Milieuchecklist juli 2006
Milieuchecklist
versie juli 2006.
.1
Inleiding Het Vlaams Agentschap Ondernemen (VLAO) heeft sinds 1 januari 2006 de bedrijfsbegeleidingstaken van de vijf Vlaamse GOM’s en het VIZO overgenomen. Als uniek aanspreekpunt voor ondernemingen verstrekken de medewerkers van VLAO informatie en advies en begeleiden zij bedrijven op vlak van : starten - groeien - financiering en werk - vestiging ruimtelijke ordening - milieu - energie - internationaal ondernemen - product- en procesontwikkeling. Meer specifiek met betrekking tot milieugerelateerde onderwerpen zoals VLAREM I & II, VLAREA, VLAREBO, subsidiemogelijkheden voor investeringen etc. bieden de accountmanagers van VLAO u, als Vlaamse ondernemer, kosteloze informatie en advies, verstrekken eerstelijnsbegeleiding of verwijzen u door naar meer gespecialiseerde bureaus en onderzoeksinstellingen. Bij complexe dossiers of geschillen kan er een informeel overleg georganiseerd worden met de betrokken overheidsinstellingen. Over nieuwe ontwikkelingen in de milieuwetgeving en over actuele milieuthema’s worden regelmatig milieucontactdagen georganiseerd waar informatie wordt verstrekt door specialisten terzake en waarbij ruim tijd voorzien wordt voor netwerking. Naast het milieuadvies op maat en de op de milieucontactdagen verstrekte informatie, kan u in onze milieubrochures een samenvatting vinden van verschillende milieutopics. De brochures* worden regelmatig geactualiseerd aan de wijzigende milieuwetgeving. Deze publicaties zijn gratis downloadbaar via onze website www.vlao.be. Deze uitgave Handleiding Milieuvergunningsaanvraag kadert in deze reeks van brochures. Voor elk bedrijf is het uitermate belangrijk dat een aanvraag van een nieuwe milieuvergunning, het hernieuwen van een vergunning of het aanvragen of mededelen van een verandering in het bedrijf, degelijk en correct gebeurt. Veelal kan het inschakelen van een milieuadviesbureau noodzakelijk zijn. Met deze handleiding biedt het Vlaams Agentschap Ondernemen een leidraad aan bij het invullen en indienen van een vergunningsaanvraag, een mededeling of een melding. Voor meer informatie kan u steeds contact opnemen met: VLAO Antwerpen: Marc Meeus, tel. 03 260 87 15 VLAO Limburg: Ann Peeters, tel. 011 29 20 31 VLAO Oost-Vlaanderen: Lut Bossuyt, tel. 09 267 40 31 en Piet Coessens, tel. 09 267 40 34 VLAO Vlaams-Brabant: Jeroen Heyman, tel. 016 31 10 53 VLAO West-Vlaanderen: Caroline Pollet, tel. 050 32 50 24, Koen Ponseele, tel. 050 32 50 21 en Vicky Wildemeersch, tel. 050 32 50 22
* Deze brochure heeft evenwel geen officieel karakter en de gegevens worden enkel verstrekt bij wijze van inlichting. Mochten er ondanks onze zorgen onvolkomenheden worden vastgesteld, dan worden uw opmerkingen en/of suggesties erg op prijs gesteld.
Milieuchecklist
versie juli 2006.
.2
Milieugerichte publicaties van het VLAO Het Vlaams Agentschap Ondernemen stelt volgende milieugerichte brochures en infobladen gratis ter beschikking : Bedrijf en Milieu Wegwijs worden in de doolhof van de milieuwetgeving en milieuverplichtingen is geen eenvoudige zaak. Deze brochure tracht in beknopte vorm een naslagwerk te bieden en bestaat uit volgende delen: Vergunningen, Heffingen, Overzicht milieuwetgeving, Opslag gevaarlijke producten en Wegwijs in de Vlaamse overheidsdiensten. Handleiding milieuvergunningsaanvraag Voor elk bedrijf is het uitermate belangrijk dat een aanvraag van een nieuwe milieuvergunning, het hernieuwen van een vergunning of het aanvragen of mededelen van een verandering in het bedrijf, degelijk en correct gebeurt. Veelal kan het inschakelen van een milieuadviesbureau noodzakelijk zijn. Met deze handleiding biedt het Vlaams Agentschap Ondernemen een leidraad aan bij het invullen en indienen van een vergunningsaanvraag, een mededeling of een melding. Milieuchecklist Deze milieuchecklist is een vragenlijst die tot doel heeft bedrijfsleiders en/of milieuverantwoordelijken binnen een kort tijdsbestek een inzicht te verschaffen in alle milieurelevante gegevens van hun bedrijf en op de wettelijke milieuverplichtingen te wijzen. Eveneens wordt gepeild naar de stand van zaken wat de invoering van milieuzorg betreft. Op deze manier kan deze milieuchecklist een handleiding vormen bij de uitvoering van een milieudoorlichting van uw bedrijf. Milieukalender voor bedrijven Deze milieukalender biedt aan de milieucoördinator een geheugensteun bij de belangrijkste milieuverplichtingen. Deze verplichtingen worden gerangschikt per milieucompartiment (afval, bodem, water, lucht en milieuzorg). Jaarlijks terugkerende verplichtingen worden ook chronologisch opgegeven. Toekomstige verplichtingen, die best een tijd vooraf worden gepland, zijn tevens apart vermeld. Subsidieleidraad voor het bedrijfsleven – U werkt energie- en milieubewust Ondernemingen maken te weinig gebruik van bestaande subsidies, vooral door onbekendheid met de steunmaatregelen. Deze brochure beoogt hieraan te verhelpen door de subsidies voor milieuinvesteringen en energiebesparende investeringen bondig te bespreken. Infobladen : Infoblad Ecologiepremie - Infoblad Eco-efficiëntie - Infoblad Energieplanning - Infoblad Grondverzet Infoblad Integraal milieujaarverslag - Infoblad Jaarverslag van de milieucoördinator - Infoblad Milieucoördinator - Infoblad Omzendbrief bedrijfsafvalwater - Infoblad Solventemissies
Milieuchecklist
versie juli 2006.
.3
Toelichting bij deze milieuchecklist. Deze milieuchecklist heeft als doel bedrijfsleiders en/of milieuverantwoordelijken binnen een kort tijdsbestek een inzicht te verschaffen in alle milieurelevante gegevens van hun bedrijf en op de wettelijke milieuverplichtingen te wijzen. Eveneens wordt gepeild naar de stand van zaken wat de invoering van milieuzorg betreft. Op deze manier kan deze milieuchecklist een handleiding vormen bij de uitvoering van een milieudoorlichting van uw bedrijf. De evaluatie van de gegevens gebeurt in samenwerking met de accountmanagers van het Vlaams Agentschap Ondernemen. Aan de hand van een evaluatiegesprek op het bedrijf kan vervolgens een actieprogramma opgezet worden. De accountmanagers van het VLAO kunnen u bijstaan met gratis advies waardoor aan uw bedrijf de mogelijkheid geboden wordt om de vastgestelde tekorten op milieuvlak zelf aan te pakken. In geval van specifieke milieuproblemen wordt zonodig doorverwezen naar gespecialiseerde advies- en ingenieursbureaus met professionele ervaring terzake. Het spreekt voor zich dat deze gegevens strikt vertrouwelijk zullen behandeld worden. Deze actie kadert binnen de gratis dienstverlening van het VLAO. De meest actuele en gecoördineerde teksten van de milieuwetgeving (VLAREM I en II, VLAREA, VLAREBO, ...) op een gegeven ogenblik kan u steeds terugvinden op EMIS, het Energie- en MilieuInformatieSysteem van de Vlaamse overheid: www.emis.vito.be; kies "Databanken” en dan “Milieuwetgeving" in de linkse kolom van de openingspagina. Noteer evenwel dat wijzigingen slechts aangebracht worden in deze gecoördineerde tekst op het ogenblik dat ze ook effectief van kracht worden.
NAAM VAN HET BEDRIJF: COORDINATEN: CONTACTPERSOON: DATUM: UITVOERDERS:
Milieuchecklist
versie juli 2006.
.4
1. ALGEMENE BEDRIJFSGEGEVENS 1.1. BEDRIJFSCATEGORIE De aard en de omvang van de bedrijfsactiviteiten zijn bepalend voor onder andere: 1. de klasse-indeling volgens VLAREM; 2. de omvang van de heffing op het afvalwater; 3. de verplichtingen inzake het bodemsaneringsdecreet; 4. de verplichtingen inzake het aanstellen van een milieucoördinator; 5. de verplichting inzake het uitvoeren van een milieuaudit hetzij milieujaarverslag. 1.1.1. Beschrijving activiteit (ev. zie bijlage nr. ...):
1.1.2. Klasse-indeling van uw bedrijf volgens VLAREM I? 0 Klasse 1
0 Klasse 2
0 Klasse 3
0 Onbekend
⇒ te bepalen aan de hand van de VLAREM I-indelingslijst van hinderlijke inrichtingen
1.1.3. Aantal werknemers: 1.1.4. NACE-codes: Ter informatie: deze NACE-codes komen wel/niet in aanmerking voor de ecologiepremie.
1.2. RUIMTELIJKE ORDENING Met het in werking treden van VLAREM I is de stedenbouwkundige vergunning (vroegere bouwvergunning) gekoppeld aan de milieuvergunning. Deze koppeling bestaat erin dat de stedenbouwkundige vergunning voor een inrichting waarvoor een milieuvergunning vereist is, of die onderworpen is aan de meldingsplicht, wordt geschorst zolang de milieuvergunning niet definitief verleend of de melding niet definitief gebeurd is en vice versa. De exploitatie van de inrichting moet tevens verenigbaar zijn met de bestemmingsvoorschriften van de zone volgens het gewestplan, het plan van aanleg (APA, BPA) of het ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) waarin het bedrijf gelegen is. “Zonevreemde” bedrijven kunnen enkel uitbreiden binnen de hen toegestane reikwijdte en wanneer noodzakelijk voor het uitvoeren van milieuverplichtingen verbonden aan de exploitatie. Het aspect ruimtelijke ordening is anderzijds ook belangrijk aangezien de vergunningsvoorwaarden van VLAREM II een aantal verbods- en afstandsbepalingen bevatten. Dit houdt in dat sommige nieuwe activiteiten niet mogen uitgevoerd worden op bepaalde afstanden van of in bepaalde bestemmingszones conform de gewestplannen, plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen.
Milieuchecklist
versie juli 2006.
.5
1.2.1. In welke bestemmingszone volgens het gewestplan/RUP is het bedrijf gelegen? 0 0 0 0 0 0
Gebied voor milieubelastende industrie Gebied voor ambachtelijke bedrijven of voor kleine en middelgrote bedrijven Woonzone Agrarische zone Andere, namelijk Onbekend (informatie te bekomen bij de technische dienst van de gemeente)
Wordt het bedrijventerrein of de onmiddellijke omgeving onderworpen aan een specifieke bescherming (bv. beschermingszone van een grondwaterwinning, stiltegebied, ...)? 0 Ja
0 Neen 0 Onbekend
⇒ informatie te bekomen bij de bouwtechnische dienst van de gemeente
1.2.2. Valt het bedrijf binnen een Bijzonder Plan van Aanleg (BPA) / RUP waardoor de bestemming van het gebied verfijnd werd (met eventueel gedetailleerde bouwtechnische voorschriften)? 0 Ja
0 Neen 0 Onbekend
⇒ informatie te bekomen bij de bouwtechnische dienst van de gemeente
1.2.3. Wat is de bestemming van de omliggende terreinen? (ev. afstand tot die zones) 0 0 0 0 0 0
Industriegebied Ambachtelijke zone Woonzone Agrarische zone Andere: Onbekend
m m m m m
⇒ informatie te bekomen bij de bouwtechnische dienst van de gemeente
1.2.4. Zijn alle delen van het bedrijf gedekt door een stedenbouwkundige vergunning? 0
Ja
0
Neen 0
Onbekend
Zowel voor het bouwen als voor het plaatsen van vaste inrichtingen moet men beschikken over een stedenbouwkundige vergunning. Hieronder wordt verstaan het oprichten van een gebouw of een constructie of het plaatsen van een inrichting zelfs uit niet duurzame materialen, in de grond ingebouwd, aan de grond bevestigd of op de grond steunend ten behoeve van de stabiliteit, en bestemd om ter plaatse te blijven staan, ook al kan het uit elkaar worden genomen, verplaatst of is het volledig ondergronds. Dit behelst ook het functioneel samenbrengen van materialen waardoor een vaste inrichting of constructie ontstaat en het aanbrengen van verhardingen (vb. een parking uit betonklinkers). Ook een functiewijziging van een gebouw is onderhevig aan een stedenbouwkundige vergunning. Meer informatie kan u vinden in onze brochure “Bedrijf en stedenbouwkundige vergunning” en bij de bouwtechnische dienst van uw gemeente. Zonevreemde bedrijven Bij zonevreemde bedrijven kunnen enkel bouwvergunningsplichtige uitbreidingen ten gevolge van milieuverplichtingen (zoals bijvoorbeeld een waterzuiveringsinstallatie) onder bepaalde voorwaarden uitgevoerd worden. Meer informatie kan u vinden in onze brochure “Zonevreemde bedrijven”. Milieuchecklist
versie juli 2006.
.6
1.2.5. Bestaat de kans dat het bedrijf geheel/gedeeltelijk zonevreemd gelegen is? 0 Ja
0 Neen
0 Onbekend
Indien het bedrijf zonevreemd is, in welke mate is uitbreiding en ontwikkelen van activiteiten toegestaan? 0 Uitbreiden toegestaan tot 0 Uitbreiden niet toegestaan 0 Beperking van activiteiten tot de volgende 0 Geen beperking van activiteiten 0 Onbekend ⇒ toestand na te vragen bij de bouwtechnische dienst van de gemeente
1.3. VERGUNNINGEN Het beschikken over de nodige vergunningen vormt de basis om aan de milieuwetgeving te voldoen. Hierna wordt nagegaan of alle nodige vergunningen aanwezig en actueel zijn. Aan de hand van de geldende vergunning(en) en de bijhorende exploitatievoorwaarden kan nagegaan worden of het bedrijf de milieureglementering naleeft. 1.3.1. Welke vergunningen heeft het bedrijf en welke is hun vervaldag? Datum 25/06/05
Milieuchecklist
Type vergunning* & korte inhoud Klasse voorbeeld Milieuvergunning voor uitbreiding machinepark tot 102 kW en 2 plaatsing bovengrondse mazouttank 10.000 l
versie juli 2006.
Vervaldatum 25/06/2025
.7
Mogelijke type vergunningen zijn: 0
Exploitatievergunning(en) volgens het ARAB
0
Lozingsvergunning
0
Afvalstoffenvergunningen
0
Vergunning verwijderen giftig afval
0
Grondwaterwinningsvergunning(en)
⇒ deze vijf separate vergunningsstelsels werden omgevormd tot één vergunningsstelsel: het VLAREM. De bestaande separate vergunningen blijven geldig tot hun eindtermijn en maximaal tot 1 september 2011 voor ARAB vergunningen. Grondwaterwinningsvergunningen afgeleverd voor 27 maart 1985 blijven geldig tot 20 augustus 2005; wanneer ze afgeleverd werden tussen 27 maart 1985 en 1 mei 1999 en ze geen einddatum bevatten, blijven ze geldig tot uiterlijk 1 januari 2019.
0
Milieuvergunning / melding volgens het VLAREM
0
Vergunning voor watervang
0
Vergunning in verband met ioniserende straling
0
Vergunning voor gebruik van waterwegen en aanhorigheden
0
Toelating in verband met bioveiligheid
1.3.2. Beschrijf hieronder kort de inhoud van de geldende vergunningen of voeg een kopie van alle milieuvergunningen volgens het VLAREM of exploitatievergunningen volgens het ARAB toe (ev. zie bijlage nr. .....) Voor de VLAREM-vergunningen kan u gebruikmaken van een handige rubriekenlijst die als Excel-file ter beschikking is bij elke VLAOaccountmanager. U selecteert de rubrieken die in uw vergunningen aangeduid zijn en voegt dit overzicht toe aan deze Milieuchecklist als bijlage.
1.3.3. Zijn de betreffende vergunningen nog actueel, zowel wat betreft de termijn als de inhoud van de vergunningen, met andere woorden zijn alle aanwezige inrichtingen vergund? 0 0
Ja Neen
0
Onbekend
⇒ regularisatie vergunning (via melding of vergunningsaanvraag) ⇒ te bespreken in evaluatiegesprek met uw accountmanager
1.3.4. Is voor uw bedrijf een of meerdere speciale milieurapporten vereist? MER rapport :
0 Ja
0 Neen
0 Onbekend
⇒ te bepalen aan de hand van Besluit Vl. Reg. van 10/12/2004 (BS 17/02/2005)
IPPC/GPBV rapport:
0 Ja
0 Neen
0 Onbekend
⇒ te bepalen aan de hand van VLAREM I, Indelingslijst met X aangeduid
CO2-emissiejaarrapport:
0 Ja
0 Neen
0 Onbekend
⇒ te bepalen aan de hand van VLAREM I, Indelingslijst met Y aangeduid
Milieuchecklist
versie juli 2006.
.8
1.3.5. Zijn de milieuvoorwaarden voortvloeiend uit de toegekende milieuvergunningen en de Vlarem II die van toepassing zijn op uw bedrijf, voldoende gekend en ook effectief toegepast? 0 0
Ja Neen/gedeeltelijk
⇒ te bespreken in evaluatiegesprek met uw accountmanager. De algemene en sectorale voorwaarden zijn terug te vinden in Vlarem II.
1.3.6. Zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd aan uw bedrijf? Zo ja, welke? 0 Ja
0 Neen
0 Onbekend
⇒de bijzondere voorwaarden worden opgelegd in de toegekende vergunningen
Som hier de bijzondere voorwaarde(n) uit uw vergunningen op: Datum 25/06/05
Type vergunning & bijzondere voorwaarde(n) Voorbeeld Opmaak van een rioleringsplan binnen de 6 maanden
Voldaan? Ja
1.4. BEDRIJFSINTERNE MILIEUZORG Met het Decreet van 19 april 1995 heeft de Vlaamse Raad het Decreet van 5 april 1995 met betrekking tot het milieubeleid aangevuld met een titel betreffende bedrijfsinterne milieuzorg. Hierop verscheen dan het Uitvoeringsbesluit van 26 juni 1996 (afd. 4.1.9. Vlarem II). Bedrijven worden hierdoor aangezet de milieu-impact van hun processen te beheersen en om aan groen strategisch management te doen. Dit gebeurt door de aanstelling van een sleutelfiguur binnen de onderneming: de milieucoördinator en de invoering van het milieujaarverslag en de milieuaudit als instrumenten. Naast deze wettelijk vastgelegde milieuzorg kunnen bedrijven ook op vrijwillige basis milieuzorg invoeren en daardoor tot een betere beheersing van de problematiek komen. Standaarden zijn oa: EMAS: Environmental Management and Audit Scheme volgens EU-Verord. 1836/93 (EMAS I) en EU-Verord. 761/01 (EMAS II) (www.inem.org); ISO 14001 volgens de International Standard Organisation (www.iso.ch); Milieucharter in uw provincie 1.4.1. Dient uw bedrijf een milieucoördinator aan te stellen, een milieuaudit te laten uitvoeren en/of een integraal milieujaarverslag op te stellen? Milieucoördinator:
Milieuchecklist
0 Ja, niveau A
0 Ja, niveau B
versie juli 2006.
0 Neen
0 Onbekend
.9
Decretale milieuaudit: 0 Ja, eenmalig J-bedrijf:
0 Ja
0 Ja, periodiek 0 Neen
0 Neen
0 Onbekend
0 Onbekend
NB Vooreerst is het belangrijk te weten of men al dan niet als “J-bedrijf” genoteerd staat en dit op basis van de VLAREM I indelingslijst. De overige criteria tot het opmaken van een integraal milieujaarverslag (IMJV) worden besproken in de respectievelijke onderdelen (grond-)water, energie, lucht en afvalstoffen.
1.4.2. Indien een milieucoordinator werd aangesteld: wordt jaarlijks voor 1 april een jaarverslag opgesteld ten behoeve van de bedrijfsleiding, ondernemingsraad en Comité PBW? Hoe wordt daarmee omgegaan in uw bedrijf? 0 Ja
0 Neen 0 Onbekend
1.4.3. Beschikt u over een systeem om het milieubeleid te concretiseren? 0 eigen checklist 0 milieudoelstellingen geconcretiseerd in een jaarprogramma (budget en tijd) 0 deelname charterinitiatief uit uw provincie 0 ISO 14001 0 EMAS 0 opname in ander zorgsysteem zoals ISO 9001 of EFQM 0 ander, namelijk …………………………………………. 1.4.4. Werden PV’s of aanmaningen uitgeschreven door inspectiediensten? Stand van zaken? 0 Ja
0 Neen 0 Onbekend
1.5. MILIEUCOMMUNICATIE Hoe gaat uw bedrijf om met milieuklachten vanuit de omgeving? Uit onderzoek is gebleken dat het aantal klachten of bezwaren tijdens het openbaar onderzoek van een vergunningsaanvraag sterk afhankelijk is van de mate waarin en de manier waarop het bedrijf aan externe milieucommunicatie doet. 1.5.1. Heeft uw bedrijf reeds klachten van omwonenden of bezwaren in het kader van een openbaar onderzoek gekregen? Zo ja, waarover? 1.5.2. Welk gevolg werd er aan deze klachten gegeven? Bestaat er een procedure voor klachtenafhandeling? Werd een persoon binnen uw bedrijf belast met de behandeling van klachten van de omwonenden? 1.5.3. Bestaat er een druk vanuit de overheid (AMINAL, OVAM, VMM, provincie, gemeente, ...) om maatregelen te nemen? 1.5.4. Vindt uw bedrijf het belangrijk dat bij een productievernieuwing of -verbetering voor het milieu omwonenden en/of pers ingelicht worden?
Milieuchecklist
versie juli 2006.
.10
1.5.5. Worden soms openbedrijvendagen, informatieavonden en dergelijke meer gehouden voor de buren met de bedoeling ze meer te betrekken bij de specifieke milieuproblematiek van het bedrijf? 1.5.6. Op welke manier worden werknemers en vakbonden betrokken bij het milieubeleid van het bedrijf?
2. TECHNISCHE GEGEVENS 2.1. PRODUCTIEPROCES Het type en de hoeveelheid grond- en hulpstoffen, en in het bijzonder de stoffen die een gevaar vormen voor de mens en het leefmilieu, zijn van belang in het kader van een VLAREMvergunningsaanvraag. Daarnaast zal investeren in schone technologieën steeds meer aangemoedigd worden. Momenteel worden deze “Best Beschikbare Technieken” geïnventariseerd per sector. Dit is het geheel van technologieën en organisatorische maatregelen die per bedrijfstak het beste resultaat geven voor het milieu en die tevens op de markt verkrijgbaar zijn tegen een redelijke kostprijs. De lijst van beschikbare BBT-studies kan geconsulteerd en gratis gehaald worden via EMIS, het Energie- en Milieu-InformatieSysteem voor het Vlaamse Gewest: http:// www.vito.emis.be/bbt. 2.1.1. Geef een omschrijving of flow chart van uw hoofdactiviteit(en) (ev. Zie bijlage …)
2.1.2. Geef een omschrijving of flow chart van de belangrijkste nevenactiviteiten zoals verwarming, opwekken stoom of warm water, perslucht, …(ev. Zie bijlage …)
2.1.3. Wat zijn de milieusignificante aspecten van deze processen? Werd er reeds een milieusignificantieanalyse uitgevoerd?
Milieuchecklist
versie juli 2006.
.11
2.2. GEBRUIK VAN ENERGIE 2.2.1 Geef een overzicht van de energiebronnen en waarvoor ze gebruikt worden. Wordt het energieverbruik opgevolgd?
2.2.2 Hoe groot is het totaal primair energieverbruik per jaar? Op jaarbasis
Omrekeningsfactor
Verbruik
Elektriciteit
kWh
0.009
GJp/kWh
Aardgas
kWh
0.0036
GJp/kWh
Stookolie
liter
0.043
GJp/l
Aankoop stoom
GJ
1.11
GJp/GJ
Primair energiegebruik in GJ in kWh GJ = Verbruik * 2,5 kWh GJ = Primair * 277,8 kWh GJ = Primair * 277,8 kWh GJ = Primair * 277,8 kWh
TOTAAL
GJ
TOTAAL IN PJ
PJ
1PJ = 1.000.000 GJ
2.2.3 Zijn er energieverplichtingen voor uw bedrijf van toepassing? Behoort u tot de ingedeelde energie-intensieve inrichtingen? 0 Ja 0 Neen 0 Onbekend ⇒ Een energie-intensieve inrichting is een inrichting met een jaarlijks primair energiegebruik van tenminste 0,1 PJ.
Exploiteert u een BKG-inrichting (BroeiKasGas) of Y-bedrijf? 0 Ja 0 Nee 0 Onbekend ⇒ zie Indelingslijst bijlage I Vlarem I: Y-aanduiding in de kolom ‘Bemerkingen’
Hoe voldoet u aan uw energieverplichtingen? 0 deelname aan een convenant 0 naleving van de Vlarem –voorwaarden Stand van zaken ivm. energieplan: 0 conform verklaard 0 ingediend 0 nog in voorbereiding ⇒ te bepalen aan de hand van Besluit van de Vlaamse regering van 14 mei 2004 inzake energieplanning voor ingedeelde energie-intensieve inrichtingen (BS 16/07/2004), hoofdstuk 4.9 VLAREM II en het Besluit van de Vlaamse regering van 4 februari 2005 inzake de verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen (BS 28/02/2005).
Milieuchecklist
versie juli 2006.
.12
Energieplan voor 01/07/2005 vanaf 0,5 PJ primair en tot 31/12/2007 bij specifieke BKG-inrichtingen (oa > 20 MWth voor ruimteverwarming). Tegen 30/10/2007 worden alle maatregelen uitgevoerd van het energieplan met een interne rentevoet van minstens 15 % na belastingen. Nadien om de drie jaar bij elke actualisatie van het energieplan. Plan binnen benchmarkingconvenant mogelijk als alternatief. Energieplan bij hervergunning vanaf 0,1 PJ primair en tot 31/12/2007 bij specifieke BKG (oa > 20 MWth voor ruimteverwarming). Plan binnen benchmarking- of auditconvenant mogelijk als alternatief. De maatregelen van het plan met een interne rentevoet van minstens 15 % na belastingen moeten uiterlijk drie jaar na toekenning van de milieuvergunning zijn uitgevoerd. Energiestudie bij een nieuwe inrichting of bij verandering (MV-aanvraag voor energie-aspecten) vanaf 0,1 PJ primair, bij nieuwe BKG-inrichting of bij verandering aan een BKG. Plan/studie binnen benchmarking- of auditconvenant mogelijk als alternatief.
Voldoet u aan uw IMJV-verplichting voor het onderdeel energiegebruik? 0 Ja 0 Neen 0 Onbekend ⇒ te bepalen aan de hand van Besluit van de Vlaamse regering van 2 april 2004 tot invoering van het integrale milieujaarverslag (BS 04/06/2004). IMJV-plichtig voor energie zijn energie-intensieve inrichtingen met een jaarlijks primair energiegebruik van tenminste 0,1 PJ , maar ook PPC bedrijven en bedrijven die het deel ‘lucht’ invullen.
2.2.4 Neemt u deel aan het Vlaamse Convenant Energiebenchmarking voor grote energie-intensieve vestigingen? 0 Ja
0 Neen 0 Onbekend
0 niet van toepassing
⇒ te bepalen aan de hand van het Benchmarking Convenant over de energie-efficiëntie in de industrie zoals goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 29/11/2002 (www.benchmarking.be) Mogelijkheid voor grote energie-intensieve inrichtingen met een energieverbruik van tenminste 0,5 PJ primair per jaar en voor BKG bedrijven om emissierechten te verkrijgen op basis van een benchmarking energieplan (Besluiten van 28 februari 05 betreffende de toewijzing van emissierechten voor de handelsperiode 2005-2007 (BS 4 april 2005)).
2.2.5 Neemt u deel aan het Auditconvenant over energie-efficiëntie voor middelgrote energie-intensieve bedrijven? 0 Ja
0 Neen 0 Onbekend
0 niet van toepassing
⇒ te bepalen aan de hand van het Auditconvenant goedgekeurd door de Vlaamse regering op 10 juni 2005 voor bedrijven met een primair energieverbruik tussen 0,1 en 0,5 PJ (zie ook www.energiesparen.be)
2.3. GEBRUIK VAN WATER 2.3.1 Geef een overzicht van de waterbevoorradingsbronnen en waarvoor ze gebruikt worden. M3/jaar
% totaal verbruik
toepassing
Grondwater diep Grondwater ondiep Oppervlaktewater Regenwater Leidingwater Recupwater Ander, nl…. TOTAAL per jaar Hoe wordt het verbruik opgevolgd?
Milieuchecklist
versie juli 2006.
.13
2.3.2 Beleid inzake grondwater Geef hieronder een korte beschijving van de installatie Put nr. Diepte m3/jaar Vergund debiet ………… ………… ………… ………………… ………… ………… ………… ………………… ………… ………… ………… …………………
Einddatum verg. ………………… ………………... …………………
Is een debietsmeet- en registratieapparatuur voor elke grondwaterwinning operationeel op het bedrijf? 0 Ja
0 Neen 0 Onbekend
⇒ Elke heffingsplichtige moet een debietsmeet- en registratieapparatuur voorzien voor de opgepompte hoeveelheden grondwater
Wordt er voldaan aan de bijzondere voorwaarden uit de vergunningen voor grondwaterwinning? 0 Ja
0 Neen 0 Onbekend
Wordt er voldaan aan de meldingsplicht inzake grondwaterstatistiek via het integraal milieujaarverslag? 0 Ja
0 Neen 0 Onbekend
⇒ Van toepassing wanneer meer dan 30 000 m3/jaar grondwater wordt onttrokken. Zie Besluit van de Vlaamse regering van 2 april 2004 tot invoering van het integraal milieujaarverslag (BS 04/06/2004) en http://milieujaarverslag.milieuinfo.be
Indien er gebruik gemaakt wordt van sokkelwater, zijn er plannen om dit water te vervangen door een andere waterbevoorradingsbron? Hoe hoog was de heffingskost voor grondwater ten opzichte van de totale kost voor aankoop en lozing van water afgelopen jaar? ⇒ Sinds 1998 wordt elk persoon die in het voorgaande jaar een grondwaterwinning van minstens 500 m3 per jaar geëxploiteerd heeft, onderworpen aan een heffing op het gebruik van grondwater. De aangifte gebeurt voor 15 maart bij VMM tezamen met de aangifte afvalwater.
2.3.3 Beleid inzake regenwater (gebruik en afvoer) Wordt regenwater gecapteerd en ingezet in het bedrijf, voor het productieproces, sanitaire voorzieningen, bluswater, enz.? In welk percentage van het totaal waterverbruik? Hoe groot is de opvangcapaciteit? 0 Ja
0 Neen 0 Onbekend
⇒ Elke heffingsplichtige moet een debietsmeet- en registratieapparatuur voorzien voor de gebruikte hoeveelheden regenwater. Bij ontstentenis van meting wordt 800 l per m² genomen.
Wordt regenwater volledig gescheiden van het afvalwater geloosd in een beek of rivier? 0 Ja
0 Neen 0 Neen, slechts gedeeltelijk
0 Onbekend
⇒ zie VLAREM II, 4.2
Wordt het regenwater van het dak of de parking vertraagd afgevoerd naar het rioleringsstelsel, ingeval er nog geen gescheiden stelsel aanwezig is of de beek/rivier te veraf is? Het gaat hier over het voorzien van waterinfiltratiesystemen of inrichten van
Milieuchecklist
versie juli 2006.
.14
extra berging zodat het regenwater opgehouden wordt en dan vertraagd kan afgevoerd worden naar de riolering. 0 Ja
0 Neen 0 Onbekend
⇒ te bepalen aan de hand van het Besluit van de Vlaamse regering van 1 oktober 2004 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (BS 08/11/2004)
2.3.4 Voorkomen van Legionellose bij warmwaterproductie met aerosolvorming Wordt uw inrichting beschouwd als een hoog of matig risico-inrichting* met een risico voor publiek toegankelijke plaatsen? 0 Ja
0 Neen 0 Onbekend
0 niet van toepassing
⇒ te bepalen aan de hand van het Besluit van de Vlaamse regering van 11 juni 2004 (B.S. 07/09/04). Het legionellabesluit is niet van toepassing op inrichtingen waarvan de exploitant kan aantonen dat er op één dag nooit meer dan 10 personen komen. Deze wetgeving is momenteel ‘bevroren’ en zal midden 2006 worden vervangen. .Zie www.wvc.vlaanderen.be/gezondmilieu
Zo ja, stand van zaken ivm: structurele preventiemaatregelen: 0 onderzocht 0 uitgevoerd 0 onbekend beheersplan: 0 OK 0 NOK 0 in herziening meldingsplicht: 0 OK 0 NOK Welk studiebureau heeft het beheersplan opgesteld? ⇒ Structurele aanpassingswerken hebben overgangstermijn van 10 jaar – tot 10/01/2013; beheersplan voor hoog risico inrichtingen en meldingsplicht uiterlijk tegen 10/01/2004 en voor matig risico inrichtingen tegen 10/01/2005. Nieuwe inrichtingen moeten een beheersplan hebben en melding doen voor aanvang van de exploitatie.
(*) Hoog risico-inrichtingen: inrichtingen voor zieken, bejaarden, logiesverstrekkende bedrijven of gebouwen (uitz. waar studenten, jongeren of kinderen worden gehuisvest of opgevangen), exposities, inrichtingen met koelsystemen of koeltorens, luchtbevochtigingsinstallaties, klimaatregelingssystemen met luchtvochtigheidsbehandeling, inrichtingen met whirpools. Matig risico-inrichtingen: alle inrichtingen waar preventieve of curatieve gezondheidszorgen worden verleend (uitz. gedefinieerde hoog risico), inrichtingen waar tijdens de openingsuren procesmatig water wordt verneveld, expositieruimten, sportcomplexen, inrichtingen met baden en waterrecreatie (andere dan whirpools) , inrichting bestemd voor huisvesting van minderjarigen of studenten en inrichtingen met fonteinen.
Milieuchecklist
versie juli 2006.
.15
2.4. GEBRUIK VAN GEVAARLIJKE STOFFEN 2.4.1 Worden stoffen gebruikt of opgeslagen die door VLAREM I als “gevaarlijk” worden ingedeeld? 0
Ja
0 Neen 0
Onbekend
⇒ zie VLAREM I, bijlage 1-rubriek 17 en VLAREM I, bijlage 7 deel II. Gevaarlijke producten of preparaten zijn te herkennen aan het verplichte etiket op de verpakking met gevaarsymbool conform de Europese regelgeving. De leverancier van deze producten moet op eenvoudig verzoek een Veiligheidsinformatieblad of MSDS-fiche kunnen bezorgen.Op verschillende websites kan u het gevaarrisico onderzoeken: - bij de Cel VR van AMINAL: www.mina.be/vr.html onder de rubriek ‘gevaarlijke stoffen’; - bij de Europese Commissie: http://ecb.jrc.it/classification-labbeling onder de rubriek ‘search classlab” en search annex 1’ - bij het Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid (federaal): www.cdc.gov/niosh/ipcs/dutch.html
Geef hieronder een overzicht van de gevaarlijke stoffen op uw bedrijf (zie bijlage nr…) Voorbeeld Naam
Gevaarcategorie*
Technische omschrijving opslag
Gebruik
Mazout
P3
Tolueen
Schadelijk en P1
Ondergrondse, enkelvoudige tank 5.000 l, Verwarming anno 1980 Vaten van 25 l, totaal 200 l, niet-ingekuipt Ontvetter in productieproces
* Gevaarcategorieën: zeer giftig - giftig - ontplofbaar - schadelijk - oxyderend - corrosief - irriterend - vlampunt <21°C (P1) - vlampunt 2155°C (P2) - vlampunt 55-100°C (P3) - vlampunt >100°C (P4)
Naam
Gevaarcategorie
Technische omschrijving opslag
Gebruik
Ondergrondse brandstofhouders zijn vaak een bron van vervuiling. Geef hieronder per brandstofhouder de belangrijkste kenmerken aan.Welke houders zijn reeds uit dienst genomen? Brandstof Onder-/boven- Inhoud Uitrusting conform Ouderdo Datum laatste VLAREM II m nazicht gronds Vb Mazout
Milieuchecklist
Ondergronds
6.000 l
Dubbelwandig, overvulbeveiliging (fluitje)
versie juli 2006.
metaal 3 jaar
September 2005
.16
2.4.2 Worden gevaarlijke stoffen of preparaten gebruikt en/of opgeslagen in grote hoeveelheden die de Sevesodrempels kunnen overschrijden? 0
Ja
0 Neen
0 Onbekend
⇒ zie het Samenwerkingsakkoord van 21/06/1999 ; deel I en deel II van bijlage I voor de drempelhoeveelheden. Een praktische handleiding ter bepaling van de overschrijding vindt u bij de Cel VR: www.mina.be/vr_swa_kg.html en bij de Directie van de Chemische Risico’s van de FOD Werkgelegenheid: www.meta.fgov.be onder rubriek “preventie zware ongevallen”
Zo ja, over welke stoffen gaat het? Zo ja, stand van zaken ivm VLAREM –VR (omgevingsveiligheidsrapport)? 0 OK
0 NOK
in opmaak
⇒ zie VLAREM I, hoofdstuk IV
Drempel 1 Seveso – laagdrempelig? zo ja, stand van zaken ivm SWA-VR: Kennisgeving: Document preventiebeleid: Intern noodplan:
0 OK 0 OK 0 OK
0 NOK 0 NOK 0 NOK
0 in opmaak 0 in opmaak 0 in opmaak
Drempel 2 Seveso – hoogdrempelig? zo ja, stand van zaken ivm SWA-VR: Kennisgeving: Veiligheidsbeheersysteem: Intern noodplan: Heffing op Sevesobedrijf betaald?
0 OK 0 OK 0 OK 0 OK
0 NOK 0 NOK 0 NOK 0 NOK
0 in opmaak 0 in opmaak 0 in opmaak 0 berekening in opmaak
2.4.3 Gebeurt de opslag van deze gevaarlijke stoffen steeds in overeenstemming met de bepalingen van VLAREM II ? (inkuiping, vloeistofdichte vloer, chemiekluizen, afstandsregels….) 0 Ja
0 Neen
0
Onbekend
⇒ zie VLAREM II, 4.1.7 en 5.17
2.4.4. Zijn er PCB/PCT-houdende apparaten aanwezig op het bedrijf? (bijvoorbeeld de olie in sommige transformatoren en condensatoren) 0 Ja
0 Neen 0 Onbekend
⇒ zie Verwijderingsplan voor PCB/PCT-houdende apparaten en de daarin aanwezige PCB’s/PCT’s (BS 17/05/2000). De apparaten dienden zo spoedig mogelijk gereinigd en/of verwijderd te worden, uiterlijk op 31/12/2005, tenzij verlenging gekregen.
Zo ja, is een verwijderingsattest van een erkend afvalverwerker aanwezig voor de verwijderde PCB/PCT-houdende olie? 0 Ja
Milieuchecklist
0 Neen 0 Onbekend
versie juli 2006.
.17
2.4.5. Wordt er gebruik gemaakt van chloorfluorkoolstoffen (CFK’s), halonen, tetrachloorkoolstof, tri, methylbromide, broomfluorkoolwaterstoffen of chloorfluorkoolwaterstoffen (HCFK’s) als koelmiddel, oplosmiddel, voor de vervaardiging van schuim, als draaggas, in brandblussystemen of voor andere toepassingen in uw bedrijf? 0 Ja
0 Neen 0 Onbekend
⇒ zie Verordening 2037/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2000 betreffende de ozonlaagafbrekende stoffen (PB L 244 van 29/9/2000)
Zo ja: over welke stoffen en toepassingen gaat het? Zo ja, wordt voldaan aan de voorwaarden inzake beperkt gebruik conform artikel 5 van vermelde Verordening? 0 Ja
0 Neen 0 Onbekend
0 nog niet nodig
⇒ zie www.emis.vito.be/ozon voor een overzicht per gebruiksgroep
2.4.6 Heeft u koelinstallaties? 0 Ja
0 Neen Zo ja,welk koelmiddel wordt gebruikt? Zo ja, gaat het over een (op termijn) verboden of ingeperkt koelmiddel? 0 Ja
0 Neen 0 Onbekend
⇒ zie www.emis.vito.be/ozon
Zo ja, is een degelijk ingevuld register/logboek( > 3kg) aanwezig in verband met gebruik en herstelling van de installatie? 0 Ja
0 Neen 0 Onbekend
⇒ zie VLAREM 5.16
Zo ja, is er preventief onderhoud voorzien door een bevoegd koeltechnicus? 0 Ja
0 Neen 0 Onbekend
⇒ zie VLAREM 5.16. Bijvullen en aftappen moet inderdaad gebeuren door een ‘bevoegd koeltechnicus’. Er wordt nog gewerkt aan de een concrete invulling van dat begrip. < 3 kg: Onderhoud ‘regematig’ 3 -30 kg: jaarlijks 30 – 300 kg: 6-maandelijks > 300 kg: 3-maandelijks Er wordt nog gewerkt aan de concrete invulling van het begrip ‘bevoegd technicus’. Voor koelinstallaties met een koelmiddelinhoud van minstens 3 kg die ozonafbrekende (HCFK’s) en/of gefluoreerde (HFK’s) bevatten zal zo’n bevoegd koeltechnicus in de toekomst een gecertificeerd iemand moeten zijn. Voor koelinstallaties die functioneren op andere koelmiddelen zoals NH3 zal een bevoegd technicus gedefinieerd worden als:’ een technicus die rechtstreeks door de exploitant van een koelinstallatie is aangeduid om werkzaamheden aan koelinstallaties op een verantwoorde manier uit te voeren’. Dit kan dus de eigen onderhoudsdienst van het bedrijf zijn.
Milieuchecklist
versie juli 2006.
.18
Zo ja, gebeurt er bij elk onderhoud en na elke herstelling een lektest? 0 Ja
0 Neen 0 Onbekend
Zo ja, wordt het koelmiddel ververst en verwijderd door een erkend koeltechnieker met afgifte van een attest van afvalverwijdering? 0 Ja
0 Neen 0 Onbekend
⇒ het verwerkingsattest moet opgenomen worden in het afvalstoffenregister van het bedrijf!
3. MILIEUBELASTING 3.1. AFVALWATER De gegevens inzake afvalwater zijn nodig bij een milieuvergunningsaanvraag en voor het doelmatig onderzoek van de meest geschikte afvoer volgens de Omzendbrief van 23/09/2005 met betrekking tot verwerking van bedrijfsafvalwater via de openbare zuiveringsinfrastructuur (BS 14/11/2005). Daarnaast is de heffing op afvalwater de laatste jaren fors gestegen en betaalt men al dan niet een bijdrage via de drinkwaterfactuur. Het is dan ook van belang te weten hoeveel afvalwater wordt geloosd en wat de samenstelling ervan is. De aangifte van afvalwater moet vóór 15 maart gebeuren aan de VMM (Vlaamse Milieumaatschappij) volgens de gekende procedure. Op dit ogenblik maakt deze aangifte geen deel uit van de algemene aangifte via het integraal milieujaarverslag (IMJV). 3.1.1. Bij welke fase(n) van het productieproces komt afvalwater vrij? Voorbeeld Aard Huishoudelijk afvalwater Bedrijfsafvalwater
Oorsprong
Hoeveelheid per jaar
Lozingspunt
Zuivering
Refter, sanitair
50 m³
Reiniging wagenpark
100 m³
Openbare riolering Openbare riolering
Septische put Waterleiding Olie/vet afscheider Waterleiding
Lozingspunt
Zuivering
Aard
Oorsprong
Hoeveelheid per jaar
Bron
Bron
Huishoudelijk Bedrijfsafvalwater Koelwater (open circuit) Lozing van regenwater
vervuild
3.1.2. Zijn de lozingspunten, de eventuele controle- en staalnameputten evenals de afvoercircuits van de verschillende types (afval)water gekend en op een plan aangeduid? 0 Ja
0 Neen 0 Onbekend
Milieuchecklist
versie juli 2006.
.19
3.1.3. Beschikt men op het eigen bedrijfsterrein over een gescheiden afvalwaterstelsel, waarbij: het sanitaire afvalwater apart wordt gehouden van het bedrijfsafvalwater tot aan het lozingsof meetpunt? 0 Ja
0 Neen 0 niet relevant
het regenwater apart wordt gehouden van het bedrijfsafvalwater en geloosd in oppervlaktewater of het deel van de riolering bestemd voor hemelwater? 0 Ja
0 Neen 0 gedeeltelijk
3.1.4. Is er een voorbehandelings- of zuiveringsinstallatie voor het afvalwater? 0 Ja
0 Neen
Zo ja, welke zuiveringsstappen zijn er?
Zo ja, hoe wordt het slib verwijderd? Indien het slib afgezet wordt in de landbouw, gebeurt dit conform het mestdecreet, het VLAREA en het KB van 7/1/98?
3.1.5 Welke afvoermogelijkheden heeft uw bedrijf voor de verschillende stromen afvalwater? 0
lozing op openbare riool in zuiveringszone A
⇒ dwz riool deel uitmakend van een stelsel van rioleringen en collectoren aangesloten op een operationele openbare zuiveringsinstallatie alsook de zone van 50 meter rond dit stelsel
0
lozing op openbare riool in zuiveringszone B
⇒ dwz riool deel uitmakend van een stelsel van rioleringen en collectoren waarvan de aansluiting op een openbare zuiveringsinstallatie is gepland alsook de zone van 50 meter rond dit stelsel
0
lozing op openbare riool in zuiveringszone C
⇒ dwz een riool deel uitmakend van een stelsel van rioleringen en collectoren dat niet valt onder zuiveringszone A noch onder zuiveringszone B alsook de zone van 50 meter rond dit stelstel
0 0 0 0 0 0
lozing op gescheiden riolering in zuiveringszone ….. lozing op oppervlaktewater, nl…….. geen, afvalwater wordt opgehaald geen nodig, nullozersstatuut in aanvraag / behaald en geldig tot ……… andere nl……. onbekend
⇒ Informeer u bij de technische dienst van uw gemeente
Milieuchecklist
versie juli 2006.
.20
3.1.6. Dient u een controlemeeteenheid te installeren? 0 0 0 0 0
Ja, een controle-inrichting Ja, een meetgoot Ja, debietsmeet- en bemonsteringsapparatuur Neen Onbekend
⇒ zie VLAREM II, subafd. 4.2.5.1: als meer dan 2 m3/dag, 50 m3/maand en/of 500 m3/jaar bedrijfsafvalwater wordt geloosd, moet een controlemeeteenheid geinstalleerd zijn (venturimeetgoot, meetschot, …)
3.1.7. Bevat het bedrijfsafvalwater gevaarlijke stoffen? 0 Ja nl. ………..
0 Neen
⇒ zie VLAREM II, bijlage 2C, lijsten I en II voor overzicht gevaarlijke stoffen
3.1.8. Dient u een zelfcontroleprogramma te volgen? 0 Ja
0 Neen
⇒ zie VLAREM II, subafd. 4.2.5.2 en 4.2.5.3.: als meer dan 30 m3/u, 600 m3/dag en/of 15.000 m3/maand bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen wordt geloosd en als meer dan 15 m3/u, 300 m3/dag en/of 7.500 m3/maand bedrijfsafvalwater met gevaarlijke stoffen wordt geloosd
3.1.9 Welke metingen gebeuren er op het afvalwater? 0 in kader van het zelfcontroleprogramma 0 in kader van heffingen (3-daagse of 5-daagse meetcampagne) 0 in kader van opgelegde bijzondere voorwaarden 0 op eigen initiatief 0 geen metingen uitgevoerd tot nu toe 0 andere nl…….. Zo ja, wat wordt er gemeten en door wie? (zie bijlage nr. …) stof
Milieuchecklist
eenheid
frequentie
resultaten
versie juli 2006.
norm
wie
.21
3.1.10 Wordt er voldaan aan de lozingsnormen? 0 Ja
0 Neen 0 Onbekend
⇒ zie algemene lozingsvoorwaarden (afd 4.2.2 VLAREM II), de sectorale lozingsvoorwaarden (afd 5.3.2 en bijlage 5.3.2 VLAREM II) en de bijzondere lozingsvoorwaarden uit de toegekende lozings- of milieuvergunningen.
Indien neen: welke lozingsparameters worden overschreden, in welke mate en hoe frequent?
3.1.11. Dient u het Integraal Milieujaarverslag in te vullen voor het onderdeel emissies naar water? Voor welke stoffen? 0 Ja
0 Neen 0 Onbekend
⇒ te bepalen aan de hand van Besluit van de Vlaamse regering van 2 april 2004 tot invoering van het integrale milieujaarverslag (BS 04/06/2004). Water-IMJV-plichtig zijn bedrijven die voor de stoffen aangeduid in deel IIA van het IMJV in het afgelopen jaar boven de drempel emitteren in oppervlaktewater en meer lozen dan 1m³ per uur, 10 m³ per dag of 250 m³ per uur.
3.1.12. Heffingen en bijdragen: de integrale waterfactuur Gebeurde de aangifte van de vuilvracht van het afvalwater aan de VMM? 0 Ja
0 Neen
⇒ Bedrijven blijven heffingsplichtig in de nieuwe heffingsregeling volgens het Programmadecreet 2006 (BS 30/12/2005) waarbij de heffing berekend wordt zoals vroeger maar wanneer het bedrijf een bijdrage of vergoeding moet betalen, wordt deze afgetrokken van de heffing.
Hoe wordt de heffing berekend? 0 op basis van het waterverbruik (kleinverbruiker, <500 m3/jaar) 0 op basis van het waterverbruik, met omzettingscoëfficiënten (forfaitaire, grootverbruiker) 0 op basis van meetresultaten (grootverbruiker, 3- of 5-daagse meetcampagne) Hoe wordt de heffing geïnd? 0 via de integrale waterfactuur (voor bedrijven die leidingwater afnemen aan een openbare waterdistributiemaatschappij) 0 via een afzonderlijke heffing (voor bedrijven die zeer weinig leidingwater afnemen of die verplicht zijn tot zelfzuivering) 0 via een vergoeding aan Aquafin (voor bedrijven die een contract afgesloten hebben met Aquafin) ⇒ De vergoeding voor het leveren én zuiveren van water, eventueel aangevuld met een (gemeentelijke) vergoeding voor het inzamelen van afvalwater via de riolering, zal vanaf 1 januari 2005 in de kostprijs van drinkwater geintegreerd worden via de “integrale waterfactuur”. Hierop wordt 6% BTW geheven. Zie Programmadecreet 2005. Dit geldt voor bedrijven die klant zijn bij een openbare drinkwaterdistributiemaatschappij. Bij een hoog drinkwaterverbruik wordt een individueel tarief ingevoerd; bij een zeer laag verbruik wordt enkel een heffing geheven zoals vroeger. Bedrijven die verplicht zijn tot zelfzuivering betalen eveneens enkel een heffing. Bedrijven die lozen op een RWZI van Aquafin kunnen een contract afsluiten en betalen een fiscaal aftrekbare vergoeding aan Aquafin (21/10/2005, B.S. 05/12/2005).
Milieuchecklist
versie juli 2006.
.22
3.1.13. Preventie van afvalwater Werd er reeds een waterbalans voor uw bedrijf opgemaakt? (waterafname - lozing verliezen - verdamping). Zo ja, geef dit hier verkort weer.
Ziet u mogelijkheden om het waterverbruik, de hoeveelheid afvalwater en/of de vuilvracht te verminderen? Zo ja, welke?
3.2. AFVALSTOFFEN Als producent van bedrijfsafvalstoffen valt men onder de verplichting een afvalstoffenregister bij te houden en de verschillende fracties te scheiden volgens de bepalingen van het VLAREA. Sommige bedrijven worden gevraagd jaarlijks melding te doen van hun afvalstoffenproductie en zijn bijgevolg Integraal Milieujaarverslagplichtig. Ook in het kader van de heffingen op de verwijdering van afvalstoffen is het belangrijk te weten hoeveel afval geproduceerd wordt, hoeveel heffingen er op betaald worden en hoe dat bedrag kan gereduceerd worden. Tot slot zijn deze gegevens ook nodig voor de milieuvergunningsaanvraag. Bepaalde afvalstoffen kunnen worden ingezet als secundaire grondstoffen waardoor de afvalstoffenwetgeving niet meer op hen van toepassing is. Om als secundaire grondstof te worden erkend, dienen afvalstoffen te voldoen aan de voorwaarden gesteld in hoofdstuk 4 van het VLAREA. Het afvalprobleem moet aan de basis, dus preventief aangepakt worden. Daarom werd voor een aantal industriële sectoren nagegaan hoe de preventie van afval in de praktijk kan gerealiseerd worden. Deze informatie is gebundeld in de PRESTI-handboeken of kan men consulteren op www.milieuwinst.be . 3.2.1. Geef een overzicht van de geproduceerde afvalstoffen (zie bijlage nr….) Soort afvalstof
Oorsprong
Productie per jaar
Vb Metaalkrullen met olie
Metaalbewerkingsmachines
300 kg/jaar
Milieuchecklist
versie juli 2006.
.23
3.2.2. Worden de identificatieformulieren en het afvalstoffenregister bijgehouden? 0 Ja
0 Neen 0 Onbekend
⇒ Conform art. 6.2.1 VLAREA bevat een afvalstoffenregister volgende gegevens mbt de geproduceerde afvalstoffen: hoeveelheid, aard en samenstelling, verwerkings- of toepassingswijze, identificatie overbrenger, vervoerder en ontvanger van de afvalstoffen. Het afvalstoffenregister wordt ten minste elke maand aangevuld. Het gros van deze gegevens zijn terug te vinden op de identificatieformulieren en kan het dus volstaan deze formulieren te bundelen. Opgepast! Soms volstaan de identificatieformulieren niet, bijvoorbeeld als er geen identificatieformulier nodig is. Identificatieformulieren zijn verplicht bij de meeste afvalstransporten. Uitzonderingen zijn: Huishoudelijke afvalstoffen of voor de daarmee vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen en de niet-gevaarlijke bedrijfsafvalstoffen die in één ophaalronde (‘melkronde’) opgehaald worden door een privé-overbrenger of in opdracht van de gemeente. Inzameling naar een containerpark of een verwerkingsbedrijf (indien minder dan tien werknemers) Afval uit onderhoudswerken bij een klant die worden vervoerd naar het eigen bedrijfsterrein of een verwerkingsbedrijf; Na een levering –in het kader van de terugnameplicht, de aanvaardingsplicht of een vrijwillige terugname– waarbij lege verpakkingen of afgedankte producten naar het eigen bedrijfsterrein of een inzamelpunt worden gebracht of de teruggenomen oude producten worden vervoerd naar de leverancier.
Indien ja, hoe wordt het afvalstoffenregister geactualiseerd? 0 Op basis van facturatie 0 Op basis van weegbonnen 0 Op basis van eigen metingen 0 Op basis van identificatieformulieren 0 anders, nl….. 3.2.3. Dient u uw afvalstoffenproductie aan te geven in het Integraal Milieujaarverslag? 0 Ja
0 Neen 0 Onbekend
⇒ te bepalen aan de hand van Besluit van de Vlaamse regering van 2 april 2004 tot invoering van het integrale milieujaarverslag (BS 04/06/2004). Afval-IMJV-plichtig zijn de X-bedrijven en de bedrijven die door de OVAM persoonlijk worden aangeschreven.
3.2.4. Bestaat er een systeem van selectieve inzameling van afvalstoffen? 0 Ja
0 Neen
⇒ Conform art. 5.2.2.1 VLAREA moeten ten minste de volgende bedrijfsafvalstoffen gescheiden worden aangeboden: KGA, glasafval, papier- en kartonafval, afval van plantaardige en dierlijke olien en vetten, groenafval, textielafval, afgedankte elektrische en electronische apparatuur, afvalbanden, steenachtige fracties van bouw- en sloopafval, afgewerkte olie, gevaarlijke afvalstoffen, asbestcementhoudende afvalstoffen, afgedankte apparatuur en recipiënten die ozonafbrekende stoffen of gefluoreerde broeikasgassen bevatten. Hout- en metaalresten mogen gezamenlijk worden ingezameld indien ze naderhand worden uitgesorteerd.
Zo ja, hoe wordt het beheer ervan aangepakt?
Milieuchecklist
versie juli 2006.
.24
3.2.5. Secundaire grondstoffen Worden sommige afvalstoffen aangewend als secundaire grondstof? 0 Ja, voor gebruik als:
0 meststof of bodemverbeterend middel:.. 0 in of als bouwstof: … 0 als bodem: … 0 in of als diervoeder: 0 Ja, gebruik in aanvraag want niet opgenomen in de lijst van bijlage 4.1 VLAREA: ….. 0 Neen
…
⇒ Zie bijlage 4.1 VLAREA
Welke gebruikscertificaten werden bekomen en welke is hun geldigheidsduur? 3.2.6. Afvalstoffenheffing De uitbaters van een vergunningsplichtige verwerkingsinstallatie waar afvalstoffen gestort of verbrand worden evenals de overbrengers die afvalstoffen ophalen om deze (te laten) storten of verbranden buiten het Vlaamse Gewest, zijn onderworpen aan de heffingsplicht. De heffingstarieven kan u vinden op www.ovam.be; de hoogte van de heffing is afhankelijk van de wijze van verwerking. Uw erkende afvalophaler kan u de juiste informatie geven over uw hoeveelheid afval en de bijhorende heffingstarieven. 1. Welke afvalstoffen worden nuttig toegepast, dit wil zeggen hergebruikt, gerecycleerd, verbrand met energierecuperatie? 2. Welke afvalstoffen worden verwijderd en worden dus niet meer nuttig toegepast, ook niet door afnemers? Waaruit bestaan de verwijderingshandelingen? Afvalstof
Nuttig toepassen of verwijderen?
Heffing per ton
3.2.7.Zijn er initiatieven genomen/gepland om de hoeveelheid afval verder te verminderen?
Milieuchecklist
versie juli 2006.
.25
3.3. VERPAKKINGSAFVAL Op 5 maart 1997 werd het Decreet van 21 januari 1997 tot goedkeuring van het Samenwerkingsakkoord betreffende de preventie en het beheer van verpakkingsafval van kracht. De bedoeling is de milieu-impact van verpakkingen te beperken door de schadelijkheid en de productie ervan onder controle te brengen. Hoge recyclagepercentages werden vooropgesteld welke moeten gerealiseerd worden door een terugnameplicht van de verpakkingen, georganiseerd op kosten van de verpakkingsverantwoordelijke. Daarnaast werd een informatieplicht opgelegd aan de verpakkingsverantwoordelijke teneinde de evoluties in de verpakkingsmarkt te kunnen volgen. Elkeen die per jaar met minstens 10 ton verpakkingsmateriaal, goederen heeft verpakt of doen verpakken, is gehouden om de drie jaar een algemeen preventieplan voor te leggen aan het IVCIE. 3.3.1. Heeft u een inventaris van de gebruikte hoeveelheden verpakkingen? 0 Ja
0 Neen 0 Onbekend
Geef hieronder de types verpakkingen die u gebruikt om goederen te verpakken en de hoeveelheden op jaarbasis. Type verpakking
Hoeveelheid per jaar (gewicht)
3.3.2. Hoe denkt uw bedrijf de terugnameplicht te organiseren? 0 Retoursysteem 0 Aangesloten bij erkend organisme Val-I-Pac en/of Fost Plus 0 Verpakking wordt gerecycleerd en nuttig toegepast bij gebruiker 0 Anders nl…. 3.3.3. Wordt de jaarlijkse meldingsplicht voor 31 maart aan het IVCIE vervuld? 0 Ja, via het erkend organisme Val-I-Pac en/of Fost Plus 0 Ja, zelf aan het IVCIE 0 Neen 0 Onbekend
Milieuchecklist
versie juli 2006.
.26
3.3.4. Welke preventieve maatregelen werden reeds genomen om de hoeveelheid verpakkingen te verminderen, en dit ten aanzien van de verpakkingen die uw bedrijf binnenkomen en de verpakte goederen die uw bedrijf verlaten?
3.3.5. Indien uw bedrijf minstens 10 ton verpakkingsmateriaal gebruikt/laat gebruiken in België dient er een preventieplan opgesteld te worden. Hoe komt u hieraan tegemoet?
3.4. LUCHTVERONTREINIGING In VLAREM II, artikel 4.4.3.1. zijn een hele reeks (strenge) emissienormen opgenomen en wordt er ook gesteld dat bedrijven vanaf een bepaalde drempelwaarde een meetstrategie moeten uitvoeren volgens artikel 4.4.4.1., om te zien of die normen worden gehaald. Bijkomend kunnen in functie van de bedrijfstak, ook sectorale normen vastgelegd zijn in de sectorale voorwaarden onder VLAREM II, deel 5. Het is dan ook belangrijk te weten aan welke normen het bedrijf dient te voldoen en of deze gehaald worden. De resultaten worden gerapporteerd via het Integraal Milieujaarverslag. Sinds 10 juli 2001 zijn er strenge regels opgelegd aan activiteiten die gebruik maken van organische oplosmiddelen, ter beperking van de uitstoot van Vluchtige Organische Stoffen (VOS). De emissiegrenswaarden voor stookinstallaties zijn gewijzigd met het Besluit van de Vlaamse regering van 23 april 2004 (BS 30/06/2004). De nieuwe emissiegrenswaarden vindt u in onze brochure ‘Bedrijf en Milieu’. Tot slot is er ook nog het Protocol van Kyoto dat sinds 2005 een nieuw aandachtspunt voor grote bedrijven invoert: de verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen. 3.4.1. Bij welke fase van het productieproces ontstaan gas- of stofvormige emissies? Type emissie Vb Verbrandingsgas
Milieuchecklist
Oorsprong Stookinstallatie 420 kW, op mazout
versie juli 2006.
.27
3.4.2. Zijn de emissiepunten aanduidbaar en op een plan getekend? Zijn er ook diffuse emissies waarmee rekening moet gehouden worden?
3.4.3. Is er een luchtzuiveringsinstallatie? 0 Ja
0 Neen 0 Onbekend Zo ja, type en capaciteit (ontstoffer, wasser, condensor, actieve koolfilter, verbranding, biologische reiniging, membraanmethoden, …).
3.4.4. Dient u een meetstrategie te volgen? 0 Ja
0 Neen
⇒ zie VLAREM II, afd. 4.4.4. en bijlage 4.4.3 en bijlage 4.4.4
3.4.5 Welke metingen gebeuren er op de emissies? 0 in kader van de meetstrategie VLAREM II 0 in kader van opgelegde bijzondere voorwaarden 0 op eigen initiatief 0 geen metingen uitgevoerd tot nu toe, enkel berekeningen 0 geen metingen noch berekeningen uitgevoerd tot nu toe 0 andere nl…….. Zo ja, wat wordt er gemeten / berekend en door wie? stof
eenheid
frequentie
resultaten
norm
wie
3.4.6 Wordt voldaan aan de emissienormen? 0 Ja
0 Neen 0 Onbekend
⇒ zie algemene en sectorale emissienormen VLAREM II en eventueel bijzondere voorwaarden uit de toegekende vergunningen
Indien neen: welke parameters worden overschreden, in welke mate en hoe frequent?
Milieuchecklist
versie juli 2006.
.28
3.4.7. Dient u het Integraal Milieujaarverslag in te vullen voor emissies naar lucht? Voor welke stoffen? 0 Ja
0 Neen 0 Onbekend
⇒ te bepalen aan de hand van Besluit van de Vlaamse regering van 2 april 2004 tot invoering van het integrale milieujaarverslag (BS 04/06/2004). Lucht-IMJV-plichtig zijn bedrijven die voor de stoffen aangeduid in deel IIA van het IMJV in het afgelopen jaar boven de drempel emitteren naar de lucht.
3.4.8. Zijn er initiatieven genomen/gepland om de emissie in de lucht van verontreinigende componenten te reduceren?
3.4.9. Vluchtige organische stoffen & solventgebruik (VLAREM II, 5.59) Maakt u gebruik van organische oplosmiddelen (solventen), aanwezig in verven, inkten, lijmen, lakken, vernis, brandstoffen, reinigingsmiddelen, ontvettingsmiddelen, cosmetica, oplosmiddelen, coatingsmiddelen, houtverduurzamingsproducten? 0 Ja
0 Neen 0 Onbekend
⇒ zie publicatie VLAO “Solventen, neem het niet te (v)luchtig op!” om de inventarisatie op te starten.
Zo ja: zijn de gebruikte hoeveelheden hoger dan de drempelwaarden uit rubriek 59 van VLAREM I, Bijlage 1? 0 Ja
0 Neen 0 Onbekend
⇒ Let op! Er zijn geen drempelwaarden voor de sectoren droogkuis en carrosseriewerkzaamheden
Indien ja: het solventgebruik in uw bedrijf is significant en u dient de bepalingen van de Europese solventrichtlijn, zoals opgenomen in afdeling 5.59 van Vlarem II, na te leven: Kent u de emissiegrenswaarden waaraan u moet voldoen? 0 Ja
0 Neen 0 Onbekend
⇒ zie bijlage 5.59.1 VLAREM II. Onmiddellijk van toepassing voor nieuwe installaties; vanaf 31/10/2007 voor bestaande inrichtingen
Hoe zal u daaraan voldoen? 0 Voldoen aan de emissienormering (door middel van end-of-pipe technieken) 0 Opmaak van een reductieprogramma zoals model als bijlage 5.59.2 VLAREM II (bestaande inrichtingen moeten dit aanvragen voor 31/10/2005, beoogde emissie x 1,5 tegen 31/10/2005 en beoogde emissie tegen 31/10/2007; bij nieuwe installaties gebeurt dit bij de milieuvergunningsaanvraag.)
Worden VOS met risicozinnen gebruikt? Zo ja, dewelke en tegen wanneer is vervanging voorzien? 0 Ja
Milieuchecklist
0 Neen 0 Onbekend
versie juli 2006.
.29
Welke meetstrategie/berekening voert u uit ter controle van de VOS-emissies? (van toepassing sinds 1 januari 2004) Deze meetstrategie/berekening moet sinds 31 maart 2003 verwerkt worden in een oplosmiddelenboekhouding conform bijlage 5.59.3, aantoonbaar aan derden wanneer er om gevraagd wordt. Wordt hieraan voldaan? 0 Ja
0 Neen 0 Onbekend
3.4.10 Broeikasgassen en verhandelbare emissierechten Exploiteert u een BKG-inrichting (BroeiKasGas) of Y-bedrijf? 0 Ja
0 Nee 0 Onbekend
⇒ zie Indelingslijst bijlage I Vlarem I: Y-aanduiding in de kolom ‘Bemerkingen’
Zo ja, voor welk broeikasgas? Zo ja, stand van zaken ivm: Monitoring protocol (goedgekeurd en geverifieerd) 0 OK 0 NOK Berekening CO2-emissies (goedgekeurd en geverifieerd)0 OK 0 NOK CO2-emissiejaarrapport (goedgekeurd en geverifieerd) 0 OK 0 NOK ⇒ met ingang van 1 jan. 2006, jaarlijks tegen 1 februari; zie hfdst 4.10 VLAREM II
Aantal emissierechten voor deze handelsperiode zijn reeds: - toegewezen? - verleend? (jaarlijks uiterlijk op 28 februari) - ingeleverd? (met ingang van 1 jan. 2006, jaarlijks tegen 30 april)
3.5. BODEM- EN GRONDWATERVERONTREINIGING Op 29 april 1995 verscheen het Bodemsaneringsdecreet in het Belgisch Staatsblad. De bijhorende uitvoeringsbesluiten werden in één besluit, namelijk het Vlaams Reglement betreffende de bodemsanering (VLAREBO) goedgekeurd op 5 maart 1996 (BS 27 maart 1996). Beide wetteksten werden ondertussen verder aangepast; de meest actuele, gecoördineerde en van toepassing zijnde tekst vindt u onder www.emis.vito.be. Voor meer informatie kan u ook steeds terecht in onze brochure "Bedrijf en milieu", deel 1.3.10. De bepalingen inzake het bodemattest houden in dat er bij elke overdracht van gronden een bodemattest dient aangevraagd te worden bij OVAM. Dit bodemattest moet bij de notariële akte gevoegd worden, zoniet wordt de overdracht nietig verklaard. Werd op het betrokken terrein ooit een activiteit uitgeoefend die mogelijke bodemverontreiniging kan veroorzaken (VLAREBO-activiteit), dan is men sedert 29 oktober 1995 verplicht vóór de overdracht of stopzetting een oriënterend bodemonderzoek te laten uitvoeren. Dit dient vervolgens gemeld te worden aan de OVAM op geëigende formulieren. Pas na goedkeuring door de OVAM kan de stopzetting of overdracht plaatsvinden. Afhankelijk van de activiteiten moeten sommige bedrijven ook periodiek (om de 5, 10 of 20 jaar) een oriënterend bodemonderzoek laten uitvoeren, ook als er geen overdracht van gronden plaatsvindt.
Milieuchecklist
versie juli 2006.
.30
3.5.1. Zijn de activiteiten van uw bedrijf opgenomen in de lijst van inrichtingen en activiteiten die mogelijks bodemverontreiniging kunnen veroorzaken? 0 Ja
0 Neen 0 Onbekend
⇒ Zie VLAREBO Bijlage 1
Zo ja, geef hieronder per categorie de inrichting aan. Inrichting of activiteit
Hoeveelheid
Categorie
Vb. 15.2 werkplaats voor herstel van wagens
1 schouwput
A
NB :
Categorie A: bij overdracht, sluiting of stopzetting van de inrichting en om de 20 jaar (eerste maal vóór 31/12/2003) Categorie B: bij overdracht, sluiting of stopzetting van de inrichting en om de 10 jaar (eerste maal vóór 31/12/2001) Categorie C: bij overdracht, sluiting of stopzetting van de inrichting en om de 5 jaar (eerste maal vóór 31/12/1999) Categorie O: bij overdracht, sluiting of stopzetting van de inrichting
3.5.2. Gebeurde er reeds een oriënterend bodemonderzoek? 0 Ja
0 Neen Zo ja, wanneer was dat? Zo ja, wat waren de resultaten?
3.5.3. Uw bedrijfsterrein: Bent u in het bezit van een bodemattest voor alle percelen? 0 Ja
0 Neen 0 Onbekend
Zijn er percelen opgenomen op de lijst van verontreinigde gronden? 0 Ja
0 Neen 0 Onbekend
⇒ Informeer u bij de technische dienst van uw gemeente
Indien ja: welke vervuiling is vastgesteld? 3.5.4. Is men op vrijwillige basis overgegaan tot sanering van vastgestelde bodemverontreiniging of naar aanleiding van een calamiteit? 0 Ja
0 Neen
Milieuchecklist
versie juli 2006.
.31
Indien ja, werd de procedure voor vrijwillige bodemsanering gevolgd? 0 Ja
0 Neen
3.6. GELUIDSHINDER EN TRILLINGEN Geluidshinder door bedrijven is een vaak gehoorde milieuklacht, welke gereglementeerd wordt door afdeling 4.5.1. van VLAREM II. 3.6.1. Werd het bedrijf reeds geconfronteerd met klachten over geluidshinder? 0 Ja
0 Neen
3.6.2. Zijn de bronnen van mogelijke geluidsoverlast geïdentificeerd en gekend?
3.6.3. Gebeurden er geluidsmetingen? Zo ja, waar werd er gemeten en door wie?
3.6.4. Voldoet men aan de geluidsnormen? 0 Ja
0 Neen 0 Onbekend
⇒ zie VLAREM I, afd 4.5.1
3.6.5. Zijn er initiatieven genomen/gepland om de geluidshinder te reduceren?
3.7. ANDERE MILIEUPROBLEMEN EN PREVENTIEVE VOORZIENINGEN TER BESTRIJDING VAN CALAMITEITEN 3.7.1. Welke andere milieuproblemen doen zich voor als gevolg van de activiteiten van het bedrijf? 0 0 0 0 0
Grondwaterverontreiniging Geurhinder Verkeersoverlast Asbest Andere
Milieuchecklist
versie juli 2006.
.32
3.7.2. Welke oplossingen zijn (zullen) hieraan gegeven (worden)?
3.7.3. Belangrijke milieuproblemen ontstaan bij calamiteiten (tank- en/of leidingbreuk, brand, explosie, overstroming). Werd reeds een risicoanalyse met betrekking tot het voordoen van calamiteiten opgemaakt? Wat is de mogelijke schade? Welke preventiemiddelen zijn voorzien?
3.7.4. Brandbestrijding: werden de nodige brandbestrijdingsmiddelen aangebracht in overleg met de brandweer? Worden deze middelen op regelmatige tijdstippen op hun goede werking getest? Bestaat de mogelijkheid dat u brandblusproducten gebruikt op basis van CFK's (ozonaantastende stoffen)?
4. SAMENVATTING RESULTATEN MILIEUCHECKLIST Niet conformiteiten met de huidige wetgeving
Knelpunten in het bedrijfsmilieubeleid
Aanbevelingen
Mocht u vragen hebben over de verwerking van de Milieuchecklist of mocht u graag samen met de accountmanager van het VLAO een aspect verder uitwerken, aarzel niet ons te contacteren voor gratis advies en begeleiding. Milieuchecklist
versie juli 2006.
.33
www.vlao.be
VRAGEN? Contacteer het VLAO in uw provincie
Antwerpen Lange Lozanastraat 223 2018 ANTWERPEN Tel. 03 260 87 00 Fax 03 260 87 07
[email protected]
Vlaams-Brabant Philipssite 5 - Ubicenter • 3e verdieping 3001 LEUVEN Tel. 016 31 10 50 Fax 016 31 10 51
[email protected]
Limburg Kempische Steenweg 305 • bus 201 3500 HASSELT Tel. 011 29 20 00 Fax 011 29 20 01
[email protected]
West-Vlaanderen Jan Breydellaan 107 8200 SINT-ANDRIES/BRUGGE Tel. 050 32 50 00 Fax 050 32 50 01
[email protected]
Oost-Vlaanderen Seminariestraat 2 9000 GENT Tel. 09 267 40 00 Fax 09 267 40 60
[email protected]
HOOFDZETEL Koloniënstraat 56 • 6e verdieping 1000 BRUSSEL Tel. 02 227 60 20 Fax 02 227 60 11
[email protected]