Nationale Commissie voor de Rechten van het Kind Werkgroep Armoede – bedelarij van kinderen Vergadering van 10 december 2007 Verslag
Aanwezig: - Mevr. Mieke CLYMANS, vzw Samenlevingsopbouw Antwerpen provincie, experte uitgenodigd door het Secretariaat van de Commissie - Mevr. Claire HUBERTS, Directoraat-generaal Wetgeving van de FOD Justitie - Mevr. Patricia STEPMAN, vzw Samenlevingsopbouw Antwerpen provincie, experte uitgenodigd door het Secretariaat van de Commissie - Mevr. Karin VAN DER STRAETEN, vervangt Mevr. Elodie VANDENBROUCKE, vertegenwoordigster van de instelling van de Délégué général aux droits de l’enfant - Mevr. Colette VAN LUL, vertegenwoordigster van Minister Dewael - Mevr. Dominique VISEE, vertegenwoordigster van ATD Quart-monde - Mevr. Nele WILLEMS, vertegenwoordigster van de Kinderrechtencoalitie Vlaanderen - Mevr. Mieke VERHEYDE, Secretariaat van de Commissie - Mevr. Hélène STIJNS, Secretariaat van de Commissie
Verontschuldigd: -
Mevr. Françoise CREMER, vertegenwoordiger van minister Laanan Mevr. Nadia DEVROEDE, vervangster van Dhr. Lucien NOUWYNCK, afgevaardigde van het College van Procureurs-Generaal Mevr. Maud DOMINICY, vertegenwoordigster van het Belgisch Comité voor Unicef Dhr. Jacques FIERENS, vertegenwoordiger van de Franstalige universiteiten, Facultés Universitaires Notre Dame de la Paix Dhr. Gérard HANSEN, vertegenwoordiger van de “Union des Conseillers et des Directeurs de l’aide à la jeunesse” Dhr. Herwig HERMANS, vertegenwoordiger van minister Vanackere Dhr. Wouter VANDENHOLE, vertegenwoordiger van de Vlaamse universiteiten, Universiteit Antwerpen
Afwezigen: -
Mevr. Jolanda BLANCHE, vertegenwoordiger van minister Antoine Nationale Commissie voor de Rechten van het Kind –Hallepoortlaan 5-8 te 1060 Brussel Tel : 02/542.72.14 - Fax: 02/542.72.15
1
-
Dhr. Xavier BODSON, vertegenwoordiger van minister Arena Dhr. Tom DEPELSMAEKER, vertegenwoordiger van de federale regering Mevr. Marie-Christine MAUROY, vertegenwoordigster van de ONE (bestuursorganen en instellingen erkend door de Franstalige Gemeenschap) Mevr. Magali PLOVIE, vertegenwoordigster van het Verenigd College van de Communautaire Gemeenschapscommissie Mevr. Isabelle PLUMAT, Fedasil, vertegenwoordiger van minister Dupont
Verslag: Agenda 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Goedkeuring van het verslag De problematiek van de toegang tot de energie De Dienst voor Alimentatievorderingen De plaatsing van arme kinderen De toegang tot vrije tijd en vakantie Onderwijs en armoede Gezondheid en armoede
Mw Hélène STIJNS zit de vergadering voor. Ze vervangt Mw Sarah D’hondt, voorzitter van de NCRK. 1. Goedkeuring van het verslag Mw STIJNS meldt dat Mw VAN LUL en Dhr MINET een aantal opmerkingen bij het vorige verslag per mail doorstuurden en dat die zullen worden opgenomen in het verslag. Mevrouw STIJNS meldt ook dat Mevrouw DEVROEDE reageerde op de aanbeveling van Dhr GEURTS om een overleg te organiseren met de gerechtelijke autoriteiten. Volgens Mw Devroede vindt een dergelijk overleg reeds plaats. Sinds enkele maanden komt, op het initiatief van het Parket van Brussel, een werkgroep samen waaraan de vzw Foyer, de jeugdrechtbank van Brussel en de afdeling Jeugdzaken binnen het Parket van Brussel, deelnemen. Een ontwerp van omzendbrief wordt opgesteld zowel op lokaal (Brussels) niveau als op nationaal niveau. Mw VISEE vraagt of het verslag ook kan worden doorgestuurd naar Dhr Lambert. Mw STIJNS zal hieraan gevolg geven. Mw VAN DER STRAETEN meldt dat Mw TRIFAUX, die op de vorige vergadering aanwezig was, vraagt om de zin “c’est le cas pour tous les enfants” op p. 6 te schrappen. Het verslag wordt goedgekeurd. Mw HUBERTS geeft een aanvulling op wat tijdens de vorige vergadering werd gezegd inzake de strafbaarstelling van bedelarij waarbij kinderen betrokken zijn. Ze verduidelijkt dat in de voorbereidende werken bij de wet van 10 augustus 2005 nergens wordt vermeld dat de strafbaarstelling vereist dat het kind actief mee moet bedelen. De voorbereidende werken hebben het wel steeds over een actief handelen van de ouders maar niet van het kind zelf. Mw Huberts besluit hieruit dat er in de voorbereidende werken geen elementen kunnen worden Nationale Commissie voor de Rechten van het Kind –Hallepoortlaan 5-8 te 1060 Brussel Tel : 02/542.72.14 - Fax: 02/542.72.15
2
gevonden voor de interpretatie van de desbetreffende wetsbepalingen. Het zal derhalve aan de rechtspraak toekomen om hieromtrent duidelijkheid te scheppen. Ze gaat dan ook akkoord om in haar nota de woorden “passivement” en “actif” te schrappen. Mw VAN LUL en Mw HUBERTS verlaten de vergadering. 2. De problematiek van de toegang tot energie Mw Mieke CLYMANS werd als expert uitgenodigd om de werkgroepleden uitleg te geven over het stijgende probleem van energie en armoede. Mw Patricia STEPMAN vergezelt haar. Mw CLYMANS is opbouwwerkster en werkt voor de vzw Samenlevingsopbouw Antwerpen provincie. De vzw focust sinds 2000 ook op energie en armoede via het “Vlaams project energie en armoede”. Het project betreft heel Vlaanderen, maar vond zijn oorsprong in een concreet voorval van volledige afsluiting van gas en elektriciteit in Turnhout. Het overstijgen van het lokale niveau was noodzakelijk gezien het hier vaak gaat om het maken van politieke keuzes. Mw Clymans benadrukt dat mensen vandaag nog steeds volledig van gas en elektriciteit kunnen worden afgesloten. In Wallonië is het aantal gasafsluitingen zelfs toegenomen (rond de 7000 gevallen). Geen enkele regering pakt dit probleem op afdoende wijze aan. Ook bestaat nog geen ombudsman energie. De hoofddoelstelling van het project is dan ook om het recht op energie als een grondrecht te doen erkennen. Mw Clymans wijst op de negatieve gevolgen van de liberalisering van de energiemarkt. In Vlaanderen is dit gestart in 2003. In Wallonië en Brussel in 2007. In eerste instantie is er het probleem dat de Lokale Adviescommissies (LACs) sedert de liberalisering veel meer dossiers te behandelen krijgen (In Antwerpen zijn dit er bijvoorbeeld 150 per week). De LACs zijn commissies op gemeentelijk niveau, verbonden aan het OCMW en opgericht in september 1997. De LACS behandelen de dossiers van mensen met energieschulden. Een concreet dossier wordt er grondig besproken met het oog op het vinden van een oplossing en het voorkomen van een afsluiting. Het stijgen van het aantal dossiers dat bij de LACs terecht komt, heeft een negatieve impact op de leefsituatie van mensen in armoede. Zo bijvoorbeeld werden vroeger meer speciale inspanningen geleverd voor gezinnen met kinderen en alleenstaande moeders. De grote stijging van het aantal dossiers maakt deze speciale aandacht onmogelijk. De LACs hebben verder ook elk hun eigen benadering. Sommige OCMWs hebben aandacht voor energieproblemen en doen een sociaal onderzoek alvorens het dossier aan de LAC voor te leggen. Andere brengen het dossier sneller voor de LAC, dat op zijn beurt soms een voorwaardelijke beslissing neemt. Zo bijvoorbeeld wordt soms beslist om een persoon niet van energie af te sluiten op voorwaarde dat het afbetalingsplan wordt gevolgd. Volgens Mw Clymans is dit gevaarlijk want het laat geen enkele ademruimte. Sommige mensen betalen maandenlang af maar hebben plots problemen en worden hier dan voor afgestraft. Sommige OCMWs hebben er ook geen begrip voor dat de ouder(s) hun kinderen als argument inroepen om niet te worden afgesloten. Naar de stem van kinderen wordt in deze niet geluisterd. Verder wijst Mw Clymans erop dat de liberalisering en de versnippering van de energiemarkt de procedure ingewikkelder heeft gemaakt. Mensen kunnen nu namelijk schulden maken bij Nationale Commissie voor de Rechten van het Kind –Hallepoortlaan 5-8 te 1060 Brussel Tel : 02/542.72.14 - Fax: 02/542.72.15
3
verschillende leveranciers en zien op den duur door de bomen het bos niet meer. Mw Clymans verduidelijkt hoe de schulden zich kunnen opstapelen. Op de vrije markt moet een factuur binnen de 15 dagen worden betaald, zoniet dan wordt een herinnering verstuurd. Deze herinnering kost 4 EUR. Na 15 dagen wordt een ingebrekestelling verstuurd. Die kost 11 EUR. Daarna wordt men uitgesloten van de vrije markt. Dit betekent niet dat men geen energie meer kan krijgen maar wel dat men bij een distributienetbeheerder (bv. Eandis, Infrax, PBE) terecht komt. Hetzelfde scenario kan zich herhalen: factuur, herinnering, ingebrekestelling. Als men dan nog steeds niet kan betalen, dan wordt 60 dagen later een budgetmeter voor elektriciteit geïnstalleerd (voor gas zal dit wellicht in 2008 worden ingevoerd). De budgetmeter is een teller die met een betaalkaart kan worden opgeladen bij een centraal oplaadpunt. Het begrenst je energiegebruik met een ondergrens of zogenaamde minimumlevering. In Vlaanderen was die minimumlevering vroeger 6 ampère. Die werd recentelijk opgetrokken tot 10 ampère. Dit is nog steeds erg weinig en komt neer op ongeveer 2200 Watt. In Brussel is de minimumlevering nog steeds 6 ampère. Deze minimumlevering is niet gratis en kan dus ook nog worden ingetrokken. Dit gebeurt door de LAC. De distributienetbeheerder kan bij de LAC de afsluiting vragen omdat iemand niet betaalt, zijn teller onvoldoende oplaadt of omdat de diensten geen toegang krijgen tot de woning van de betrokkene om de budgetmeter te plaatsen. De situatie is dus uiterst ingewikkeld: men kan vandaag gelijktijdig schulden hebben bij meerdere instanties: met name bij de vrije markt-provider en vervolgens bij de netwerkbeheerder, om tenslotte in de onmogelijkheid te zijn om zijn betaalkaart op te laden. Deze hoeveelheid aan actoren maakt het probleem voor de betrokken mensen in armoede uiterst ingewikkeld. Bovendien kunnen ook nog oude schulden voortbestaan: een schuld opgebouwd vóór de liberalisering van de markt. Mw Clymans benadrukt dat het aantal mensen dat op die manier van de vrije markt wordt verstoten steeds groter wordt. Ze worden door elke leverancier geweigerd. Dit is een groot onrecht, zeker als er kinderen bij betrokken zijn. Mw Clymans wijst ook op het probleem dat mensen zich vaak enorm schamen over het feit dat ze hun schulden niet kunnen aflossen. Haar organisatie krijgt daarom niet veel meldingen van situaties van afsluiting. Een ander probleem dat Mw Clymans aanhaalt, is dat vaak naar uiterst gevaarlijke en dure alternatieven wordt gegrepen. Zo worden petroleumlampen of beschadigde kachels gebruikt. Verder benadrukt Mw Clymans dat elektriciteit ALTIJD betalend is. Ook de minimumlevering, waar ministers zo graag mee uitpakken, is niet gratis. Mw Clymans stelt dat haar organisatie een situatie waarbij de budgetmeter op 0 ampère staat, gelijkschakelt aan een afsluiting. De betrokkenen kunnen hun teller vermoedelijk immers niet meer opladen als ze al zoveel schulden hebben opgebouwd. Sommigen gaan bijvoorbeeld voor 5 EUR opladen maar moeten dan 2,5 EUR administratieve kosten betalen. Mw Clymans benadrukt dat ze met die opvatting alleen staan. De betrokken ministers gaan niet akkoord. Verder merkt Mw Clymans op dat er geen statistieken bestaan over hoeveel mensen in die situatie zitten. Haar organisatie beveelt aan om cijfergegevens bekend te maken van hoeveel mensen op 0 komen te staan. Zo krijgt men een beeld van mensen in armoede.
Nationale Commissie voor de Rechten van het Kind –Hallepoortlaan 5-8 te 1060 Brussel Tel : 02/542.72.14 - Fax: 02/542.72.15
4
Mw STEPMAN verduidelijkt dat enkel momentopnames kunnen worden weergegeven. Statistieken op jaarbasis zijn niet beschikbaar. Mw CLYMANS merkt op dat de regeling waarbij een winterperiode wordt ingeschakeld (vanaf december tot maart mag niet worden afgesloten) niet iedereen ten goede komt. Mensen die reeds werden afgesloten, worden namelijk niet terug aangesloten. Vervolgens wijst Mw Clymans op de problemen met een heraansluiting. Een heraansluiting is slechts mogelijk op initiatief van de afgeslotene. Dit is schrijnend omdat mensen niet worden geïnformeerd over deze regeling. Wegens een gebrek aan informatie vragen mensen er daarom niet zelf om en blijven ze dus afgesloten. Ook moet de LAC unaniem beslissen om iemand opnieuw aan te sluiten. Eén veto volstaat om dit te belemmeren. Ten slotte kost een heraansluiting erg veel geld. Zo kost dit in de provincie Limburg 800 EUR. Elke distributeur kan daar een ander bedrag voor vragen. Mw Nele WILLEMS vraagt wat er gebeurt in geval van een verhuizing. Mw CLYMANS antwoordt dat men dan kan proberen een leverancier te vinden op de vrije markt. Maar die kunnen in hun computersysteem nagaan of er eventueel lopende schulden zijn en desgevallend weigeren. Mw STEPMAN meldt dat bij een verhuizing vaak nog de bijkomende kost van de te betalen waarborg komt. Mw CLYMANS besluit met de volgende aanbevelingen: - afsluiten moet verboden zijn als er kinderen zijn. Dit geldt ook voor mensen met kinderen die illegaal in het land zijn. - er moeten statistieken worden opgesteld inzake mensen die zonder of met weinig energie moeten leven. - de minimumlevering moet gratis zijn. - het recht op energie moet in het interne recht als grondrecht worden ingeschreven. Mw STIJNS stelt samenvattend dat er wel al maatregelen genomen werden door de regeringen maar dat die het probleem niet oplossen. Nieuwe maatregelen zijn noodzakelijk om aan artikel 27 van het IVRK te voldoen. De werkgroepleden onderschrijven deze aanbevelingen en bereiken hierover een consensus. Mw CLYMANS overhandigt een map met informatie over het Vlaams project Energie en Armoede. Mw CLYMANS en Mw STEPMAN verlaten de vergadering. 3. De Dienst voor Alimentatievorderingen Mw STIJNS leidt dit punt in. Uit een contact met de FOD Financiën en een nota doorgestuurd door Mw VAN DER STRAETEN kunnen met betrekking tot alimentatievorderingen drie grote problemen worden afgeleid:
Nationale Commissie voor de Rechten van het Kind –Hallepoortlaan 5-8 te 1060 Brussel Tel : 02/542.72.14 - Fax: 02/542.72.15
5
Ten eerste wordt erop gewezen dat de toegangsvoorwaarden om van de hulp te genieten te streng zijn. Mw VAN DER STRAETEN pleit er daarom voor om de toegangsvoorwaarden aan te passen. Mw VISÉE benadrukt dat het bestaande systeem zware financiële problemen kan veroorzaken voor de familie van de debiteur en deze familie in de armoede kan doen terecht komen. Er rijst zeker een groot probleem als de debiteur insolvabel blijkt te zijn. Verder meldt ze dat de Innocenti-studie van 2005, die als bron werd gebruikt voor de startnota, verouderd is. De situatie is ondertussen verergerd en dit moet worden vermeld in de startnota. Ten tweede bestaat een blijvend probleem op het vlak van de informatieverstrekking: de doelgroep wordt niet voldoende en correct geïnformeerd. Mw VAN DER STRAETEN maakt hiervan melding in haar nota. Mw VISÉE gaat akkoord en benadrukt dat dit een algemeen probleem is dat niet enkel eigen is aan de alimentatievorderingen. Bovendien is er niet enkel een probleem van toegang tot informatie maar ook van toegang tot de hulpdiensten. Ten derde is het feit dat de officiële documenten met betrekking tot het alimentatiegeld (notariële akte) moeten worden voorgelegd, problematisch. Mw VAN DER STRAETEN meldt dat er regelmatig gevallen zijn waarin advocaten weigeren deze documenten te overhandigen zolang ze zelf niet werden betaald. Heel wat dossiers blokkeren op dit punt van de afgifte van officiële documenten. Mw VAN DER STRAETEN stelt voor om die documenten ergens te centraliseren in een database waar de Dienst voor Alimentatievorderingen ze kan consulteren. Mw VISÉE wijst erop dat sommige eenoudergezinnen geen recht (kunnen) doen gelden op alimentatiegeld, wat vaak problematisch is. De werkgroepleden gaan akkoord met deze constateringen en bereiken een consensus over de volgende punten: - De voorwaarden voor de toegang tot hulp moeten worden versoepeld; - De informatieverstrekking aan de doelgroep moet worden verbeterd; - Er moet een oplossing gevonden worden voor het probleem van de afgifte van officiële documenten 4. De plaatsing van arme kinderen Zowel Mw VAN DER STRAETEN als Mw VISÉE stuurden een nota door over de problematiek van kinderen die in arme of precaire gezinnen leven en geplaatst worden om de enkele reden dat hun ouders niet de middelen hebben om hen op te voeden. Mw STIJNS leidt hieruit af dat het hulpaanbod binnen kwetsbare gezinnen nog steeds te zwak en niet gediversifieerd genoeg is. Armoede is dan ook nog steeds een reden om te plaatsen. Mw VERHEYDE vraagt of hierover statistieken bestaan.
Nationale Commissie voor de Rechten van het Kind –Hallepoortlaan 5-8 te 1060 Brussel Tel : 02/542.72.14 - Fax: 02/542.72.15
6
Mw VISÉE meldt dat alleen over erg kleine kinderen statistieken bestaan. Die zijn terug te vinden in een studie van de CODE. Het is een fenomeen dat vaker voorkomt bij kleine kinderen. Twee derde van de plaatsingen van kinderen beneden de zeven jaar zou verband houden met moeilijkheden bij de ouders en 7 à 11 % van deze gevallen steunt louter op armoede. Deze cijfers steunen op een rapport uit 2002 van de OEJAJ. Mw VISÉE benadrukt dat een sociaal woonbeleid cruciaal is om dit probleem uit de weg te ruimen. Mw STIJNS zegt dat een multi-dimensionele bijstand (sociale huisvestingsondersteuning, regulering van de huurprijzen) noodzakelijk is.
huisvesting,
Mw WILLEMS meldt dat Marijke VERSTRAETEN hierover een onderzoek startte aan de Universiteit Gent. Mw STIJNS stelt dat armoede tevens een terugkeer en reïntegratie van het geplaatste kind in de familie kan belemmeren. Iedereen gaat akkoord en meldt dat een multi-dimensionele aanpak nodig is om dit probleem op te lossen. Mw STIJNS concludeert dat een multi-dimensionele bijstand in het gezin is vereist zowel om de kinderen uit de instellingen te houden als om de terugkeer naar familie te vergemakkelijken. Mw VISÉE merkt op dat de hulp niet steeds goed wordt onthaald of begrepen door de ouders. De relatie tussen de ouders en de diensten van de Bijzondere Jeugdzorg is niet steeds goed. Informatie en participatie is noodzakelijk. Ook in hoofde van de kinderen. Beroepsgroepen moeten worden opgeleid in de leefsituatie van de armen. Mw STIJNS concludeert dat de werkgroepleden aanbevelen om de communicatie en de participatie met de ouders en kinderen te verbeteren en hiertoe vormingen te organiseren van de betrokken beroepsgroepen. Mme VISÉE herhaalt het belang van de huisvesting in deze problematiek. De condities moeten verbeteren en een beter sociale huisvestingsbeleid moet worden voorzien om te voorkomen dat kinderen om die reden geplaatst worden. MW Visée merkt verder op dat de kinderen van eenzelfde gezin niet altijd automatisch samen worden geplaatst. Ze dringt er op aan om dit in de toekomst te vermijden en er zo voor te zorgen dat de familiebanden behouden blijven. Mw VAN DER STRAETEN wijst er op dat een plaatsing ook vaak te ver van huis gebeurt. Dit is voor de ouders, die zich dan meerdere keren per week moeten verplaatsen, vaak niet betaalbaar. Hetzelfde probleem stelt zich voor kinderen met ouders in de gevangenis. MW VISÉE vult aan dat ouders die hun kinderen om financiële redenen dan niet meer gaan bezoeken dikwijls met de vinger worden gewezen als zouden ze niet meer geïnteresseerd zijn. Mw STIJNS stelt voor de voorgaande discussie als volgt samen te vatten:
Nationale Commissie voor de Rechten van het Kind –Hallepoortlaan 5-8 te 1060 Brussel Tel : 02/542.72.14 - Fax: 02/542.72.15
7
- Er moet een betere hulpverlening worden georganiseerd, zowel om de kinderen uit de instellingen te houden als om de terugkeer naar familie te vergemakkelijken. Deze hulp moet multidimensioneel zijn (i.e. betrekking hebben op meerdere domeinen: huisvesting, werk, energie, onderwijs, etc.) ; - Ouders moeten beter worden geïnformeerd en een betere communicatie moet worden verzekerd tussen de diensten van de bijzondere jeugdzorg en de ouders. - Voorkeur dient te worden verleend aan een plaatsing dicht bij huis, om de bezoeken betaalbaar te houden, en aan een gezamenlijke plaatsing van broers en zussen, tenzij dit strijdig zou zijn met het belang van één van de kinderen .
De werkgroepleden gaan akkoord met deze conclusies. 5.
De toegang tot vrije tijd en vakantie
Mw VISÉE meldt dat 26% van de jongeren niet zijn aangesloten bij een jeugdbeweging, noch bij een sportclub of enige andere vrijetijdsactiviteit. Deze cijfers steunen op een rapport uit 2002 van de OEJAJ. Veel kinderen gaan ook niet op vakantie. Wel gaan arme kinderen naar openbare speelpleinen in de stad. Maar weinigen gaan naar de jeugdbeweging: er zijn uniformen, uitstapjes etc., die geld kosten. Sommige families worden ook geweigerd door de jeugdbeweging. Mw VAN DER STRAETEN wijst erop dat de jeugdbewegingen geregeld gehandicapte kinderen weigeren. MW VISÉE is van mening dat de verantwoordelijken die deze activiteiten organiseren zouden moeten worden gevormd over het feit dat ook arme kinderen recht hebben om deel te nemen aan vrijetijdsactiviteiten. Er kan wel een klacht worden neergelegd bijvoorbeeld bij de Belgische federatie van de scouts of bij het Centrum voor de Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding. Ze merkt evenwel op dat het gevaarlijk kan zijn om klacht neer te leggen. Dit zou de sociale integratie nog kunnen bemoeilijken en de sociale uitsluiting dus nog kunnen verergeren. Mw VERHEYDE denkt dat het misschien wel nodig is om precedenten te scheppen die zouden kunnen bijdragen tot een mentaliteitswijziging. MW VISÉE merkt verder op dat ook in het onderwijs een vorm van sociale uitsluiting bestaat: studieuitstappen en schoolreizen zijn vaak niet toegankelijk voor arme kinderen omdat hiervoor een bijdrage wordt gevraagd. Net op dergelijke activiteiten worden andere, nauwere banden gesmeed dan in de klas. Bovendien komt dit hun onderwijsniveau niet ten goede, aangezien in de lessen soms naar deze uitstappen wordt verwezen. Mw STIJNS concludeert dat meer aandacht moet uitgaan naar de realisatie van het recht op vrije tijd (artikel 31 IVRK), het recht op onderwijs (art. 28 IVRK) en het recht op ontwikkeling (art. 6 IVRK) van kinderen in armoede. De werkgroepleden gaan hiermee akkoord.
Nationale Commissie voor de Rechten van het Kind –Hallepoortlaan 5-8 te 1060 Brussel Tel : 02/542.72.14 - Fax: 02/542.72.15
8
MW VISÉE meldt nog dat in Frankrijk jaarlijks vakantiecheques worden uitgedeeld. In België gebeurt dit niet. In Vlaanderen bestaan er wel organisaties die arme kinderen helpen om op vakantie te vertrekken maar het betreft enkel privé-initiatieven. Mw WILLEMS meldt het bestaan van het Steunpunt Vakantieparticipatie in Vlaanderen. Ook zijn er jeugdbewegingen die bijzondere aandacht schenken aan armere kinderen. Mw STIJNS sluit dit punt af.
6.
Onderwijs en armoede
Vooreerst meldt MW VISÉE dat volgens sommige peilingen 3 tot 4 op de 10 kinderen die in armoede leven in het bijzonder onderwijs zitten. Vervolgens leidt Mw STIJNS dit punt in met de vermelding dat het punt van de kosteloosheid van het onderwijs niet zal worden besproken in deze werkgroep omdat het al het voorwerp heeft uitgemaakt van bespreking in een andere werkgroep. Verder meldt ze dat voorzien was dat een eerste deel van de discussie zou worden ingeleid door Dhr Hermans van het Vlaams Kabinet Welzijn. Hij zou een bijdrage leveren over het Vlaams Actieplan inzake de strijd tegen de armoede. Dhr Hermans meldde evenwel dat hij niet aanwezig kon zijn. Dit punt zal dan ook niet worden besproken. Mw STIJNS stelt voor om over te gaan tot het tweede deel van de discussie inzake de vraag naar de impact van armoede op het onderwijs van kinderen die leven in gezinnen in armoede. Dit punt werd aangehaald in de nota van Mw VAN DER STRAETEN. Ze wijst bij wijze van voorbeeld naar de studie uitgevoerd door Dhr. TREMBLAY betreffende de verwijzing van kinderen naar het bijzonder onderwijs van type 8. Uit deze studie blijkt dat het gebrek aan ondersteuning van kinderen uit kwetsbare gezinnen ertoe kan leiden dat die in het bijzonder onderwijs terecht komen, zonder enige verdere verantwoording. Mw VAN DER STRAETEN wijst op een project in het Franse-Gemeenschapsonderwijs waaraan vier scholen deelnemen De doelstelling is te vermijden dat kinderen worden doorverwezen naar het bijzonder onderwijs als hiertoe geen echte behoefte bestaat en wanneer die dankzij de nodige ondersteuning in het gewoon onderwijs kunnen blijven. Door extra krachten in te zetten wordt ernaar gestreefd om het niveau op te krikken. Mw WILLEMS zegt dat in Vlaanderen gelijkaardige projecten liepen in het kader van de zorgverbreding (voorloper van het GOK-decreet). Het uitgangspunt was ook hier om de doorstroom naar het buitengewoon onderwijs tegen te gaan via een betere begeleiding van de leerlingen in het gewoon onderwijs. Mw Willems wijst er op dat dit echter een omgekeerd effect heeft gehad. Meer aandacht voor leerproblemen heeft ervoor gezorgd dat meer kinderen met leerproblemen werden geïdentificeerd en naar het buitengewoon onderwijs werden doorverwezen. MW VISÉE haalt een Zwitsers voorbeeld aan. Daar dacht men het probleem op te lossen door de klassen in de eerste jaren te verkleinen. Maar dat leverde niets op. De lessen bleven namelijk dezelfde en er ging geen aandacht uit naar de zwakkere leerlingen. Volgens Mw Visée is inspectie dan ook noodzakelijk. Nationale Commissie voor de Rechten van het Kind –Hallepoortlaan 5-8 te 1060 Brussel Tel : 02/542.72.14 - Fax: 02/542.72.15
9
Mw VAN DER STRAETEN merkt op dat sommige aandoeningen ook kunnen worden aangepakt buiten de school, door specialisten. Daar moeten dan wel middelen voor worden vrijgemaakt. Ze verwijst in dit verband naar wat ze tijdens de eerste vergadering zei inzake de studie van Luc Tremblay over kinderen in het type 8 onderwijs (dyslexie, dyscalculie). Volgens dit onderzoek blijkt 80 % van de ouders van deze type 8 kinderen werkloos of arbeider te zijn. Waar zijn dan de dyslectische dochters en zonen van advocaten en dokters? Ouders die over de nodige financiële middelen beschikken, slagen erin om hun kinderen in het algemeen onderwijs te handhaven. Kinderen in armoede zouden hier niet van mogen worden uitgesloten. MW VISÉE merkt nog op dat de gelijke kansen in het onderwijs in België en in de Franse Gemeenschap in het bijzonder, geenszins zijn verzekerd. Mw STIJNS concludeert dat de werkgroepleden het erover eens zijn dat nog steeds teveel kinderen in armoede in het buitengewoon onderwijs terecht komen terwijl ze mits een correcte ondersteuning in het gewoon onderwijs zouden kunnen blijven. Preventieve maatregelen alsook controle zijn dan ook noodzakelijk om hieraan te verhelpen. MW VISÉE meldt dat ze graag ook de verslagen van de andere werkgroepen zou willen ontvangen. Ze zou hierop haar eventuele opmerkingen kunnen doorgeven. Mw STIJNS zegt dat, na afloop van de werkgroepen, alle documenten kunnen worden doorgestuurd. Hierop zullen omwille van praktische redenen en tijdgebrek echter geen opmerkingen meer kunnen worden geformuleerd. Mw STIJNS besluit dit punt met de volgende conclusies waarmee de werkgroepleden zich akkoord verklaarden : - Er moet bijzondere aandacht uitgaan naar de nog bestaande ongelijkheden in het Belgische onderwijs. Preventieve maatregelen, zoals gratis gespecialiseerde buitenschoolse begeleiding, alsook controle zijn dan ook noodzakelijk om hieraan te verhelpen; - Het is noodzakelijk aandacht te blijven schenken aan de eventuele perverse effecten van hulpverlening (cf. tussenkomst van Mw Nele Willems.)
7.
Gezondheid en armoede
Mw STIJNS leidt dit laatste punt in. Het probleem dat hier voorligt, is dat van het uitstellen van medische zorgen omwille van financiële redenen, wat uiteraard aanleiding geeft tot verdere gezondheidsproblemen. Mw VAN DER STRAETEN meldde dit punt in haar nota. MW VISEE meldt dat slechte levensomstandigheden veel meer een oorzaak zijn van een slechte gezondheid bij armen dan het feit dat ze geen toegang hebben tot de gezondheidszorg. Dit wordt pas in tweede instantie een probleem, wanneer ze de medische kosten niet meer kunnen betalen. De werkgroepenleden constateren dat we steeds met hetzelfde probleem worden geconfronteerd: er is nood aan een algemeen en multidimensioneel beleid voor de eliminatie van de verschillende specifieke problemen die werden aangehaald tijdens deze vergadering.
Nationale Commissie voor de Rechten van het Kind –Hallepoortlaan 5-8 te 1060 Brussel Tel : 02/542.72.14 - Fax: 02/542.72.15
10
Mw STIJNS concludeert dat er een algemeen beleid moet komen, op elk niveau en in alle domeinen om de levenstandaard van gezinnen in armoede te verbeteren. Een algemene verbetering van de levensstandaard zal leiden tot een vermindering van de gezondheidsproblemen die een gevolg zijn van een te lage levensstandaard. Anderzijds zal het vermijden dat arme gezinnen hun gezondheidszorgen om financiële redenen moeten uitstellen. De werkgroepleden gaan hiermee akkoord. Mw STIJNS meldt nog dat de volgende vergadering zal doorgaan op 18 februari 2008, van 9:30-13:00. De vergadering wordt afgesloten.
Nationale Commissie voor de Rechten van het Kind –Hallepoortlaan 5-8 te 1060 Brussel Tel : 02/542.72.14 - Fax: 02/542.72.15
11