DATUM VERGADERING BULAGE(N)
21
September 2006
2
AGENDAPUNTNUMMER
"~jT
REGISTRATIENUMMER VOORSTEL D&H DATUM BEHANDEUNG IN D&H
AAN DE VERENIGDE VERGADERING
15
SUQUStUS 2006
B0601310
HANDBOEK GEMEENTELIJKE WATERPLANNEN
1. Aanleiding In de beleidsbegroting 2006 is aangegeven dat er voor de gemeentelijke waterplannen een harmonisatie en actualisatie plaats zou vinden. Het kader voor deze harmonisatie is beschreven in een nieuw Handboek Gemeentelijke Waterplannen. Hiermee wordt het oude Handboek Stedelijke Waterplannen (uit 1999) ook geactualiseerd. 2. Voorstel
Het Handboek Gemeentelijke Waterplannen vast te stellen; 3. Achtergrondinformatie Het oude Handboek Stedelijke Waterplannen heeft als basis gediend bij het opstellen van het nieuwe Handboek Gemeentelijke Waterplannen. De volgende zaken zijn overgenomen uit het oude handboek: - projectorganisatie en het proces om te komen tot een Waterplan; - het definiëren van doelstellingen van de verschillende organisaties; - functies van het water in de stad; - communicatie. De volgende aspecten zijn toegevoegd ten opzichte van het oude handboek: - relevant waterbeleid sinds 2000 zoals de Vierde Nota Waterhuishouding, WB21, NBW en de Watertoets; - waterbeleid in de pijplijn voor zover dit mogelijk is zoals de KRW en de Waterwet; - handreiking bij het opstellen van een korte en/of lange termijn visie. - een werkwijze voor het opstellen van een kostenverdeling per maatregel. De bijdrage van de maatregel aan de verschillende doelstellingen van de afzonderlijke organisaties bepaalt de kostenverdeling. (N.B.: Het 'Handboek Waterplannen voor Uitbreidingsgebieden' (2003) wordt opgenomen in het nog op te stellen Handboek Ruimtelijke Plannen). 4. Motief
Het oude Handboek Stedelijke Waterplannen is uit 1999 en voldoet niet meer aan de huidige inzichten. Door de fusie met de rechtsvoorgangers is het oude handboek gedateerd en wordt daarom geactualiseerd. Een aantal gemeenten in ons beheersgebied hebben nog geen waterplan en een aantal gemeenten zijn begonnen oude waterplannen te herzien. Het Handboek Gemeentelijke Waterplannen dat bij deze nota is bijgevoegd,
DATUM VERGADERING ONDERWERP
21 september 2006 Handboek Gemeentelijke Waterplannen
PAGINA 2 van 3
geeft een goede handreiking om te komen tot een (nieuw) gemeentelijk waterplan. Omdat de nieuwe generatie waterplannen zich niet beperken tot het stedelijke gebied maar ook vaak de relatie leggen met het buitengebied is de titel veranderd in Handboek Gemeentelijke Waterplannen. 5. Gevolgen a. Financieel: In de toekomstige Waterplannen zullen de kosten voor de uitvoering van de maatregelen door D&H worden vastgesteld volgens de methode uit het Handboek Gemeentelijke Waterplannen. Het doel van de methode is dat per maatregel inzichtelijk wordt gemaakt hoeveel de maatregel bijdraagt aan de doelstellingen van het waterschap. b. Personeel: Niet van toepassing. c. Juridisch: Niet van toepassing. d. Communicatief: Het Handboek Gemeentelijke Waterplannen wordt op de themadag 'Gemeentelijk Waterbeheer' op 23 november 2006 uitgereikt aan mevrouw L. Dwarshuis, gedeputeerde water van de Provincie ZuidHolland. Het Handboek wordt daarna verspreid naar de gemeenten in ons beheersgebied, collega-waterschappen, adviesbureaus en andere belanghebbenden. Daarnaast zal de vakpers en andere media van de themadag en het Handboek op de hoogte worden gesteld. e. Wijze van publiceren: D 0 0 D 0
Niet van toepassing Intranet Internet Ter inzagelegging Pers
6. Verdere aanpak/procedure Zie communicatieve gevolgen. 7. Evaluatie Om gebruikers de gelegenheid te geven een reactie op het Handboek te kunnen geven, wordt bij de uitreiking een enquête aan het Handboek toegevoegd. Het Handboek zal digitaal via internet aan externen worden aangeboden en via intranet voor intern gebruik.
DATUM VERGADERING ONDERWERP
PAGINA 3 van 3
21 september 2006 Handboek Gemeentelijke Waterplannen
Dijkgraaf en heemraden, secretaris,
dijkgraaf,
r. J.B. van Gerdingen.
Bijlagen (2) - Handboek Gemeentelijke Waterplannen - Ontwerp besluit Verenigde Vergadering
DATUM VERGADERING
21 september 2006
AGENDAPUNTNUMMER KENMERK
CONCEPT
waterschap
BESLUIT W: HANDBOEK GEMEENTELIJKE WATERPLANNEN
DE VERENIGDE VERGADERING VAN WATERSCHAP HOLLANDSE DELTA; op voordracht van dijkgraaf en heemraden van waterschap Hollandse Delta d.d. 21 september 2006; gezien het advies van de commissie Waterhuishouding en Waterzuivering van 4 september 2006;
BESLUIT:
het Handboek Gemeentelijke Waterplannen vast te stellen.
Dordrecht, 21 september 2006. De Verenigde Vergadering voornoemd, secretaris, dijkgraaf,
mr. J.B. van Gerdingen.
ing. J.M. Geluk.
Hollandse Delta
Handboek Gemeentelijke Waterplannen Waterschap Hollandse Delta
Colofon
Woord vooraf p.m. voorwoord geschreven door bestuurder p.m. kaartje met alle gemeenten binnen beheersgebied.
Inhoudsopgave Woord vooraf.
3
Inleiding bij het Handboek
7
Deel l
Projectorganisatie en proces
Projectorganisatie Proces Aanloopfase Planvormingsfase Uitvoerings- en monitoringsfase Communicatie Deel II
21
Bouwstenen Inleiding en terugblik Taken en kaders Huidige situatie watersysteem Ruimtelijke plannen en ontwikkelingen Vertaling beleid naar plangebied Visie Uitwerking algemene doelstellingen Lange termijn visie Doelstellingen plantermijn Opgave waterplan Maatregelen Inventarisatie maatregelen Beoordeling en keuze maatregelen Kostenverdeling Prioritering en verankering Uitvoering Communicatieplan uitvoering waterplan Monitoringsplan Proces- en voortgangsbewaking uitvoering
Biilaae l Kaders nader toeaelicht J™3
9 13 13 l7 19 19
Inhoud Waterplan
Stap l la lb lc ld Ie Stap 2 2a 2b 2c 2d Stap 3 3a 3b 3c 3d Stap 4 4a 4b 4c
• • • »•»»• VI.*
••««»•
VW^WIWI-V
...9
23 23 27 31 32 33 37 38 39 45 45 47 47 51 55 58 61 61 62 63 65
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .V
v
Bijlage 2.Doelstellingen uit het IWBP2
68
Bijlage 3.Kwantitatieve wateroverlast in stedelijk gebied
69
Generaties waterplannen Waterplannen hebben, mede als gevolg van de snelle verandering in beleid, de afgelopen jaren een sterke ontwikkeling ondergaan: le generatie:
volledig gericht op verbetering van de waterkwaliteit (eind jaren 90).
2e generatie:
gericht op waterkwaliteit en waterkwantiteit in stedelijk gebied. Globale kwantiteitstoets aan de hand van peilstijgingen en stroomsnelheden. Vooral technische maatregelen en een planhórizon van vijf tot tien jaar (begin 2000).
3e generatie:
gericht op vertaling Waterbeleid 21^ eeuw. Met NBW- f norm (Nationaal Bestuursakkoord Water) voor inundatie vanuit ^oppervlaktewater. Visie op ruimtelijke inrichting, langere planhorizon (tot 2006).
4e'generatie:
gericht op-vertaling van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) erïde'.uitvoering van het Nationaal Bestuursakkoord {Water (NBW) (vanaf 2006).
Daarnaas^zijiver/ook zogenaamde Vstiwas-projécteh'':;stimuleringsprojecterï voor vèrb!etering;van de waterkwaliteit^
Inleiding bij het Handboek doel Handboek
Dit Handboek geeft gemeenten een handreiking bij het opstellen en actualiseren van een gemeentelijk waterplan, voor zowel het proces als de inhoud. Het Handboek geeft antwoord op vragen zoals: • hoe richt je het proces in om te komen tot een waterplan? • hoe kom je tot doelstellingen voor het watersysteem? • wat zijn de relevante beleidskaders? • welke resultaten zou een waterplan moeten opleveren en wat zijn daarbij inhoudelijke aandachtspunten? • hoe kom je tot een kostenverdeling van de maatregelen? Het Handboek bevat de beleidskaders vanuit Europa, het Rijk, provincie, waterschap en gemeenten, die relevant zijn bij het afbakenen van het waterplan.
aanleiding
uitgangspunten
Het vorige Handboek Stedelijke waterplannen was gebaseerd op de ervaring met de eerste generaties van waterplannen. Waterplannen hebben de afgelopen jaren een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Ook in het waterbeleid is intussen veel veranderd. Dit alles vraagt om een nieuwe benadering. Dit Handboek is gebaseerd op de meest recente ontwikkelingen in het waterbeleid en is bedoeld als handreiking om 3e en 4e generatie waterplannen op te stellen (zie kader). Het waterbeleid is momenteel volop in beweging. Om de houdbaarheidsdatum en bruikbaarheid van dit Handhoekte behouden, is ervoor gekozen om sommige onderdelen vooral op hoofdlijnen te behandelen. Dit Handboek geeft met nadruk mogelijkheden voor proces en inhoud. Het is beslist géén blauwdruk van "hoe het moet". Het waterschap wil waterplannen in samenwerking met gemeenten maken en dat is altijd maatwerk.
leeswijzer
Dit Handboek bestaat uit twee delen: • deel I: Projectorganisatie en proces • deel II: Inhoud Waterplan Deel I: Projectorganisatie en proces Deel l richt zich in de eerste plaats op het opzetten van de projectorganisatie: welke partijen doen mee, welke rol hebben zij in de besluitvorming en hoe betrek je bewoners en belangenorganisaties bij het plan? Kortom, wat is een handige overlegstructuur waarmee je in beperkte tijd een goed plan met draagvlak maakt? Vervolgens gaat dit deel in op het proces en communicatie: welke fasen zijn er te onderscheiden, hoe kom je stapsgewijs tot een waterplan en wat is de rol van communicatie? Deel II: Inhoud Waterplan Deel II behandelt inhoudelijk de in deel l beschreven stappen in de planvormingsfase. Deel II beantwoordt vragen als: wat zijn de relevante beleidskaders vanuit water en hoe vertaal je die naar het waterplan? Hoe worden doelstellingen bepaald? Welke onderzoeken kunnen nodig zijn? Hoe maak je een lange termijn visie? Welke maatregelen kun je treffen en hoe kom je tot een verantwoorde keuze in relatie tot onder andere duurzaamheid, belevingswaarde en kosten?
Projectorganisatie: andere partijen
bestuur vaststelling
ybèsïuitvoorbereiding
inhoud en planvorming
direct bSjanfg-J hebbënd'ënrjr
werkgroepen ; specifieke inhoud, " « bouwstenen
Wegende partijen
vertegenwoordigers van belangenorganisaties natuur,,*! landbouw, cultuurhistorie, industrie; woningbouwcor^^ü bewoners-, wijkorganisaties; Rijkswaterstaat; prpy
Deel l
Projectorganisatie en proces Starten met een doordachte projectorganisatie is voor een goed resultaat essentieel. Het is daarom raadzaam om vóór de eigenlijke start goed na te denken over de opzet van een efficiënte en effectieve projectorganisatie. Dit hoofdstuk gaat in op welke wijze je dat als gemeente en waterschap kunt vormgeven, samen met alle andere belanghebbenden.
Projectorganisatie inrichting projectorganisatie
Bij de totstandkoming van een waterplan zijn verschillende groepen betrokken (zie ook bijgaand schema). In eerste instantie moeten de deelnemende partijen bepaald worden (gemeente/waterschap/derden). Daarna moet het projectteam worden opgesteld. De keuze en omvang van de projectorganisatie en de indeling in groepen is vaak afhankelijk van de grootte van een gemeente. De projectorganisatie bestaat in ieder geval uit: • stuurgroep; • projectgroep; en kan daarnaast ook bestaan uit: • werkgroep(en); • klankbordgroep.
stuurgroep
De voorbereidende besluitvorming voor een waterplan vindt plaats in de stuurgroep. De stuurgroep geeft richting aan het proces, brengt wensen in die leven bij de besturen van de deelnemende partijen en zorgt voor een goede belangenafweging bij de voorbereiding van het besluitvormingsproces. Op vooraf bepaalde momenten geeft de stuurgroep zijn goedkeuring aan belangrijke onderdelen van het waterplan. De stuurgroep bepaalt vervolgens of, hoe, wanneer, en welke onderdelen worden vastgesteld door het bestuur. Vaststelling van het waterplan gebeurt aan het eind van het proces door deze stuurgroep, eventueel aangevuld met een interne besluitvorming bij het bestuur van de deelnemende partijen. Het gemeentelijk bestuur (college van Burgemeester & Wethouders en de gemeenteraad) en het waterschapsbestuur (Dijkgraaf en Hoogheemraaden) kunnen afzonderlijk het gemeentelijk waterplan vaststellen. Het heeft de voorkeur van het waterschap dat de gemeente de voorzitter levert van de stuurgroep. Een aandachtspunt bij de keuze van de gemeentelijke stuurgroepleden is dat de beleidsvelden water én RO goed zijn vertegenwoordigd, bijvoorbeeld in de vorm van een waterwethouder.
projectgroep, brede samenstelling
De projectgroep en eventueel ingestelde werkgroepen verzorgen de inhoudelijke uitwerking en planvorming. In de projectgroep zitten de voorzitter/projectleider van het waterplan, de ambtelijke medewerkers van gemeente en waterschap en eventueel andere partijen. De gemeente levert bij voorkeur de voorzitter van de projectgroep. De projectgroep heeft een brede samenstelling. Naast technische medewerkers nemen daarin ook ruimtelijke ordenaars plaats. Een communicatiemedewerker zal vooral in de beginfase in de projectgroep betrokken worden om het communicatieplan vorm te geven. Voorts bepalen
10 de wateraspecten die in een gemeente een bijzondere rol spelen de bijdrage van overige specialisten. In de ene gemeente is dat bijvoorbeeld grondwateroverlast, in de andere gemeente de afstemming met recreatiebeleid. interne betrokkenheid afdelingen
Voor het welslagen van het waterplan - zowel tijdens het opstellen als later tijdens de uitvoering - is een goede inbedding in de betrokken organisaties essentieel. Het verdient daarom aanbeveling om ook de uitvoerende afdelingen van gemeente en waterschap (beheer en onderhoud, vergunningen) bij het waterplan te betrekken. Dat kan door afgevaardigden van deze afdelingen bijvoorbeeld in de projectgroep, in de werkgroepen te laten plaatsnemen of in een (interne) klankbordgroep te betrekken. Waterschap en gemeente leveren gegevens aan en ondersteunen bij eventueel onderzoek. Bij aanvang van het project maakt iedereen afspraken over inbreng van gegevens en ander bruikbaar materiaal. Dat vergt een goede interne planning van tijd en capaciteit. Ook hierover legt men afspraken vast. De resultaten vormen een onderdeel van de Startnotitie (zie verder onder Proces).
werkgroepen
Soms is het nodig om aparte werkgroepen in te stellen voor de technische uitwerking van bepaalde onderwerpen. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn bij grotere gemeenten of bij meer complexe wateraspecten. Bij voorkeur zijn gemeente en waterschap in iedere werkgroep vertegenwoordigd met hun specialisten. Voorbeelden van werkgroepen zijn: "waterkwantiteit"; "waterkwaliteit en ecologie"; "afkoppelen"; "visie"; "communicatie".
klankbordgroep
De ervaring leert dat het instellen van een klankbordgroep met bewoners en belangenorganisaties een belangrijke bijdrage levert aan het verkrijgen van draagvlak voor het waterplan. Goede gebiedskennis en grote betrokkenheid zijn van grote waarde bij het opsporen van de juiste knelpunten en het vinden van creatieve oplossingen. Dit draagt bij aan de kwaliteit van het waterplan en begrip voor het nemen van maatregelen. Een klankbordgroep kan bestaan uit: • vertegenwoordigers van belangenorganisaties op het gebied van natuur, recreatie, landbouw, cultuurhistorie en industrie; • collega's interne afdelingen; • woningcorporaties; • bewoners(panel), wijkorganisaties; • Rijkswaterstaat; • provincie.
uitbesteding
Ter ondersteuning van het proces en het opstellen van het waterplan wordt in veel gevallen een extern ingenieurs- of adviesbureau ingehuurd. De taken kunnen zijn: • opzet van een projectorganisatie; • uitvoering van benodigd (modellerings)onderzoek; • opstelling van het document met visie en maatregelen; • vervaardiging van bijbehorende kaarten, illustraties en referentiebeelden; • procesbegeleiding; • projectsecretariaat.
11
12
Proces Waterplan:
Bepalen deelnemers/partijen Bepalen plangebied Bepalen doelen Opstellen Startnotitie
Instemming stuurgroep
Opzetten projectorganisatie
Voorlopige financiële reservering meerjarenbudget partijen
Stap l Bouwstenen Stap 2 Visie Stap 3 Maatregelen Stap 4 Uitvoering
aanloopfase Waterplan: ^^ Visie & ^HMonitoringsplan Maatregelen
<0 conceptwaterplan, Communicatie en Monitoringsplan
Inrichten uitvoerende projectorganisatie
Uitvoeren maatregelen
Inrichten monitoringsteam
Uitvoeren monitoring
Procesbewaking en evalueren uitvoering
Jaarlijkse voortgangsnotitie met monitorings- en evaluatierapport
Communicatieplan
Bepalen gevolgen voor regulier beheer en onderhoud
Opnemen afspraken in beheer- en onderhoudsplannen
rt u
E E o U
13
Proces hoofdfasen
leder gemeentelijk waterplan doorloopt natuurlijk zijn eigen "levenscyclus". Toch zijn in het algemeen de volgende fasen te onderscheiden (zie ook bijgaand schema): • aanloopfase: verkenning van mogelijkheden voor en bereidheid tot samenwerking; • planvormingfase: opstelling van het gemeentelijk waterplan; • uitvoerings- en monitoringfase: uitvoering van de maatregelen, bepaling en evaluatie van de effecten van de maatregelen.
Aanloopfase aanloop tot samenwerking
Vanuit verschillende taakvelden (Ruimtelijke Ordening, Rioolbeheer en Beheer en Onderhoud) hebben gemeente en waterschap vele raakvlakken. Door steeds complexer waterbeleid zijn gemeenten en het waterschap de afgelopen jaren steeds meer genoodzaakt tot een goede samenwerking om aan de uitwerking van het water- en rioleringsbeheer invulling te geven. In het Nationaal Bestuursakkoord Water is afgesproken dat "gemeenten en waterschappen gemeentelijke waterplannen opstellen (incl. de basisinspanning riolering, mogelijke optimalisaties en de grondwaterproblematiek), voorzover dit uit oogpunt van tenminste de wateroverlastproblematiek door partijen noodzakelijk wordt gevonden." Dit geeft mede aan dat veel vrijheid wordt geboden aan de gezamenlijke invulling van het gemeentelijk waterplan. Veel gemeenten hebben in de afgelopen jaren al een waterplan opgesteld, maar in sommige gevallen voldoet deze bijvoorbeeld niet meer aan het actuele water- of ruimtelijke ordeningsbeleid. Dan kan het actualiseren van het waterplan aan de orde zijn. Zodra de gezamenlijke wens tot het opstellen of het actualiseren van een waterplan is uitgesproken, volgen één of meerdere oriënterende overleggen om op ambtelijk en bestuurlijk niveau commitment te krijgen.
bepalen partijen
Na wederzijdse bereidheid tot samenwerking bepalen gemeente en waterschap samen welke overige partijen noodzakelijk zijn bij de opstelling van het waterplan, zoals Rijkswaterstaat, provincie en/of direct betrokken belangenorganisaties. Doorgaans nemen deze partijen zitting in een klankbordgroep en blijft het initiatief beperkt tot de twee partijen gemeente en waterschap. Indien een partij een groot belang heeft, kan besloten worden deze partij als mede-inititatiefnemer te betrekken (bijvoorbeeld een recreatieschap). Gezamenlijk worden afspraken gemaakt over de trekkersrol. Het waterschap treedt op als adviseur en ondersteunt gemeenten bij het opstellen van het waterplan.
14 startnotitie
De deelnemende partijen stellen gezamenlijk een startnotitie op. Een startnotitie is bedoeld om het gezamenlijke voornemen vast te leggen. Daarin komen in ieder geval aan de orde: aanleiding; algemene doelen waterplan; afbakening plangebied op kaart; gewenste onderwerpen en onderdelen van het waterplan; aanpak voor het opstellen van het plan (fasering); voorstel voorde projectorganisatie en communicatie; globale kostenraming; tijdsplanning. Bij eventuele uitbesteding van het hele traject of bepaalde onderdelen kan de startnotitie tegelijk dienen voor de aanvraag van offertes (zie 'uitbesteding' onder Projectorganisatie).
intern budget
feitelijke start waterplan
Een onderdeel van de startnotitie is het opstellen van een globale kostenraming voor het opstellen van het waterplan. Met het oog op het aanvragen van intern budget, is het raadzaam om de startnotitie door de stuurgroep te laten goedkeuren en eventueel door de besturen van de deelnemende partijen. Bij het bepalen van de interne budgetten voor het waterplan van gemeente en waterschap berekenen zij hun interne kosten (bijvoorbeeld voor het aanleveren van basisgegevens) normaliter niet aan elkaar door. Tip: Organiseer een gezamenlijke start-up voor het waterplan Wil je het waterplan meteen stevig neer zetten? Denk dan eens aan het houden van een zogenaamde start-up. Dit is een bijeenkomst van alle deelnemende partijen, betrokkenen, bestuurders, geïnteresseerden en de pers, waar het startschot klinkt voor het waterplan. Dit kan op ludieke wijze met een symbolische handeling. Een dergelijke bijeenkomst versterkt het commitment bij partijen en biedt de mogelijkheid de algemene doelen van het waterplan, die eerder in de startnotitie zijn verwoord, breed te toetsen en gezamenlijk nader te specificeren.
15
16
Stappen in planvormingsfase: Inleiding en terugblik
Stap l: Bouwstenen
Taken en kaders Huidige situatie watersysteem Ruimtelijke plannen en ontwikkelingen Vertaling beleid naar plangebied
Algemene doelstellingen Opstellen lange termijn visie Bestuurlijk draagvlak
Bepalen doelstellingen voor plantermijn Opgave waterplan
Inventarisatie maatregelen ^^^^^^ Keuze maatregelen Bestuurlijk draagvlak
• •••i Kostenverdeling ^^^^ Prioritering en verankering
Bestuurlijke vaststelling
Visie & Maatregelen
Monitoringsplan • Communicatieplan
17
Planvormingsfase planvorming waterplan
Een gemeentelijk waterplan komt in het algemeen tot stand via de volgende vier hoofdstappen (zie ook bijgaand schema): • stap l: bouwstenen; • stap 2: visie; • stap 3: maatregelen; • stap 4: uitvoering. Uit de planvormingsfase komen naast het waterplan ook het monitoringsplan en het communicatieplan voort. Voor de inhoud van de stappen wordt verwezen naar deel II van dit Handboek.
bestuurlijk draagvlak en vaststelling
In de planvormingsfase is het aan te bevelen om na elke stap (l, 2 en 3) eerst het bestuurlijke draagvlak te toetsen door de stuurgroep te raadplegen voordat het proces verder gaat. Het gemeentelijk waterplan inclusief de financiële paragraaf wordt bij gereedkomen bestuurlijk vastgesteld door de gemeente en waterschap. Bij de vaststelling van de onderdelen van het waterplan of het definitieve waterplan is het van belang dat het bestuur zich conformeert aan de visie, de maatregelen én aan de kosten van voorgestelde maatregelen. Extra aandacht voor het laatste onderdeel (de kosten) is in de communicatie naar stuurgroep en bestuur aan te bevelen. Tip: sluit een convenant voor uitvoering en financiering Sluit bij het gereedkomen van het waterplan gezamenlijk een (bestuurlijk) convenant. Daarin leggen deelnemende partijen afspraken vast over de uitvoering en financiering van maatregelen. Beklink het convenant met de nodige publiciteit en creativiteit.
alvast regelen financiële reservering
De uitvoering van het waterplan gaat meestal gepaard met flinke investeringen. De ervaring leert dat reeds in de planvormingsfase de financiële reservering vastgelegd moet worden ten behoeve van de volgende fase van het plan, de uitvoering. Vroeg in de planvormingsfase is vanzelfsprekend nog niet bekend hoeveel de uitvoering gaat kosten en wat de planning van uitgave is. Het gaat dus in eerste instantie om een voorlopige en indicatieve financiële reservering. In een later stadium kan dit dan worden bijgesteld. Tip: leg de voorlopige financiering voor uitvoering vroegtijdig vast! De uitvoering van maatregelen beslaat vaak meerdere jaren en kan over de zittingsperiode van het college heenlopen. Daarom is het vroegtijdig vastleggen van financiële middelen belangrijk. Zodra in de planvormingsfase de globale kosten van het waterplan bekend zijn, is het raadzaam om een voorlopige reservering op te nemen in de interne meerjarenraming. Een vast budget over de hele plantermijn werkt daarbij flexibeler dan een raming vastgelegd per jaar.
flexibiliteit in uitgave
Belangrijk is om intern de financiële ruimte te krijgen om kansen te grijpen die zich in de loop van de tijd aandienen, met name vanuit ruimtelijke ontwikkelingen. Flexibiliteit in de (financiële) planning is dan ook zeer gewenst. Dit kan door een investeringsbudget vast te leggen voor de duur van de planperiode (in plaats van een vast budget per jaar).
18
Overlegmomenten met partijen binnen proces Waterplan: onderdelen proces waterplan Aanloopfase ."
- '
projectgroep
"
* -
Bepalen deelnemers/partijen, plangebied, doelen, opstellen Startnotitie
",
klankbordgroep
*
X
Vaststellen Startnotitie, communicatieplan
X
Opzetten projectorganisatie Plairvormingsfase^
stuurgroep
, —.
X
-
.
?
X
X
.
Stap 1 Bouwstenen
X
(x)
(x)
Stap 2 Visie
X
X
X
Stap 3 Maatregelen
X
X
X
Stap 4 Uitvoering
X
X
Voorlopige meerjarenraming
X
X
Vaststelling waterplan inclusief monitoringsplan
X
A;< -rInrichten uitvoerende projectorganisatie en monitoringsteam
X
Procesbewaking en evalueren uitvoering
X
x betekent één of meerdere overlegmomenten (x) betekent: overlegmoment kan, maar niet noodzakelijk
*v.
X
•
19
Uitvoerings- en monitoringsfase procesbewaking uitvoering en monitoring
Na vaststelling van het waterplan volgt de uitvoerings- en monitoringsfase. Deze fase vergt een eigen aanpak met de instelling van een uitvoerende projectorganisatie en een monitoringsteam (zie schema Proces op blz. 12). In deze fase leg je met elkaar de organisatie van dit traject en de bewaking van de uitvoering vast. Jaarlijks of tweejaarlijks kan een voortgangsnotitie worden opgesteld, waarin de voortgang wordt toegelicht en de voorlopige monitoringsresultaten worden weergegeven. Het totale proces van het waterplan eindigt in principe met het monitoringsen evaluatierapport. Hieruit kunnen aanleidingen naar voren komen om het waterplan opnieuw te actualiseren, waarna de cirkel rond is.
Communicatie communicatieplan
Het waterschap ziet het opstellen van het waterplan als een interactief proces tussen gemeente en waterschap, maar vooral ook als wisselwerking met belangenorganisaties en burgers. Een voorbeeld van overlegmomenten tussen de verschillende partijen gedurende het proces is als schema bijgevoegd. Maatschappelijke betrokkenheid en draagvlak van deze partijen is dan ook van groot belang voor het slagen van het plan. Voldoende aandacht voor communicatie gedurende het gehele waterplanproces kan hieraan bijdragen. Transparantie, duidelijkheid en betrouwbaarheid spelen in dit proces een belangrijke rol. Het is gewenst om in een vroegtijdig stadium van de planvormingsfase een communicatieplan op te stellen, en de doelstellingen van het waterplan breed te communiceren. Dit heeft betrekking op de algehele interne en externe communicatie: extern met burgers en andere belangengroepen en organisaties, intern tussen en binnen waterschap en gemeente. Er wordt bepaald voor welke doelgroep het waterplan wordt gemaakt, welke prioriteiten en positie krijgt elke doelgroep en wat is de ambitie. Het communicatieplan beslaat de tijd tot en met de vaststelling van het maatregelenplan. Als het maatregelenplan bekend is, kan een communicatieplan voor de uitvoeringsfase gemaakt worden.
belevingswaardeonderzoek
Steeds vaker wordt aan het begin van de planvorming een belevingswaardeonderzoek gehouden onder de inwoners van een gemeente. Wensen van de burger over het water worden op deze manier duidelijk in beeld gebracht. Na de uitvoering van de maatregelen kan dit onderzoek worden herhaald om te peilen hoe de bewoners de resultaten waarderen. De input daarvan is mede een belangrijke bouwsteen voor het vormgeven van de communicatie met de burger. Een bewonerspanel is bijvoorbeeld een goede manier om het interactieve proces te ondersteunen. Mogelijkheden externe communicatie bestuurlijke en ambtelijke symbolische aftrap met uitnodiging pers ('start-up'); maken logo waterplan;
persberichten en interviews lokale krant; bericht op internetsite gemeente en waterschap.
20
Stappen bij opstellen gemeentelijk waterplan Stap 1: Bouwstenen
Stap 2: Visie
g® QSfMfOlOD WÖ§fl@
Stap 3: Maatregelen
Stap 4: Uitvoering
i
21
Deel II
Inhoud Waterplan Deel II van het handboek geeft informatie over de gewenste inhoud van een gemeentelijk waterplan. Achtereenvolgens komen inhoudelijke accenten en aandachtspunten in vier hoofdstappen aan de orde (zie ook bijgaand schema): • stap 1: Bouwstenen; • stap 2: Visie; • stap 3: Maatregelen; • stap 4: Uitvoering. Deel II van dit handboek is niet bedoeld als blauwdruk van precies te volgen stappen. Immers, geen enkel waterplan en geen enkele gemeente zijn hetzelfde. Sommige gemeenten zullen een aantal stappen sneller nemen of stappen combineren. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij kleinere gemeenten. Dit deel biedt wel de inhoudelijke basis voor het waterplan en geeft ondersteuning bij het doorlopen van stappen, die doorgaands bij een waterplan aan de orde zijn.
22
Stappen bij opstellen gemeentelijk waterplan Stap 1: Bouwstenen
Stap 2: Visie
Stap 3: Maatregelen
Inventarisatie maatregelen Keuze maat r egelen Kostenverdeling
Ptloutering en ve'anKenng Stap 4: Uitvoering
Communicatieplan uitvoering
ig U i f v o e r r g
23
Stap l
Bouwstenen Om later in het proces een visie te kunnen opstellen en maatregelen te kunnen bepalen is eerst inzicht in de huidige situatie en beleidskaders noodzakelijk. Dit noemen we "de bouwstenen" voor de visie en de maatregelen. De bouwstenen van stap l die hierna aan de orde komen zijn (zie ook bijgaand schema): • inleiding en terugblik (la); • taken en kaders (l b); • huidige situatie watersysteem (lc); • ruimtelijke plannen en ontwikkelingen (ld); • vertaling beleid naar plangebied (Ie).
la Inleiding en terugblik Het waterplan begint met een korte uiteenzetting van het doel, het plangebied en de planhorizon. Indien sprake is van een oud waterplan, kan een terugblik leerpunten voor het nieuwe plan opleveren. algemene doel en nevendoelen van het waterplan
leder waterplan kent zijn eigen specifieke omschrijving van doel en eventuele nevendoelen. Het doel van een waterplan is het gezamenlijk opstellen of actualiseren van een gemeentelijk waterplan, dat beantwoordt aan het actuele waterbeleid, en rekening houdt met klimaatsveranderingen en met ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening. Op maatschappelijk verantwoorde wijze wordt invulling gegeven aan het beleid door het maken van concrete afspraken over ambities, maatregelen en kosten. De algemene doelstellingen van het waterplan kunnen worden toegespitst tot een aantal thema's zoals het realiseren van een veilig bewoonbaar land en het voorkomen van wateroverlast, het verbeteren van de waterkwaliteit en ecologische kwaliteit, het vergroten van de gebruiks- en belevingswaarde en het vereenvoudigen (optimaliseren) van beheer en onderhoud, Een voorbeeld van een nevendoel is om meer bewustzijn en beleving voor het stedelijk water te realiseren bij de burger. Het doel en eventuele nevendoelen van het waterplan zijn al geformuleerd in de Aanloopfase en staan omschreven in de Startnotitie. Als deze zijn afgekaart bij de start van de Planvormingsfase door de projectgroep of in de 'start-up', kunnen ze in principe worden overgenomen uit de Startnotitie.
status van het waterplan afbakening plangebied
Geef aan wie het waterplan hebben opgesteld (gemeente en waterschap), of deze bestuurlijk is vastgesteld en welke overige organisaties en burgers betrokken zijn geweest bij de totstandkoming. In principe omkadert de gemeentegrens het plangebied. Bekijk wel kritisch of die grens logisch is. Blijkt dit onlogisch te zijn, bijvoorbeeld doordat het watersysteem groter is of omdat in het naastgelegen gebied een groot project loopt (bijvoorbeeld kreekherstel), stel dan in gezamenlijk overleg een aangepast plangebied vast. Het waterplan bevat een kaart waarop het plangebied duidelijk is aangegeven, zonodig in relatie met zijn omgeving.
24
Illustratie aan linkerzijde van voorkanten van waterplannen, of fotomateriaal
25
afbakening taken
Waterplannen zijn vooral gericht op de watersystemen van stedelijk en landelijk gebied. Taken als waterkeringsbeheer, wegbeheer en zuiveringsbeheer vallen daar doorgaans buiten. Natuurlijk kun je samen besluiten hiervan af te wijken. Buitendijkse gebieden worden vaak buiten het gemeentelijk waterplan gehouden. Indien je deze wel wilt meenemen is afstemming nodig met Rijkswaterstaat. Wellicht is het dan wenselijk dat zij zelfs als deelnemende partij in de klankbordgroep of in de projectgroep betrokken worden.
planhorizon
Spreek samen de planhorizon af voor de lange termijnvisie en voor het uitvoeringsprogramma. De klimaatscenario's waarmee het waterschap rekent hebben betrekking op 2050. Dit is dan ook vaak de planhorizon voor de lange termijnvisie van het waterplan. Daarbij moet zo goed mogelijk rekening worden gehouden met mogelijke ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening. De plantermijn voor de uitvoeringsmaatregelen van het waterplan bedraagt doorgaans 5 a l O jaar.
terugblik vorig waterplan
Indien er in het verleden al een waterplan is gemaakt (Stiwas-projecten, l e of 2e generatie stedelijke waterplannen) dan is het goed om deze te benoemen bij de start van het nieuwe waterplan. De bedoeling hiervan is om het oude plan te evalueren en om hieruit aanknopingspunten te vinden voor het nieuwe plan. De volgende vragen kunnen behulpzaam zijn bij de evaluatie van het vorige waterplan: welke verbeterpunten kunnen uit het vorige waterplan worden gehaald? welke doelen zijn gesteld en zijn deze gehaald? welke elementen zijn waardevol om te behouden? wat is in het bijzonder goed gegaan? hoe staat het met de uitvoering? welke maatregelen staan nog uit? voldoet een eventuele lange termijnvisie nog aan de huidige inzichten?
doorvertaling nieuwe waterplan
Uit de terugblik kunnen puntsgewijs uitgangspunten, conclusies of aanbevelingen voortkomen, die van belang zijn bij de start van het nieuwe waterplan. Deze kunnen hun uitwerking hebben in aspecten als de samenwerking, de visie, de uitvoering of de communicatie.
26
Het voorkomen van wateroverlast in stedelijk gebied is een gezamenlijke taak en verantwoordelijkheid van waterschap en gemeente Wateroverlast in stedelijk gebied kan ontstaan vanuit het grondwater, het oppervlaktewater en vanuit de riolering. Omdat die elkaar beïnvloeden, komen de taken van waterschap en gemeente dicht bij elkaar. Wateroverlast in stedelijk gebied is daarom alleen maar op goede wijze op te lossen door een gezamenlijke aanpak. Het gemeentelijk waterplan is hiervoor het aangewezen instrument.
Relevant beleidskader voor een gemeentelijk waterplan Niveau
Categorie
Kader
regelgeving
Kaderrichtlijn Water (KRW)
wetgeving
Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo),
beleid
4' Nota Waterhuishouding, Beleid Waterbeheer 21° eeuw (WB21), Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW), CIWrapport Samen leven met grondwater
in ontwikkeling
Waterwet (vervangt straks de WVO), Wet op de gemeentelijke Watertaken, kostenveroorzakingsbeginsel (art. 10 NBW)
beleid
Beleidsplan Milieu en Water 2000-2004, Streekplannen
in ontwikkeling
Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-1 020 (vervangt het Beleidsplan Milieu en Water)
beleid
Waterstructuurplannen, Integraal Waterbeheersplan, (indien aanwezig vorig Gemeentelijk Waterplan)
in ontwikkeling
Deelstroomgebiedsplan (vanuit de KRW)
Europa
Rijk
Provincie
Waterschap,
Gemeente
. beleid
Bestemmingsplan, indien aanwezig vorig Gemeentelijk Waterplan, (Regionale) Structuurvisies, Structuurplan, Gemeentelijk Rioleringsplan, Afkoppelplan, sectoraal beleid (groen, recreatie, cultuurhistorie)
27
l b Taken en kaders Dit hoofdstuk schetst het wettelijk kader voor waterschap en gemeenten en vervolgens het beleidskader vanuit Europa (KRW) en het Rijk (WVO, 4' Nota WH, NBW, WB21). Beiden zijn relevant voor het afbakenen van de inhoud van het gemeentelijk waterplan. Het beleid op provinciaal, regionaal, waterschaps- en gemeentelijk niveau komt in de stappen hierna aan de orde (stappen ld en Ie). In de tabel hiernaast is alvast een overzicht gegeven van al het relevante beleid voor een waterplan (toegelicht in Bijlage 1). wettelijke taken
De wettelijke taken van waterschap en gemeente die relevant zijn voor de invulling van het waterplan zijn:
f&SQDK
^SCtaXfCalSOÏlOODg) M$l {p(°)©(°te= (M) Wajfe®él8fe©(p©000ïlg)(§0il ÖSffi) (°X§(}ü©@$S %©IS
Taak gemeente;:-, % ',,/ * -,„ƒ l'", , ' */ Zorgplicht fió;rei|ng~'|aanleg.ejn;be^eef)!.|)eheer en onderhoud van 4e,openbare ruimte; 'hand.Havirfg%ét Milieubeheer', rufijitelijke ordening. ~ ' ! ' , * "^?A , *" * >* > ^ f
jb-
"
,""i"l?,V '?• ' frtf J
,.,
,A il •*"
V
f
- -
\: . ' VVê^MiJLe,ü^e*lüe,er,"qië^de geYneeYite onder meer'verpjicht'tot het ,- \'' y^ststMeryanieènvGe
"*
"< t** ^
»" 4"i
"Jl1
'.
,"
""^*
^
'-"
, - ] vfï'ïï^'iSr*' *!." ; '-VM *•* " yiS- « imfoliil i > T *• •• W,RO/Bro: WëtlR'uinffêlijkeiOrdening enfBeslui t ru " «rHonm^-Mio HO ruimtelijke ordehing^i,e,de Ivasfstëllen van een Bestemlifiingsplan t '": ''• jSg^jT^l^^qK^.^! h^|yasjfstelIe
Door deze wettelijk verplichte taken wordt het voorkomen van wateroverlast in gerioleerd gebied een gezamenlijke taak en verantwoordelijkheid (zie intermezzo hiernaast). kaders
De relevante beleidskaders voor een gemeentelijk waterplan zijn weergegeven in bijgaande tabel. Kaderstellend voor het waterplan zijn: Europese Kaderrichtlijn Water (KRW); Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren (Wvo); Vierde Nota Waterhuishouding; Beleid van Waterbeheer 2 r eeuw (WB21); Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW); ClW-rapport Samen leven met grondwater. Waterbeleid op lager niveau komt in het handboek in stap ld en Ie aan de orde.
28
Samenhang met Nationaal Bestuursakkoord Water Naast de KRW werkt Nederland op het gebied van water ook aan de implementatie van Waterbeheer 21e eeuw (WB21), welke is vastgelegd in het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW). Om rekening te houden met de klimaatveranderingen werken gemeenten mee aan het op orde brengen van het watersysteem. Centraal staan daarbij veiligheid en wateroverlast. Het NBW en de Kaderrichtlijn Water richten zich beiden op het jaar 2015 voor het bereiken van doelen voor het watersysteem. Het is daarom belangrijk om bij de uitvoering van maatregelen voor het NBW vanuit efficiency ook rekening te houden met de Kaderrichtlijn Water. Bepaalde maatregelen kunnen namelijk beide doelen tegelijkertijd dienen.
De Kaderrichtlijn Water en de gevolgen voor het gemeentelijk waterplan Gemeenten zijn mede-verantwoordelijk voor de uitvoering van de KRW. Gemeenten krijgen te maken met de aangewezen waterlichamen op hun grondgebied. Het bepalen van doelstellingen voor de waterlichamen gebeurt op basis van Europese regels en een inschatting van maatschappelijke aanvaardbaarheid. Van de te nemen maatregelen zullen kosten en baten moeten worden afgewogen. Het is de bedoeling dat gemeenten samen met het waterschap en de provincie per waterlichaam de maatregelen plus de bijbehorende kosten in beeld brengen, zo ver als dat concreet mogelijk is. Dit wordt vervolgens vastgelegd in een kader met wettelijke status (welke nog onbekend is). "Geen spijt maatregelen" kunnen in ieder geval genomen worden. De uitvoering moet dan wel al zo goed mogelijk gericht zijn op het bereiken van de doelen in 201 5. Alle gemeentelijk waterplannen leveren op deze wijze bouwstenen aan voor de nog op te stellen stroomgebiedsbeheersplannen.
29 De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) De KRW is van kracht sinds 2000. Hij stelt doelen voor een goede ecologische en chemische toestand van het oppervlaktewater en het grondwater in 201 5. Alle lidstaten zijn verplicht de richtlijn in hun wetgeving te vertalen, plannen op te stellen en maatregelen uit te voeren om de waterkwaliteit de beschermen en te verbeteren. De Europese Commissie kan boetes opleggen aan ons land als de afgesproken doelen in 2015 niet worden gehaald. In 201 5 moet het oppervlaktewater voldoen aan: • normen voor chemische stoffen (zogeheten prioritaire stoffen); • ecologische doelstellingen ter bevordering van een gevarieerde aquatische planten- en dierenwereld en een natuurlijke inrichting van hun leefmilieu. Voor grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Ook moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand. Hiernaast is een nadere toelichting gegeven op de terminologie die binnen het beleid van de KRW wordt gehanteerd, en de samenhang met het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, zie ook hierna). Tot slot is benoemd wat voor een gemeentelijk waterplan van belang is vanuit de KRW. Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren (Wvo) Deze wet heeft tot doel de verontreiniging van oppervlaktewateren doeltreffend te bestrijden en te voorkomen met het oog op de verschillende functies, die water kan vervullen. Vierde Nota Waterhuishouding De hoofddoelstelling is het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land. Stedelijk waterbeheer is één van de speerpunten. Men streeft naar een duurzame omgang met het water in de stad. Van belang zijn het doen van onderzoek naar knelpunten in het stedelijk waterbeheer, het ontwikkelen van een gemeenschappelijke visie van gemeenten en waterbeheerders en meer aandacht voor het afkoppelen van verhard oppervlak en infiltratie in de bodem. Waterbeheer 21' eeuw (WB21) Het Rijk heeft het advies van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw (WB21) omarmd en deelt de zorg om het huidige watersysteem. Gebleken is dat het huidige watersysteem niet goed in staat om klimaatverandering, bevolkingsgroei en economische groei op te vangen. Daarom moet het waterbeheer veranderen om Nederland in de toekomst wat water betreft, veilig, leefbaar en aantrekkelijk te houden. Belangrijk in de aanpak van Waterbeheer 21e eeuw is: • rekening houden met klimaatverandering, zeespiegelstijging en bodemdaling; • het streven naar veerkrachtige watersystemen; • het weer teruggeven van ruimte aan de watersystemen; • het niet afwentelen van knelpunten in tijd of plaats; • de drietrapsstrategie "vasthouden, bergen, afvoeren" (later daaraan toegevoegd: "schoonhouden, scheiden, zuiveren/verdunnen"); • het reserveren van noodzakelijke ruimte voor het watersysteem in de ruimtelijke ordening.
30 p.m. plaatje tritsen WB21
p.m. overzicht klimaatscenario's
Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) Rijk, provincie, gemeenten en waterschappen hebben in 2003 in het Nationaal Bestuursakkoord Water afgesproken om in 201 5 het watersysteem op orde te hebben en richting 2050 op orde te houden. De concrete afspraken in het NBW hebben echter vooral betrekking op de uitvoering van WB21. Omdat de KRW zich ook richt op 201 5 is het streven van het rijk deze twee pijlers van het waterbeleid, het NBW voor waterkwantiteit en de Kaderrichtlijn Water voor waterkwaliteit, te bundelen in het NBW. De belangrijkste consequenties van het NBW voor een gemeentelijk waterplan zijn: • opstelling van gemeentelijke waterplannen door gemeenten en waterschappen; • gebruik van zogenaamde "werknormen" voor de bepaling van de wateropgave om wateroverlast in stedelijk en landelijk gebied zoveel mogelijk te voorkomen. Gemeente en waterschap hebben dus vanuit het NBW de inspanningsverplichting om de kwantitatieve wateropgave gezamenlijk te bepalen en in 201 5 gerealiseerd te hebben. ClW-rapport: Samen leven met grondwater, Visie op het voorkomen en oplossen van stedelijke grondwaterproblemen (2004) Omdat het oplossen van de grondwaterproblematiek in het stedelijke gebied complex is, kan de verantwoordelijkheid niet bij één instantie worden neergelegd, zo stelt het ClW-advies. Zowel burger, gemeente als waterschap hebben hierin hun eigen verantwoordelijkheid. De kernpunten zijn: • alle burgers/particulieren zijn verantwoordelijk op het eigen terrein; • de overheid is er voor verantwoordelijk dat burgers de hiervoor genoemde verantwoordelijkheid waar kunnen maken. Gemeenten krijgen dus een zorgplicht voor de opvang van overtollig grondwater (wordt onderdeel van de Waterwet); • gemeenten zorgen voor een loket voor klachten over grondwateroverlast. Gemeenten zijn trekker als het gaat om oplossen van de klachten. Dit betekent niet automatisch dat gemeenten altijd verantwoordelijk zijn voor het oplossen van het probleem. • Het waterschap coördineert de inbreng van (grond)waterkennis en bij de aanpak van bestaande problemen.
31
l c Huidige situatie watersysteem Na het afbakenen van de kaders brengt het waterplan de huidige situatie van het gemeentelijk watersysteem in beeld. Doel hiervan is inzicht te krijgen hoe het watersysteem functioneert, maar vooral ook om bijzondere kwaliteiten en tekortkomingen in het watersysteem te onderkennen. Al naar gelang de situatie kan er behoefte zijn om meer nadruk te leggen op het stedelijk gebied dan op het landelijk gebied. verkenning watersysteem
Het uitvoeren van een basisverkenning levert gegevens op voor een goede beschrijving van het watersysteem. Deze beschrijving bevat ook klachten van wateroverlast of stank die uit de praktijk bekend zijn. De verkenning van het watersysteem levert minimaal informatie over: • oppervlaktewaterkwantiteit: peilgebieden, stroming aan- en afvoersituaties, ligging van de gemalen en inlaten, percentage open water per peilgebied; • oppervlaktewaterkwaliteit: meetgegevens (zomer/winterhalfjaargemiddelden) (nutriënten, chloride, zuurstof) of op basis van vegetatiescan; • de rioleringssituatie: rioolbemalingsgebieden, gemengd, gescheiden, locaties overstorten en/of bergbezinkbassins, hoogte en locatie overstortdrempels; • geregistreerde klachten over wateroverlast zoals grondwateroverlast, stank en druifvuil; • de ernst van de grondwateroverlast in de gemeente1. Mogelijk komen door de geregistreerde klachten indicatief enkele achterliggende oorzaken naar voren. Waar nodig kan ook gedacht worden aan informatie over: • grondwaterkwantiteit en -kwaliteit: kwel en infiltratie, stromingsrichting, chloridegehalten grondwater; • bodemtype, maaiveldhoogte, drooglegging; • onderhoudssituatie watergangen: eigenaren, baggercyclussen.
1
GIS-gegevens, rekenmodel
Het waterschap heeft vaak veel meetgegevens beschikbaar in GIS, die voor het waterplan worden aangeleverd. Soms heeft de gemeente een kwantitatief rekenmodel voor het doorrekenen van het rioleringssysteem (bijvoorbeeld vanuit een vorig gemeentelijk waterplan of vanuit het gemeentelijk rioleringsplan). Het is in dat geval verstandig om dit model te actualiseren. Maatregelen die reeds vanuit een vorig water- of rioleringsplan zijn uitgevoerd moeten hierin worden verwerkt.
resultaat
Een aantal overzichtelijke basiskaarten verduidelijkt de beschrijving van de huidige situatie en de verschillende relevante aspecten van het watersysteem.
Zo lang de verantwoordelijkheden rond het stedelijke grondwaterbeheer niet definitief bekend zijn, is het daadwerkelijk gezamenlijk oplossen van eventuele grondwateroverlast een afweging die gemaakt moet worden in het waterplan.
32
ld Ruimtelijke plannen en ontwikkelingen Naast de beschrijving van het watersysteem brengt het waterplan alle mogelijke ruimtelijke ontwikkelingen in kaart, die voor het watersysteem een kans of een bedreiging kunnen inhouden. beschrijving ruimtelijke plannen en ontwikkelingen
Beschouw alle ruimtelijke plannen en ontwikkelingen van Rijk, provincie, gemeente en waterschap, die concrete gevolgen kunnen hebben voor het plangebied, en die een kans of bedreiging kunnen betekenen voor het watersysteem. Maak daarbij een onderscheid naar korte termijn (binnen plantermijn) en middellange termijn (tussen plantermijn en 2050). Doe dit voor zowel het stedelijk gebied (herstructureringen en uitbreidingen van wonen, bedrijven en glastuinbouw) als voor het landelijk gebied (ontwikkeling recreatiegebieden, natuurontwikkeling, reconstructie, infrastructuur etc.).
mede basis voor watertoets
Een belangrijk voordeel van het meenemen van alle verwachte ruimtelijke ontwikkelingen (korte en lange termijn) in de visie en maatregelen van het waterplan is dat het waterplan daarmee tegelijkertijd ook als goede basis dient voor de watertoets van deze ruimtelijke ontwikkelingen.
voorbeelden In een gemeentelijk Croenstructuurplan zijn gebieden in het buitengebied aangewezen als "natuurontwikkeling met moeraszones". Kans voor waterplan:
deze gebieden komen overeen met gebieden met een waterbergingstekort en kunnen worden benut voor het realiseren van waterberging én voor de isolatie van het hier aanwezige brakwatergebied (brakke natuurontwikkeling met moeraszones).
(fêxa&p©®^^ dra «®®? tos RsafteaHSD «000 sa» oööaKEas
O/sites Oro Go@2 [óxsfiOgsibas] sm, @@ro gffSsfiwööfe^^
resultaat
Een of meerdere overzichtskaarten geven de, voor water relevante, ruimtelijke plannen en ontwikkelingen in het plangebied weer voor de korte, middellange of lange termijn.
33
Ie Vertaling beleid naar plangebied Nu volgt de concrete vertaling van het beleid naar het waterplan, voortkomend uit de taken en kaders uit stap l b (NBW, KRW, aanvullend beleid provincie, waterschap en gemeente). Aan de orde komen hierbij de volgende relevante aspecten: • wateroverlast; • waterkwaliteit en ecologie; • grondwater. Voor ieder aspect is aangegeven wat minimaal in een waterplan aan de orde zou moeten komen, en wat optioneel kan worden meegenomen. Deze paragraaf gaat voorts alleen in op de hoofdlijnen. Gedetailleerde uitleg komt nader aan bod in de bijlagen. wateroverlast
In het NBW is afgesproken dat inundatie vanuit de watergang in stedelijk gebied minder dan eens in de 100 jaar mag voorkomen. Wateroverlast in stedelijk gebied kan echter al veel eerder dan eens in de 100 jaar aan de orde zijn. Dit komt namelijk via andere mechanismen tot stand. Het volgende schema geeft een overzicht van de verschillende vormen van wateroverlast in het stedelijk gebied, en welke onderdelen in het waterplan minimaal aan de orde komen, en welke optioneel: Vormen van wateroverlast:
a. overlopen van de
Relatie met het waterplan: aantonen met berekeningen of watersysteem voldoet aan de NBW-werknormen
minimaal nodig
b. water op straat/ verhard gerioleerd gebied
aantonen met aanvullende berekeningen waarbij ook de interactie met de riolering wordt meegenomen.
optioneel mee te nemen
c.
te inventariseren met klachtenregistratie
optioneel mee te nemen
watergangen
grondwateroverlast in tuinen, plantsoenen en in huizen (kruipruimtes)/ onverhard gebied
Voor de eerste vorm van wateroverlast, door het overlopen van de watergangen, heeft het waterschap berekeningen gemaakt. Het waterschap heeft ieder peilvak getoetst of het aan de NBW-werknormen voldoet. Om de frequentie van wateroverlast door water op straat (verhard gerioleerd gebied) te bepalen, kunnen in het waterplan nadere kwantitatieve berekeningen worden uitgevoerd. Hiermee wordt de interactie tussen de riolering en het watersysteem in beeld gebracht. Het uitvoeren van de hiervoor benodigde modelberekeningen wordt vaak uitbesteed aan een ingenieursbureau. Met deze rekenresultaten kan op kaart worden aangegeven welke gebieden in het stedelijk gebied het meest kwetsbaar zijn voor wateroverlast, en dus welke gebieden als eerste onder water lopen. Kaarten met de maaiveldhoogtegegevens (Algemeen Hoogtebestand Nederland) geven een helder beeld van de laagst gelegen delen van een peilgebied. Hiermee kan de locatie van de wateroverlast
34
goed in beeld worden gebracht. De kaarten kunnen ook als risicokaarten voor wateroverlast worden uitgevoerd (kans op wateroverlast, in relatie tot ruimtelijke functies). Bijlage 3 geeft nadere uitleg over de eerste twee vormen van wateroverlast. Grondwateroverlast wordt in het waterplan wel meegenomen door inventarisatie (klachtenregistratie), maar deze wateroverlast hoeft in principe niet nader te worden gekwantificeerd. resultaat
Overzichtelijke kaarten met de wateropgave vanuit het NBW per peilgebied, de riooloverstorten die ook tot wateroverlast kunnen leiden en de meest kwetsbare gebieden voor wateroverlast.
waterkwaliteit en ecologie
Een gemeentelijk waterplan behandelt minimaal: de algemene waterkwaliteitsdoelstellingen van provincie, waterschap en de relatie met het rioleringsbeleid van de gemeente en in hoeverre hieraan wordt voldaan; de invloed van bronnen (lozingen of puntbronnen) op de waterkwaliteit van de KRW-waterlichamen in het plangebied. Waterkwaliteitsdoelstellingen provincie en waterschap Vanuit het beleid van de provincie en het waterschap gelden waterkwaliteitsdoelstellingen, die zijn vastgelegd in het ontwerpBeleidsplan Groen, Water en Milieu (Bijlage l en 4, o.a. Functiekaart Water) respectievelijk het Integraal WaterBeheersPlan 2 (IWBP2, zie schema in Bijlage 2). Voor alle wateren geldt de minimum-kwaliteit voor biologisch gezond water. Daarnaast gelden algemene basisrichtlijnen voor bepaalde gebruiksfuncties (zwemwater, bereiding drinkwater, etc.). De gebruiksfuncties zijn vastgesteld in het provinciale Waterhuishoudingsplan (Ontwerpbeleidsplan Groen, Water en Milieu). Voorts streeft het waterschap in bepaalde gebieden naar een betere waterkwaliteit. Dit zijn gebiedsgerichte waterkwaliteitsdoelstellingen voor natuur- en ANL-gebieden. Deze zijn vastgelegd op kaart in het waterbeheersplan (IWBP2). Alle geldende waterkwaliteitsdoelstellingen worden vergeleken met de huidige waterkwaliteit (geïnventariseerd in stap 1 c). Rioleringsbeheer, ruimte- en milieubeleid gemeente Ook de gemeente heeft vanuit het rioleringsbeheer een aantal basisrichtlijnen die direct relevant zijn voor de waterkwaliteit. Een belangrijk voorbeeld hiervan is de basisinspanning. Daarnaast is de gemeente, als verantwoordelijke voor de inrichting van de buitenruimte, de aangewezen partij om maatregelen te nemen ten aanzien van afkoppelen, de wijze van bestrating en het vertraagd afvoeren van regenwater (bijvoorbeeld open bestrating, waardoor neerslag vertraagd wordt afgevoerd). Tot slot heeft de gemeente mogelijk vanuit milieubeleid nog aanvullende richtlijnen die betrekking hebben op het waterkwaliteitsbeheer (gebruik van bestrijdingsmiddelen e.d.) en kan de gemeente via de bouwverordening invloed uit oefenen op te gebruiken bouwmaterialen, waardoor uitloging naar bodem en water kan worden voorkomen (bijv. koperen dakgoten). Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) De vertaling van de Kaderrichtlijn Water kan vooralsnog niet volledig worden bepaald, omdat niet alle doelen en normen definitief zijn vastgesteld. Belangrijk is wel om in het waterplan een voorlopige doorkijk te geven. De Kaderrichtlijn richt zich op het (waar nodig) verbeteren van de
35
waterkwaliteit en de ecologische kwaliteit van de waterlichamen die binnen de gemeentegrenzen liggen. Een groot deel van de stedelijke watergangen, zoals vijvers en singels, behoort niet tot de aangewezen waterlichamen. Dat wil niet zeggen dat de Kaderrichtlijn geen gevolgen heeft voor vijvers en singels. Deze voeren namelijk af op grotere wateren, die wel weer onderdeel zijn van een waterlichaam. Zo is er dus sprake van een indirecte beïnvloeding van de waterkwaliteit en het ecologisch functioneren van waterlichamen. Daarnaast gelden voor een aantal stoffen algemene waterkwaliteitsnormen. Deze normen gelden voor alle wateren. In het waterplan is het dus voor de KRW van belang om na te gaan of bepaalde waterstromen, puntbronnen (riooloverstorten, inlaten van water, afkoppelingen) of diffuse bronnen (bestrijdingsmiddelen bij groenbeheer, gebruik bouwmaterialen) kunnen leiden tot significante negatieve beïnvloeding van de waterkwaliteit van de KRW-waterlichamen en tot overschrijdingen van de algemene waterkwaliteitsnormen van de KRW. resultaat
grondwater
samenvatting resultaat stap Ie
Het waterplan geeft voor het aspect waterkwaliteit en ecologie minimaal aan: de inventarisatie van de waterkwaliteitsdoelstellingen van provincie en waterschap en de mate waarin hieraan wordt voldaan; of aan de basisinspanning wordt voldaan; welke KRW-oppervlaktewaterlichamen binnen het plangebied vallen. Bepaal de invloed van waterstromen uit het stedelijk gebied op de waterkwaliteit van deze wateren. De inventarisatie van de (ernst van de) grondwateroverlast heeft reeds plaatsgevonden in stap l c. Een overzichtelijke kaart geeft weer waar grondwateroverlast zich voordoet, en indien bekend met welke achterliggende oorzaken. Ook hiervan kan een risicokaart worden opgesteld: welke gebieden zijn het meest kwetsbaar voor grondwateroverlast. Het resultaat van substap l e zijn kaarten met: minimaal: de wateropgave vanuit het NBW; overzicht of aan geldende waterkwaliteitsdoelstellingen wordt voldaan; de KRW-opgave (voor zover mogelijk). optioneel: de wateropgave aangevuld met de invloed van de riolering; kwetsbare gebieden wateroverlast of risicokaarten wateroverlast; een overzicht van de grondwateroverlast.
Stappen bij opstellen gemeentelijk waterplan Stap 1: Bouwstenen
Stap 2: Visie
Stap 3: Maatregelen
Inventarisatie maatregelen
Keuze maatregelen
Kostenverdeling
Piioritenng en verankering Stap 4: Uitvoering
!
,„
. _
Communicatieplan uitvoering
36
37
Stap 2 Visie De visie van het waterplan bevat de volgende onderdelen (zie ook bijgaand schema): • uitwerking algemene doelstellingen (2a); • lange termijn visie (2b); • doelstellingen plantermijn (2c); • opgave waterplan (2d). Het visiedeel van het gemeentelijk waterplan bestaat doorgaands uit een deel met algemene doelstellingen voor het waterplan (2a) en een gebiedsspecifiek deel: de lange termijn visie (2b) Vanuit de lange termijn visie worden vervolgens de doelstellingen voor de plantermijn bepaald (2c). Stap 2 eindigt met de opgave voor het waterplan (2d): wat zijn de knelpunten die in het waterplan worden aangepakt? Bij kleinere gemeenten hoeven niet alle onderdelen in het waterplan aan de orde te komen. Het is denkbaar om na de algemene doelstellingen (stap 2a) te volstaan met de doelstellingen voor de plantermijn (2c) en de opgave van het waterplan (2d).
38
2a Uitwerking algemene doelstellingen algemene deel visie
Bij de start van een waterplan zijn de algemene doelstellingen verwoord (la). De visie van het waterplan begint met het concretiseren van de algemene doelstellingen voor het hele plangebied en/of voor alle watergangen. Gemeente én waterbeheerder maar ook eventuele deelnemers als hengelsportverenigingen, natuurbeschermers hebben ieder hun eigen doelstellingen en wensen. Het kan zijn dat hier strijdigheden in zitten. Het is belangrijk hier overeenstemming over te bereiken zodat er voldoende draagvlak bij de deelnemende partijen aanwezig is.
doelstellingen als vertrekpunt
Op rijksniveau zijn algemene doelstellingen voor het waterbeheer bepaald. Dit zijn vaststaande doelstellingen waar de waterbeheerders voor aan de lat staan. In bijlage 2 zijn de relevante doelstellingen samengevat. De volgende thema's zijn hierbij van belang: kwaliteit van het oppervlaktewater en waterbodem, waterkwantiteit en oevers en ecologische infrastrucuur, Naast de vaststaande doelstellingen is het van belang dat door de deelnemende partijen wordt nagedacht over de invulling daarvan en eventueel aanvullende doelstellingen en ambities. Gedacht kan worden aan het vergroten van de gebruiks- en belevingswaarde, optimaliseren beheer en onderhoud, etc.
een voorbeeld
39
2b Lange termijn visie De visie geeft het "ideaalplaatje" van het watersysteem voor de toekomst, specifiek uitgewerkt voor het plangebied, waarmee aan alle gestelde doelen wordt voldaan. Waterambities van gemeente en waterschap zijn hierin zo concreet mogelijk uitgewerkt en verbeeld. tijdshorizon
De lange termijn visie hanteert doorgaans 2050 als planhorizon. Dit komt voort uit de klimaatscenario's uit Waterbeheer 21° eeuw die het waterschap sindsdien hanteert om de wateropgave te bepalen ('op orde houden van watersysteem richting 2050')-
input voor visie
Het vertrekpunt voor de visievorming is: • de beschrijving van het watersysteem (1 c) en de ruimtelijke ontwikkelingen (1 d) aangevuld met de gebiedskennis uit de praktijk van gemeente, waterschap en andere partijen; • vertaling beleid naar plangebied (Ie).
SWOT-analyse
Met deze bouwstenen is het verstandig om eerst een sterkte-zwakte-analyse uit te voeren, zoals in de ruimtelijke ordening vaak gebruikelijk is met een zogenaamde SWOT-analyse (Strength, Weakness, Opportunities, Threats). Hiermee worden de sterke en zwakke punten van het watersysteem en de kansen en bedreigingen (zoals naar voren gekomen in stap 1) van het plangebied onderkent.
visievorming: creatief en iteratief
De SWOT-analyse geeft de basis voor de visievorming. Het opstellen van een lange termijn watervisie gebeurt in een creatief en iteratief proces waar geen blauwdruk voor te geven is. Wel geeft dit handboek een aantal voorbeelden van eerder gemaakte visies. Door het iteratieve proces kom je niet in één, maar in meerdere slagen tot de uiteindelijke visie.
creatieve workshops
Een geschikt middel om tot bruikbare ideeën te komen voor een visie is het houden een creatieve workshop, bijvoorbeeld met de projectgroep. De uitgangspunten moeten voor alle deelnemers vooraf helder zijn en de projectgroepleden dienen zich goed voor te bereiden. Uit de workshop met de projectgroep tekenen zich de eerste vormen van de visie zich af. Vervolgens kunnen deze als discussiemateriaal dienen voor workshops met de andere overleggroepen (klankbordgroep, stuurgroep). Alle ideeën, wensen en ambities ten aanzien van water en gerelateerde aspecten die leven bij de betrokkenen komen zo op tafel. Deze bijeenkomsten leveren de basis voor de verdere visievorming, die in de projectgroep wordt uitgewerkt en vervolgens wordt getoetst in de klankbordgroep en stuurgroep.
voorwaarde visie
vormen visie
Van belang voor een goede visie is dat deze: • zo concreet mogelijk is, • voldoende bruikbaar is voor een ruimtelijke planvormer; • niet te ruimtelijk (l 00% stedenbouw) en niet te technisch (l 00% water) is. De lange termijn visie kan met behulp van verschillende kaarten worden opgesteld. Gebruikelijke kaarten zijn: 1. functiekaart; 2. streefbeeldenkaart; 3. ruimtelijke visiekaart.
40
Voorbeeld functies met functiekaart: Naast de minimale basiskwaliteit gelden aanvullende eisen per functie: Recreatiewater (spelevaren) • ziekteverwekkers: de 100-percentiel van de thermotolerante Ecoli-bacteriën is maximaal 20 MPN/ml; • voldoende doorzicht: minimaal 50 cm; • plaatselijk toegankelijke oevers: het water is over minimaal 10% van de oever toegankelijk. Zwemwater • ziekteverwekkers: de 80-percentiel van de thermotolerante Ecoli-bacteriën is maximaal l MPN/ml; • voldoende doorzicht: minimaal l m; • plaatselijk toegankelijke oevers: het water is over minimaal 10% van de oever toegankelijk. Natuur, zoet natuurlijke en robuuste inrichting aangepast aan stedenbouwkundige omgeving; natuurvriendelijke oevers over minimaal 50% van watergang en zoveel mogelijk aaneengesloten; voldoen aan ecologische waterkwaliteitsdoelstellingen van klasse lila; geschikte ecologische verbinding voor doelsoorten; geen ecologische barrières (duikers, steile beschoeiingen onder bruggen en dergelijke); beheer afgestemd op de overwinteringsmogelijkheden van vissen en amfibieën en op de levenscycli van planten en dieren. Belevingswater Vanuit stedenbouwkundig oogpunt zijn watergangen die zichtlijnen vormen belangrijk. Mensen beleven de aanwezigheid van water als dit ook daadwerkelijk zichtbaar is (voldoende breed water, geen brede rietkragen, aanpalende grasoevers, fauna-uittreeplaatsen) en/of van dichtbij te beleven en te bereiken (wandelen of zitten aan het water, pootje baden). De criteria zijn: voldoende brede waterpartijen (meer dan 10 m); goede bereikbaarheid water (wandelpaden langs minimaal één oever); in verband met zicht en beleving drooglegging minder dan 0,5 m a l m; geen monotone rietoevers, maar gevarieerde en/of bloemrijke oevervegetatie; verlaagde delen langs oevers met voorzieningen (houten vlonders, grasveldje, bankjes); algemeen: inrichting (oevers) afgestemd op omgeving en/of belevingswaarde door voorzieningen zoals informatieve borden en markeringen, steigers, vogelobservatiehutten, etc. + voorbeelden van functiekaarten (Hellevoetsluis)
Voorbeeld streefbeelden met streefbeeldenkaart: Streefbeeld "Natte dijkvoet" Dijken en nieuw water aan de voet vergroten de belevingswaarde van beide elementen. De watergang aan de voet heeft een breedte van 10 a 20 m en is diep aan de dijkzijde en loopt flauw aan de andere zijde. De natte dijkvoet heeft hierdoor een natuurvrienclelijk karakter. De natte voet moet continuïteit hebben om als ecologische en recreatieve verbinding te fungeren. Daarnaast krijgen de natte dijkvoeten een belangrijke transportfuncties voor het water door de stad. Kruisingen met andere streefbeelden worden zo contrastrijk mogelijk ontworpen.
Streefbeeld "Groene Wijken" Watergangen zijn te omschrijven als brede, natuurvriendelijke ingerichte watergangen. De groene wijken hebben veel water met brede oevers en veel groen en een goede waterkwaliteit met meer mogelijkheden zijn voor recreatief gebruik: l 0% open water; 30% van de oevers is ingericht als natuurvriendelijke oever; 20% van de wateren is ingericht voor recreatief gebruik. + voorbeelden van streefbeeldenkaart (Waterplan Rotterdam, Dordrecht)
41 1. functiekaart
Een functiekaart is een manier om de lange termijnvisie te vertalen naar watergangniveau. Per functie worden meetbare functie-eisen of doelstellingen opgesteld: een beschrijving van concrete parameters voor de (minimale) inrichtingseisen en de waterkwaliteitseisen, waar het watersysteem op lange termijn aan zou moeten voldoen. Water kan naast de basisfunctie (minimale basiskwaliteit) vele neven- en gebruiksfuncties hebben. Voorbeelden van te hanteren functies: . natuurfunctie, zoet; . natuurfunctie, brak; « recreatiewater (spelevaren); . stadswater; « viswater; . bluswater; • vaarwater; • zwemwater • (stedenbouwkundig) belevingswater, etc. Bij deze functies.moet ook rekening worden gehouden met het reeds bestaande beleid voor de minimale eisen van water en functies (Bijlage 2). Op kaart worden voor de meest belangrijke watergangen de functies weergegeven, waarbij watergangen meerdere functies kunnen hebben.
2. streefbeelden
Het plangebied wordt ingedeeld in streefbeelden voor deelgebieden of wijken. Bij elk deelgebied of streefbeeld horen ruimtelijke doelstellingen voor de watergangen. Met elkaar spreek je af welke beelden horen bij het streefbeeld. Dit kan worden uitgewerkt in beschrijving en beeld (foto's, collages, schetsen) (zie l' voorbeeld) of in percentages (zie 2' voorbeeld). Ook is het mogelijk watergangen direct aan te wijzen die aan dit beeld zouden moeten voldoen. Bij deze laatste optie worden de streefbeelden gekoppeld aan de functies op de functiekaart. Doelstellingen die bij streefbeelden worden geformuleerd moeten wel altijd toetsbaar zijn. Een sterk punt van het gebruik van percentages bij streefbeelden is dat men flexibel blijft in de nadere toekomstige invulling. Daar waar zich in de toekomst kansen voordoen kunnen deze worden benut. Een zwak punt is dat het op deze manier weinig ruimtelijk is uitgewerkt: niet nader is gespecificeerd welke watergangen op welke locaties langs deze watergangen kansrijk zijn.
3. ruimtelijke visiekaart
Op kaart wordt de lange termijn visie ruimtelijk op kaart gevisualiseerd. Aangegeven wordt welke onderlinge doelstellingen elkaar daarbij versterken. Op de visiekaart zijn de thema's volledig geïntegreerd en zijn losse doelstellingen niet meer als zodanig zichtbaar. Bij deze visie-uitwerking kunnen de visie-elementen al gedeeltelijk het karakter van oplossingsrichtingen hebben.
42
Voorbeeld ruimtelijke visiekaart:
+ voorbeeld kaart ruimtelijke visiekaart (Watervisie Spijkenisse, Watervisie Hellevoetsluis)
43
p.m. evt. alle voorbeelden verwerken in 2 of 4 pagina's vol beelden materiaal, of op een bepaalde wijze ludiek vormgegeven.
44
Voorbeeld Doelstellingen plantermijn:
o §o
(few/gMfë^ps^'W^
Cft^ ?M&ff8i7883^ (k3^ o ÖCï (^ \S^ ^fe^l^te WSftal®^ (n]©l)^^
(MWCWteCO^^
Voorbeeld Knelpunten bij Opgave Waterplan: De knelpunten in de linkerkolom worden in dit waterplan aangepakt. Knelpunt:
Oorzaak:
Algemeen • wonen aan water niet mogelijk (wel wenselijk)
• dicht verstedelijkt gebied
Wijk Sonneveld • te hoge stroomsnelheden in hoofdwatergang A600 • te weinig doorstroming (afvoer rioolwater/waterkwaliteit) • geen goede vispopulatie • oevers voldoen niet aan gebruiksfunctie natuur • watergangen voldoen niet aan de functie belevingswater Wijk Hertekamp • te hoge stroomsnelheden in hoofdwatergang B700 • te weinig doorstroming (afvoer rioolwater/waterkwaliteit) • waterkwaliteit voldoet niet aan de functie spelevaren • oever niet bereikbaar (functie viswater) • opgave 600 m3 waterberging • vochtige kelders aan de Damhertlaan Wijk Bloemenbuurt • te hoge stroomsnelheden in overige watergangen • de waterkwaliteit voldoet niet aan de basiskwaliteit • oever niet bereikbaar (functie viswater) • opgave 500 m3 waterberging • vochtige kelders
te klein doorstroomprofiel watergangen te kleine duikers en doodlopende watergangen geen overwinteringsplaatsen beschoeide oever inrichting en uitstraling oevers, toegankelijkheid
• te klein doorstroomprofiel watergangen • doodlopende watergang • • • •
riooloverstort 71B te veel begroeiing, te steile taluds klimaatswijziging/WB21 slechte ontwatering na vervanging riool
te klein doorstroomprofiel watergangen riooloverstort 326 te veel begroeiing, te steile taluds klimaatswijziging/WB21 slechte ontwatering na vervanging riool
45
2c Doelstellingen plantermijn Belangrijk is nu om de doelstellingen van het waterplan voor de planperiode te bepalen. Deze doelstellingen zijn de "agenda" van het waterplan. meetbare doelstellingen korte termijn
Je stelt voor het hele watersysteem doelstellingen op tot de plantermijn, bijvoorbeeld tot 201 5. Leidt deze doelstellingen af met de algemene doelstellingen uit 2a als kader. Belangrijk is dat deze doelstellingen in alle gevallen concreet, meetbaar of toetsbaar zijn. Presenteer deze op een zodanige wijze dat ze eenvoudig te communiceren zijn (toegankelijk). Vaak zijn de doelstellingen ook gekoppeld aan een functiekaart, streefbeeldenkaart, die eerder is opgesteld bij de lange termijn visie, of die in deze stap wordt opgesteld voor de plantermijn zelf. Voor de wat grotere gemeenten, die een lange termijn visie opstellen, is het raadzaam dezelfde lijst van doelstellingen ook op te stellen voor de middellange termijn, bijv. tot 2030. Zo krijg je een logische opbouwvan doelstellingen voor bijvoorbeeld: 2015, 2030 en 2050.
2d Opgave waterplan Dit is de "uitgewerkte agenda" van het waterplan: welke knelpunten worden de komende jaren aangepakt? Een knelpunt betekent: een afwijking tussen de huidige situatie en de gewenste situatie (ofwel de doelstellingen plantermijn). knelpunten bepalen
Door de doelstellingen uit de vorige stap 2c te vergelijken met de huidige situatie (stap l c) baken je de knelpunten af die met dit waterplan worden aangepakt. Richt je daarnaast óók op de geïnventariseerde ruimtelijke ontwikkelingen (stap ld). Immers: een ruimtelijke ontwikkeling kan ook een knelpunt zijn voor een duurzamer watersysteem. Tevens moet de oorzaak achter een knelpunt worden doorgrond en beschreven, om later effectieve maatregelen te kunnen bedenken.
kaart met knelpunten
Op kaart worden de geïnventariseerde knelpunten overzichtelijk weergegeven, eventueel gesorteerd per wijk of deelgebied.
aanvullende veldinventarisatie
toetsing bij stuurgroep
Soms kan het zijn dat op bepaalde punten gedetailleerde kennis over de huidige situatie ontbreekt. Om afwijking met de doelstellingen überhaupt te kunnen constateren, moet wel voldoende bekend zijn over de huidige situatie. Niet altijd is precies bekend welke oeverinrichtingen aanwezig zijn, hoe de waterkwaliteit op bepaalde locaties is, hoe laag de riooloverstortdrempel exact is, wat de beleving is van bewoners van het stadswater enzovoorts. Soms is in dit stadium een aanvullende veldinventarisatie noodzakelijk, waarmee de kennis van de huidige stand van zaken van het functioneren van het watersysteem wordt aangevuld. Dit kan ook op subjectieve belevings- en gebruikswaarden gericht zijn, waarvoor bijvoorbeeld een enquête onder bewoners wordt gehouden. Het is te adviseren om het Visiedeel van stap 2 door de stuurgroep te laten toetsen op draagvlak en eventueel door het bestuur te laten vaststellen.
- Einde Visiedeel Waterplan -
46
Stappen bij opstellen gemeentelijk waterplan Stap 1: Bouwstenen
Stap 2: Visie
Stap 3: Maatregelen
Stap 4: Uitvoering
Communicatieplan uitvoering
onitorincj.sp.an
47
Stap 3 Maatregelen In stap 3 komen de maatregelen aan de orde en wordt het "actieprogrammma" bepaald. Wat gaan we doen, op welke wijze, wanneer en wie gaat wat betalen? Het actieprogramma behorende bij het waterplan komt als volgt tot stand (zie ook bijgaand schema): • inventarisatie maatregelen (3a); • beoordeling en keuze maatregelen (3b); • kostenverdeling (3c); • prioritering en verankering (3d).
3a Inventarisatie maatregelen Doel is om te komen tot een maatregelenpakket met het hoogste maatschappelijke rendement (duurzaam, effectief, in relatie tot belevingswaarde) tegen de laagst maatschappelijke kosten. Daartoe is het raadzaam te starten met een brede inventarisatie van alle denkbare maatregelen om de gesignaleerde knelpunten op te lossen. Dit kan door een workshop te organiseren waarbij de betrokken personen van alle partijen worden uitgenodigd (beheerders, uitvoerders, beleidsmedewerkers etc). Op deze manier worden maatregelen op detailniveau, maar ook maatregelen op systeemniveau bedacht. De samenstelling van het team is bepalend voor de diversiteit aan maatregelen (denk bijvoorbeeld aan zowel RO medewerkers als technisch georiënteerde riool- en waterbeheerders). type maatregelen
Maatregelen die voor kunnen komen zijn: • uitvoeringsmaatregelen (eenmalig) - ruimtelijke maatregelen; - technische maatregelen; • beheersmaatregelen (continue); • onderzoeken; • opstellen beleidsplannen; • integrale projecten waarbij niet alleen het water maar de hele ruimtelijke omgeving wordt aangepakt; • projecten die als katalysator werken, voorbeeldprojecten (die verder gaan dan alleen het oplossen van knelpunten). Hierna is een tabel opgenomen met diverse voorbeelden per type maatregel.
aanpak
Bij het zoeken naar alle mogelijke maatregelen kunnen de volgende uitgangspunten als leidraad dienen: de kwantiteitstrits: vasthouden, bergen, afvoeren; de kwaliteitstrits: schoonhouden, scheiden, zuiveren; zoek naar kansen (locaties waar ruimtelijk al plannen zijn, meeliften met bestaande projecten); denk aan watersysteemmaatregelen en aan rioleringsmaatregelen; kies voor zowel effectgerichte maatregelen als voor brongerichte maatregelen, hier komt de duurzaamheid in tot uitdrukking (zie toelichting kader volgende pagina).
48 Wanneer je te snel voor bepaalde maatregelen kiest en alternatieven niet benoemd (omdat ze bijvoorbeeld op voorhand onmogelijk of erg duur lijken), loopje de kans duurzamere maatregelen over het hoofd te zien. Ook kan het zijn dat een grote dure maatregel meerdere kleine goedkopere maatregelen kan vervangen, waarmee de dure maatregel uiteindelijk de meest duurzame oplossing
is. Inventariseer maatregelen zo breed, vrij en creatief mogelijk Onderzoek zoveel mogelijk maatregelen door een workshop te houden. Het devies is namelijk om zo breed mogelijk te inventariseren. Neem dus ook ingrijpende maatregelen mee, die kostbaar lijken. Soms kosten vele kleine maatregelen meer dan één "dure" maatregel. Duurzaamheid kan zich zeker terugbetalen.
Voorbeeld van maatregelen, verdeeld per type: aanleg open water, verbreden bestaand water, aanleg natuurvriendelijke oever, herinrichting uitvoeringsmaatregelen oevers gericht op gebruiksfunctie, aanleg vissteiger, flexibeler peilbeheer/vasthouden van (eenmalig), ruimtelijk water, etc. uitvoeringsmaatregelen (eenmalig), technisch
aanpassing (beheer van) kunstwerken, riolering, overstorten of overstortdrempels, afkoppeling van verhard oppervlak, aanleg duiker, verbetering doorspoeling, verbetering stroming, verhoging frequentie en/of hoeveelheid inlaten, beluchting, verdieping watergang, etc.
beheersmaatregelen (continu)
aanpassing onderhoud, voorkoming blad val verhoging baggercyclus, intensiever bladvissen/verwijderen maaisel/kroosvissen, uitvoering communicatieplan etc.
opstellen beleidsplannen
aanpassing bouwbesluit in aanpak diffuse bronnen, opstellen visstandbeheerplan (waarmee maatregelen worden genomen om de visstand te verbeteren), baggerbeleidsplan opstellen, beheer en onderhoudsplan opstellen (waarmee gezamenlijk de beheersmaatregelen worden vastgelegd), opstellen afkoppelplan etc.
onderzoeken
onderzoek naar invloedsrelatie oppervlaktewater en riolering, onderzoek naar oorzaken grondwateroverïast, onderzoeken naar alternatieve vormen van waterberging etc.
projecten (veelal bij grotere gemeenten)
Herinrichtingsplannen, waar de doelstellingen van het waterplan in worden overgenomen, herstructureringsplannen, singelplannen, grote vervangingsprojecten, gasleverancier (bij vervangen oude gasleidingen etc).
1»?*4--, . •<••»*-'M ,, . y.-SSPJ ejOTnt*weg en zijn|i|ic;Drjneipe het meest duurzaam^ f
- t
- > -.
hoeimq verocffezaaktl'ehrkrièlpunrih^détt
«W». J 'J
"
jStKAjf* -« i*l»»«» , _.'
mischeiontaicmestgjders;
. *A.*
,3
49
inschatting globale kosten, inclusief beheer en onderhoud
Bij het bepalen van de globale kosten is het van belang om onderscheid te maken tussen de aanlegkosten (éénmalige kosten) en de periodieke doorlopende kosten voor beheer en onderhoud. Beheer- en onderhoudskosten over de levensduur van de maatregel mogen nadrukkelijk niet worden vergeten bij de inschatting van de globale kosten temeer omdat deze kosten zo mogelijk groter zijn dan de aanlegkosten en voor de verantwoordelijke beheerder mee worden genomen in de begroting.
resultaat
Het resultaat van deze stap is een uitgebreide lijst met alle mogelijke maatregelen (inclusief globale kosten). Het is van belang gezamenlijk de lijst met maatregelen vast te leggen. Bij knelpunten in de uitvoering of anderszins kan het noodzakelijk zijn naar een alternatieve maatregel terug te grijpen.
50
51
3b Beoordeling en keuze maatregelen Nadat de lijst met maatregelen is opgesteld worden de maatregelen beoordeeld. Op grond van deze beoordeling kan een afgewogen keuze worden gemaakt tussen alle mogelijke maatregelen en de definitieve maatregelen. De keuze van de maatregelen komt tot stand door verschillende aspecten van de maatregelen af te wegen en de onderlinge verbanden hiervan in beschouwing te nemen. beoordeling
Om ingrijpende dure maatregelen goed af te kunnen wegen tegen goedkopere kleinere maatregelen is het belangrijk de maatregelen eerst individueel te beoordelen. De volgende aspecten zijn daarbij van belang: 1. bijdrage aan de doelstellingen van het waterplan (vastgelegd in stap 2a), voorbeeld hiervan kunnen zijn: a. verminderen wateroverlast, b. verbeteren waterkwaliteit, c. verbeteren belevingswaarde en gebruik, d. duurzaamheid (brongericht versus effectgericht), e. beheer en onderhoud,etc 2. mate van samenloop plannen/projecten (werk met werk) 3. politieke en maatschappelijke aandachtspunten. Per maatregel kunnen de genoemde aspecten aan de hand van een matrix worden ingevuld. Hierna is een voorbeeld weergegeven van een beoordelingstabel waarbij alle aspecten afzonderlijk worden beoordeeld met ++, +, O, en -. De som van deze scores geeft de score van de specifieke maatregel weer. De oorzaak (indien bekend) is ook in de tabel opgenomen zodat een verband kan worden gelegd tussen oorzaak (knelpunt) en de beoogde maatregel (oplossing).
Tip: Afzonderlijk invullen van de beoordelingstabel. Zodra de aspecten die in de beoordelingtabel voorkomen zijn vastgelegd kan het nuttig zijn dat deelnemende partijen de beoordelingstabel los van elkaar invullen. Daarna worden de resultaten naast elkaar gelegd zodat duidelijk wordt waar de gezamenlijke belangen liggen en de afzonderlijke organisatiebelangen.
gewichten ' Naast deze beoordeling kunnen per aspect gewichten worden toegekend waarmee tot uitdrukking komt wat de desbetreffende gemeente en het waterschap belangrijk vinden. Hierin kunnen politieke en maatschappelijke motieven een belangrijke rol spelen. In de voorbeelden die hierna aan bod komen zijn geen gewichten toegekend aan de onderlinge aspecten. groeperen
Om een duidelijk overzicht te kunnen maken en tot een goede keuze te komen is het handig de maatregelen te groeperen. Zo kun je er voor kiezen de maatregelen per wijk in te delen of per peilgebied. Hiermee wordt inzichtelijker wat de gevolgen zijn tijdens de uitvoering en waar de effecten zichtbaar worden.
52
Voorbeeld van een legenda ten behoeve van de beoordelinsgtabel: 1 la
Ib
Doelstellingen waterplan beperken wateroverlast:
score ++ +
0 ++ +
verbeteren waterkwaliteit
0
Ie
verbeteren belevingswaarde
ld
duurzaamheid
Ie
beheer en onderhoud
++ + 0
+ + 0 -
draagt bij aan het N BW draagt bij aan het verminderen van klachten in relatie tot wateroverlast Neutraal verslechterd de situatie draagt bij aan de KRW draagt bij aan het verminderen van klachten in relatie tot de waterkwaliteit neutraal verslechtering groot effect effect neutraal verslechtering brongericht effectgericht positief effect op b&o geen verandering in b&o negatief effect op b&o
samenloop plannen/projecten in de pijplijn lange termijn geen plannen politieke/maatschappelijke aandachtspunten
++ + 0
Hoge prioriteit, groot belang Draagvlak neutraal Gevoelig (negatief)
Voorbeeld van een beoordelingstabel:
la Ib Ie ld Ie
verbreden watergang vergroten duikers aanleggen visoverwinteringjsplaatsen aanleggen natuurvriendelijke oever opheffen overstort
1 2omK)3/Q3C£Iïfflfï) 2a vergroten toegankelijkheid door aanleg van steigers 2b aanleg open water 1 ha in Hertekamp 2c graven watergang verplaatsen overstort 2d 2e vervangen duiker
si, SS S2 S3
0
+
0
+
0
0
-
+
0 0
+ ++
0 0
+ +
0 0
0 0
0 0
++ +++
S4, SS S2, S3, S4, S5
0
+
++
+
-
-
0
+++
0
++
++
+
0
0
+
++++ ++
H4
0
0
++
+
-
-
0
+
H5, Al H2 H3 Hl
++
0
++
+
0
0
0 0 +
++
0 0 +
+
+ +
0 0 0
0 0 0
l
+
0
+++
0 0
+++ + +++
53
voorbeeld beoordelingstabel
Toegevoegd voorbeeld is fictief en dient ter illustratie. Het voorbeeld bevat daarom slechts een beperkt aantal doelstellingen.
keuze
De beoordelingstabel is een belangrijk hulpmiddel om te komen tot een weloverwogen keuze tussen de verschillende maatregelenpakketten. De beoordeling en uiteindelijke keuze vindt voor een deel plaats op basis van een objectieve analyse, maar ook middels discussie. In de projectgroep vindt deze discussie plaats en de keuze wordt uiteindelijk vastgesteld door de stuurgroep.
vastleggen van de beoordelingstabel toetsen met modellen
Het is belangrijk de motivatie (beoordelingstabel) voor een bepaald maatregelenpakket vast te leggen zodat daar achteraf geen discussie over kan ontstaan. Nadat een keuze is gemaakt welke maatregelen in de planperiode uitgevoerd gaan worden kan het zinvol zijn om het beoogde effect van de maatregelen beter te onderbouwen door modelberekeningen (via het model dat in stap l c is gebruikt om de huidige situatie van het watersysteem in beeld te brengen). Op deze wijze kunnen combinaties van maatregelen worden geoptimaliseerd en het pakket van maatregelen in zijn geheel worden beschouwd. Dit is een iteratief proces. Soms heeft de gemeente een kwantitatief rekenmodel voor het doorrekenen van het rioleringssysteem (bijvoorbeeld vanuit een vorig gemeentelijk waterplan of vanuit het gemeentelijk rioleringsplan). Het is in dat geval verstandig om dit model te actualiseren. Maatregelen die reeds vanuit een vorig water- of rioleringsplan zijn uitgevoerd moeten hierin worden verwerkt. Indien blijkt dat een maatregel niet het beoogde effect heeft kan worden terug gegaan naar de beoordelingstabel of de lijst met maatregelen als resultaat van stap 3a. Hier kan worden gekeken of er een goed alternatief voorhanden is.
onderzoek als maatregel
Er kunnen altijd twijfels blijven over het effect van een maatregel. In dat geval kan nader onderzoek nodig zijn. Dat kan tijdens het opstellen van het waterplan plaatsvinden of parallel aan de uitvoering van maatregelen. Deze laatste onderzoeken worden dan als maatregel in het maatregelenplan opgenomen.
54 Voorbeeld l kostenverdelinc
• maatregel:
Maatregel Ie: Opheffen overstort Oplossen knelpunt: S2, S3, S4, S5 Oorzaak: Van belang zijnde neveneffecten maatregel (op zoek naar synergie): Doelstellingen Behalen waterkwaliteitsdoelstellingen Verbeteren visstand Verminderen vuilemissie uit overstorten Realiseren recreatiefunctie Verbeteren waterkwaliteit om in te spelen op de EKR Totaal Kostenverdeling
De riooloverstort veroorzaakt een slechte waterkwaliteit. Minder klachten van omwonenden, betere aanzicht watergang, mogelijkheden tot ander functiegebruik van het water (recreatie).
waterschap
gemeente
1 1
1
1
1
1
1
III
Illl 57%
43%
Aanvullende opmerkingen Deze overstort vormt geen belemmering meer voor het verbeteren van de waterkwaliteit. Door verwijderen vervuilingsbron zal de vispopulatie stabieler en gezonder worden. Door aanpassen in het rioolstelsel kan deze overstort gesloten worden. Recreatiedoelstelling en riooloverstorten gaan niet samen. Voor de EKR zijn nog geen normen vastgesteld. Wel is gezamenlijk een ambitie uitgesproken in het waterplan
Voorbeeld II kostenverdeling, per maatregel: Maatregel 2a : Vergroten toegankelijkheid door aanleg steigers Oplossen knelpunt: H4 Oorzaak: Neveneffecten maatregel (op zoek naar synergie): Doelstellingen
Functie viswater
De behoefte bij ingelanden leeft om langs het water te vissen. Minder vernieling aan de oever, meer onderhoud steigers, moeilijker uitoefenen onderhoud. waterschap
gemeente
Aanvullende opmerkingen
l
Het waterschap draagt bij door de extra onderhoudskosten voor haar rekening te nemen en draagt niet bij aan de eenmalige uitvoeringskosten.
Totaal Kostenverdeling
100%
55
3c Kostenverdeling Het derde onderdeel van stap 3 is te komen tot een goede kostenverdeling van de vastgestelde maatregelen tussen de deelnemende partijen. Het doel is de bijdrage per partij in beeld te brengen. De vraag die gesteld wordt is: Hoeveel draagt de maatregel bij aan het behalen van de doelstellingen voor mijn organisatie? Met voorbeelden wordt duidelijk gemaakt hoe de kostenverdeling tot stand komt. algemene kosten
Kosten die gemaakt worden in de planvormingsfase worden gelijk verdeeld over de deelnemende partijen. Dit betreft ook eventuele communicatieplannen, uitvoeringsplannen, beheer en onderhoudsplannen, etc. Onderzoeken die een bepaalde partij bij de inventarisatiefase moet doen om gevraagde gegevens te leveren is de eigen verantwoordelijkheid. Onderzoeken die als maatregel uit een waterplan komen en eventuele deelplannen (zoals visstandsbeheerplan, (grond)wateroverlast) worden ook evenredig verdeeld, tenzij er vanuit een partij specifiek onderzoek uitgevoerd moet worden (dan zijn de kosten voor die partij).
integrale maatregelen
Integrale maatregelen dienen een meervoudig belang en zullen bijdragen aan verschillende doelstellingen van de verschillende deelnemende partijen. Voorbeelden hiervan zijn: • Natuurvriendelijke oevers, waarbij de belevingswaarde in de wijk vergroot wordt, de natuurwaarde toeneemt, de waterkwaliteit verbeterd en waarbij extra waterberging wordt gecreëerd. • Het vergroten van duikers, waardoor overstortwater snel kan worden afgevoerd en waardoor het systeem sneller ververst kan worden na een overstort, waarmee de kwaliteit van het water minder verslechterd. • Onderzoek naar grondwateroverlast om de oorzaken van het probleem te achterhalen (slechte waterafvoer, dichte bodemlagen, verzakte woningen, vernieuwde riolering etc)
bestaande regelingen
Voor maatregelen die vallen binnen bestaande regelingen gelden de daarin genoemde financiële afspraken of bijdragen (zoals Stiwas en een Gemeentelijk Afkoppel Plan).
bepalen kostenverdeling
Aangezien doelstellingen per peilgebied/wijk kunnen verschillen is een vaste kostenverdeling niet realistisch. Immers in peilgebied A kan een wateropgave aanwezig zijn en in peilgebied B niet. Waar de riolering een rol speelt heeft de gemeente een groter belang dan het waterschap. Maatwerk en beargumentering spelen hierbij een belangrijke rol. Het bepalen van de kostenverdeling is veelal een tijdrovende activiteit. Door een goede onderbouwing te geven van de bijdrage van de maatregelen aan de doelstellingen van de verschillende partijen zal de discussie veel meer toegespitst worden op de ambitie en de juistheid van de verankering van de afzonderlijke organisatiedoelstellingen. De kracht van de kostenverdeling per maatregel is aantonen dat er meerdere belangen gediend worden met het uitvoeren van de maatregelen, waarbij aan de doelstellingen van de verschillende deelnemende partijen wordt bijgedragen. Hiermee wordt de synergie zichtbaar gemaakt (het geheel is meer dan de som der delen), het draagvlak wordt groter en daarmee het belang van de daadwerkelijke uitvoering.
56
Voorbeeld III kostenverdelinc
• maatregel:
Maatregel 2b :Aanleg l ha open water langs Hertenkamp Oplossen knelpunt: H5, Al Oorzaak: Neveneffecten maatregel (op zoek naar synergie): Doelstellingen
Uit modelberekening is gebleken dat er in de toekomst wateroverlast problemen te verwachten zijn. Hiervoor moet 1 ha extra water aangelegd worden. De belevingswaarde van de wijk moet verbeterd worden. De waterkwaliteit voldoet, maar kan door maatregelen verder verbeterd worden. waterschap
gemeente
1
Invulling geven aan de wateropgave (WB21)
1
Verbeteren belevingswaarde van de stad (Stadsvisie)
Verbeteren waterkwaliteit om in te spelen op de EKR Totaal Kostenverdeling
Voorbeeld IV kostenverdelinc
1
1
II 50%
II 50%
Aanvullende opmerkingen Doordat de wijk opnieuw wordt ingericht (geen toename verharding) ontstaan er kansen het water daadwerkelijk aan te leggen. De kosten zijn hoger dan het vergroten van de bemalingcapaciteit, maar veel duurzamer en door het gezamenlijk belang kunnen kosten worden gedeeld. De nieuw te bouwen woningen moeten een hogere economische waarde krijgen dan de gesloopte woningen. Water kan hier een bijdrage aan leveren. Het watershap neemt in dit voorbeeld het onderhoud over waardoor de gemeente minder onderhoudskosten aan openbaar groen kwyt is.. Voor de EKR zijn nog geen normen vastgesteld. Wel is gezamenlijk een ambitie uitgesproken in het waterplan
• maatregel:
Maatregel ld : Verplaatsen overstort Oplossen knelpunt: H3 Oorzaak: Bestaande regeling (Stiwas) Doelstellingen Verbeteren waterkwaliteitsspoor (Stiwasregeling) Kostenverdeling
De riooloverstort loost op een kleine ondiepe doodlopende watergang.
waterschap
gemeente
Aanvullende opmerkingen Verdeling volgens bestaande regeling.
max. 45%
min. 55%
57
tabel met de kostenverdeling
Om tot een kostenverdeling te komen kan gebruik worden gemaakt van een tabel. In de verticale titelkolom van deze tabel staan de doelstellingen van de verschillende partijen, zoals deze zijn meegenomen in de beoordelingstabel. In de horizontale titelkolom worden de partijen opgeschreven. Door per maatregel de tabel in te vullen wordt inzichtelijk gemaakt wat de bijdrage van de maatregel is aan de organisatiedoelstellingen. Het doel is om tot een goede onderbouwing voor de kostenverdeling te komen die door de partijen is te verantwoorden. De voorbeelden hiernaast en op de volgende bladzijde geven een nadere uitwerking van een kostenverdeling van verschillende maatregelen. Hierbij wordt voortgeborduurd op de beoordelingstabel uit paragraaf 3b.
bestaande afspraken
trekker
Het is mogelijk dat in een gemeente nog bestaande afspraken over de financiering van bepaalde maatregelen gelden. Deze kunnen worden meegenomen en bij de tabel voor de kostenverdeling worden toegelicht. Het waterschap streeft echter naar een eenduidige verdeling van kosten per waterplan. Dat houdt niet in dat het waterschap bij ieder plan evenveel bijdraagt, maar wel evenredig veel bijdraagt naar het behalen van de doelstellingen. Bestaande afspraken zullen goed tegen het licht van de nieuwe ontwikkelingen moeten worden gehouden en overwogen moeten worden in hoeverre de bestaande afspraken nog van toepassing zijn. Het is belangrijk per maatregel af te spreken wie de trekker van de maatregel is. Gezien het taakveld en het beheer en onderhoud van de diverse maatregelen op de lange termijn is het logisch de organisatie met het grootste belang te laten trekken en uit te laten voeren. Zo blijft er oog voor de uit te voeren maatregelen en is de kans op slagen naar het daadwerkelijk omzetten tot uitvoering groter. Zo kan bijvoorbeeld het waterschap alle maatregelen in het watersysteem uitvoeren (mede omdat zij ook het beheer zullen overnemen). De gemeente neemt bijvoorbeeld maatregelen in de riolering en is verantwoordelijk voor het verankeren van de maatregelen in de ruimtelijke ordening (contact leggen tussen initiatiefnemers in de RO en de deelnemers van het waterplan).
voorbeelden
De toegevoegde voorbeelden zijn fictief en dienen als hulpmiddel.
58
3d Prioritering en verankering Niet alle maatregelen kunnen tegelijkertijd worden opgepakt. Er zal dus een prioritering in de tijd binnen de planperiode moeten worden gemaakt. Verder ligt het voor de hand bepaalde maatregelen op te nemen in het ruimtelijke ordenings-beleid. planning maatregelen in de tijd
voorlopige financiële reservering verankering maatregelen in RO-spoor
Welke maatregelen vinden we echt zeer belangrijk of zijn hoognodig om de grootste knelpunten aan te pakken? En welke maatregelen kunnen later worden opgepakt? De kostenbatenanalyse kan hiervoor mede als argumentatie gebruikt worden. Eenvoudig gezegd: maatregelen waarbij het positieve verschil tussen de baten en de kosten het grootst is, schuif je naar voren in de tijd. Nu is het moment om in de begrotingen van gemeente en waterschap een voorlopige meerjarenraming te reserveren. Zie ook Deel l, Proces, planvormingsfase. Er zijn ook maatregelen bij die niet "gepland" kunnen worden, maar die een plek vinden in de ruimtelijke ordening/de watertoets. In dat geval beschrijf je de maatregel als "project" met het aangeven van de betrokken verantwoordelijke partijen, eventueel reeds gemaakte afspraken, taken en een indicatief tijdspad. Daarnaast kan het verstandig zijn om in het kader van het waterplan een algemeen af s p rake n kade r op te stellen voor de watertoets van ruimtelijke plannen. Dit betekent echter niet dat geen watertoets meer nodig is, maar geeft wel duidelijkheid aan partijen wat de algemene (ontwerp)principes zijn, met name ten aanzien van compenserende waterberging. Belangrijk voordeel is dat zo ook de ruimtelijke ontwerpers deze principes kennen en kunnen meenemen bij het maken van een stedenbouwkundig plan. Principe-afspraken zijn bijvoorbeeld te maken voor ruimtelijke plannen met: • vervanging huidige grondgebruiksfunctie, geen toename verharding; • vervanging huidige grondgebruiksfunctie, wel toename verharding; • functiewijziging.
- Einde Maatregelendeel Waterplan -
59
60
Stappen bij opstellen gemeentelijk waterplan Stap 1: Bouwstenen
Stap 2: Visie
Stap 3: Maatregelen
Inventarisatie maatregeien
Keuze maatregeien
Kostenverde'mq
Stap 4: Uitvoering
j
61
Stap 4 Uitvoering Een goede communicatie en organisatie zijn nodig voordat de uitvoering van het waterplan daadwerkelijk van start kan gaan. Daarom zullen in het waterplan in de stap "Uitvoering" afspraken worden vastgelegd over trekkersrol voor de uitvoering, de uitvoeringsorganisatie, de wijze waarop de voortgang wordt bewaakt en de wijze van communicatie. Daarnaast moet een monitoringsplan worden opgesteld voor de effectevaluatie van de maatregelen. Al deze elementen komen aan de orde in de substappen: • communicatieplan uitvoering (4a); • monitoringsplan (4b); • procesbewaking uitvoering (4c).
4a Communicatieplan uitvoering waterplan Als er tijdens de planvormingsfase tot en met de vaststelling van het maatregelenplan goed is gecommuniceerd, is er bij de verschillende doelgroepen binnen de gemeente betrokkenheid en draagvlak gecreëerd. Belangrijk is dit vast te houden en verder uit te bouwen in een communicatieplan wanneer de uitvoering concreet gaat worden. Bewoners willen bij de uitvoering graag tijdig worden geïnformeerd over de werkzaamheden. Veranderingen en tijdelijke overlast worden dan beter geaccepteerd en vragen en klachten nemen af. doel
Inhoudelijk bestaat het communicatieplan uit dezelfde elementen als in de planvormingsfase alleen nu gericht op de uitvoering van de verschillende maatregelen. Dit communicatieplan beschrijft de gekozen strategie van de externe communicatie tijdens de uitvoering van de werkzaamheden. De uitvoering van maatregelen zoals het vergroten van een duiker of het afsluiten van een overstort zijn niet erg "communicatieve maatregelen" voor een gewone burger. Denk na over maatregelen die wat betreft uitvoering interessant kunnen zijn. Continuïteit en budget moeten voorts zorgvuldig gewaarborgd zijn bij het vaststellen van het communicatieplan. Dit is belangrijk om de uitvoeringsfase slagvaardig te kunnen blijven.
keuze uit communicatievormen
Er zijn vele wegen die naar Rome leiden voor een goede communicatieve uitvoering van het waterplan. Een aantal mogelijkheden en ideeën zijn reeds genoemd in Deel l Communicatie. Geef aandacht in het communicatieplan aan: • de keuze uit diverse media, frequentie en continuïteit: gebruik logo op informatiebord; brochure waterplan of nieuwsbrief; internetsite; berichten lokale krant/huis-aan-huisblad; lokale omroepen; informatieavonden, etc.. • het uitvoeren van zichtbare voorbeeldprojecten: selecteer die maatregelen die voor burgers visueel interessant zijn of leuk zijn om bij de voering betrokken te worden. Bijvoorbeeld: het in ere herstellen van een oude gracht, het feestelijk openen van een gemaal, met kinderen inplanten van een nieuwe natuurvriendelijke oever, etc. • het organiseren van maatschappelijke voorlichtingsprojecten: tentoonstelling; prijsvraag;
62
adoptieprogramma ('adopteer een waterproject'); laten maken van een waterkunstwerk, etc.. • het opzetten van samenwerking met burgers/(wijk)organisaties, bijv. Natuur- en Milieueducatie. goede planning contacten met bewoners
Bij de daadwerkelijke uitvoering van concrete eenmalige maatregelen is het altijd van belang vooraf de bedoeling van de maatregelen aan de bewoners goed uit te leggen. Dit kan bijdragen aan de acceptatie van de veranderingen of tijdelijke overlast. Ook kan door een goed gepland communicatietraject het aantal informatieve vragen en klachten afnemen en de uitvoering beter verlopen. Dit bespaart tevens kosten.
4b Monitoringsplan Met de uitvoering van het gemeentelijke waterplan is doorgaans een aanzienlijke investering gemoeid. Ook vraagt de toegenomen inspanning in het waterbeheer in financiële zin steeds meer van burgers. Het tonen van de resultaten en het verantwoorden van uitgaven is daarom steeds belangrijker voor het houden van verkregen draagvlak. Om achteraf het effect van maatregelen te kunnen toetsen en evalueren, en wellicht om nog tussentijds bij te sturen, stel je een monitoringsplan op. onderdelen monitoringsplan
Een monitoringsplan bevat: • afbakening van het meetprogramma met doelstellingen. Vooraf moet voor iedereen helder zijn welke effecten met het monitoringplan worden bepaald (en dus ook welke niet). • het meet- en onderzoeksplan met kaart gekozen meetpunten. Het meetprogamma dient zo strategisch mogelijk te worden opgezet, zodat effecten van individuele maatregelen kunnen worden bepaald. Zowel de effecten van de afzonderlijke maatregelen als de effecten van het totale maatregelenplan worden in beeld gebracht. • het referentiekader (huidige situatie). Ruim voor de uitvoering van de eerste maatregelen dient deze te zijn bepaald om het juiste referentiekader vast te leggen. Meestal doet met dit op basis van bestaande meetgegevens, soms ook door te starten met een periode met referentiemetingen. • een planning van het monitoren en het opstellen van tussenrapportages in relatie tot de planning van de uitvoering van maatregelen. De planning moet flexibel opgezet zijn, zodat deze eenvoudig kan worden aangepast wanneer de planning van de uitvoering verandert. • kosten en kostenverdeling van monitoren.
meet- en onderzoeksplan
Voor het meten van de diverse parameters voor (grond)waterkwantiteit, riolering, waterkwaliteit en ecologie zijn verschillende meettechnieken en methoden beschikbaar. De betrokken deskundigen van het waterschap en gemeente zullen voor veelvoorkomende metingen standaardtechnieken en methoden voorstellen. Voor bepaalde specifieke parameters zal een, op de situatie en doelstelling gericht, meetvoorstel worden gedaan. Om de trendmatige ontwikkeling in beeld te kunnen krijgen, is voor tenminste een aantal strategische meetpunten een jaarlijkse meting noodzakelijk. Om het seizoensverloop in de meetcijfers terug te laten komen, dient voor een jaarlijkse meting gekozen te worden met een aangepaste frequentie, afhankelijk van de parameter(s).
63
monitorings- en evaluatierapport
Voor de presentatie van de resultaten van de monitoring kan jaarlijks of tweejaarlijks een voortgangsnotitie worden opgesteld, waarin de voortgang wordt toegelicht en de voorlopige monitoringsresultaten worden geëvalueerd.
4c Proces- en voortgangsbewaking uitvoering Het waterplan houdt zeker niet op na de vaststelling. In dit onderdeel zetje de projectorganisatie op van de uitvoering van het waterplan. Dit vraagt om een nieuwe organisatiestructuur, deels voortbouwend op de projectgroep. Daarnaast is een plan nodig rondom beheer en onderhoud van genomen (inrichtings)maatregelen. uitvoering met eigen organisatie
Voor de uitvoering van maatregelen die opgenomen zijn in een gemeentelijk waterplan is meestal sprake van een uitvoeringstraject van twee tot zeven jaar. Deze uitvoeringsfase vergt een eigen aanpak met de instelling van een uitvoerende projectorganisatie samen met het monitoringsteam. In het waterplan leg je met de projectgroep de organisatie van dit traject en de bewaking van de uitvoering vast.
regelen beheer en onderhoud
Maatregelen die genomen worden, bijvoorbeeld het inrichten van een natuurvriendelijke oever, zullen onderhouden en beheerd moeten worden. Bepaal gezamenlijk of dit binnen bestaande beheer- en onderhoudsplannen en -trajecten van gemeenten en waterschap kan worden geregeld en opgenomen, of dat voor specifieke maatregelen alleen nog een gericht beheer- en onderhoudsplan nodig is. Ook kunnen nadere afspraken worden opgenomen in bestaande beheer- en onderhoudsplannen. Het regelen van het beheer en onderhoud is van groot belang en betreft maatwerk. Het waterplan eindigt in principe met het opzetten van de projectorganisatie voor de uitvoering en het regelen van het beheer en onderhoud.
- Bestuurlijke Vaststelling Gemeentelijk Waterplan-
64
65
Bijlage 1. Niveau
Kaders nader toegelicht Categorie
Kader
Toelichting
Meer informatie
regelgeving
Kaderrichtlijn Water
Europese richtlijn die resultaatsverplichtende doelen stelt voor de waterkwaliteit in 201 5.
Brochure 'Kaderrichtlijn Water, De vaart erin!', De Europese Kaderrichtlijn Water en gemeenten
Europa
www.kaderrichtlijn water.nl Rijk wetgeving
Wet Verontreiniging Oppervlaktewater (WVO)
Deze wet verbiedt lozingen op
Handleiding Milieuwetgeving
oppervlaktewater, anders dan met vergunningen.
beleid
Wet Milieubeheer (WM)
Wet die onder meer gemeenten verplicht tot het vaststellen van een Gemeentelijk Rioleringsplan.
Handleiding Milieuwetgeving
Wet Ruimtelijk Ordening (WRO) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
Wet die onder meer gemeenten verplichten tot het vaststellen van een bestemmingsplan, met een verplichting tot actualiseren om de 10 jaar.
www.vrom.nl
o.a. Watertoets
het Bro verplicht een structuurplan, bestemmingsplan of artikel 19-lid 1 om een waterparagraaf te bevatten die aangeeft op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding.
Handreiking Watertoets 2,
Hoofddoel is het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land. Stedelijk waterbeheer is een speerpunt: met duurzame omgang van water in de stad.
4e Nota Waterhuishouding (1998, Ministerie van Verkeer en Waterstaat)
4e Nota Waterhuishouding,
www.watertoets.nl
66
Niveau
Categorie
Kader
Toelichting
Meer informatie
beleid
Waterbeleid voor de 21e eeuw(WB21)
Advies van de commissie Waterbeheer 21e eeuw. Het waterbeheer moet veranderen om ons land veilig te maken tegen klimaatverandering. Nieuwe aanpak is o. a. ruimte geven aan watersystemen, afwenteling voorkomen en de drietrapsstrategie "vasthouden, bergen, afvoeren".
Waterbeleid voor de 21e eeuw (2000, commissie WB21)
Nationaal Bestuursakkoord Water (N BW)
Overeenkomst tussen Rijk, Interprovinciaal Overleg, Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen. Partijen verplichten zich om het op orde krijgen van de watersystemen in 201 5 en het op orde houden richting 2050.
www.rijkswaterstaat.nl
ClW-rapport 'Samen leven met grondwater, Visie op het voorkomen en oplossen van stedelijke grondwaterproblemen (2004)
Het advies luidt dat de verantwoordelijkheid van grondwateroverlast in stedelijke gebied niet bij één instantie kan worden neergelegd. Zowel burger, gemeente als waterschap hebben hun eigen verantwoordelijkheid.
ClW-rapport 'Samen leven met grondwater' (2004, RWS)
Integrale Waterwet
Moderniseert en integreert bestaande waterwetgeving. De volgende wetten komen hiervoor in aanmerking: Wet op de Waterhuishouding, Wet verontreiniging oppervlaktewater, Wet verontreiniging zeewater, Grondwaterwet, Wet droogmakerijen en indijkingen, Wet op de waterkeringen, Wet beheer rijkswaterstaatswerken en Waterstaatswet 1 900
www.minvenw.nl
Wet Gemeentelijke Watertaken
In deze wet worden de gemeentelijke watertaken uitgewerkt, waarbij ontkoppelen en het verwerken van overtollig grondwater als nieuwe verantwoordelijkheden worden aangemerkt
www.vngnet.nl
Nieuwe Wet op de Ruimtelijke Ordening
In de nieuwe wet krijgen overheden duidelijker eigen verantwoordelijkheden
www.vrom.nl
Kostenveroorzakingsbeginsel(art.lONBW)
Geeft aan op welke wijze kosten met betrekking tot maatregelen ten behoeve van het waterbeheer verdeeld worden
www.vna.nl
Rijk - vervolg
in ontwikkeling
www.nirov.nl
67
Niveau
Categorie ,.
Provincie
Kader
.. ~
.
• ' , , , ; " "~ ;,'"•
-
'
"
•
Toelichting ^V^V"", "*~*
'
•
•
>
,
t
'\
-
Meer informatie "
'~7
"
Beleidsplan Milieu en Water 2000-2004,
beleid
'
Ontwerp-Beleidsplan Groen, Water en Ruimte 2006-2010
Streekplan Zuid Holland Zuid en streekplan Rijnmond,
Provinciaal waterhuishoudingsplan, voor Zuid-Holland. De provincie wil in het ontwerpplan een gezond, groen en veilig leefen investeringsklimaat realiseren. De provincie streeft naar toepassing van de lagenbenadering. Het bevat randvoorwaarden vanuit de ruimtelijke wateropgave.
www.pzh.nl
Ruimtelijk provinciaal beleid met plankaart
www.pzh.nl
geldend binnen beheersgebied waterschap Hollandse Delta Waterschap
' ' \
.
beleid
, ",'**£; ;' ""
'
Waterstructuurplannen: IJsselmonde, GoereeOverflakkee, Hoekse Waard
'
"
." '„
Bevatten het beleid van Waterbeheer 2 1 ' eeuw, met de wateropgave in relatie tot ruimtelijk beleid.
Waterbeheersplan IWBP2 en partiële herziening 2
"-*• *^ *
I •
afdeling beleid van het waterschap www.wshd.nl afdeling beleid van het waterschap www.wsdh.nl
Gemeente* "'
• „> --.-" - ' -x
•» . ••'";, -,,•>',; 4 ,",,,, '
wetgeving
Bestemmingsplan
beleid
Structuurplan, Structuurvisie, Gemeentelijk Rioleringsplan, Afkoppelplan, sectoraal beleid (groen, recreatie, cultuurhistorie, etc).
'< j~ ^
Juridisch planfiguur die ruimtegebruik direct mogelijk maakt.
~ r, , •
Afdeling ruimtelijke ordening gemeente Website en beleidsafdelingen betreffende gemeente
68
Bijlage 2. Functie:
Doelstellingen uit het IWBP2 Waterkwaliteits-
Waterkwantiteits-
Doelstelling oevers
doelstelling
doelstelling:
en ecologische
oppervlaktewater en
infrastructuur:
waterbodem: A.
ECOLOGISCHE FUNCTIE (geldt voor alle wateren)
minimumkwaliteit en biologisch gezond (minimaal ecologische waterkwaliteitsklasse III-B)
voorwaarden scheppen voor bereiken minimumkwaliteit; drooglegging afstemmen op grondgebruik
natuurvriendelijk beheer en onderhoud van oevers, natuurvriendelijke inrichting van oevers waar mogelijk; minimale afmetingen
b. Gebiedsgerichte functies Stedelijk gebied
GrondwaterBeschermingsgebied
het binnen kleine marges regelen van het waterpeil om wateroverlast en schade te voorkomen alsmede een goede doorspoelbaarheid sanering bestaande lozingen en geen nieuwe lozingen
-
-
c. Gebruikgerichte functies Recreatiewater
minimaal zwemwater kwaliteit 2 en eisen ten aanzien van doorzicht
aandacht voor peilbeheer, waterdiepte en stroming
toegankelijke oevers
Zwemwater
minimaal zwemwater kwaliteit 1 en kwaliteitsdoelstellingen wvo (o.a. doorzicht)
aandacht voor peilbeheer, waterdiepte en stroming
toegankelijke oevers
Viswater
besluit kwaliteitsdoelstellingen wvo (water voor karperachtigen)
peilbeheer, passeerbaarheid kunstwerken, voldoende waterdiepte
migratie- en vestigingsmogelijkheden voor vis.
voldoende waterdiepte/afmetingen
oeverbescherming/aanlegplaatsen
Vaarwater
Water voor drinkwaterbereiding
besluit kwaliteitsdoelstellingen
voldoende aanvoer van water
69
Bijlage 3. inleiding
faalmechanismen
Kwantitatieve wateroverlast in stedelijk gebied Het NBW geeft aan dat peilstijgingen die gemiddeld 1 keer in de 100 jaar in het oppervlaktewatersysteem voorkomen, niet mogen leiden tot inundatie. Door in stedelijk gebied alleen te kijken naar inunderen van maaiveld vanuit het open water wordt voorbij gegaan aan het fenomeen 'water op straat'. Dit kan ontstaan door te weinig capaciteit in de riolering of door een te krappe dimensionering van.het watersysteem. In dit laatste geval kunnen peilstijgingen in het open watersysteem boven het niveau van de overstortdrempel komen, en zo de afvoer van de riolering belemmeren ('interactie'). Hieronder worden de faalmechanismen nader uitgelegd. Het functioneren van het watersysteem en de riolering bestaat uit drie 'faalmechanismen': 1. inundatie vanuit het oppervlaktewater Een peilstijging die gemiddeld 1 keer per 100 jaar voorkomt mag niet leiden tot inundatie van de laagste bebouwing in het stedelijk gebied van het oppervlaktewater. 2. water op straat vanuit de riolering De riolering kan aanvullend worden getoetst met een ontwerpbui. Het hanteren van een ontwerpbui uit de Leidraad Riolering (bijv. Bui 6), met een herhalingstijd van, in dit geval T=1 jaar, geeft aan met welke frequentie water op straat optreedt vanuit de riolering. Hiervoor zijn echter geen formeel geldende normen. 3. interactie: water op straat door riolering en oppervlaktewater Ook de interactie kan aanvullend worden getoetst. Een vaak gehanteerde norm is dat een peilstijging in het oppervlaktewater die gemiddeld l keer per 2 jaar voorkomt (T=2 jaar), niet mag leiden tot een verstoorde rioolafvoer waardoor water op straat wordt berekend. Uitgangspunt hierbij is dat overstortdrempels minimaal 25 cm boven streefpeil liggen. Deze getallen zijn echter geen formele geldende normen, maar te hanteren als indicatie voor het optreden van deze vorm van wateroverlast. Hierna wordt nader ingegaan op de modellering van deze vormen van wateroverlast.
70
Tabel B4.1 Normering voor wateroverlast door neerslag door faalmechanisme inundatie
1
Normklasse gerelateerd aan grondgebruiktype:
Maaiveldcriterium:
Basiswerkcriterium 1/jr:
Grasland
5%
1 : 10
Akkerbouw Hoogwaardige land- en tuinbouw
1%
1 : 25
1%
1 : 50
Glastuinbouw
1%
1 : 50
Bebouwd gebied
0%*
1 : 100
Voor bebouwing wordt niet uitgegaan van het laagste maaiveld, maar van de laagste vloerhoogte van de aanwezige bebouwing.
Tabel B4.2 Klimaatscenario's volgens de Commissie Waterbeheer 21e eeuw
middenscenario: neerslagintensiteit buien
+ 10%
zeespiegelrijzing Rijnafvoer zomer (mVs) maatgevende Rijnafvoer (nu IG.OOOmVs) maatgevende Maas (nu 3.800 mVs)
maximumscenario:
middenscenario:
maximumscenario: + 40%
20%
20%
+ 25 cm
+ 60 cm
+ 45 cm
+ 110 cm
-3 a -9%
-5 a-l!
16.800m 3 /s
l 7.600 m3/s
l 7.600 m3/s
IS.OOOmVs
4.180m 3 /s
4.560 m3/s
4.560 m3/s
5.320 m3/s
71
Ad 1. Inundatie vanuit oppervlaktewater wat zijn NBWnormen?
Voor wateroverlast vanuit het oppervlaktewatersysteem gelden de normen zoals aangegeven in tabel B4.1. Deze normen komen voort uit het NBW. Met deze normen worden normeringsberekeningen uitgevoerd door het waterschap.
wat wordt bedoeld met wateropgave?
Uit de normeringsberekeningen volgt een wateropgave per peilgebied. De huidige situatie wordt doorgerekend en daaruit volgt de opgave die het waterschap uit het verleden nog heeft. Deze opgave zal in 2015 opgelost moeten zijn. Hier worden gezamenlijk maatregelen voor bedacht die nader worden uitgewerkt met een kosten-batenanalyse voor verschillende maatregelen (geënt op vasthouden - bergen - afvoeren). Daarnaast wordt het watersysteem doorgerekend met gebruik van de klimaatscenario's. De opgave die hier uit volgt moet voor 2050 zijn ingevuld. De maatregelen om de wateropgave op te lossen moeten voldoende duurzaam zijn en gestreefd moet worden naar de laagst maatschappelijke kosten.
Ad 2. Water op straat hoe te modelleren?
Voor de toetsing van 'water op straat' kan het rioleringsmodel gebruikt worden met de buien uit de Leidraad Riolering. Voor deze vorm van wateroverlast gelden geen formele normen waaraan moet worden voldaan. Voor de riolering zijn vaak korte hevige onweersbuien (minuten) maatgevend terwijl voor het berekenen van inundatie langdurige neerslag (uursommen) maatgevend is. Het doorrekenen van een geïntegreerd ('strengen'-)model met een volledige neerslagreeks vergt veel rekentijd en -capaciteit. Voor de extreme situaties is het simuleren van een volledige reeks een overmatige inspanning, omdat slechts een beperkt aantal gebeurtenissen bepalend zijn. Er bestaat echter een optimum dat bepaald wordt door een selectie te maken van de maatgevende neerslagperioden.
Ad 3. Interactie hoe te modelleren?
Zodra de interactie tussen riolering en oppervlaktewater bepalend kan zijn voor de wateropgave wordt geadviseerd een gecombineerd model te maken. Daarbij wordt de koppeling van de riolering en het watersysteem zo realistisch mogelijk benaderd. Bij het faalmechanisme 'interactie' zal het criterium van de zogenaamde waking (=ruimte tussen de overstortdrempel en waterpeil) maatgevend zijn. Getoetst kan worden of de peilstijging met een herhalingstijd van 2 jaar kleiner of gelijk is aan de hoogte van de laagste overstort (dan wel kleiner dan 25 cm). Dit is géén formeel geldende norm, maar bedoeld als indicatieve norm om deze vorm van wateroverlast te toetsen.