutman, 2006). De ergotherapeut kan bijdragen aan het voorkomen van terugval in de verslaving. Dit doet de ergotherapeut op de volgende manieren (Gutman, 2006): ? De cliënt de drugsgerelateerde situaties leren ontwijken. Hiermee worden stimuli die als aanleiding voor drugsgebruik kunnen werken bedoelt, ? Sociale vaardigheden trainen. Hierin staat het vervangen van aanpassingsgedrag dat de cliënt zich eigen heeft gemaakt centraal. Het is belangrijk dat de cliënt zich nieuw aanpassingsgedrag eigen maakt, dit gedrag moet niet in relatie staan tot het verslavingsverleden van de cliënt, ? De cliënt de gedachten, die hij heeft rondom zijn verslaving, en leren deze gedachten om te keren zodat terugval voorkomen wordt, ? Stressmanagement technieken aanleren. Hier kan de cliënt leren om te gaan met conflicten en emoties zodat een terugval voorkomen kan worden, ? Werken aan nieuwe rollen en daarbij behorende taken. Het is belangrijk dat deze rollen en taken zich buiten het ‘drugscircuit’ van de cliënt afspeelt. In het artikel van R. Davies (2006) wordt verwezen naar artikelen van Stevens (2003) en Kashner et al (2002). Hierin wordt gezegd dat arbeid (werken) bevorderend voor het level van voldoening is. Dit resulteert in minder gebruik en problemen en de daarbij horende dakloosheid en detentie. Ergotherapie kan bij werkgerelateerde activiteiten een grote rol spelen. Deze artikelen geven onderzoek over dit onderwerp weer, maar zijn niet generaliseerbaar, vanwege het lage deelnemingspercentage. Verder geeft Davies (2006) aan wat voor rol ergotherapie in het dagelijks leven van de verslaafden cliënten kan spelen: ? Ontspannende activiteiten: brengen structuur in de tijd en verbeteren kwaliteit van leven, wat leidt tot leefstijlverandering, wat een aanmoediging is voor de balans en voorkoming van terugval. ? Ergotherapeut stimuleert gevarieerde activiteiten -> Creatief, fysiek en sport, recreatief en verder ontspannende activiteiten. ? Sociale vaardigheden -> communicatie en assertiviteit ? Leefstijlvaardigheden -> Hygiëne, schoonmaken, winkelen, koken en
12
Literatuurrapport
De Brijder Verslavingszorg
budgetbehering. 4.2. Groepstherapie Inleiding Bij de Brijder Verslavingzorg, kliniek Alkmaar streeft men naar een zo zelfstandig mogelijk functioneren binnen de huidige maatschappij (Klene, 2006). Om dit te bereiken bieden zij een verbaal en non-verbaal programma aan. Binnen het non-verbale activiteiten programma worden de activiteiten aangeboden in groepsvorm. De opdrachtgever wil graag weten wat de meerwaarde van het werken in groepen is. Hiervoor hebben wij de volgende vraagstelling geformuleerd: ‘Wat is het bewijs voor de meerwaarde van groepstherapie binnen de verslavingszorg en/of psychiatrie?’ Om antwoord te geven op deze vraag hebben wij gebruik gemaakt van verschillende bronnen. Dit zijn de volgende bronnen: ? Eklund, M. (1997). Therapeutic factors in occupational group therapy identified by patient discharged from psychiatric day centre and their significant others. Occupational Therapy International. 4, 198-212. ? Eklund, M. (1999). Outcome of occupational therapy in a psychiatric day care unit for long term mentally ill patient. Occupational therapy in mental health. 14, 21-45 ? Kinébanian, A., & Thomas C. (1999). Grondslagen van de ergotherapie. ELSEVIER/ de Tijdstroom, Maarssen. ? Remmerswaal, J. (2003). Handboek groepsdynamiek: een nieuwe inleiding op theorie en praktijk. Uitgeverij H. Nelissen B.V., Soest. ? Wilken, J.P., Hollander den, D. (2003). Psychosociale rehabilitatie, een integrale benadering. Uitgeverij SWP, Amsterdam. ? Willard & Spackman (2003). Occupational Therapy. Lippincott, Philadelphia. ? Yalom, Irvin D. (1981). Groepstherapie in theorie en praktijk. Van Loghum Slaterus, Deventer. Deze boeken en artikelen hebben wij onderworpen aan een evaluatie om de waarde van de informatie te bepalen. Deze evaluatie hebben wij gedaan aan de hand van de stappen die staan beschreven in ‘Hoofdstuk 3 data analyse’. Groepen in het algemeen Aan het woord ‘groep’ zijn verschillende definities gebonden, zoals: ? Aantal min of meer bijbehorende personen, zaken of dieren (Van Dale, 2007). ? Het samenzijn van twee of meer cliënten (Finlay, 1995). ? Groep als een belangrijke bron van bijvoorbeeld het bewust worden of het ontwikkelen van sociale vaardigheden, het delen van ervaringen en het leren van een ander (Kinébanian,1999). Remmerswaal (2006) beschrijft groepswerk als een methodiek voor het bevorderen van 13
Literatuurrapport
De Brijder Verslavingszorg
sociale veranderingsprocessen, waarbij gebruik gemaakt wordt van het bewust en doelgericht aansturen van groepsfenomenen, voornamelijk op het vlak van de relatie tussen de werker en de groep en de relaties tussen groepsleden. In groepen werken heeft voordelen, zoals: ? Een groep kan beschouwd worden als een ‘samenleving in het klein’. De cliënten binnen deze groep kunnen zich voordoen als de ‘gewone samenleving’. Zo kunnen de cliënten leren om adequaat te leren handelen in de samenleving. (Finlay, 1995). De groep is een verbindingsschakel tussen zowel het individu en de maatschappij. Het individu oefent bijvoorbeeld invloed uit op de maatschappelijke gevolgen, via de groepen waar ze toebehoren (Remmerswaal, 2006). ? Werken in groepen biedt een goede leersituatie om specifieke vaardigheden aan te leren. De cliënten kunnen op deze wijze leren van elkaar en van de therapeut. Zo vinden de cliënten het geruststellend om te merken dat andere ook problemen hebben, en dat hij/zij niet de enige is die het moeilijk vindt zich te handhaven in de samenleving (Finlay,1995). ? Een groepsbehandeling kan ook een middel zijn om de cliënten te observeren, om uiteindelijk het verdere behandelplan te bepalen (Finlay, 1995). ? Een groep kan ook dienen als ervaring- en oefenplaats (Kinébanian, 1999). Mosey heeft verschillende groepsvormen beschreven, waarin naar voren komt wat de doelen zijn van elke groepsvorm: 1. Parallelgroep: Dit is een groepsvorm waarin de doelen van de cliënt voorop staan. Het samenwerken staat niet op de voorgrond. Doelen: - Het leren verblijven in een ruimte waarin materiaal en gereedschap ook door anderen gebruikt wordt, - Rekening leren houden met elkaar, - Medeverantwoordelijkheid leren dragen voor werksfeer en dergelijke 2. Projectgroep en egocentrische- coöperatieve groep: Dit is de groep waarin onderlinge interacties worden gestimuleerd. De interacties van cliënten in de groep zijn nodig om de individuele doelen te verwezenlijken. Doelen: - Leren opkomen voor jezelf, - Aanleren van communicatieve vaardigheden, luisteren, begriptonen, eigen wensen duidelijk maken etc. - Verantwoordelijkheid leren dragen voor gezamenlijk uit te voeren taak - Kritiek leren geven en incasseren - Leren samenwerken 3. De groep als systeem, waarin onderlinge interacties centraal staan. De onderlinge interacties worden gezien als bepalend voor de kwaliteit van het functioneren van de groep. In dit geval is de groep bovengeschikt aan de activiteit.
14
Literatuurrapport
De Brijder Verslavingszorg
In een groep is er er een groepsdynamiek. Communicatie (verbaal en non-verbaal) is hierbij een zeer belangrijk aspect. Communicatie kan zowel een positieve als een negatieve invloed hebben op het groepsproces. Door middel van communicatie kunnen er misverstanden ontstaan doordat opmerkingen verkeerd opgevat worden. Problemen ontstaan niet altijd om wat er gezegd wordt (verbale communicatie), maar door de manier waarop het gezegd wordt (non-verbale communicatie). Communicatie speelt zich af op verschillende dimensies tegelijkertijd. Dit zijn de volgende dimensies (Remmerswaal, 2003) : ? Inhoudsdimensie: Het werken aan de doelstelling en taak van de groep; waar staat de groep voor, waar werkt zij aan. Bij de Brijer verslavingszorg speelt deze dimensie zich voornamelijk af op individueel niveau. Deze dimensie bevindt zich op taakniveau ? Proceduredimensie: De werkwijze om het doel te bereiken, ook deze dimensie bevindt zich op taakniveau. ? Interactiedimensie: Het groepsproces en onderlinge relaties. Hier is sprake van procesniveau. ? Bestaansdimensie: Het individuele proces van elk groepslid, hier is sprake van procesniveau. ? Contextdimensie: Invloeden die in de groep doorklinken, bijvoorbeeld maatschappelijke invloeden. De Brijder Verslavingszorg komen richt zich vooral op inhoudsniveau en procedureniveau, en nauwelijks op interactie-, bestaans- en contextniveau. Op dit moment zijn er weinig activiteiten groepsactiviteiten, maar activiteiten waarbij cliënten met elkaar in één ruimte aan iets individueels werken. De begeleiders van het non-verbale activiteitenprogramma zouden graag meer aandacht willen schenken aan de interactiedimensie. Dit is tot op heden nog niet van de grond gekomen. De ontwikkeling van een groep Het ontstaan van een groep begint bij het kennismakingsgesprek. In dit gesprek wordt er niet alleen informatie gegeven over de gang van zaken maar kan er ook (wederzijds) ervaren worden hoe de groepsleden zijn. Als een groep net draait dan is het vaak onduidelijk hoe de onderliggende verhoudingen zijn. Nieuwe cliënten moet hun plek in de groep nog vinden en helder krijgen. Het is overvloedig om te vertellen dat als er slechts één nieuw groepslid in de groep komt de groep het ontwikkelingsproces niet volledig opnieuw doormaakt, dit is wel het geval als er meerdere nieuwe cliënten in een korte tijd bij komen (Wilken & Hollander, 2003). Binnen de GGZ, en daarmee ook de verslavingszorg, is er bij de ontwikkeling van groepen behoefte aan houvast en herkenning. Er is behoefte aan duidelijkheid. Deze duidelijkheid wordt verwacht van een formele leider. Deze leider wordt gezien in de begeleider of therapeut van de groep. Het zijn vaak losse individuen die een woonplek met elkaar delen (Wilken & Hollander, 2003).
15
Literatuurrapport
De Brijder Verslavingszorg
De eerste fase van de ontwikkeling van een groep wordt de controle- of openingsfase genoemd. Langzamerhand wordt duidelijk wie de informele groepsleider is, wie veel aan het woord is en wie zwijgt en wat er van elkaar binnen de groep verwacht wordt. Juist in deze eerste fase is de formele leider van belang, deze kan een veilige omgeving creeeren voor de cliënten. In de volgende fase van de ontwikkeling van een groep, de wederkerigheids- of affectiefase, staat de relatie die de cliënt tot de groepsleden heeft centraal. Dit betekent dat de cliënt zal bepalen welke afstand hij neemt in de groep, is hij open of juist gesloten. Het milieu waarin de groep zich bevindt zal hierbij de juiste ondersteuning moeten bieden. Met milieu wordt in dit geval niet alleen de medecliënten, maar ook de begeleider en/of therapeut van de groep bedoeld (Wilken & Hollander, 2003). Tenslotte is de laatste fase van groepsontwikkeling de beëindigingfase. Deze fase komt in beeld als er een cliënt of begeleider, om wat voor reden dan ook, de groep verlaat. Het is van belang om aan dit afsche id aandacht te besteden, dit kan in de vorm van een klein afscheidsfeestje, cadeautjes etc. Het vertrekken van medecliënten of begeleiders kan voor cliënten een intense ervaring zijn, die kan leiden tot stress (Wilken & Hollander, 2003). De groep kan sociale steun bieden als er tussen de groepsleden een balans is tussen dominantie en afhankelijkheid. Deze balans moet er zowel in activiteit als in passiviteit zijn, zowel binnen als buiten het behandelprogramma. Binnen veel behandelgroepen in de GGZ, en daarmee ook de verslavingszorg, is het belangrijk dat de begeleider zich bewust is dat zijn gedrag voor veel cliënten een model is waaraan ze voldoen. Daarnaast is ook het sociale gedrag van begeleiders onderling een model voor cliënten. Een slechte sfeer in t eam is een negatief voorbeeld voor cliënten en kan daarom ook invloed hebben op de sfeer in de groep (Wilken & Hollander, 2003). De rol van de begeleider in de groep Vooral in de eerste fase van groepsontwikkeling speelt de begeleider een belangrijke rol. De taken van de begeleider in die fase zijn de volgende (Wilken & Hollander, 2003): ? Zorgdragen voor het bereiken van zoveel mogelijk cohesie en eenheid in de groep. Belangrijke voorwaarden hiervoor zijn het bieden van duidelijke structuur. Deze structuur komt op de volgende manieren tot uiting: o Regels o Dag ordening o Consequent gedrag ? Continu energie investeren in het bieden van leiding, het vormen van de verbindende schakel, het motiveren van cliënten en het instandhouden van een goede sfeer. De begeleider kan op de volgende manier bijdragen aan een positief sociaal-emotioneel klimaat (Wilken & Hollander, 2003): ? Vriendelijkheid tonen, dit kan hij tonen op de volgende manieren: o Complimenten geven o Andere accepteren zoals ze zijn o Solidariteit tonen
16
Literatuurrapport
?
?
De Brijder Verslavingszorg
o Hulp bieden Ontspannen sfeer in de groep creëren, dit kan hij op de volgende manier doen: o Grappen maken o Spontane opmerkingen maken o Lachen Laten merken dat hij het eens is met het groepsproces en groepsbeslissingen. Op deze manier toont de begeleider respect voor d e groep.
De begeleider moet voorkomen dat hij bijdraagt aan een negatief sociaal-emotioneel klimaat. Een negatief sociaal-emotioneel klimaat ontstaat door het volgende: ? Zichzelf op de voorgrond zetten ? Zich intolerant gedragen tegenover anderen ? Andere bevelen opleggen ? Zich terugtrekken uit de groep, dit kan op twee manieren: o Letterlijk: weglopen o Figuurlijk: niets meer zeggen ? Negatieve opmerkingen maken, voorbeelden hiervan kunnen zijn: o ‘Zo hoeft het voor mij allemaal niet meer’ o ‘Ik snap hier echt helemaal niets van’ ? Beslissingen die genomen worden door de groep openlijk in twijfel trekken, zich actief verzetten tegen deze beslissingen. De positieve en negatieve bijdragen, aan het sociaal-emotionele klimaat, zoals hierboven beschreven gelden ook voor de bijdrage van cliënten die deelnemen aan de groep (Wilken & Hollander, 2003). De meerwaarde van de groepstherapie Uit onderzoek van Eklund (1999), waar ergotherapeutische groepsbehandelingen zijn vergeleken met reguliere verbale programma’s, is gebleken dat ergotherapeutische groepsbehandelingen voor sommige psychiatrische cliënten een positief effect heeft op het gebied van het handelen, algemene mentale gezondheid en de psychiatrische symptomen .Dit is een belangrijk uitgangspunt om te werken in groepen. Willard & Spackman (2003) geven ook aan dat een groepsbehandeling voor zowel cliënten als zorgverleners kostenbesparend en effectief is. Hiernaast heeft M. Eklund (1996) een ergotherapeutische groepstherapie geëvalueerd van langdurig psychiatrische cliënten in een dagbehandeling. Hieruit bleek dat cliënten die op deze manier behandeld werden zichtbaar meer verbeterde dan de cliënten die vergelijkbare behandeling kregen op traditionele wijze (Eklund, 1997). Naast de bovenstaande argumenten is ook uit verschillende onderzoeken gebleken dat groepsactiviteiten de meeste gebruikte methodiek is door ergotherapeuten in de verslavingszorg en/of psychiatrie (Cara & MacRae, 1998). Yalom (1981) en Eklund (1997) hebben vastgesteld dat negen werkzame factoren een belangrijke rol spelen bij het werken in groepen. Deze factoren zijn :
17
Literatuurrapport
De Brijder Verslavingszorg
1. Acceptatie: ? Het accepteren van eigen ervaringen met behulp van de empathie van anderen 2. Altruïsme : ? Deelnemers helpen medegroepslden vanuit een verlangen om iets voor een ander te beteken. Iets voor een ander kunnen betekenen vergrot het gevoel van eigenwaarde. 3. Algemeen zijn ? Veel cliënten gaan therapie in met de gedachte dat zij uniek zijn in hun situatie. In een groep komen zij er achter dat er meer mensen met soortgelijke problematiek zijn, dit kunnen zij als een opluchting ervaren. 4. Realiteit toetsen ? Doordat cliënten zien dat zij niet uniek zijn in hun situatie kunnen zij leren van elkaar. 5. Overdracht ? Cliënten met vergelijkbare problemen kunnen hun oplossingen aan elkaar overdragen zodat ze van elkaar kunnen leren. 6. Toeschouwers therapie ? In veel gevallen bootsen cliënten elkaar gedrag na, dit kan zowel positief als negatief uitpakken. In het positieve geval zien ze dat andere cliënten aan hun problematiek werken, dit prikkelt hen om hetzelfde te doen. 7. Interactie ? De interactie tussen cliënten is belangrijk. Op deze manier kunnen ze elkaar helpen met het werken aan hun problemen. 8. Doen begrijpen ? De oplossingen en tips die cliënten van medecliënten ontvangen worden sneller in daden omgezet. 9. Spuien ? Bij medecliënten kunnen cliënten beter spuien, zij hebben het gevoel dat die hun beter begrijpen doordat ze in hetzelfde schuitje zitten. Deze werkzame factoren zijn onlosmakelijk verbonden met groepsbehandelingen. Ze vormen de succesfactoren van het werken in groepen.
18
Literatuurrapport
De Brijder Verslavingszorg
5. Uitkomsten doelstelling 2 In dit hoofdstuk worden de opgestelde vraagstellingen behorende bij de tweede doelstelling beantwoord. Deze doelstelling luidt als volgt: ‘De waarde van non-verbale activiteitenprogramma’s binnen de verslavingszorg en/of psychiatrie.’ 5.1. Non-verbale activiteiten In de Brijder Verslavingszorg, Kliniek Alkmaar wordt een activiteitenprogramma aangeboden in de vorm van non-verbale activiteiten, die aansluiten op het verbale programma. Het verbale –en het non-verbale programma vormen samen het behandelprogramma. Het is belangrijk dat deze elkaar aansluiten. De opdrachtgever wil weten wat de waarde van het non-verbale programma is. Aan de hand hiervan hebben wij de volgende vraagstelling opgesteld: ‘Wat is het wetenschappelijke bewijs voor de waarde van non-verbale activiteitenprogramma’s binnen de verslavingszorg en/of psychiatrie?’ Om antwoord te geven op deze vraag hebben wij gebruik gemaakt van verschillende bronnen: ? Born, J. van der. (2001). Dagbesteding, meer dan Tijdpassering ; zoeken naar betekenis. Houten/Diegem: Bohn Stafleu van Loghum. ? Hiemstra, D. (2006). Visie activiteitenbegeleiding/dagbesteding. Purmerend: PAAZ ? Finlay, L. en Zinkstok, R. (1995). Ergotherapie therapie in de psychiatrie. Maarssen: Elsevier gezondheidszorg. ? Thompson, M. (2006). Creative arts in occupational therapy: Ancient history or contemporary practise. Occupational Therapy International. 5, 48-64 Dit artikel en deze boeken hebben wij onderworpen aan een evaluatie om de waarde van de informatie te bepalen. Deze evaluatie hebben wij gedaan aan de hand van de stappen die staan beschreven in ‘Hoofdstuk 3 data analyse’. Activiteiten Onder activiteit verstaan wij het volgende: ‘de activiteit die wordt gebruikt als therapie’ (Finlay, 1995) . Hiernaast geeft dhr Born twee definities van een activiteit: 1. Activiteiten zijn de handelingen die wij verrichten om ons doel te bereiken. De activiteiten zijn erop gericht onze wensen en behoeften te verwezenlijken, ze geven invullingen aan onze dagen, bepalen hoe wij met onze tijd omgaan, schrijven on ze rollen en taken voor en doen een appèl op aanwezige of nog te ontwikkelen kennis, vaardigheden en competenties. 2. Een activiteit als een voorwaarde voor een mens. Zonder activiteiten kun je niet uitgroeien tot mens en medemens (Born, 2001).
19
Literatuurrapport
De Brijder Verslavingszorg
Activiteiten gebruikt de mens als middel om zichzelf en de eigen omgeving te onderzoeken. De ergotherapeut gebruikt het ook als middel om het functioneren van de cliënten te onderzoeken. De activiteitenbegeleider gebruikt het als het scheppen van een gezellige, en daarnaast een doelmatige omgeving, waar sfeer van uitgaat en waar het plezierig is om te komen. De activiteitenruimte is bij uitstek van de plaats, waar geleerd wordt met andere mensen om te gaan en waar de mogelijkheid gestimuleerd wordt om met anderen contact te leggen (Hiemstra, 2006). De activiteiten activeren, motiveren en voorzien ons van energie op lichamelijk en geestelijk gebied en stimuleren de zintuigen (Finlay, 1995). Als mens ben je steeds op zoek naar een evenwichtige combinatie van twee tegengestelde zaken: je behoefte aan je eigen wereld (met door jouw bepaalde grenzen) en het ‘ grote geheel’ (de wereld waarin je verbinding hebt met andere mensen ). De mens zoekt naar evenwicht dat leidt tot groei/ontwikkeling, emancipatie en het zin geven aan je eigen bestaan enerzijds en naar veiligheid anderzijds. Door het aanbieden van verschillende activiteiten krijgen de cliënten de mogelijkheid om een gevoel van eigen waarde en zelfwaardering o p te bouwen (Born, 2001). Een activiteit wordt altijd gekenmerkt door de factor ‘moeite’ (Hiemstra, 2006). Een te eenvoudige activiteit geeft weinig tot geen voldoening. Met andere woorden: de appèl- waarde van die activiteit is op dat moment dan laag. Een activiteit, die te eenvoudig is en geen eisen stelt, brengt geen eigen activiteit (Born, 2001). De cliënten moeten hierin gestimuleerd worden. Lukt het hun om een activiteit met uitdaging met resultaat vol te brengen, dan resulteert dit vaak tot voldoening en vertrouwen bij zichzelf. De kwaliteit van de ervaring als een functie van de relatie tussen uitdagingen en vaardigheden. De optimale ervaring van ‘flow’ doet zich voor wanneer beide variabelen maximaal zijn (Kinébanian & le Granse, 2006). ‘We kennen allemaal momenten in ons leven dat we volledig geconcentreerd zijn in wat we doen, waarbij we niet meer het gevoel hebben dat we iets doen, maar dat het werk zich als het ware ‘door onze handen’ voltrekt. Dit zijn momenten van wat we ‘Flow’ noemen. ‘Flow’ wordt gedefinieerd als een subjectieve psychologische zijnstoestand die ontstaat als mensen zo opgaan in wat zij doen, dat zij alles om hen heen vergeten, behalve dat wat zij op dit moment doen (Csikszentmihalyi & Rathunde, 1992; Kinébanian & Le Granse (Eds.), 2006).’
20
Literatuurrapport
De Brijder Verslavingszorg
Activiteiten kunnen verschillende waarde hebben. Hieronder een korte opsomming: ? Leerinstrument: ontwikkelen van vaardigheden, kennis, competentie en meesterschap, ? Arbeidswaarde: vervult de behoefte aan waardering, want de activiteit is nuttig en productief, ? Maakt uiting en onderzoek van gevoelens mogelijk, ? Het stimuleert, activeert en geeft energie, ? Spel: het levert sociale of communicatieve betekenis. Een activiteit kan het zelfrespect vergroten. Dit zie je voornamelijk bij het volbrengen van een uitdagende activiteit. Een activiteit kan dus dienen voor meerdere dingen, bijvoorbeeld: tekortkomingen verbeteren, prestaties van cliënten evalueren en het zelfrespect vergroten (Finlay, 1995). Dit is zeker van belang bij verslaafden. Zo kan je zien dat verschillende activiteiten voor verschillende doeleinden kan worden gebruikt. Creatieve activiteiten In een artikel (Thompson, 2006) is onderzoek gedaan naar de waarde van creatieve activiteiten. In het artikel wordt aangegeven dat de psychodynamica steeds verder uitloopt naar de creatieve kunst. Cliënten geven aan hen positieve en negatieve gevoelens in de creatieve kunst kwijt kunnen en dat het een plek is waar ze sociaal geaccepteerd worden. Dit is een van de werkdoelen van een activiteitenbegeleider. Thompson (2006) beschrijft wat de ervaringen zijn van cliënten bij een activiteit als creatieve kunst: ? het levert voldoening, ? zelfvertrouwen, self-efficiacy, ? ontwikkeling van ‘zichzelf’, ? ordening van gevoelens door concentratie, ? het kunnen overschrijden van de grens. Creatieve activiteiten integreren in de behandeling is alleen effect als het de cliënt helpt naar hoger vaardigheidslevel te komen en het betekenisvol is voor de individu. Ook de cliënt moet accepteren dat er andere mensen zijn met allemaal een ander niveau van vaardigheid. Hieruit kan je leiden dat activiteiten, zoals creatieve activiteiten een beroep doen op vaardigheden van cliënten. In de literatuur wordt aangegeven dat een speelse manier van benaderen de activiteit plezierig maakt en een eerste stap is bij het leren van nieuwe vaardigheden (Reilly, 1974; Thompson, M. 2006). Activiteiten en ergotherapie De ergotherapie gebruikt een activiteit om een doel te bereiken. Volgens Finlay (1995) kan dit doel kan variërend van aard zijn, zoals het leren en oefenen van vaardigheden tot het onderzoeken en het uiten van gevoelens. Om cliënten met een verslaving te laten terugkeren in de maatschappij is het van belang dat zij o.a. met hun gevoelens kunnen omgaan en andere vaardigheden aan leren.
21
Literatuurrapport
De Brijder Verslavingszorg
Enkele ergotherapeutische activiteiten zijn (Finlay, 1995): ? Taakgerichte activiteiten, bijvoorbeeld houtbewerking ? Sociale activiteiten, bijvoorbeeld spelletjes ? Communicatieve en samenwerkingsactiviteiten, bijvoorbeeld discussiegroep ? Inzichtgevende activiteiten, bijvoorbeeld vrij werken met ongestructureerd materiaal. Activiteiten en de begeleider van de activiteiten De activiteitenbegeleider is gericht op onder andere bevorderen van zelfstandigheid, ontdekken van eigen grenzen en mogelijkheden, bieden van steun, bieden van recreatie en ontspanning door inspanning, het aangaan van contacten tussen de cliënten onderling, gedragsverandering bespreekbaar maken, en het hervinden/vasthouden van hun eigen innerlijke structuur. Hiernaast is de activiteitenbegeleider gebaseerd op de realiteitsprincipe (hier en nu) kan het een duidelijke schakel zijn in het ondersteunen van een behandeling (door andere disciplines) of het aan de cliënt verduidelijken van een behandeling (Hiemstra, 2001). Hiernaast is het misschien interessant om te weten dat G. Kielhofner (Thompson, 2006) aangeeft dat de psychodynamica de handeling/ een activiteit op de tweede plaats zet . Terwijl de participatie in een groep op de eerste plaats komt . 5.2. Vergelijkbaar activiteitenprogramma In deze paragraaf zullen er activiteitenprogramma ’s vergelijkbaar met het non-verbale programma van de Brijder kort worden besproken. De opgestelde vraagstelling die hier bij hoort luidt als volgt: ‘Wat is het bewijs voor het bestaan van vergelijkbare activiteitenprogramma’s die zijn opgesteld en uitgevoerd binnen de verslavingszorg en/of psychiatrie?’ Artikelen die zijn gebruikt te onderbouwing van deze vraagstelling: ? Busuttil, J. (1989). Setting up an occupational therapy programme for drugs addicts. British journael of ocuupational therapy. 52, 476-479. ? Outer, J. den & Idzinga, R. (2002). Ergotherapie, ook in de verslavingszorg! NVE. jaargang 30. ? Hoogland, A. (1998). Ergotherapie en de behandeling van chronisch verslaafden met meervoudige problematiek. NVE. jaargang 26 , blz. 46-51 Vergelijkbaar activiteitenprogramma 1 In een artikel van Bussuttil (1989) is een bestaand ergotherapie/ activiteitenprogramma beschreven, dat opgezet en uitgevoerd is voor de drugs verslaafden op Malta. Het ergotherapie programma bestond uit de volgende onderdelen: ? Groepswerk: samenwerken in een groep als een groep ex-drugsverslaafden
22
Literatuurrapport ?
?
?
? ? ?
De Brijder Verslavingszorg
Bio-energetica: lichamelijke oefeningen: warming-up, strekken, yoga en rustgevende oefeningen worden gegeven om energie weer te laten door stromen door het lichaam. De eventuele blokkades die naar voren komen kunnen worden verholpen. ‘Creatieve’activiteiten: houtbewerking, schilderen, tekenen, tuinieren, seizoen decoraties maken, koken en schoonmaak werkzaamheden. Deze activiteiten helpen. het zelfbeeld van de cliënt te vegroten. Projectieve technieken : technieken die tot doel hebben om bepaalde emotionele of rationele remmingen weg te nemen bij de respondent. Met projectieve technieken kan waardevolle informatie worden achterhaald die met 'gewone' vraagtechnieken niet kan worden verkregen. Deze technieken worden gebruikt in aardewerk, kunst en muziek sessies. Activiteiten dagelijks leven: verzorging, hygiëne en vrijetijdsbesteding werd toegepast in de praktijk. Socialisatie: in kleine groepen bezoek brengen aan de ‘normale’ maatschappij, om isolatie en hospitalisering te voorkomen. Nauw contact met de familie: er is nauw contact met de naaste familie over het verloop van de behandelingen.
Het ergotherapie programma werd grotendeels uitgevoerd in het Mount Carmel Hospital één jaar lang en vervolgens is het geëvalueerd. Bij de evaluatie is gekeken hoe het staat met de cliënten die hebben deelgenomen. De uitkomsten van de evaluatie zijn als volgt: na één jaar behandeling zijn van de 15 cliënten, twee opnieuw opgenomen, vier terug gekeerd naar de maatschappij, vier volgen een ander vervolgprogramma, vier teruggevallen en één cliënt is clean terug naar zijn geboorteland Engeland. De programmaonderdelen komen grotendeels overeen met de programmaonderdelen die worden aangeboden in de Brijder verslavingszorg, zoals de creatieve, groeps en dagelijkse leven activiteiten. In het artikel wordt niets beschereven over een bepaalde methodiek of gedachten waar vanuit gewerkt wordt. Vergelijkbaar activiteitenprogramma 2 Hoogland (1998) legt uit hoe de ergotherapie in de Jellinekkliniek te Amsterdam werkt met een activiteitenprogramma binnen de behandeling van chronische verslaafden. Het ergotherapieprogramma ziet er als volgt uit: ? Samenwerkingsactiviteiten: kookgroep, met als doel observatie en kennismaking. ? Vrije tijd/ dagbesteding: door middel van een cursus, worden de wensen en mogelijkheden van de cliënt in kaart gebracht. Deze onderdelen worden in de vorm van een cursus aangeboden in groepen, zodat de cliënten van elkaar steun en advies kunnen ontvangen. Daarnaast is er ruimte voor individuele behandeldoelen die betrekking hebben op dagbesteding. De duur van bijna
23
Literatuurrapport
De Brijder Verslavingszorg
alle programma onderdelen is één uur. Dit heeft te maken met het concentratie vermogen van deze doelgroep (Hoogland, 1998). Binnen deze instelling worden de Probleemgerichte Evaluatie Registratie (PER)methodiek, het Model of Human Occupation (MOHO) en principes uit de arbeidsrehabilitatie toegepast. De PER-methodiek houdt in, dat de cliënt zelf drie doelen voor zijn opname stelt. Deze doelen moet aan de SMART-regel ( Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en binnen termijn) voldoen. De doelen worden samen met een maatschappelijk werker opgesteld. De PER- doelen worden regelmatig met de cliënt geëvalueerd, bijgesteld en in de behandelvergaderingen besproken. Alles gebeurt met speciaal ontwikkelde lijst, zodat een gestandaardiseerde behandeling gegeven wordt. De ergotherapeut gebruikt de principes van MOHO. Hierbij is het grootste belang dat de cliënt invloed heeft op de behandeldoelen. Dit helpt hem controle ter krijgen op factoren in zijn omgeving. Deze instelling ziet arbeidsrehabilitatie als; ‘alle activiteiten waarmee herstel, het behoud en de uitbreiding van iemands handelingscompetentie in werksituatie wordt verhoogd’. Vanuit deze gedachten werkt deze instelling met de volgende uitgangspunten: ? Aansluiten bij de motieven van de cliënt, ? Oplossingen, plannen en strategieën moeten zoveel mogelijk het probleemoplossend vermogen van de cliënt ondersteunen en stimuleren, ? Problemen en behoeften op het gebied van arbeidsrehabilitatie kunnen het best worden begrepen in samenhang met andere levensgebieden, ? Gebruik maken van voorzieningen buiten de eigen instelling, ? Participatie van de cliënt is een heel belangrijke voorwaarde voor een adequaat programma, ? De methodiek is flexibel. Er wordt geen standaardprogramma aangeboden. De benaderingswijze is vooral steunend en gestructureerd. Regelgeving neemt een belangrijke plaats in in de steunende structurerende benadering. Een duidelijke regelgeving is belangrijk voor iedereen met een verslavingsprobleem (Hoogland, 1998). In vergelijking met het non-verbale activiteitenprogramma van De Brijder Verslavingszorg, kliniek Alkmaar wordt er bij de Jellinek minder activiteiten aangeboden. Bij de Brijder Verslavingszorg wordt meer aandacht besteed aan de dagbesteding, echter minder aan samenwerkingsactiviteiten. De methodieken die worden gebruikt in beide instelling zijn verschillend. De rehabilitatiegedachte komt niet helemaal overeen. Zowel bij de Brijder Verslavingszorg en de Jellinek kiezen de cliënten hun doelen zelf. Bij beschouwing van dit artikel is in acht genomen dat er niets beschreven wordt over de effectiviteit van deze methodiek.
24
Literatuurrapport
De Brijder Verslavingszorg
Vergelijkbaar activiteitenprogramma 3 Den Outer e.a. (2002) leggen uit hoe een aantal ergotherapeuten werkt binnen de verslavingszorg met een activiteitenprogramma. Het belangrijkste doel van een ergotherapeutische behandeling volgens dit artikel, is dat de verslaafde weer een zelfstandige invulling aan zijn of haar leven kan geven zonder gebruik van alcohol of drugs. De meerwaarde van ergotherapie is dat zij de problemen in de handelingsgebieden in kaart brengt en hier heel concreet en doelgericht met de cliënt mee aan de slag gaat. Het ergotherapie programma ziet er als volgt uit: * Budgetteren: leren omgaan met geld * Arbeidsrehabilitatie: arbeidsoriëntatie, werkbegeleiding, arbeidstraining en arbeidsbemiddeling * Huishouden (koken/zelfzorg): leren samenwerken en praktische vaardigheden * Vrijetijdsbesteding: opnieuw oppakken van een vrijetijdsbesteding * Sociale vaardigheidstraining * Woonrehabilitatie: toewerken naar zelfstandig of begeleid wonen De ergotherapeut zal zich in eerste instantie richten op de cliënt. Het is echter essentieel dat de naaste omgeving ook bij de behandeling wordt betrokken. De gekozen activiteiten kunnen als middel en als doel dienen. Hierbij wordt de keuze voor groeps- of individuele activiteiten bepaald door het uiteindelijke doel van de behandeling (den Outer, 2002). Ook in dit artikel is er niets beschreven over de effectiviteit of toepassing van dit programma. PAAZ Purmerend In paragraaf 2.5 zijn de uitkomsten van het bezoek aan de PAAZ te Purmerend vermeld. Voor uitgebreid verslag zie bijlage 1.
25
Literatuurrapport
De Brijder Verslavingszorg
6. Discussie Tijdens onze literatuurstudie hebben wij gezien, dat er weinig informatie is te vinden op het gebied van verslavingszorg in combinatie met het gebruik van non-verbale activiteiten. Er zijn weinig concrete bewijzen voor de meerwaarde hiervan zowel bij de ergotherapeuten en andere disciplines werkzaam in de verslavingszorg als bij de vakverenigingen. We hebben niet veel literatuur gevonden, maar de literatuur die gevonden is geeft de meerwaarde aan van het non-verbale programma in het algemeen en van ergotherapie in het bijzonder binnen de verslavingszorg. Op dit moment wordt er in artikelen, zowel nationaal als internationaal, regelmatig aangegeven dat verder onderzoek op het gebied van verslavingszorg noodzakelijk is. Vooral in het vakgebied ergotherapie is het moeizaam om specifieke informatie in te winnen over de verslavingszorg. Dit komt mede doordat er niet veel ergotherapeuten werkzaam zijn in deze sector. Zoals eerder aangegeven zijn er volgens de Nederlandse Vereniging van Ergotherapie (NVE) in 1998 tussen de vijf en de tien ergotherapeuten werkzaam in de sector verslavingszorg (Hoogland, 1998), waaronder vaak eenmansposten. Ons inziens heeft de ergotherapeut een belangrijke rol in het zo optimaal mogelijk reïntegreren van een cliënt met een verslaving in de maatschappij. Er is meer onderzoek nodig om dit te kunnen aantonen.
26
Literatuurrapport
De Brijder Verslavingszorg
Bronnen Boeken ? Cara, E., & MacRae, A. (1998). Psychosociale Occupational therapy. New York: Delmar. ? Finlay, L., & Zinkstok, R. (1995). Ergotherapie therapie in de psychiatrie. Maarssen: Elsevier gezondheidszorg. ? Kinebanian, A., & Thomas C. (1999). Grondslagen van de ergotherapie. Maarssen: ELSEVIER/ de Tijdstroom. ? Kinebanian, A., & Thomas C. (2006). Grondslagen van de ergotherapie. Maarssen: ELSEVIER/ de Tijdstroom. ? Remmerswaal, Jan, (2006). Begeleiden van groepen, groepsdynamica in de praktijk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. ? Remmerswaal, J. (2003). Handboek groepsdynamiek: een nieuwe inleiding op theorie en praktijk. Soest: Uitgeverij H. Nelissen B.V. ? Willard, & Spackman (2003). Occupational Therapy. Philadelphia : Lippincott, ? Yalom, Irvin D. (1981). Groepstherapie in theorie en praktijk. Deventer: Van Loghum Slaterus. Artikelen ? Busuttil, J. (1989). Setting up an occupational therapy programm for drugs addicts. British journal of occupational therapy. 52, 476-479 ? Davies, R. (2006). According to the models of care for the treatment of drugsmisusers, does occupational therapy have role in the treatment of drug misuse?. Britisch journal of occupational therapy. 69, 575-77 ? Eklund, M. (1997). Therapeutic factors in occupational group therapy identified by patient discharged from psychiatric day centre and their significant others . Occupational Therapy International 4. 198-212 ? Eklund, M. (1999). Outcome of occupational therapy in a psychiatric day care unit for long term mentally ill patient. Occupational therapy in mental health. 14, 21-45 ? Gutman (2006). 'Why addiction has a Chronic, Relapsing Course. The neurobiology of addiction: implications for occupational therapy practice. Occupational Therapy in Mental Health. 22. ? Hoogland, A. (1998). Ergotherapie en de behandeling van chronisch verslaafden met meervoudige problematiek. NVE. Jaargang 26, 46-51 ? Outer, J. den & Idzinga, R. (2002). Ergotherapie, ook in de verslavingszorg!. NVE. Jaargang 30. ? Thompson, M. (2006). Creative arts in occupational therapy: Ancient history or contemporary practise. Occupational Therapy International. 5, 48-64 Internet ? Centre for Evidence-Based Medicine. Gevonden op maart 2007 op http://www.cebm.net
27
Literatuurrapport ? ? ?
De Brijder Verslavingszorg
Van Dale Lexicografie BV (2006), Woordenboek. Gevonden op 19 mei 2007 op http://www.vandale.nl McCluskey,A. (2003).Gevonden op 10 maart 2007 op http://www.otcats.com/template/index.html Mc Master University. Gevonden op april 2007op http://www.mcmaster.ca
Deskundigen ? Mevr. M. Delobelle functie senioradviseur/ ergotherapeut, Geraadpleegd gedurende het afstudeerperiode januari tot eind juni 2007 ? Mevr. F. van Ness functie ergotherapeut, Geraadpleegd in april 2007 ? Dhr. E.Tigchelaar, functie Coördinator afstuderen opleiding ergotherapie/ ergotherapeut, Geraadpleegd gedurende het afstudeerperiode januari tot eind juni 2007 ? Dhr. D. Klene, senioradviseur/functie activiteitenbegeleider binnen de Brijder Verslavingszorg Kliniek Alkmaar, Geraadpleegd gedurende het afstudeerperiode januari tot e ind juni 2007 ? Dhr. S. Taam. senioradviseur/functie ergotherapeut binnen de Brijder Verslavingszorg Kliniek Alkmaar, Geraadpleegd gedurende het afstudeerperiode januari tot eind juni 2007
28
Literatuurrapport
De Brijder Verslavingszorg
Bijlagen Bijlage 1 Verslag werkbezoek PAAZ in Purmerend Datum: 24 mei 2007 Contactpersoon: Douwe Hiemstra (activiteitenbegeleider) PAAZ staat voor psychiatrische afdeling in een algemeen ziekenhuis. De behandelduur is maximaal drie maanden klinisch en is vrij intensief. Er zijn twee afdelingen: gesloten en klinisch. De psychiater is de eindverantwoordelijke. Het behandelprogramma bestaat uit: Verbale therapieën: - psychomotorische therapie (psychegericht), - sociale vaardigheidstraining, - psycho-educatie, - cognitieve gedragstherapie, - week/weekendbespreking, - verpleegkundige gespreksgroep. Non-verbale therapieën: - psychomotorische therapie (lichaamsgericht), - activiteiten, - stretching, - creatieve therapie (beeldend), - muziektherapie. Wij hebben een afspraak gehad met dhr. D Hiemstra van de non -verbale therapie activiteiten. De rol van activiteitenbegeleider wordt als volgt beschreven: De activiteitenbegeleider biedt steun en structuur door middel van lessen in handvaardigheid, gestructureerde oefeningen en ontspanning. Zijn werkdoelen luiden als volgt: - verhogen gevoel van eigenwaarde, - bevorderen van zelfstandigheid, - ontdekken van eigen mogelijkheden en begrenzingen, - mobiliteit intact houden en hospitalisatie tegen te gaan, - stimuleren van sociale contacten, - bieden van steun, structuur en basisveiligheid, - bieden van recreatie en ontspanning (door inspanning), - het geven van persoonlijke aandacht, belangstelling en begrip, - het bieden van een positieve sfeer en gezelligheid, - capaciteiten ontwikkelen en stimuleren, - hobbyontwikkeling, - kennismaking en werken met computers.
29
Literatuurrapport
De Brijder Verslavingszorg
De soorten groepen onder de cliënten Er zijn drie soorten groepen van cliënten in de PAAZ: 1. Groep 1: gericht op structuur aanleren, deze cliënten haalt de activiteitenbegeleider zelf uit de huiskamer voor activiteiten. De cliënten zijn vaak nog onzeker en moeten hierin nog begeleidt worden. 2. Groep 2: vervolggroep en is meer gericht op inzichtgevend therapie. Dit is vaak deeltijd. Deze cliënten komen zelf naar de activiteiten. Hun aanwezigheid wordt geregistreerd. 3. Groep 3: is nog meer inzichtgevend gericht. Binnen deze groepen kan er gebruik gemaakt worden van een ‘stoelconstructie’: Dit betekent dat de cliënten’s morgens naar de PAAZ komen voor behandelingen en na afloop weer naar huis gaan. De PAAZ houdt echter wel een bed voor hen vrij, in verband met een eventuele terugval (crisis). Rooster Elke cliënt heeft een individueel programma en wordt geplaatst in een groep. Elke groep heeft een eigen rooster. De activiteiten worden gevolgd in een groep (ongeveer 10 personen). De roosters zijn per dag verdeeld in vier blokken van anderhalf uur (9:30-10:30, 11:0012:15, 13:30-15:00, 15:30-16:30). De klinische cliënten beginnen altijd eerst met een ochtendbespreking en van de deeltijd cliënten wordt verwacht dat zij om half 10 op de PAAZ aanwezig zijn. Elke cliënt heeft een contactpersoon(verpleegkundige). Met deze persoon wordt de weekrooster gemaakt. De cliënten mogen niet geheel zelf bepalen aan welke activiteiten zij deelnemen. Het plannen van de hoeveelheid personen per blok is moeilijk vast te stellen in verband met het komen en gaan van cliënten. De cliënten werken voornamelijk individueel in de groep. Dit heeft de volgende voordelen volgens dhr. Hiemstra: - ze kunnen eigen keuzes maken, - ze werken naar eigen interesse, - concentratie is beter, - ze kunnen op eigen tempo werken, - ze kunnen eigen doelen stellen. De waarde van een activiteit is belangrijk om een doel te behalen. Niet elke cliënt wil samenwerken (hier spreekt dhr Hiemstra uit eigen ervaring). Er wordt wel in een groepsvorm gewerkt als er een spel wordt aangeboden in een groep. Hierbij kan het gaan over vragen vanuit hedendaags nieuws. De aanwezigheid van cliënten tijdens activiteiten worden geregistreerd. Bij meerdere malen afwezigheid, zonder een goede reden kunnen er sancties worden ondernomen. De
30
Literatuurrapport
De Brijder Verslavingszorg
cliënt wordt er op aangesproken en het kan eventueel leiden tot ontslag. Dit gebeurt soms bij mensen van de deeltijdbehandeling. De activiteitenbegeleider ziet ongeveer drie tot vier groepen per dag. Activiteiten Aanbod: houtbewerking (vogelhuisjes), gips, mobile, creatieve werken zoals het gebruik van knijpers, kurken, verschillende soorten verfglas, plexiglas, textiel, metaal Ideeën voor activiteiten worden voornamelijk door de activiteitenbegeleider gezocht via cursussen, boeken, praktijk en andere bronnen. De activiteitenbegeleider heeft mappen gemaakt, waarin gesorteerd (via technieken) verschillende activiteiten staan beschreven met uitleg hoe het gemaakt moet worden. De cliënten mogen zelf deze mappen en andere beschikbare literatuur (boeken voor activiteiten) raadplegen om een activiteit te kiezen. Zij mogen zelfs boeken mee naar huis nemen. De activiteitenbegeleider begeleidt en stimuleert hun hierin. Hij geeft hiernaast het volgende aan:‘Als een activiteit mij niet aanstaat, vind ik het moeilijk ze te verkopen en zij daarbij niet goed bij kan helpen. Maar ik bied hun de activiteiten wel aan’ Dhr. Hiemstra geeft aan dat veel cliënten het werken met gips kiezen. Zij zien dan namelijk snel resultaat. Dhr. geeft aan dat ‘ groei staat voor het vak van moeite doen’ . Hiernaast geeft dhr. aan dat hij een voorbeeldfunctie voor de cliënten. Zo is dhr gedurende het gehele blok (1 ½ uur) tijdens de activiteiten aanwezig. Hij begeleidt de cliënten in de activiteiten en bied zo nodig hulp. Hiernaast is dhr zelf ook bezig met activiteiten en observeert hij de cliënten. Dhr. heeft voor zichzelf het doel gesteld dat hij ‘werkt in het hier en nu’. Bij de problemen op tafel brengen, ben ik terughoudend in. De cliënten geven aan dat ze bij de activiteiten komen voor hun rust. Ze willen namelijk niet altijd praten en met hun problemen bezig zijn, ‘gewoon even iets doen! Even niet praten’. Dhr. Hiemstra: ‘Ik probeer beroep te doen op de gezonde kant van de cliënten in plaats van de problemen’. Ruimte/materialen In de ruimte zijn veel ‘werkstukken’ opgehangen. Het komt prikkelend en uitnodigend over. Dhr. Hiemstra geeft aan praktisch te zijn en de cliënten hierdoor makkelijker aan het werk te krijgen. Zo zegt hij: ‘Al die verhalen onthouden zij niet en het zegt niets. Een autogarage zetten hun auto’s toch ook in de showroom’. Bij het gebruik van nieuwe materialen probeert dhr Hiemstra eerst zelf de materialen uit om zo te achterhalen ‘Wat er bij het materiaal komt kijken, wat de appel- waarde is en wat het kan doen met een cliënt’. Er gelden bepaalde regels in de ruimte. De cliënten moeten hun gebruikte spullen na
31
Literatuurrapport
De Brijder Verslavingszorg
afloop opruimen en ‘ zich aanpassen aan het groepsgebeuren’. De activiteitenbegeleider probeert verder de rust te behouden en heeft aan de cliënten aan gegeven te verwachten dat zij zich gedragen als volwassenen. De cliënten mogen alleen onder begeleiding werkzaam zijn in de ruimte. Dit omdat de activiteitenbegeleider verantwoordelijk is voor datgene wat er gebeurd in de ruimt e met of zonder aanwezigheid. Succesvolle factoren van activiteitenprogramma: - eigenverantwoordelijkheid wordt gestimuleerd, - tevredenheid van de cliënten is van belang, - doelen worden behaald, - luisteren. Vanuit de reacties van de cliënten vindt dhr. Hiemstra zijn behandelwijze prettig. Er zijn altijd cliënten die de behandelwijze onprettig ervaren. Als iemand ziek is of een vrijde dag heeft in het behandelteam, dan proberen zij elkaar op te vangen. Dit doen zij bijvoorbeeld door groepen samen te voegen.Dit zie je soms ook bij de cliënten. Soms kunnen de cliënten van de gesloten afdeling niet naar de activiteitenbegeleider komen, hierom gaat de activiteitenbegeleider soms naar hun toe voor individuele therapie. Daarnaast geeft dhr. Hiemstra aan dat in deze huidige ruimte veel kan, maar wel aan de kleine kant is. Hij zou graag nog een hoek willen voor vrije expressie en een computer.
32