Museum de Bommelzolder vijftien jaar
2
Pim Oosterheert
Museum De Bommelzolder vijftien jaar
3
Grafische vormgeving: Henk Arens, Edwin Oosterheert, Theo Poot Tekstcorrecties: Marian Oosterheert © Illustraties en citaten: Stichting Het Toonder Auteursrecht, 2013 © Tekst en uitgave: Pim Oosterheert, 2013 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd zonder de schriftelijke toestemming van Stichting Museum de Bommelzolder te Zoeterwoude ISBN/EAN 978-90-79461-00-4
4
Voorwoordje Vijftien jaar geleden, in 1998, werd Museum de Bommelzolder geopend. In 2013 willen wij met de uitgave van dit werkje daar even bij stil staan, want dat wij maar passanten zijn die af en toe iets aardigs verrichten, is iets dat Toonder ons in zijn nagelaten werken regelmatig heeft voorgehouden. Daarom is deze periode van vijftien jaar beknopt vastgeschreveld, zodat jongere oplettende lezertjes nog eens kunnen naslaan wat er toen leefde. Op blz. 43 noem ik namen van mensen die de exploitatie van het museum hebben mogelijk gemaakt. Ik ben hun veel dank verschuldigd. Samenwerking met deze enthousiaste medewerkers was en is een feest en ik hoop dat Museum de Bommelzolder nog lang op hun steun mag rekenen, ook als onverhoopt de verzameling een andere toef zal krijgen. Maar zo ver is het gelukkig nog niet. Zoeterwoude, juni 2013 Pim Oosterheert
5
6
‘Men kan de tijd wel achterwaarts laten lopen, maar het verstand doet daar niet aan mee. Zelfs wanneer men aan het verleden denkt gaat men vooruit, en dus zou ik zeggen, dat het verleden dat herleeft, altijd toekomst is.’ Olivier B. Bommel
7
8
Vijftien jaar Museum De Bommelzolder Hoe het begon Schoolmeesters menen dat ze iets te zeggen hebben. Dat kan soms heel hinderlijk zijn, vooral als ze praten over dingen waar ze geen verstand van hebben. Daarom haast ik mij uit te leggen dat de oprichting van Museum De Bommelzolder niet bedoeld was om mijn onderwijskundige gaven voortaan aan huis te demonstreren, nadat ik als pensionado het onderwijsstrijdperk verlaten had, of om deze aangeboren eigenschap te sublimeren door oplettende lezertjes naar museum De Bommelzolder te lokken. De lust om dingen uit te leggen zit in de genen. Je leert ermee leven, hopelijk de bezoekers van de Bommelzolder ook. Er zijn dus andere redenen waarom ik tot de oprichting van Museum De Bommelzolder ben gekomen. Het heeft enig zelfonderzoek gekost om erachter te komen wat die redenen zijn. Natuurlijk heeft het alles te maken met mijn fascinatie voor Toonders talenten, als schrijver, als taalvernieuwer, als verhalenverteller, als beschouwelijk denker, als criticus, als tekenaar, ja als kunstenaar.
9
10
Mijn kennismaking met Tom Poes Er is echter van mijn kant ook een nostalgische component. Mijn eerste kennismaking met de avonturen van Tom Poes moet geweest zijn rond 1948. Of ik het boekje bezat of geleend heb, weet ik niet meer, maar ‘Tom Poes en het eiland van Grim, Gram en Grom’ maakte een verpletterende indruk op me. Grote reuzen waarbij vergeleken het schip ‘Albatros’ maar een speelgoedbootje was.
11
12
Enige jaren later mocht ik vanwege ziekenhuisbezoek een Tom Poesboekje kopen. Ik wist wat ik wilde: boekjes van de serie 3 met de titels ‘De nieuwe ijstijd’, ‘De Pierrace’, ‘Mom Bakkesz’, ‘De partenspeler’, De gebroeders Weeromstuit’, en ‘De wenswerkster’. Bij ‘De Bijenkorf’ in Den Haag mocht ik een of enkele boekjes uitzoeken. Helaas waren ze uitverkocht. Maar er waren ook boekjes van hetzelfde formaat van een andere strip van Toonder: Kappie. Dan maar Kappie gekocht, wel een teleurstelling. Die vier Kappie-boekjes heb ik nog steeds: ‘Het geheim van de aardlaag’,’Kappie op weg naar Hollywood’, ‘De automatische stuurman’ en ‘Kappie maakt een zorgelijke reis’. Ze liggen in het museum, mijn eerstelingen. Om een of andere reden vond ik echter de verhalen van Tom Poes en heer Bommel veel leuker, humoristischer en leesbaarder. Toen in 1955 nieuwe verhalen van Tom Poes en heer Bommel in Donald Duck verschenen – zelfs met ballonteksten, zodat ik niet zoveel hoefde te lezen – is mijn liefde voor de ‘Bommelsaga’ definitief geworden. Vooral de eerste twee verhalen ‘De toverleerling’ en ‘Het klerenkoffertje’ zijn onvergetelijk.
13
In de zesde klas (nu groep 8) las de onderwijzer elke dag vijf minuten voor uit ‘Panda en de meestervlieger’. Het voorlezen van een stripverhaaltje voor de klas was in die tijd zeer progressief, maar wij genoten van die vijf minuten, elke dag, vlak voor het uitgaan van de school.
14
In het voortgezet onderwijs werd het ons in die tijd wel moeilijk gemaakt om van de Nederlandse taal te genieten. Verplichte boeken waren ‘De oogst’ van Stijn Streuvels, ‘Orpheus in de dessa’ van Augusta de Wit en meer van dat soort werk. Ook moesten wij een aantal gedichten van Vondel uit het hoofd leren, waar geen leerling ene moer van begreep. Ter compensatie lazen wij stiekem Kapitein Rob, Eric de Noorman en als je totaal leeslui was, was Dick Bos een alternatief. Kuifje was wel spannend en de heldere lijn van de tekeningen was prettig. maar die verhalen bevatten ook ballontekstjes, daar wordt de liefde voor de taal ook niet door gevoed. Toen ik een jaar of zestien was begon ik langzaamaan te begrijpen dat taal meer is dan een middel om mededelingen doen. Op mijn vervolgopleiding werd ik onderwezen in de taal van de ‘Beweging van Tachtig’, vooral dichters zoals Willem Kloos, Herman Gorter, Frederik van Eeden, enz. Vooral de elitaire en hautaine houding van deze kunstenaars stond mij tegen. En echt boeien deden zij mij niet. Maar ook de prozaïsten uit die periode deden geen vonk overspringen. De liefde voor de Nederlandse Taal heb ik niet aan deze schrijvers en dichters te danken. Die eer komt Toonder toe. Hij heeft mij laten zien wat een prachtige taal het Nederlands is en daar ben ik hem een leven lang dankbaar voor.
15
Zo liep mijn taalkundige ontwikkeling enigszins parallel met de taalkundige en inhoudelijke verdieping van de taal van Toonder. Ik herinner mij nog dat mijn vrienden en ik het verhaal ‘Het slaagsysteem’ lazen en de taal van cursusleider Slagslager gebruikten als een soort geheimtaal, met termen als ’borst vooruit, buik in, het bekken kantelen’, ‘klutsende knieën’. En Slagslagers typering van heer Bommel leverde ons nieuwe woorden op: ‘Een ingekalfde lammelot, gekneusd door het leven, zonder zelfvertrouwen voortmiezerend, botzinnig van de ene mislukking naar de andere haspelend.’
16
Dit verhaal verscheen al in de krant in 1955, dus in de periode dat de eerste Tom Poesverhalen in de Donald Duck verschenen. Het heeft dan ook nog wel enige jaren geduurd voor ik de rijpheid bereikt had om deze vroege verhalen uit de Bommelsaga naar waarde te kunnen schatten. Want ook toen al schreef en tekende Toonder een aantal topverhalen die niets meer te maken hadden met de kinderverhaaltjes van Tom Poes uit de beginperiode. Ik ben zo vrij enkele titels te noemen uit deze beginperiode van ‘volwassen’ verhalen: 1955 De kniphoed 1957 De zwarte zwadderneel 1957 Heer Bommel gaat het overdoen 1958 De kwanten 1960 De herenopstand 1961 De gezichtenhandel/de plamoen 1963 De wilde wagen 1963 De bovenbazen 1964 De liefdadiger 1965 De wisselschat De keuze van deze ‘vroege’ verhalen is uiteraard zeer persoonlijk en zegt weinig over de waardering voor andere verhalen.
17
18
De verzameling In 1969 kreeg ik mijn eerste uit de NRC geknipte verhaal ‘Het platmaken’. Met veel zorg plakte ik de knipsels in en maakte er een fraai boekje van. Daarna werd er voor mij trouw geknipt door goedwillende familieleden. De eerder verschenen verhalen werden door ruil of aankoop verkregen. Intussen had de Bezige Bij al menig verhaal als literaire reuzenpocket op de markt gebracht. Die bundels moest ik natuurlijk ook hebben. En zo ontstond er een Bommelmanie die leidde tot een behoorlijke verzameling knipsels en boeken, niet alleen van Bommel, maar ook van de verhalen van Panda, Kappie en koning Hollewijn. Ik was niet de enige met deze verzamelflapdrose, getuige het feit dat stripwinkels als paddenstoelen uit de grond rezen en er zelfs catalogi van Henk Mondria en later van Hans Matla op de markt kwamen, waarin we konden terugvinden welke schatten we nog niet bezaten en voor welke exemplaren astronomische prijzen werden gevraagd en betaald. Ik was lang niet de grootste verzamelaar. Bovendien moet ik bekennen dat mijn verzamelwoede het nooit won van mijn bewondering van Toonders taalgebruik. Die bewondering leidde ertoe dat ik de verhalen ging herlezen en ik kwam tot de overtuiging dat Toonder tot onze grootste schrijvers behoort. En omdat er in de jaren zeventig nog steeds enige minachting bestond voor stripverhalen bij de letterkundigen, voelde ik mij geroepen tegen dat dedain stelling te nemen.
19
Hoe het museum ontstond Een verlangen om een Toondermuseum op te richten was er totaal niet. Dat gebeurde pas – bij toeval – toen wij in 1994 verhuisden naar een buitengebied in Zoeterwoude. Een bouwvallige schuur naast het huis werd opgeknapt en op de zolder ervan werd een ruimte afgetimmerd. Toen die ruimte er eenmaal was, ontsproot het idee daar mijn ‘bommelaria’ neer te zetten, leuk om met vrienden tussen de boekjes en knipsels gezellig een glaasje wijn te drinken. Ondertussen was ik lid geworden van de Marten Toonder Verzamelaarsclub (MTVC). In het verenigingsblad schreef ik een artikeltje met de mededeling dat mijn verzameling te bezichtigen was en zo ontstond het idee voor Museum De Bommelzolder. De eerste bezoekers meldden zich zonder dat ik mij realiseerde waaraan ik begonnen was. Een van de eerste bezoekers was Jan Gevers Leuven, die kort daarna bestuurslid van het museum werd.
20
Museum? Moest je daar geen bepaalde status voor hebben? Had je er diploma’s of papieren voor nodig? Geen idee. Wel vatte de gedachte post dat er, nu het dan toch museum heette, een officiële opening moest komen. Och, och, waar was ik aan begonnen? De opening Natuurlijk moest en zou het Bommelmuseum officieel geopend worden. Wie was daarvoor de aangewezen persoon? Marten Toonder zelf? Durf je hem dat zomaar te vragen? Toonder kende mij niet en trouwens in heel de wereld van Toonderfans was ik een onbekende. Er ging een brief naar Ierland en tot mijn vreugde kreeg ik een antwoord van Toonder, maar het was geen verrassing dat Toonder niet persoonlijk voor de opening naar Nederland kon komen. Bovendien was mogelijk het overlijden van zijn in 1996 overleden tweede vrouw Tera nog zo dichtbij, dat een vrolijke opening van het museum hem niet oprecht interesseerde. Maar zijn brief was aardig en stimulerend.
21
Gelukkig leverde een brief aan zoon Eiso Toonder een positief resultaat op. Ik ben Eiso nog steeds dankbaar dat hij het museum wilde openen, omdat hij daarmee te kennen gaf dat het hier niet ging om weer eens een stripverzamelaar die zijn collectie vol trots aan den volke wil tonen, maar omdat hij begreep dat de intentie van de medewerkers aan de Bommelzolder verder reikte en dat het uiteindelijk vooral ging om ‘het onder de aandacht brengen van en belangstelling wekken voor het culturele erfgoed dat de schrijver/tekenaar Marten Toonder ons heeft nagelaten’.
22
De officiële opening En zo kon het gebeuren dat op 13 juni 1998 het museum werd geopend, in het bijzijn van een aanzienlijk aantal kennissen en Bommelliefhebbers. De lokale pers besteedde ruime aandacht aan het nieuwe museum, maar landelijk hadden we nog weinig bekendheid.
23
Kennismaking met Toonder Ondertussen (oktober 1999) kregen wij een telefoontje van Toonder waarin hij ons uitnodigde naar Ierland te komen, zodat wij hem persoonlijk konden ontmoeten. Deze ontmoeting is een dierbare herinnering gebleven, ook al omdat tijdens het gesprek bleek dat Toonder onze inzet en opvatting over zijn werk op prijs stelde en hij ook heel persoonlijke zaken aan ons vertelde.
24
Het was voor Toonder een moeilijke periode. Zijn vrouw Phiny Dick was in 1990 overleden en toen hij in 1996 hertrouwde met Tera de Marez Oyens had zij al kanker en drie maanden later overleed zij. Ook zijn broer Jan Gerhard, met wie hij een sterke band had, was overleden. Zijn interesse voor de foto’s van de opening van het museum was dan ook niet groot, maar het gesprek dat wij hadden had zeker zijn interesse. We spraken onder andere over het gedachtegoed van Jung en Lao Tse en de dualiteit die in hun opvattingen zo’n belangrijke rol speelt. In het boek ‘De Tao van Toonder’ (Den Haag, 2005) zegt Toonder hierover boeiende dingen.
Later hebben Marian en ik hem nog enkele malen ontmoet in het Rosa Spierhuis, o.a. om hem het boekje ‘De breinbaas van Bommelstein’ aan te bieden.
25
Op de foto: Het eerste bestuur bestaande uit(v.l.n.r.) Hans Auwerda, Pim Oosterheert, Jan Gevers Leuven, Theo Poot, Marian Oosterheert. Later traden Nadia Gevers Leuven en Paul Verhaak toe tot het bestuur
26
De professionalisering van het museum De status van stichting leidde tot inschrijving bij de Kamer van Koophandel en een notariële acte, zodat er geen trammelant en tierelier kon ontstaan met hoogwaardigheidsbekleders. De gemeente Zoeterwoude zag geen problemen in het op de bonnefooi opgerichte museumpje. Zoeterwoude had nu – naast een al bestaande oudheidkamer – ook een echt museum, zij het dat allerlei overkoepelende, door de overheid ingestelde museum-organisaties nog nooit van ons gehoord hadden. Maar dat heeft alleen maar voordelen, als u begrijpt wat ik bedoel.
Na tien jaar gedogen heeft wethouder Mirjam Ates, tijdens de jubileumbijeenkomst van het museum, de officiële status verleend namens de gemeente; zoveel sympathie hadden we dan toch maar verworven. Ondertussen groeide het aantal attributen in het museum gestaag door speuren op beurzen, vlooienmarkten en natuurlijk op internet. Door de toenemende bekendheid van het museum werden er ook steeds meer zaken aan het museum aangeboden, soms gratis, soms voor behoorlijke prijzen.
27
Een toenemende zorg voor het bestuur was de financiële situatie. Hoewel de kosten niet astronomisch waren, moesten we als bestuur toch rekening houden met behoorlijke uitgaven, o.a. voor onderhoud, energie en administratie. Nu mag een hobby geld kosten, maar het werd te veel. Advies leerde ons dat het aantrekken van donateurs deze zorg zou kunnen verminderen en inderdaad, een bedelbrief leverde tientallen donateurs op. Nog altijd ben ik dankbaar voor de steun van deze milde gevers van het eerste uur. Om de band met de donateurs levend te houden werd besloten een soort nieuwsbrief op te stellen die twee keer per jaar aan de donateurs kon worden verzonden. Fijne Trillingen Nog beter zou het zijn er een soort tijdschriftje van te maken, waarin niet alleen mededelingen over het museum konden worden gedaan, maar waarin donateurs hun kennis van de Bommelverhalen kwijt konden in de vorm van artikelen. En zo ontstond het ‘magazijn van Stichting De Bommelzolder’. De naam werd aangereikt door Eiso Toonder: ‘Fijne Trillingen’.
28
Gerust kan gesteld worden dat de artikelen die in ‘Fijne Trillingen’ zijn verschenen van hoge kwaliteit zijn. In februari 2013 verscheen nummer 22 van het magazijn. Misschien is het de moeite waard om ooit alle artikelen te bundelen en uit te geven in een kloek boekwerk. In ieder nummer van ‘Fijne Trillingen’ staan de doelstellingen van de Stichting Museum De Bommelzolder’ vermeld. Ook in dit werkje mogen die niet onvermeld blijven: - Beheer en instandhouding van Museum De Bommelzolder, over het werk van Marten Toonder - Onder de aandacht brengen van en belangstelling wekken voor het culturele erfgoed dat de schrijver/tekenaar Marten Toonder ons heeft nagelaten - Onderzoek (laten) doen naar het werk van Marten Toonder.
29
Een actief museum Dat de doelstellingen met kracht ter hand werden genomen bewijst wel het toenemend aantal bezoekers aan het museum, maar ook en vooral een aardige stroom van publicaties door de medewerkers. Zowel in ‘Fijne Trillingen’ als in andere bladen werd gepubliceerd en ook de interviews voor radio en t.v. leverden naamsbekendheid op. Een stille wens was ooit nog eens een compleet Bommellexicon samen te stellen zodat oplettende lezertjes niet alleen de vindplaatsen konden opzoeken, maar ook de verklaringen van de prachtige taal van Toonder en de achterliggende gedachten. In 1995 had het ‘Genootschap Onze Taal’ een boekje uitgegeven onder de titel ‘Als u begrijpt wat ik bedoel – De taal van Marten Toonder’. In dit boekje vinden we – naast enkele artikelen van Bommelkenners – een hoofdstuk ‘Bommellexicon’ waarin een beperkt aantal nieuwvormingen en archaïsmen van Toonder worden genoemd en verklaard. In een voorwoord vinden we de volgende zinsnede: ‘Wellicht is dit boekje een stimulans om in de toekomst een volledig woordenboek te maken met alle typische woorden en uitdrukkingen van Marten Toonder’. Die zin bleef hangen. Ik nam contact op met de directeur van het Genootschap Onze Taal, Peter Smulders. Mijn vraag was: ‘Zouden er uitgevers geïnteresseerd zijn in de uitgave van een compleet Bommellexicon?’ Hij adviseerde mij contact op te nemen met SDU-uitgevers omdat die een fonds voor dit soort boeken hadden.
30
De uitgever reageerde positief maar vroeg mij eerst maar eens een boekje over Toonders werk te schrijven, met de achterliggende gedachte dat men daaruit kon opmaken of ik wel competent genoeg geacht werd zoiets als een Bommellexicon te produceren. Zo ontstond in 2001 mijn eerste boekje ‘De breinbaas van Bommelstein’, waarin ik geprobeerd heb uit te leggen wat Toonder bedoelde. Voor illustraties uit de Bommelsaga werd door Toonder geen toestemming gegeven. Ook hij was blijkbaar op zijn hoede: weer zo’n Bommelfan die zo nodig een boekje moet schrijven, zal hij wellicht hebben gedacht. Later heb ik genoegdoening gekregen toen Milou Toonder mij vertelde dat opa mijn boekje geprezen had, terwijl Toonder nooit overliep van loftuitingen. Een opzet voor het te schrijven lexicon werd in het bestuur besproken. De steun die ik van verschillende mensen heb gehad, wil ik zeker vermelden. Die steun was onontbeerlijk. Met name wil ik noemen Eiso Toonder, die regelmatig de opgestuurde kopij corrigeerde, voorzien van heerlijke brieven die de schrijver in hem verraadt. Jan Gevers Leuven kan rustig als co-auteur worden aangemerkt. Zestig keer reisde hij af naar Zoeterwoude om de vondsten door te nemen, aan te vullen en te verbeteren. Zijn vakkennis was noodzakelijk voor verantwoorde lemma’s op gebieden die ik niet beheerste. Woordenboeken, encyclopedieën, internet, naslagwerken, alles werd geraadpleegd en soms leidde een toevallige ontmoeting met mensen tot een uitleg waar wij niet op konden komen. Na vijf jaar lag het concept daar. Toonder heeft de proefdruk nog gezien. Mompelend vroeg hij zich af: ‘Is dat nu nodig?’ Toen wij hem vertelden dat er ook een lexicon bestond van het werk van Tolkien ging hij overstag.
31
Op 14 december 2005 werd het Bommellexicon officieel gepresenteerd in het Letterkundig Museum door de voorzitter, Dr. D. Dolman.
32
Uitgeverij SDU werd ingeseind dat de klus was geklaard en dat er een lexicon met meer dan 5000 lemma’s lag te wachten om uitgegeven te worden. Het antwoord was plat: de correctie zou te kostbaar worden. Contact werd opgenomen met uitgeverij Ton Paauw die tot dan toe vooral ‘Bommelaria’ had uitgegeven: ansichtkaarten, beeldjes, doosjes, enz. Uitgever Ton Paauw ging akkoord en hij heeft – samen met zijn vrouw Carla Kroes - van het lexicon een prachtig boek gemaakt dat in de media een positief onthaal kreeg. Het lexicon kreeg als ondertitel ‘Van Aamnaak tot Zwirkvlaai’. Dat het lexicon regelmatig gebruikt wordt voor verdere studie van het werk van Toonder stemt tot grote vreugde. Immers daarmee is voldaan aan de in de statuten vastgelegde doelstellingen. Wim Hazeu, die de biografie over Toonder schreef meldde dat hij het lexicon veel en vaak heeft geraadpleegd en Klaas Driebergen, die het boek ‘Bommel en Bijbel’ schreef – nadat hij eerst zijn doctoraalscriptie over dit onderwerp had afgerond - kon dankbaar gebruik maken van de gerangschikte lemma’s ‘bijbeltaal’ uit de Bommelsaga, zoals die te vinden zijn in het lexicon. Omdat alle 177 verhalen van de Bommelsaga door Jan en mij intens bestudeerd moesten worden, kreeg ik de mogelijkheid een citatenboek samen te stellen: de prachtigste citaten uit de Bommelsaga gerangschikt naar onderwerpen. Zo’n citatenboek trekt natuurlijk een breder publiek en dat betekende dat het na een aantal jaren uitverkocht was. We besloten in 2012 (het Toonderjaar) een nieuwe, geheel herziene en uitgebreidere versie te verzorgen onder de titel ‘Zeg nu zelf’. Even voor het verschijnen van dit boek verscheen van bestuurslid Paul Verhaak het boek ‘De Bommelparade’ waarin alle door Toonder verzonnen en getekende figuren zijn afgebeeld, voorzien van passende teksten. Zo kwamen tekst en tekening van Toonder beide aan hun trekken.
33
Jan Gevers Leuven schonk een prachtig portret van Toonder aan het museum.
34
Kleinzoon Irwin Toonder nam het boek in ontvangst. Ik werd o.a. geïnterviewd in het radioprogramma ‘Met het oog op morgen’ en in het televisieprogramma ‘De wereld draait door’. De naamsbekendheid van Museum De Bommelzolder werd door al deze publiciteit veel groter dan voorheen; de naam ‘Bommelzolder’ werd een begrip, zeker bij de velen die het werk van Toonder kenden. In 2008 verscheen nog een boekje over het werk van Toonder, bedoeld als lesbrief voor het voortgezet onderwijs voor de vakken Nederlands en Culturele en Kunstzinnige Vorming, voor de bovenbouw HAVO/VWO en PABO, onder de titel ‘Een Bommelding’. De bestuursleden van de Bommelzolder hebben een feestje nooit geschuwd, zodat wij ruime aandacht schonken aan de lustra.
35
Tien jaar Bommelzolder Op 14 juni 2008 werd gevierd dat Museum De Bommelzolder 10 jaar bestond. Als sprekers waren aanwezig de heer Eiso Toonder, oudburgemeester van Leiden de heer Goekoop als burgemeester Dickerdack, de korpschef Van Essen als commissaris Bulle Bas, de heer Storm (Aegon) als bovenbaas AWS en publicist Rob Schouten (dagblad Trouw) als journalist Argus. Tot ons grote genoegen waren ook de tekenaar Piet Wijn en zijn vrouw Ineke aanwezig. De gemeente Zoeterwoude was vertegenwoordigd door wethouder mevrouw M. Ates. Het prachtige weer werkte mee aan een feestelijke herdenking.
36
Het Toonderhuis In 2009 werd ik aangezocht zitting te nemen in een op te richten Stichting Het Toonderhuis. Doel van de stichting is te komen tot een permanente expositie van het werk van Marten Toonder, Phiny Dick en Jan Gerhard Toonder. Deze stichting is geïnitieerd door de kleinkinderen van Toonder, met name door Milou Toonder en Irwin Toonder die werkten vanuit de Stichting Het Toonder Auteursrecht/De Toondercompagnie. Als eerste werd een denktank opgericht om duidelijk omschreven te krijgen wat de Stichting beoogt, maar bovenal te omschrijven wat Toonders visie was op allerlei gebieden en hoe die visie gestalte heeft gekregen in de Bommelsaga.
37
Daartoe werd een commissie ‘Denktank’ opgericht, bestaande uit mensen die gedegen kennis bezaten van Toonders oeuvre. Zo ontstond de ‘Toondercanon – Verslag van de commissie ‘Denktank’, over de essentie van het gedachtegoed van Marten Toonder, als voorbereiding op de inrichting van het Toonderhuis’. Helaas bleef het bij deze aanzet en ontplooide het bestuur geen verdere activiteiten. Toch is deze aanzet van waarde geweest omdat het idee om voor Marten Toonder en zijn werk een grote permanente expositie te creëren, is blijven leven. Er zijn nog regelmatig besprekingen met organisaties die ook enthousiast zijn over die gedachte. In deze periode van recessie (we spreken 2013) is er echter moeilijk aan de benodigde pecunia te komen. We wachten optimistisch betere tijden af.
Een lintje Op 10 april 2010 meende de majesteit haar behagen over mijn werk voor de Bommelzolder te moeten tonen door mij een onderscheiding toe te kennen. Het kleinood werd uitgereikt door de burgemeester van Zoeterwoude. Geheel beduusd onderging ik de ceremonie die gelukkig daarna gevolgd werd door een gezellig feestje. Veel dank ben ik verschuldigd aan allen die zich hebben ingezet om dit eerbetoon te regelen. Zoon Martin was de gangmaker, die ik graag op deze plaats wil noemen.
38
Een koperen jubileum
Op 11 december 2010 vierden wij het 12½ jarig bestaan van de Bommelzolder in het Buurthuis De Weipoort te Zoeterwoude.
Paul Verhaak bespreekt de proefdruk van zijn boek ‘De Bommelparade ’met Willem Feltkamp van de Stichting Toonderauteursrecht en de uitgever Ton Paauw
39
40
Het Toonderjaar 2012 In het jaar 2012 hebben wij herdacht dat Marten Toonder honderd jaar geleden geboren werd. De Toonder Compagnie opende een website, waarop alle activiteiten rond dit jubileum vermeld konden worden. Het aantal activiteiten was groot en ook de bestuursleden van Museum De Bommelzolder lieten zich niet onbetuigd. Sterker nog, zij hadden een belangrijk aandeel in dit Toonderjaar. De gemeenteraad van Zoeterwoude werd verzocht toestemming te verlenen om de brug naast Museum de Bommelzolder de officiële naam ‘Olivier B. Bommelbrug’ te geven. Dat idee werd met enthousiasme ontvangen. Op 21 april 2012 vond de onthulling plaats door burgemeester Liesbeth Bloemen en kleindochter Milou Toonder. In het jaarverslag 2012 van Museum De Bommelzolder zijn de activiteiten opgesomd; die hoeven derhalve hier niet herhaald te worden. Maar dat het een uitputtend doch prachtig jaar is geweest voor de organisatoren, mag vermeld worden.
41
Een van de hoogtepunten voor ons was zeker het Bommelpinksterweekend op en rond kasteel Doorwerth (nabij Oosterbeek), i.s.m. de MTVC en de medewerkers van het kasteel.
Enkele medewerkers aan de Toondermanifestatie in en rond kasteel Doorwerth
42
De toekomst Dat Museum De Bommelzolder nu vijftien jaar bestaat is bijzonder omdat bij de opening van het museum niemand enig idee had hoe het met de bekendheid van het werk van Toonder zou gaan. Hoewel we moeten constateren dat die bekendheid afneemt – begrijpelijkerwijs vooral bij de jongere generaties – is het verheugend te kunnen constateren dat Toonder en zijn werk nog steeds volop in de belangstelling staan. Maar het Toonderjaar heeft ons ook geleerd dat degenen die wij tijdens dit jubileum hebben bereikt vrijwel uitsluitend de mensen waren die Toonders oeuvre al kenden en waardeerden. De vraag is daarom: hoe kunnen wij de komende jaren nieuwe lezers in het werk van Toonder interesseren? Een antwoord heb ik niet; wel ideeën, die ik dan ook graag wil voorleggen aan gelijkgestemden. Met die gelijkgestemden wil ik graag in contact komen om ideeën uit te wisselen. Voorlopig blijft Museum De Bommelzolder bestaan, zodat van daaruit de propaganda kan doorgaan. Besprekingen om Museum De Bommelzolder over te nemen zijn in een pril stadium. Zeker is er interesse vanuit musea om de collectie te behouden en zodanig te exposeren dat Toonders oeuvre tot in lengte van jaren onder de aandacht van een groot publiek kan worden gebracht. Maar de barre economische tijden werken niet mee. Toch ben ik optimistisch. In overheidskringen is er zeker begrip voor het behoud van de collectie van de Bommelzolder.
43
Voorlopig, zo lang de gezondheid het toelaat, zal ik het werk rond Museum De Bommelzolder met enthousiasme blijven propageren, daarin gesteund door de bestuursleden en de vele donateurs en organisaties die ons terzijde staan. Het is hier de plaats om enkele namen te noemen van mensen die Museum de Bommelzolder gesteund hebben. Op het gevaar af niet iedereen te noemen, dan toch maar een poging: De bestuursleden Hans Auwerda (en vrouwe Irene), Jan Gevers Leuven (en vrouwe Nadia, die nu ook bestuurslid is), mijn vrouwe Marian Oosterheert, Theo Poot (en vrouwe Klazien), Paul Verhaak (en vrouwe Lia) Alle donateurs, maar met name Erik Können, Jan Prins, Arno v.d. Hoeven, Peter v.d. Berg Uitgever Ton Paauw en vrouwe Carla Kroes Uitgeverij Panda, met name Hans Matla Uitgeverij De Bezige Bij, met name Saartje Swachöfer en Suzanne Holtzer. Medewerkers Letterkundig Museum. Medewerkers Museum Meermanno Westreenianum, met name Maartje de Haan Bestuur MTVC, met name Henk Arens, Arnoud Alderlieste
Toonder Compagnie, met name Milou Toonder, Willem Feltkamp. Eiso Toonder. Mijn zonen Martin en Edwin. Gemeente Zoeterwoude, met name burgemeester Liesbeth Bloemen en wethouder Mirjam Ates. Ad van Bennekom voor de beschikbaarstelling van parkeerruimte en grote steun bij technische en bouwkundige zaken. Jan van Winden, bij de digitale hulp voor de samenstelling van boeken en folders. Emin Ates voor het gratis drukken van ‘Fijne Trillingen’ en ander drukwerk. Medewerkers Het Stripschap.
Pim Oosterheert
44
Marten Toonder in zijn werkkamer in Greystones
45
46
47
48
49
50
51
52