LOCC cover_Nationaal crisisplan:Opmaak 1
12-08-2008
11:16
Pagina 1
Nationaal crisisplan
Hoogwater en overstromingen
Nationaal crisisplan
Hoogwater en overstromingen
Beleidsdraaiboek; Operationele strategie; Communicatiestrategie
Nationaal crisisplan
Hoogwater en overstromingen Deel 1: Beleidsdraaiboek Deel 2: Landelijke operationele strategie Deel 3: Landelijke communicatiestrategie
1
Uitgave Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Directoraat-generaal Veiligheid Directie Crisisbeheersing Postbus 100 3970 AC Driebergen www.minbzk.nl Productiebegeleiding Directie Communicatie en Informatie/ Grafische en Multimediale Diensten Ontwerp Grafisch buro Van Erkelens, Den Haag Zetwerk Formzet BV, Rijswijk ZH Druk Koninklijke Broese en Peereboom, Breda
Aan deze publicatie kunnen geen rechten worden ontleend. Vermenigvuldiging van informatie uit deze publicatie is toegestaan, mits deze uitgave als bron wordt vermeld. 58699/8347-GMD13 Augustus 2008
2
Inhoud Deel 1: Beleidsdraaiboek Inhoudsopgave deel 1
7
1
Inleiding
9
2
Aanpak: Inhoudelijke onderbouwing
13
3
Landelijke crisisorganisatie en betrokken organisaties
21
4
Proces
33
5
De DCC’s en hun netwerken
59
Bijlagen
67
Deel 2: Landelijke operationele strategie Inhoudsopgave deel 2
105
1
Inleiding en verantwoording
107
2
Naar een gekwantificeerde hulpvraag; de opdracht
111
3
Toelichting bij de inhoud
119
Bijlagen
123
Deel 3 Landelijke communicatiestrategie Inhoudsopgave deel 3
135
1
Inleiding
137
2
Doel draaiboek
139
3
Uitgangspunten voor crisiscommunicatie bij hoogwater en overstromingen
141
4
Van scenario’s en fasering naar communicatie
145
3
4
Nationaal crisisplan
Hoogwater en overstromingen Deel 1: Beleidsdraaiboek
6
Inhoud 1 1.1
2
3
Inleiding Inleiding 5 1.2 Doel 1.3 Doelgroep 1.4 Definities Hoogwater en Overstroming 1.5 Onderdeel van het Nationaal Crisisplan Hoogwater en Overstromingen 1.6 Relatie met draaiboek Hoogwater- en Stormvloedcrises van Verkeer en Waterstaat 1.7 Beheer 1.8 Leeswijzer Aanpak: Inhoudelijke onderbouwing 2.1 Inleiding 2.2 Scenario’s: Waar mogen we van uitgaan en wat betekent dat voor de beschrijving van het handelen in dit draaiboek? 2.2.1 Waar mogen we vanuit gaan 2.3 Gevolgen voor het optreden van de crisisbeheersingsorganisatie: Gefaseerde opschalingsstructuur 2.4 Hoogwater = bovenregionaal optreden 2.5 Bovenregionaal optreden = landelijke regie Landelijke crisisorganisatie en betrokken organisaties 3.1 Inleiding 3.2 Rol gemeentelijke, regionale en provinciale crisisorganisaties 3.3 Rol van de Rijksoverheid 3.4 Interdepartementale informatie- en coördinatie: de partijen, hun taken en bevoegdheden 3.4.1 De actoren 3.4.2 Contact veiligheidsregio’s, provincies en waterschappen 3.5 Interdepartementale informatie en coördinatie: het informatie- en besluitvormingsproces
9 9 10 10 11 11 11 12 13 13 13 13 15 19 20 21 21 21 21 25 25 29 31
4
Proces 4.1 Inleiding 4.2 Beschrijving proces fasen 0,1 en 2 4.3 Beschrijving proces fase 3
33 33 34 36
5
De DCC’s en hun netwerken 5.1 Inleiding Overzicht rollen Rijk bij Hoogwater 5.2 Overzicht crisisstructuren DCC’s 5.2.1 Netwerkschema Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing (DCC) Ministerie van Verkeer en Waterstaat 5.2.2 Netwerkschema Departementaal Coördinatiecentrum (DCC) Ministerie van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit 5.2.3 Netwerkschema Departementaal Coördinatiecentrum (DCC) Ministerie van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieu
59 59 61 61
7
61 62 63
5.2.4 Netwerkschema Departementaal Coördinatiecentrum (DCC) Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport 5.2.5 Netwerkschema Departementaal Coördinatiecentrum (DCC) Ministerie van Economische Zaken
64 65
Bijlage 1
Begrippen/Afkortingen
67
Bijlage 2
Relevante Websites
69
Bijlage 3
Kaart van Veiligheidsregio’s
71
Bijlage 4
Indeling Waterschappen
73
Bijlage 5
Indeling Dijkringen
75
Bijlage 6
Werkingsgebied waarschuwende instanties en rol LCO
79
Bijlage 7
Verantwoording methodiek generieke hoogwaterscenario’s
83
Bijlage 8
Informatielijnen bottom-up bij interregionale overstroming
91
Bijlage 9
Overzicht van de maatregelen per strategie en per rampbestrijdingsproces
97
Bijlage 10
Sfeerbeeld grootschalige overstromingen
99
Bijlage 11
Literatuurlijst
101
8
1
Inleiding 1.1
Inleiding Rampbestrijdingsplannen voor overstromingen in Nederland gaan tot op heden veelal uit van rampscenario’s op regionale schaal en zijn gericht op inzet in de getroffen regio. De centrale overheid komt in de plannen slechts beperkt aan bod, of wordt impliciet een passieve (reactieve) rol toegekend. Bij hoogwater en grootschalige overstromingen, zal de (dreigende) ramp zich over meerdere regio’s tegelijk verspreiden en ook de niet-getroffen regio’s krijgen een taak in het bieden van hulp aan de getroffen regio’s en het opvangen van mensen uit die regio’s. Alleen een voorbereiding op gemeentelijke of regionale schaal volstaat niet. De huidige situatie heeft veel te maken met het feit dat in Nederland taken en bevoegdheden ten aanzien van rampenbestrijding vooral decentraal zijn neergelegd. Over de rol van het Rijk bij regiogrensoverschrijdende calamiteiten bestaan inmiddels verschillende verwachtingen. Dat bij bovenregionale calamiteiten coördinatie vanuit het Rijk noodzakelijk is, wordt breed onderkend1. Dit beleidsdraaiboek beschrijft hoe het Rijk deze coördinerende rol invult. Het draaiboek is een onderdeel van het Nationale Crisisplan Hoogwater en Overstromingen. Het Nationaal Crisisplan Hoogwater en Overstromingen omvat: 1. het landelijke Beleidsdraaiboek Hoogwater en Overstromingen; 2. de landelijke Operationele Strategie Hoogwater en Overstromingen; 3. de landelijke Communicatiestrategie Hoogwater en Overstromingen.
1.2
Doel In dit beleidsdraaiboek wordt de rol van het Rijk ten aanzien van hoogwater en overstromingen praktisch ingevuld. Dit draaiboek beschrijft het interdepartementaal handelen: • in onderlinge relatie (informatie en besluitvorming); • richting provincies en veiligheidsregio’s; • richting departementale netwerkpartners. Doel van dit draaiboek is om een werkwijze te beschrijven, waarmee zowel de bestuurlijk als operationeel betrokken partijen zo effectief mogelijk kunnen inspelen op de (dreigende) overstroming; dit om de gevolgen van de overstroming zoveel mogelijk te beperken en/of te beheersen. Kaderstellend voor dit draaiboek is het nationale Handboek Crisisbesluitvorming. Dit draaiboek is ontwikkeld in afstemming met het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Specifieke uitwerking van hun waterstaatkundige rol is vastgelegd in het landelijk draaiboek Hoogwater- en Stormvloedcrises. 1
9
Zie verslag bestuurlijk congres 31 mei 2006.
Het VenW-draaiboek beschrijft het handelen van en de afspraken tussen de betrokken instanties binnen de waterkolom. De afspraken in dit draaiboek sluiten aan op die in het VenW-draaiboek en het landelijk draaiboek ‘het rijk en evacuaties’.
1.3
Doelgroep Dit beleidsdraaiboek is bestemd voor degenen, die een rol spelen in de interdepartementale crisisbeheersingsorganisatie én voor hen, die op grond van hun rol in een voor hoogwater en overstromingen relevante sector, contact hebben met deze organisatie, bijvoorbeeld calamiteitencoördinatoren in de waterkolom. Daarnaast is het draaiboek bestemd voor degenen binnen de bestuurlijke kolom, die op grond van hun rol in hun eigen calamiteitenorganisatie op enig moment moeten gaan afstemmen met vertegenwoordigers van de interdepartementale crisisbeheersingorganisatie (regionale bestuurders en operationele leiders). Ten behoeve van deze doelgroepen is binnen dit project een extra hulpmiddel ontwikkeld, de Handreiking Hoogwatergevolgbestrijding. Deze handreiking (brochure) bevat een overzicht van de ‘schakelmomenten’ tussen regionale (gemeentelijke, provinciale, functionele) en centrale besluitvorming en geeft een toelichting op de aansluiting tussen de regionale en interdepartementale beslisstructuren.
1.4
Definities Hoogwater en Overstroming Het beleidsdraaiboek Hoogwater en Overstromingen is gericht op de activiteiten die gericht zijn op het beheersen, beperken en bestrijden van de gevolgen van een dreigende en/of feitelijke overstroming. We spreken van een overstroming als er een bres in een waterkering ontstaat en/of er over een grote lengte dusdanig grote hoeveelheden water over een kering lopen dat de instroom niet kan worden gestopt met noodmaatregelen.2 Het begrip ‘overstroming’ heeft betrekking op rivieren, kust en meren én de grootschalige gevolgen van de overstroming in termen van mensenlevens en schade. Overstromingen zijn het gevolg van een combinatie van natuurlijke oorzaken (storm en/of overvloedige regenval) en menselijk of technisch falen.3 Aangenomen wordt, dat een overstroming van een kanaal als een regionale calamiteit kan worden behandeld. Dit draaiboek is niet alleen gericht op de feitelijke overstroming, maar ook op alle activiteiten die zijn gericht op het beheersen, beperken en bestrijden van de gevolgen van een dreigende overstroming, ook wel ‘hoogwater’ genoemd.4 Bij hoogwater is het water boven een vooraf bepaald peil gestegen, maar is nog geen sprake van falen van de keringen. Hoewel in deze situatie de ramp dan (nog) niet heeft plaatsgevonden, is er wél sprake van een crisissituatie en wordt groot opgeschaald: het volledige rampbestrijdingspotentieel wordt ingezet (respons vóór de ramp). Daarmee wijkt deze situatie af van veel andere ramptypen (respons ná de ramp). Overigens kan, maar hoeft hoogwater niet noodzakelijkerwijs te worden gevolgd door een overstroming.
2 3
4
10
Project Nationale Veiligheid, zelfevaluatie Toenemend overstromingsrisico (2006), p.6 Een andere oorzaak zou kunnen zijn menselijke kwade wil. Dit draaiboek is van toepassing op de gevolgbestrijding in een dergelijke situatie; parallel hieraan loop het handelen van Justitie in het kader van de draaiboeken Terrorisme. Overigens wordt bij rivieren en het IJsselmeer gesproken van Hoogwater, bij de kust van Stormvloed. Om de indruk te vermijden dat het twee verschillende ramptypen betreft, kiezen we in dit draaiboek voor één benaming: hoogwater.
Anders gezegd: het draaiboek beschrijft naast het optreden bij een overstroming ook de alertering en de te nemen maatregelen bij een dreigende overstroming.5 Om misverstanden te voorkomen, kiezen we in dit draaiboek de term ‘hoogwatergevolgbestrijding’ voor alle activiteiten gericht op het beheersen, beperken en bestrijden van de gevolgen van een dreigende en/of feitelijke overstroming.
1.5
Onderdeel van het Nationaal Crisisplan Hoogwater en Overstromingen Hoogwater heeft al snel het karakter van een grootschalige crisis. De aard en de omvang van dit ramptype brengt per definitie met zich mee dat meerdere gemeenten, dijkringen, regio’s of zelfs provincies getroffen kunnen worden. Dat geldt niet alleen voor de instanties binnen het (potentiële) rampgebied, maar ook voor de gemeenten, dijkringen en regio’s daarbuiten. In deze gebieden worden de evacués opgevangen en verzorgd, en worden schadeverhaal en nazorg georganiseerd. Dit zijn veelal langdurige processen, die veel vragen van de betrokken overheden en hulpverleningsorganisaties. Door de omvang van de crisis en van de maatschappelijke ontwrichting die hieruit volgt, vereisen deze processen nationale coördinatie. Hetzelfde geldt voor de inzet van de – schaarse – rampenbestrijdingsmiddelen. In de landelijke Operationele Strategie Hoogwater en Overstromingen worden vraag en aanbod van deze middelen optimaal afgestemd. De Strategie ondersteunt de veiligheidsregio’s en het Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum (LOCC) in een proactieve en gestructureerde afhandeling van alle bijstandaanvragen. Gezamenlijk richten het Beleidsdraaiboek en de Operationele Strategie zich op de bestuurlijke en operationele aanpak van (dreigende) overstromingen. Aanvullend op het Beleidsdraaiboek en de Operationele Strategie is de Communicatiestrategie Hoogwater en Overstromingen van het Expertisecentrum Risico- en Crisiscommunicatie (ERC). Hierin worden de nationale communicatiestrategie, alsmede een aanpak voor de crisiscommunicatie op hoofdlijnen, beschreven.
1.6
Relatie met draaiboek Hoogwater- en Stormvloedcrises Verkeer en Waterstaat Dit draaiboek kent een sterke interactie met het draaiboek Hoogwater- en Stormvloedcrises van het ministerie van VenW. Het VenW-draaiboek betreft het waterstaatkundig6 handelen van de uitvoeringsorganisatie Rijkswaterstaat bij (dreigende) grootschalige overstromingen (met name informatievoorziening, beheer eigen waterstaatswerken en waterstaatkundige maatregelen; dit draaiboek gaat in op het beperken, beheersen en bestrijden van de maatschappelijke effecten van hoogwater en overstromingen. Beide draaiboeken gaan uit van dezelfde scenario’s en kennen een eenduidige, geïntegreerde opschalingsstructuur (paragraaf 2.3).
1.7
Beheer Het beheer van het Nationale Crisisplan is in handen van de directie crisisbeheersing van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Daarbinnen is het beleidsdraaiboek in het beheer van het Nationaal Crisiscentrum (NCC). Het NCC voert het beheer in samenwerking met de betrokken departementen. 5 6
11
Voor een sfeerbeeld van een grootschalige overstroming zie bijlage 12. De zogenaamde droge taken zoals wegbeheer zijn daarin niet meegenomen.
De minister van BZK is coördinerend bewindspersoon ten aanzien van crisisbeheersing. Zijn coördinerende verantwoordelijkheid strekt zich uit binnen zowel de verticale, algemeenbestuurlijke kolom als met de functionele, horizontale kolom (zie figuur 1). Vanwege haar aard en omvang is hoogwater een ramptype, dat coördinatie vereist binnen zowel de verticale als de horizontale kolom; om die reden is het beheer van dit document binnen het ministerie van BZK belegd. Figuur 1 Sturingsrelaties bij watergerelateerde crisis
Functionele keten
Algemene keten
Minister van VenW
Minister van BZK
Gedeputeerde Staten
Commissaris van de Koningin
Dijkgraaf
Burgemeester
Bevelslijn
Opdracht
Aanwijzing
1.8
Leeswijzer De inhoudelijke onderbouwing van dit draaiboek beschrijven wij op hoofdlijnen in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de taken en bevoegdheden van de actoren in de nationale crisisstructuur. Deze hoofdstukken zijn te gebruiken als ijkpunten bij de actualisering van de regionale preparatie op hoogwater en overstromingen. Hoofdstuk 4 van dit draaiboek vormt de leidraad voor het handelen in een crisissituatie. Per fase wordt het handelen van alle actief betrokken partijen concreet weergegeven. Dit hoofdstuk is door de verantwoordelijken binnen de regionale crisisstructuren te gebruiken als leidraad bij de respons. In hoofdstuk 5 worden de taken en bevoegdheden in overzichten en beschrijvingen van het handelen van de betrokken departementen vertaald.
12
2
Aanpak: Inhoudelijke onderbouwing
2.1
Inleiding Dit Beleidsdraaiboek Hoogwater en Overstromingen is bedoeld als een praktisch, werkbaar hulpmiddel. Het beschrijven van de algemene crisisbeheersingsorganisatie, met haar formele taken, bevoegdheden en structuren, alléén biedt in de praktijk onvoldoende houvast om ook onder grote tijdsdruk, in zeer specifieke omstandigheden effectief en eenduidig te kunnen acteren. Relevant is de dynamiek van de hoogwaterscenario’s, waarvoor de crisisbeheersingsorganisatie zich ziet gesteld. De hoogwaterscenario’s genereren het kader waar de verschillende hulpverleningsdiensten, de veiligheidsregio’s en het Rijk hun handelen op richten. Wat er op de crisisbeheersingsorganisatie afkomt (knelpunten, dilemma’s), is te typeren middels ‘gemene delers’, die gerelateerd zijn aan de verschillende fasen van handelen van de crisisbeheersingsorganisatie. Deze fasen bepalen de structuur van het inhoudelijke gedeelte van dit document. Het inhoudelijke gedeelte van dit draaiboek berust dus op twee pijlers: • Een aantal generieke hoogwaterscenario’s, die de context bepalen waarin de crisisbeheersingsorganisatie (waarvan het Rijk deel uit maakt ) handelt: de ‘situationele kaders’; • De verschillende fasen in het crisisbeheersingsproces, die kenmerkend zijn voor de knelpunten en dilemma’s die aan o.a. het Rijk worden voorgelegd: ‘de vraag.’ In dit hoofdstuk beschrijven we deze pijlers op hoofdlijnen. Daarnaast geven we aan wat beide gemeen hebben en wat kenmerkend is voor het ramptype overstromingen: er is per definitie sprake van bovenregionaal optreden! Waarom dit zo is en wat dit betekent voor de opschaling van de crisisbeheersingsorganisatie maken we duidelijk in de derde paragraaf van dit hoofdstuk.
2.2
Scenario’s: Waar mogen we van uitgaan en wat betekent dat voor de beschrijving van het handelen in dit draaiboek?
2.2.1
Waar mogen we vanuit gaan De beschrijvingen in dit draaiboek zijn nadrukkelijk geplaatst in de specifieke context van hoogwater. Daarbij is gezocht naar typeringen die voldoende flexibiliteit en herkenbaarheid bevatten om te voorzien in verschillende situaties (weercondities, geografische en infrastructurele kenmerken, bevolkingsaantallen- en opbouw, evacuatiesnelheid enz.), maar niet gebiedsspecifiek zijn.7 Dit om te komen tot een generiek – in meerdere situaties toepasbaar – plan.
7
13
De gebiedsspecifieke scenario’s worden beschreven in de regionale rampbestrijdingsplannen Hoogwater.
De scenario’s zijn gebaseerd op de volgende, onderscheidende, criteria: • Het aantal personen in het betreffende gebied, uit te splitsen in: – het aantal evacués per uur – het aantal achterblijvers. • De tijd die nodig is om mensen uit het gebied te evacueren, te onderscheiden in: – weinig tijd: beschikbare tijd < benodigde tijd – veel tijd: beschikbare tijd > benodigde tijd. Dit leidt tot onderstaande vier generieke scenario’s: Figuur 2 Vier generieke scenario’s
Weinig mensen bedreigd
Veel tijd
Weinig tijd
Minst ernstige overstromingsscenario (scenario 1)
(scenario 2)
(scenario 3)
Meest ernstige overstromingsscenario (scenario 4)
Veel mensen bedreigd
In het ernstigste overstromingsscenario (weinig tijd beschikbaar, veel mensen bedreigd), kan een minder brede belangenafweging worden gemaakt dan in het minst ernstige scenario (veel tijd beschikbaar, weinig mensen bedreigd). Dat (enige) tijd beschikbaar is, wordt in bovengenoemde scenario’s verondersteld. Sinds het verschijnen van het rapport ‘Risico’s in bedijkte termen’8 wordt echter onderkend, dat het mogelijk is, dat een waterkering zonder enige waarschuwing bezwijkt. We houden daarom rekening met een extreme variant van het meest ernstige overstromingsscenario: geen (of minimale) tijd. In het rapport ‘Worst credible floods van het ministerie van VenW zijn de ‘ernstigste realistische’ overstromingsscenario’s uitgewerkt voor de kust, het rivierengebied en het IJsselmeergebied. Van deze scenario’s geldt het scenario voor de kust qua omvang en tijdspad als het ernstigst. Dit scenario laat zien, dat een overstroming bij uiterst extreme weersomstandigheden (= kans kleiner dan 1 x per 10.000 jaar) grote delen van het westen van Nederland kan treffen. Uit het scenario blijkt ook, dat ook in die situatie grote delen van het westen van het land niet getroffen zullen worden vanwege ligging (relatief hoog,of direct achter een brede duinenrij, of ‘beschermd’door binnendijken/kades). Wat betekent dit voor het handelen van het Rijk? De hulpvragen (capaciteit, informatie en coördinatie) aan het Rijk zullen per generiek scenario verschillen! De regio’s immers stemmen hun inzet af op de: • De beschikbare tijd tussen het officiële moment van waarschuwen en het verwachte tijdstip van overstromen; • De benodigde tijd om de inwoners uit het verwachte overstromingsgebied te evacueren. Dit betekent dat hun handelen op hoofdlijnen kan worden getypeerd met de volgende strategieën: • Bron- en effectmaatregelen: maatregelen gericht op het versterken of herstellen van (verwachte) zwakke plekken in de waterkering;
8
14
Risico’s in bedijkte termen, RIVM, 2004.
•
Evacuatie: maatregelen gericht op het verwijderen van de inwoners uit het verwachte overstromingsgebied en het opvangen en verzorgen in andere gebieden; Hulp aan achtergeblevenen: maatregelen gericht op het redden en de primaire levensbehoeften van de inwoners die niet tijdig het overstromingsgebied kunnen verlaten; Beheer omgeving: maatregelen gericht op het beperken van onherstelbare schade aan: – het milieu – de economie – het sociaal-maatschappelijk functioneren – de bescherming van de vitale infrastructuur.9
• •
Figuur 3 Invulling van de vier generieke scenario’s met strategieën
Weinig mensen bedreigd
Veel mensen bedreigd
Veel tijd
Weinig tijd
Waterbeheermaatregelen Evacuatie Beheer omgeving
Waterbeheermaatregelen Evacuatie
(scenario 1) vb. Noordwaard, Land van Altena
(scenario 2) vb. Schouwen-Duiveland, Waddeneilanden
Waterbeheermaatregelen Evacuatie Hulp aan achtergeblevenen Eventueel: Beheer omgeving Hulp aan achtergebleven (scenario 3) vb. KAN-gebied Nijmegen-Arnhem
(scenario 4) vb. Kust Zuid-Holland
Ook voor het Rijk zijn deze strategieën richtinggevend in de besluitvorming over coördinatie, voorlichting en schaarsteverdeling.
2.3
Gevolgen voor het optreden van de crisisbeheersingsorganisatie: Gefaseerde opschalingsstructuur Dit draaiboek heeft primair een functioneel doel. Het handelen van het Rijk wordt gestuurd door het type overstromingsscenario waarmee Nederland wordt geconfronteerd en de vragen (dilemma’s, knelpunten) die dit genereert. Deze verschillen per tijdsfase. Om die reden volgt de structuur van dit document de verschillende, onderscheidende coördinatiefasen. Deze coördinatiefasen verlopen parallel aan de coördinatiefasen zoals die binnen de waterkolom worden gehanteerd. Hiermee sluit dit draaiboek aan op het VenW-draaiboek. Het landelijke Beleidsdraaiboek Hoogwater en Overstromingen hanteert de volgende structuur: Fase 0: Fase 1: Fase 2: Fase 3:
9
15
Normale beheerssituatie Regionale afhandeling van de crisissituatie Landelijke coördinatie van de crisissituatie in de waterkolom (dreigende) overstroming als gevolg van hoogwater Fase 3a: Voorbereidingsfase: Periode tussen officiële waarschuwing en besluit tot al dan niet (gehele) evacuatie Fase 3b: Evacuatiefase: Periode tussen besluit tot wel/niet evacuatie en moment van overstromen; Fase 3c: Acute fase; Fase 3d: Stabilisatiefase.
Waaronder drinkwaterbedrijven, chemische en nucleaire industrie.
Figuur 4 Reguliere opschalingsschema’s
Landelijk opschalingsschema Hoogwater en Stormvloed
Waarschuwingspeil
RD-en en Waterschappen Voorbereiden op hoogwater of stormvloed
Coördinatiefase 1: Regionale coördinatie
Alarmpeil
Falen waterkeringen / kunstwerken
Coördinatiefase 0: Preventieve maatregelen
Informatieve opschaling Verwachte waterstanden
Organisatorische (en bestuurlijke) opschaling Nee
Waterkolom (operationeel) • • • •
Dijkbewaking
Kritiek peil
DCC-VenW Regionale Diensten Waterschappen KNMI
Algemene kolom (bestuurlijk)
• • • • •
• • • •
DG-RWS Dijkgraaf GS provincie DCC-VenW LCO
Directeur veiligheidsregio’s CdK’s Burgemeesters NCC
Nee
Voorwaarschuwen i.v.m. voorbereiden op evacuatie • • • • • •
RD-en en waterschappen Permanente dijkbewaking
Toetspeil
Veiligheidsregio’s Provincies Gemeenten
Waterkolom (bestuurlijk)
DCC-VenW, LCO adviseert Landelijke waterberichtgeving Advisering waterstaatkundige maatregelen
Coördinatiefase 3: Landelijke besluitvorming
• • •
Nee
Calamiteitenteams RD-en / Waterschappen
Coördinatiefase 3: Interdepartementale afstemming
Algemene kolom (operationeel)
Stas/Min. VenW Min. BZK NCC/LOCC/ERC Directeuren veiligheidsregio’s CdK’s Burgemeesters
Dreigend falen
IBT/MBT o.l.v. Min. BZK VenW participeert NCC/ERC Regioteams o.l.v. directeur Veiligheidsregio RD-en en waterschappen participeren
10
16
De exacte peilen horend bij de normen voor opschaling worden vermeld in het draaiboek Hoogwater en Stormvloed van het ministerie van V&W.
Figuur 5 A-synchrone opschaling
In de reguliere opschaling vindt opschaling plaats op basis van feitelijke waterstanden en met een grote mate van zekerheid voorspelde waterstand. Ook kan zogenaamde a-synchrone opschaling plaatsvinden als lange termijnvoorspellingen van met name weersverwachtingen leiden tot een geïdentificeerde overstromingsdreiging op langere termijn (3-10 dagen). Deze opschaling wijkt af van de reguliere opschaling in de zin dat het initiatief tot eerste opschaling niet op lokaal of regionaal niveaau ligt, maar bij de berichtendienst die de lange termijn voorspellingen maken en de LCO die deze evalueert.
Asynchrone opschaling overstromingsdreiging Landelijke media-aandacht
Informatieve opschaling Overstromingsdreiging
Organisatorische (en bestuurlijke) opschaling Nee
Waterkolom: (operationeel) • DCC-VenW • Regionale Diensten • Waterschappen • KNMI
Algemene kolom: (operationeel) • Veiligheidsregio’s • Provincies • Gemeenten
Nee
Waterkolom (bestuurlijk) • HID RD • Dijkgraaf
Calamiteitenteams RD-en / Waterschappen Adviseren en ondersteuning van veiligheidsregio’s
Coördinatiefase 2: Interdepartementale afstemming
Signalering overstromingsdreiging
Ja
Voorwaarschuwen i.v.m. voorbereiden op evacuatie
DCC-VenW Analyse overstromingsdreiging door LCO
• • • •
DCO Analyse media-aandacht door DCO
Coördinatiefase 3: Landelijke besluitvorming
Vastgestelde overstromingsdreiging
IBT/MBT Nationale coördinatie i.s.m. de regio’s VenW participeert Communicatie door ERC Regioteams Regionale coördinatie en operationele taken
17
Algemene kolom (bestuurlijk) • Directeur veiligheidsregio’s • CdK’s • Burgemeesters
Ja
Stas/Min. VenW HID RD Min. BZK NCC/ERC
Voor de opschalingsschema’s geldt, dat het vaststellen van de coördinatiefasen 1 en 2 behoort tot de bevoegdheden van de minister van VenW. Het vaststellen van de coördinatiefasen 3a tot en met 3d behoort tot de bevoegdheden van de minister van BZK.11 De coördinatiefasen volgen elkaar niet vanzelfsprekend elkaar op. Per fase wordt op basis van de beschikbare informatie een prognose opgesteld. Het kan voorkomen dat de omstandigheden zich zodanig wijzigen, dat kans op overstroming en/of de verwachte omvang van het overstromingsgebied afneemt. Op dat moment wordt afgewogen of kan worden afgeschaald. Ook kan het voorkomen, dat het besluit tot evacueren reeds wordt geïmplementeerd, maar dat de overstroming uitblijft. Deze fase die dan volgt, noemen we 3T: Fase 3T: Geen overstroming. Terugkeer. Het moment van terugkeer is in principe het moment dat dit draaiboek niet meer van toepassing is. (Hierover wordt expliciet op IBT-niveau een besluit genomen.) Dat neemt niet weg dat daarmee de bemoeienis van het Rijk, eveneens als die van andere overheden eindigt. Nog lang zal op het Rijk een beroep worden gedaan om processen als nazorg, schadeafhandeling , psychosociale hulpverlening en openbare preventieve gezondheidszorg te coördineren. Deze periode van herstel en terugkeer naar een ‘normaal’ maatschappelijk functioneren is complex; zij wordt specifiek in nog op te stellen interdepartementale werkgroepen op strategisch niveau vormgegeven.12 Het schema betreft coördinatiefasen. Het betreft coördinatie van: • de informatievoorziening en van • besluiten en de daaruit voortvloeiende acties (de respons). In een fase dat (‘technisch’ bezien) nog niet veel aan de hand is en geen optreden is vereist, kan men besluiten om informatief op te schalen. Dit laatste is het geval in dreigingsituaties waarin de aard en mate van dreiging nog onduidelijk is, maar de media-aandacht al zodanig is, dat de overheid hierop adequaat (goed geïnformeerd) en eenduidig dient te reageren. Met andere woorden: Opschaling is in de opschallingschema niet één op één gekoppeld aan waterstanden, maar ook aan de toestand van de waterkeringen en aan de landelijke mediaaandacht. Deze zaken worden meegenomen in een integrale afweging, voorafgaand aan het besluit tot wel/niet opschalen. Na het besluit tot opschalen worden de betrokken partijen conform eerder gemaakte afspraken (zie hoofdstuk 4) geïnformeerd en voeren deze partijen de afgesproken acties uit.
11 12
18
In de praktijk zal dit plaatsvinden door het hoofd DCC-VenW respectievelijk het hoofd NCC. Het proces van schadeafhandeling is inmiddels door het Rijk beschreven in het beleidsdraaiboek Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen.
Figuur 5 Processchema
Hoger peil
afweging - peil - situatie waterkering - landelijke media aandacht
besluit niet opschalen
besluit wel opschalen
informeren
informeren
handelen
2.4
Hoogwater = bovenregionaal optreden In dit draaiboek gaan wij uit van (de dreiging van) een grootschalige overstroming. Op basis van de kennis van deskundigen13 moeten we bij grootschalige overstromingen uitgaan van: • Een (potentieel) rampgebied groter dan één veiligheidsregio; • Bovenregionale, zo niet landelijke en/of internationale effecten. In Nederland wordt tot nu toe overwegend op regionale schaal geprepareerd op rampen. Daarnaast zijn binnen de algemeen-bestuurlijke lijn afspraken gemaakt over bovenregionale coördinatie. Voor de meeste (regionale) rampen zijn deze afspraken toereikend. Voor het ramptype overstromingen, dat bijna per definitie bovenregionaal van karakter is, zijn deze afspraken ontoereikend. Hier ontbreekt de tijd die nodig is voor de gebruikelijke, bottom-up benadering binnen de algemeen-bestuurlijke lijn. Juist voor dit ramptype, waarbij veelal sprake is van redding, grootschalige evacuatie dan wel grootschalige hulp aan achterblijvers, zijn tijdige alarmering en tijdige opschaling van cruciaal belang voor het effectief operationeel handelen van de crisisbeheersingsorganisatie. Dit standpunt wordt inmiddels door lokale en provinciale bestuurders onderkend.14 In de regionale rampbestrijdingsplannen ten aanzien overstromingen is afgesproken, dat op het moment van overschrijding van het alarmpeil vaak al onmiddellijk wordt opgeschaald naar GRIP 4. Dat heeft tot gevolg dat de crisisbeheersingsorganisatie op regionaal niveau maximaal operationeel is. Parallel hieraan worden alle onderdelen van de nationale crisisorganisatie operationeel, de nationale draaiboeken van toepassing en zal het Rijk haar coördinerende rol ook regisserend en sturend invullen.15
13 14 15
19
Scenario ‘worst credible flood,’ ministerie van Verkeer en Waterstaat. Zie verslag van de bijeenkomst MinBZK-CdK’s d.d. 4 juli 2006. Zie de nog op te stellen beleidsregels ter invulling van het instrument van aanwijzing.
2.5
Bovenregionaal optreden = landelijke regie Het in paragraaf 2.3 gepresenteerde opschalingsschema’s tonen een integrale wijze van opschaling voor zowel de waterkolom als de algemeen-bestuurlijke kolom. Ze zijn gebaseerd op de landelijke alerteringssystematiek, qua structuur (informatiefase, coördinatiefase en besluitvormingsfase) en symboliek (kleurcodes). De structuur (fasen) volgt het chronologisch verloop van een (dreigende) overstroming, vanaf het allereerste moment van overschrijding van een voorwaarschuwingspeil tot aan het moment van terugkeer. Fase 1 en 2 hebben betrekking op informatievergaring, -analyse (informatiefase) en het afstemmen van maatregelen (coördinatiefase). Deze activiteiten vinden plaats binnen de waterstaatkundige kolom en sluiten aan op/maken gebruik van de hier aanwezige expertise, ervaring, afspraken en processen. Bij het uitvoeren van deze activiteiten kan gebruik worden gemaakt van de bevoegdheden van de minister van VenW binnen het waterstaatkundig domein. Afkondiging van de fasen 1 en 2 zijn dan ook besluiten van de minister van VenW.16 Hoewel de activiteiten in deze fasen binnen het waterstaatkundige domein worden uitgevoerd, wordt de algemene kolom al wél gealerteerd conform de landelijke afspraken (alerteringssystematiek). Afkondiging van de fasen 3A, 3B, 3C, 3D en 3T zijn besluiten van de minister van BZK (overigens mede op basis van het advies van VenW). In deze fasen is sprake van crisisbesluitvorming. Afkondiging van fase 3 betekent dat sprake is van een nationale crisis. In dat geval is sprake van landelijke regie. Dit gebeurt op basis van • de overweging dat het tempo van het bottom-up- besluitvormingsproces binnen de algemeen-bestuurlijke kolom niet toereikend is voor de noodzakelijke crisisbesluitvorming bij (dreigende) overstromingen (zie bijlage 8); • de optimale informatiepositie van de minister van BZK (totaaloverzicht) en • de specifieke wettelijke bevoegdheden van de minister van BZK en andere vakministers zoals beschreven in Hoofdstuk 3.
16
20
Besluit wordt feitelijk genomen door hoofd DCC-VenW namens de minister van VenW.
3
Landelijke crisisorganisatie en betrokken organisaties
3.1
Inleiding In dit hoofdstuk vindt u een beschrijving van de landelijke crisisorganisatie, haar taken en bevoegdheden en de relatie met de betrokken partijen binnen en buiten het Rijk.
3.2
Rol gemeentelijke, regionale en provinciale crisisorganisaties Dit draaiboek veronderstelt dat, naast de nationale crisisorganisatie, de gemeenten, veiligheidsregio’s17 en provincies opschalen en handelen conform de vastgestelde gemeentelijke, regionale en provinciale plannen en draaiboeken; hetzelfde geldt overigens voor de waterschappen. Zie voor de beschrijving van de opschalingmethodiek de toelichting in paragraaf 2.3. Afwijkend van de beschrijvingen in bovengenoemde plannen en draaiboeken zijn de volgende zaken 1. Eerder dan gebruikelijk afstemming met het Rijk; 2. Bestuurlijke en operationele afstemming in principe via één loket (NCC/LOCC); 3. Sommige besluiten die ‘normaliter’ in het RBT worden genomen, kunnen (maar niet dan na bestuurlijk overleg) in geval van een landelijke overstroming(-sdreiging) worden genomen door de Minister. De uitvoering van dergelijke besluiten verloopt conform gemeentelijke, regionale en/of provinciale draaiboeken en plannen. Hetzelfde geldt op operationeel niveau: Besluiten ten aanzien van capaciteitstoedeling, kunnen (maar niet dan na overleg met de betrokken ROT’s) worden genomen door het LOCC, dat hiertoe is gemandateerd. Uitgangspunt is dat de ROT’s in staat zijn zelfstandig hun taken te uit te voeren. In dit draaiboek vermelden wij overigens de Veiligheidsregio’s als aanspreekpunt voor regionaal optreden; daarmee lopen wij vooruit op toekomstige regelgeving. Wij gaan uit van geborgde afspraken tussen gemeenten en Veiligheidsregio’s.18
3.3
Rol van de Rijksoverheid De Minister van BZK Het inzicht dat bij bovenregionale calamiteiten het Rijk, en meer specifiek de Minister van Binnenlandse Zaken, een coördinerende rol heeft, wordt breed gedragen.19 Over de invulling van deze coördinerende rol bestaan verschillende verwachtingen. Het Crisisplan gaat uit van een overwegend procesmatige invulling van de coördinerende taak van het Rijk in het kader van regiogrensoverschrijdende overstromingen. 17
18
19
21
In dit handboek wordt gesproken over veiligheidsregio’s, onder verwijzing naar het concept van de wet op de Veiligheidsregio’s. Praktisch gezien vind dit reeds plaats op dit niveau in de brandweerregio (coördinerende taak brandweer in het kader van de Wrzo). Bestuurlijke Conferentie Hoogwater, 30 mei 2006.
De volgende procesmatige rollen zijn voorzien: initiëren : het zorgen dat partijen op tijd in beweging komen en faciliteren : het zorgen dat partijen op tijd met elkaar afstemmen waar nodig. De kennis en ervaring om crises operationeel te lijf te gaan, ligt op lokaal en regionaal niveau en is als zodanig door de wetgever gelegitimeerd. De taken en bevoegdheden van Rijk en Provincie zijn vooral procesmatig; de tekst van de Wet rampen en zware ongevallen (Wrzo) sluit hier in hoofdlijnen op aan. Daarnaast beschikt de minister van BZK op grond van wettelijke bevoegdheden ook over een inhoudelijke rol: regisseren.
Regisseren = het vroegtijdig – op basis van een optimale informatiepositie – nemen van besluiten, die ingrijpen in de crisisbeheersingsprocessen; dit ter bescherming van de nationale veiligheid en/of vitale belangen.
Met andere woorden : Hij is bevoegd om op het terrein van crisisbeheersing inhoudelijk te beslissen.20 In de WRZO wordt de aanwijzingsbevoegdheid van de Minister gelegitimeerd. In de praktijk wordt deze bevoegdheid met terughoudendheid toegepast. In hoofdstuk 4 geven wij aan in welke situaties en op welke momenten het toepassen van deze aanwijzingsbevoegdheid zinvol kan zijn. De Minister van BZK heeft bij een crisis op grond van de Wet verplaatsing bevolking (Wvb) de bevoegdheid om: • Een bevel tot evacuatie te geven ofwel ‘een verplaatsing van de bevolking te gelasten; • Te kunnen bepalen, welk gebied voor ontruiming in aanmerking komt, wie verplicht is dit te verlaten en wie verplicht is tot achterblijven; • In het belang van de volksgezondheid, dan wel met het oog op de gezondheid, de leeftijd of het gedrag van de verplaatste persoon, aan deze, en zo nodig ook aan degenen die met hem samenwonen, een bijzondere verblijfplaats aan te wijzen en het verblijf aldaar aan voorschriften te onderwerpen.21 Hij oefent deze bevoegdheid uit na overleg met de betrokken regionale besturen. Gelet op de reikwijdte van zijn wettelijke taken en bevoegdheden tijdens een crisis, is de Minister in staat om aan deze rol optimaal invulling te geven op basis van zijn informatiepositie (‘helikopter view’). De wijze waarop deze informatiepositie is georganiseerd en geborgd in afspraken, is een belangrijk onderdeel van dit beleidsdraaiboek. Daarnaast beschikt de Minister over bevoegdheden ten aanzien van bijstandsverlening conform de Wrzo, de brandweerwet en de politiewet.22 De beslissingen over bijstand hebben gezien de schaarste in capaciteit een grote invloed op het operationeel handelen. 20
21
22
22
Daarbij mag hij niet treden in de specifieke bevoegdheden van de vakministers. Beslissingen zullen dan ook plaatsvinden na overleg met betrokken ministers. De minister is vervolgens belast met de huisvesting en de verzorging van de personen, aan wie een bijzondere verblijfplaats is aangewezen (artikel 8, lid 3). Zie hiervoor handboek bijstandsverlening deel Internationaal.
‘Vuistregels’ nationale prioritering, zoals door de minister BZK gehanteerd: 1. 2. 3. 4.
Slachtoffers Vitale belangen Milieuschade Materiële schade
Minister van Verkeer en Waterstaat De minister van VenW voert op basis van zijn bevoegdheden zonodig bestuurlijk overleg met: • de betrokken waterbeheerders; • de beheerders van waterkeringen – HID’s Rijkswaterstaat – de Dijkgraven; – Gedeputeerde Staten (GS). Overige Ministeries De Minister van BZK heeft een coördinerende rol zowel binnen de algemeen-bestuurlijke als met de functionele kolommen. Binnen de functionele kolommen hebben ook de overige departementen een coördinerende rol; dit ten aanzien van de partijen binnen het eigen, departementale netwerk. Deze rol is slechts ten dele gebaseerd op specifieke crisisregelgeving.23 Veeleer wordt de invulling van de coördinerende rol bepaald door de politieke verantwoordelijkheid van de betrokken bewindspersoon.
Overige wetgeving van toepassing: • Wet op de Veiligheidsregio; • Noodwetgeving. Daarnaast: • Gemeentewet, Integrale Waterwet.
Een overzicht van de relatie tussen de maatregelen die in het kader van Hoogwatergevolgbestrijding worden genomen en de betrokken departementen vindt u in hoofdstuk 5. Bijstand en internationale aspecten Het ministerie van Defensie speelt een belangrijke rol, met name in het beschikbaar stellen van capaciteit ten behoeven van de bijstandsverlening. De contacten hierover zullen grotendeels rechtstreeks verlopen tussen het Defensie Operationeel Centrum (DOC) en het LOCC.
23
23
Bijvoorbeeld ten aanzien van dierziekten, nucleaire incidenten.
Bevoegdheden Minister Verkeer en Waterstaat tijdens responsfase De minister van VenW heeft op grond van de Waterstaatswet 1900 een aantal crisisbevoegdheden binnen de functionele waterketen in het geval van een nationale crisis. De minister van VenW heeft als beheerder van waterstaatswerken die in beheer zijn bij het Rijk, zoals bijvoorbeeld zeeweringen, een bijzondere bevoegdheid. Hij mag bij dreigend ernstig gevaar alle maatregelen treffen, zonodig in afwijking van wettelijke voorschriften. Het betreft hier waterstaatkundige maatregelen, die verder niet worden geëxpliciteerd. Artikel 72 Waterstaatswet 1900 24 De minister van VenW is in geval van gevaar, en zolang de daardoor ontstane situatie zulks noodzakelijk maakt, bevoegd maatregelen te treffen die hij nodig oordeelt, zo nodig in afwijking van wettelijke voorschriften. Deze bevoegdheid geldt niet indien de maatregelen in strijd zouden komen met de Grondwet of enige internationaal-rechtelijke verplichting. Verder heeft de minister van VenW de bevoegdheid om een waterbeheerder (zijnde het bestuur van een waterschap, gedeputeerde staten of burgemeester en wethouders) een opdracht te geven indien hij van mening is dat de waterbeheerder zelf onvoldoende maatregelen neemt. Artikel 75 Waterstaatswet 25 Indien naar het oordeel van de minister van Verkeer en Waterstaat door gedeputeerde staten of Onze commissaris in de provincie ten onrechte niet of niet voldoende gebruik gemaakt wordt van de in artikel 74, eerste lid, bedoelde bevoegdheid, kan Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, zo veel mogelijk na overleg met gedeputeerde staten of Onze commissaris in de provincie, een opdracht geven aan de desbetreffende beheerder.
Zeker bij een daadwerkelijke overstroming, maar ook bij een ernstige dreiging zullen een aantal internationale aspecten en daarmee het ministerie van Buitenlandse Zaken een belangrijke rol gaan spelen: • Bij nationale capaciteitstekorten kan een verzoek gericht worden aan buurlanden en internationale organisaties (EU, NAVO, VN) voor het leveren van bijstand en steun.23 • Bij (zeer) grootschalige evacuaties kan het wenselijk zijn om opvang deels in het buitenland plaats te laten vinden. • Veel Nederlanders in het buitenland, zullen vragen hebben over de situatie in Nederland. • Gezien het aantal mensen met een andere nationaliteit in Nederland zullen veel landen ook vanuit dat oogpunt vragen stellen aan Nederland. Deze laatste twee aspecten vragen een nadrukkelijke betrokkenheid van het ministerie van Buitenlandse Zaken in het NVC.
24 25
24
Het NCC treedt daarbij op als point of contact voor EU en NAVO. De genoemde wetten worden binnenkort vervangen door één nieuwe wet: de Waterwet.
3.4
Interdepartementale informatie- en coördinatie: de partijen, hun taken en bevoegdheden Schematisch weergegeven: Figuur 6 Interdepartementale informatie en coördinatie
Ministerieel Beleidsteam (MBT) (Rijks)ministerraad (R)MRR
Interdepartmentaal Beleidsteam (IBT)
Departmentaal Coördinatiecentrum (DCC)
Nationaal Crisiscentrum (NCC)
Departementaal Coördinatiecentrum (DCC)
Gedeconcentreerde rijksdiensten
Provinciaal Coördinatiecentrum (PCC)
Gedeconcentreerde rijksdiensten
Regionaal Coördinatiecentrum (RCC)
3.4.1
De actoren Ministerieel Beleidsteam (MBT) De dreiging van een overstroming kan vragen om overleg tussen meerdere betrokken ministers en aanleiding geven tot het formeren van een MBT. Het MBT zal plaatsvinden bij het NCC. Crisisbesluitvorming op politiek-bestuurlijk niveau vindt in beginsel plaats in het MBT. In de beperkte variant bestaat dit uit de betrokken bewindslieden. Bij overstromingen zullen meerdere departementen betrokken zijn. Het MBT wordt bij dreigende overstromingen voorgezeten door de minister van BZK. Indien daartoe aanleiding bestaat zit de minister-president het MBT voor. In de uitgebreide variant wordt het MBT gevormd door de (nagenoeg) voltallige Ministerraad, onder voorzitterschap van de minister-president. Bij het bijeenroepen van het MBT worden steeds alle ministers geïnformeerd. Deelnemers: • Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, voorzitter; • Minister van Verkeer en Waterstaat; • Minister van Justitie; • Minister-president indien hij dit wenst of de aard van de crisis dit vereist; • Hoofd ERC/NVC; • Directeur DCO VenW/woordvoerder VenW; • Minister van Defensie, LNV, EZ, VROM, VWS en BZ; • Eventueel overige bewindslieden indien de aard van de crisis dit vereist; • Secretaris van het NCC.
25
Het MBT c.q. de Ministerraad beraadslaagt en besluit over: • Beeld- en oordeelsvorming van de situatie; • Informatie uitwisseling en inventariseren van informatie lacunes; • Beslissen over bestuurlijke (interdepartementale c.q. uit de provincie/regio) en operationele knelpunten (uit LOCC); • Evaluatie actuele toestand c.q. reeds getroffen maatregelen; • Eventueel te nemen maatregelen; • Inlichten Staten-Generaal; • Inlichten Raad van State; • Afspraken maken over (publieks)voorlichting en woordvoering; • Instructies voor de rijksdienst; • Bepalen vergaderfrequentie. De besluitvorming op politiek-bestuurlijk niveau wordt ambtelijk ondersteund door: • De Departementale Coördinatiecentra (DCC); • Het Nationaal Voorlichtingscentrum (NVC); • Het Nationaal Crisiscentrum (NCC). Interdepartementaal Beleidsteam (IBT) Ingeval van een dreigende overstroming zal vaak snel sprake zijn van horizontale en verticale opschaling binnen de structuur van de nationale crisisbeheersingsorganisatie en de crisisbesluitvormingsprocessen. In veel gevallen zal dan besloten worden tot de formering van een IBT. De gespreksonderwerpen die in het IBT aan de orde komen beslaan de gehele breedte en diepte van het dossier. Zo zal Directeur-Generaal Veiligheid van BZK, als verantwoordelijke voor de organisatie en coördinatie van onder andere de hulpverlening in het kader van de rampenbestrijding specifieke informatie verstrekken en voorstellen doen voor wat betreft bijvoorbeeld de inzet van brandweer, GHOR en andere hulpdiensten. Het IBT beraadslaagt en besluit over: • Beeld- en oordeelsvorming van de situatie; • Evaluatie van actuele toestand c.q. reeds getroffen maatregelen; • Nemen van adequate maatregelen of hier een advies voor opstellen; • Adviseren over bestuurlijke (interdepartementaal c.q. uit de provincie/regio) en operationele knelpunten (uit LOCC); • Inlichten Staten-Generaal; • Inlichten Raad van State; • Beleidskaders voor (publieks)voorlichting en woordvoering bepalen; • Instructies rijksdienst; • Besluiten of opschaling naar MBT noodzakelijk is, zo ja bepalen vergaderstructuur en -frequentie (eventueel voorbereiden van een MBT). Taken van het IBT zijn coördinatie, afstemming en geïntegreerde besluitvorming. Het IBT bestaat (minimaal) uit: Deelnemers: • Directeur-Generaal Veiligheid (BZK, voorzitter); • Directeur-Generaal Rijkswaterstaat; • Directeur-Generaal Rechtshandhaving (Justitie); • Raadsadviseur ministerie van Algemene Zaken; • Directeur-Generaal Politieke Zaken van het ministerie van Buitenlandse Zaken;
26
• • • • • •
Vertegenwoordiger ministerie van Defensie; Vertegenwoordigers andere betrokken departementen; Hoofd NCC; Voorzitter en coördinator NVC; Voorlichter VenW Secretaris van de voorzitter.
Het Nationaal Crisiscentrum (NCC) De Minister van BZK is verantwoordelijk voor het organiseren van interdepartementale coördinatie (Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming). Deze coördinatie vindt plaats bij het NCC. In geval van een crisis wordt de normale bezetting van het NCC (24 uur per dag, 7 dagen per week) aangevuld met extra personeel. Ook kan de bezetting van het NCC worden uitgebreid met liaisons van andere departementen of diensten. Vanuit het NCC worden interdepartementale vergaderingen georganiseerd. In het interdepartementale beleidsteam (IBT) en het ministeriële beleidsteam (MBT) wordt informatie uitgewisseld, afgestemd en worden afspraken gemaakt. Elk departement blijft verantwoordelijk voor het eigen beleidsterrein (zie Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming). De Minister van BZK zorgt bij crises voor het informeren van de bestuurlijke lijn (provincies en gemeenten) en de betrokken departementen bij een landelijke crisis alsmede ambtsgenoten in het buitenland indien de crisis de landsgrenzen overschrijdt). Het NCC zorgt ervoor dat bestuurders goede beslissingen kunnen nemen om, zowel in voorbereiding op grootschalige evenementen als bij actuele – sectoroverstijgende – crises, de ongewenste maatschappelijke gevolgen zoveel mogelijk te voorkomen Samengevat heeft het NCC twee rollen, een ‘doe-rol’: • de algehele coördinatie op bestuurlijk niveau; voorafgaand, tijdens en na een dreigende overstroming; • het informeren van de betrokkenen per mail, fax etc; • het informeren van de eigen lijn en andere BZK betrokkenen (oa DCB, DB&G, DPOL, C&I, ERC en LOCC); en een ondersteunende rol: • het samenbrengen van de betrokkenen, onder andere door het organiseren van een Ambtelijk Crisisoverleg (ACO). Ambtelijk Crisisoverleg (ACO) In een mogelijke crisissituatie zal het NCC het besluit nemen tot het organiseren van een Ambtelijk Crisisoverleg (ACO) met de crisiscoördinatoren/hoofden DCC van de betrokken departementen. De voorzitter is het hoofd NCC. Een ACO kan ook georganiseerd worden op verzoek van een hoofd DC. Eén van de agendapunten van een ACO is het bepalen of het bijeenroepen van een IBT noodzakelijk is. Het Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum (LOCC) Het LOCC coördineert namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de operationele inspanningen zowel in de voorbereidingsfase als in de responsfase van een crisis. Tegen deze achtergrond heeft het LOCC tot doel om bij dreigende en acute crises, grootschalige incidenten en evenementen te komen tot een efficiënte en samenhangende inzet van mensen, middelen en expertise van Brandweer, Politie, Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR) en Defensie. Deze vier diensten participeren in het LOCC.
27
Het betreft situaties waarin de regionale grenzen worden overschreden en interregionale en/of internationale bijstand moet worden verleend. Het LOCC ondersteunt dan de veiligheidsregio’s, de Commissarissen van de Koningin en de Minister van BZK bij alle operationele aspecten. De kerntaak van het LOCC bestaat dan ook uit de regievoering op de bijstands- of steunverleningsverzoeken en de operationele afstemming tussen operationele diensten. Het LOCC draagt in genoemde situaties tevens zorg voor de landelijke operationele informatievoorziening. Nationaal Voorlichtingscentrum (NVC) Communicatie en voorlichting ingeval van hoogwater is in eerste aanleg een verantwoordelijkheid van de betrokken departementale voorlichtingsdiensten en regionale en lokale diensten. Het Expertisecentrum Risico- en Crisiscommunicatie (ERC) ondersteunt hen hierbij. In dat geval blijft de burgemeester, coördinerend burgemeester, de Commissaris van de Koningin of de vakminister te allen tijde verantwoordelijk en valt de inzet van het ERC onder het bevoegde gezag.26 Indien er sprake is van een nationale crisis vindt sturing en coördinatie van de communicatie en voorlichting over de crisis met pers en publiek op nationaal niveau plaats door middel van opschaling naar het Nationaal Voorlichtingscentrum (NVC). Het NVC is in dat geval belast met de volgende taken: • Het monitoren en analyseren van media, Internet en de crisisomgeving; • het adviseren over de te volgen voorlichtingsstrategie; • het ontwikkelen, coördineren en uitvoeren van de communicatie van de rijksoverheid; • het voorbereiden en geven van voorlichting aan de nationale en internationale media; • het informeren van andere overheden over de communicatieactiviteiten van de rijksoverheid en het coördineren van de communicatie van de rijksoverheid en de andere overheden; • het vervaardigen van concrete communicatieproducten en het uitgeven van deze producten aan media, publiek, organisaties en andere overheden. Activering van het NVC geschiedt op last van de voorzitter van het IBT of het MBT. In het IBT of het MBT hebben vanuit het NVC zitting de directeur Communicatie van het ministerie van Verkeer en Waterstaat en het hoofd NVC. Bij een hoogwatercrisis bestaat het NVC behalve uit de medewerkers van het Expertisecentrum Risico- en Crisiscommunicatie en de directie Communicatie van het ministerie van VenW uit medewerkers van de directies Voorlichting van de departementen en communicatieafdelingen uit de regio’s. Deze laatsten zijn speciaal voor het NVC geworven en geselecteerd en worden voor het NVC-werk opgeleid en geoefend.
26
28
Zie ook het Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming.
3.4.2
Contact nationale niveau met veiligheidsregio’s, provincies en waterschappen Figuur 7 Bestuurlijke lijnen
Politiek MBT
IBT
Departementaal DCC-VenW
Advisering • Waterdienst • DVS • KNMI
NCC
Overige DCC’s
Coördinatie groep
ERC
Operationele groep
LOCC
LCO
Feitelijke informatie • SVSD • Hoogwatergroep • WDIJ • Weerkamer KNMI
Regionaal/Provinciaal Veiligheidsregio’s
Regionale RWS-diensten
PCC
Waterschappen
Het NCC, LOCC en ERC zijn de drie uitvoeringsorganisaties binnen de nationale crisisstructuur. Voor een effectief optreden van het Rijk is een goed samenspel tussen deze drie organisaties essentieel. Daarbij is het dan wél essentieel dat voor regionaal en provinciaal bestuur duidelijk is wie binnen de nationale crisisorganisatie als aanspreekpunt geldt. Hier geldt de volgende afspraak: Het ‘bestuurlijk loket’ in het kader van de formele communicatie met het binnenlands bestuur is het NCC. Bestuurlijke afstemming vindt plaats in het IBT en zonodig in het MBT De volgende organisaties zijn op bestuurlijk niveau betrokken: •
•
29
Min BZK: – NCC – ERC Het DCC van: – BZK – VenW – Defensie – AZ – LNV – EZ – VROM
• • • •
– VWS – Buitenlandse Zaken Gemeenten Provincies Openbaar Ministerie Waterschappen
Op operationeel niveau zijn tenminste de volgende organisaties betrokken: • LOCC • Regionale brandweer • GHOR • Politieregio’s • KLPD • Defensie Operationeel Centrum • Openbaar Ministerie • Regionale diensten van Rijkswaterstaat • Andere regionale rijksdiensten • Waterschappen • Gemeentelijke diensten
Figuur 8 Operationele lijnen
IBT/MBT
NCC advies
vr aa g
BRW
GHOR
Reg. Politie
KLPD
d bo aan
Bedreigd gebied
aa nb od
KLPD
vraag
bod aan
Regionale diensten RWS
ag vra
Reg. GHOR Politie
aanb od
LOCC
g vraa
Gemeentelijke BRW diensten
besluit
DOC
Niet bedreigd gebied
Afspraak: Als operationeel loket geldt het LOCC. Ook binnen de functionele kolom moet duidelijk zijn wie als aanspraakpunt geldt. Hier geldt de afspraak: Het DCC-VenW is het functioneel loket voor de regionale diensten van Rijkswaterstaat en andere verkeer en waterstaatorganisaties. In het VenW draaiboek is dit verder uitgewerkt.
30
3.5
Interdepartementale informatie en coördinatie: het informatie- en besluitvormingsproces In de voorgaande paragrafen is beschreven hoe de taken en bevoegdheden binnen de verschillende onderdelen van de nationale crisisorganisatie zijn neergelegd. Deze paragraaf beschrijft de relaties tussen relevante partijen binnen de nationale crisisbeheersingsstructuur en hun relaties met de betrokken actoren buiten deze structuur. Ieder departement kent een eigen (functioneel) netwerk, waarmee afspraken bestaan over wederzijdse informatie-uitwisseling bij crises. Deze afspraken zijn vastgelegd in de departementale draaiboeken. Sommige netwerkpartners kennen een vaste positie als liaison binnen RBT of ROT, anderen zijn op andere wijze betrokken bij de regionale crisisbeheersing. Deze netwerkpartners voorzien de Departementale Coördinatiecentra (DCC’s ) van informatie over: • De huidige en verwachte situatie in de getroffen regio’s; • Mogelijke knelpunten (signaalfunctie). Bij hoogwater of stormvloed sturen alle waterbeheerders de situatierapporten (SITRAP’s) aan het DCC-VenW die de postbus is voor de LCO. Om de informatiestromen zo eenvoudig mogelijk te laten zijn zullen de SITRAP’s van de waterbeheerders uit twee delen bestaan: een procesdeel, gericht op informeren van de algemeen-bestuurlijke kolom (Veiligheidsregio’s) en een inhoudelijk deel voor de waterbeheerders en LCO. Zodoende kan worden volstaan met één situatierapport aan alle netwerkpartners27. Bij overstrominingsdreiging, of als er behoefte is aan bovenregionale coördinatie, stelt de LCO periodiek het Landelijk Beeld van de overstromingsdreiging op. Figuur 9 Informatiestromen bij overstromingsdreiging (landelijk niveau schematisch weergegeven met (VenW en BZK).
VenW
BZK
LCO
Veiligheidsregio’s
Berichtendienst
• Hoogwatergroep • WDIJ • SVSD
KNMI
Regionale Diensten
Watershcappen
MONITORING
27
31
Deze werkwijze is nog niet geïmplementeerd
De DCC’s analyseren deze informatie en: • Informeren en adviseren de eigen vakminister (en staatssecretaris); • Informeren het NCC; • Beoordelen van de noodzaak om de signalen vanuit het veld te bespreken in het NCC. De DCC’s informeren op hun beurt de netwerkpartners op basis van de sitraps vanuit het NCC. Het NCC verzamelt het informatie vanuit de DCC’s en vanuit de overige netwerkpartners binnen de algemeen-bestuurlijke en functionele kolom; zij stelt op basis hiervan landelijke sitraps vast. Vertegenwoordigers van de DCC’s komen in ACO-verband bijeen om de agenda van en de adviezen aan het IBT voor te bereiden; het NCC zit dit voor. De agenda van het IBT wordt bepaald op basis van de door het NCC opgestelde sitraps, de door deskundigen opgestelde prognoses en de adviezen vanuit het NCC. Het IBT komt tot besluiten, die zij communiceert aan het NCC om verder binnen de algemeen-bestuurlijke kolom en functionele kolom uit te zetten. Daarnaast bepaalt het IBT de informatievoorziening aan het MBT en adviseert zij ten behoeve van coördinatieknelpunten, die vragen om een brede, bestuurlijke belangenafweging. Het MBT maakt de brede, bestuurlijke belangenafwegingen op basis van de informatie en adviezen vanuit het IBT; de informatie en adviezen afkomstig vanuit de eigen, individuele vakdepartementen worden meegewogen. Wijze van communiceren en wijze van sturing maken een belangrijk onderdeel uit van deze afwegingen. Dit kan rechtstreeks via de minister, dan wel via de ambtelijke lijn. In het laatste geval worden de besluiten uitgezet via het IBT. Indien het ramptype zeer ernstig of verstrekkend van aard is worden brede bestuurlijke belangenafwegingen gemaakt door het Ministerieel Beleidsteam (MBT). In een dergelijk geval voorziet het IBT het MBT van informatie en advies. Het MBT heeft daarbij een sturende rol richting het IBT. De minister van Binnenlandse Zaken heeft de mogelijkheid de regio’s en provincies direct aan te sturen. Daarnaast is er de mogelijkheid dat de regio’s en provincies worden voorzien van adviezen door de bedreigde en/of getroffen sectoren. De minister van het betrokken vakdepartement wordt voor advies terzijde gestaan vanuit het DCC. Daarnaast voorzien de vakminister en het DCC elkaar van informatie. Tenslotte is de vakminister ook verantwoordelijk voor advies en informatievoorziening richting de Minister van BZK.
32
4
Proces
4.1
Inleiding In dit hoofdstuk wordt het integrale handelen beschreven van de relevante betrokken partijen, zowel binnen de waterkolom als binnen de algemene kolom, binnen de nationale crisisstructuur. In dit hoofdstuk beperken wij ons tot een beschrijving van het handelen binnen de waterkolom op hoofdlijnen. Voor meer gedetailleerde informatie verwijzen wij naar het draaiboek Hoogwater en Stormvloedcrises van het ministerie van VenW. De onderlinge samenhang tussen de partijen wordt behandeld aan de hand van de tijdsdynamiek bij een overstroming. Dit proces is weergegeven in een drietal hoofdfasen (1,2,3). Afkondiging van de fasen 1 en 2 is een besluit van de minister van VenW; in deze fasen zijn afspraken gemaakt over het uitwisselen van informatie en de onderlinge afstemming (coördinatie) van maatregelen. Afkondiging van de fasen 3A, 3B, 3C, 3D en 3T is een besluit van de minister van BZK (overigens mede op basis van het advies van VenW). In deze fasen is sprake van informatieuitwisseling, coördinatie van maatregelen én besluitvorming. Afkondiging van fase 3 betekent dat sprake is van een nationale crisis. In dat geval is sprake van landelijke sturing. Op regionaal niveau is dan sprake van maximale opschaling (GRIP 4) in de bedreigde regio’s en van GRIP 2 of GRIP 4 in de niet-bedreigde regio’s. In principe vind de opschaling plaats op basis van een afweging. Het overschrijden van peilen is in deze afweging een belangrijke factor, maar niet de enige. Ook verwachte waterstanden landelijke media-aandacht en een (dreiging) van het falen van een waterkering kunnen leiden tot het bij een lager peil overgaan naar een hogere alarmeringsfase (zie ook paragraaf 2.3).
Een belangrijk element van het optreden in fase 3 is mogelijk het grootschalig evacuren van bewoners in een bedreigd gebied. Dit is nader uitgewerkt in het draaiboek het rijk en evacuatie.
33
4.2
Beschrijving proces fasen 0, 1 en 2
Fase 0
Normale beheersituatie De stormvloedwaarschuwingsdienst (SVSD), de Waarschuwingsdienst voor het IJsselmeer (WDIJ) of de hoogwatergroep rivieren28 bericht dat het zee- of rivierwater het waarschuwingspeil overschrijdt.29 Door de waterbeheerders worden preventieve maatregelen genomen.
Fase 1
Regionale afhandeling van de crisissituatie Alarmering: De Stormvloedwaarschuwingsdienst (SVSD), de Waarschuwingsdienst voor het IJsselmeer (WDIJ) of de Hoogwatergroep Rivieren bericht dat het zee- of rivierwater het alarmpeil overschrijdt. De volgende instanties/personen worden gealarmeerd: • het DCC-VenW; • de waterschappen van de bedreigde dijkringen; • de bedreigde veiligheidsregio’s en provincies. • de regionale Diensten van Rijkswaterstaat. Maatregel: De calamiteitenorganisaties van VenW, de Regionale Diensten van Rijkswaterstaat worden opgestart; Instellen beperkte dijkbewaking.
• • Fase 2
Landelijke coördinatie van de crisissituatie in de waterkolom Alarmering: Er zijn twee mogelijkheden om deze fase te bereiken of de Stormvloedwaarschuwingsdienst (SVSD), de Waarschuwingsdienst voor het IJsselmeer (WDIJ) of de Hoogwatergroep Rivieren bericht dat het zee- of rivierwater het kritiekpeil30 overschrijdt. De werkingsgebieden van deze instanties zijn beschreven in bijlage 6. De stormvloedwaarschuwingsdienst (SVSD), of de hoogwatergroep rivieren signaleren dat de (middel)lange termijn verwachtingen een indicatie opleveren voor een kans op overschrijding van het toetspeil in de voorliggende periode. Deze indicatie wordt door de LCO geanalyseerd en geëvalueerd (zogenaamde asynchrone opschaling). De volgende instanties/personen worden gealarmeerd: • De minister en staatssecretaris VenW; • De Minister van BZK; • NCC, LOCC en ERC, DCC VenW; • de coördinerend burgemeesters van de bedreigde veiligheidsregio’s; • de CdK’s van de bedreigde veiligheidsregio’s. • LCO 28 29
30
34
Allen onderdeel van de Waterdienst van Rijkswaterstaat. Voor de exacte peilen, in de diverse gebieden, horend bij het niveau van waarschuwingspeil zie het draaiboek van Verkeer en Waterstaat. Voor peilniveau’s zie draaiboek Verkeer en Waterstaat.
Opschaling: De minister van VenW kondigt fase 2 af. Er is sprake van landelijke coördinatie van de crisissituatie. Hoe deze coördinatie binnen de waterkolom wordt vormgegeven, is beschreven in het landelijk draaiboek Hoogwater en Stormvloedcrises van VenW. De bedreigde regio’s bepalen of ze opschalen naar GRIP 2 of GRIP 4.
• • • •
Acties waterschappen: Instellen uitgebreide dijkbewaking; Informeren omliggende waterschappen; Bestuurlijk overleg met burgemeesters bedreigde veiligheidsregio’s; Overleg met hulpverleningsdiensten (GHOR, Brandweer, en Politie).
• •
Acties DCC-VenW: Informeert het NCC; Faciliteren en ondersteunen LCO.
• • •
Acties LCO: Analyseert de actuele en verwachte situatie; Analyseert de toestand van de waterkeringen; Stelt het landelijk beeld op.
•
Acties NCC: Informeren van de betrokken bestuurders binnen de algemeen-bestuurlijke kolom: de burgemeesters en CdK’s in de bedreigde gebieden: Coördineren van informatie van en naar: – DCC-VenW; – Overige DCC’s; – LOCC; – ERC; Organiseren en voorzitten van een Ambtelijk Crisisoverleg (ACO).
• • •
Acties LOCC: Inventariseren beschikbare capaciteit (hoeveel en waar); Inventariseren potentiële gevraagde capaciteit; Informeren NCC.
• •
• • • • •
35
Acties ERC: Afstemmen met DCO (voorlichting) VenW en communicatie betrokken regio’s; Opschaling van de media- en internetmonitoring; voorwaarschuwen/oproepen leden NVC; Voorwaarschuwing call center, vertalingsbureau; Prepareren middelen (woordvoeringslijnen, persberichten, FAQs, webteksten, scripts voor call center); Initiëren (tijdelijke) publieksmonitor.
4.3
Beschrijving proces fase 3
Fase 3A
Voorbereidingsfase: Van officiële waarschuwing tot aan besluit al dan niet geheel of (zeer) gedeeltelijk te evacueren Alarmering: Er zij twee mogelijkheden om deze fase te bereiken. De Stormvloedwaarschuwingsdienst (SVSD), de Waarschuwingsdienst voor het IJsselmeer (WDIJ) of de Hoogwatergroep Rivieren bericht dat het zee- of rivierwater het toetspeil overschrijdt. De werkingsgebieden van deze instanties zijn beschreven in bijlage 5. De stormvloedwaarschuwingsdienst (SVSD), of de hoogwatergroep rivieren signaleren dat de (middel)lange termijn verwachtingen een kans op overschrijding van het toetspeil opleveren in de voorliggende periode. Deze kans wordt door de LCO geanalyseerd en geëvalueerd (zogenaamde asynchrone opschaling). De waarschuwende instanties alarmeren: • De waterschappen in het bedreigde gebied; • De LCO; • En overige partners binnen de waterkolom,31 waaronder DCC-VenW. Opschaling: De minister van BZK kondigt fase 3 af. Er is sprake van een nationale crisis; de nationale crisisorganisatie is volledig ingericht. De bedreigde regio’s schalen op naar GRIP 4. De niet-bedreigde regio’s bepalen of ze opschalen naar GRIP 2. Kenmerkend voor deze situatie: De opgeschaalde instanties starten met het voorbereiden op de besluitvorming door te proberen meer inzicht te krijgen in: Mogelijke zwakke plekken in de waterkeringen (waar komt het water wanneer de dijk over) en daarmee 1. De omvang, specifieke (geografische, infrastructurele en demografische) kenmerken van en risico’s in het bedreigde gebied; 2. De beschikbare tijd (de tijd vanaf het moment van waarschuwing tot aan het verwachte moment van overstroming); 3. De benodigde tijd, m.a.w. de tijd die nodig is om alle inwoners uit het rampgebied te evacueren. Naarmate het inzicht in bovengenoemde aspecten vordert, worden (afhankelijk van de beschikbare tijd in relatie tot de tijd die nodig is om alle inwoners uit de bedreigde dijkringen te evacueren) al maatregelen vooruitlopend op besluitvorming genomen. Belangrijke maatregelen: het inrichten van distributiepunten aan de rand van het rampterrein en het bepalen van de ‘exitpoints’ en evacuatieroutes binnen en buiten het rampgebied. Voorlichting van de bevolking speelt in deze fase een essentiële, zo niet cruciale rol! Kenmerkend voor deze fase: focus op VOORBEREIDEN BESLUITVORMING EVACUEREN, VOORLICHTING (!).
31
36
Zie draaiboek Hoogwater en stormvloed VenW.
Zie voor evacuatie ook het draaiboek het rijk en evacuatie.
•
Informeren: SVSD informeert periodiek over waterstanden het DCC-VenW; het NCC, PCC’s en waterschappen in het bedreigde gebied; De Hoogwatergroep Rivieren informeert periodiek over waterstanden het DCC-VenW; het NCC, de PCC’s en waterschappen in het bedreigde gebied; De WDIJ informeert periodiek over waterstanden het DCC-VenW, het NCC, de PCC’s en de waterschappen in het bedreigde gebied; KNMI informeert DCC-VenW en NCC over huidige en toekomstige weersgesteldheid.
• • • • •
Acties Waterschappen: Uitvoering van de technische maatregelen per dijkvak; Patrouilles per dijkvak; Coördinatiecentra zijn operationeel; Afstemming met en in RCC’s en PCC’s, tenminste over mogelijke afsluiting dijkwegen; Afstemming met overige instanties binnen de waterkolom.
• •
Acties Veiligheidsregio’s en Provincies in het bedreigde gebied: RCC’s en PCC’s zijn ingericht en operationeel; Verzamelen informatie en voorbereiden besluitvorming.
• • •
Acties DCC-VenW: Verzamelen en analyseren informatie vanuit Rijkswaterstaat; Analyse (potentiële) knelpunten coördinatie; Informeren NCC; Informeren netwerkpartners en coördineren van informatie binnen de functionele VenW kolom; Adviezen LCO via NCC doorgeleiden naar IBT, MBT; Informeren en adviseren bewindslieden.
• • • • • •
Acties LCO: Stelt advies opvoor het IBT/MBT over: • de kans dat het bedreigde gebied daadwerkelijk overstroomt; • de omvang van het (potentiële) overstromingsgebied; • de beschikbare tijd tot aan het moment van overstromen. Acties overige DCC’s: 32 Informeren netwerkpartners conform draaiboek; Verzamelen en analyseren informatie vanuit netwerkpartners conform draaiboek; Analyse (potentiële) knelpunten coördinatie; Advies knelpunten coördinatie ter bespreking in NCC en evt. besluitvorming in IBT; Informeren en adviseren bewindslieden.
• • • • •
32
37
Meer informatie over de maatregelen per DCC vind u in Hoofdstuk 5 van dit draaiboek.
• • • • • •
• • • • • • • • • • • • •
•
• • • •
38
Acties LOCC: Analyse beschikbare capaciteit (hoeveel en waar); Regisseren landelijke capaciteit m.b.t. verbindingen, het afzetten van het rampterrein en verzorging van de logistiek na overleg met de ROT’s van de bedreigde veiligheidsregio’s; Opstellen sitraps ter kennisname aan NCC en ROT’s van de bedreigde veiligheidsregio’s; Opstellen adviezen knelpunten capacitair ter besluitvorming in IBT; Afstemming met de veiligheidsregio’s; Advisering NCC. Acties ERC: NVC operationeel; Voortdurende internet- en mediamonitoring en -analyse; Advisering IBT/MBT; Uitvoering van pers- en publieksvoorlichting d.m.v.: Persverklaringen en - berichten; Coördinatie call center Publiekskinformatie 0800-1351; Uitvoering www.crisis.nl; Telefonische persvoorlichting; Afstemmen met Voorlichting veiligheidsregio’s; Adviseren actiecentra Voorlichting veiligheidsregio’s; Analyse informatie (inhoud en strategie) actiecentra Voorlichting veiligheidsregio’s; Advies potentiële knelpunten coördinatie ter bespreking in NCC en evt. ter besluitvorming in IBT; Advies (potentiële) knelpunten Publieksinformatie ter bespreking in NCC en evt. ter besluitvorming in IBT. Acties NCC: Coördineren informatie van en naar de algemeen-bestuurlijke kolom; – RBT’s – PCC’s – DCC’s – internationaal; Voorbereiden en opstellen landelijke sitraps; Inrichten IBT en MBT; Voorbereiden bijeenkomsten IBT m.b.v. liaisons DCC’s; Faciliteren bijeenkomsten MBT.
•
Actie IBT: IBT komt bijeen.
Agenda IBT: Sitrap → Vaststellen ter kennisname aan MBT Prognoses
→ Vaststellen ter kennisname aan MBT Opschalingsfase
→ Vaststellen ter kennisname aan MBT Strategische keuzes: wel of niet evacueren
→ Ter advisering aan MBT (Potentiële) knelpunten capacitair
→ Besluiten en/of ter advies aan MBT (Potentiële) knelpunten coördinatie
→ Besluiten en/of ter advies aan MBT Communicatiestrategie
→ Ter advies aan MBT Opstarten interdep. werkgroep CRAS
→ Besluiten en/of ter advies aan MBT Opstarten interdep. werkgroep Nazorg
→ Besluiten en/of ter advies aan MBT
•
39
Acties Minister BZK: Strategisch overleg met voorzitters bedreigde veiligheidsregio’s en CDKs bedreigde gebied.
•
Actie MBT: MBT komt bijeen. Agenda MBT:
Sitrap
→ Ter kennisname Prognoses
→ Ter kennisname Strategische keuzes: wel of niet evacueren
→ Ter besluitvorming (Potentiële) knelpunten capacitair
→ Ter kennisname of ter besluitvorming (Potentiële) knelpunten coördinatie
→ Ter kennisname of ter besluitvorming Communicatiestrategie en Woordvoering
→ Ter besluitvorming Inlichten Staten Generaal en Raad van State Opstarten interdepartementale werkgroep CRAS
→ Ter kennisname Opstarten interdepartementale werkgroep Nazorg
→ Ter kennisname
40
Fase 3B:
Evacuatiefase: Van besluit tot al dan niet evacueren tot aan moment van overstromen Prognose: SVSD, WDIJ of de Hoogwatergroep Rivieren constateren dat de toetspeilen worden overschreden. Voor meerdere dijkringen dreigt inundatie. Alarmering: SVSD alarmeert DCC-VenW, het NCC , PCC’s, de regionale diensten van Rijkswaterstaat en de waterschappen in het bedreigde gebied; WDIJ alarmeert DCC-VenW, het NCC, PCC’s, de regionale diensten van Rijkswaterstaat en waterschappen in het bedreigde gebied; De Hoogwatergroep Rivieren alarmeert DCC-VenW, het NCC , PCC’s en waterschappen in het bedreigde gebied; De PCC’s alarmeren de betrokken gemeenten, tenzij deze anders (rechtstreeks met de waarschuwende instantie) hebben afgesproken; Het LOCC alarmeert de ROT’s buiten het bedreigde gebied die een rol spelen in de opvang van de te evacueren inwoners; Het NCC alarmeert de DCC’s en de RBT’s buiten het bedreigde gebied die een rol spelen in de opvang van de te evacueren inwoners.
• • • • • •
Opschaling: Provincies en Veiligheidsregio’s in het bedreigde gebied blijven opgeschaald naar GRIP 4; de actiecentra zijn ingericht en operationeel; • Provincies en Veiligheidsregio’s buiten het bedreigde gebied schalen op naar GRIP 4; de actiecentra worden ingericht. Kenmerkend voor deze situatie: Afhankelijk van a) de tijd die beschikbaar is tot aan het moment van overstromen, b) de tijd die nodig is om alle inwoners uit het bedreigde gebied te evacueren en c) de wijze waarop deze tijdspaden zich tot elkaar verhouden, neemt de Minister van Binnenlandse Zaken op grond van de Wet Verplaatsing Bevolking (Wvp) een besluit tot een gehele, of gedeeltelijke evacuatie.33 Hij doet dit niet dan na overleg met de betrokken regiobesturen en CdKs en bespreekt dit in het MBT. Indien wordt erkend dat onvoldoende tijd beschikbaar is om het merendeel van de inwoners te evacueren, zal men de hulpverleningsactiviteiten richten op hulp aan hen die achterblijven (voorlichting, voorzien in primaire levensbehoeften). Indien voldoende tijd beschikbaar is om alle inwoners uit het bedreigde gebied te evacueren, zal men een deel van de hulpverleningsactiviteiten richten op maatregelen voor het beheer van het gebied (het voorkomen van de ramp na de ramp).34 Focus op: BESLUITVORMING, (PUBLIEKS)COMMUNICATIE, COÖRDINATIE UITVOERING
33 34
41
In dit draaiboek doelen we dan op een gestructureerde evacuatie. Zie voor toelichting hoofdstuk 2.
Zie voor evacuatie ook het draaiboek het rijk en evacuatie.
Informeren: SVSD informeert periodiek over waterstanden het DCC-VenW het NCC, PCC’s, de regionale diensten van Rijkswaterstaat en waterschappen in het bedreigde gebied; De Hoogwatergroep Rivieren informeert periodiek over waterstanden het DCC-VenW, het NCC, PCC’s, de regionale diensten van Rijkswaterstaat en waterschappen in het bedreigde gebied; De WDIJ informeert periodiek het DCC-VenW, het NCC, PCC’s, de regionale diensten van Rijkswaterstaat en waterschappen in het bedreigde gebied; KNMI informeert DCC-VenW en NCC over huidige en toekomstige weersgesteldheid.
• •
• •
• •
Acties Waterschappen: Adviseren in RCC en PCC; Besluiten over bemaling in het bedreigde gebied en/of over het aanbrengen van sluitingsmiddelen; Uitvoeren technische maatregelen conform eigen calamiteitenplannen en draaiboeken; Afstemmen met overige instanties in waterkolom conform landelijk draaiboek VenW.
• • • • • • • • •
Acties Veiligheidsregio’s in bedreigde gebied: Actiecentra zijn ingericht en operationeel; Uitvoeren evacuatiebesluit Minister; Besluiten over voorlichtingsstrategie; Besluiten over bron- en effectbestrijding op basis van adviezen waterschappen; Besluiten over de inzet van extra personeel en materieel; Uitvoeren maatregelen conform rampbestrijdingsplannen en draaiboeken Hoogwater; handhaven van de openbare orde onder regie van het DCC BZK; Informeren PCC en NCC; Besluiten over wel/niet verplaatsen lokatie van de RCC’s.35
• •
•
Acties Veiligheidsregio’s buiten het bedreigde gebied: Actiecentra Opvang en Verzorging, CRIB, PSH, Primaire Levensbehoeften inrichten; Maatregelen draaiboeken Opvang en Verzorging, CRIB, PSH, Primaire Levensbehoeften uitvoeren onder regie LOCC; Informeren PCC en NCC.
• • • • • • •
Acties DCC-VenW: Verzamelen en analyseren informatie vanuit Rijkswaterstaat; Analyse (potentiële) knelpunten coördinatie; Informeren NCC; Coördineren van informatie binnen de functionele VenW kolom; LCO begeleiden; Adviezen LCO via NCC doorgeleiden naar IBT, MBT; Informeren en adviseren bewindslieden.
• •
35
42
Bij een dreiging voor dijkring 14 moet ook verplaatsing van de DCC’s en het NCC worden overwogen.
• • •
Acties LCO: Adviseert over de uitvoering van waterbeheersmaatregelen; De omvang van het (potentiële) overstromingsgebied; De beschikbare tijd tot aan het moment van overstromen.
• • • • •
Acties overige DCC’s: Informeren netwerkpartners conform draaiboek; Verzamelen en analyseren informatie vanuit netwerkpartners; Analyse (potentiële) knelpunten coördinatie; Advies knelpunten coördinatie ter bespreking in NCC en evt. besluitvorming in IBT; Informeren en adviseren bewindslieden.
• • • • •
• • •
• • • • •
43
Acties LOCC: Analyse beschikbare capaciteit (hoeveel en waar); Opstellen sitraps ter kennisname aan NCC; Opstellen adviezen knelpunten capacitair ter besluitvorming in IBT; Overleg met de ROT’s van de veiligheidsregio’s; Na overleg: regisseren operationele besluitvorming ten aanzien van grootschalig evacueren en ontruimen, hierbij komen aan orde: – Begidsen; – Opvang en Verzorging; – CRIB; – Primaire levensbehoeften; – Verkeer; – Redden; – Uitvaartverzorging; – Afstemming met NCC. Acties NVC: Voortdurende internet- en mediamonitoring en -analyse; Advisering IBT/MBT; Uitvoering van pers- en publieksvoorlichting d.m.v.: – persverklaringen en - berichten; – coördinatie call center Publieksinformatie 0800-1351; – uitvoering www.crisis.nl; – telefonische persvoorlichting; Afstemmen met Voorlichting veiligheidsregio’s; Adviseren actiecentra Voorlichting veiligheidsregio’s; Analyse informatie (inhoud en strategie) actiecentra Voorlichting veiligheidsregio’s; Advies potentiële knelpunten coördinatie ter bespreking in NCC en evt. ter besluitvorming in IBT; Advies (potentiële) knelpunten Publieksinformatie ter bespreking in NCC en evt. ter besluitvorming in IBT.
•
• • • •
•
Acties NCC: Coördineren informatie van en naar: – RBT’s; – PCC’s; – DCC’s. – Internationaal Voorbereiden en opstellen landelijke sitraps; Voorbereiden bijeenkomsten IBT m.b.v. liaisons DCC’s en landelijke projectgroepen; Faciliteren bijeenkomsten MBT; Procescoördinatie uitvoering besluiten van IBT en MBT in overleg met – DCC’s; – RBT’s; – en PCC’s.
Actie IBT: IBT komt bijeen. Agenda IBT:
Sitrap
→ Vaststellen ter kennisname aan MBT Prognoses
→ Vaststellen ter kennisname aan MBT Publieke beeldvorming/Landelijke Voorlichtingsstrategie
→ Ter advies aan MBT (Potentiële) knelpunten capacitair
→ Besluiten en/of ter advies aan MBT Internationale bijstand
→ Ter advies aan MBT (Potentiële) knelpunten coördinatie
→ Besluiten en/of ter advies aan MBT Opstarten interdepartementale projectgroep CRAS
→ Besluiten ter kennisname aan MBT Opstarten interdepartementale projectgroep Nazorg
→ Besluiten ter kennisname aan MBT Opstarten Evaluatieproces
→ Besluiten ter kennisname aan MBT
44
•
Actie MBT: MBT komt bijeen. Agenda MBT:
Sitrap
→ Ter kennisname Prognoses
→ Ter kennisname Publieke beeldvorming/Landelijke voorlichtingsstrategie
→ Ter besluitvorming (Potentiële) knelpunten capacitair
→ Ter kennisname of ter besluitvorming Internationale bijstand
→ Ter besluitvorming (Potentiële) knelpunten coördinatie
→ Ter kennisname of ter besluitvorming Woordvoering
→ Ter besluitvorming
45
Fase 3T
Geen overstroming Terugkeer Situatie: De waterkeringen overstromen niet/breken niet door. De LCO en de waterschappen verwachten niet dat dit nog binnen afzienbare termijn zal gebeuren. De acute fasen van de hoogwatercrisis zijn voorbij; de geëvacueerde inwoners keren terug. Er ontstaat gaandeweg een stabiele situatie. Kenmerkend voor deze fase: Centrale rol voor VERKEER, CRAS en NAZORG. Afschaling: Na besluitvorming in het MBT en in overleg met de hoogst bestuurlijke verantwoordelijken: • Schalen de waterschappen af naar resp. fasen 3, 2 en 1. Bij rivierscenario’s verloopt het afbouwen van de dijkbewaking parallel aan de terugkeer van (een deel van) de inwoners; • Schalen de Provincies en Veiligheidsregio’s af in overleg met de waterschapppen; • Schaalt de nationale crisisorganisatie af naar Fase 2.
•
Informeren: SVSD, WDIJ en De Hoogwatergroep Rivieren blijven het DCC Verkeer en Waterstaat, de regionale diensten van Rijkswaterstaat en de waterschappen in het voormalige bedreigde gebied periodiek informeren.
• • •
Acties Waterschappen: Adviseren RCC’s en PCC’s tot aan afschaling; Uitvoeren (indien nodig) van herstelwerkzaamheden; Afstemmen met overige instanties in de waterkolom conform VenW draaiboek.
• • • • •
Acties Veiligheidsregio’s in getroffen gebied: Besluiten over voorlichtingsstrategie, schadeafhandeling en nazorg; Besluiten over toegankelijk/begaanbaar maken/opruimen onder regie van het LOCC; Besluiten over inzet personeel en materieel; Handhaven van de openbare orde onder regie van het NCC; Informeren PCC en NCC.
• • •
Acties Veiligheidsregio’s buiten het getroffen gebied: Besluiten over voorlichtingsstrategie; Uitvoeren verkeersmaatregelen; Informeren PCC en NCC.
• • • • • • • •
Acties DCC-VenW: Verzamelen en analyseren informatie vanuit Rijkswaterstaat; Analyse (potentiële) knelpunten coördinatie; Informeren NCC; Coördineren van informatie binnen de functionele VenW kolom; Coördineren van de inzet binnen de waterkolom conform VenW-draaiboek; LCO begeleiden; Adviezen LCO via NCC doorgeleiden naar IBT, MBT; Informeren en adviseren bewindslieden.
46
•
LCO: Adviseert over de uitvoering van de herstelmaatregelen indien nodig.
• • • • •
Acties overige DCC’s: Informeren netwerkpartners conform draaiboek; Informatie ontvangen vanuit netwerkpartners conform draaiboek; Analyse (potentiële) knelpunten coördinatie; Advies knelpunten coördinatie ter bespreking in NCC en evt. besluitvorming in IBT; Informeren en adviseren bewindslieden.
• • • • •
•
• • • • • • • • •
•
• • • •
47
Acties LOCC: Analyse beschikbare capaciteit (hoeveel en waar); Opstellen sitraps ter kennisname aan NCC en ROT’s; Opstellen adviezen knelpunten capacitair ter besluitvorming in IBT; Overleg met de ROT’s in veiligheidsregio’s; Faciliteren regionale operationele maatregelen ten aanzien van: – Begidsen – Verkeer – Toegankelijk/begaanbaar maken/opruimen Afstemming met NCC. Acties ERC: Afstemmen met DCo VenW (over afschaling NVC naar departementale verantwoordelijkheid); Indien afschaling: ondersteuning DCO VenW; Afstemmen met actiecentra Voorlichting veiligheidsregio’s; Ondersteunen actiecentra Voorlichting veiligheidsregio’s; Analyse informatie (inhoud en strategie) actiecentra Voorlichting veiligheidsregio’s; Advies (potentiële) knelpunten coördinatie ter bespreking in NCC en evt. ter besluitvorming in NCC; Coördinatie landelijk call center Publieksinformatie; Coördinatie www.crisis.nl; Advies (potentiële) knelpunten Pers- en Publieksinformatie ter bespreking in NCC en evt. ter besluitvorming in IBT. Acties NCC: Coördineren informatie van en naar: – RBT’s – PCC’s – DCC’s – Internationaal Voorbereiden en opstellen landelijke sitraps; Voorbereiden bijeenkomsten IBT m.b.v. liaisons DCC’s en landelijke werkgroepen CRAS en Nazorg; Faciliteren bijeenkomsten MBT; Procescoordinatie uitvoering besluiten IBT/MBT in overleg met – DCC’s; – RBT’s; – PCC’s.
Actie IBT: IBT komt bijeen. Agenda IBT: Sitrap
→ Vaststellen ter kennisname aan MBT Prognoses
→ Vaststellen ter kennisname aan MBT Proces Afschalen
→ Vaststellen ter advies aan MBT (Potentiële) knelpunten capacitair
→ Besluiten en/of ter advies aan MBT (Potentiële) knelpunten coördinatie
→ Besluiten en/of ter advies aan MBT Strategie CRAS
→ Vaststellen ter advies aan MBT Strategie Nazorg
→ Vaststellen ter advies aan MBT Aangepaste communicatiestrategie
→ Vaststellen ter advies aan MBT
48
Fase 3C
Acute fase.
•
Actie MBT: MBT komt bijeen. Agenda MBT:
Sitrap
→ Ter kennisname Prognoses
→ Ter kennisname Strategie Afschalen
→ Ter besluitvorming (Potentiële) knelpunten capacitair
→ Ter kennisname of ter besluitvorming (Potentiële) knelpunten coördinatie
→ Ter kennisname of ter besluitvorming Strategie CRAS
→ Ter besluitvorming Strategie Nazorg
→ Ter besluitvorming Woordvoering
→ Ter besluitvorming Evaluatie
→ Ter reflectie en evt. ter verantwoording aan de Staten-Generaal
49
Fase 3C
Acute fase Situatie: De waterkeringen overstromen en/of breken door. Er is sprake van een ramp in de zin van de Wet rampen en zware ongevallen. De focus van de crisisbeheersingsacties verschuift nu naar REDDING en PRIMAIRE LEV ENSBEHOEFTEN van degenen die het rampgebied niet hebben kunnen verlaten, dan wel naar OPVANG EN VERZORGING en REGISTRATIE van degenen die het rampgebied hebben verlaten. De RBT’s/ROT’s binnen het getroffen gebied zijn geheel of gedeeltelijk verplaatst naar locaties buiten het getroffen gebied. De RBT’s/ROT’s buiten het getroffen gebied hebben hun actiecentra volledig actief. De distributiepunten aan de rand van het rampgebied zijn volledig ingericht en actief; op de distributiepunten en op nader te bepalen locaties aan de rand rampgebied zijn COPI’s ingericht.
• • •
•
•
• •
• • • • • • •
• • • •
50
Opschaling: De Waterschappen zijn opgeschaald naar fase 4/5: Calamiteit; Veiligheidsregio’s in het bedreigde gebied zijn opgeschaald naar GRIP 4; Veiligheidsregio’s buiten het bedreigde gebied zijn opgeschaald naar GRIP 4. Informeren: SVSD informeert periodiek over waterstanden het DCC Verkeer & Waterstaat, het NCC, PCC’s, de regionale diensten van Rijkswaterstaat en waterschappen in het getroffen gebied; De Hoogwatergroep Rivieren informeert periodiek over waterstanden het DCC-VenW, het NCC, PCC’s, de regionale diensten van Rijkswaterstaat en waterschappen in het getroffen gebied; De WDIJ informeert periodiek over waterstanden het DCC-VenW, het NCC, PCC’s, de regionale diensten van Rijkswaterstaat en waterschappen in het bedreigde gebied; KNMI informeert DCC-VenW en NCC over huidige en toekomstige weersgesteldheid. Acties Waterschappen: Adviseren RCC’s en PCC’s; Opheffen dijkposten in de (gedeeltelijk) overstroomde dijkringen; Coördinatiecentra in de bedreigde of overstroomde gebieden worden (zonodig) verplaatst; Besluiten over bemaling in bedreigde of overstroomde gebieden; Besluiten over de inzet van extra personeel en materieel voor het beperken van de overstroming en voor herstelwerkzaamheden; Uitvoeren technische maatregelen conform eigen calamiteitenplannen en draaiboeken; Afstemmen met overige instanties in de waterkolom conform VenW draaiboek. Acties Veiligheidsregio’s in getroffen gebied: Besluiten over voorlichtingsstrategie; Besluiten over bron- en effectbeheersing op basis van adviezen waterschappen; Besluiten over de inzet van extra personeel en materieel; Uitvoeren maatregelen conform rampbestrijdingsplannen en draaiboeken Hoogwater gefaciliteerd door het LOCC;
• •
Handhaven van de openbare orde onder regie van het DCC BZK; Informeren PCC en NCC.
•
Acties Veiligheidsregio’s buiten het getroffen gebied: Uitvoeren maatregelen Opvang en Verzorging, CRIB, Primaire Levensbehoeften, Redden en Uitvaartverzorging conform draaiboeken onder regie van het LOCC; Informeren PCC en NCC.
• • • • • • • •
Acties DCC-VenW: Verzamelen en analyseren informatie vanuit Rijkswaterstaat; Analyse (potentiële) knelpunten coördinatie; Informeren NCC; Coördineren van informatie binnen de functionele VenW kolom; Coördineren van de inzet binnen de waterkolom conform VenW-draaiboek Hoogwater; LCO begeleiden; Adviezen LCO via NCC doorgeleiden naar IBT, MBT; Informeren en adviseren bewindslieden.
•
Acties LCO: Adviseert over uitvoering van de waterbeheersmaatregelen.
• • • • •
Acties DCC’s: Informeren netwerkpartners conform draaiboek; Informatie ontvangen vanuit netwerkpartners conform draaiboek; Analyse (potentiële) knelpunten coördinatie; Advies knelpunten coördinatie ter bespreking in NCC en evt. besluitvorming in IBT; Informeren en adviseren bewindslieden.
•
• • • • •
•
• • •
51
Acties LOCC: Analyse beschikbare capaciteit (hoeveel en waar); Opstellen sitraps ter kennisname aan NCC en ROT’s; Opstellen adviezen knelpunten capacitair ter besluitvorming in IBT; Overleg met de ROT’s van de veiligheidsregio’s; Na overleg: Regisseren operationele besluitvorming ten aanzien van: – Grootschalig evacueren en ontruimen – Begidsen – Opvang en Verzorging – CRIB – Primaire levensbehoeften – Verkeer – Redden – Uitvaartverzorging Afstemming met NCC. Acties NVC: Voortdurende internet- en mediamonitoring en -analyse; Advisering IBT/MBT; Uitvoering van pers- en publieksvoorlichting d.m.v.: – persverklaringen en -berichten; – coördinatie call center Publieksinformatie 0800-1351;
• • • • •
– uitvoering www.crisis.nl; – telefonische persvoorlichting; Afstemmen met Voorlichting veiligheidsregio’s; Adviseren actiecentra Voorlichting veiligheidsregio’s. Analyse informatie (inhoud en strategie) actiecentra Voorlichting veiligheidsregio’s; Advies potentiële knelpunten coördinatie ter bespreking in NCC en evt. ter besluitvorming in IBT; Advies (potentiële) knelpunten Publieksinformatie ter bespreking in NCC en evt. ter besluitvorming in IBT.
• •
Acties NCC: Coördineren informatie van en naar: – RBT’s – PCC’s – DCC’s – Internationaal Voorbereiden en opstellen landelijke sitraps; Faciliteren en voorbereiden bijeenkomsten IBT m.b.v. liaisons DCC’s en landelijke projectgroepen; Faciliteren bijeenkomsten MBT; Procescoördinatie uitvoering besluiten IBT/MBT in overleg met DCC’s, RBT’s en PCC’s.
•
Actie IBT: IBT komt bijeen.
•
• •
Agenda IBT: Sitrap
→ Vaststellen ter kennisname aan MBT Prognoses
→ Vaststellen ter kennisname aan MBT Publieke beeldvorming/Landelijke Voorlichtingsstrategie
→ Ter advies aan MBT (Potentiële) knelpunten capacitair
→ Besluiten en/of ter advies aan MBT (Potentiële) knelpunten coördinatie
→ Besluiten en/of ter advies aan MBT Opstarten landelijk onderzoek Preventieve Volksgezondheid
→ Besluiten en/of ter advies aan MBT
52
•
Actie MBT: MBT komt bijeen. Agenda MBT:
Sitrap
→ Ter kennisname Prognoses
→ Ter kennisname Publieke beeldvorming/Landelijke Voorlichtingsstrategie
→ Ter besluitvorming (Potentiële) knelpunten capacitair
→ Ter kennisname of ter besluitvorming (Potentiële) knelpunten coördinatie
→ Ter kennisname of ter besluitvorming
53
Fase 3D
Stabilisatie Situatie: De acute fasen van de hoogwatercrisis zijn voorbij; er ontstaat gaandeweg een stabiele situatie. De LCO onderzoekt of en wanneer terugkeer mogelijk is. Geëvacueerde inwoners beschikken over langetermijnopvang buiten het rampgebied. Zij registreren zich voor schadeafhandeling en richten zich op de toekomst voor de korte en lange termijn. Inwoners die na 72 uur zich nog steeds in het getroffen gebied bevinden, worden alsnog gered. Kenmerkend voor deze fase: de centrale rol van de IACs, CRAS en strategie NAZORG. Opschaling: Totdat anders wordt besloten, geldt het volgende: • De Waterschappen zijn opgeschaald naar fase 4/5: Calamiteit; • Provincies en Veiligheidsregio’s in het bedreigde gebied zijn opgeschaald naar GRIP 4; • Provincies en Veiligheidsregio’s buiten het bedreigde gebied zijn opgeschaald naar GRIP 4. Afschaling: Na advies van het LCO en besluitvorming in het MBT en in overleg met de hoogst bestuurlijke verantwoordelijken: schalen de waterschappen af naar resp. fasen 3, 2 en 1. Daarbij: • Verloopt het afbouwen van de dijkbewaking parallel aan de terugkeer van (een deel van) de inwoners; • Schalen de Provincies en Veiligheidsregio’s af in overleg met de waterschapppen; • Schaalt de nationale crisisorganisatie af naar Fase 2.
•
Acties waarschuwende instanties: SVSD, de Hoogwatergroep Rivieren, WDIJ en KNMI blijven het DCC Verkeer en Waterstaat en de waterschappen in het voormalige bedreigde gebied periodiek informeren.
• • •
Acties Waterschappen: Adviseren RCC’s en PCC’s tot aan afschaling; Uitvoeren (indien nodig) van herstelwerkzaamheden; Afstemmen met overige instanties in de waterkolom conform VenW draaiboek.
• • • • •
Acties Veiligheidsregio’s in getroffen gebied: Besluiten over voorlichtingsstrategie, schadeafhandeling en nazorg; Besluiten over toegankelijk/begaanbaar maken/opruimen onder regie van het LOCC; Besluiten over inzet personeel en materieel; Handhaven van de openbare orde onder regie van het DCC BZK; Informeren PCC en NCC.
• • •
Acties Veiligheidsregio’s buiten het getroffen gebied: Besluiten over voorlichtingsstrategie; Uitvoeren verkeersmaatregelen; Informeren PCC en NCC.
54
• • • • • • • •
Acties DCC-VenW: Verzamelen en analyseren informatie vanuit Rijkswaterstaat; Analyse (potentiële) knelpunten coördinatie; Informeren NCC; Informeren netwerkpartners binnen de waterkolom; Coördineren van de inzet binnen de waterkolom conform VenW-draaiboek; LCO begeleiden; Adviezen LCO via NCC doorgeleiden naar IBT, MBT; Informeren en adviseren bewindslieden.
Acties LCO: Adviseert over: • Uitvoering van de waterbeheersmaatregelen.
• • • • •
• • • • •
• •
55
Acties overige DCC’s: Informeren netwerkpartners conform draaiboek; Informatie ontvangen vanuit netwerkpartners conform draaiboek; Analyse (potentiële) knelpunten coördinatie; Advies knelpunten coördinatie ter bespreking in NCC en evt. besluitvorming in IBT; Informeren en adviseren bewindslieden. Acties LOCC: Analyse beschikbare capaciteit (hoeveel en waar); Opstellen sitraps ter kennisname aan NCC en ROT’s; Opstellen adviezen knelpunten capacitair ter besluitvorming in IBT; Overleg met de ROT’s in veiligheidsregio’s; Na overleg met de ROT’s, regisseren operationele besluitvorming ten aanzien van: – Grootschalig evacueren en ontruimen – Begidsen – Opvang en Verzorging – CRIB – Primaire levensbehoeften – Verkeer – Redden – Uitvaartverzorging Regisseren operationele besluitvorming ten aanzien van: – Toegankelijk/begaanbaar maken/opruimen Afstemming met NCC.
• • •
• • • • •
Acties NVC: Voortdurende internet- en mediamonitoring en -analyse; Advisering IBT/MBT; Uitvoering van pers- en publieksvoorlichting d.m.v.: – persverklaringen en -berichten – coördinatie call center Publieksinformatie 0800-1351 – uitvoering www.crisis.nl – telefonische persvoorlichting; Afstemmen met Voorlichting veiligheidsregio’s; Adviseren actiecentra Voorlichting veiligheidsregio’s; Analyse informatie (inhoud en strategie) actiecentra Voorlichting veiligheidsregio’s; Advies potentiële knelpunten coördinatie ter bespreking in NCC en evt. ter besluitvorming in IBT; Advies (potentiële) knelpunten Publieksinformatie ter bespreking in NCC en evt. ter besluitvorming in IBT.
• •
Acties NCC: Coördineren informatie van en naar: – RBT’s – PCC’s – DCC’s – Internationaal Voorbereiden en opstellen landelijke sitraps; Voorbereiden bijeenkomsten IBT m.b.v. liaisons DCC’s en landelijke werkgroepen CRAS en Nazorg; Faciliteren bijeenkomsten MBT; Procescoördinatie uitvoering besluiten IBT/MBT in overleg met DCC’s, RBT’s en PCC’s.
•
Actie IBT: IBT komt bijeen.
•
• •
Agenda IBT: Sitrap
→ Vaststellen ter kennisname aan MBT Prognoses
→ Vaststellen ter kennisname aan MBT Proces Afschalen
→ Vaststellen ter advies aan MBT (Potentiële) knelpunten capacitair
→ Besluiten en/of ter advies aan MBT (Potentiële) knelpunten coördinatie
→ Besluiten en/of ter advies aan MBT Strategie CRAS
→ Vaststellen ter advies aan MBT Strategie Nazorg
→ Vaststellen ter advies aan MBT Aangepaste communicatiestrategie
→ Vaststellen ter advies aan MBT
56
•
Actie MBT: MBT komt bijeen. Agenda MBT:
Sitrap
→ Ter kennisname Prognoses
→ Ter kennisname Strategie Afschalen
→ Ter besluitvorming (Potentiële) knelpunten capacitair
→ Ter kennisname of ter besluitvorming (Potentiële) knelpunten coördinatie
→ Ter kennisname of ter besluitvorming Strategie CRAS
→ Ter besluitvorming Strategie Nazorg
→ Ter besluitvorming Woordvoering
→ Ter besluitvorming Evaluatie
→ Ter reflectie en evt. ter verantwoording Verantwoording aan de Staten-Generaal
→ Ter besluitvorming
57
58
5
De DCC’s en hun netwerken
5.1
Inleiding In dit hoofdstuk geven we op hoofdlijnen een beeld van de door de departementale crisis- en coördinatiecentra(DCC) en hun netwerkpartners te treffen maatregelen. De eerste paragraaf biedt een totaaloverzicht van de maatregelen die door het Rijk worden gefaciliteerd, dan wel geregisseerd in geval van hoogwater. In bijlage 9 treft u dit overzicht gerelateerd aan de 25 deelprocessen, die in rampbestrijdingsplannen worden gehanteerd. In paragraaf 5.2 volgt per DCC een schematisch overzicht van de departementale crisisstructuur in relatie tot de (voor hoogwater relevante) netwerkpartners. Deze schema’s gaan uit van het handelen van de DCC’s bij hoogwater vanuit de optiek van de betreffende DCC’s; zij pretenderen niet een volledig overzicht te bieden van taken en bevoegdheden per DCC en in onderlinge relatie.
Algemene straStrategie BronStrategie tegie wordt en Evacuatie altijd uitgevoerd) effectbestrijding (zie draaiboek RWS)
Strategie Hulpverlening aan achtergeblevenen
Strategie Beheer omgeving
alarmering
dijkverzwaring
gerichte voorlichting
redden
milieubescherming
verbindingen
dijkbewaking
waarschuwen bevolking
gerichte voorlichting
afvoeren vee
afzetten rampterrein
het dichten van coupures
evacueren en ontruimen
handhaven van de rechtsorde
bescherming van infrastructuur
verzorging logistiek
pompen
afzetten en beschermen
geneeskundige hulpverleningsketen
afschakeling gas/elektriciteit
verkeer regelen
registreren van slachtoffers
bescherming waterzuivering
handhaven van de rechtsorde
identificeren van slachtoffers
in stand houden van essentiële bedrijfsprocessen en objecten
opvang en verzorging
uitvaartverzorging
vergroten verbindingsmogelijkheden
registeren van slachtoffers
toegankelijk/begaanbaar maken/ opruimen
beperken onherstelbare cultuurschade
begidsen
verzorging logistiek voorzien in primaire levensbehoeften
psychosociale hulpverlening schaderegistratie en -afhandeling nazorg
59
psychosociale hulpverlening preventieve volksgezondheid schaderegistratie en-afhandeling nazorg
Overzicht rollen Rijk bij Hoogwater Rol 1: coördineren = faciliteren Maatregelen Beheeromgeving
Scenario
Wie
Milieubescherming
1,3
LNV, VenW, VROM
Fase 3B
Afvoeren vee
1,3
LNV
3B
Bescherming vitale infrastructuur
1,3
BZK, VenW
3B
Afschakeling gas/elektriciteit
1,3
EZ
3B
Bescherming waterzuivering
1,3
VROM, VenW
3B
In stand houden essentiële bedrijfsprocessen (risico-objecten)
1,3
VROM
3A
Vergroten verbindingsmogelijkheden
1,3
EZ
3A
Beperken onherstelbare cultuurschade
1,3
OCW
3B
Gerichte Voorlichting
1,2,3,4
BZK (ERC)
3A
Waarschuwen bevolking
1,2,3
BZK (ERC)
3A
Alarmering
1,2,3,4
BZK (LOCC)
3B
Verbindingen
1,2,3,4
BZK (LOCC)
3A
Afzetten rampterrein
1,2,3,4
BZK (LOCC)
3A
Verzorging logistiek
1,2,3,4
BZK (LOCC)
3A
Rol 2: coördineren = regisseren Maatregelen Beheeromgeving
Scenario
Wie
Fase
Grootschalig evacueren en ontruimen
1
BZK (LOCC), VenW
3B
Opvang en Verzorging
1,3
BZK (LOCC)
3A,B
Begidsen
1,3
BZK (LOCC)
3A
Handhaven van de rechtsorde orde
1,2,3, 4
BZK (vakdepartement)
3B,C,D
Verkeer regelen
1,2,3
BZK (LOCC), VenW
3A,B
Registratie
1,2,3,4
BZK (LOCC)
3A,B,C
Redden
4
BZK (LOCC)
3C
Primaire levensbehoeften
1,2,3,4
BZK (LOCC)
3B,C,D
Toegankelijk/begaanbaar maken/opruimen
3,4
BZK (LOCC), VenW
3D
Uitvaartverzorging
4
BZK (LOCC)
3C,D
Preventieve Volksgezondheid
3,4
VWS
3C,D
Psychosociale hulpverlening
1,2,3,4
VWS
3B,C,D
Schadeafhandeling
1,2,3,4
FZ, EZ, BZK, LNV, VROM, VenW
3,B,C,D
Nazorg
1,2,3,4
BZK, EZ, VROM
3B,C,D
Rol 3: coördineren = faciliteren beleids- en bestuurlijke belangenafwegingen Maatregelen Beheeromgeving
Scenario
Wie
Fase
Informeren
1,2,3,4
BZK (NCC)
3A, B,C,D
Procesbegeleiding
1,2,3,4
BZK (NCC)
3A,B,C,D
Advisering
1
BZK (NCC)
2, 3A,B,C,D
60
5.2
Overzicht crisisstructuren DCC’s
5.2.1
Netwerkschema Waterkwantiteit Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing (DCC) Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Internationale netwerkpartners (b.v.: VN, NAVO)
MBT IBT
NCC
PCC
DCC - VenW
LOCC
Coördinatie groep
ERC
Operationele groep RCC
Backbench: LCO
Koninklijke marine KLPD
ROT Waterschap
Rijkswaterstaat Regionale dienst KNMI
Gedeconcentreerde rijksdiensten
Waterdienst OCM-VenW OCM-RWS
Prorail
DVS
LVNL
Verklaring afkortingen DCO DWW HDJZ KLPD KNMI KVNR KWC LVNL OCM-RWS OCM-VenW OG RWS SVSD DVS WD
Directie communicatie Dienst Weg en Waterbouwkunde Hoofddirectie juridische zaken Korps landelijke politiediensten Koninklijk Nederlands Metorologisch Instituut Koninklijke vereniging van Nederlandse Reders Kustwachtcentrum Luchtverkeersleiding Nederland Overleg Crisismanagement Rijkswaterstaat Overleg Crisismanagement Verkeer & Waterstaat Operationele Groep Directoraat-generaal Rijkswaterstaat Stormvloed Waarschuwingsdienst Dienst Verkeer en Scheepvaarten Waterdienst
61
KWC
Betrokken DCC’s/DCO: • VROM • EZ • VWS • BZK • BUZA • Financiën • Defensie • Justitie Betrokken beleidsvelden: • Waterkwantiteit • Waterkwaliteit • Zeescheepvaart, Havens en Noordzee • Binnenvaart • Spoor en openbaar vervoer • Luchtvaart • Busleidingen • Wegvervoer • Weer
5.2.2
Netwerkschema Departementaal Coördinatie Centrum (DCC) Ministerie van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit
MBT IBT
NCC
Internationale netwerkpartners (b.v.: EU)
(P)SG
Betrokken DCC’s: • VROM • VenW • VWS • BZK • BUZA • EZ • SZW
DCC - LNV ERC
PCC
OT-LNV Beleidsteam crisisbeheersing
RCC
ROT
DIC
VWA RIVM
Communicatie team
RVV
Beleidsteam
LASER
Communicatieteam
Verklaring afkortingen Algemene Inspectie Dienst Departmentaal Infocentrum Expertisecentrum Risico- en Crisiscommunicatie Het agentschap LASER is de huisuitvoerder van het Ministerie van LNV team Ministerie van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit Plantenziektenkundige Dienst Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Rijksdienst voor keuring van Vee vn Vlees Voedsel en Waren Autoriteit
62
Crisisstaf
AID
PD
AID DIC ERC LASER OT PD RIVM RW VWA
RCC - LNV
Team FPF-zaken (facilitair)
5.2.3
Netwerkschema Departementaal Coördinatie Centrum (DCC) Ministerie van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieu
Internationale netwerkpartners (b.v.: IRC)
MBT IBT
NCC
PCC
DCC - VROM
LOCC
OT-VROM
ERC
Betrokken DCC’s: • VWS • VenW • LNV • BUZA • BZK • SZW
Beleidsteam crisisbeheersing RCC
Coördinator crisisbeheersing
ROT
EPAn (Front Office)
RIVM/LSO
BORI/BOGI
BOT-mi
KNMI MOD
VROMinspectie
NVIC
KFD
CEV VWA BZK-Crisisb. RIZA
Verklaring afkortingen BOG BORI BOT-mi CEV EPAn ERC KFD KNMI LOCC LSO MGFB MOD NVIC OT-VROM RIKILT RIVM RIZA VWA
Back Office Geneeskundige Informatie Back Office Radiologische Informatie Beleids Ondersteunend Team milieu incidenten Centrum Externe Veiligheid Eenheid Planning en Advies nucleair Expertisecentrum Risico- en Crisiscommunicatie Kernfysische Dienst Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum Laboratorium voor Stralingsonderzoek Militair Geneeskundig facilitair Bedrijf Milieu Ongevallen Dienst Nederlandse Vereniging voor Intensive Care Operationeel Team VROM Instituut voor voedselveiligheid Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Rijksinstituut voor Integraal zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling Voedsel en Waren Autoriteit
63
RIKILT MGFB
5.2.4
Netwerkschema Departementaal Coördinatie Centrum (DCC) Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport
Internationale netwerkpartners (b.v.: IRC)
MBT IBT
NCC
DCC - VWS LOCC
PCC
OT-VWS ERC
Betrokken DCC’s: • VWS • VenW • LNV • BUZA • BZK • SZW
Beleidsteam crisisbeheersing RCC
Coördinator crisisbeheersing
RIVM/LCI CGOR
ROT
IGZ
NVIC
Directie VGP
BOGI
RGF/GHOR
Verklaring afkortingen BOGI BORI CGOR ERC GHOR IGZ LCI LOCC NVIC OT-VWS RGF RIVM VGP
Back Office Geneeskundige Informatie Back Office Radiologische Informatie Centrum voor Gezondheidsonderzoek bij Rampen Expertisecentrum Risico- en Crisiscommunicatie Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen Inspectie voor de Gezondheidszorg Landelijke Coördinatiestructuur Infectiebestrijding Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum Nederlandse Vereniging voor Intensive Care Operationeel Team Volksgezondheid Welzijn en Sport Regionaal Geneeskundig Functionarissen Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Voeding, Gezondheidsbescherming en Preventie
64
BORI
5.2.5
Netwerkschema Departementaal Coördinatie Centrum (DCC) Ministerie van Economische Zaken
MBT IBT*
NCC
PCC
Internationale netwerkpartners (b.v.: EU) (P)SG
DCC - EZ
OT-EZ
NCTb
ERC
Beleidsteam crisisbeheersing
* -
RCC
Coördinator crisisbeheersing
ROT
Gedeconcentreerde rijksdiensten
DCC-EZ wordt vertegenwoordigd in het IBT indien sprake is van: NB C-terrorisme Kernongevallenbestrijding Rampenbestrijding
Verklaring afkortingen ERC NCTb OT-EZ RIVM
Expertisecentrum Risico- en Crisiscommunicatie Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding Operationeel Team Economische Zaken Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
65
Betrokken DCC’s: • VROM • VenW • VWS • BZK • BUZA • LNV • SZW
RIVM Betrokken sectoren: • Elektriciteit • Olie • Gas • Telecom/ICT • Post • Delfstofwinning
66
Bijlage 1 Begrippen/Afkortingen AID AZ BOGI BORI BOT-mi BUZA BZK CdK CEV CGOR COPI CRAS CRIB C&I DCC DCC-VenW DCO DIC DOC DG DR DVS EPAn ERC EU EZ GHOR GRIP HDJZ HOvJ IAC IBT IGZ IVW KAN-gebied KFD KLPD KNMI KVNR KWC LCI LNV
67
Algemene Inspectie Dienst Ministerie van Algemene Zaken Back Office Geneeskundige Informatie Back Office Radiologische Informatie Beleids Ondersteunend Team milieu incidenten Ministerie van Buitenlandse Zaken Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Commissaris van de Koningin Centrum Externe Veiligheid Centrum voor Gezondheidsonderzoek bij Rampen Commando Plaats Incident Centrale Registratie- en Aanmeldingspunt voor Schade Centraal Registratie en Inlichtingen Bureau Communicatie en Informatie Departementale Coördinatiecentra Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing Verkeer en Waterstaat Directie communicatie Departementaal Infocentrum Defensie Operatiecentrum Directoraat Generaal Dienst Regelingen, Agentschap van het Ministerie van LNV Dienst Verkeer en Scheepvaart (van Rijkswaterstaat) Eenheid Planning en Advies nucleair Expertisecentrum Risico- en Crisiscommunicatie Europese Unie Ministerie van economische Zaken Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen Gecoördineerde Regionale Incidentenbestrijdingsprocedure Hoofddirectie juridische zaken Hoofdofficier van Justitie Informatie en Advies Centrum Interdepartementaal Beleidsteam Inspectie voor de Gezondheidszorg Inspectie verkeer en waterstaat Knooppunt Arnhem en Nijmegen Kernfysische Dienst Korps landelijke politiediensten Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut Koninklijke vereniging van Nederlandse Reders Kustwachtcentrum Landelijke Coördinatiestructuur Infectieziektebestrijding Ministerie van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit
LCO LOCC LSO LVNL MBT MGFB MOD NBC NCC NCTb NVC NVIC OCM OCW OG OT PCC PD (P)SG PSH RBT RCC RGF RIKILT RIVM (R)MR RW RWS ROT SG SVSD SZW VenW VGP VROM VWA VWS WD WDIJ Wrzo Wvb
68
Landelijke Coördinatiecommissie Overstromingsdreiging Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum Laboratorium voor Stralingsonderzoek Luchtverkeersleiding Nederland Ministerieel Beleidsteam Militair Geneeskundig facilitair Bedrijf Milieu Ongevallen Dienst nucleair, biologisch, chemisch Nationaal Coördinatie Centrum Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding Nationaal Voorlichtingscentrum Nederlandse Vereniging voor Intensive Care Overleg Crisismanagement Ministerie van Operationele groep Operationeel Team Provinciaal Coördinatie Centrum Plantenziektenkundige Dienst (Plaatsvervangend) Secretaris-Generaal Psychosociale Hulpverlening Regionaal Beleidsteam Regionaal Coördinatie Centrum Regionaal Geneeskundig Functionarissen Instituut voor voedselveiligheid Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijks)ministerraad Rijksdienst voor keuring van Vee en Vlees Directie verkeer en waterstaat Regionaal Operationeel Team Secretaris-Generaal Stormvloedwaarschuwingsdienst Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Ministerie van Verkeer en Waterstaat Voeding, Gezondheidsbescherming en Preventie Ministerie van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieu Voedsel en Waren Autoriteit Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport Waterdienst Waarschuwingsdienst voor het IJsselmeer Wet rampen en zware ongevallen Wet verplaatsing bevolking
Bijlage 2 Relevante websites Meest betrokken instanties Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Ministerie van Verkeer en Waterstaat Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum (LOCC) Expertisecentrum Risicocommunicatie Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing ministerie van Verkeer en Waterstaat
www.minbzk.nl www.minvenw.nl www.hetlocc.nl www.risicoencrisis.nl www.dccvenw.nl
Instantie Website Ministerie van Algemene Zaken Ministerie van Defensie Ministerie van Economische Zaken Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
www.minaz.nl www.mindef.nl www.minez.nl www.minlnv.nl www.minszw.nl
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Ministerie van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieu
www.minvws.nl www.minvrom.nl
Algemene Inspectie Dienst (AID) Centrum Externe Veiligheid
www.aid.nl www.rivm.nl/overivm/organisatie/mev/cev www.rivm.nl/cghor www.igz.nl www.knmi.nl www.politie.nl/klpd www.kvnr.nl www.lvnl.nl www.kustwacht.nl www.nvic.nl www.minlnv.nl/pd www.rgf.nl www.minlnv.nl/rvv www.rijkswaterstaat.nl/ www.rivm.nl www.rijkswaterstaat.nl www.stowa.nl www.svsd.nl www.vwa.nl www.waterschappen.nl
Centrum voor Gezondheidsonderzoek bij Rampen Inspectie voor de Gezondheidszorg Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (of KNMI) Korps landelijke politiediensten (KLPD) Koninklijke vereniging van Nederlandse Reders (KVNR) Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) Nederlandse Kustwacht (KWC) Nederlandse Vereniging voor Intensive Care Plantenziektenkundige Dienst (PD) Raad van Regionaal Geneeskundig Functionarissen (RGF) Rijksdienst voor keuring van Vee en Vlees(RVV) Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) Rijkswaterstaat Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer (STOWA) Stormvloedwaarschuwingsdienst (SVSD) Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) Waterschappen
69
Algemene websites www.crisis.nl www.risicoencrisis.nl
70
Bijlage 3 Kaart van Veiligheidsregio’s
71
72
Bijlage 4 Indeling waterschappen
73
74
Bijlage 5 Indeling Dijkringen Dijkringen in Nederland, uitgezonderd de gebieden langs de Maas ten zuiden van Nijmegen
75
Dijkringen langs de Maas ten zuiden van Nijmegen. Nijmegen
76
nr.
Naam van de dijkring
Betrokken Veiligheidsregio(’s)
Betrokken Provincie(s)
1
Schiermonnikoog
Fryslân
Fryslân
2
Ameland
Fryslân
Fryslân
3
Terschelling
Fryslân
Fryslân
4
Vlieland
Fryslân
Fryslân
5
Texel
Noord-Holland Noord
Noord-Holland
6
Friesland en Groningen
Fryslân, Groningen, Drenthe
Fryslân, Groningen, Drenthe
7
Noordoostpolder
Flevoland
Flevoland
8
Flevoland
Flevoland
Flevoland
9
Vollenhove
IJssel-Vecht, Drenthe
Overijssel, Drenthe
10
Mastenbroek
IJssel-Vecht
Overijssel
11
IJsseldelta
IJssel-Vecht, Noord-Oost Gelderland
Overijssel, Gelderland
12
Wieringen
Noord-Holland Noord
Noord-Holland
13
Noord-Holland
Noord-Holland Noord, Zaanstreek-Waterland, Kennemerland
Noord-Holland
13a
IJburg
Amsterdam-Amstelland
Noord-Holland
13b
Marken
Zaanstreek-Waterland
Noord-Holland
14
Zuid-Holland
Kennemerland, Amsterdam-Amstelland,
Zuid-Holland, Noord-Holland
Kennemerland, Haaglanden, Hollands-Midden, Utrecht, Rotterdam Rijnmond
Utrecht
15
Lopiker- en Krimpenerwaard
Utrecht, Hollands-Midden, Rotterdam Rijnmond
Utrecht, Zuid-Holland
16
Alblasserwaard en Vijfheerenlanden
Zuid-Holland Zuid, Utrecht
Zuid-Holland, Utrecht
17
IJsselmonde
Zuid-Holland Zuid, Hollands-Midden, Rotterdam-Rijnmond
Zuid-Holland
18
Pernis
Rotterdam-Rijnmond
Zuid-Holland
19
Rozenburg
Rotterdam-Rijnmond
Zuid-Holland
20
Voorne-Putten
Rotterdam-Rijnmond
Zuid-Holland
21
Hoekse Waard
Zuid-Holland Zuid
Zuid-Holland
22
Eiland van Dordrecht
Zuid-Holland Zuid
Zuid-Holland
23
Biesbosch
Zuid-Holland Zuid
Zuid-Holland
24
Land van Altena
Midden- en West Brabant
Noord-Brabant
25
Goeree-Overflakkee
Rotterdam-Rijnmond
Zuid-Holland
26
Schouwen-Duiveland
Zeeland
Zeeland
27
Tholen en Sint-Philipsland
Zeeland
Zeeland
28
Noord-Beveland
Zeeland
Zeeland
29
Walcheren
Zeeland
Zeeland
30
Zuid-Beveland (ten westen Kanaal door Zuid-Beveland)
Zeeland
Zeeland
31
Zuid-Beveland (ten oosten Kanaal door Zuid-Beveland)
Zeeland
Zeeland
32
Zeeuwsch-Vlaanderen
Zeeland
Zeeland
33
Kreekrakpolder (heeft geen waterkeringen)
Midden- en West Brabant
Noord-Brabant
34
West-Brabant
Midden- en West Brabant
Noord-Brabant
34a
Geertruidenberg
Midden- en West Brabant
Noord-Brabant
35
Donge
Midden- en West Brabant
Noord-Brabant
36
Land van Heusden/De Maaskant
Brabant Noord
Noord-Brabant
36a
Keent
Brabant Noord
Noord-Brabant
37
Nederhemert
Brabant Noord
Noord-Brabant, Gelderland
38
Bommelerwaard
Brabant Noord, Gelderland-Zuid
Noord-Brabant, Gelderland
39
Alem
Brabant Noord
Noord-Brabant, Gelderland
77
nr.
Naam van de dijkring
Betrokken Veiligheidsregio(’s)
Betrokken Provincie(s)
40
Heerewaarden
Gelderland-Zuid
Gelderland
41
Land van Maas en Waal
Gelderland-Zuid
Gelderland
42
Ooij en Millingen
Gelderland-Zuid
Gelderland
43
Betuwe/Tieler- en
Gelderland-Zuid
Gelderland
44
Kromme Rijn
Utrecht, Gooi- en Vechtstreek, Kennemerland, Amsterdam Amstelland
Utrecht, Noord-Holland
45
Gelderse Vallei
Gelderland-Midden, Utrecht
Gelderland, Utrecht
46
Eempolder
Gooi- en Vechtstreek, Utrecht
Utrecht
47
Arnhemse- en Velperbroek
Gelderland-Midden
Gelderland
48
Rijn en IJssel
Noord- en Oost Gelderland, Gelderland-Midden
Gelderland
49
IJsselland
Noord- en Oost Gelderland
Gelderland
50
Zutphen
Noord- en Oost Gelderland
Gelderland
51
Gorssel
Noord- en Oost Gelderland
Gelderland
52
Oost-Veluwe
Noord- en Oost Gelderland, Gelderland-Midden
Gelderland
53
Salland
IJssel-Vecht
Overijssel
Culemborgerwaarden
78
Bijlage 6 Werkingsgebied waarschuwende instanties en rol LCO Inleiding: Rol en toegevoegde waarde LCO De in deze bijlage beschreven waarschuwingsinstanties leveren informatie aan de partijen waarmee zij hierover afspraken hebben gemaakt. Welke partijen dat zijn en op welke momenten zij deze informatie ontvangen, staat beschreven in hoofdstuk 4. De waarschuwende instanties leveren feitelijke informatie; met andere woorden: informatie die betrekking heeft op waterstanden, al dan niet in relatie tot andere factoren (zoals bijvoorbeeld dijkhoogten). De instantie die deze feitelijke informatie combineert met andere informatie (bijvoorbeeld de weersverwachting, de verwachte waterstanden en toestand van de bedreigde waterkeringen) is de Landelijke coördinatiecommissie Overstromingsdreiging. Zij combineert de informatie, en vertaalt deze in: 1. situatierapporten en 2. adviezen aan de beslissers binnen de algemeen-bestuurlijke en de waterkolom. De LCO bevat deskundigen vanuit de relevante waterstaatkundige werkvelden. Een uitgebreide beschrijving van de organisatie, samenstelling en taken van de LCO vind u in het VenW-draaiboek Hoogwater- en Stormvloedcrises. Werkingsgebied WDIJ De Waarschuwingsdienst Dijken IJsselmeergebied (WDIJ) waarschuwt de beheerders van dijken en buitendijkse gebieden in zijn werkgebied als ten gevolge van Storm of Hoog water alarmpeilen van een dijkvak of buitendijkse gebieden overschreden dreigen te worden. Na een waarschuwing zullen de dijkbeheerders veelal dijkbewaking instellen en zonodig aanvullende maatregelen nemen. Dijken in het IJsselmeergebied worden belast door het gecombineerde effect van waterstand en golfoploop: Aan de benedenwindse kant van een meer stijgt bij storm de waterstand aan de voet van de dijk door opwaai. De door de wind veroorzaakte golven rollen ook nog eens tegen het talud van de dijk op en kunnen eventueel zelfs over de kruin van de dijk heen slaan. Het totaal van de waterstand plus de golfoploop wordt het stormpeil genoemd. Zodra het voorspelde stormpeil hoger is dan het met de dijkbeheerder afgesproken alarmpeil geeft de WDIJ een waarschuwing af. De opwaai hangt af van windkracht en windrichting en is overal rond het meer anders. Ook de golfhoogte hangt af van windkracht en windrichting maar hangt daarnaast ook samen met de strijklengte (de afstand tot de bovenwindse wal). De golfoploop tot slot hangt af van de golfhoogte, de golfperiode, de vorm en ruwheid van de dijk en vooral ook van de hoek waaronder de golven de dijk naderen. Dit alles houdt in dat de belasting van de dijken in het beheersgebied van de WDIJ sterk varieert. De alarmpeilen zijn dan ook per dijkvak
79
afgesproken met de dijkbeheerder. De meeste alarmpeilen liggen op een niveau dat statistisch 10 maal vaker bereikt wordt dan de kruinhoogte van de dijk. De WDIJ waakt ook nog over de benedenloop van de IJssel en Vecht. In dit gebied worden hoge waterstanden vaak veroorzaakt door een combinatie van hoge rivierafvoer en opwaai van water vanuit het IJsselmeer via het Ketelmeer de rivier op. De WDIJ volgt in permanente wachtdienst de meteorologische (KNMI) en hydrologische ontwikkelingen in het IJsselmeergebied. Zodra er op grond van de voorspelde omstandigheden overschrijding van alarmpeilen dreigt wordt de WDIJ actief en neemt zitting in het Infocentrum Binnenwateren. Van daaruit worden de benodigde waarschuwingen verzonden en wordt voor de duur van de storm of het hoogwater aanvullende informatie verspreid naar alle belanghebbenden. Op dit moment kan de WDIJ hooguit 6 tot 12 uur vooruit kijken. Er wordt gewerkt aan een permanent voorspelsysteem dat tot 40 uur vooruit kijkt. Het werkgebied van het WDIJ is het IJsselmeer, Ketelmeer, Vossemeer, Markermeer, IJmeer, Gooimeer, Eemmeer, Zwartemeer, Zwarte water, benedenloop Overijsselse Vecht, benedenloop IJssel tot aan Kampen. Werkingsgebied Hoogwatergroep voor het Rivierengebied De waterdienst is de adviserende dienst van Rijkswaterstaat, op het gebied van water in Nederland en internationaal. De Waterdienst verzamelt en analyseert gegevens over waterkwaliteit en -kwantiteit. Op basis van deze informatie worden adviezen afgegeven over het beheer van het zoetwater in Nederland en daarbuiten. Op het gebied van hoogwater speelt de Hoogwatergroep een centrale rol. Indien er op de grote rivieren hoge waterstanden worden voorzien, treedt de hoogwaterberichtgeving in werking. Dit wordt uitgevoerd door de Hoogwatergroep Rivierengebied. Naar aanleiding van gestelde grenswaarden zal de Hoogwatergroep in actie komen. Deze groep deskundigen toetst de voorspelling van de waterstand en zet bij overschrijding van het alarmpeil de landelijke berichtgeving in gang. Indien deze voor de Maas boven gestelde grenswaarden dreigt te komen, zal worden besloten de gegevens naar de Dienst Limburg van RWS te sturen. Bij hoogwater op de Rijn worden de gegevens met Dienst Oost-Nederland afgestemd. Tevens worden de gegevens naar de Dienst Zuid-Holland gestuurd. Deze organisaties beoordelen de gegevens, vullen deze eventueel aan en koppelen informatie terug aan het Infocentrum Binnenwateren van de Waterdienst, die het bericht controleert op consistentie en deze op teletekst en internet plaatst (Eindrapport De organisatorische voorbereiding op overstromingen van Rijn en Maas, Deel II Bijlagen, juli 2005). Werkingsgebied SVSD Het is de taak van de Stormvloedwaarschuwingsdienst36 – afgekort SVSD, wat eigenlijk Stormvloed sein dienst betekent – de dijk- en keringbeheerders en de organisatie verantwoordelijk voor crisisbeheersing in te lichten, als er gevaarlijke hoogwater-peilen worden verwacht. De SVSD is 24 uur per dag klaar om in actie te komen; altijd dus. Nauwlettend volgt ze de ontwikkeling van het getij aan de kust tijdens zware stormen, speciaal bij windrichtingen tussen Zuidwest en Noord. Ze maakt verwachtingen op van de kritieke hoogwaters en geeft tijdig waarschuwingen uit naar de beherende instanties. De SVSD neemt zelf geen maatregelen om de dijk te verdedigen; dat moet de beheerder doen. De SVSD wordt al geïnformeerd wanneer het verwachte hoogwater in een basisstation het zogenaamde ‘informatiepeil’ zal overschrijden; dit peil ligt nog 40 tot 50 cm beneden het 36
80
De SVSD is ook een onderdeel v/d Waterdienst
waarschuwingspeil. Doorgaans informeert het KNMI de SVSD een uur of tien voordat die waterstand optreden zal. De dienstdoende getijhydroloog van de SVSD besluit op grond van de verkregen informatie en van zijn ervaring of hij wel of niet zal overgaan tot het bemannen van het waarschuwingsbureau, het actiecentrum van de SVSD. Is de verwachting dat het waarschuwings- c. q. alarmeringspeil zal worden bereikt of overschreden dan wordt het bureau bezet. Wordt het bureau niet bezet dan is de verwachting dat het wel meevalt of dat hoogstens het voorwaarschuwingspeil wordt bereikt of overschreden. In dit laatste geval zal de getijhydroloog de diensten die op de voorwaarschuwingslijst vermeld staan opbellen. Stel dat het bureau bezet wordt en dat de verwachting is dat waarschuwingspeilen in een of meer sectoren vermoedelijk zullen worden overschreden, dan licht het hoofd van de SVSD zijn chefs in en gaan de waarschuwingen en/of alarmeringen uit – zo vroeg mogelijk en in ieder geval ongeveer 6 uur voordat het bedoelde hoogwater zal optreden. De dijkbeheerders hebben dan nog wat voorbereidingstijd. Er zijn vier peilen, waarbij, bij overschrijding hiervan, door de SVSD actie wordt ondernomen:
1. Het eerste en laagste peil is het voorwaarschuwingspeil. Bij waarschuwing van de SVSD worden door de dijkbeheerders maatregelen van zeer beperkte omvang genomen. 2. Het tweede peil is het waarschuwingspeil. Bij overschrijding van dit peil worden diverse maatregelen genomen. 3. Het derde en hoogste peil is het alarmeringspeil. Indien de SVSD een overschrijding van dit peil verwacht worden er verder strekkende maatregelen getroffen. De SVSD zal dan de dijkbeheerders alarmeren en dijkbewaking adviseren.
Wie wordt gewaarschuwd? In de kustprovincies: • Waterschap- en Hoogheemraadschapbesturen ; • Regionale diensten van de Rijkswaterstaat; • NCC; • DCC Verkeer en Waterstaat; • Andere belanghebbenden. De voorwaarschuwing, waarschuwing of alarmering (dijkbewakingadvies) vervalt indien de waterstanden in de gehele sector, rekening houdend met looptijd, na het betreffende hoogwater weer lager zijn geworden dan het aangegeven (voor)waarschuwingspeil c.q. alarmeringspeil. Indien voor het volgende hoogwater weer een overschrijding van een bepaald peil wordt verwacht, zal de SVSD opnieuw waarschuwen c.q. alarmeren. Omdat de tijdstippen van hoogwater verschillen en een storm ook zelden langs de kust even zwaar is, heeft men de kuststreek verdeeld in sectoren. In elke sector is een basisstation aangewezen. Als er alarmeringen zijn uitgegaan, worden er bekendmakingen omgeroepen in het nieuws op radio en televisie. Bij dijkbewaking worden doorgaans de volgende maatregelen getroffen:
81
Het ANP maakt via radio en televisie bekend in welke sectoren dijkbewaking is afgekondigd. Ook op teletekst worden deze bekend gemaakt. De mensen die in die sectoren wonen, weten dan dat zij via de radio en televisie nadere informatie kunnen verwachten. Zo is de maximale waakzaamheid bereikt. Hoe het in elk afzonderlijk geval verdergaat en afloopt, kunnen we hier natuurlijk niet voorspellen. Doorgaans wordt de schade beperkt tot wat duin afslag. (bron: www.svsd.nl, 2006)
82
Bijlage 7 Verantwoording methodiek generieke hoogwaterscenario’s 1
Inleiding Het LOCC-project ‘Landelijk operationeel plan hoogwatergevolgbestrijding’ is er op gericht om voor verschillende scenario’s de bovenregionale rampenbeheersing in kaart te brengen. De overstromingsscenario’s bij (dreigende) overstromingen bepalen de hulpvraag voor de rampenbestrijding. Voorliggende memo geeft de totstandkoming van de maatgevende overstromingsscenario’s aan. Parallel is in het project het (maximaal) beschikbare hulpaanbod geïnventariseerd. Uiteindelijk zijn in het project de hulpvraag en hulpaanbod bij een overstroming zo goed mogelijk op elkaar af gestemd in een landelijk operationeel plan. In de memo worden eerst de bepalende elementen voor de hulpvraag ingeval van een overstroming aangegeven. Op basis daarvan zijn in hoofdstuk 3 de maatgevende scenario’s afgeleid, gericht op deze bepalende elementen.
2
Bepalende elementen hulpvraag De hulpvraag bij grootschalige overstromingen wordt vooral bepaald door het aantal bedreigde personen en de tijdsdynamiek. Deze twee parameters worden binnen het LOCC-project gebruikt om maatgevende scenario’s op te stellen. De ruimte waarin de overstromingsscenario’s zich bevinden bestaat dus uit de elementen ‘tijd’ en ‘aantal personen’. Afhankelijk van het type overstroming zal er weinig of veel tijd zijn. Afhankelijk van de locatie(s) van de overstroming zullen er veel bedreigde personen of weinig zijn. Deze aspecten worden in de volgende paragrafen nader toegelicht.
83
Veel personen weinig tijd
Veel personen veel tijd
Weinig personen weinig tijd
Weinig personen veel tijd
Bovengrens tijd
Aantal bedreigde personen
Bovengrens aantal bedreigde personen
2.1
Aantal bedreigde personen Allereerst is van belang te weten over hoeveel mensen het in totaal gaat, dus het aantal inwoners van het bedreigde of getroffen gebied. Deze personen kunnen op hun beurt ingedeeld worden in categorieën met verschillende kenmerken. De hulpvraag zal immers anders zijn bij een persoon die geëvacueerd is uit het gebied dan voor iemand die achtergebleven is in het gebied. De achtergeblevenen zullen ook weer andere kenmerken hebben. Een deel van de achtergeblevenen zal de overstroming niet overleven, anderen zullen wel getroffen zijn maar overleven. In figuur 1 is deze opbouw van het aantal bedreigde personen weergegeven. Figuur 1 Onderverdeling van door overstroming bedreigde personen
Totaal aantal personen in bedreigde gebied
Geëvacueerden (uit het gebied voor aanvang overstroming)
Achtergeblevenen
Gevlucht in hoogbouw
Getroffenen
Slachtoffers
2.2
Gewonden, onderkoelden etc.
Tijdsdynamiek Het bepalen van de tijdsdynamiek draait vooral rond het evacuatieproces. Ten aanzien van evacuaties bij dreiging van grootschalige overstromingen zijn de volgende tijdsparameters van belang: 1. Beschikbare tijd Deze tijd bestaat uit twee componenten, te weten: tijd tussen voorspelling van hoogwater en overbelasting van de waterkering (voorspeltijd) en de tijd tussen overbelasting en bezwijken van de waterkering (bezwijktijd). 2. Benodigde tijd De benodigde tijd bestaat uit een aantal componenten, te weten: besluitvorming tot evacuatie, waarschuwing bevolking, reactie van de bevolking en daadwerkelijke evacuatie.
84
Figuur 2 Componenten van de beschikbare tijd en de benodigde tijd bij dreigende overstromingen
F
V
V = F =
Voorspeltijd kritieke situatie (afhankelijk van type watersysteem) Tijd tussen overbelasting en daadwerkelijk falen (afhankelijk van faalmechanisme)
Benodigde Tijd 100
snel 90
langzaam
80
70
% evacués
60
50
40
30
20
10
0
tijd
T1 B
W
E
R
Tijd B W R E
3
= = = =
Besluitvormingstijd (indicatie 2 à 4 uur) Waarschuwen bevolking (indicatie 2 à 3 uur) Reactie bevolking(indicatie 2 à 3 uur) Evacuatietijd (zeer gebiedsafhankelijk en keuze verkeersmanagement
Overstromingsscenario’s
3.1
Type overstroming Voor Nederland hebben we ten aanzien van grootschalige overstromingen vier typen buitenwaters onderscheiden: 1. Overstroming vanuit zee
Een overstroming vanuit zee vindt normaal gesproken bij stormvloed plaats. In de Nederlandse situatie is de kans het grootst bij springvloed en een extreme noordwestelijke storm. Kenmerkend voor dit type overstroming is de kleine beschikbare tijd (voorspeltijd + bezwijktijd). Er zal dan ook nauwelijks tijd zijn om preventief te evacueren.
85
2. Bovenrivierengebied
Overstromingen in het bovenrivierengebied worden veroorzaakt door extreme afvoeren van de Rijn of de Maas. Kenmerkend voor dergelijke overstromingen is dat de beschikbare tijd relatief groot is, omdat men langer van te voren het hoogwater aan kan zien komen. Over het algemeen zal er (mits adequaat wordt gehandeld) voldoende tijd zijn om het gebied preventief te evacueren. 3. Benedenrivierengebied
In het benedenrivierengebied worden overstromingen veroorzaakt door een combinatie van hoge afvoeren op de rivieren en extreme waterstanden op zee. De beschikbare tijd ligt tussen die van het zeegebied en het bovenrivierengebied in. Over het algemeen zal hier echter ook te weinig tijd zijn voor volledige preventieve evacuatie. 4. Meer
Overstromingen vanuit de grote meren (IJsselmeer, Markermeer) kunnen plaatsvinden bij extreme waterstanden onder invloed van opwaaiing. Ook bij de dreiging vanuit een meer is de beschikbare tijd kort. Onverwachte doorbraak? De bovenstaande indeling van het buitenwater gaat uit van het bezwijken van de waterkering op een wijze die ‘theoretisch afgeleid en voorspeld’ is. Met andere woorden: in deze benadering is de sterkte en hoogte van de dijk op orde, reageert de dijk zoals wij verwachten, en bezwijkt de dijk pas zodra de ontwerpwaterstanden voor deze dijk worden overschreden. Echter, het is ook mogelijk dat wij de sterkte van de dijk hebben overschat. Dit kan hetzij doordat het beheer van de dijk niet op orde is, de opbouw van de dijk anders is dan verwacht of dat de sterkte van de dijk niet is zoals verwacht. De huidige discussie over de modellering van piping volgend uit de resultaten van VNK, kan hiervan een voorbeeld zijn. In het geval van een onverwachte doorbraak ontstaat feitelijk de situatie dat de gevallen waarbij de beschikbare tijdsduur als ‘lang’ is ingeschat, deze tijdsduur van het ene op het andere moment ‘kort’ blijkt te zijn. 3.2
Effectgebied grootschalige overstromingen Individuele dijkringen De overstromingsgevoelige gebieden in Nederland zijn opgedeeld in dijkringen. De grootte, inundatiediepte, compartimentering en het aantal personen in die gebieden verschilt sterk; van dijkring 14 (Zuid-Holland) met 3,6 miljoen inwoners en een oppervlak van 223.000 ha tot zeer kleine dijkringen (bijvoorbeeld Schiermonnikoog). In het geval dat één enkele dijkring overstroomt, kan voor elk type overstroming een ondergrens en bovengrens van het aantal bedreigde personen worden gegeven.
86
Type
Bovengrens
Zee BOR* BER** Meer
Ondergrens
Gebied
Aantal bedreigde personen
Gebied
Aantal bedreigde personen
Zuid-Holland Dijkring 14 Kromme Rijn Dijkring 44 Alblasserwaard Dijkring 16 Flevoland Dijkring 8
3.600.000
Schiermonnikoog Dijkring 1 Heerewaarden Dijkring 40 Biesbosch Dijkring 23 Marken Dijkring 13b
1.000
650.000 210.000 365.000
1.100 300 1.850
* Bovenrivierengebied ** Benedenrivierengebied
Combinaties van dijkringen Onder extreme omstandigheden is het aannemelijk dat meerdere dijkringen overstromen. Dit was bijvoorbeeld ook het geval bij de watersnoodramp in 1953. Bij de watersnood van 1995 bleek eveneens dat het gevaar voor een overstroming van meerdere dijkringen realistisch geacht werd. Mogelijke combinaties voor de typen zee en bovenrivieren zijn: Zee
Als individuele dijkring is dijkring 14 (Zuid Holland) maatgevend, maar als dijkring 14 overstroomt is het ook reëel te veronderstellen dat andere dijkringen (al eerder) zijn overstroomd. Uitgaande van een strook met mogelijke doorbraken van ongeveer 150 km zijn er een aantal combinaties mogelijk: 1. de dijkringen in zeeland en dijkring 14, Zuid Holland, overstromen; 2. de Hollandse kust begeeft het en dijkring 14 (Zuid-Holland) overstroomt in combinatie met dijkring 13 (Noord-Holland); 3. de noordelijke dijkringen komen onder water te staan, Friesland en Noord-Holland. Bovenrivieren
In de praktijk kunnen hoogwaterperioden op de Rijn en de Maas samenvallen. Uitgaande van extreem hoogwater op beide rivieren is een meervoudige doorbraak van bijvoorbeeld de Bommelerwaard (dijkring 38), de Betuwe/Tieler- en Culemborgerwaarden(dijkring 43) en het Land van Maas en Waal(dijkring 41) mogelijk. 3.3
Tijdsaspecten Grenzen van de tijd In opdracht van de Dienst Weg- en Waterbouwkunde heeft HKV lijn in water in juni 2004 onderzoek37 gedaan naar de beschikbare en benodigde tijd bij dreigende overstromingen. Op die bevindingen zijn de onder- en bovengrenzen van de beschikbare tijd gebaseerd. De benodigde tijd is afhankelijk van het evacuatieproces en zal per gebied verschillen. Hier is slechts een schatting van de marge gegeven op basis van berekeningen voor enkele dijkringen met de evacuatie calculator.
37
87
Barendregt, van Noortwijk, Bepalen beschikbare en benodigde tijd voor evacuatie bij dreigende overstromingen, HKV lijn in water, juni 2004.
Type
Beschikbare tijd Gem.
Zee BOR* BER** Meer
Benodigde tijd Ondergrens
15 60 24 18
Bovengrens 10 35 15 9
Inschatting Marge
58 147 61 62
18 - 60 uur
* Bovenrivierengebied ** Benedenrivierengebied
Acute doorbraak Bij de bovenstaande waarden voor de beschikbare tijd is ervan uitgegaan dat de waterkering bezwijkt na een voorspelbare tijd en dat er tijd is om te evacueren. Het is echter ook mogelijk dat er toch een onverwachte doorbraak plaatsvindt, wanneer evacuatie nog niet noodzakelijk wordt geacht. 3.4
Verhouding geëvacueerden/achtergeblevenen Bij overstromingen vanuit zee is de beschikbare tijd klein. De benodigde tijd is over het algemeen groter dan de beschikbare tijd. Gebieden met een dreiging vanuit zee hebben daarom een groot percentage achtergebleven personen en een klein percentage evacués. In het bovenrivierengebied is de beschikbare tijd bijvoorbeeld groter, omdat men langer van te voren het hoogwater aan kan zien komen. In [Jonkman, Cappelmans]38 is voor 3 dijkringen (1 Zee, 1 Meer, 1 Bovenrivieren) de fractie bepaald van de bevolking die nog aanwezig is op het moment van overstromen. Op basis daarvan zijn hier globale inschattingen gemaakt van de verhouding tussen het aantal geëvacueerde mensen uit het gebied en het aantal mensen dat is achtergebleven in het gebied. Onderstaande tabel geeft een overzicht: Type
Percentage geëvacueerde personen op het moment van overstromen [%]
Zee Bovenrivieren Benedenrivieren Meer
3.5
10 95 40 30
Percentage achtergebleven personen op het moment van overstromen [%] 90 5 60 70
Maatgevende scenario’s Op basis van de bepalende elementen voor de hulpvraag en paragraaf 3.1 en 3.2 kunnen de individuele dijkringen in de schematische tijd/aantal personen figuur geplaatst worden.
38
88
Jonkman, Cappendijk, 2006; Veiligheid Nederland in kaart - Inschatting van het aantal slachtoffers bij overstromingen.
Bovengrens aantal bedreigde personen
Veel 14 personen weinig tijd
8
Veel personen veel tijd
44
16
Weinig personen veel tijd
Weinig personen weinig 13btijd
1
Bovengrens tijd
Aantal bedreigde personen
1
40
Dijkringnummer
Dijkring 1: Dijkring 8: Dijkring13b: Dijkring 14: Dijkring 16: Dijkring 23: Dijkring 40: Dijkring 44:
Schiermonnikoog Flevoland Marken Zuid-Holland Alblasserwaard Biesbosch Heerewaarden Kromme Rijn
23 Tijd
Voor de landelijke operationele strategie zijn juist de situaties die het regionale niveau overstijgen van belang. Van de scenario’s met weinig personen (en klein gebied) mag aangenomen worden dat de regionale draaiboeken volstaan. Deze worden niet als maatgevend beschouwd en kunnen dus uit de figuur weggehaald worden. Wat wel mist in de figuur zijn de combinaties van dijkringen. Met deze combinaties ziet de figuur er als volgt uit:
Bovengrens aantal bedreigde personen
B2Veel personen 40 weinig tijd 40
Veel personenB1 veel tijd
40 40
Weinig personen veel tijd
Weinig personen weinig tijd
Bovengrens tijd
Aantal bedreigde personen
A
40
Dijkringnummer
Dijkring 8: Dijkring 14: Dijkring 16: Dijkring 44:
Flevoland Zuid-Holland Alblasserwaard Kromme Rijn
A
Combinatie van dijkringen
A:
Overtroming in brede kuststrook: bijvoorbeeld dijkring 14 en dijkringen Zeeland B1: Combinatie van dijkringen in bovenrivierengebied B2: Combinatie van dijkringen in bovenrivierengebied met acute doorbrak
Tijd
In de voorbeelden 1, 2 en 3 zijn voor een aantal kenmerkende dijkringen de bepalende parameters aangegeven.Op basis van de bepalende elementen voor de hulpvraag en paragraaf 3.1 en 3.2 kunnen de individuele dijkringen in de schematische tijd/aantal personen figuur geplaatst worden.
89
Voorbeeld 1: Parameters bovenrivierengebied Totaal Aantal bedreigden
Gem. beschik bare tijd
Evacués/ Achterbl.
Aantal evacués
Gem. aantal evacués/u
Aantal achtergebleven
Dijkring 44 Kromme Rijn
650.000
60 u
95% / 5%
617.000
10.300
33.000
Dijkring 41 Maas en Waal
251.000
60 u
95% / 5%
240.000
4.000
11.000
Dijkring 40 Herewaarden
1.100
60 u
95% / 5%
1.045
17
55
Voorbeeld 2: Parameters bovenrivierengebied. In het meest extreme, maar wel denkbare overstromingsscenario (worst credible flood) kan aan de kust het aantal bedreigde personen oplopen tot 6.000.000 mensen. Totaal Aantal bedreigden
Gem. beschik bare tijd
Evacués/ Achterbl.
Aantal evacués
Gem. aantal evacués/u
Aantal achtergebleven
Dijkring 14 Zuid Holland
1.000.000
15 u
10% / 90%
100.000
6.700
900.000
Dijkring 25 Goeree
108.000
15 u
10% / 90%
10.800
720
97.200
Dijkring 1 Schiermonnikoog
1. 000
15 u
10% / 90%
100
7
900
Voorbeeld 3: Maatgevende hulpvraag bij doorbraak dijkring bij de gemiddelde beschikbare tijd. Bij een combinatie van dijkringen is de hulpvraag evenredig hoger.
maatgevende hulpvraag bij gemiddelde beschikbare tijd
aantal aanwezige personen in overstroomd gebied
1000000 dijkring 14
900000 800000 700000 600000
Bovenrivieren Benedenrivieren
500000
Zee Meer
400000 300000
dijkring 8
200000
dijkring 16
dijkring 25
100000
dijkring 7
dijkring 44 dijkring 41
0 0
2000
4000
6000
8000
10000
gemiddeld aantal evacués per uur [N/uur]
90
12000
14000
Bijlage 8
Informatielijnen bottom-up bij interregionale overstroming
Onderstaand schema biedt een voorbeeld van het gebruikelijke informatieproces bij interregionale (en interprovinciale) overstromingen. Dit schema gaat niet uit van een regisserende rol van het Rijk.
Minister BZK
(C)CDK
CDK
bij A betrokken burgemeesters (C)RBT +WBT
Dijkring A/C Dijkring F Dijkring B/D/E (C)
Dijkring B = = = = =
(C)RBT
RBT
ROT (coördinerend voor A)
Dijkring C
overleg CDK: betrokkenen bgm’s/vz
bij A betrokken burgemeesters
dijkring A: burgemeesters VZ VZ OL OL +WBT
ROT (coördinerend voor F)
ROT
Dijkring D
Dijkring E
Dijkring F
interprovinciaal interregionaal (dijkring(en) geheel binnen 1 provincie) binnen 1 regio coördinerend liaison
Doel: eenduidige operationele en bestuurlijke aansturing per dijkring, met behoud van ieders bevoegdheden en verantwoordelijkheden. •
91
Voor een dijkring met meerdere regio’s wordt één van de regio’s, in de preparatieve fase, aangewezen als coördinerend. Dit houdt in: neemt het initiatief tot de gecoördineerde inzet. De reguliere structuur blijft bestaan. Voor deze regio wordt zowel het ROT, het RBT en, bij een interprovinciale dijkring de CdK van de provincie waarin desbetreffende regio ligt, aangewezen als coördinerend.
•
Op dijkringniveau wordt bij ingaan van het rampbestrijdingsplan (zoals afgesproken in de preparatieve fase) een bestuurlijk overleg met de betrokken burgemeesters gehouden, aangevuld met de betrokken operationeel leider(s) en een vertegenwoordiger uit het waterschapsbeleidsteam (WBT). Dit overleg is informerend en beeldvormend. Ook kan hier principe besluitvorming plaatsvinden, vervolgens volgt toetsing van de uitvoering binnen het RBT. Voorzitter van dit overleg is de/een dijkgraaf
Voor eenduidige operationele aansturing van het dijkringgebied:
•
•
Voor dijkringen waarbij meerdere ROT’s over het gebied gaan (meerdere veiligheidsregio’s in een dijkring) is in de preparatieve fase een coördinerend ROT aangewezen. Het coördinerend ROT neemt het initiatief richting het andere ROT voor de gecoördineerde inzet. Dit laatste ROT levert (eenzijdig) een liaison voor het coördinerend ROT. Ieder ROT is verantwoordelijk voor het eigen gebied. De gemeenten hebben een eigen BT. Bezetting van uit de hulpverleningsdiensten zal niet of minimaal zijn i.v.m. de beschikbaarheid vanwege de schaalgrootte.
Voor eenduidige bestuurlijke aansturing van het dijkringgebied:
•
•
•
• •
Zowel bij interregionale (meerdere veiligheidsregio’s binnen een provincie binnen een dijkring)als interprovinciale samenwerking (meerdere regio’s en provincies in een dijkring) komt op dijkring niveau het overleg met betrokken burgemeesters, operationeel leiders en dijkgraaf(ven) alsmede de voorzitters van de betrokken regio’s bijeen. Het coördinerend RBT is verantwoordelijk voor het initiatief hiertoe en levert de voorzitter. Vanuit het andere RBT kan uiteraard ook een dergelijk verzoek komen. Indien de RBT’s/burgemeesters bij interregionale samenwerking niet tot een eensluidend advies komen, dan treedt conform de gebruikelijke structuur de CDK op, na bestuurlijk overleg met de betrokken burgemeesters en/of voorzitters, in zijn aanwijsbevoegdheid. Ook bij meningsverschillen tussen burgemeesters binnen een dijkring die binnen één regio valt, gaat de coördinatie volgens deze gebruikelijke structuur. Indien de RBT’s/burgemeesters bij interprovinciale samenwerking niet tot een eensluidend advies komen, dan hebben de CDK’s een bestuurlijk overleg met de betrokken ‘eigen’ burgemeesters, waarna de CDK’s met elkaar overleg hebben. De coördinerend CDK is verantwoordelijk voor het initiatief voor dit CDK-overleg. Komen de CDK’s er niet uit, dan beslist de minister van BZK De inhoud van de voorlichting wordt afgestemd in het dijkringoverleg, en wordt daarna via de eigen structuur door de regio’s doorgezet. De waterschappen laten de voorlichting zoveel mogelijk via deze lijn in de algemene kolom plaatsvinden.
Bron: overleg tussen de provincies Utrecht en Gelderland en de regio’s Noord- en Oost-Gelderland, Gelderland Midden, Gelderland Zuid en Utrecht
92
Voorbeeld Vallei en Eem Coördinatieschema
Doel
Eenduidige operationele en bestuurlijke aansturing voor de dijkring, met behoud van ieders verantwoordelijkheden en bevoegdheden.
Minister BZK
CDK Utrecht (coördinerend)
CDK Gelderland
betrokken V&E burgemeesters
betrokken V&E burgemeesters
VRU:
GM:
RCBT (coördinerend) = dijkgraaf
RBT
VRU GM ROT (coördinerend) + WOT
ROT
Vallei en Eem betrokken burgemeesters VZ-RCBT VRU (= CdK) VZ-GM OL-VRU OL-GM dijkfgraaf Vallei en Eem
Utrecht coördinerend
NB
Legenda: = liaison = overleg
Voor de dijkring is de VRU/Utrecht conform het bestuurlijk convenant van 2002, in de preparatieve fase, aangewezen als coördinerend. Dit houdt in: neemt het initiatief tot de gecoördineerde inzet. De reguliere structuur blijft bestaan. Zowel het ROT en RCBT van de VRU, alsmede de CDK van Utrecht zijn aangewezen als coördinerend. Voor het stormscenario is er vanuit gegaan dat de regio’s allen in hun geheel zullen zijn opgeschaald tot GRIP 4 vanwege de storm op zich. De dreigende dijkdoorbraak is in tweede instantie een probleem.
Eenduidige coördinatie dijkringgebied Afstemmend startoverleg
93
Op dijkringniveau wordt bij ingaan van het rampbestrijdingsplan een bestuurlijk overleg met de betrokken burgemeesters gehouden, aangevuld met de operationeel leiders van de VRU en Gelderland-Midden, de
voorzitters van de twee veiligheidsregio’s en een vertegenwoordiger uit het waterschapsbeleidsteam (WBT). Dit overleg is informerend en beeldvormend. Ook kan hier principe besluitvorming plaatsvinden, vervolgens volgt toetsing van de uitvoering binnen het R(C)BT. Voorzitter van dit overleg is de dijkgraaf van Vallei en Eem. Operationele coördinatie
Het ROT van de VRU (coördinerend ROT) neemt het initiatief richting het ROT van Gelderland-Midden voor de gecoördineerde inzet. GelderlandMidden levert (eenzijdig) een liaison voor het ROT VRU. Ieder ROT is verantwoordelijk voor het eigen gebied.
Bestuurlijke coördinatie
Op dijkring niveau is het afstemmingsoverleg met de betrokken burgemeesters, aangevuld met de operationeel leiders van de VRU en Gelderland-Midden, de voorzitters van de twee veiligheidsregio’s en een vertegenwoordiger uit het waterschapsbeleidsteam (WBT). Het RCBT Utrecht (coördinerend RBT) is verantwoordelijk voor het initiatief hiertoe en levert de voorzitter. Vanuit het RBT van Gelderland-Midden kan uiteraard ook een dergelijk verzoek komen. Dit overleg kan worden gezien als een cyclisch overleg. Indien de RBT’s/burgemeesters niet tot een eensluidend advies komen, dan hebben de CDK’s een bestuurlijk overleg met de betrokken ‘eigen’ burgemeesters, waarna de CDK’s met elkaar overleg hebben. De CDK van Utrecht (coördinerend CDK) is verantwoordelijk voor het initiatief hiertoe. Komen de CDK’s er niet uit, dan beslist de minister van BZK. De inhoud van de voorlichting wordt afgestemd in het dijkringoverleg, en wordt daarna via de eigen structuur door de regio’s doorgezet. Het waterschap Vallei en Eem laat de voorlichting zoveel mogelijk via deze lijn in de algemene kolom plaatsvinden.
Vertegenwoordiging Waterschap Vallei en Eem
In het ROT VRU: Liaison vanuit het waterschaps operationeel team (WOT) → afspraak: de liaison zal af en toe in het ROT zijn en heeft een harde bereikbaarheidsregeling In het RCBT VRU: Liaison vanuit het waterschapsbeleidsteam (WBT)
Lokaal
De gemeenten hebben een eigen GBT. Bezetting van uit de hulpverleningsdiensten zal niet of minimaal zijn i.v.m. de beschikbaarheid vanwege het de schaalgrootte.
94
Mbt GCT/ GMT/AC
•
• Bron:
95
De GCT’s/GMT’s en de AC’s zijn regulier lokaal geregeld. Uitgangspunt voor de VRU is om zoveel mogelijk de krachten te bundelen. De gemeentelijke actiecentra (AC’s) zijn vanwege dit specifieke scenario anders georganiseerd. De gemeentelijke processen zijn verdeeld in primaire en secundaire processen en zoveel mogelijk geclusterd om menskracht en tijd uit te sparen. Voor de primaire processen zijn de AC’s regionaal geregeld, voor de secundaire processen blijven de AC’s lokaal geregeld. In dit plan zijn reeds locaties benoemd. In Gelderland Midden blijven de GCT’s/GMT’s en AC’s lokaal geregeld.
Rampbestrijdingsplan ‘(Dreiging) dijkdoorbraak Vallei en Eem’, versie 1.0 december 2006.
96
Bijlage 9 Overzicht van de maatregelen per strategie en per rampbestrijdingsproces Proces
Evacuatie
Beheer omgeving
Hulp aan achtergeblevenen
alarmering
x
x
x
communicatie
x
x
x
logistiek
x
x
x
1. bestrijden van brand 2. redden
x
5. waarnemen en meten
x
6. waarschuwen bevolking
x
x
x
7. toegankelijk maken 8. geneeskundig - somatisch
x
x x
x
9. preventieve gezondheidszorg
x
10. geneeskundig - psychosociaal
x
x
11. ontruimen en evacueren
x
x
12. afzetten en afschermen
x
x
13. verkeer regelen
x
14. handhaven openbare orde
x
x
x
15. identificeren van slachtoffers
x
16. begidsen
x
x
17. strafrechtelijk onderzoek
x
x
18. voorlichten
x
x
19. opvangen en verzorgen
x
20.uitvaartverzorging
x
21. registratie slachtoffers (CRIB)
x
22.primaire levensbehoeften 23. registratie schade (CRAS)
97
x x (vitaal/nuts)
x
24.milieuzorg 25. nazorg
x
x x
x x
x
98
Bijlage 10 Sfeerbeeld grootschalige overstromingen Bij een dreigende overstroming vanuit de rivieren zal in heel Nederland sprake zijn van wateroverlast en bedreigende situaties. De uiterwaarden zijn helemaal overstroomd en de rivieren zitten tot aan hun nok vol met water. De dijkbewaking is maximaal en op veel plaatsen zijn nooddijken en zandzakken gebruikt om extra bescherming te bieden. De hulpverleningsdiensten en alle lokale en nationale crisiscentra zijn dan al actief. Volgens de bestaande rampbestrijdings- en calamiteitenplannen worden met zandzakken en nooddijken dijken versterkt of opgehoogd. Er wordt uitgebreide voorlichting gegeven. De uitvoering van evacuatie wordt conform de bestaande plannen voorbereid. Op veel plaatsen zal het openbare leven al min of meer ontregeld zijn. Als vervolgens blijkt, dat er nog meer water via de rivieren naar Nederland zal stromen, zullen maatregelen genomen moeten ter voorbereiding op de overstroming. Een dreigende overstroming vanuit de rivieren zien we enkele dagen van tevoren aankomen. Dat geeft ons de tijd noodmaatregelen te treffen. Het heeft dan al maanden geregend. Frankrijk, Duitsland en België hebben al grote problemen met het water voordat het hoogwater Nederland bereikt. Als een gebied dreigt te overstromen en de veiligheid van de bewoners niet meer kan worden gegarandeerd, wordt het gebied ontruimd en worden de inwoners geëvacueerd. In principe zijn er bij een overstroming langs de rivieren geen slachtoffers te verwachten door de relatief lange waarschuwingstijden. Bij een dreiging vanuit de rivieren zal het gedurende lange tijd enorm hebben geregend (in het hele stroomgebied van de Maas of de Rijn, dus ook in de rest van Europa). Ook kan er veel sneeuw aan het smelten zijn of er is juist sprake van een harde bevroren ondergrond waar het water niet meer in kan wegzakken. In Nederland zijn dan al forse problemen met de kleinere, regionale wateren. Omdat ook de gevolgen van de overstroming groot zullen zijn, moet het klip en klaar zijn wie welke maatregelen neemt Bij overstromingsrampen uit het verleden als New Orleans in 2005 en Zeeland in 1953 zijn er vaak meerdere bressen. Ook bij dreiging van kustoverstromingen zullen op verschillende plaatsen overstromingen vanuit het regionale watersysteem kunnen ontstaan. De hoge zeewaterstand wordt veroorzaakt door storm op zee. Bij het bezwijken van een kering stroomt het water binnen korte tijd over het land naar lager gelegen gebieden. De dijkringen in het rivierengebied fungeren in de meeste gavallen als badkuipen. Deze lopen bij een overstroming vol. In vergelijking met overstromingen vanuit de rivieren zullen bij kustoverstromingen delen in het dijkring gebied droog blijven. Mensen kunnen hier een veilig heenkomen zoeken, maar waarschijnlijk zijn er wel problemen met elektriciteit, gas en drink- en afvalwater. Na een overstroming is de materiële schade aan woningen, bedrijven en (vitale) infrastructuur groot Daarnaast vallen bedrijven grootschalig uit als direct gevolg van de
99
overstroming. In het overstroomde gebied is verder uitval van de nutsvoorziening, ICT en telecom zeer waarschijnlijk. Deze uitval blijft niet beperkt tot het overstroomde gebied kan optreden tot ver daarbuiten.
100
Bijlage 11 Literatuurlijst •
Ingenieurs/Adviesbureau Save en Adviesbureau Van Dijke, Leidraad Maatramp. Ministerie van Binnenlandse Zaken, september 2000.
•
Ingenieurs/Adviesbureau Save et al, Leidraad Operationele Prestaties. Ministerie van Binnenlandse Zaken, augustus 2001.
•
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Circulaire Referentiekader Opschaling (GRIP) d.d. 11 september 2006.
•
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Voorbereiding Rampenbestrijding, juni 2003.
•
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Beleidsdraaiboek WTS, wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen (concept), juni 2006.
•
Ministerie van Economische Zaken, Handboek CrisEZbeheersing, 2006.
•
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Concept Beleidsdraaiboek Klassieke Varkenspest (versie 2.0) , december 2005.
•
Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing Verkeer en Waterstaat. Handboek Crisisbeheersing, december 2005.
•
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Beleidsdraaiboek Influenzapandemie, juli 2004.
•
Project Nationale Veiligheid, zelfevaluatie Toenemend overstromingsrisico, 2006.
•
RIVM et al, Risico’s in bedijkte termen: Een thematische evaluatie van het Nederlandse veiligheidsbeleid tegen overstromen. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, mei 2004.
•
Twynstra & Gudde, Royal Haskoning en COT, De organisatorische voorbereiding op overstromingen van Rijn en Maas. Ministerie van Binnenlandse Zaken, juli 2005.
•
Twynstra Gudde, Basisvereisten interdepartementale crisisbeheersing . Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, augustus 2006.
•
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming, (concept) december 2007.
101
•
Twynstra Gudde, Basisvereisten interdepartementale crisisbeheersing (samenvatting). Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, augustus 2006.
•
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, handboekbijstand deel I nationaal, juli 2007.
•
Twynstra Gudde, Royal Haskoning en COT, Rampbestrijdingsstrategieën overstromingen Rijn en Maas (eindrapport). Ministerie van Binnenlandse zaken, juli 2005.
•
Waterschap rivierenland, Calamiteitenbestrijdingsplan Hoogwater Buiten van Waterschap Rivierenland, januari 2005.
•
Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Hoogwater en Stormvloedcrisis in Nederland. Kader voor een nationale aanpak van de crisisbeheersing. Concept 1.0 februari 2008.
102
Nationaal crisiplan
Hoogwater en overstromingen Deel 2: Landelijke operationele strategie
Inhoud 1
Inleiding en verantwoording 1.1 Doel 1.2 Doelgroep 1.3 Definities Overstromingen en Hoogwater 1.4 Aanpak 1.5 Leeswijzer
2
Naar een gekwantificeerde hulpvraag; de opdracht 2.1 Generieke scenario’s 2.2 Van scenario’s naar hulpvraag: strategische keuzes 2.3 Beschrijving strategieën 2.4 Clusters van maatregelen (strategieën)
3
Toelichting bij de inhoud 3.1 Wat is nieuw? 3.1.1 Uitgangspunten 3.2 Vorm 3.3 Definities
119 119 119 120 120
Bijlage 1
Overzicht strategiën en uitvoering ervan
123
Bijlage 2 Overzicht aard en type middelen
105
107 108 108 109 110 110 111 111 112 114 117
129
106
1
Inleiding en verantwoording Rampbestrijdingsplannen voor overstromingen in Nederland gaan tot op heden veelal uit van rampscenario’s op regionale schaal en zijn gericht op inzet in de getroffen regio. De centrale overheid komt in de plannen slechts beperkt aan bod, of wordt impliciet een passieve (reactieve) rol toegekend. Bij hoogwater zal de (dreigende) ramp zich over meerdere regio’s tegelijk verspreiden en ook niet-getroffen regio’s krijgen een taak in het bieden van hulp aan de getroffen regio’s en het opvangen van mensen uit die regio’s. Alleen een voorbereiding op gemeentelijke of regionale schaal volstaat niet. De huidige situatie heeft veel te maken met het feit dat in Nederland taken en bevoegdheden ten aanzien van rampenbestrijding vooral decentraal zijn neergelegd. Over de rol van het Rijk bij regiogrensoverschrijdende calamiteiten bestaan inmiddels verschillende verwachtingen. Dat bij bovenregionale calamiteiten coördinatie vanuit het Rijk noodzakelijk is, wordt breed onderkend.1
De coördinerende rol van het Rijk is tweeledig; zij heeft betrekking op • het operationeel handelen, meer specifiek de verdeling en toekenning van (schaarse) capaciteit (mensen, middelen); • het beleidsmatig handelen van het Rijk binnen de algemeen-bestuurlijke en functionele kolom. Deze Landelijk Operationele Strategie beschrijft hoe het Rijk haar coördinerende rol in het operationele domein invult. Dit document is een onderdeel van het Nationale Responsplan Hoogwater en Overstromingen. Het Nationaal Responsplan Hoogwater en Overstromingen omvat: 1. het landelijke Beleidsdraaiboek Hoogwater en Overstromingen; 2. de landelijke Operationele Strategie Hoogwater en Overstromingen; 3. de landelijke Communicatiestrategie Hoogwater en Overstromingen. Parallel aan de ontwikkeling van het Nationaal Responsplan, werkt het ministerie van Verkeer & Waterstaat aan de ontwikkeling van een departementaal draaiboek Hoogwater- en Stormvloedcrises. Het V&W- draaiboek beschrijft het handelen van en de afspraken tussen de betrokken instanties binnen de waterkolom. De afspraken in het Nationaal Responsplan sluiten aan op die in het V&W- draaiboek en in het landelijk draaiboek Evacueren.2
1 Zie verslag bestuurlijk congres 31 mei 2006 2 Wordt verwacht in 2007.
107
1.1
Doel In dit document wordt de rol van het Rijk ten aanzien van het coördineren van capaciteit bij het ramptype ‘overstromingen’ praktisch ingevuld. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) heeft de uitvoering van deze rol bij circulaire van 15 juni 2006 aan het Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum (LOCC) gemandateerd.3 De kerntaak van het LOCC bestaat uit de regievoering op de bijstands- of steunverleningsverzoeken en de operationele afstemming tussen operationele diensten. Dit document is bedoeld als hulpmiddel om vraag en aanbod van capaciteit op landelijk niveau zo effectief en efficiënt mogelijk te matchen. Het is kaderstellend, in de zin dat de gehanteerde uitgangspunten en begrippen bepalend zijn voor de wijze waarop het LOCC haar kerntaak uitvoert. Daarom is de Landelijke Operationele Strategie ontwikkeld in samenspraak met een landelijke werkgroep Hoogwatergevolgbestrijding; daarin hebben vertegenwoordigers van de belangrijkste netwerkpartners van het LOCC aan zowel vraagals aanbodzijde geparticipeerd.4
Dit document is functioneel bedoeld, in de zin dat het een kaderstellende functie heeft ten aanzien van bestaande en te ontwikkelen regionale rampbestrijdingsplannen Overstromingen. De Landelijke Operationele Strategie Hoogwater en Overstromingen wordt in dit document daarom ook wel aangeduid als ‘plan.’
1.2
Doelgroep De Landelijke Operationele Strategie Hoogwater en Overstromingen is bestemd voor diegenen, die een rol spelen in • de regionale crisisstaven (ROT- en RBT-niveau); • de interdepartementale crisisbeheersingsorganisatie; • én voor hen, die op grond van hun rol in een voor hoogwatergevolgbestrijding relevante sector contact hebben met deze organisatie, bijvoorbeeld de calamiteitencoördinatoren van de partijen binnen de waterkolom.
3 Circulaire 2006/53034 Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 4 Voor een deelnemersoverzicht zie bijlage 1
108
1.3
Definities Overstromingen en Hoogwater
Het Nationaal Responsplan Hoogwater en Overstromingen is gericht op de activiteiten die gericht zijn op het beheersen, beperken en bestrijden van de gevolgen van een dreigende en/ of feitelijke overstroming. We spreken van een overstroming als er een bres in een waterkering ontstaat en/of er over een grote lengte dusdanig grote hoeveelheden water over een kering lopen dat de instroom niet kan worden gestopt met noodmaatregelen.5 Het begrip ‘overstroming’ heeft betrekking op rivieren, kust en meren én de grootschalige gevolgen van de overstroming in termen van mensenlevens en schade. Overstromingen zijn het gevolg van een combinatie van natuurlijke oorzaken (storm en/ of overvloedige regenval) en menselijk of technisch falen.6 Aangenomen wordt, dat een overstroming van een kanaal als een regionale calamiteit kan worden behandeld.
De Landelijke Operationele Strategie heeft niet alleen betrekking op de feitelijke overstroming, maar ook op alle activiteiten die zijn gericht op het beheersen, beperken en bestrijden van de gevolgen van een dreigende overstroming, ook wel ‘hoogwater’ genoemd.7 Bij hoogwater is het water boven een vooraf bepaald peil gestegen, maar is nog geen sprake van falen van de keringen. Hoewel in deze situatie de ramp dan (nog) niet heeft plaatsgevonden, is er wél sprake van een crisissituatie en wordt groot opgeschaald: het volledige rampbestrijdingspotentieel wordt ingezet (respons vóór de ramp). Daarmee wijkt deze situatie af van veel andere ramptypen (respons ná de ramp). Overigens kan, maar hoeft hoogwater niet noodzakelijkerwijs te worden gevolgd door een overstroming. Om misverstanden te voorkomen, kiezen we in dit plan de term ‘hoogwatergevolgbestrijding’ voor alle activiteiten gericht op het beheersen, beperken en bestrijden van de gevolgen van een dreigende en/of feitelijke overstroming.
5 Project Nationale Veiligheid, zelfevaluatie Toenemend overstromingsrisico (2006), p. 6 6 Een andere oorzaak zou kunnen zijn menselijke kwade wil. Dit draaiboek is van toepassing op de gevolgbestrijding in een dergelijke situatie; parallel hieraan loop het handelen van Justitie in het kader van de draaiboeken Terrorisme. 7 Overigens wordt bij rivieren en het IJsselmeer gesproken van Hoogwater, bij de kust van Stormvloed. Om de indruk te vermijden dat het twee verschillende ramptypen betreft, kiezen we in dit draaiboek voor één benaming: hoogwater
109
1.4
Aanpak In de Landelijke Operationele Strategie wordt de inzet van middelen zowel regionaal als centraal effectief met elkaar gematcht. Om deze inzet te definiëren, is het van belang eenduidigheid te verkrijgen over de scenario’s waarop moet worden geprepareerd. In navolging op de lessen van Katrina is gezocht naar scenario’s die voldoende flexibiliteit bevatten om te voorzien in verschillende situaties. Er is daarom gekozen om te focussen op onderscheidende criteria in plaats van op specifieke gebieden, om zo te komen tot een generiek, voor meerdere situaties toepasbaar, plan. Onderscheidende criteria zijn: • weercondities; • geografische en infrastructurele kenmerken; • bevolkingsaantallen- en opbouw; • evacuatiesnelheid. In het Landelijk Beleidsdraaiboek (deel 1 van het nationaal Responsplan) wordt de coördinerende rol van de overheid uitgewerkt op beleidsmatig en bestuurlijk niveau. Dit draaiboek vult de coördinerende rol van de centrale overheid in en stemt de reikwijdte van deze rol af op de taken en bevoegdheden van de veiligheidsregio’s, betrokken partijen binnen de waterkolom en de individuele departementen.
1.5
Leeswijzer
De Landelijke Operationele Strategie is een ontwikkeldocument. Voor het eerst is gezamenlijk nagedacht over een structurele manier van omgaan met capaciteitsvraagstukken bij een bovenregionale calamiteit als hoogwater. In Hoofdstuk 2 worden de scenario’s van waaruit de strategie is ontwikkeld, toegelicht en wordt de relatie gelegd met het strategisch handelen bij crises. In Hoofdstuk 3 wordt de koppeling gelegd tussen strategisch handelen en het capaciteitsvraagstuk. De coördinerende rol van het Rijk (voor capaciteitsverlening gemandateerd aan het LOCC) wordt per strategie anders ingevuld: faciliterend dan wel regisserend.
Bijlage 1 is functioneel vormgegeven als een Acces database. Het beschrijft een indeling in Strategieën, kernactiviteiten en subactiviteiten; de laatste twee categorieën kennen een relatie met capaciteit. Het is de bedoeling dat deze database op termijn door zowel LOCC als de veiligheidsregio’s wordt gevuld.
110
2
Naar een gekwantificeerde hulpvraag; de opdracht De plan-do-act-learn-cyclus is binnen de wereld van de rampbestrijding een bekend fenomeen. Om die reden heeft ook de Nederlandse overheid de ontwikkelingen rond orkaan Katrina in de V.S., en vooral de lessen die hieruit zijn geleerd, gevolgd. Twee van de belangrijkste lessen van Katrina: 1. Grootschalige overstromingen hebben per definitie regiogrensoverschrijdende effecten - gelet op de verplaatsing van grote hoeveelheden mensen in het getroffen gebied naar regio’s buiten het getroffen gebied (van binnen naar buiten) en gelet op de inzet van een grote hoeveelheid middelen van buiten de regio naar het getroffen gebied (van buiten naar binnen). Alleen al om die reden moet bij grootschalige overstromingen bovenregionale coördinatie worden verondersteld. 2. Bij grootschalige overstromingen dient sprake te zijn van een proactieve rol van de centrale overheid (op het gebied van coördinatie en de inzet van middelen (dit met inachtneming van de decentrale taken en bevoegdheden).
Rampbestrijdingsplannen voor overstromingen in Nederland gaan uit van rampenscenario’s op regionale schaal en zijn gericht op inzet in de getroffen regio. In alle gevallen wordt aangegeven dat de hulpvraag het hulpaanbod zal overtreffen. Om die reden worden in de plannen verschillende procedures voor bijstandverlening aangegeven. Waar deze plannen niet van uitgaan, is een proactieve rol van de centrale overheid. De centrale overheid komt in de plannen niet aan bod, of wordt impliciet een passieve (reactieve) rol toebedacht. De vraag is, of de vooronderstelling van regionale rampen, waarop regionaal wordt geprepareerd, voldoende toereikend is. Voorziet zij voldoende in wat er wordt gevraagd bij grootschalige overstromingen? De opdracht bij het maken van dit operationele plan is het matchen van hulpvraag- en aanbod bij grootschalige (regiogrensoverschrijdende) calamiteiten. Centraal in dit operationele plan staat het handelen volgens een strategie die wordt ingegeven door één van de mogelijke scenario’s. Hieronder volgen de vier scenario’s de worden gebruikt bij dit operationele plan. Deze scenario’s zijn de basis voor de keuzen die zijn gemaakt in de bijbehorende strategieën. Deze strategieën leiden tot een prioritering in de te nemen maatregelen en de toedeling van middelen tijdens een hoogwaterramp.
2.1
Generieke scenario’s Het operationele plan is niet gebiedsspecifiek, maar toepasbaar voor in principe elk type hoogwatergevolgbestrijding. Alle typen hoogwatergevolgrampen kunnen worden ingedeeld in vier scenario’s, die de generieke kenmerken van de ramp bevatten.
111
Bij het opstellen van de scenario’s worden de volgende criteria onderscheiden: 1. het aantal personen in het betreffende gebied, uit te splitsen naar: • het aantal evacués per uur; • het aantal achtergeblevenen; 2. de tijd om mensen uit het gebied te evacueren, te onderscheiden naar: • weinig tijd: beschikbare > benodigde tijd; • veel tijd: beschikbare tijd > benodigde tijd. Dit leidt tot onderstaande vier generieke scenario’s: Figuur 2.1 Vier scenario’s Situatie
Veel tijd
Weinig tijd
Weinig mensen bedreigd
(scenario 1) Minst ernstige overstromingsscenario
(scenario 2)
Veel mensen bedreigd
(scenario 3)
(scenario 4) Meest ernstige overstromingsscenario
In het ernstigste overstromingsscenario (weinig tijd beschikbaar, veel mensen bedreigd), kan een minder brede belangenafweging worden gemaakt dan in het minst ernstige scenario (veel tijd beschikbaar, weinig mensen bedreigd). Capaciteit zal worden verdeeld en toegekend aan de processen die het meest van toepassing zijn. Dat (enige) tijd beschikbaar is, wordt in bovengenoemde scenario’s verondersteld. Sinds het verschijnen van het rapport ‘Risico’s in bedijkte termen’ wordt echter onderkend, dat het mogelijk is, dat een waterkering bij lager dan maatgevende omstandigheden bezwijkt. We onderscheiden daarom nog een extreme variant van het meest ernstige overstromingsscenario: Geen (of minimale) tijd.
2.2
Van scenario’s naar hulpvraag: strategische keuzes Bij elk van de vier scenario’s hoort een eigen strategie. Bij de uitwerking van een gekwantificeerde hulpvraag, hebben we in de eerste instantie gebruik gemaakt van de kengetallen uit de Leidraad Maatramp en de Leidraad Operationele Prestaties.
Aanbod blijft achter bij hulpvraag De Leidraad Maatramp geeft voor de verschillende maatregelen (deelprocessen) per ramptype een indicatie van de omvang van de hulpbehoefte. De Leidraad Maatramp gaat uit van een indicatieve omvang van de hulpbehoefte per ramptype (voor ramptype overstromingen: 75.000 inwoners). Dit is gebaseerd op de regionaal aanwezige risico’s. In deze opdracht hebben we de gebruikelijke risicobenadering (risico per hulpverleningsregio) losgelaten. We richten ons op regiogrensoverschrijdende risico’s. Op basis van onderscheidende criteria wordt gekomen tot een aantal generieke overstromingsscenario’s. Voor ieder van deze scenario’s hebben we de maximale hulpbehoefte aangegeven, uitgedrukt in het aantal hulpbehoevenden per overstromingsgebied. Ook hebben we aangegeven (uitgedrukt in percentages) hoe de subgroepen ‘evacués’ en ‘achterblijvers’ zich tot elkaar verhouden binnen de groep hulpbehoevenden.
112
De Leidraad Operationele Prestaties (LOP) maakt de vertaalslag van de hulpbehoefte naar de inzetbehoefte. De LOP geeft aan welke inzet noodzakelijk is om de hulpvraag goed te kunnen beantwoorden; zij geeft niet aan welke inzetbehoefte beschikbaar is. De inzetbehoefte wordt in principe uitgedrukt in noodzakelijke aantallen hulpverleners en noodzakelijke responstijd.
Wanneer we de hulpvraag bij de vier verschillende scenario’s doorrekenen in hulpbehoefte en inzetbehoefte, dan zien we dat deze vragen - zelfs bij het maken van onderscheid tussen evacués en achterblijvers - het beschikbare hulpverleningspotentieel ruimschoots overtreffen (zie kader). Onderzoek bevestigt dat het hulpaanbod in capaciteit tekort zal komen bij (grootschalige) overstromingen in Nederland. De hulpvragen die bij een overstroming aan het Rijk worden voorgelegd, zullen, in ieder geval ten aanzien van de beschikbare middelen, ten opzichte van elkaar concurreren. De belangrijkste oplossing is te vinden in het maken van strategische keuzes in de verdeling en toekenning van middelen en het prepareren op deze keuzes! Door te kiezen voor strategieën maak je efficiënter en creatiever gebruik van middelen. Hoe? Door maatregelen te treffen, die weinig middelen ‘kosten’ maar veel opleveren (in plaats van andersom) door ‘slimmer c.q. creatiever’ om te gaan met bestaande middelen. Door gebruik te maken van ‘nieuwe’ middelen, die je op basis van de ‘gewone’ rampbestrijdingsprocessen wellicht niet zo snel zou hebben voorzien. We onderscheiden de volgende strategieën (clusters van maatregelen). 1. Bron- en effectbestrijding 2. Evacuatie 3. Hulp aan achtergeblevenen 4. Beheer omgeving: • Milieu • Economisch functioneren • Sociaal-maatschappelijk functioneren Bij de keuzes voor een strategie, zijn de volgende uitgangspunten leidend: • Hulp aan mensen (evacués en achterblijvers) gaat vòòr op het beheer van de omgeving; • Indien er onvoldoende tijd beschikbaar is om een substantieel deel van de mensen te evacueren uit een gebied, wordt er voor gekozen om de hulp te concentreren op de achterblijvers; • Bron- en effectbestrijding wordt altijd uitgevoerd. De aansturing hiervan vindt plaats in RBT/ROT en in nauw overleg met de ‘waterkolom’.
113
Op basis van deze uitgangspunten zijn onderstaande strategieën bepaald voor de vier verschillende scenario’s. 1. Evacureren en Beheer omgeving 2. Spontaan evacueren en Hulp aan achterblijvers 3. Gestructureerd evacueren en Hulp aan achterblijvers 4. Hulp aan achterblijvers Figuur 2.2 Invulling van de vier scenario’s met clusters maatregelen Situatie
Veel tijd
Weinig tijd
Weinig mensen bedreigd
Bron- en effectbestrijding Evacuatie Beheer omgeving (scenario 1)
Bron- en effectbestrijding Evacuatie (hulp aan achterblijvers) (scenario 2)
Veel mensen bedreigd
Bron- en effectbestrijding Evacuatie Hulp aan achtergeblevenen (Beheer omgeving) (scenario 3)
Bron- en effectbestrijding Hulp aan achtergebleven
2.3
(scenario 4)
Beschrijving strategieën
Scenario 1
Veel tijd, weinig mensen Strategie gericht op EVACUEREN en BEHEER GEBIED
Waarschuwing Er wordt hoogwater verwacht vanuit Duitsland. RIZA geeft aan dat na 60 uur het water de maatgevende waterstand zou kunnen overschrijden voor de dijken in het gebied. Het overstromingsgebied betreft in potentie meerdere dijkringen; de dijkgraven gaan ervan uit dat de dijken binnen dit gebied het water niet zullen keren. Het gebied is relatief dunbevolkt. Op basis van berekeningen (geografisch, demografisch, infrastructuur) wordt duidelijk dat het mogelijk is iedereen binnen de beschikbare tijd (60 uur) te evacueren. Doel Maximale beperking van alle mogelijke gevolgen Maatregelen 1. gestructureerd evacueren van bedreigden uit het gebied 2. zoveel mogelijk beperken van de economische, culturele en milieuschade (‘de ramp na de ramp’). Voorbeeld: Noordwaard, Land van Altena Scenario 2
Weinig tijd, weinig mensen bedreigd Strategie gericht op bevorderen SPONTAAN EVACUEREN en HULP AAN ACHTERGEBLEVENEN
Waarschuwing Er wordt hoogwater verwacht. RIZA geeft aan dat binnen 24 uur het water de maatgevende waterstand zou kunnen overschrijden. De dijkgraven achten de kans zeer groot dat de dijken in het overstromingsgebied het water niet zullen tegenhouden.
114
Het overstromingsgebied is relatief dunbevolkt. Op basis van berekeningen wordt duidelijk dat het niet zal lukken om meer dan 40 % van de bedreigden in het gebied binnen 24 uur te evacueren. Doel Maximale beperking van aantal slachtoffers Maatregelen 1. vergroten spontane evacuatiemogelijkheden van de bedreigden die het dichtst bij de exitpoints wonen; 2. vergroten van de zelfredzaamheid van de achterblijvers in het gebied; 3. inrichten van distributiepunten aan rand van rampterrein om transportstromen van binnen naar buiten en van buiten naar binnen efficiënter te laten verlopen; 4. zo veel mogelijk dubbel gebruikmaken van transportmiddelen (transport naar binnen èn naar buiten). Voorbeeld: Schouwen-Duiveland, Waddeneilanden Scenario 3
Veel tijd, veel mensen bedreigd Strategie gericht op EVACUEREN, HULP AAN ACHTERGEBLEVENEN en BEHEER GEBIED
Waarschuwing Er wordt hoogwater verwacht. RIZA geeft aan dat binnen 18 uur het water de maatgevende waterstand zou kunnen overschrijden. De dijkgraaf gaat ervan uit dat de dijken in het gebied het water niet zullen tegenhouden. Het overstromingsgebied is relatief dichtbevolkt. Op basis van berekeningen wordt duidelijk dat het niet mogelijk zal zijn meer dan 30 % van de bedreigden te evacueren. Doel Brede inzet om slachtoffers en de gevolgen voor de omgeving te beperken. Maatregelen 1. evacueren van de hulpbehoevenden uit het gebied; 2. vergroten van de zelfredzaamheid van de achterblijvers in het gebied; 3. inrichten van distributiepunten aan rand rampterrein om transportstromen van binnen naar buiten en van buiten naar binnen efficiënter te laten verlopen; 4. zo veel mogelijk dubbel gebruik van transportmiddelen (transport naar binnen èn naar buiten); 5. zoveel mogelijk beperken van de economische, culturele en milieuschade (‘de ramp na de ramp’).
115
Voorbeeld: KAN-gebied, Nijmegen-Arnhem Scenario 4
Weinig tijd, veel mensen bedreigd Strategie gericht op HULP aan ACHTERGEBLEVENEN
Waarschuwing Er wordt hoogwater (stormvloed) verwacht. De Stormvloedwaarschuwingsdienst geeft aan dat binnen 15 uur een deel van het kustgebied onder water zal komen te staan; men gaat uit van delen van Noord- en Zuid-Holland (Centraal Nederland) en een groot deel van Zeeland. Het is onduidelijk welke keringen binnen het overstromingsgebied stand zullen houden. Gelet op de infrastructuur, de bevolkingsomvang (1 tot 4 miljoen bedreigd) en de beschikbare tijd, wordt duidelijk dat het niet mogelijk zal zijn meer dan 10% van het aantal bedreigden uit het gebied te evacueren. Doel Zoveel mogelijk achterblijvers hulp bieden. Maatregelen 1. Evacueren van de hulpbehoevenden uit het gebied. 2. Vergroten van de zelfredzaamheid van de achterblijvers in het gebied. 3. Inrichten van distributiepunten aan rand rampterrein om transportstromen van binnen naar buiten en van buiten naar binnen efficiënter te laten verlopen. 4. Zo veel mogelijk dubbel gebruik van transportmiddelen (transport naar binnen èn naar buiten). Voorbeeld: Kust Zuid-Holland. Geen tijd Strategie gericht op HULP AAN ACHTERGEBLEVENEN Situatie Een kering breekt onverwacht. Afhankelijk van inundatiesnelheid en -diepte zal een deel van de bedreigden in het gebied verdrinken, dan wel thermisch letsel oplopen (T1 en T2). Overigen weten zichzelf op tijd te redden door naar een hoger gelegen deel/verdieping te vluchten. Doel Zoveel mogelijk slachtoffers en achterblijvers hulp bieden. Maatregelen 1. Redden van slachtoffers. 2. Redden van hulpbehoevenden. 3. Vergroten zelfredzaamheid achterblijvers in het gebied.
116
2.4
Clusters van maatregelen (strategieën) De vier clusters bevatten ieder tenminste de volgende maatregelen: Figuur 2.3 Clusters onderscheiden naar maatregelen
Algemeen (wordt altijd uitgevoerd)
Bron- en effectEvacuatie bestrijding (zie draaiboek RWS)
Hulpverlening aan achtergeblevenen
Beheer omgeving (zie interdep. draaiboek Hoogwatergevolgbestrijding)
alarmering
dijkverzwaring
gerichte voorlichting
redden
milieubescherming
verbindingen
dijkbewaking
waarschuwen bevolking
gerichte voorlichting
afvoeren vee
afzetten rampterrein
het dichten van coupures
evacueren en ontruimen
handhaven van de rechtsorde
bescherming vitale infrastructuur
verzorging logistiek
pompen
afzetten en beschermen
geneeskundige hulpverleningsketen
afschakeling gas/elektriciteit
verkeer regelen
registreren van slachtoffers
bescherming waterzuivering
handhaven van de rechtsorde
identificatie van slachtoffers
in stand houden essentiële bedrijfsprocessen (risico-objecten)
opvang en verzorging
uitvaartverzorging
vergroten verbindingsmogelijkheden
registreren van slachtoffers
toegankelijk/begaanbaar maken/ opruimen
beperken onherstelbare cultuurschade
begidsen
verzorging logistiek voorzien in primaire levensbehoeften
psychosociale hulpverlening
psychosociale hulpverlening preventieve volksgezondheid
117
schaderegistratie en -afhandeling
schaderegistratie en -afhandeling
nazorg
nazorg
118
3
Toelichting bij de inhoud Het LOCC heeft opdracht gegeven voor een landelijk operationeel plan dat transparant, realistisch en praktisch uitvoerbaar moet zijn. Dat betekent dat de begrippen in het plan duidelijk moeten zijn, dat het plan snel en vooral op eenvoudige wijze inzicht moet bieden en dat het moet aansluiten op bestaande, al dan niet in plannen en draaiboeken vastgelegde afspraken binnen de hulpverleningskolom èn binnen de ‘waterkolom.’ Dit laatste hebben we getoetst in een breed samengestelde begeleidingsgroep. Tegelijk leiden de aard en de omvang van het ramptype Overstromingen tot specifieke capaciteitsvraagstukken, die waar nodig - en met instandhouding van eerder genoemde bestaande afspraken - vragen om nieuwe afspraken. Doel van dit plan is ook om deze nieuwe afspraken vast te leggen.
3.1
Wat is nieuw?
3.1.1
Uitgangspunten 1. De rol van het LOCC als landelijk coördinator bijstandsverlening is binnen de hulpverleningskolom relatief nieuw. Verzoeken om bijstand vanuit RBT/ROT zijn veelal gericht op buurregio’s, al dan niet door tussenkomst van de Commissaris van de Koningin. Nieuw is de positionering van het LOCC als het loket voor alle bijstandsaanvragen. 2. Bij de meeste ramptypen is slechts sprake van één getroffen veiligheidsregio of van meerdere veiligheidsregio’s in één rampgebied. Bij grootschalige overstromingen is niet alleen sprake van meerdere (getroffen) veiligheidsregio’s binnen één rampgebied; vanwege de omvang van de ramp zullen ook de (niet-getroffen) veiligheidsregio’s worden ingeschakeld voor effectbeheersing en/of beperking. Deze veiligheidsregio’s kunnen zowel hulp bieden als hulp vragen. Het aantal vragers en aanbieders neemt daarmee toe, alsmede de behoefte om deze gecompliceerde bijstandssituatie te coördineren. Om die reden is de rol van het LOCC als Facilitator (vrager en aanbieder bij elkaar brengen) ontoereikend. De rol van het LOCC als Coördinator (op basis van informatievoorsprong al dan niet aanbod toekennen8), is nieuw. 3. Met een verschuiving van de rol van het LOCC van Facilitator naar Coördinator, neemt ook de kans toe, dat aan een ROT/ RBT, dat om bijstand vraagt, ‘nee’ te horen krijgt. Het LOCC maakt de afwegingen om wel of niet capaciteit toe te kennen op basis van de haar beschikbare informatie, al dan niet na ruggespraak met het NCC èn met de betrokken RBTs/ ROTs.
8
119
formeel via de bestuurlijke lijn, al dan niet gemandateerd door minister BZK.
4. Nieuw is ook de rol van het ERC. Ook in dit geval vragen de aard en de omvang van de ramp, in combinatie met de strategische rol van communicatie, om een vorm van landelijk overzicht. Gelet op de snelheid van de massamedia kan niet altijd besluitvorming in RBT’s over communicatiestrategie worden afgewacht en zullen bepaalde - van tevoren afgesproken- communicatieactiviteiten al in gang worden gezet. Dit nadrukkelijk wèl in afstemming met de betrokken RBT’s! Een en ander hangt nauw samen met de taken van het ERC ten aanzien van Publieksinformatie.
3.2
Vorm In tegenstelling tot de meeste plannen, bestaat de kern van het operationeel plan uit een aantal overzichten. Deze overzichten gaan in op de volgende zaken: • in de inleiding genoemde strategieën (behalve de strategie Waterbeheer: zie draaiboek V&W); • bij iedere strategie behorende activiteiten en deelactiviteiten; • de rollen en verantwoordelijkheden van de betrokken partijen; • de middelen. De overzichten zijn uitdraaien van het softwareprogramma Acces. Al met al kent het plan dus een: • tekstgedeelte (inleiding en toelichting op de inhoud); • database (inhoud); • GIS-applicatie (landelijk materieelspreidingsplan).
3.3
Definities Om misverstanden over de inhoud van het plan te voorkomen, volgen onderstaand de gehanteerde begrippen op een rij. Strategie: werkwijze, gericht op bestrijding en beheersing van de crisis, gegeven de beschikbare tijd en het aantal te evacueren personen. Iedere strategie kent een aantal hoofdactiviteiten. Hoofdactiviteit: cluster activiteiten, gericht op het behalen van de strategische doelen. Iedere hoofdactiviteit kent een aantal kritische activiteiten. Kritische activiteiten: activiteiten die een serie andere, samenhangende activiteiten in gang zetten en die een hulpvraag genereren. Deelactiviteiten: (in de overzichten als werkwoorden geformuleerd) onderdelen van kritische activiteiten die op zichzelf ook weer tot hulpvragen kunnen leiden. Binnen één kritische activiteit kunnen dus verschillende hulpvragen bestaan! Kritische en deelactiviteiten kennen een relatie met capaciteit. In dit plan hebben we de partijen die in de praktijk tegen een capaciteitsvraag aanlopen benoemd, alsmede hun rol met betrekking tot de hulpverleningscapaciteit. Initiator: degene die een kritische activiteit of deelactiviteit(en) genereert, die leidt of leiden tot een hulpvraag.
120
Coördinator: degene die op basis van alle beschikbare informatie vraag en aanbod matcht en al dan niet capaciteit toekent. Facilitator: degene die vrager en aanbieder met elkaar in contact brengt.
121
122
Bijlage 1 Overzicht strategiën en uitvoering ervan (model) Strategie 1 Evacueren 1
Realisatie Logistieke opvanglocaties
1 1 2 2 20 21 3 30 31 4 40 41 42 5 50 51 6 60 61 62 63 7 71 72 73 8 81 82 83
Voorlopige opvanglocaties rand rampterrein Aanwijzen Inrichten Coordinatoren voorlopige opvanglocaties (< 24 uur) Aanwijzen Voorzien van verbindingen Opstaplocaties binnen potentieel rampterrein Aanwijzen Communiceren Bussen opstaplocaties - voorlopige opvanglocaties Inventariseren Spreiden (routes bussen) Inzetten Opvanglocaties (> 24 uur) Aanwijzen Voorzien van verbindingen Opvanglocaties Inrichten Primaire levensbehoeften inventariseren Waakvlamovereenkomsten Waakvlamovereenkomsten primaire levensbehoeften OV-teams (opvang - en verzorgingsteams) Spreiden over opvanglocaties Transporteren naar opvanglocaties Aflossing voorbereiden PSH-teams (psychosociale hulpverlening) Spreiden over opvanglocaties Transporteren naar opvanglocaties Aflossing voorbereiden
2
Realisatie Opvanglocaties zorgafhankelijken buiten rampterrein
20 200 201 21 210 211 22 220 23 230 231 24 240 241 242
Distributielocaties rand rampterrein Aanwijzen Inrichten Coördinatoren distributielocaties zorgafhankelijken Aanwijzen Voorzien van verbindingen Ziekenhuisspreidingsplannen Opstarten Zorginstellingen Opvangmogelijkheden inventaris Aanwijzen Ambulances + bussen + vrachtauto’s Capaciteit inventariseren Spreiden over distributielocaties Spreiden over (interne en externe) opvanglocaties
123
Initiator
Coördinator
Facilitator
ROT’s Gemeenten
-
LOCC
Gemeenten Reg. BRW
LOCC
-
ROT Gemeenten
POL -
ERC
POL POL POL
-
LOCC LOCC
ROT’s Gemeenten
-
LOCC
Gemeenten Gemeenten Gemeenten Gemeenten
-
LOCC LOCC -
NRK NRK NRK
-
LOCC -
GHOR GHOR GHOR
LOCC LOCC LOCC
-
ROT’s GHOR
GHOR LOCC
-
GHOR GHOR
-
LOCC
LOCC
-
-
GHOR GHOR
-
-
LOCC LOCC LOCC
LOCC LOCC
-
3
Verkeer
30 300 301 302 303 304 305 306 307 308 31 310 311 312 313 32 320 321 322 323
Evacuatie UIT overstromingsgebied Evacuatieroutes vaststellen Evacuatieroutes zorgafhankelijk Evacuatieroutes controleren Evacuatieroutes markeren Evacuatieroutes afzetten Afzetmateriaal inventariseren Afzetmateriaal (waakvlamovereenkomst) Afzetmateriaal naar afzetlocaties Afzetmateriaal plaatsen Evacuatie BUITEN overstromingsgebied Evacuatieroutes voor hulpverleners Evacuatieroutes voor hulpverleners Evacuatieroutes voor hulpverleners Evacuatieroutes voor hulpverleners Afzetmateriaal Afzetmateriaal inventariseren (Waakvlamovereenkomsten) afzetmateriaal Afzetmateriaal transporteren naar gebied Afzetmateriaal plaatsen
4
Afzetten gebied
40 401 41 410 42 420 421 422
Afzetlocaties Inventariseren Waakvlamovereenkomsten Activeren Afzetmateriaal Inventariseren Transporteren naar afzetlocaties Plaatsen
5
Voorlichting
50 500 501 51 510
Perscentra Aanwijzen / afstemmen met ROT Inrichten Opnamelocaties Aanwijzen / afstemmen met ROT
6
Registratie
60 600 601 602 61 610 62 620 63 630 64 640 65 650 651 652 653
Landelijk Call Center Opstarten Bemensen Aflossing voorbereiden Zorgafhanklijken Registreren Slachtoffervolgsysteem Opstarten Geëvacueerden bij opvanglokaties Registreren CRIB-teams Opstarten Capaciteit Inventariseren Spreiden over voorlopige opvanglocaties Transporteren naar voorlopige opvanglocaties Aflossing regelen
124
Initiator
Coördinator
Facilitator
POL POL POL POL POL POL Gemeenten Gemeenten Gemeenten
ROT ROT -
LOCC LOCC LOCC -
POL POL RWS POL
ROT ROT LOCC LOCC
-
RWS RWS RWS RWS
LOCC -
-
Initiator
Coördinator
Facilitator
POL
-
-
POL
-
-
POL Aannemers Gemeenten
POL
LOCC LOCC -
Initiator
Coördinator
Facilitator
ERC Gemeenten
-
LOCC
ERC
-
-
Initiator
Coördinator
Facilitator
ERC NRK NRK
-
LOCC LOCC
GHOR
-
LOCC
GHOR
-
-
NRK
-
LOCC
Gemeenten
-
-
Gemeenten Gemeenten Gemeenten Gemeenten
LOCC -
LOCC
7
Handhaven openbare orde
70 701 71 710 72 720 73 730 74 740 75 750
‘Chain of command’ Voorlichten aan doelgroep Gedragsregels en sancties Voorlichten aan doelgroep Verbindingen ordehandhavers Optimaliseren Afzettingen rand rampgebied Bewaken Afzettingen hulpverleningsroutes Bewaken Toegangspunten rampgebied Bewaken
20
Logistiek hulp achtergeblevenen
200 2001 2002 201 2010 2011
Distributiepunten rand rampterrein Aanwijzen Inrichten Coördinatie distrubutiepunten Aanwijzen Voorzien van verbindingen
21
Informatie hulp achtergeblevenen
210 2101 211 2110 212 2120 213 2130
Kwetsbare objecten rampterrein Inventariseren Gegevens zorgafhankelijken rampterrein Inventariseren Landelijk Call Center Opstarten Informatie waterveiligheid (inundatiehoogte en - termijn) Adviseren
214 2140
Informatie waterveiligheid (weersomstandigheden 72 uur) Adviseren
215 2150
Informatie waterveiligheid (veilige plekken binnen rampgebied) Adviseren
22
Redding achtergeblevenen
220 2201 2202 2203 221 2210
Reddings- en distributieteams Aanwijzen Samenstellen Bevoorraden Benadering / verdeling rampterrein Afstemmen met ROT’s
23
Geneeskundige hulpverlening achtergeblevenen
231 2310 232 2320 233 2330 234 2340 235 2350 236 2360 237 2370
Ziekenhuisspreidingsplannen Opstarten SEH-teams (T1, T2, thermisch letsel) Opstarten Slachtoffervolgsysteem Opstarten Gewondennest bij distributiepunten Inrichten Noodhospitaal(s) bij distributiepunten Inrichten Ambulances over distributiepunten Verspreiden GKC’s over distributiepunten Verspreiden
Initiator
Coördinator
Facilitator
ERC
-
-
ERC
-
-
POL
-
LOCC
POL
LOCC
-
POL
LOCC
-
POL
LOCC
-
Initiator
Coördinator
Facilitator
ROT’s Defensie
LOCC
-
Defensie Defensie
-
LOCC
Initiator
Coördinator
Facilitator
ROT’s
-
-
GHOR
-
-
ERC
-
-
Waterschappen / RWS
-
-
Waterschappen / RWS
-
-
Waterschappen / RWS
-
-
Initiator
Coördinator
Facilitator
KNBRD KNBRD KNBRD
LOCC LOCC LOCC
-
KNBRD
-
-
Initiator
Coördinator
Facilitator
GHOR
LOCC
-
GHOR
-
-
GHOR
-
-
GHOR
LOCC
-
GHOR
LOCC
-
LOCC
LOCC
-
LOCC
LOCC
-
Strategie 2 Hulp aan achtergeblevenen
125
24
Voorlichting i.v.m. achtergeblevenen
240 2400 2401 2402 2403 241 2410 242 2420 243 2430 2431 244 2440
Voorlichtingsstrategie hulp aan achterblijvers Vaststellen Waarschuwen Informeren Afstemmen met regio’s Woorvoering ‘Centraal- Regionaal’ afstemmen met regio’s Afstemmen Informatievoorziening aan bellers Afstemmen met ROT’s Perscentra Aanwijzen Bemensen Opnamelocaties beeldende pers Aanwijzen
Initiator
Coördinator
Facilitator
ERC ERC ERC ERC
-
-
ERC
-
-
ERC
-
-
ERC Gemeenten
-
LOCC
ROT
-
-
Initiator
Coördinator
Facilitator
POL
-
-
25
Indentificatie en uitvaartverzorging achtergeblevenen
250 2500 251 2510 252 2520
RIT Opstarten Verzamellocatie dodelijke slachtoffers Inrichten Uitvaartverzorging Landelijk coördineren
RIT
LOCC
-
LOCC
-
-
26
Verkeer
Initiator
Coördinator
Facilitator
260 2600 2601 2602 261 2610 2611
Distributieroutes aan- en afvoer Vaststellen Markeren Bewaken Niet benodigde routes naar overstromingsgebied Vastellen Blokkeren
ROT’s POL POL
POL LOCC LOCC
-
RWS RWS
-
-
27
Primaire levensbehoeften
Initiator
Coördinator
Facilitator
270 2700 2701 2702 271 2710 2711 2712 2713 2714 272 2720 2721 2722 2723 273 2730 2731 2732 2733
Voedselvoorziening Inventariseren Samenstellen overlevingspakketten Overlevingspakketten transporteren Energievoorziening Inventariseren Prioriteren Generatoren verzamelen en transporteren Monteurs verzamelen en transporteren Brandstof verzamelen en transporteren Overlevingspakketten Inventariseren Samenstellen Transporteren naar distributiepunten Bevoorraden reddings-/distributiepunten Medicijnen Inventariseren Samenstellen medische pakketten Transporteren naar distributiepunten Bevoorraden reddings-/distributiepunten
ROT’s ROT’s LOCC
LOCC LOCC
-
ROT’s LOCC LOCC LOCC LOCC
LOCC LOCC LOCC
-
ROT’s LOCC LOCC LOCC
LOCC LOCC LOCC
-
GHOR GHOR LOCC LOCC
LOCC LOCC LOCC
-
126
28
Opvang en verzorging
280 2800 2801 2802 2803 2804 281 2810 2811 2812 2813 2814 282 2820 2821 2822 2823
Medisch afhankelijken zorginstellingen Inventariseren Teams samenstellen Teams voorzien van verbindingen Teams voorzien van registratieformulieren Transporteren Zorg afhankelijken ‘interne’ opvanglocaties Inventariseren Teams samenstellen Teams voorzien van verbindingen Teams voorzien van registratieformulieren Transporteren Psychosociale hulpverlening (PSH) Draaiboeken opstarten Teams samenstellen Teams voorzien van verbindingen Teams transporteren
29
Registratie
290 2900 291 2910 292 2920
Intramurale medisch afhankelijken Registreren door zorgteams Aanwezigen in interne opvanglocaties Registreren Registratieformulieren Verzamelen
30
Handhaven openbare orde
300 3000 3001 301 3010 302 3020 303 3030 304 3040 3041
‘Chain of command’ in grootschalige ‘interne’ opvanglocaties Vaststellen Voorlichten aan doelgroep Gedragsregels en sancties Voorlichten aan doelgroep Verbindingen ordehandhavers Voorzien van verbindingen Afzettingen rand rampgebied Bewaken ‘exit-points’ Kwetsbare objecten binnen rampgebied (security-risico) Inventariseren Bewaken
127
Initiator
Coördinator
Facilitator
GHOR GHOR GHOR GHOR LOCC
LOCC
LOCC LOCC -
ROT’s Gemeenten Gemeenten Gemeenten Gemeenten
LOCC
LOCC LOCC -
GHOR GHOR GHOR GHOR
LOCC LOCC
-
Initiator
Coördinator
Facilitator
GHOR
-
LOCC
Gemeenten
-
LOCC
Gemeenten
-
NRK
Initiator
Coördinator
Facilitator
ROT’s ERC
NCC -
-
ERC
-
-
POL
-
LOCC
POL
-
-
POL POL
LOCC
-
128
Bijlage 2 Overzicht aard en type middelen Aard 1
2
3
4
Type
Concreet
10 Militairen
100 ‘Handen’ 101 ordehandhavers
11
Kazernecomplexen
110 Opvangruimten (> 24 uur)
12
Noodhospitalen
120 Hospitaalruimte
13
Transport
130 Helicopters 131 Vrachtwagens 132 Bussen
Defensiecapaciteit
14 Genie: materieel, materiaal
140 Buldozers 141 Draglines
20 Transport
200 Reddingsvletten 201 Overige vaartuigen 202 4 x4 Voertuigen
21
210 Leden KNBRD en KNRM
Reddingscapaciteit
Reddingspersoneel
Geneeskundige capaciteit 30 Geneeskundige combinaties
300 Sigmateams 301 Haakarmbakken 302 Aanhangers
31
310 Ambulancevoertuigen 311 Ambulancemedewerkers 312 Officieren Geneeskundig
Ambulances
32 SEH-eenheden
320 SEH-teams 321 Operatiekamers
33
330 IC-bedden
IC-capaciteit
Politiecapaciteit
129
40 Politiemedewerkers
400 Surveillance-eenheden 401 Motorrijders 402 ME-pelotons
41 RIT
410 RIT-team
42 Transport
420 KLPD-vaartuigen 421 KLPD-helicopters
Aard 5
Type
Concreet
50 Personeel
500 Pelotons 501 Compagniën 502 Duikteams
51
510 511 520 521 522 523
Brandweercapaciteit
Pompen
52 Transport
6
7
8
9
10
11
Dompelpompeenheden Pompen (overige) Vaartuigen (duikteams) Vrachtwagens PM-wagens Commando haakarmbakken
Verbindingen 60 VC-eenheden
600 VC-voertuigen / containers
61 Verbindingspersoneel
610 Centralisten (VC eenheid)
62 Portofoons
611 Portofoons voor divers gebruik
70 Fysiek
700 Zandzakken 701 Strobalen 702 Geobags 703 Hydraulische draglines (1000 liter) 704 Stroomaggregaten (5kVA) 705 Dieselpomp (32 m3 per uur) 706 Stortsteen (tonnen) 707 Folie 708 Vulmachines 709 Verlichting
71
710 Inspectieteams 711 herstelteams 712 Bijstandsteams
Watermaatregelen
Personeel
72 Transport
720 Vrachtwagens (plat;meerassen aandr.) 721 Vrachtwagens (kippers; meerassen aandr.) 722 Bussen 723 4WD-voertuigen 724 Shovels
80 Opvang
800 Opvangteams 803 EHBO-teams 804 Psycho-sociale hulpverl. teams
90 CRIB
901 CRIB-teams 902 CRIB-middelen
100 Uitvaart
1001 Morgues 1002 Uitvaartfunctionarissen 1003 Uitvaartvoertuigen
110 CRAS
1100 Schadeteams 1101 Registratiemiddelen
Psychosociale hulp
Registratiecapaciteit
Uitvaartcapaciteit
Schaderegistratie- en afhandeling
130
Aard 12
13
Type
Concreet
120 Transport
1200 Bussen 1201 Vrachtwagens 1202 Treinen
121 Fysiek
1210 1211 1212 1214
Hekken Containers Borden Betonblokken
130 Persoonlijke verzorging (overlevingspakketten)
1300 1301 1302 1303
Eten en drinken Kleding, sanitaire en toiletartikelen Medicijnen Handgeld
131 Noodhuisvesting
1310 Huisvestingslocaties
132 Aggregaten
1320 Stroomaggregaten (5kVA)
Evacueren
Primaire levensbehoeften
131
132
Nationaal crisisplan
Hoogwater en overstromingen Deel 3: Landelijke communicatiestrategie
134
Inhoud 1
Inleiding
137
2
Doel draaiboek
139
3
Uitgangspunten voor crisiscommunicatie bij hoogwater en overstromingen
141
4
Van scenario’s en fasering naar communicatie
145
135
136
1
Inleiding Hoogwater en overstromingen zijn rampsituaties die hoog scoren in de risicoperceptie. Uit onderzoek van TNS-nipo, uitgevoerd i.o.v. het ERC1 bleek dat bijna een kwart van de ondervraagden bang waren voor een overstroming vanuit zee of een rivier. Deze ramp stond bovenaan het lijstje, hoger nog dan een ernstig ongeval op de weg, een ziektegolf, het vrijkomen van gevaarlijke stoffen of een aanslag. Hoewel men zich betrekkelijk veilig voelt achter de dijk (driekwart geeft aan zich veilig te voelen), verandert dit gevoel als men al eens te maken heeft gehad met een evacuatie. Zorgelijk in dit onderzoek is de mate van voorbereiding die burgers treffen om zich tegen een overstroming of hoog water te wapenen. Slechts 3% geeft aan zich op enigerlei wijze voorbereid te hebben. De behoefte aan snelle, betrouwbare en adequate informatie over dit onderwerp is tijdens een (dreigende) crisis groot, zeker in vergelijking tot andere onderwerpen. Burgers en andere getroffenen zullen actief op zoek gaan naar relevante informatie. Dit vergemakkelijkt het communicatieproces, maar stelt wel hoge eisen aan de afzender van de boodschap. Overigens blijkt uit dit onderzoek dat de burger de gemeente ziet als belangrijkste informatiebron. Het bedrijfsleven dient aparte aandacht te krijgen in de communicatie; zo zijn agrariërs veel minder geneigd om kritiekloos de instructies van de gemeente op te volgen. Hun bedrijfsbelang is immers groot. Vandaar dat zij in dit draaiboek als aparte doelgroep worden genoemd.
1
137
TNS-nipo. Risicoperceptie bij overstromingen in relatie tot evacuatiebereidheid, mei 2006.
138
2
Doel draaiboek Dit draaiboek is het laatste onderdeel van het Nationaal crisisplan hoogwater en overstromingen. Het beschrijft hoe vanuit de rijksoverheid de communicatie, de ondersteuning naar andere overheden en de in te zetten middelen op dit gebied wordt vormgegeven. Daarnaast geeft het inzicht in de communicatiestructuur en de concrete uitwerking voor de communciatieaanpak per fase van opschaling. Het Expertisecentrum Risico en Crisiscommunicatie (ERC) vervult een bijzondere rol in dit draaiboek. Het ERC zal al in een vroegtijdig stadium, bij dreiging van hoogwater en/of overstromingsrisico’s, met betrokken parijen contact zoeken om hen te ondersteunen met specifieke kennis en met de inzet van middelen, zoals bijvoorbeeld www.crisis.nl en het landelijk call-centre voor publieks- en verwanteninformatie, 0800-1351. Bij communicatie over dit ramptype is eenduidigheid, snelheid en betrouwbaarheid van de boodschap essentieel. Het ERC vervult in die zin ook een coördinerende taak voor het uitdragen van eenduidige boodschappen, want het is evident dat veel, zeer veel partijen betrokken zijn bij een dergelijke crisis. Tenslotte zal in de mogelijke opschaling vanuit het ERC naar een Nationaal Voorlichtings Centrum (NVC) er niet alleen gecoördineerd en ondersteund worden, maar zal vanuit het NVC gestuurd gaan worden op de communicatie om de eenduidigheid en 1-loket gedachte nog meer te waarborgen.
Voor wie bestemd? Dit deel van het draaiboek is bestemd voor de communicatieprofessional die zitting heeft in de crisisstaven op departementaal, regionaal en lokaal niveau. Daarnaast is het bestemd voor de communicatieprofessional binnen de zogenaamde waterkolom, zoals de waterschappen en Rijkswaterstaat.
Beheer communicatiestrategie De communicatiestrategie wordt beheerd door het ERC. Het ERC is verantwoordelijk dat het draaiboek wordt bijgewerkt en verspreid onder betrokken partijen. Voorstel is om het draaiboek eens per jaar (indien nodig) te herzien en met enige regelmaat te testen op uitvoerbaarheid.
139
140
3
Uitgangspunten voor crisiscommunicatie bij hoogwater en overstromingen In deel 1, het beleidsdraaiboek, is gesteld dat niet alleen de feitelijke situatie aanleiding kan zijn om het communicatieproces met de bevolking op te starten, maar dat ook de mate van media-aandacht een rol kan spelen. In zijn algemeenheid moet als uitgangspunt gehanteerd worden dat de risicoperceptie2 en de publieke beleving t.a.v het overheidshandelen tijdens een dergelijke crisis vanuit communicatieoogpunt leidend moet zijn. Analyse van de omgeving dient als vertrekpunt van het communicatieproces gehanteerd te worden. De volgende stappen worden vervolgens onderscheiden in dit proces:
Stap 1: omgevingsanalyse Het ERC maakt, op verzoek van andere overheden (ministeries, waterschappen, gemeenten, enz.), of eigenhandig verschillende analyses die samen de omgevingsanalyse vormen. Deze analyse vormt de basis voor de communicatiestrategie of de aanpassing daarvan. De analyse wordt er beschikking gesteld aan de klant. Delen van de analyse worden ook opgenomen in sitrap’s van het NCC en ter toelichting gebruikt in ACO’s, IBT’s en MBT’s. Als bronnen worden gebruikt: • analyse van mediaberichtgeving, internetberichten, publieks- en persvragen; • waarnemingen van oren en ogen Plaats(en) Incident (veelal Copi-voorlichters); • zoekgedrag op de site www.crisis.nl of andere ingezette websites; • belevingsonderzoek (crisisthermometer). De analyse geeft een beeld van hoe de buitenwereld (algemeen publiek, specifieke doelgroepen) aankijkt tegen het overheidsoptreden. Het ERC kan de complete omgevingsanalyse leveren, alsook één of meer onderdelen daarvan.
Stap 2: strategieformulering Op basis van de analyse en de te nemen beleidsmaatregelen/acties wordt een communicatiestrategie t.b.v. de regio, het ACO/IBT/MBT ontworpen en voorgelegd ter besluitvorming. Algemene uitgangspunten zijn hierbij: •
Snel, feitelijk, open en eerlijk
– Persoonlijk letsel, materiele schade en angst zijn de belangrijkste gevolgen van overstromingen. Daarom is het van belang de samenleving direct helder te maken dat de overheid al het mogelijke doet om schade te beperken en consequent te vertellen wat gedaan wordt om de gevolgen te bestrijden (procesinformatie), ook als alle feiten nog niet bekend zijn. Men heeft behoefte aan openheid. Burgers willen benoemd zien wat nog niet bekend is, maar ook wanneer het wel bekend zal zijn. Het merendeel van de Nederlanders begrijpt en accepteert dat niet alles bekend kan zijn of bekend mag worden.
2
141
Risicoperceptie correleert hoog met media aandacht.
•
Op het niveau van de zender
– Eenheid in woordvoering en tone of voice zijn cruciaal voor het verdienen en managen van het publiek vertrouwen. – Het is verstandig de communicatie vanaf een vroeg stadium vanuit een centraal punt te laten coördineren en af te laten stemmen. Het ERC vervult deze specifieke functie. •
Op het niveau van de in te zetten middelen
– De middelen moeten zoveel mogelijk aansluiten bij de beleving van het publiek, dus geen ‘koud’ persbericht als de bevolking persoonlijk contact wenst met een bestuurder. Geen internetsite in de lucht brengen als de mogelijkheden om de site te bekijken ontbreken. •
Op het niveau van de boodschap
– De ramp zelf communiceert ook, dus de voor het publiek zichtbare beleidsmaatregelen, zoals de voorbereidingen die getroffen worden voor evacuatie, moeten een plek krijgen in de boodschap3. – Ook moet de boodschap aansluiten bij de wens/gedachten van de ontvangers. Dat betekent dat in de boodschap empathie moet doorklinken. De overheid moet weten en beseffen hoe de bevolking zich voelt, dus geen koude cijfers en feiten maar oprechte uitingen die aansluiten bij wat er leeft en speelt onder de bevolking. – De eerste verklaringen na de overstroming zijn bepalend voor verdere communicatie met, en de beeldvorming in de samenleving. Bijsturen is na de eerste cruciale uren moeilijk. Belangrijk is om direct na een overstroming een ‘frame’4 te zetten: de gebeurtenissen in een kader plaatsen en er zo betekenis aan te geven. Alle andere uitingen/boodschappen dienen vervolgens in dezelfde context te worden geplaatst. •
Op het niveau van de ontvangers
– Hou rekening met extra kwetsbaren in de samenleving als het gaat om Hoogwater en Overstromingen. Minder zelfredzamen, ondernemers en meer specifiek de agrarische bedrijven en de dierhouders worden vaak extra getroffen en verdienen specifieke aandacht in de communicatie. – Daarnaast moet rekening gehouden worden met een toestroom aan (internationale) media. Optimale facilitering van de media met zoveel mogelijk voorspelbaar handelen vanuit de overheid (bijv. vaste persmomenten, vaste woordvoerders, inzet eigen deskundigen) beïnvloedt de publieke opinie over het overheidsoptreden. Basis communciatiestrategieën5 zijn: • informeren (lage risicoperceptie, laag feitelijk risico); • overtuigen (lage risicoperceptie, hoog feitelijk risico); • instrueren (hoge risicoperceptie, hoog feitelijk risico); • dialogiseren (hoge risicoperceptie, laag feitelijk risico). De keuze voor een bepaalde communicatiestrategie is afhankelijk van de kans dat een situatie zich daadwerkelijk kan voordoen en van de risicoperceptie bij de te bereiken doelgroep. Schematisch ziet e.e.a. er als volgt uit:
3 4 5
142
In de uitwerking per fase worden de voor het publiek zichtbare maatregelen dan ook als eerste genoemd. Frame: een frame geeft betekenis aan de werkelijkheid. Bron: communicatiekruispunt prof. dr. Betteke van Ruler (1998).
Figuur 1: communicatiekruispunt
communicatiekruispunt Hoog feitelijk riciso
Overtuigen
Instrueren
Hoog gepercipieerd riciso Laag gepercipieerd riciso
Informeren
Consulteren
Laag feitelijk riciso
Stap 3: uitvoering De strategie wordt na goedkeuring uitgevoerd met de ter beschikking staande middelen o.g.v. pers- en publieksvoorlichting. Er zijn vier benaderingswijzen denkbaar. Deze benaderingswijzen zijn deels situationeel bepaald, maar een combinatie kan in de strategie beschreven en uitgevoerd worden.
•
Benaderingswijzen Massamediaal – Indien mogelijk inzetten van internet en intranet, tv, radio, kranten enz. Echter bij uitval elektriciteit kan het zijn dat deze middelen niet beschikbaar/bruikbaar zijn. In dat geval moet teruggevallen worden op meer concentionele middelen, zoals hieronder genoemd.
•
Massaal – Bijeenkomsten, luidsprekerauto’s, posters, flyers.
•
Via intermediairs – Kerkgemeenschappen, buurtverenigingen, pers, leden fracties/raad, buurgemeenten, deskundigen op gebied van overstromingen.
•
Groepsgewijs – Kerkgemeenschappen, buurtverenigingen, scholen, verenigingen.
•
Individueel – Zoveel mogelijk beperken. Hier is in crisissituaties bijna geen tijd voor. Mensen (als het mogelijk is) doorverwijzen naar internet, callcenter, radio en dergelijke voor actuele informatie.
143
Stap 4: effect De communicatieacties leiden tot een effect in de buitenwereld. Deze effecten zijn weer input voor stap 1. Deze effecten worden afgezet tegen de doelen die gesteld zijn. Hiermee is een eenmaal geformuleerde communicatieaanpak geen statisch geheel. Al naar gelang het crisisbesluitvormingsproces een volgende fase doormaakt zal de gekozen strategie wellicht aangepast moeten worden. Een onderbouwde meting van het communicatieeffect is derhalve cruciaal om te bepalen of de gestelde doelen gehaald zijn. Schematisch ziet dit werkproces er als volgt uit: Figuur 2
Van buiten naar binnen
Buiten
Coördinatie
Uitvoering Van binnen naar buiten
144
Communicatieadvies
Binnen
Resultaat / effect
Maatregelen en acties
Omgevings analyse
4
Van scenario’s en fasering naar communicatie In deel 1 staan de overstromingsscenario’s en de bestuurlijke fasering beschreven. De fasering geldt als leidend hierbij. Daar waar de onderstaande scenario’s belangrijke kenmerken hebben is dit in de fasering verder uitgewerkt. Voor de fasering geldt dat de Minister van V&W verantwoordelijk is voor het vaststellen van de fasen 1 en 2. De Minister van BZK is verantwoordelijk voor het vaststellen van de fasen 3a t/m 3d. Hieraan wordt ook de verantwoordelijkheid voor het inzetten van communicatie als beleidsinstrument gekoppeld. Dit wordt hierna verder uitgewerkt. Scenario’s
Weinig mensen bedreigd
Veel mensen bedreigd
Veel tijd
Weinig tijd
Minst ernstige overstromingsscenario = Scenario 1: maatregelen - waterbeheer - evacuatie = Scenario 3: maatregelen - beheer omgeving - evacuatie - hulp aan achtergeblevenen
= Scenario 2: maatregelen - waterbeheer - evacuatie Meest ernstige overstromingsscenario = Scenario 4
Fasering Fase 0: Fase 1: Fase 2: Fase 3:
normale beheersituatie; regionale afhandeling van de crisis; landelijke coördinatie van de crisis in de waterkolom; (dreigende) overstroming als gevolg van hoogwater: – Fase 3a: voorbereidingsfase, periode tussen officiële waarschuwing en besluit tot (algehele) evacuatie; – Fase 3t: geen overstroming, terugkeer; – Fase 3b: evacuatiefase, periode tussen besluit tot wel/niet evacueren en moment van overstromen; – Fase 3c: acute fase; – Fase 3d: stabilisatiefase.
Vanaf fase 1 wordt aan de bevolking vroegtijdig (overeenkomstig maximale voorspellingstijd) een alarmering afgegeven. Bij fase 1 heet het alarm: overstromingswaarschuwing Bij fase 2 heet het alarm: overstromingsalarm Bij fase 3a heet het alarm: evacuatiewaarschuwing Bij fase 3b heet het alarm: evacuatiealarm
145
Deze alarmeringen dienen door alle betrokken partijen te worden vastgesteld. In de risicocommunicatie (voorbereiding van bevolking en specifieke doelgroepen over dergelijke risico’s) dienen deze alarmeringen uitgebreid gecommuniceerd te worden, zodat daar door de bevolking de juiste betekenis aan kan worden gegeven inclusief de bijbehorende handelingsperspectieven. Uitwerking crisiscommunicatieacties per fase Fase 0 Er is sprake van normaal waterstaatkundig beheer door de waterbeheerders. Er is geen sprake van een acute crisis. Geen specifieke actie. Fase 1
regionale afhandeling van de crisissituatie Er bestaat een verhoogd risico op het waterstaatkundig beheer. De calamiteitenorganisaties in de waterkolom worden in regionaal verband opgestart. Voor het publiek zichtbare beleidsmaatregelen
•
Mogelijkheid van beperkte dijkbewaking.
Doelstelling van communicatie in deze fase
• • • •
Het publiek heeft vertrouwen in de aanpak van de overheid in deze fase. Waakzaamheid bevolking in getroffen gebied bewerkstelligen. Informeren bevolking over getroffen maatregelen door de overheid. Verduidelijken van de fase waarin de situatie zich bevindt.
Communicatieve acties van betrokkenen
•
• •
Er gaat een melding uit van de Stormvloed Waarschuwingsdienst en de Waarschuwingsdienst voor het IJsselmeer dat het zee- of rivierwater het waarschuwingspeil (zie bijlage 6 beleidsdraaiboek) overschrijdt. Indien er dijkbewaking wordt ingesteld, wordt ook dit bekendgemaakt op radio, tv en teletekst. Burgers worden er op gewezen om de nieuwsberichtgeving te blijven volgen om de waakzaamheid te bewerkstelligen.
Kernboodschap
• • • •
Overstromingswaarschuwing: het waarschuwingspeil voor hoogwater/de mogelijkheid van een overstroming is bereikt. Dit betekent dat er door de overheid de volgende maatregelen (beschrijving maatregelen, zoals beperkte dijkbewaking) worden getroffen voor de volgende gebieden…… Het bekendmaken van het waarschuwingspeil zegt iets over de fase waarin u zich bevindt. Blijf luisteren naar de media op de regionale radio, televisie en teletekst. Als de situatie verslechtert, zal een overstromingsalarm worden afgegeven met nadere instructies.
Acties ERC
• •
146
Pro-actief contact zoeken met de communicatieprofessionals van de betreffende waterschappen, veiligheidsregio’s en provincies. Adviseren/ondersteunen bij te nemen communicatieacties.
• • •
Afstemmen met betrokken partijen/verantwoordelijken eenduidige boodschap naar bevolking. Opstarten procedures inzet www.crisis.nl, publieksinformatienummer 0800-1351 en vertaalbureau. Opstarten (op verzoek) analysefunctie.
In te zetten middelen
•
Fase 2
persberichtgeving via regionale radio, televisie en teletekst door verantwoordelijke instantie. landelijke coördinatie van de crisissituatie in de waterkolom
Het verhoogde risico op het waterstaatkundig beheer is aanwezig. De crisissituatie wordt landelijk gecoördineerd binnen de waterkolom. Voor het publiek zichtbare beleidsmaatregelen
•
Waterschappen stellen uitgebreide dijkbewaking in.
Doelstelling van communicatie in deze fase
• • • • •
Het publiek heeft vertrouwen in de aanpak van de overheid in deze fase. Alertheid algemeen publiek en boeren in getroffen gebied bevorderen. Informeren van deze doelgroepen over getroffen maatregelen door de overheid. Verduidelijken van de fase waarin de situatie zich bevindt. Bieden van handelingsperspectieven voor algemeen publiek en boeren.
Communicatieve acties van betrokkenen
•
• • •
Er gaat een melding uit van de Stormvloed Waarschuwingsdienst, de Waarschuwingsdienst voor het IJsselmeer of de Hoogwatergroep Rivieren dat het zee- of rivierwater het grenspeil (zie bijlage 6 beleidsdraaiboek) overschrijdt. De inzet van uitgebreide dijkbewaking wordt bekendgemaakt op radio, tv en teletekst. Burgers worden er op gewezen om de nieuwsberichtgeving te blijven volgen om de waakzaamheid te bewerkstelligen. Handelingsperspectieven worden bekendgemaakt.
Kernboodschap
• • •
147
Overstromingsalarm: het grenspeil voor hoogwater/de mogelijkheid van een overstroming is bereikt. Dit betekent dat er door de overheid o.a. uitgebreide dijkbewaking is ingesteld voor de volgende gebieden…… U kunt zelf ook iets doen om u voor te bereiden op deze noodsituatie: – zorg dat u een radio op batterijen heeft en blijf luisteren naar de media op de regionale radio, televisie en teletekst; – zorg dat u een noodvoorraad in huis heeft; – bedenk bij wie u terecht kunt als u uw huis zou moeten verlaten vanwege overstromingsgevaar; – zoek een alternatieve route om daar te komen, omdat bij een spontane evacuatie mogelijk veel wegen vol staan; – kijk voor actuele informatie op www.crisis.nl of bel met vragen naar 0800-1351.
Acties ERC
• •
• • • • • •
Opschalen naar NVC-structuur binnen het ERC (formeren taakgroepen en coördinatiefunctie). Regulier overleg voeren met de communicatieprofessionals van DCO van V&W, andere ministeries, zoals LNV/VWS en betreffende waterschappen, veiligheidsregio’s en provincies (conference calls). Adviseren/ondersteunen bij te nemen communicatieacties en (her) formuleren communicatiestrategie. Afstemmen met betrokken partijen/verantwoordelijken eenduidige boodschap naar bevolking. Formuleren aanvullende boodschappen voor specifieke doelgroepen (bijv. boeren, buitenlanders, enz.). Prepareren middelen (woordvoeringslijnen, persberichten, FAQ’s, webteksten, scripts voor call-centre, enz.). Maken van omgevingsanalyses (media, internet, publieksvragen, enz.). Voorwaarschuwen oproepen NVC leden (blauwe pool).
In te zetten middelen
• • • • • •
Fase 3
Website www.crisis.nl. Publieksinformatienummer 0800-1351. SMS-alertering voor specifieke doelgroepen. Persberichten voor landelijke en regionale media. Specifieke berichten voor scheepvaart en landbouw (via verantwoordelijke overheidsinstanties). Inzetten ‘eigen’ deskundigen bij interviewverzoeken en voor leveren commentaar in de media. (dreigende) overstroming als gevolg van hoog water
Kenmerkend in deze fase is het opstarten van allerlei overlegorganen en onderzoeken om inzicht te krijgen in bijvoorbeeld mogelijke zwakke plekken in waterkeringen. Aan de hand hiervan wordt duidelijk wanneer zich welke risico’s gaan voordoen, in welk gebied en in welk tijdsgewricht. Dit inzicht is nodig om tijdig het besluit te kunnen nemen om alle inwoners uit het rampgebied te evacueren. In deze fase is sprake van een nationale crisis. De Minister van BZK kondigt deze fase af en is daarmee eindverantwoordelijk. De nationale crisisorganisatie is volledig ingericht. In deze fase ligt de nadruk op de voorbereiding van besluitvorming over evacueren en de voorlichting hierover naar pers en publiek. Fase 3a
voorbereidingsfase Van officiële waarschuwing tot aan besluit al dan niet geheel (of zeer gedeeltelijk) evacueren. Voor het publiek zichtbare beleidsmaatregelen
• • • •
148
De inzet van patrouilles en van technische maatregelen per dijkvak. Mogelijkheid tot inrichten van distributiepunten aan de rand van het rampterrein. Bepalen van exit-points en evacuatieroutes binnen en buiten het rampterrein. Inrichten van wegafzettingen en verkeersregulerende maatregelen.
Doelstelling van communicatie in deze fase
• • • • • • •
Het publiek heeft vertrouwen in de aanpak van de overheid in deze fase. Alertheid algemeen publiek en boeren in getroffen gebied blijft hoog. Informeren van deze doelgroepen over getroffen maatregelen door de overheid. Verduidelijken van de fase waarin de situatie zich bevindt. Bieden van handelingsperspectieven voor algemeen publiek en boeren, met name gericht op de mogelijkheid van een evacuatie. Tonen van empathie indien dat uit de omgevingsanalyses blijkt dat dit nodig is. Zodra vaststaat wat de exit points en evacuatieroutes zijn, het evacuatiesproces bekendmaken.
Communicatieve acties van betrokkenen
•
• •
• •
Er gaat een melding uit van de Stormvloed Waarschuwingsdienst, de Waarschuwingsdienst voor het IJsselmeer of de Hoogwatergroep Rivieren dat het zee- of rivierwater het alarmeringspeil (zie bijlage 6 beleidsdraaiboek) overschrijdt. De inzet van patrouilles en van technische maatregelen per dijkvak worden bekendgemaakt op radio, tv en teletekst. Burgers worden er op gewezen om de nieuwsberichtgeving te blijven volgen om op de hoogte te blijven van de ontwikkelingen, met name gericht op mogelijke evacuatie uit bedreigde gebieden. Voor actuele informatie wordt verwezen naar www.crisis.nl en voor vragen naar 0800-1351. Aanvullende handelingsperspectieven worden bekendgemaakt.
Kernboodschap
• •
•
• •
149
Evacuatiewaarschuwing: het alarmeringspeil voor hoogwater en daarmee de mogelijkheid van een overstroming is bereikt. Dit betekent dat er door de waterschappen patrouilles worden gelopen op specifieke dijkvakken en dat er aanvullende technische maatregelen per dijkvak worden getroffen (bijv. zandzakken). De gemeenten in het risicogebied treffen voorbereidingen tot het inrichten van distributiepunten aan de rand van het rampterrein, het bepalen van zogenaamde exitpoints en evacuatieroutes binnen en buiten het rampterrein. We begrijpen dat een dergelijke maatregel grote consequenties voor u kan hebben, maar de overheid is hiertoe genoodzaakt om uw veiligheid op deze wijze te waarborgen. U kunt zelf ook iets doen om u voor te bereiden op deze noodsituatie: – zorg dat u een radio op batterijen heeft en blijf luisteren naar de media op de regionale radio, televisie en teletekst; – volg aanvullende aanwijzingen van de overheid en hulpverleners op; – als u moet evacueren of als het water tot aan uw huis komt, schakel gas en elektriciteit uit. Zorg voor eventuele opvang bij familie buiten het overstromingsgebied; – de overheid maakt bekend hoe er geëvacueerd wordt en hoe u wordt opgevangen buiten het rampgebied. Volg deze aanwijzingen op; – maak een evacuatiepakket klaar met daarin in ieder geval een radio op batterijen, een zaklamp, eventueel noodzakelijke medicijnen en een eerste hulp kit; – als de tijd het toelaat, sla waardevolle spullen op een droge plaats op; – als u niet weg kunt, ga naar het hoogste punt in uw huis en neem uw radio op batterijen en evacuatiepakket mee; – kijk voor actuele informatie op www.crisis.nl of bel met vragen naar 0800-1351.
Acties ERC
•
• • • • • • • • •
NVC is geoperationaliseerd. Dit betekent dat communicatieprofessionals van de meest betrokken ministeries en specialisten vanuit de waterkolom feitelijk gestationeerd zijn op het NVC. Adviseren/ondersteunen bij te nemen communicatieacties en (her) formuleren communicatiestrategie in IBT/MBT. NVC maakt afspraken met V&W over communciatie weggebruikers via services (bijv. ANWB bewegwijzering, Tomtom, cell broadcast). Uitvoering perscontacten en publieksvoorlichting met de ingezette middelen. Afstemmen met overige betrokken partijen/verantwoordelijken en sturing geven op een eenduidige boodschap naar bevolking. Formuleren aanvullende boodschappen voor specifieke doelgroepen (bijv. boeren, buitenlanders, enz.). Uitvoering middelen (woordvoeringslijnen, persberichten, FAQ’s, webteksten, scripts voor call-centre, enz.). Continue maken van omgevingsanalyses (media, internet, publieksvragen, enz.). Advies potentiële knelpunten coördinatie ter bespreking in NCC en eventueel ter besluitvorming in IBT. Advies (potentiële) knelpunten Publieksinformatie ter bespreking in NCC en eventueel ter besluitvorming in IBT.
In te zetten middelen
• • • • • •
Fase 3b
Website www.crisis.nl. Publieksinformatienummer 0800-1351. SMS-alertering voor specifieke doelgroepen. Persberichten voor landelijke en regionale media en specifieke berichten voor scheepvaart en landbouw (via verantwoordelijke overheidsinstanties). Reguliere persconferenties na afloop van ieder IBT/MBT door verantwoordelijke minister (= Minister van BZK). Inzetten ‘eigen’ deskundigen bij interviewverzoeken en voor leveren commentaar in de media. evacuatiefase
Van besluit tot al dan niet evacueren tot aan moment van overstromen. Voor het publiek zichtbare beleidsmaatregelen
• •
•
Evacuatie van met name genoemde gebieden. Indien wordt erkend dat onvoldoende tijd beschikbaar is om het merendeel van de inwoners te evacueren, zal men de hulpverleningsactiviteiten richten op hulp aan hen die achterblijven. Indien voldoende tijd beschikbaar is om alle inwoners uit het bedreigde gebied te evacueren, zal men een deel van de hulpverleningsactiviteiten richten op maatregelen voor het beheer van het gebied (het voorkomen van de ramp na de ramp).
Doelstelling van communicatie in deze fase
• •
150
Het publiek heeft vertrouwen in de aanpak van de evacuatie en de hulpverlening in deze fase. Alertheid algemeen publiek en boeren in getroffen gebied blijft hoog. Zij worden optimaal geïnformeerd over de wijze van evacuatie en overige hulpverleningsacties.
•
•
Bieden van handelingsperspectieven voor algemeen publiek en boeren, met name gericht op de wijze van evacueren en het verloop ervan en over de opvang en verzorging van slachtoffers in het rampgebied. Tonen van empathie voor slachtoffers in de getroffen gebieden en de wijze waarop hulpverleners hun werk doen.
Communicatieve acties van betrokkenen
•
• •
• •
Er gaat een melding uit van de Stormvloed Waarschuwingsdienst, de Waarschuwingsdienst voor het IJsselmeer of de Hoogwatergroep Rivieren dat alarmeringspeilen worden overschreden en dat inundatie dreigt van meerdere dijkringen. Het proces van evacueren, transport van mens en dier wordt bekendgemaakt op radio, tv en teletekst. Burgers worden er op gewezen om de nieuwsberichtgeving te blijven volgen om op de hoogte te blijven van de wijze van hulpverlening bij de evacuatie en de wijze van hulpverlening aan hen die achter (moeten) blijven in de overstroomde gebieden. Voor actuele informatie wordt verwezen naar www.crisis.nl en voor vragen naar 0800-1351. Aanvullende handelingsperspectieven worden bekendgemaakt.
Kernboodschap
• • • • •
•
Evacuatiealarm: het alarmeringspeil voor hoogwater is overschreden, hierdoor dreigen de volgende gebieden te overstromen…… Dit betekent dat tot evacuatie van de bevolking wordt overgegaan in deze gebieden. Het evacuatieproces verloopt als volgt…. Indien u niet geëvacueerd kan worden wordt voor opvang in het getroffen gebied gezorgd, volg daartoe altijd de aanwijzingen van de overheid op. Aan de rand van het evacuatiegebied zijn opvangpunten ingericht waar u terecht kunt voor hulpverlening en voedselverstrekking. We begrijpen dat een dergelijke maatregel grote consequenties voor uheeft, maar de overheid is hiertoe genoodzaakt om uw veiligheid op deze wijze te waarborgen. In het rampgebied worden uw eigendommen door de overheid zoveel mogelijk beschermd. U kunt zelf ook iets doen om u voor te bereiden op deze noodsituatie: – blijf luisteren naar de media op de landelijke, regionale radio, televisie en teletekst; – volg aanvullende aanwijzingen van de overheid en hulpverleners op; – beperk het gebruik van uw mobiele telefoon tot echte noodsituaties. Overbelasting van het telefoonnet kan de hulpverlening belemmeren; – als u niet meer weg kunt, ga naar het hoogste punt in uw huis en neem uw radio op batterijen en evacuatiepakket mee; – kijk voor actuele informatie op www.crisis.nl of bel met vragen naar 0800-1351.
Acties NVC
• • • • •
151
Adviseren/ondersteunen bij te nemen communicatieacties en (her) formuleren communicatiestrategie in IBT/MBT. Claimen zendtijd bij de publieke omroep ingevolge art. van de Mediawet en active inzet van regionale omroepen. Uitvoering perscontacten en publieksvoorlichting met de ingezette middelen, ook voor verwanteninformatie. Afstemmen met overige betrokken partijen/verantwoordelijken en sturing geven op een eenduidige boodschap naar bevolking. Formuleren aanvullende boodschappen voor specifieke doelgroepen (bijv. boeren, buitenlanders, enz.).
• • • •
Uitvoering middelen (woordvoeringslijnen, persberichten, FAQ’s, webteksten, scripts voor call-centre, enz.). Continue maken van omgevingsanalyses (media, internet, publieksvragen, enz.). Advies potentiële knelpunten coördinatie ter bespreking in NCC en eventueel ter besluitvorming in IBT. Advies (potentiële) knelpunten Publieksinformatie ter bespreking in NCC en eventueel ter besluitvorming in IBT.
In te zetten middelen
• • • • • • •
Fase 3T
Website www.crisis.nl. Publieksinformatienummer 0800-1351, inclusief verwanteninformatie. SMS-alertering voor specifieke doelgroepen. Persberichten voor landelijke en regionale media en specifieke berichten voor scheepvaart en landbouw (via verantwoordelijke overheidsinstanties). Reguliere persconferenties na afloop van ieder IBT/MBT door woordvoerder BZK. Geclaimde zendtijd op de publieke omroep, in te vullen door Minister BZK/MP. Inzetten ‘eigen’ deskundigen bij interviewverzoeken en voor leveren commentaar in de media. geen overstroming, terugkeer
Het gevaar is geweken, men kan terugkeren naar de woongebieden. Voor het publiek zichtbare beleidsmaatregelen
• • • •
Geëvacueerde inwoners keren terug naar de gebieden. Handhaving openbare orde. Verkeerscirculatie komt gereguleerd op gang. Begin met herstelwerkzaamheden.
Doelstelling van communicatie in deze fase
• • • •
Het publiek heeft vertrouwen in de aanpak van de terugkeer en de hulpverlening in deze fase. Algemeen publiek en boeren in getroffen gebied blijven optimaal geïnformeerd over de wijze van terugkeer en overige hulpverleningsacties. Bieden van handelingsperspectieven voor algemeen publiek en boeren, met name gericht op de wijze van terugkeer. Bekendmaken van herstelmaatregelen, nazorg en de eventuele mogelijkheden van schadevergoeding.
Communicatieve acties van betrokkenen
• •
• •
152
Het moment en het proces van terugkeer wordt bekendgemaakt op radio, tv en teletekst. Burgers worden er op gewezen om de nieuwsberichtgeving te blijven volgen om op de hoogte te blijven van de wijze terugkeer en de wijze van hulpverlening aan hen die achter moesten blijven in de overstroomde gebieden. Voor actuele informatie wordt verwezen naar www.crisis.nl en voor vragen naar 0800-1351. Aanvullende handelingsperspectieven worden bekendgemaakt.
Kernboodschap
• • • • •
De waterkeringen breken niet/stromen niet over en de overheid verwacht ook niet dat dit nog zal gaan gebeuren. De acute fase van de hoogwatercrisis is daarmee voorbij, u kunt terugkeren naar uw woonplaats. Volg de aanwijzingen die door de hulpverleningsdiensten worden gegeven onverwijld op. Over de schadeafhandeling en de nazorg wordt u aanvullend geïnformeerd op de volgende wijze …… Kijk voor meer actuele informatie op www.crisis.nl of bel met 0800-1351.
Acties NVC
•
• • • • • • • •
NVC is nog steeds operationeel. Met DCO van V&W wordt overleg gepleegd over de mogelijkheid van afschaling naar departementale verantwoordelijkheid. Het MBT neemt uiteindelijk het besluit tot afschaling. Adviseren/ondersteunen bij te nemen communicatieacties en (her)formuleren communicatiestrategie in IBT/MBT. Uitvoering perscontacten en publieksvoorlichting met de ingezette middelen. Afstemmen met overige betrokken partijen/verantwoordelijken en sturing geven op een eenduidige boodschap naar bevolking. Formuleren aanvullende boodschappen voor specifieke doelgroepen (bijv. boeren, buitenlanders, enz.). Uitvoering middelen (woordvoeringslijnen, persberichten, FAQ’s, webteksten, scripts voor call-centre, enz.). Continue maken van omgevingsanalyses (media, internet, publieksvragen, enz.). Advies potentiële knelpunten coördinatie ter bespreking in NCC en eventueel ter besluitvorming in IBT. Advies (potentiële) knelpunten Publieksinformatie ter bespreking in NCC en eventueel ter besluitvorming in IBT.
In te zetten middelen
• • • • • • •
Fase 3c
Website www.crisis.nl. Publieksinformatienummer 0800-1351. SMS-alertering voor specifieke doelgroepen. Persberichten voor landelijke en regionale media en specifieke berichten voor scheepvaart, landbouw en verzekeraars (via verantwoordelijke overheidsinstanties). Persberichten om bevolking te informeren over terugkeer en wat van de bevolking wordt verwacht. Reguliere persconferenties na afloop van ieder IBT/MBT door Minister van BZK. Inzetten ‘eigen’ deskundigen bij interviewverzoeken en voor leveren commentaar in de media. acute fase
De waterkeringen overstromen en/of breken door. Er is sprake van een ramp in de zin van de Wet rampen en zware ongevallen. Voor het publiek zichtbare beleidsmaatregelen
• •
153
Opheffen dijkposten in de (gedeeltelijk) overstroomde gebieden. Mogelijkheid van inzet extra personeel en materieel voor het beperken van de overstroming en herstelwerkzaamheden.
• •
Maatregelen voor de handhaving van de openbare orde en verkeerscirculatie. Maatregelen voor opvang en verzorging, primaire levensbehoeften, registratie van getroffenen, redden en bergen van slachtoffers (SAR) en uitvaartverzorging.
Doelstelling van communicatie in deze fase
• •
• •
Het publiek heeft vertrouwen in de aanpak en de hulpverlening in deze fase. Bieden van handelingsperspectieven voor algemeen publiek en boeren, met name gericht op de wijze van hulpverlening over opvang en verzorging, primaire levensbehoeften, registratie van getroffenen, redden en bergen van slachtoffers in en buiten de overstroomde gebieden. Bekendmaken van handelingsperspectieven o.g.v. openbare orde en verkeersmaatregelen. Tonen van empathie voor slachtoffers in de getroffen gebieden en de wijze waarop hulpverleners hun werk doen.
Communicatieve acties van betrokkenen
• • •
• • • •
Er volgt berichtgeving over de mate van overstroming, weersvoorspellingen en voorspellingen van de waterstanden door de bevoegde instanties. Uitzenden van empatische boodschappen over de ramp. Burgers worden er op gewezen om de nieuwsberichtgeving te blijven volgen om op de hoogte te blijven van de wijze van hulpverlening over opvang en verzorging, primaire levensbehoeften, registratie van getroffenen, redden en bergen van slachtoffers in en buiten de overstroomde gebieden. Deskundigen worden pro-actief ingezet om de ontstane situatie nader toe te lichten en te onderbouwen. Openbare orde maatregelen worden bekendgemaakt alsmede de wijze van verkeerscirculatie buiten de overstroomde gebieden. Voor actuele informatie wordt verwezen naar www.crisis.nl waarbinnen ook een condoleanceregister wordt geopend. Voor vragen en verwanteninformatie wordt verwezen naar 0800-1351.
Kernboodschap
• •
• • • • •
Er is sprake van een nationale ramp. De zorg van de overheid is erop gericht om de gevolgen te beperken en terugkeer naar het gebied zo snel mogelijk te realiseren. We zijn geschokt door het aantal slachtoffers die deze ramp veroorzaakt heeft. Ons medeleven gaat uit naar betrokken families en nabestaanden. Op de website www.crisis.nl is een nationaal condoleanceregister geopend. Blijf luisteren naar de media op de landelijke, regionale radio, televisie en teletekst. Volg aanvullende aanwijzingen van de overheid en hulpverleners op. Beperk het gebruik van uw mobiele telefoon tot echte noodsituaties. Overbelasting van het telefoonnet kan de hulpverlening belemmeren. Over de schadeafhandeling en de nazorg wordt u later geïnformeerd. Kijk voor actuele informatie op www.crisis.nl of bel met vragen naar 0800-1351, ook voor het inwinnen van inlichtingen over uw verwanten.
Acties NVC
• • •
154
Adviseren/ondersteunen bij te nemen communicatieacties en (her) formuleren communicatiestrategie in IBT/MBT. Claimen zendtijd bij de publieke omroep ingevolge art. van de Mediawet. Uitvoering perscontacten en publieksvoorlichting met de ingezette middelen, ook voor verwanteninformatie.
• • • • • • • •
Openen van nationaal condoleanceregister op www.crisis.nl. Advisering rond inzet VIPS, zoals MP, leden Koninklijk Huis. Afstemmen met overige betrokken partijen/verantwoordelijken en sturing geven op een eenduidige boodschap naar bevolking. Formuleren aanvullende boodschappen voor specifieke doelgroepen (bijv. boeren, buitenlanders, enz.). Uitvoering middelen (woordvoeringslijnen, persberichten, FAQ’s, webteksten, scripts voor call-centre, enz.). Continue maken van omgevingsanalyses (media, internet, publieksvragen, enz.). Advies potentiële knelpunten coördinatie ter bespreking in NCC en eventueel ter besluitvorming in IBT. Advies (potentiële) knelpunten publieksinformatie ter bespreking in NCC en eventueel ter besluitvorming in IBT.
In te zetten middelen
• • • • • • • •
Fase 3d
Website www.crisis.nl, inclusief condoleanceregister. Publieksinformatienummer 0800-1351, inclusief verwanteninformatie. SMS-alertering voor specifieke doelgroepen. Persberichten voor landelijke en regionale media en specifieke berichten voor scheepvaart en landbouw (via verantwoordelijke overheidsinstanties). Reguliere persconferenties na afloop van ieder IBT/MBT door woordvoerder BZK. Geclaimde zendtijd op de publieke omroep, in te vullen door Minister BZK/MP. Inzet VIPS, zoals MP, leden Koninklijk Huis voor kanaliseren gevoel van nationale rouw. Inzetten ‘eigen’ deskundigen bij interviewverzoeken en voor leveren commentaar in de media. stabilisatiefase
De acute fasen van de hoogwatercrisis zijn voorbij; er ontstaat gaandeweg een stabiele situatie. Voor het publiek zichtbare beleidsmaatregelen
• • • • •
Geëvacueerde inwoners keren terug naar de gebieden. Handhaving openbare orde. Verkeerscirculatie komt gereguleerd op gang. Begin met herstelwerkzaamheden. Berging van slachtoffers/uitvaartverzorging.
Doelstelling van communicatie in deze fase
• • • • •
155
Het publiek heeft vertrouwen in de aanpak van de overheid en de hulpverlening in deze fase. Algemeen publiek en boeren in getroffen gebied blijven optimaal geïnformeerd over de wijze van terugkeer en de herstelwerkzaamheden en de berging van slachtoffers. Bieden van handelingsperspectieven voor algemeen publiek en boeren, met name gericht op de wijze van terugkeer. Bekendmaken van herstelmaatregelen, nazorg en de eventuele mogelijkheden van schadevergoeding. Dialoog wordt opgestart met getroffenen om collectieve gevoelens van rouw te kanaliseren.
Communicatieve acties van betrokkenen
• • •
Het proces van terugkeer, herstelwerkzaamheden en nazorg aan getroffenen en slachtoffers wordt bekendgemaakt op radio, tv en teletekst. Voor actuele informatie wordt verwezen naar www.crisis.nl en voor vragen naar 0800-1351, ook voor verwanteninformatie. Aanvullende handelingsperspectieven worden bekendgemaakt.
Kernboodschap
• • • • • •
De acute fase van de hoogwatercrisis is voorbij, u kunt terugkeren naar uw woonplaats. De ramp heeft een diepe wond geslagen in onze samenleving. Onze zorg gaat uit naar slachtoffers en nabestaanden. Alle acties van de overheid zijn erop gericht om het herstel zo snel mogelijk te laten verlopen. Alle hulp hierbij is welkom. Blijf bij het terugkeren naar uw woonplaats de aanwijzingen die door de hulpverleningsdiensten worden gegeven opvolgen. Over de schadeafhandeling en de nazorg wordt u aanvullend geïnformeerd op de volgende wijze …… Kijk voor meer actuele informatie op www.crisis.nl of bel met 0800-1351, ook voor verwanteninformatie.
Acties NVC
•
• • • • • • • • • •
Adviseren/ondersteunen bij te nemen communicatieacties en (her) formuleren communicatiestrategie in IBT/MBT. Met DCO van V&W wordt overleg gepleegd over de mogelijkheid van afschaling naar departementale verantwoordelijkheid. Het MBT neemt uiteindelijk het besluit tot afschaling. Uitvoering perscontacten en publieksvoorlichting met de ingezette middelen, ook voor verwanteninformatie. Nationaal condoleanceregister op www.crisis.nl. Voorbereiden en uitvoeren herdenkingsactiviteiten inzake nationale rouwverwerking. Advisering rond inzet VIPS, zoals MP, leden Koninklijk Huis. Afstemmen met overige betrokken partijen/verantwoordelijken en sturing geven op een eenduidige boodschap naar bevolking. Formuleren aanvullende boodschappen voor specifieke doelgroepen (bijv. boeren, buitenlanders, enz.). Uitvoering middelen (woordvoeringslijnen, persberichten, FAQ’s, webteksten, scripts voor call-centre, enz.). Continue maken van omgevingsanalyses (media, internet, publieksvragen, enz.). Advies potentiële knelpunten coördinatie ter bespreking in NCC en eventueel ter besluitvorming in IBT. Advies (potentiële) knelpunten Publieksinformatie ter bespreking in NCC en eventueel ter besluitvorming in IBT.
In te zetten middelen
• • • • • •
156
Website www.crisis.nl, inclusief condoleanceregister. Publieksinformatienummer 0800-1351, inclusief verwanteninformatie. SMS-alertering voor specifieke doelgroepen. Persberichten voor landelijke en regionale media. Specifieke berichten voor scheepvaart en landbouw (via verantwoordelijke overheidsinstanties). Reguliere persconferenties na afloop van ieder IBT/MBT door Minister van BZK.
• • • •
157
Inzet VIPS, zoals MP, leden Koninklijk Huis bij herdenkingsactiviteiten voor kanaliseren gevoel van nationale rouw. Inzetten ‘eigen’ deskundigen bij interviewverzoeken en voor leveren commentaar in de media. Periodieke persberichten om bevolking/bedrijven en/of specifieke doelgroepen te informeren over (eventuele) terugkeer en wat van de bevolking wordt verwacht. Periodieke persberichten om bevolking, bedrijven en/of specifieke doelgroepen te informeren over herhuisvesting en wat van de bevolking wordt verwacht.