Watervogeltellingen in Nederland Nieuwsbrief seizoen 2005/2006, juli 2005 Nederland is bij uitstek een watervogel- en wetlandland. Met watervogeltellingen worden objectieve gegevens verzameld over aantallen, verspreiding en de veranderingen daarin. Het landelijke project vindt plaats in het kader van het Netwerk Ecologische Monitoring en wordt ondersteund door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Vogelbescherming Nederland en het Centraal Bureau voor de Statistiek. De landelijke coördinatie wordt verzorgd door SOVON Vogelonderzoek Nederland. De tellingen worden uitgevoerd door een groot aantal waarnemers van vogelwerkgroepen, beherende instanties, provincies en instituten. Er worden bijna maandelijks tellingen uitgevoerd in monitoringgebieden (alle watervogelsoorten, in Rijkswateren en overige Vogelrichtlijn-gebieden), pleisterplaatsen (ganzen en zwanen) en in januari de Midwintertelling.
Beek-Ubbergen, 1 juli 2005 Beste tellers, De aftrap voor het nieuwe seizoen 2005-2006 vindt traditiegetrouw plaats in juli in het Waddengebied en een week later in de rest van Nederland. Tijdens de tellingen in juli en augustus kan het flink warm zijn en kunnen toeristen nogal eens voor ergernis zorgen. Toeristen die net als de vogels de rust opzoeken. Voor de niet broedende vogels is met name de beschikbaarheid van voedsel van groot belang. SOVON probeert vogelaantallen en verspreiding in de gaten te houden. De overige PGO’s houden zich bezig met andere flora- of faunagroepen. Iedereen die geïnteresseerd is in de laatste ontwikkelingen en veranderingen in schelpdieren en kreeften in Noordzee en kustwateren zou eens een kijkje moeten nemen op de website van Stichting Anemoon: http://www.anemoon.org Met name in de nieuwsbrieven stonden voor mij allemaal interessante nieuwe “weetjes”. http://www.anemoon.org/downloads.htm
Alsof de krantenberichten over overbevissing en verschuivingen van ecosystemen als gevolg van klimaatveranderingen nog niet genoeg waren; een hele trits nieuwe schelpdieren en kreeftachtigen is onze kustwateren aan het bevolken. Veranderingen welke je als vogelaar niet zo snel in de gaten hebt. Het gaat voor veel vogelsoorten wel om hun voedselaanbod en het is de beschikbaarheid van voedsel en rust welke de af- of aanwezigheid van veel soorten bepalen. Let er eens op als je na de telling nog even langs de waterkant loopt. Tellingen in juli en augustus worden veelal gedaan door de “vaste kern” van tellers. Dat er Groenpoten en Witgatjes terug zijn; de eerste Sterns alweer naar het zuiden vliegen; Aalscholvers en meeuwen zich hergroeperen; en ruiende ganzen en eenden geconcentreerd kunnen worden aangetroffen is geen nieuws, maar wel ieder jaar leuk om er naar te kijken en meteen maar even een tellinkje uit te voeren.
Er wordt vaak geklaagd over exoten in de avifauna, maar de huidige avifauna”vervalsing” is niks vergeleken bij de ontwikkelingen van schelpdieren en kreeftachtigen in het kustgebied.
Een goede telling en vakantie toegewenst. Vriendelijke groeten, Michel Klemann
Waddengebied
Nederland (binnenland)
Komende teldata voor het volgende seizoen
Komende teldata voor het volgende seizoen
6 aug 2005 integrale telling (11:36 hw) 10 sep 2005 integrale telling (14:04 hw) 22 okt 2005 (13:36 hw), ganzen- & zwanentelling
13 aug 2005 selectie van monitoringgebieden 17 sep 2005 monitoringgebieden, ganzen en zwanentelling 15 okt 2005 monitoringgebieden, ganzen en zwanentelling
9 juli Steekproeftelling (12:26 hw)
16 juli Selectie van monitoringgebieden
NB. Bij voorkeur niet van de teldatum afwijken, echter bij slecht weer of andere overmacht kunnen tellingen nog één dag voor tot twee dagen na de teldatum worden uitgevoerd.
Watervogeltellingen in Nederland Nederland is bij uitstek een watervogel- en wetlandland. Met watervogeltellingen worden objectieve gegevens verzameld over aantallen, verspreiding en de veranderingen daarin. Het landelijke project vindt plaats in het kader van het Netwerk Ecologische Monitoring en wordt ondersteund door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Vogelbescherming Nederland en het Centraal Bureau voor de Statistiek. De landelijke coördinatie wordt verzorgd door SOVON Vogelonderzoek Nederland. De tellingen worden uitgevoerd door een groot aantal waarnemers van vogelwerkgroepen, beherende instanties, provincies en instituten. Er worden bijna maandelijks tellingen uitgevoerd in monitoringgebieden (alle watervogelsoorten, in Rijkswateren en overige Vogelrichtlijn-gebieden), pleisterplaatsen (ganzen en zwanen) en in januari de Midwintertelling.
Beek-Ubbergen, 28 juli 2005 Beste Watervogeltellers, De kop is eraf, het broedseizoen voorbij en de eerste telling van juli in een selectie van monitoringgebieden achter de rug. De juli-telling viel samen met bloedheet weer, echt een telling om nog eens aan terug te denken wanneer het de komende maanden weer wat kouder wordt. Die hitte is ook niet alles. Terwijl de jonge watervogels hun geboorte-grond verlaten om de wereld te gaan verkennen, wordt door veel volwassen vogels volop geruid en de eerste vetreserves aangelegd. Trektelposten worden weer één voor één bemand om de eerste vertrekkende reigers en steltlopers te tellen en maandelijks zullen wadden, plassen en moerassen weer uitgekamd worden op watervogels. Zaterdag 6 augustus vindt er een integrale telling van het waddengebied plaats, gevolgd door watervogeltellingen in een reeks van monitoringgebieden in het binnenland, een week later op 13 augustus.
Waddengebied Komende teldata voor het volgende seizoen
6 augustus Integrale telling (11:36 hw)
10 sep 2005 integrale telling (14:04 hw) 22 okt 2005 (13:36 hw), ganzen- & zwanentelling 19 nov 2005 integrale telling (11:25 hw)
Het aantal waarnemers dat de tellingen digitaal doorgeeft blijft gestaag groeien. Dat geeft ons een snel en nauwkeurig beeld van wat er geteld is en ook fouten en omissies bij het invullen komen steeds minder voor. De digitale invoer is betrouwbaarder, sneller en goedkoper gebleken dan het verwerken van de grote stapels papieren formulieren. De “test-periode” is dan ook duidelijk achter de rug en deze manier van datainzameling & -verwerking zal door SOVON de komende jaren verder uitgebreid worden. Voor degene die het misschien nog niet gezien hadden; ook al uw BSP-nb waarnemingen kunnen digitaal worden doorgegeven. En mocht het inloggen of het digitaal invullen problemen opleveren? Blijf dan niet te lang worstelen en schroom dan niet om mij hierover te mailen. U bent de enigste niet en we zitten ervoor. Een vogelrijke telling toegewenst. Vriendelijke groeten,
[email protected]
Nederland (binnenland)
13 augustus Komende teldata voor het volgende seizoen
Selectie van monitoringgebieden
17 sep 2005 monitoringgebieden, ganzen en zwanentelling 15 okt 2005 monitoringgebieden, ganzen en zwanentelling 12 nov 2005 monitoringgebieden, ganzen en zwanentelling
NB. Bij voorkeur niet van de teldatum afwijken, echter bij slecht weer of andere overmacht kunnen tellingen nog één dag voor tot twee dagen na de teldatum worden uitgevoerd.
Wadden: integrale augustus-telling! We moeten terug naar 2002 voor de laatste integrale telling van de Waddenzee in augustus. Altijd een goede maand om te tellen. Niet zozeer vanwege het zonnetje en zomerbriesje, maar vooral ook omdat een groot deel van de broedvogels dan uitzwermt (denk aan Grote Sterns) en trekvogels arriveren (denk aan Kanoeten). Van die laatste soort gebruikt de ondersoort canutus de Waddenzee in de nazomer om op te vetten voor de sprong naar de Afrikaanse westkusten. In augustus 2002 werden landelijk nog 106.000 exemplaren geteld, waarvan 97% in de Waddenzee. Nu weten we dat in de Nederlandse Waddenzee voedselbronnen als Nonnetjes en Kokkels dramatisch zijn achteruitgegaan, vooral in de door de mechanische kokkelvisserij beviste gebieden. Als gevolg hiervan zijn de aantallen Kanoeten ook zeer sterk in aantal gedaald, met name in de voorheen zo populaire westelijke Waddenzee. Tegenwoordig lijkt de oostelijke Waddenzee vooral van belang met bijv. Schiermonnikoog als belangrijke hvp. Dat blijkt ook uit 'Foraging decisions in a digestively constrained long-distance migrant, the red knot', het proefschrift van Jan van Gils. Nu kennen we de Kanoet als notoire schelpdiereter, maar uit Jan’s proefschrift komt ook naar voren dat tijdens die doortrek andere prooisoorten van belang zijn. Kanoeten kunnen namelijk hun maag (en darm) aanpassen. Zo verkleinen ze hun maag wanneer het eten van ondergeschikt belang is, zoals tijdens de lange-afstandstrek (5.000-16.000 km) tussen de hoogarctische broedgebieden rond de noordpool en de overwinteringsgebieden rond de evenaar en in gematigde streken. De maagverkleining voor en maagvergroting na de trek kost echter tijd, zodat Kanoeten in de perioden rond de trek eigenlijk te kleine magen hebben om snel schelpdieren te kunnen eten. Met echoscopie kon Jan van Gils maaggroottes van levende Kanoeten inschatten en zo onderzoeken hoe de maaggrootte het eetgedrag beïnvloedt. Vogels met een kleine maag bleken hun buikje toch nog rond te krijgen door de harde schelpdieren te negeren en juist zachtere prooidieren te eten, zoals krabben en garnalen.
Een fraaie uitkomst. Zoals gezegd is augustus ook de maand waarin grote aantallen Grote Sterns verwacht mogen worden. In het broedseizoen werden fraaie kolonies van de soort gevonden op Terschelling (ca. 1.100) en Ameland (zo’n 150). Vaak leveren dit soort nieuwe vestigingen weinig op als het gaat om jongen, maar zowel de Terschellinger als Amelander kolonie kenden een goede jongenproductie (bron: Staatsbosbeheer Terschelling/Ameland). Later in het voorjaar vestigden zich ook nog 8 paar op Schiermonnikoog, terwijl Griend goed was voor 10.560 broedparen (Otto Overdijk). Tel ze! Romke Kleefstra
Watervogeltellingen in Nederland Nieuwsbrief seizoen 2005/2006, nr 1 september 2005. Nederland is bij uitstek een watervogel- en wetlandland. Met watervogeltellingen worden objectieve gegevens verzameld over aantallen, verspreiding en de veranderingen daarin. Het landelijke project vindt plaats in het kader van het Netwerk Ecologische Monitoring en wordt ondersteund door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Vogelbescherming Nederland en het Centraal Bureau voor de Statistiek. De landelijke coördinatie wordt verzorgd door SOVON Vogelonderzoek Nederland. De tellingen worden uitgevoerd door een groot aantal waarnemers van vogelwerkgroepen, beherende instanties, provincies en instituten. Er worden maandelijks tellingen uitgevoerd in monitoringgebieden (alle watervogelsoorten, in Rijkswateren en overige Vogelrichtlijngebieden), pleisterplaatsen (ganzen en zwanen) en in januari de Midwintertelling.
Beste mensen, Een volledig nieuw watervogelseizoen staat voor de deur en daar hoort deze nieuwe september nieuwsbrief bij. In de zomermaanden zijn de tellingen in de Waddenzee, Delta, Randmeren en IJsselmeergebied gewoon doorgegaan maar was het even rust voor de watervogeltellers elders. Nu in september gaat het hele circus in zijn volle omvang weer draaien en vinden er in ieder geval watervogeltellingen plaats in alle monitoringgebieden en pleisterplaatsen in Nederland. Wij hopen dat jullie weer met net zo veel enthousiasme en betrokkenheid aan de tellingen willen meedoen als in de voorgaande jaren. Een groot aantal van jullie treft hierbij nog watervogelformulieren aan maar hierbij een indringend pleidooi om zoveel mogelijk van de digitale invoer, via internet, gebruik te gaan maken. Het is makkelijker, sneller, voorkomt fouten, kost minder papier en als teller kun je meteen je recente telling vergelijken met de resultaten uit voorgaande jaren. Kijk achterop deze nieuwsbrief voor meer tips en uitleg en schroom niet om Michel Klemann te mailen als je nog vragen hierover hebt. Als je je telgegevens digitaal gaat doorgeven kan je in het zelfde programma doorgeven dat je voortaan geen papieren formulieren meer hoeft te ontvangen (doen!). Naast de tellingen van alle soorten watervogels in monitoringgebieden vragen we jullie ook dit jaar weer om bij de ganzengebieden nu in september meteen alle soorten ganzen en zwanen te tellen. Zie in het stuk van Kees Koffijberg e.a. een update van de stand van zaken bij het
Beek-Ubbergen, 26-8-2005 onderzoek naar de zomerganzen en welke belangrijke rol de septembertelling daarbij kan spelen. De tellers in Zuid-Holland ontvangen deze keer ook een ganzen en zwanenformulier met het verzoek om alle ganzen en zwanen te tellen. In oktober worden weer de formulieren toegestuurd van het wintervogelproject (zoals in de monitoringgebieden nu in september al het geval is). De volgsoorten van 2005/06 zijn de Kolgans, Blauwe Reiger, Zilverplevier en Slechtvalk. Wat mij betreft spannende soorten waarbij er recent een hoop nieuwe ontwikkelingen zijn. Hoe sneller jullie je gegevens weer terugsturen/via internet indienen hoe vollediger onze overzichten over die soorten zullen worden! In deze nieuwsbrief alvast een introductie bij de Blauwe Reiger en Zilverplevier van Arjan Boele en Romke Kleefstra. Achterop deze nieuwsbrief treffen jullie weer het overzicht van de regiocoördinatoren aan, Ik ben erg blij dat iedereen van het afgelopen seizoen heeft aangegeven ook dit jaar weer het belangrijke regiowerk te willen uitvoeren. Neem in eerste instantie contact op met je RC als je bepaalde vragen hebt. Bij Michel Klemann kunnen jullie terecht voor extra formulieren, nieuwsbrieven, handleidingen of gebiedskaartjes. Ik hoop dat het weer een leuk telseizoen wordt met een spannende eerste telling. Marc van Roomen
Nederland (binnenland):
Waddengebied:
17 sept monitoringgebieden, ganzenen zwanentelling
10 september integrale telling (14.04 hw)
Overige teldata voor dit seizoen
Overige teldata voor dit seizoen
22 okt steekproeftelling (13.36), ganzen en zwanentelling 15 okt monitoringgebieden, ganzen en zwanentelling 19 nov integrale telling (11.25) 12 nov monitoringgebieden, ganzen en zwanentelling 17 dec steekproeftelling (10.30), ganzen en zwanentelling 17 dec monitoringgebieden, ganzen en zwanentelling 21 jan integrale telling (13.04 ) 14 jan midwintertelling, monitoringgebieden, ga&zwatelling 18 feb steekproeftelling (12.25), ganzen en zwanentelling 18 feb monitoringgebieden, ganzen en zwanentelling 18 maart steekproeftelling (11.46), ganzen en wanentelling 18 maart monitoringgebieden, ganzen en zwanentelling 15 apr steekproeftelling (11.45), telling Brand- en Rotgans 15 april monitoringgebieden, telling Brand- en Rotgans 6 mei telling Rotgans 6 mei telling Rotgans 13 mei integrale telling (11.06) 13 mei selectie van monitoringgebieden 17 juni steekproeftelling (14.46) 17 juni selectie van monitoringgebieden NB. Bij voorkeur niet van de teldatum afwijken, echter bij slecht weer of andere overmacht kunnen tellingen nog één dag voor tot twee dagen na de teldatum worden uitgevoerd.
Ganzen en zwanen De komende septembertelling staat traditiegetrouw in het teken van de internationale Grauwe Ganzentelling. De resultaten van de afgelopen jaren hebben laten zien dat de dan bij ons aanwezige ganzen steeds vaker betrekking hebben op eigen broedvogels. Deze telling leent zich dan ook goed om de nazomerpopulatie van zowel de bij ons broedende Grauwe Ganzen als ook van de andere broedende ganzensoorten vast te stellen. Dit jaar is dat extra belangrijk omdat SOVON momenteel probeert een overzicht samen te stellen van de broedvogelaantallen en populaties overzomerende ganzen; tel dus niet alleen de Grauwe Ganzen maar gewoon ALLE soorten ganzen en zwanen (+Nijlgans)! Dat er grote aantallen van diverse soorten aanwezig zijn blijkt wel uit tellingen in de afgelopen maanden. Zo werden in augustus al meer dan 1000 Brandganzen in de Oostvaardersplassen gezien. Half juli werden in het noordelijk Deltagebied zelfs 12.500 Brandganzen geteld, waaronder ruim 2700 eerstejaars. Tevens werden bij deze telling een groot aantal Canadese Ganzen gezien. Een teller in de Hoekse Waard (ZH) meldde onlangs dat het o.g.v. de ganzenaantallen eerder najaar als zomer leek. Wie overigens nog beschikt over broedvogelgegevens van ganzen, wordt verzocht contact op te nemen met Berend Voslamber (
[email protected]). Via oproepen is inmiddels een groot aantal (nieuwe) gegevens boven tafel gekomen, maar het kan zijn dat nog niet iedereen de gegevens heeft uitgewerkt of ingestuurd. Naast de zomerganzen staan ook de overwinterende ganzen op dit moment volop in de belangstelling. Komend seizoen gaat het nieuwe wintergastenbeleid van het Ministerie van LNV en de provincies van start (zie ook de nieuwsbrieven van het afgelopen seizoen). Daarvoor is 80.000 ha aangewezen als opvanggebied. Op dit moment is in 11 van de 12 provincies in totaal 71.519 ha vastgelegd; in een aantal provincies wordt nog de laatste hand gelegd aan de invulling van de laatste hectare’s. Het seizoen 2005/06 zal overigens als overgangsperiode worden beschouwd. Dat betekent dat op grond van ervaringen in de komende maanden eventueel
nog correcties worden doorgevoerd. Hoe effectief dit nieuwe beleid is zal met behulp van monitoring worden onderzocht. Gedurende vier jaar worden daarom allerlei aspecten van het opvangbeleid gevolgd. SOVON speelt binnen dit onderzoek een belangrijke rol. Uiteindelijk zal o.a. antwoord te geven zijn op de vraag of 80.000 ha voldoende is om de overwinterende ganzen op te vangen of niet. Verder is het van belang te weten of de aantallen in Nederland overwinterende ganzen en Smienten niet negatief worden beïnvloed door dit nieuwe beleid, en of het inderdaad mogelijk is de vogels binnen de daarvoor aangewezen opvanggebieden te concentreren. De vrijwilligheid bij de aanwijzing van opvanggebieden kan bijv. leiden tot een “lappendeken” van percelen die wel en niet als opvanggebied dienst doen. In hoeverre een dergelijke situatie voor de ganzen en Smienten uitkomst biedt is een punt van zorg. De ganzen- en zwanentellingen zijn bij uitstek geschikt om op al deze vragen een antwoord te geven. Zo weten we straks per maand precies hoeveel ganzen er binnen en buiten de opvanggebieden verblijven, en of deze verdeling anders is dan vóór de inwerkingtreding van de nieuwe regeling, en of ze gaandeweg verschuift. Een aantal tellers wordt wellicht ook benaderd om de groepen op kaartjes in te tekenen, omdat hier en daar de grenzen van telgebieden en opvanggebieden niet geheel overlappen. We hopen dat jullie via de tellingen allemaal een bijdrage aan dit onderzoek willen leveren. Eerder is vanuit verschillende hoeken kritisch op het nieuwe beleidsvoornemen gereageerd, maar er ligt nu een kans op grond van harde en objectieve gegevens te laten zien of het beleid wel of niet tot het gewenste resultaat leidt. Naast het monitoren van de aantallen ganzen binnen en buiten opvanggebieden gaat SOVON ook een rol spelen bij andere aspecten van het onderzoek. Deze plannen zijn op dit moment nog niet geheel uitgekristalliseerd, maar zodra dit het geval is zal ook hiervoor aandacht komen in de nieuwsbrief of op de (straks nieuwe) homepage. Kees Koffijberg, Henk van de Jeugd & Berend Voslamber
Blauwe Reiger: zoete volgsoort Vorig seizoen was de Grote Zilverreiger één van de vier volgsoorten die met enige regelmaat werd besproken in deze nieuwsbrief. Dit keer volgen we een veel algemenere reiger: de Blauwe. Blauwe Reigers komen jaarrond in vrijwel het gehele land voor tot zelfs midden in de stad. De meeste reigers verblijven in het winterhalfjaar in de lagere en nattere delen van het land. Oost- en Noordeuropese Blauwe Reigers zijn trekvogels, de Nederlandse populatie is grotendeels standvogel. De wegtrekkende vogels gaan met name naar België, Frankrijk of Engeland maar er zijn ook vogels die verder zuidelijk overwinteren. Reigers uit Noord-Duitsland, Denemarken en Zweden vullen ‘s winters de Nederlandse gelederen aan. Dat de soort enorme afstanden af kan leggen blijkt wel uit een terugmelding van een jonge Blauwe Reiger die in 2004 werd gekleurringd in Brandenburg, Duitsland en werd gevangen in Sierra Leone (www.proring.de). De
melding had overigens een opvallend Nederlands tintje want de ringen van de vogel werden door een lokale visser in januari 2005 overhandigd aan drie Nederlandse leden van een WIWO-expeditie (J. van der Winden e.a.)! Het aantal Blauwe Reigers tijdens de watervogeltellingen is in de jaren tachtig en in de jaren negentig gegroeid waarbij strenge winters voor een terugval zorgden. Tijdens strenge winters kan het getelde aantal eerst toenemen (influx uit noordelijker en oostelijker gebieden, beter zichtbaar rondom wakken) en vervolgens afnemen (wegtrek, sterfte). De strengste winter uit de vorige eeuw (1962/63) zorgde voor een halvering van de broedvogel-populatie. Na de winters van 1995/96 (streng) en 1996/97 ( koud) was de populatie zo’n 25% lager dan in 1995. Sinds 1999/00 nemen de aantallen niet meer toe tijdens de watervogeltellingen. Die stabilisatie is wel enigszins verras-
send want het aantal broedparen nam in 1997-2002 ieder jaar toe. In 2003 was er wel een beperkte afname (-7%, schatting 2003 12.900 paren). De stabilisatie sinds de eeuwwisseling is ook niet terug te vinden in het Punt-TransectTellingen-project. In december 1980-2004 verdubbelden de aantallen Blauwe Reigers (SOVON & CBS). Na 1996 werden ieder jaar meer Blauwe Reigers gemeld met uitzondering van 2001 (lichte terugval). De telling in december 2004 was zelfs de beste in een kwart eeuw tellen. Er werden toen opvallende concentraties Blauwe Reigers gezien op muizenrijke plaatsen. Het seizoensmaximum wordt ieder watervogelseizoen weer vastgesteld in januari wanneer het onderzochte oppervlakte in het kader van de midwintertelling het grootst is (5600 ex. in januari 2003). Maandelijkse tellingen geven echter aan dat de meeste reigers in september of oktober in ons land verblijven. Tijdens zachte winters neemt het aantal in 2500
de loop van het winterhalfjaar in vrijwel geheel Nederland geleidelijk af. Dit seizoenspatroon komt in twee van de belangrijkste regio’s duidelijk naar voren (figuur 1, let op dat de telinspanning in de Grote Rivieren lager is in mei-augustus en in West-Nederland in april-september). Alleen in het Beneden Rivierengebied en de Randmeren is het aantal relatief stabiel gedurende het jaar (met een piek in mei in de Randmeren). Omdat de Blauwe Reiger solitair leeft buiten het broedseizoen zijn echte concentraties Blauwe Reigers schaars. Er zijn vijf telgebieden waar in 1999-2003 meer dan 50 Blauwe Reigers werden gezien in september of oktober: De Deelen, ‘t Vuurland Fr (max. 91), Plaat van de Vliet, Volkerakmeer Zl (67), Ackerdijkse Plassen ZH (62), Waal: Deest - Druten zuidoever Gl (59) en Polder Hoek-west, Krimpenerwaard ZH (55). Arjan Boele
1200
West NL
Rivieren
1000
2000
800 1500
Figuur 1. Seizoensverloop van Blauwe Reigers in West-Nederland en de Grote Rivieren. Weergegeven zijn de gemiddelden, minima en maxima in de seizoenen 1999/2000 - 2003/04.
600 1000 400 500 0
200 jul aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun
0
jul aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun
Zilverplevier: zoute volgsoort Met de integrale septembertelling voor de deur is het goed om de Zilverplevier als ‘zoute volgsoort’ te introduceren. Van deze soort zullen we dit seizoen de ingediende gegevens (via internet en formulieren) meteen gebruiken om actuele overzichten te kunnen maken. Ook de Slechtvalk is dit jaar volgsoort. Daarover in de volgende nieuwsbrief meer. September is een goed meetmoment voor de Zilverplevier, omdat de najaarspiek van de soort doorgaans in deze maand valt. Een kleine dertig jaar terug bedroegen de aantallen tijdens de trekpieken (augustus-september en mei) zo’n 15.000-20.000 vogels. De laatste jaren herbergt de Nederlandse Waddenzee in deze maanden 30.000-40.000 Zilverplevieren. Niet alleen tijdens de trek zijn de aantallen fors gestegen, ook de overwinterende populatie is in omvang toegenomen. Werden tijdens midwintertellingen in de jaren ’70 hooguit enkele duizenden vastgesteld, gedurende de jaren ’90 kwamen de midwinteraantallen geregeld boven de 15.000. Dat geldt tevens voor het Duitse waddengebied waar belangrijke hvp’s te vinden zijn op eilanden als Spiekeroog (Niedersachsen) en Trischen (Schleswig-Holstein). Ook in de Britse estuaria namen de aantallen gedurende de jaren ’90 toe, maar sinds enige jaren pakken de aantallen daar lager uit. In Nederland is de groei van de winteraantallen er wel uit maar is er geen sprake van afname. Recentelijk is op basis van de watervogeldata beschreven hoe wormeneters toenemen in de Nederlandse Waddenzee in tegenstelling tot schelpdiereneters (zie Limosa 78/1, SOVON-Nieuws 18/2). Tot die wormeneters behoort ook de Zilverplevier. Eind jaren ’70 al bemonsterden Marcel Kersten en Theunis Piersma het wad ten zuiden van Ameland en deden er waarnemingen van Zilverplevieren om na
te gaan hoe de soort reageerde op veranderde voedselomstandigheden. Tijdens de trekperiode in september bestond het voedsel voor 74% uit Zeeduizendpoten Nereis diversicolor en in mei werd zelfs alleen deze prooisoort door Zilverplevieren verorberd. Daarbij gaven de plevieren duidelijk voorkeur aan grotere exemplaren, die de verspreiding van de Zilverplevier op het wad leken te bepalen. Van het EVAonderzoek weten we dat Zeeduizendpoten bij toenemende visserij-inspanning toenamen. Of dit de toename van een wormeneter als de Zilverplevier hier verklaart is speculatief, waarschijnlijk spelen ook andere factoren een rol. Grote concentraties Zilverplevieren worden van oudsher in het oostelijke waddengebied aangetroffen, zoals Ameland, Schiermonnikoog, Rottumerplaat en de Groninger Noordkust. Ook de Friese waddenkust doet jaarlijks een flinke duit in de zak, terwijl ook in de westelijke Waddenzee inmiddels flinke concentraties voorkomen. Zo telde Vlieland vorig jaar september nog ruim 13.000 exemplaren. De integrale telling van vorig jaar september leverde nog een recordaantal van een andere wormeneter op: de Drieteenstrandloper. Alleen de Waddeneilanden telden toen al bijna 14.000 drieteentjes. Vlieland was topscorer met 7.753 exemplaren, gevolgd door Griend (1.167), Terschelling (905), Schiermonnikoog (865), Rottumerplaat en -oog (850), Texel (742), Ameland + Blauwe Balg (53), Simonszand (495) en Engelsmanplaat (420). De toename van Bulldozerkreeftjes Urothoe poseidonis en Wapenwormpjes Scoloplos armiger op het wad speelt de Drieteenstrandloper mogelijk in de kaart. Al met al interessante ontwikkelingen bij deze wormeneters, die nieuwsgierig maakt naar de resultaten van de komende septembertelling! Romke Kleefstra
Online invoeren en bekijken van watervogeltellingen Het digitaal invoeren van watervogeltellingen verloopt voorspoedig en na iedere telling neemt een aantal tellers de stap om gegevens ook digitaal door te geven. Momenteel komt al een derde van de tellingen binnen via de digitale invoer. Veelal wordt de data ingevoerd door de zogeheten “hoofdteller”, maar ook “medetellers” kunnen via de hoofdteller rechten krijgen om watervogeltellingen digitaal door te geven. Dus peil eens binnen je eigen telgroep of er iemand is die handig is met computers en daar aardigheid in heeft. Een voordeel van digitale invoer voor de teller is dat de gegevens meteen als excel-bestand beschikbaar zijn. Makkelijk als je je eigen telling nog wilt gebruiken voor andere bewerkingen, publicatie of mailing. Voordeel voor SOVON is de snelheid waarmee gegevens binnen komen, de leesbaarheid, de volledigheid van de ingevulde formulieren, minder fouten dus minder herstelwerk in de zogenaamde “kopgegevens” en sneller overzicht van wat er “binnen is” voor de regiocoördinaten. Het is met name de eerste keer dat problemen optreden, dingen onduidelijk zijn en/of onlogisch “lijken”. Eenmaal gewend aan deze manier van werken zijn de gebruikers veelal erg tevreden. Dus schroom niet, wanneer het niet lukt of er problemen zijn met de invoer met mij te mailen. Ik zal er dan naar kijken en proberen het probleem op te lossen.
Watervogeltellingen projectcoördinatie formulieren etc. ganzen en zwanen
Recent zijn de tellingen vanaf 1994/95 aan de internet-database toegevoegd. Wanneer je nu klikt op een soort in je tellingenoverzicht wordt het mogelijk om van deze soort selecties te maken op basis van je eigen telgebieden en van verschillende maanden in de afgelopen 11 seizoenen. Het is erg leuk zo eens met je eigen gegevens te spelen. Een andere toevoeging is de mogelijkheid om de waargenomen soorten en aantallen, via een tekstbestand, in een keer in te lezen (te “uploaden”). Dit is handig voor tellers die hun waarnemingen op een andere manier al ingevoerd hebben. Als je ingelogd bent, is een beschrijving hierover te vinden onder “Uitleg”. Nog niet geprobeerd? Gewoon doen! Nog niet gelukt? Nog eens proberen en even mailen als je niet verder komt. Ga na de telling naar: www.sovon.nl en klik daar op “formulier watervogeltellingen”, de aanwijzingen goed opvolgen, dan komt de rest vanzelf. Succes met de invoer.
[email protected]
Marc van Roomen (024-6848143,
[email protected]) Michel Klemann (024-6848144,
[email protected]) Kees Koffijberg (024-6848111,
[email protected])
Wie coördineert wat: regiocoördinatie De eerstgenoemde persoon coördineert de maandelijkse tellingen, voor de midwintertelling is er soms een aparte coördinator (ZO) Zoute Delta (NH) Noord-Holland
Cor Berrevoets, (0118-672350,
[email protected]) Romke Kleefstra (0566-652881
[email protected]), Midwintertelling, Kees Scharringa (0251-362766, / 06-24257451,
[email protected]) (ZH) Zuid-Holland Arjan Boele (024-6848111,
[email protected]), (ZL) Zeeland Jan-Willem Vergeer (024 6848137,
[email protected]) (FR) Friesland Sieds Boersma (058-2572215,
[email protected]), Midwintertelling Marten Wesselius (058-2925166,
[email protected]), (GR) Groningen Kees Koffijberg (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling Guido Meeuwissen (050-5347713,
[email protected]) (DR) Drenthe Harold Steendam (0592-273845,
[email protected]), Midwintertelling René Oosterhuis (0594-510102,
[email protected]) (FL) Flevoland Jan Schoppers (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling Rob van Swieten (036-5224898,
[email protected]) (OV) Overijssel Gerrit Gerritsen (038-4251753,
[email protected]) (GL) Gelderland Jan Schoppers (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling Henk Hubers (0316-331522,
[email protected]) (UT) Utrecht Arjan Boele (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling Wigle Braaksma (030-2203210,
[email protected]) (NB) Noord-Brabant Jan Schoppers (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling vacant (Li) Limburg Ton Cuijpers (0475-551579,
[email protected]) (WG) Waddengebied Eilanden Romke Kleefstra (0566-652881
[email protected]), Vaste wal Noord-Holland Romke Kleefstra (zie Noord-Holland), Vaste wal Friesland Sieds Boersma (zie Friesland), Vaste wal Groningen Kees Koffijberg (zie Groningen) (RG) Grote Rivieren Marc van Roomen (024-6848143,
[email protected]) Informatie over coördinatie in (IJ) IJsselmeergebied, (RM) Randmeren, (BR) Beneden Rivieren, (NZ) Noordzee via SOVON Marc van Roomen (024-6848143,
[email protected]) Deze nieuwsbrief wordt toegezonden aan tellers en/of coördinatoren. De resultaten van de komende telling a.u.b. zo spoedig mogelijk naar SOVON Vogelonderzoek Nederland, Antwoordnummer 2505, 6573 ZX Beek-Ubbergen sturen. Vergeet niet de gebiedscodes in te vullen. Een postzegel is niet nodig!! Nb! De in deze nieuwsbrieven genoemde aantallen zijn voorlopig en vaak nog onvolledig! Ze zijn dus niet geschikt voor verder gebruik.
Watervogeltellingen in Nederland Nieuwsbrief seizoen 2005/2006, nr 2 oktober 2005. Nederland is bij uitstek een watervogel- en wetlandland. Met watervogeltellingen worden objectieve gegevens verzameld over aantallen, verspreiding en de veranderingen daarin. Het landelijke project vindt plaats in het kader van het Netwerk Ecologische Monitoring en wordt ondersteund door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Vogelbescherming Nederland en het Centraal Bureau voor de Statistiek. De landelijke coördinatie wordt verzorgd door SOVON Vogelonderzoek Nederland. De tellingen worden uitgevoerd door een groot aantal waarnemers van vogelwerkgroepen, beherende instanties, provincies en instituten. Er worden maandelijks tellingen uitgevoerd in monitoringgebieden (alle watervogelsoorten, in Rijkswateren en overige Vogelrichtlijngebieden), pleisterplaatsen (ganzen en zwanen) en in januari de Midwintertelling.
Beste tellers, De kop is er af en onder prima weersomstandigheden is de septembertelling uitgevoerd. Zowel zaterdag en met name zondag was het prima nazomerweer. Dat het weer niet altijd mee zit bleek wel uit een telformulier die ik van de week onder ogen kreeg met de mededeling dat de telling van het Simonszand in augustus was uitgevallen vanwege bliksemrisico’s. Een goed besluit natuurlijk want zie maar eens een veilig heenkomen te vinden op zo’n platte zandplaat. Als ik nu naar buiten kijk en het weerbericht voor de komende periode tot mij neem is de conclusie duidelijk, het is nu dan toch echt herfst geworden. Aan de ene kant meer kans op regen en harde wind aan de andere kant betekend het natuurlijk ook weer dat een steeds groter aantal wintergasten onze kant op aan het komen is. In september werden in de wadgebieden al topaantallen vastgesteld (zie de bijdrage van Romke) met onder andere bemoedigende aantallen Kanoeten. In het binnenland is het wachten nog een beetje op de hoofdmacht aan Smienten en ganzen maar die zitten er aan te komen. De voortekenen over het broedsucces zijn goed, nu maar afwachten of dat ook bij ons zal blijken. Zeker ook bij soorten als Kleine Zwaan en Rotgans die de laatste jaren een neerwaartse trend lieten zien gekoppeld aan lage reproductie. Met ingang van de oktobertelling gaat het project “Ganzen op de kaart”van start. In de bijdrage van Henk van der Jeugd kunt u er alles over lezen. Tellers die een gebied tellen dat geheel of gedeelte-
Beek-Ubbergen, 30-9-2005 lijk opvanggebied voor ganzen is vragen we of zij groepen willen gaan intekenen op kaarten. Het is een belangrijk onderzoek dat al onze medewerking verdient. In deze nieuwsbrief ook aandacht voor volgsoort de Slechtvalk. Tijdens een telling kan deze roofvogel nog al eens voor opschudding zorgen maar ik denk dat ieder van ons het altijd weer een prachtgezicht blijft vinden als deze valk opduikt. Achterop deze nieuwsbrief treft u het overzicht aan van het binnenkomen van de gegevens. Vooral het steeds grotere aandeel wat digitaal wordt ingestuurd is zeer bemoedigend. Steeds meer tellers zetten de stap om op deze manier de gegevens terug te sturen en ontdekken het gemak ervan. U kunt in het programma ook aangeven dat u in het vervolg geen formulieren meer hoeft te ontvangen en eventueel ook de nieuwsbrief digitaal toegestuurd wilt krijgen (onder de knop persoonlijke gegevens). Mocht u niet in het bezit zijn van PC of internetaansluiting, geen nood, we blijven ook formulieren verwerken. Bent u wel in bezit van PC en internetaansluiting dan heel graag digitaal gaan insturen. Rest mij jullie een goede oktobertelling toe te wensen waarbij de weergoden ons hopelijk goed gezind zijn. Marc van Roomen
Nederland (binnenland):
Waddengebied:
15 oktober monitoringgebieden, ganzen- en zwanentelling
22 oktober steekproeftelling (13.36 hw), ganzen- en zwanentelling
Overige teldata voor dit seizoen
Overige teldata voor dit seizoen
12 nov monitoringgebieden, ganzen en zwanentelling 17 dec monitoringgebieden, ganzen en zwanentelling 14 jan midwintertelling, monitoringgebieden, ga&zwatelling 18 feb monitoringgebieden, ganzen en zwanentelling 18 maart monitoringgebieden, ganzen en zwanentelling 15 april monitoringgebieden, telling Brand- en Rotgans 6 mei telling Rotgans 13 mei selectie van monitoringgebieden 17 juni selectie van monitoringgebieden
19 nov integrale telling (11.25) 17 dec steekproeftelling (10.30), ganzen en zwanentelling 21 jan integrale telling (13.04 ) 18 feb steekproeftelling (12.25), ganzen en zwanentelling 18 maart steekproeftelling (11.46), ganzen en wanentelling 15 apr steekproeftelling (11.45), telling Brand- en Rotgans 6 mei telling Rotgans 13 mei integrale telling (11.06) 17 juni steekproeftelling (14.46)
NB. Bij voorkeur niet van de teldatum afwijken, echter bij slecht weer of andere overmacht kunnen tellingen nog één dag voor tot twee dagen na de teldatum worden uitgevoerd.
Ganzen en zwanen: wordt het een superseizoen? De septembertelling leverde vooral grote aantallen Grauwe Ganzen op. Wat gaat de oktobertelling ons brengen nu de eerste grote aantallen arctische ganzen binnenkomen? Berichten uit het noorden wijzen in de richting van een superseizoen. Op twee locaties in het noorden van Rusland waren afgelopen zomer onderzoekers uit Nederland en Rusland actief. Op het westen van het Taimyr schiereiland speelde zich iets heel spectaculairs af: ongekende aantallen lemmingen hielden de Poolvossen, Middelste Jagers en Sneeuwuilen meer dan bezig, en de ganzen konden ongestoord broeden. Volgens de mensen ter plekke was het een absoluut topjaar zoals we dat lang niet hebben gezien. Rotganzen, Roodhalsganzen en in mindere mate Kolganzen brachten grote aantallen jongen groot. Duizend kilometer
westelijker, aan de monding van de Pechora Rivier was het ook goed toeven voor de ganzen. Hier geen grote aantallen lemmingen, maar vroege sneeuwsmelt, en lage temperaturen, net als op Taimyr, zorgden voor dat het gras uitstekend groeide. De Brandganzen in het gebied broedden een week eerder dan normaal en de jongen waren in topconditie. Ook Kolganzen deden het goed en veel Kleine Zwanen zwommen rond met drie, vier, soms zelfs vijf grote jongen. Als deze indrukken representatief zijn voor het hele broedgebied kunnen we dus recordaantallen jonge ganzen verwachten. Dat zal tot een forse toename van de winter-populaties leiden. We zijn benieuwd! Uw tellingen zijn als altijd onontbeerlijk om dit fenomeen vast te kunnen leggen. Kees Koffijberg
Ganzen op de kaart van start! Intekenen van ganzen en zwanen in en rond opvanggebieden In de vorige nieuwsbrief besteedden we al aandacht aan het nieuwe opvangbeleid voor ganzen en Smienten dat dit najaar van start gaat. Alle provincies zijn nu klaar met de voorlopige aanwijzing voor het seizoen 2005-06. In heel Nederland is daarmee zo’n 83.000 hectare opvanggebied aangewezen. Volgend jaar zal daar naar verwachting nog het een en ander bijkomen. De provincie Fryslân neemt met 38.766 ha bijna de helft van alle opvanggebieden voor haar rekening. Daarvan dient de meest recente uitbreiding, met 9.372 ha overigens nog politieke goedkeuring te ontvangen, maar dit lijkt te gaan gebeuren. In de provincies Gelderland, Zeeland, Zuid-Holland, Noord-Holland en Groningen is per provincie 5000 ha of meer aangewezen en in de overige provincies kleinere oppervlaktes. Binnen de opvanggebieden kunnen de ganzen ongestoord foerageren en mogen ze niet verjaagd worden. Deelnemende boeren kunnen een pakket afsluiten waarbinnen ze een standaardvergoeding per hectare ontvangen. In ruil voor deze vergoeding moeten ze er zorg voor dragen dat er voldoende te eten is voor de ganzen, en dat deze niet verjaagd worden. Vraatschade binnen het opvanggebied wordt vergoed. Buiten opvanggebieden zullen de ganzen verjaagd, en in sommige gevallen ook bejaagd worden. Het nieuwe beleid zal de komende jaren geëvalueerd worden. Daarvoor wordt onderzoek gedaan naar ondermeer de aantalsontwikkeling van ganzen en Smienten, de effectiviteit van de opvanggebieden (hoeveel ganzen maken er gebruik van?), de benodigde draagkracht (hoeveel opvanggebied is er nodig?), de actieradius van ‘s nachts foeragerende Smienten, de effectiviteit van het ver- en bejagen van ganzen buiten de opvanggebieden, het lerend vermogen van ganzen a.d.h.v. waarnemingen van individueel gemerkte Kol- en Brandganzen, eventuele botsingen met de instandhoudingsdoelen van vogelrichtlijngebieden en eventuele interferentie met weidevogels. Al met al veel en belangrijk onderzoek. Binnen een aantal van de onderzoeksmodules gaat SOVON een rol spelen. Het meest actueel is op dit moment het onderzoek naar de aantalsontwikkeling en de effectiviteit van de opvanggebieden. Om hier inzicht in te krijgen worden de water-
vogeltellingen en ganzen en zwanen tellingen van SOVON ingezet. Om de aantalsontwikkeling in Nederland adequaat te kunnen volgen en te vergelijken met de internationale trend is continuering van beide projecten onontbeerlijk. De gegevens kunnen zonder omhaal worden gebruikt om te analyseren hoe de populaties in Nederland zich ontwikkelen. Een interessante en belangrijke vraag hierbij is in hoeverre ganzen straks hun heil over de grens gaan zoeken. Immers, de opvanggebieden bieden een groot aantal vogels rust en foerageergelegenheid, maar tegelijkertijd wordt het buiten deze gebieden moeilijker voor overwinterende ganzen. Als het aangewezen gebied onvoldoende groot blijkt wijken de ganzen wellicht uit naar Duitsland of België. Om de effectiviteit van de opvanggebieden te meten kunnen de tellingen niet zondermeer worden ingezet. Er is een belangrijke aanpassing nodig omdat de grenzen van de telgebieden veelal niet overeenkomen met die van de opvanggebieden. In sommige provincies zijn de grenzen van de opvanggebieden ook vrij grillig: sommige percelen doen wel mee, andere niet. De enige mogelijkheid om goede informatie te verkrijgen over de ruimtelijke verdeling van de ganzen is door de groepen in te tekenen op kaartjes. Alle tellers die een gebied tellen dat geheel of gedeeltelijk opvanggebied is treffen bij deze nieuwsbrief een pakketje aan met handleiding, kaartjes en intekenlijst. Het betekent wat meer werk, maar tegelijkertijd levert het heel belangrijke informatie op. Nu ligt er een kans op grond van harde en objectieve gegevens te laten zien of het beleid wel of niet tot het gewenste resultaat leidt. Als onafhankelijke gegevensverzamelaar hecht SOVON er belang aan te participeren in onderzoek dat het beleid van de overheid kan toetsen en helpen te verbeteren. Daarnaast kunnen we ons voorstellen dat u als teller ook graag wilt weten hoe de ganzen van het opvanggebied dat u telt gebruik gaan maken. Voor tellers zonder opvanggebied binnen hun telgebieden zijn er geen veranderingen in de uitvoering van de tellingen. Omdat groepen Smienten overdag vaak rusten op plaatsen waar ze ’s nachts niet foerageren hebben we besloten geen Smienten in te tekenen. Er komt apart onderzoek naar het
terreingebruik van deze vogels. Wel leek het ons zinvol tijdens het intekenen van de groepen ganzen ook gelijk de zwanen mee te nemen.
Henk van der Jeugd (
[email protected], 024-6848111)
Slechtvalk: volgsoort in zoete en zoute gebieden Eén van de schaarsere roofvogels in de winter is de Slechtvalk. Het is altijd weer genieten om deze fraaie en krach8 tige valk in actie te zien al maakt dat het tellen soms juist 4 weer lastig zoals in september tijdens de telling van Richel 2 het geval was toen een Slechtvalk er voor zorgde dat de 1 grote groep Kanoeten die er verbleef uit elkaar viel en deels vertrok. In de winter kunnen we Slechtvalken verwachten van de eigen broedpopulatie en die van de aangrenzende gebieden, naast vogels uit een gebied dat zich uitstrekt van Noorwegen tot diep in Rusland. In de eerste helft van de 20e eeuw was de Slechtvalk ‘s winters niet zeldzaam in ons land. Grootscheeps gebruik van DDT in de landbouw in de Figuur 1. Verspreijaren vijftig en zestig leidde echter tot een ineenstorting ding van de van de Europese populatie. De Fenno-Scandinavische po- Slechtvalk in pulatie bedroeg in 1975 nog slechts 65 paren (2000-3500 januari 2004. januari in het pre-DDT tijdperk). Sindsdien is de stand hier hertellers opgemerkt. Ook in het Waddengebied en West-Nestellende, echter zonder het niveau van de vroege 20e eeuw derland zijn de aantallen vrij constant gedurende het gete bereiken. In zuidelijker gebieden (o.a. Duitsland) is het hele winterhalfjaar (figuur 2). In monitoringgebieden in het herstel sterker en ook vroegere broedgebieden in West-Eunoorden en oosten van het land lijkt het seizoenspatroon ropa worden weer bezet. In Nederland broedt de soort weer iets anders en worden de hoogste aantallen gezien in nosinds 1990 (met in 2004 26 paren met 29 uitgevlogen jonvember en februari/maart. Doortrek van Slechtvalken in het gen). De Nederlandse winterpopulatie bedroeg in 1978-83 na- en voorjaar kan een verklaring zijn maar omdat het om 40-70 exemplaren en in 1995-1998 150-210 exemplaren. relatief weinig vogels gaat kan ook toeval een rol spelen. Maandelijkse watervogeltellingen en ook een bewerking van Tijdens de integrale telling in het Waddengebied in seplosse waarnemingen (Bijzondere Soorten Project niet broedtember 2005 werden 20 Slechtvalken gemeld waarvan maar vogels) tonen aan dat de aantallen na 1998 nog wat verder liefst 7 op Ameland en verder o.a. 3 op Vlieland en 3 langs zijn toegenomen met regionaal recent een minder sterke de Friese Waddenkust. Daarbuiten werden nog 9 solitaire groei of zelfs stabilisatie. Slechtvalken worden vooral gevogels opgemerkt in Drenthe, Friesland, Zuid-Holland, het zien in open landschappen met veel prooien in de vorm van Beneden Rivierengebied en langs de Grote Rivieren. eenden, steltlopers en andere watervogels. In het seizoen Arjan Boele 2003/04 werd het hoogste aantal vastgesteld Wadden West NL 70 35 in januari (141). Het Waddengebied en de 60 30 Zoute Delta zijn samen goed voor ruim de 50 25 helft van de getelde aantallen. Verder zitten 40 20 er relatief veel valken in de overige delen 15 van Laag-Nederland (incl. Rivierengebied) 30 (figuur 1). 20 10 Van oktober 2003 tot en met maart 2004 10 5 werden verspreid over het gehele land steeds 0 0 jul aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun zo’n 120 Slechtvalken door de watervogelFiguur 2. Voorlopige aantallen Slechtvalken in het seizoen 2005/06 in vergelijking met de seizoenen 1999/2000-2003/04.
Wadden:eerste indruk van septembertelling Onder gunstige telomstandigheden is de Nederlandse Waddenzee in september weer integraal geteld. Dat september een toptijd is met doortrekpieken van veel soorten bleek ook nu weer. Ook op het gebied van zangertjes was er veel te beleven. Veel telploegen memoreerden flinke aantallen van Tapuiten, Paapjes, Bonte Vliegenvangers en Boompiepers op de eilanden en kusten. Langs de stranden van de Noordzee was het genieten geblazen met trek van alle soorten jagers en de nodige Jan-van-genten. Op Vlieland telden we ruim 235.000 vogels (!) tijdens de watervogeltelling, waarbij de Bonte Strandloper met ruim 77.000 de talrijkste
soort was. Binnen de gemeente Vlieland telde de Richel ook nog eens ruim 115.000 vogels. Een feest. De eerste resultaten van ‘volgsoort’ de Zilverplevier laten flinke aantallen zien op Vlieland (ruim 10.000), Schiermonnikoog (ruim 5.500) en Terschelling (bijna 5.000). De Drieteenstrandloper zal het record van september vorig jaar niet breken, ook al mogen de voorlopige aantallen er zeker zijn: Vlieland (1.945), Engelsmanplaat en -rif (1.760), Schiermonnikoog (1.179), Richel (1.170), Griend (820) en Terschelling (579).
Wat in de voorlopige resultaten enigszins opvalt zijn de redelijke aantallen Kanoeten die geteld werden. Schier, Richel, Vlieland, Terschelling, Engelsmanplaat en Griend telden met elkaar bijna 75.000 Kanoeten. Schier doet daarbij de grootste duit in de zak met ruim 27.500 exemplaren. Volgens medewerkers van het NIOZ deden de Kanoeten zich op het oostelijke wad bij Schier dit najaar tegoed aan een redelijk aanbod aan kleine kokkeltjes. Overigens heeft onderzoek aan schelpdieren recentelijk weer nieuwe inzichten opgeleverd. Promovendus Oscar Bos van het NIOZ zocht een verklaring voor de grote variatie in de jaarlijkse hoeveelheid nonnetjes op het wad. Hij ontdekte dat een Overzicht binnengekomen tellingen (per post en digitaal) in 2005-2006 aantal % t/m 30-9 2005 regio gebieden sept okt nov Waddengebied Friesland Groningen Drenthe Noord-Holland Zuid-Holland Utrecht Flevoland Gelderland Noord-Brabant Limburg & Limburgse Maas Randmeren Rijn (Waal-Rijn-IJssel) Brabantse & Gelderse Maas Beneden Rivieren Zeeland Percentage Digitaal ingestuurd
Watervogeltellingen projectcoördinatie formulieren etc. ganzen en zwanen
234 297 134 94 110 354 102 43 127 102 115 39 136 46 135 522
56 47 16 35 21 14 14 37 76 15 65 20 42 30 43 3 57
dec
belangrijke oorzaak hiervan een gebrek aan voedsel in de eerste weken van hun bestaan is. Deze ondervoeding is een direct gevolg van de zachte winters van de laatste jaren. Ondervoede nonnetjeslarven gaan niet direct dood, maar blijven kleiner en zijn daardoor een makkelijke prooi voor garnalen. Rest mij nog om enkele krenten uit de pap te pikken. Noemenswaard is de Purperreiger die tijdens de augustustelling op Terschelling werd gezien door Piet Zumkehr. Ben Koks en de zijnen namen een Grote Kanoet waar op De Richel in september. Dit is de tweede waarneming voor Nederland! Kleine Zilverreigers doken in september op op o.a. Schiermonnikoog, Terschelling en Vlieland. Op Schiermonnikoog werden 24 exemplaren geteld. Zelf was ik in week 38 op het eiland jan feb mrt en telde op 20 september ‘s avonds een overeenkomstig aantal op de slaapplaats in de Westerplas. Erg fraai hoe ze tijdens de schemering in groepjes invielen en een plek zochten tussen de overnachtende Aalscholvers. Morinelplevieren werden tijdens de septembertelling gezien op Terschelling en Griend. Op Terschelling werd ook een Roodpootvalk vastgesteld. De telploeg van Vlieland ‘tikte’ er vier Grauwe Franjepoten uit en de telploeg van Schiermonnikoog stelden zes Witbuikrotganzen vast. Al met al een fraaie telling! Romke Kleefstra
Marc van Roomen (024-6848143,
[email protected]) Michel Klemann (024-6848144,
[email protected]) Kees Koffijberg (024-6848111,
[email protected])
Wie coördineert wat: regiocoördinatie De eerstgenoemde persoon coördineert de maandelijkse tellingen, voor de midwintertelling is er soms een aparte coördinator (ZO) Zoute Delta (NH) Noord-Holland
Cor Berrevoets, (0118-672350,
[email protected]) Romke Kleefstra (0566-652881
[email protected]), Midwintertelling, Kees Scharringa (0251-362766, / 06-24257451,
[email protected]) (ZH) Zuid-Holland Arjan Boele (024-6848111,
[email protected]), (ZL) Zeeland Jan-Willem Vergeer (024 6848137,
[email protected]) (FR) Friesland Sieds Boersma (058-2572215,
[email protected]), Midwintertelling Marten Wesselius (058-2925166,
[email protected]), (GR) Groningen Kees Koffijberg (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling Guido Meeuwissen (050-5347713,
[email protected]) (DR) Drenthe Harold Steendam (0592-273845,
[email protected]), Midwintertelling René Oosterhuis (0594-510102,
[email protected]) (FL) Flevoland Jan Schoppers (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling Rob van Swieten (036-5224898,
[email protected]) (OV) Overijssel Gerrit Gerritsen (038-4251753,
[email protected]) (GL) Gelderland Jan Schoppers (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling Henk Hubers (0316-331522,
[email protected]) (UT) Utrecht Arjan Boele (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling Wigle Braaksma (030-2203210,
[email protected]) (NB) Noord-Brabant Jan Schoppers (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling vacant (Li) Limburg Ton Cuijpers (0475-551579,
[email protected]) (WG) Waddengebied Eilanden Romke Kleefstra (0566-652881
[email protected]), Vaste wal Noord-Holland Romke Kleefstra (zie Noord-Holland), Vaste wal Friesland Sieds Boersma (zie Friesland), Vaste wal Groningen Kees Koffijberg (zie Groningen) (RG) Grote Rivieren Marc van Roomen (024-6848143,
[email protected]) Informatie over coördinatie in (IJ) IJsselmeergebied, (RM) Randmeren, (BR) Beneden Rivieren, (NZ) Noordzee via SOVON Marc van Roomen (024-6848143,
[email protected]) Deze nieuwsbrief wordt toegezonden aan tellers en/of coördinatoren. De resultaten van de komende telling a.u.b. zo spoedig mogelijk naar SOVON Vogelonderzoek Nederland, Antwoordnummer 2505, 6573 ZX Beek-Ubbergen sturen. Vergeet niet de gebiedscodes in te vullen. Een postzegel is niet nodig!! Nb! De in deze nieuwsbrieven genoemde aantallen zijn voorlopig en vaak nog onvolledig! Ze zijn dus niet geschikt voor verder gebruik.
Watervogeltellingen in Nederland Nieuwsbrief seizoen 2005/2006, nr 3 november 2005.
Nederland is bij uitstek een watervogel- en wetlandland. Met watervogeltellingen worden objectieve gegevens verzameld over aantallen, verspreiding en de veranderingen daarin. Het landelijke project vindt plaats in het kader van het Netwerk Ecologische Monitoring en wordt ondersteund door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Vogelbescherming Nederland en het Centraal Bureau voor de Statistiek. De landelijke coördinatie wordt verzorgd door SOVON Vogelonderzoek Nederland. De tellingen worden uitgevoerd door een groot aantal waarnemers van vogelwerkgroepen, beherende instanties, provincies en instituten. Er worden maandelijks tellingen uitgevoerd in monitoringgebieden (alle watervogelsoorten, in Rijkswateren en overige Vogelrichtlijngebieden), pleisterplaatsen (ganzen en zwanen) en in januari de Midwintertelling.
Beste tellers, Met oktober achter de rug en november voor de boeg zijn de drukke watervogelmaanden aan de beurt. In deze tijd worden de piekaantallen van Goudplevieren en Kieviten vastgesteld en komen de grote aantallen van ganzen, smienten en duikeenden weer het land binnen. Dat harde wind en droogte niet altijd een nadeel is maar ook kansen biedt bleek uit enkele resultaten van de oktobertelling: Tijdens het telweekend van oktober was het behoorlijk mooi weer al hadden de vroege starters wel last van mist op een aantal plekken. Ook kwam ik opmerkingen tegen over de straffe oostenwind. Niet alleen omdat het daardoor soms een hele toer was om het hele studiegebied af te werken (vooral voor de fietsers onder ons), maar ook was de verspreiding van een aantal eendensoorten behoorlijk anders. Veel groepen zwem- en duikeenden die overdag altijd ergens een plek in de luwte opzoeken hadden nu vaak juist de andere kant van het meer opgezocht. Dat zo’n veranderde verspreiding soms voor grote verrassingen kan zorgen bleek wel uit een waarneming van bijna 400 Krooneenden in de Gouwzee die daar nu in de luwte van de dijk lagen en normaal niet worden opgemerkt. In de bijdrage van Arjan
Beek-Ubbergen, 28-10-2005 Boele meer over deze spectaculaire waarneming en de achtergronden. In het rivierengebied en oostelijk Nederland waren in oktober door het uitblijven van regen een hoop plassen drooggevallen. In de Strabrechtse Heide werd van dit nadeel een voordeel gemaakt door bij een gedeeltelijk uitgedroogde plas heel goed de oever af te lopen met 40 Bokjes tot gevolg! Bij zo’n aantal vraag je je toch wel af hoeveel Bokjes van Nederland gebruik maken in het najaar. Het moeten er veel meer zijn dan we denken. Zowel de waarneming van de Krooneenden als de Bokjes laat zien dat er nog veel valt te ontdekken tijdens het watervogels tellen. In deze nieuwsbrief ook een bijdrage van Romke Kleefstra over de recente Wader Study Group meeting in Ierland waar o.a. een workshop plaats vond over Goudplevieren. De halsband en ringaflezers onder jullie vinden in deze nieuwsbrief weer een overzicht om te bewaren, alle kleurmerk programma’s voor zwanen en ganzen netjes bij elkaar. Ik wens jullie een spannende novembertelling toe. Marc van Roomen
Nederland (binnenland):
Waddengebied:
12 november monitoringgebieden, ganzen- en zwanentelling
19 november integrale telling (11.25 hw)
Overige teldata voor dit seizoen
17 dec monitoringgebieden, ganzen en zwanentelling 14 jan midwintertelling, monitoringgebieden, ga&zwatelling 18 feb monitoringgebieden, ganzen en zwanentelling 18 maart monitoringgebieden, ganzen en zwanentelling 15 april monitoringgebieden, telling Brand- en Rotgans 6 mei telling Rotgans 13 mei selectie van monitoringgebieden 17 juni selectie van monitoringgebieden
Overige teldata voor dit seizoen
17 dec steekproeftelling (10.30), ganzen en zwanentelling 21 jan integrale telling (13.04 ) 18 feb steekproeftelling (12.25), ganzen en zwanentelling 18 maart steekproeftelling (11.46), ganzen en wanentelling 15 apr steekproeftelling (11.45), telling Brand- en Rotgans 6 mei telling Rotgans 13 mei integrale telling (11.06) 17 juni steekproeftelling (14.46)
NB. Bij voorkeur niet van de teldatum afwijken, echter bij slecht weer of andere overmacht kunnen tellingen nog één dag voor tot twee dagen na de teldatum worden uitgevoerd.
Ganzen en zwanen In de vorige nieuwsbrief werden door collega Henk van der Jeugd de profetische woorden uitgesproken dat diverse soorten goed zouden hebben gebroed in de afgelopen zomer. Inmiddels zijn vooral van Kleine Rietgans, Kolgans, Brandgans en Rotgans grotere aantallen gearriveerd. Wat broedresultaten betreft is het beeld wisselend: Kleine Rietganzen kwamen met minder dan 5% jongen van Spitsbergen terug: één van de slechtste seizoenen tot nu toe (o.a. veroorzaakt door slecht weer op de broedplaatsen). Kolganzen arriveerden gemiddeld een week later en minder massaal dan vorig jaar in oktober, maar lijken wel opnieuw zo’n 25-30% eerstejaars bij zich te hebben (vorig jaar 26%). Van de Brandgans zijn nog te weinig gegevens verzameld, een eerste impressie wijst op ongeveer 20% jongen. Bij de Rotganzen tenslotte, lijken de eerdere geluiden uit Siberië bewaarheid te worden. Gegevens van Terschelling (Jan Ellens) en Wieringen (Wim Tijsen) wijzen voorlopig op een jongenpercentage van 35-40%. In-
dien deze eerste gegevens worden bevestigd is dit het eerste seizoen sinds 1991 met meer dan 30% eerstejaars! Bij Kleine Zwaan is nog geen volledig overzicht beschikbaar. Wie deze soort door het seizoen heen beter wil volgen kan zich aanmelden bij Wim Tijsen (
[email protected]), en krijgt gedurende het seizoen wekelijks via de mail een speciale nieuwsbrief opgestuurd.
Knobbelzwaan gele halsband en pootring met 2 letters (PC, PE, PH, PJ, PK) en 2 cijfers: Jeroen Nienhuis, Helper Oostsingel 50, 9722 AW Groningen,
[email protected]. gele halsband met 2 letters (AK,AP, AY) en 2 cijfers (of andersom, 00-99CP, 00-99CT): Volkl Blüml, Biol.Station Haseniederung, Alfseestrasse 291, D-49594 Alfhaus, Duitsland, volkl.
[email protected]; www.swans.de
groene halsband met 1 letter en 2 cijfers of 3 letters (serie start met J, P, Z, V en X bijv. JAA): Berend Voslamber, SOVON, Rijksstraatweg 178, 6573 DG Beek-Ubbergen, greylag@sovon. nl; www.sovon.nl/onderzoek/ , kijk onder grga. Vogels uit Nederland en België (X-serie).
Kleine Zwaan blauwe halsband en pootring met 3 cijfers en 1 letter (P, U of K): Jan Beekman, Lodewijk Tripstraat 4-N, 1053 ES Amsterdam,
[email protected]. Vogels uit de Pechora Delta, Rusland. Let op: S en H-serie naar Jenny Earl, Wildfowl & Wetlands Trust, Slimbridge, Glos. GL2 7BT, Groot-Brittannië,
[email protected]. gele of witte pootring (aan één poot, andere poot metaal) met 3 cijfers en/of letters: Jenny Earl, adres zie boven. Kleine Rietgans blauwe halsband met 1 letter en 2 cijfers: Jesper Madsen, NERI, Frederiksborgvej 399 DK-4000 Roskilde, Denemarken,
[email protected]. Veel op elkaar lijkende code’s in gebruik (ook i e.d.).Waarnemingen kunnen ook online worden aangeboden en bekeken (www.pinkfoot. net), mits in bezit van een waarnemerscode (eerst aanmelden!). Per post opsturen kan ook. Op de internetpagina tevens veel nieuws over de soort. Kolgans zwarte (en gele/witte halsbanden) met 1 letter en 2 cijfers: Helmut Kruckenberg, Am Steigbügel 3, D-27283 Verden/Aller, Duitsland.
[email protected] (Nieuw post- en emailadres!). Tevens nieuwe internetsite: www.blessgans.de. In de loop van de winter ook in het nederlands beschikbaar. Exceltabel beschikbaar voor invoer van gegevens, later ook online invoer. Grauwe Gans blauwe halsband met 3 cijfers en/of letters: Leif Nilsson, Ekologihuset. S-223 62 Lund. Zweden,
[email protected]; www.darwin.biol.lu.se/zooekologi/waterfowl/index.htm. Vogels uit Zweden en Noorwegen. Veel informatie op internetpagina.
Overzicht ringprojecten Een aantal van jullie vroegen naar het bekende overzicht van ringprojecten. Wie altijd een volledig en actueel overzicht wil hebben, en een internetaansluiting heeft, kan daarvoor het beste op de website van Dirk Raes kijken: www.cr-birding.be. Voor wie daar geen toegang toe heeft, hieronder een overzicht van de belangrijkste projecten. Bij twijfel, neem contact op met Kees Koffijberg.
Brandgans twee pootringen (diverse kleuren, elke poot één ring) met cijfer of letter of één pootring (rood, groen of blauw )met twee letter/cijfercombinatie (wit): Henk van der Jeugd, SOVON, Rijksstraatweg 178, 6573 DG Beek-Ubbergen, henk.
[email protected]. Vogels van Gotland/Zweden, Pechora Delta/Rusland en Hellegatsplaten. Nieuwe vogels geringd in 2005. Excel-tabel beschikbaar voor digitale invoer. Één pootring (geel, oranje, mintgroen, wit) met twee of drie letter/cijfercombinatie (zwart): Richard Hearn, Wildfowl & Wetlands Trust, Slimbridge, Gloucestershire, GL2 7BT , Groot Brittanië,
[email protected] Vogels van Spitsbergen. Rotgans twee pootringen (diverse kleuren, elke poot één) met cijfer of letter: Bart Ebbinge, Alterra, Antwoordnummer 313, 6700 WB Wageningen,
[email protected]. Vogels geringd in Nederland of Taimyr, Siberië. Binnenkort online invoer mogelijk. Verder kunnen alle waarnemingen van exoten met ringen worden opgestuurd aan: Olaf Geiter, Landweg 27, D-18196 Kavelstorf, Duitsland
[email protected]. Zie ook www. kanadagans.de
Ganzen op de kaart! Het intekenen van ganzengroepen, vorige keer uitvoerig belicht, verloopt tot dusverre zonder noemenswaardige problemen. Resultaten van de oktober-telling zijn zo kort na afloop uiteraard nog niet te geven, maar we zijn wel erg verheugd dat de extra inspanning van het intekenen door iedereen zo goed is opgepakt. Op dit moment is bijna de helft van de kaartjes uit de oktober telling binnen. Bedankt! Vragen t.a.v. intekenen en opvanggebieden graag naar Henk van der Jeugd,
[email protected]. Kees Koffijberg
Recordaantallen Krooneenden in de Gouwzee
250
de vorige eeuw toen er grote groepen pleisterden op het Zwarte Meer (max. 650 in september) en het Veluwemeer (300-400 met een uitschieter van 1500-1600 op 25-26 oktober 1965). Van deze vogels wordt aangenomen dat ze grotendeels van buitenlandse herkomst zijn geweest. In de eerste helft van de jaren negentig vertoonden de aantallen in de Gouwzee een opvallende parallel met de jongenaanwas van de Nederlandse broedpopulatie zodat kan worden aangenomen dat dit grotendeels eigen broedvogels en hun nakomelingen betrof (S. Dirksen & J. van Winden, Limosa 69: 131-133). De bijna 400 vogels die hier in oktober verbleven kunnen ook goed betrekking hebben op Nederlandse vogels. In 2003 bedroeg de broedpopulatie naar schatting 150-200 paren en in 2004 waarschijnlijk meer dan 225 paren (dus 450 adulte vogels met daarbij nog een onbekend aantal jonge vogels). Toch is het wel mogelijk dat er ook vogels van elders bij betrokken zijn. De verspreiding van de zuidwestelijke flyway-populatie, die in Zuidwest- en Centraal-Europa overwintert, heeft namelijk recent enkele wijzigingen ondergaan. Daarbij zijn meer vogels gaan overwinteren ten noorden van de Alpen, vooral op de Zwitserse meren en de Bodensee, ten koste van de Spaanse overwinteringsgebieden die al geruime tijd door droogte worden geplaagd. Als geheel is de flyway-populatie stabiel, en ten opzichte van de jaren zeventig mogelijk zelfs wat kleiner geworden. Gelet op de aantallen waar het om gaat bij deze populatie (25.000 - 35.000 vogels) zijn de Nederlandse aantallen overigens nog steeds bescheiden, maar wel toenemend (figuur1).
200
Arjan Boele
De afgelopen weken werden erg veel Krooneenden gezien in de Gouwzee, de belangrijkste pleisterplaats voor deze soort in ons land. Op dagen met een straffe (zuid)oostenwind pleisterden de vogels in de luwte van de dijk naar Marken waardoor ze zich relatief eenvoudig lieten tellen: op 7 oktober zaten er 325, op de 16e waren het er 396 en op de 19e 302 (met groepen van 154 en 98). Op 23 oktober werden, mogelijk ook doordat de wind naar het zuidwesten was gedraaid, nog ‘slechts’ 84 gezien (bronnen: Amsterdams VogelNet, B. de Lange & P. Schrijvershof). Tussen de ruim 300 vogels op 9 oktober zaten minimaal 20 jonge vogels. De Krooneenden foerageerden die dag nauwelijks maar waren wel af en toe fraai aan het baltsen (B. de Lange). Hoeveel Krooneenden er elders in het land zaten rond de 16e is (nog) onbekend. Grotere aantallen in het najaar van 2004 zijn o.a. bekend uit het Drontermeer (37 half september) en het Veluwemeer (100 begin november). Het is al veel langer bekend dat er in de nazomer en herfst veel Krooneenden in de Gouwzee zitten. In 1992-95 werden maximaal 117, 120, 88 en 140 vogels geteld (S. Dirksen & J. van Winden, Limosa 69: 131-133) en in 2001-2004 in ieder geval 174, 82, 158 en 172 (N. Zijlmans, database Bijzonder Soorten Project, SOVON). De huidige aantallen doen denken aan de jaren vijftig en zestig van
gem. aantal / maand
300
150 100
Figuur 1. Gemiddeld aantal Krooneenden per maand tijdens de watervogeltellingen in 1975/76 - 2003/04 in Nederland.
50 0 75/76
80/81
85/86
90/91
95/96
00/01
Enerverende Wader Study Group Conference in Ierland Van 7 tot 10 oktober jl. vond te Knockadoon Head nabij Cork in Ierland de internationale conferentie van de Wader Study Group (WSG) plaats. Namens SOVON reisden Marc van Roomen en ondergetekende af om presentaties te verzorgen over resp. de toenemende aantallen wormenetende steltlopers in de Nederlandse Waddenzee en Goudplevieren in Nederland. Op zaterdag en zondag vonden circa 25 presentaties plaats die stuk voor stuk veel nieuwe inzichten gaven in populatiedynamiek, overleving en gedrag van steltlopers. Een fantastische lezing werd gegeven door Jennifer Gill (University of East-Anglia) over de overeenkomsten tussen kwaliteit van habitat en de conditie van IJslandse Grutto’s zowel in de broedtijd als tijdens overwintering. De populatie van de IJslandse Grutto groeit nog steeds. Individueel gebruik van de betere en de mindere habitats wordt intensief gevolgd o.a. aan de hand van kleurringonderzoek. Hieruit blijkt dat
de groei van de populatie er in resulteert dat in toenemende mate gebieden van matige kwaliteit worden bezet. IJslandse Grutto’s uit de oorspronkelijke, kwalitatief beste broedgebieden overwinteren ook in de beste gebieden in Zuid-Engeland die van oudsher worden bezet. Dit in tegenstelling tot de IJslandse Grutto’s uit recent bezette en kwalitatief mindere broedgebieden, want zij bezetten nieuwe overwinteringsgebieden die van mindere kwaliteit zijn. Het lijkt erop dat de conditioneel sterkere vogels als eerste vertrekken uit de betere broedgebieden naar de betere overwinteringsgebieden, terwijl de grutto’s uit de mindere broedgebieden hun heil elders moeten zoeken. Op maandag vonden twee workshops plaats, waarvan één in het teken stond van de trek en de overwintering van Goudplevieren in West-Europa. Theunis Piersma wijdde uit over de verhoogde overleving en populatiegroei op basis van ruim een halve eeuw wilsterflappen in Fries-
land. Ondergetekende presenteerde de resultaten van de Nederlandse goudplevierentellingen in het najaar van 2003. Uit onze resultaten blijkt dat de aantallen in zowel de zoute als zoete wetlands toenemen en dat er een sterke afname heeft plaatsgevonden in het agrarisch gebied. Er heeft zich sinds eind jaren ’70 een sterke verschuiving in verspreiding voorgedaan. Simon Gillings (BTO) liet een analyse van de verspreiding in Engeland zien, waar de Goudplevieren in toenemende mate voor de oostkust
kiezen. Ook de resultaten van goudplevierentellingen in Zweden, Denemarken, Duitsland, Ierland, en Frankrijk kwamen aan bod. Zo worden de aantallen in Frankrijk in december geschat op 1,2 miljoen exemplaren. De internationale telling in Noordwest-Europa in oktober 2003 leverde zo’n 1,1 miljoen Goudplevieren op, waarvan de meeste in Denemarken (400.000). Volgend jaar wordt de WSG-Conference georganiseerd in Zuid-Zweden. Skål! Romke Kleefstra
Overzicht binnengekomen tellingen (per post en digitaal) in 2005-2006 aantal % t/m 30-9 2005 regio gebieden sept okt nov dec jan Waddengebied 234 Friesland 297 Groningen 134 Drenthe 94 Noord-Holland 110 Zuid-Holland 354 Utrecht 102 Flevoland 43 Gelderland 127 Noord-Brabant 102 Limburg & Limburgse Maas 115 Randmeren 39 Rijn (Waal-Rijn-IJssel) 136 Brabantse & Gelderse Maas 46 Beneden Rivieren 135 Zeeland 522 Percentage Digitaal ingestuurd Watervogeltellingen projectcoördinatie formulieren etc. ganzen en zwanen
44 65 29 53 46 18 38 55 88 17 76 71 72 45 59 3 59
feb
mrt
17 67 28 37 46 42 44 53 52 22 66 38 64 39 54 4 59
Marc van Roomen (024-6848143,
[email protected]) Michel Klemann (024-6848144,
[email protected]) Kees Koffijberg (024-6848111, kees.koffi
[email protected])
Wie coördineert wat: regiocoördinatie De eerstgenoemde persoon coördineert de maandelijkse tellingen, voor de midwintertelling is er soms een aparte coördinator (ZO) Zoute Delta (NH) Noord-Holland
Cor Berrevoets, (0118-672350,
[email protected]) Romke Kleefstra (0566-652881
[email protected]), Midwintertelling, Kees Scharringa (0251-362766, /06-24257451,
[email protected]) (ZH) Zuid-Holland Arjan Boele (024-6848111,
[email protected]), (ZL) Zeeland Jan-Willem Vergeer (024 6848137,
[email protected]) (FR) Friesland Sieds Boersma (058-2572215,
[email protected]), Midwintertelling Marten Wesselius (058-2925166,
[email protected]), (GR) Groningen Kees Koffijberg (024-6848111, kees.koffi
[email protected]), Midwintertelling Guido Meeuwissen (050-5347713,
[email protected]) (DR) Drenthe Harold Steendam (0592-273845,
[email protected]), Midwintertelling René Oosterhuis (0594-510102,
[email protected]) (FL) Flevoland Jan Schoppers (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling Rob van Swieten (036-5224898,
[email protected]) (OV) Overijssel Gerrit Gerritsen (038-4251753,
[email protected]) (GL) Gelderland Jan Schoppers (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling Henk Hubers (0316-331522,
[email protected]) (UT) Utrecht Arjan Boele (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling Wigle Braaksma (030-2203210,
[email protected]) (NB) Noord-Brabant Jan Schoppers (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling vacant (Li) Limburg Ton Cuijpers (0475-551579,
[email protected]) (WG) Waddengebied Eilanden Romke Kleefstra (0566-652881
[email protected]), Vaste wal Noord-Holland Romke Kleefstra (zie Noord-Holland), Vaste wal Friesland Sieds Boersma (zie Friesland), Vaste wal Groningen Kees Koffijberg (zie Groningen) (RG) Grote Rivieren Marc van Roomen (024-6848143,
[email protected]) Informatie over coördinatie in (IJ) IJsselmeergebied, (RM) Randmeren, (BR) Beneden Rivieren, (NZ) Noordzee via SOVON Marc van Roomen (024-6848143,
[email protected]) Deze nieuwsbrief wordt toegezonden aan tellers en/of coördinatoren. De resultaten van de komende telling a.u.b. zo spoedig mogelijk naar SOVON Vogelonderzoek Nederland, Antwoordnummer 2505, 6573 ZX Beek-Ubbergen sturen. Vergeet niet de gebiedscodes in te vullen. Een postzegel is niet nodig!! Nb! In deze nieuwsbrieven genoemde aantallen zijn voorlopig en vaak nog onvolledig! Ze zijn dus niet geschikt voor verder gebruik.
Watervogeltellingen in Nederland Nieuwsbrief seizoen 2005/2006, nr 4 december 2005.
Nederland is bij uitstek een watervogel- en wetlandland. Met watervogeltellingen worden objectieve gegevens verzameld over aantallen, verspreiding en de veranderingen daarin. Het landelijke project vindt plaats in het kader van het Netwerk Ecologische Monitoring en wordt ondersteund door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Vogelbescherming Nederland en het Centraal Bureau voor de Statistiek. De landelijke coördinatie wordt verzorgd door SOVON Vogelonderzoek Nederland. De tellingen worden uitgevoerd door een groot aantal waarnemers van vogelwerkgroepen, beherende instanties, provincies en instituten. Er worden maandelijks tellingen uitgevoerd in monitoringgebieden (alle watervogelsoorten, in Rijkswateren en overige Vogelrichtlijngebieden), pleisterplaatsen (ganzen en zwanen) en in januari de Midwintertelling.
Beste tellers, Eigenlijk was het tijdens de novembertelling prima telweer. Niets van de soms zeer mistige perioden die zo kenmerkend voor november kunnen zijn. Het grootste gedeelte van november was het rustig herfstweer. Aan het eind van de maand viel toen plotseling de winter in, maar toen hadden we de ‘buit’ in de vorm van veel uitgevoerde tellingen gelukkig al binnen. Vooral in het zuiden en oosten van het land was het onstuimig op vrijdag en zaterdag 26 november, net tijdens de landelijke dag! Gelukkig hebben wij velen van jullie toch nog op de landelijke dag mogen begroeten en met 700 bezoekers was het een leuke dag met veel spannende lezingen. Op het gebied van watervogels waren er lezingen over Zwarte Sterns en het belang van IJsselmeer en de Afrikaanse overwinteringsgebieden en over het hoe en waarom van kuststeltlopers en binnenlandsteltlopers. Een aantal van jullie hebben we de verdere kneepjes van het digitale invoeren van de telgegevens kunnen laten zien en we verwachten dan ook dat het digitale invoeren verder zal toenemen. Steeds meer tellers ontdekken ook de leuke mogelijkheden voor het maken van grafieken op basis van de resultaten in je eigen gebied.
Beek-Ubbergen, 2-12-2005 aan mij of zie ik Blauwe Reigers veel vaker op muizen jagen in plaats van langs de sloot ten opzichte van vroeger? In deze nieuwsbrief ook een bespreking van twee recente publicaties voor het Waddengebied die ook zijn down te loaden. In het stuk over ganzen en zwanen de laatste stand van zaken over de huidige aantallen (influxen als gevolg van de plotselinge kou) en vooral een overzicht van de jongenpercentages en regionale verschillen. De eerstvolgende telling is nu op 17 december en daarna is het weer tijd voor de Midwintertelling in januari. De coördinatoren voor de Midwintertelling (zie achterop) zijn weer druk bezig om deze telling te organiseren. Als je jaarlijks meedoet aan deze telling dan krijg je de formulieren eind december/begin januari van hun thuis gestuurd. Als je tot nu toe nog niet meedoet en je wilt een extra gebiedje op alle soorten watervogels tellen of je ganzengebied op alle soorten, neem dan contact op met de Midwinterregiocoördinator in je regio. Veel plezier en goed weer tijdens de decembertelling,
Marc van Roomen
In deze nieuwsbrief doen we verslag van de eerste resultaten bij volgsoort Blauwe Reiger. Zoals het er nu naar uitziet laat deze soort vergelijkbare aantallen en patronen zien als in voorgaande jaren. Echter een strenge winter kan hier natuurlijk verandering in brengen en ligt het nu Nederland (binnenland):
Waddengebied:
17 december monitoringgebieden, ganzen- en zwanentelling
17 december steekproeftelling (10.30 hw) ganzen- en zwanentelling
Overige teldata voor dit seizoen 14 jan midwintertelling, monitoringgebieden, ga&zwatelling 18 feb monitoringgebieden, ganzen en zwanentelling 18 maart monitoringgebieden, ganzen en zwanentelling 15 april monitoringgebieden, telling Brand- en Rotgans 6 mei telling Rotgans 13 mei selectie van monitoringgebieden 17 juni selectie van monitoringgebieden
Overige teldata voor dit seizoen
21 jan integrale telling (13.04 ) 18 feb steekproeftelling (12.25), ganzen en zwanentelling 18 maart steekproeftelling (11.46), ganzen en zwanentelling 15 apr steekproeftelling (11.45), telling Brand- en Rotgans 6 mei telling Rotgans 13 mei integrale telling (11.06) 17 juni steekproeftelling (14.46)
NB. Bij voorkeur niet van de teldatum afwijken, echter bij slecht weer of andere overmacht kunnen tellingen nog één dag voor tot twee dagen na de teldatum worden uitgevoerd.
Ganzen en zwanen De koudere periode eind november lijkt in ieder geval bij Kleine Zwaan, Toendrarietgans en Brandgans geleid te hebben tot wat grootschaliger verplaatsingen en aankomst van nieuwe vogels (zie o.a. www.trektellen.nl). Afgaande op de verhalen van Leo van den Bergh, die tussen begin oktober en half november onderweg was in Oost-Europa, is de populatie Toendrarietganzen onder invloed van een jongenaandeel van boven de 30% dit seizoen fors hoger. Of we daar bij ons iets van meekrijgen hangt natuurlijk af van het weersverloop in de komende tijd. De grootste aantallen pleisterden in Brandenburg en Sachsen, in het oostelijk deel van Duitsland. Mogelijk dat bij sneeuw en vorst, of bij het opraken (lees: onderploegen) van de maisstoppel een deel van deze vogels in december alsnog onze kant op komt. Ook bij de Kleine Zwanen tekenen zich betere broedresultaten af vergeleken met de afgelopen jaren (rond de 14% eerstejaars), maar de aantallen bleven tot half november ver beneden de maat (inmiddels worden wel groeiende aantallen gemeld). Bij de andere soorten hebben nieuwe leeftijdstellingen de indrukken van het begin van het seizoen bevestigd: Kolgans komt gemiddeld op rond 26% eerstejaars, Brandgans rond de 25% (voor het eerst sinds 1996 meer dan 20%) en Rotgans rond de 40% (zie vorige nieuwsbrief). Uitgesproken slechte broedresultaten worden gemeld bij de Kleine Rietgans (7%). Ook de Zweedse Dwergganzen hebben een slecht broedseizoen achter de rug. In de populatie van c. 100 vogels werden minder dan 10 jongen gezien. Overigens blijkt bij die leeftijdstellingen dat bij een aantal soorten behoorlijke regionale verschillen te zien zijn. Als voorbeeld hier de Kolgans, op grond van de gegevens die tot en met de eerste helft van november werden verzameld. Tussen het minimum en maximum percentage liggen ruim 12%. Opvallend is vooral dat in het Duitse deel van de Niederrhein (vlak over de grens bij Nijmegen) minder families in de groepen ganzen worden gezien. In voorgaande jaren bleek steevast ook in Zeeuwsch-Vlaanderen sprake van een kleiner aandeel jongen. Welke factoren hieraan precies ten grondslag liggen is nog niet geheel uitgekristalliseerd, maar duidelijk is wel dat in ieder geval aspecten als groepsgrootte van de aanwezige ganzen in een gebied (meer families in kleine groepen, minder in grote concentraties) en voedseltype (doorgaans minder families in akkergebieden). Daarnaast is wellicht ook sprake van echte regio-effecten. Het betekent dat reproductiecijfers verzameld in een klein gebied door slechts enkele mensen (zoals in het verleden soms gebruikelijk),
in ieder geval voor Kolgans niet in alle gevallen representatief zullen zijn. Andere soorten, zoals Brandgans, vertonen veel minder variatie. Kennelijk mengen families zich bij deze soort meer evenredig over alle gebieden en alle groepen (iets wat indertijd ook bij de bewegingen van de individueel geringde vogels bleek). Mensen die de mogelijkheid hebben leeftijdstellingen te doen worden verzocht even contact op te nemen met Kees Koffijberg. Wat betreft de opvanggebieden en verjagingsacties valt te melden dat met name uit Friesland geluiden komen van ongeoorloofde jachtpraktijken. Zo werd eind november bij Blauwhuis gejaagd op pure groepen Kleine Rietganzen en worden geregeld ganzenschutters waargenomen die tijdens de ochtendtrek bij de slaapplaats op overvliegende vogels mikken. Met verjaging heeft dit weinig van doen; Kleine Rietgans valt bovendien buiten het beleidskader (alleen Kolgans, Grauwe Gans en Smient mogen ter verjaging worden geschoten). Naast het vastleggen van de verspreiding binnen en buiten de opvanggebieden, is het van belang dit soort waarnemingen vast te leggen (opmerkingen op formulier of kaartje). Geef indien mogelijk illegale praktijken ook door aan de AID (algemene inspectiedienst van het Ministerie van LNV). Kees Koffijberg Dollard (775) Hoeksmeer Gr (2541) Friesland (3701) Noord-Holland (1805) Zeeuwsch-Vlaanderen (3224) Ooijpolder (4464) Niederrhein Kleve (6502) Niederrhein Wesel (8173) 0
5
10
15
20
25
30
35
aandeel eerstejaars (%)
Figuur 1. Aandeel eerstejaars bij Kolgans in oktober en de eerste helft van november 2005. De balkjes geven het percentage eerstejaars, de lijn het totaal van alle gebieden. Getallen tussen haakjes geven het aantal gecontroleerde vogels. Met dank aan Henk Castelijns, Harald Ernst, Kees Koffijberg, Jan Kramer, Dirk Tanger, Ko Veldkamp en Berend Voslamber.
Volgsoort Blauwe Reiger Nu de meeste telgebieden in het binnenland drie keer geteld zijn en sommige alweer vijf keer is het tijd eens te kijken waar de Blauwe Reigers zich bevonden en hoe de voorlopige aantallen zich verhouden tot voorgaande seizoenen. Zoals in het vorige stukje over deze volgsoort in de september-nieuwsbrief al werd aangegeven worden
de meeste vogels ieder seizoen weer gezien in januari wanneer het onderzochte oppervlakte in het kader van de midwintertelling het grootst is (5600 ex. in januari 2003). Maandelijkse tellingen geven echter aan dat er in het najaar (september-oktober) meer reigers in ons land verblijven (figuur 2). Overigens is het maar de vraag of het echte maximum in het najaar valt, het kan niet worden
uitgesloten dat de meeste vogels al in juli-augustus in ons land verblijven. In de drie belangrijkste regio’s voor deze soort valt de piek in september-oktober (Rivieren) of oktober-november (Oost-Nederland en West-Nederland) waarbij wel opgemerkt moet worden dat veel gebieden in Zuid-Holland (regio West-Nederland) pas vanaf oktober geteld worden. In Oost-Nederland werden in september relatief veel reigers gezien en het is goed mogelijk dat de piek er dit seizoen relatief vroeg viel. In de loop van het najaar trekt een deel van de populatie weg of verder door naar zuidelijker gebieden waarna we, in niet-strenge winters, een relatief stabiele winterpopulatie hebben en het broedseizoen alweer vroeg begint; eind januari keren de eerste broedvogels terug naar kolonies om de oude takkennesten op te knappen en half februari worden de eerste eieren alweer geteld. Echt strenge winters zorgen wel voor een aantalsafname. Na de strengste winter uit de vorige eeuw (1962/63) halveerde het aantal broedvogels zelfs. De forse sneeuwval op 25 / 26 november in het (zuid)oosten van het land heeft, zoals ook wel te verwachten was, niet geleid tot opvallende verplaatsingen van Blauwe Reigers (www.trektellen.nl). De najaarstrek komt al in juli snel op gang en loopt door tot eind oktober. In juli en augustus gaat het hierbij voornamelijk om juveniele vogels. Telposten in het westen van het land zien gemiddelde de meeste vogels overkomen. Een belangrijk deel van de trek speelt zich overigens ‘s 2500
West NL
1200
avonds af waarbij de vogels ook ‘s nachts door blijven vliegen. Een leuk voorbeeld van avondtrek is de waarneming van 51 Blauwe Reigers (en 28 Purperreigers) op 30 augustus in Ridderkerk (ZH, VWG Ridderkerk en Barendrecht). De wegtrek van Blauwe Reigers blijkt ook uit de watervogeltellingen. In september en oktober werd in ongeveer 40% van de ca. 1000 reeds verwerkte telgebieden minimaal één Blauwe Reiger gezien terwijl de presentie in november nog maar 18% was (ruim 1000 telgebieden). Daarnaast nam ook het gemiddeld aantal exemplaren per telgebied af van 2.6 (september-oktober) naar 1.1 (november). De afname lijkt sterker dan in voorgaande seizoenen het geval was maar het is nog te vroeg om conclusies te trekken aangezien het hierbij nog om onvolledige aantallen gaat. In juli en augustus werden maandelijks zo’n 200 telgebieden geteld en werd de soort aangetroffen in ruim een derde van de gebieden (gemiddeld 1.6 ex.). De grootste concentraties werden in september gemeld De Deelen (Fr, 77) en het Ilperveld in Waterland (NH, 39), in oktober in Bilwijk in de Krimpenerwaard (ZH, 133) en De Deelen (77) en in november in de Alblasserwaard (ZH) in Polder Molenaarsgraaf (45) en nabij Papendrecht (41). Daarnaast zijn er nog 41gebieden waar dit seizoen minimaal één keer 20-40 Blauwe Reigers aanwezig waren. Arjan Boele
Rivieren
600
1000
2000
500
800
1500
400
600
1000
0
300
400
500
200
200 jul aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun
0
700
Oost NL
100 jul aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun
0
jul aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun
Figuur 2. Voorlopige aantallen Blauwe Reigers in 2005/06 (balkjes) in vergelijking met de seizoenen 1999/20002003/04 (minimale, maximale en gemiddelde aantallen).
‘Het tij gekeerd’ en wadvogelliteratuur bestudeerd De afgelopen tijd heeft de Waddenzee weer wat aandacht in de pers gekregen. Dat had vooral te maken met nieuwe publicaties over en nieuwe ontwikkelingen rond het gebied. Zo presenteerden acht natuurorganisaties op 10 november jl. ‘Het Tij Gekeerd’, een boekwerkje met voorstellen voor natuurherstel in het Waddengebied. Voor o.a. natuurherstel heeft het kabinet het Waddenfonds in het leven geroepen. Dit fonds bevat ca. 800 miljoen Euro, te besteden in 20 jaar tijd. De overheid breekt zich nog steeds het hoofd over de procedures en competenties rondom het fonds. In dit fraai geïllustreerde boekje hebben de natuurorganisaties gezamenlijk een overzicht van de problemen en mogelijke oplossingen gemaakt die prioriteit hebben. Daarbij wordt ingezet op vijf programma’s met titels als ‘Rijke Zee’, ‘Gezonde Kwelders’, ‘Natuurparels Binnendijks’, ‘Levendige Eilanden’ en ‘Beleving en Draagvlak’. O.a. aan de hand van interviews met
mensen die actief zijn in het Waddengebied (natuurbeheerders, onderzoekers, boeren) worden die programma’s toegelicht. Onderdeel van het plan ‘Gezonde Kwelders’’ is bijvoorbeeld om in het gebied tussen Zwarte Haan en de Afsluitdijk kleine kwelders, die er tot op heden ontbreken, aan te leggen en te onderhouden. ‘Natuurparels Binnendijks’ is een programma om binnendijks langs de hele Waddenkust een parelsnoer van brakke natuurgebieden te realiseren, waarvoor Polder Breebaart bij de Dollard een voorbeeld is. ‘Levendige Eilanden’ is een programma waarmee natuurlijke dynamiek in de duinen teruggebracht moet worden. De acht natuurorganisaties achter ‘Het Tij Gekeerd’ zijn Staatsbosbeheer, Vogelbescherming Nederland, Landschap Noord-Holland, It Fryske Gea, Het Groninger Landschap, Wilde Kokkels, Natuurmonumenten en de Waddenvereniging. Het herstelplan is te downloaden via www.hettijgekeerd.nl.
In oktober verscheen ‘De Waddenzee als kruispunt van vogeltrekwegen’, een rapport geschreven door de NIOZmedewerkers Jeroen Reneerkens, Theunis Piersma en Bernard Spaans in opdracht van Vogelbescherming Nederland. Het is een ‘literatuurstudie naar de kansen en bedreigingen van wadvogels in internationaal perspectief’. Beschreven worden wat voor belangrijke schakel de Waddenzee vormt in de Oost-Atlantische trekroute en met wat voor ecosysteem we te maken hebben. Vervolgens worden alle bedreigingen voor het Wad beschreven, waarna het rapport alle aandacht biedt aan de veranderingen in vogelpopulaties met bijna 50 soortbeschrijvingen. Per soort wordt beschreven wat voor aantallen in de Waddenzee voorkomen, welke tijd van het jaar, wat het voedOverzicht binnengekomen tellingen (per post en digitaal) in 2005-2006 aantal % t/m 2-12 2005 regio gebieden sept okt Waddengebied Friesland Groningen Drenthe Noord-Holland Zuid-Holland Utrecht Flevoland Gelderland Noord-Brabant Limburg & Limburgse Maas Randmeren Rijn (Waal-Rijn-IJssel) Brabantse & Gelderse Maas Beneden Rivieren Zeeland Percentage Digitaal ingestuurd
Watervogeltellingen projectcoördinatie formulieren etc. ganzen en zwanen
234 297 134 94 110 354 102 43 127 102 115 39 136 46 135 522
58 69 36 53 46 19 40 60 88 17 83 71 84 45 60 3 59
35 79 41 73 65 68 53 79 80 26 79 56 83 58 74 9 52
nov
sel is en wat voor specifieke kennisleemte bestaat t.a.v. de soort. Bij een enkele soort wordt breed ingegaan op reeds uitgevoerd onderzoek, zoals bij de Kanoet. Het rapport vat helder samen wat de trends zijn van verschillende populaties, wat voor bedreigingen speelden, spelen en nog kunnen gaan spelen en wat er nog aan kennis vergaard moet worden om beter vinger aan de pols te kunnen houden. De drie NIOZ-mannen zijn er daarmee prima in geslaagd om een duidelijk en helder boekwerk te presenteren dat een waardevolle aanvulling op de Ecologische atlas van de Nederlandse wadvogels vormt. En bovendien is het rapport via de website van Vogelbescherming te downloaden. Een aanrader, niet alleen voor onder de kerstboom. Romke Kleefstra
dec
44 73 38 81 55 55 63 79 65 22 69 53 84 56 50 13 56
Marc van Roomen (024-6848143,
[email protected]) Michel Klemann (024-6848144,
[email protected]) Kees Koffijberg (024-6848111, kees.koffi
[email protected])
Wie coördineert wat: regiocoördinatie De eerstgenoemde persoon coördineert de maandelijkse tellingen, voor de midwintertelling is er soms een aparte coördinator (ZO) Zoute Delta (NH) Noord-Holland
Cor Berrevoets, (0118-672350,
[email protected]) Romke Kleefstra (0566-652881
[email protected]), Midwintertelling, Kees Scharringa (0251-362766, /06-24257451,
[email protected]) (ZH) Zuid-Holland Arjan Boele (024-6848111,
[email protected]), (ZL) Zeeland Jan-Willem Vergeer (024 6848137,
[email protected]) (FR) Friesland Sieds Boersma (058-2572215,
[email protected]), Midwintertelling Marten Wesselius (058-2925166,
[email protected]), (GR) Groningen Kees Koffijberg (024-6848111, kees.koffi
[email protected]), Midwintertelling Guido Meeuwissen (050-5347713,
[email protected]) (DR) Drenthe Harold Steendam (0592-273845,
[email protected]), Midwintertelling René Oosterhuis (0594-510102,
[email protected]) (FL) Flevoland Jan Schoppers (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling Rob van Swieten (036-5224898,
[email protected]) (OV) Overijssel Gerrit Gerritsen (038-4251753,
[email protected]) (GL) Gelderland Jan Schoppers (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling Henk Hubers (0316-331522,
[email protected]) (UT) Utrecht Arjan Boele (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling Wigle Braaksma (030-2203210,
[email protected]) (NB) Noord-Brabant Jan Schoppers (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling vacant (Li) Limburg Ton Cuijpers (0475-551579,
[email protected]) (WG) Waddengebied Eilanden Romke Kleefstra (0566-652881
[email protected]), Vaste wal Noord-Holland Romke Kleefstra (zie Noord-Holland), Vaste wal Friesland Sieds Boersma (zie Friesland), Vaste wal Groningen Kees Koffijberg (zie Groningen) (RG) Grote Rivieren Marc van Roomen (024-6848143,
[email protected]) Informatie over coördinatie in (IJ) IJsselmeergebied, (RM) Randmeren, (BR) Beneden Rivieren, (NZ) Noordzee via SOVON Marc van Roomen (024-6848143,
[email protected]) Deze nieuwsbrief wordt toegezonden aan tellers en/of coördinatoren. De resultaten van de komende telling a.u.b. zo spoedig mogelijk naar SOVON Vogelonderzoek Nederland, Antwoordnummer 2505, 6573 ZX Beek-Ubbergen sturen. Vergeet niet de gebiedscodes in te vullen. Een postzegel is niet nodig!! Nb! In deze nieuwsbrieven genoemde aantallen zijn voorlopig en vaak nog onvolledig! Ze zijn dus niet geschikt voor verder gebruik.
:DWHUYRJHOWHOOLQJHQLQ1HGHUODQG 1LHXZVEULHIVHL]RHQQUMDQXDUL 1HGHUODQGLVELMXLWVWHNHHQZDWHUYRJHOHQZHWODQGODQG0HWZDWHUYRJHOWHOOLQJHQZRUGHQ REMHFWLHYHJHJHYHQVYHU]DPHOGRYHUDDQWDOOHQYHUVSUHLGLQJHQGHYHUDQGHULQJHQGDDULQ+HW ODQGHOLMNHSURMHFWYLQGWSODDWVLQKHWNDGHUYDQKHW1HWZHUN(FRORJLVFKH0RQLWRULQJHQZRUGW RQGHUVWHXQGGRRUKHWPLQLVWHULHYDQ/DQGERXZ1DWXXUHQ9RHGVHONZDOLWHLW0LQLVWHULHYDQ9HU NHHUHQ:DWHUVWDDW9RJHOEHVFKHUPLQJ1HGHUODQGHQKHW&HQWUDDO%XUHDXYRRUGH6WDWLVWLHN 'HODQGHOLMNHFR|UGLQDWLHZRUGWYHU]RUJGGRRU629219RJHORQGHU]RHN1HGHUODQG'HWHOOLQ JHQZRUGHQXLWJHYRHUGGRRUHHQJURRWDDQWDOZDDUQHPHUVYDQYRJHOZHUNJURHSHQEHKHUHQGH LQVWDQWLHVSURYLQFLHVHQLQVWLWXWHQ(UZRUGHQPDDQGHOLMNVWHOOLQJHQXLWJHYRHUGLQPRQLWRULQJ JHELHGHQDOOHZDWHUYRJHOVRRUWHQLQ5LMNVZDWHUHQHQRYHULJH9RJHOULFKWOLMQJHELHGHQ SOHLVWHU SODDWVHQJDQ]HQHQ]ZDQHQ HQLQMDQXDULGH0LGZLQWHUWHOOLQJ %HVWHWHOOHUV $OVHHUVWHQDWXXUOLMNGHEHVWHZHQVHQYRRUPHWYHHOYRJHOV PRRLWHOZHHUHQVSDQQHQGHZDDUQHPLQJHQ2SMDQXDUL ]DORSQLHXZGHPLGZLQWHUWHOOLQJLQ1HGHUODQGSODDWVYLQGHQ MDQXDULLQKHW:DGGHQJHELHG 0HW]R¶QWHOOHUVLQ1HGHU ODQGHQHWWHOLMNHGXL]HQGHQGDDUEXLWHQJDDWKHWRPYHUPRHGHOLMN KHWPHHVWRPYDQJULMNHWHOSURMHFWYRRUYRJHOV'HUHJXOLHUH PDDQGHOLMNVHWHOOLQJHQZDDUMXOOLHDDQPHHGRHQPDNHQHHQ LQWHJUDDORQGHUGHHOXLWYDQGLHPLGZLQWHUWHOOLQJ 'LWMDDULVHHQMXELOHXPMDDUZDQWGHPLGZLQWHUWHOOLQJEHVWDDW SUHFLHVMDDU'DDUPHHLVGH]HWHOOLQJHHQYDQGHODQJVW ORSHQGHYRJHOPRQLWRULQJSURMHFWHQWHUZHUHOG+HWLVDOOHPDDO KHHONOHLQEHJRQQHQ1DGDWHUDOYDQDIZDWHUYRJHOWHOOLQJHQ ZHUGHQXLWJHYRHUGLQEHODQJULMNHJHELHGHQZHUGYDQDIMDQXDUL JHVWUHHIGQDDUODQGHOLMNHGHNNLQJ]RXGHQHUQRJZDDUQH PHUV]LMQGLHELMGLHKLVWRULVFKHHHUVWHWHOOLQJDDQZH]LJZDUHQ" 'HRUJDQLVDWLHZDVLQKDQGHQYDQGHULMNVRYHUKHLG,7%21 ODWHU5,1'/2HQ,%1 PDDUZHUGLQRYHUJHGUDJHQDDQ 62921'HWHOOLQJYRUPWRQGHUGHHOYDQHHQ]HHUJURRWHQLQ WHUQDWLRQDDOQHWZHUNZDDUELMGH1HGHUODQGVHUHVXOWDWHQZRUGHQ LQJHEUDFKWLQGHGDWDEDVHYDQ:HWODQGV,QWHUQDWLRQDOYRRUKHHQ ,:5% 0HW]LMQDOOHQ]RUJHQZHHUYRRUGDWFRPSOHWHSRSXOD WLHVYDQZDWHUYRJHOVLQNDDUWZRUGHQJHEUDFKWHQQDXZNHXULJ ZRUGHQJHYROJG ,QGHORRSGHUMDUHQLVGHRSSHUYODNWHRQGHU]RFKWJHELHGLQ 1HGHUODQGELMQDYHU]HVYRXGLJG*URWHGHOHQYDQ/DDJ1HGHU ODQGZDDUGHPHHVWHZDWHUYRJHOV]LWWHQZRUGHQQXLQWHJUDDO JHWHOG]LHNDDUWMHYROJHQGHEO] +HWJDDWHFKWHUQLHWDOOHHQRP KHWRQGHU]RFKWHRSSHUYODNWHPDDUYRRUDORRNRPGHNZDOLWHLW YDQGHWHOOLQJHQHQGHEUXLNEDDUKHLGYDQGHUHVXOWDWHQ'DDURP ]LMQGHYRRUKHHQYDDN]HHUJURWHWHOJHELHGHQGRRU62921 RSJHGHHOGLQNOHLQHUHJHELHGHQGLHJRHGKDQWHHUEDDU]LMQYRRU WHOOHUVHQUHVXOWDWHQRSOHYHUHQGLHEHWHUWHNRSSHOHQ]LMQDDQ
%HHN8EEHUJHQ ELMYWHUUHLQEHKHHUHQZDWHUNZDOLWHLW1DWXXUOLMNZDVGLWDOOHHQ PRJHOLMNGRRUGHEHWURNNHQKHLGYDQYHOHQ.XQQHQZHLQRQV ODQGELMQDDOOHHQLJV]LQVLQWHUHVVDQWHJHELHGHQXLWNDPPHQHU ]LMQODQGHQZDDULQ]HOIVKHWWHOOHQYDQGHDOOHUEHODQJULMNVWH ZHWODQGVMDDUOLMNVHHQHQRUPHNOXVLV'HJURHLYDQGHJHWHOGH RSSHUYODNWHHQYDQKHWDDQWDOWHOJHELHGHQLVWH]LHQLQGHJUD¿HN ]LHRPPH]LMGH $OVMHDOWLMGPDDQGHOLMNVDOOHVRRUWHQZDWHUYRJHOVWHOWYHUDQ GHUGHUQLHWVELMGH]HPLGZLQWHUWHOOLQJ*DQ]HQWHOOHUV]LMQVRPV JHYUDDJGYLDGHPLGZLQWHU5&RPLQKXQJHELHGLQMDQXDULRRN DOOHVRRUWHQWHWHOOHQDOVMHYRULJMDDURRNKHEWPHHJHGDDQ -H NXQWMHRRNELMKXQRSJHYHQDOVMHGLW]RXZLOOHQ]LHDFKWHURS :HOZRUGWELMYRRUNHXUELMGHPLGZLQWHUWHOOLQJLQNOHLQHUHJH ELHGMHVJHWHOGRPGDWKHWELMYYDQEHODQJLVRRNGHZDWHUYRJHOV LQVORRWNDQWHQHQGHUJHOLMNHWHWHOOHQ(HQWHOOLQJYDQDOOHVRRUWHQ LVGDQRRNWLMGURYHQGHUGDQHHQWHOOLQJYDQGHJDQ]HQHQ]ZDQHQ DOOHHQ$OVMHQDDVWKHWWHOOHQYDQGHJDQ]HQRRNµDOOHVRRUWHQ¶ JDDWWHOOHQLVKHWGHEHGRHOLQJGDWMHWZHHIRUPXOLHUHQLQYXOW QRUPDDO*DQ]HQIRUPXOLHUQDDURQVVWXUHQHQKHWDOOHVRRUWHQ IRUPXOLHULQFOXVLHIGHJDQ]HQHQ]ZDQHQQDDUGHPLGZLQWHU 5& 'LJLWDDOGRRUJHYHQNDQQDWXXUOLMNRRN'HPLGZLQWHUJHELH GHQVWDDQLQGLHJHYDOOHQDOVDSDUWHUHJHOQDDVWGHJDQ]HQJHELH GHQLQMHRYHU]LFKWRSJHQRPHQDOOHHQGHPLGZLQWHUJHELHGHQGLH MHPHWGHPLGZLQWHU5&KHEWDIJHVSURNHQ 'HYRRUXLW]LFKWHQYRRUGHNRPHQGHWHOOLQJ]LMQERHLHQG(HQ VQHHXZULMNHSHULRGHKHHIWDOGHQRGLJHJDQ]HQQDDURQVODQGJH GUHYHQHQGHYRRUVSHOOLQJHQZLM]HQRSHHQVHULHX]HYRUVWLQYDO LQKHWQRRUGHQHQRRVWHQYDQ(XURSD=RXKHWRRNELMRQVVWHYLJ JDDQZLQWHUHQ" 2IKHWQXELMVWUHQJRI]DFKWZLQWHUZHHULVLNKRRSGDWMXOOLH YHHOSOH]LHU]XOOHQEHOHYHQELMGHNRPHQGHWHOOLQJ 0DUFYDQ5RRPHQ
1HGHUODQGELQQHQODQG
:DGGHQJHELHG
MDQXDULPLGZLQWHUWHOOLQJPRQLWRULQJ JHELHGHQJDQ]HQHQ]ZDQHQWHOOLQJ
MDQXDULLQWHJUDOHWHOOLQJKZ
2YHULJHWHOGDWDYRRUGLWVHL]RHQ
2YHULJHWHOGDWDYRRUGLWVHL]RHQ
IHEPRQLWRULQJJHELHGHQJDQ]HQHQ]ZDQHQWHOOLQJ PDDUWPRQLWRULQJJHELHGHQJDQ]HQHQ]ZDQHQWHOOLQJ DSULOPRQLWRULQJJHELHGHQWHOOLQJ%UDQGHQ5RWJDQV PHLWHOOLQJ5RWJDQV PHLVHOHFWLHYDQPRQLWRULQJJHELHGHQ MXQLVHOHFWLHYDQPRQLWRULQJJHELHGHQ
IHEVWHHNSURHIWHOOLQJ JDQ]HQHQ]ZDQHQWHOOLQJ PDDUWVWHHNSURHIWHOOLQJ JDQ]HQHQ]ZDQHQWHOOLQJ DSUVWHHNSURHIWHOOLQJ WHOOLQJ%UDQGHQ5RWJDQV PHLWHOOLQJ5RWJDQV PHLLQWHJUDOHWHOOLQJ MXQLVWHHNSURHIWHOOLQJ
1%%LMYRRUNHXUQLHWYDQGHWHOGDWXPDIZLMNHQHFKWHUELMVOHFKWZHHURIDQGHUHRYHUPDFKWNXQQHQWHOOLQJHQQRJppQGDJYRRUWRWWZHHGDJHQQD GHWHOGDWXPZRUGHQXLWJHYRHUG
)LJXXU7HOGHNNLQJWLMGHQVGH0LGZLQWHUWHOOLQJLQ OLQNV
2SSHUYODNWH
RSSHUYODNWHNP
DDQWDOWHOJHELHGHQ
)LJXXU7HOGHNNLQJHQDDQWDOWHOJHELHGHQWLMGHQVGH 0LGZLQWHUWHOOLQJHQLQRQGHU
7HOJHELHGHQ
*DQ]HQHQ]ZDQHQ 7UDGLWLRQHHOLVGHNRPHQGHWHOOLQJLQMDQXDULDOWLMGGHWHOOLQJPHW GHJURRWVWHDDQWDOOHQJDQ]HQHQ]ZDQHQ,QUHFHQWHVHL]RH QHQJDDWKHWGDQRP]R¶QWRWPLOMRHQJDQ]HQHQ ]ZDQHQ+RHZHOMDQXDULQRJVWHHGVGHWRSPDDQGLVZRUGWKHW YHUVFKLOPHWQRYHPEHUHQGHFHPEHUZHOVWHHGVNOHLQHU=RDOVZH DOHHQVHHUGHUKHEEHQODWHQ]LHQ]LMQGHDDQWDOOHQLQKHWQDMDDU YHHOVWHUNHUWRHJHQRPHQDOVLQGHPLGZLQWHUSHULRGH'DWXLW]LFK QLHWDOOHHQJRHGLQKHWVHL]RHQVYHUORRS¿JXXU PDDURRNXLW GHWUHQGVLQGHPDDQGHQQRYHPEHUMDQXDULDI]RQGHUOLMN¿JXXU 9RRUDOVLQGV]LMQPHWQDPHGHQRYHPEHUDDQWDOOHQ SLMOVQHOJHVWHJHQWHUZLMOGHFHPEHUHQMDQXDULHHUGHUHHQJHVWDJH HQYHUJHOLMNEDUH JURHLODWHQ]LHQ'H]HRQWZLNNHOLQJZRUGW YRRUDOJHGUDJHQGRRUVRRUWHQDOV.ROJDQVHQ7RHQGUDULHWJDQV %HLGHPDNHQLQKHWQDMDDUJHEUXLNYDQWXVVHQVWRSVLQ2RVW 'XLWVODQGHQ3ROHQ+HWOLMNWHURSGDWGH]HVRRUWHQNRUWHURS GHWXVVHQVWRSVLQKHWRRVWHQEOLMYHQHQDOYURHJLQGHZLQWHUELM RQVDUULYHUHQ'DWGH]HRQWZLNNHOLQJYRRUDOLQGHMDUHQQHJHQWLJ ]LFKWEDDUZRUGW]RXNXQQHQVDPHQKDQJHQPHWGHSROLWLHNH RPZHQWHOLQJHQLQ2RVW(XURSDURQG(HUGHULVHHQWRHJH QRPHQMDFKWGUXNLQGHYRRUPDOLJH''5ZHOHHQVDOVYHUNODULQJ DIJHJHYHQYRRUGHYURHJHUHDDQNRPVWELMRQV(HQDQGHUH ZHOOLFKWYHHOEHWHUHYHUNODULQJ]LMQJURRWVFKDOLJHYHUDQGHULQJHQ LQGHODQGERXZHQGXVLQGHYRHGVHOVLWXDWLH7HJHQZRRUGLJ
ZRUGHQGHSHUFHOHQRRNLQKHWRRVWHQQHWDOVELMRQVYURHJLQKHW QDMDDUPHWZLQWHUJUDDQLQJH]DDLGRIJHSORHJGWHUZLMOERYHQGLHQ HI¿FLsQWHUZRUGWJHRRJVWPLQGHURRJVWUHVWHQ +HWLVDDQQHPH OLMNGDWKHWYRHGVHODDQERGLQYHUJHOLMNLQJPHWGHMDUHQ]HYHQWLJ HQWDFKWLJGDDUPHHYHHOODJHULV'HUJHOLMNHJURWHYHUDQGHULQJHQ ]LMQLQGH1HGHUODQGVHODQGERXZQLHWXLWJHVORWHQ:LHGHUHFHQWH GLVFXVVLHURQGELMYGHVXLNHUELHWHQWHHOWLQGH(8KHHIWJHYROJG ]DORQPLGGHOLMNEHJULMSHQGDWHHQDIQDPHYDQGHVXLNHUELHWHQ WHHOWLQSRWHQWLHJURWHJHYROJHQNDQKHEEHQYRRUGHYHUVSUHLGLQJ HQUHJLRQDOH DDQWDOVRQWZLNNHOLQJYDQJDQ]HQHQ]ZDQHQ'H YHUVSUHLGLQJLQKHWQDMDDUNDQHUGDDUGRRURYHUSDNZHJMDDU KHHODQGHUVJDDQXLW]LHQ +HWLQWHNHQHQYDQJDQ]HQHQ]ZDQHQELQQHQHQEXLWHQDDQ JHZH]HQIRHUDJHHUJHELHGHQLQ1HGHUODQGYHUORRSWLQWXVVHQ YRRUVSRHGLJHQZHNULMJHQPRRLPDWHULDDOELQQHQYRRUKHW RQGHU]RHNQDDUGHHIIHFWHQYDQGDWEHOHLG9RRUGHGXLGHOLMNKHLG ZLOOHQZHKLHUQRJZHOHYHQEHQDGUXNNHQGDWKHWQLHWYROGRHQGH LVRPDOOHHQMHLQJHWHNHQGHNDDUWMHVLQWHOHYHUHQ(UPRHWRRN ]RDOVYRRUKHHQHHQWHOIRUPXOLHUZRUGHQLQJHYXOGRIGHJHJHYHQV GLJLWDDOZRUGHQGRRUJHJHYHQ7HOOHUVGLHQRJJHHQNDDUWMHVKHE EHQLQJHVWXXUGPDDU]HZHOWKXLVRQWYDQJHQ ZRUGHQRSJHURH SHQGLWVQHOWHGRHQ]RGDWZHDOHHQYRRUORSLJRYHU]LFKWYDQGH UHVXOWDWHQNXQQHQPDNHQ .HHV.RI¿MEHUJ
)LJXXU6HL]RHQVYHUORRSYDQJDQ]HQHQ]ZDQHQRSGH1H GHUODQGVHJDQ]HQHQ]ZDQHQSOHLVWHUSODDWVHQZHHUJHJHYHQDOV SHUFHQWDJHYDQKHWVHL]RHQVPD[LPXP
)LJXXU7UHQGYDQWRWDOHJDQ]HQHQ]ZDQHQDDQWDOOHQLQ QRYHPEHUGHFHPEHUHQMDQXDULZHHUJHJHYHQDOVLQGH[YDQKHW JHPLGGHOGHRYHUGHVHL]RHQHQ
QRYHPEHU GHFHPEHU MDQXDUL
LQGH[
DDQWDOPD[LPXP
2NW
1RY
'HF
-DQ
)HE
0UW
6OHFKWYDONYROJVRRUWLQ]RXWHHQ]RHWHJHELHGHQ 1DGULHLQWHJUDOHWHOOLQJHQLQKHW:DGGHQJHELHGDXJXVWXVVHS WHPEHUHQQRYHPEHU HQYLHUWHOOLQJHQLQGHPHHVWHPRQLWRULQJ JHELHGHQLQGHUHVWYDQKHWODQGVHSWHPEHUGHFHPEHU LVKHWWLMG HHQVWHNLMNHQKRHGH6OHFKWYDONKHWGLWVHL]RHQGRHW)LJXXU JHHIWYRRUGHEHODQJULMNVWHUHJLR¶VGHYRRUORSLJHDDQWDOOHQZDDU ELMPRHWZRUGHQRSJHPHUNWGDWHUQRJUHODWLHIZHLQLJGHFHPEHU WHOOLQJHQ]LMQYHUZHUNW ,QGHRNWREHUQLHXZVEULHIYDQGLWVHL]RHQZHUGDODDQJHJHYHQ GDWKHWDDQWDOZLQWHUVH6OHFKWYDONHQLQRQVODQGGHDIJHORSHQ GHFHQQLDLVWRHJHQRPHQYDQH[HPSODUHQLQQDDU H[LQJHYROJGGRRUHHQQRJYHUGHUHWRHQDPH PHWUHJLRQDDOUHFHQWHHQPLQGHUVWHUNHJURHLRI]HOIVVWDELOLVD WLH +HWLVQDWXXUOLMNQRJYHHOWHYURHJRPWH]HJJHQRIGHJURHL YDQGHZLQWHUSRSXODWLHRRNGLWVHL]RHQGRRU]HWYULMZHODOOH DDQWDOOHQLQ¿JXXUYDOOHQELQQHQGHVSUHLGLQJYDQGHDIJHORSHQ VHL]RHQHQPDDU]RDOVJH]HJGJHYHQGHEDONMHVLQGH¿JXUHQQRJ RQYROOHGLJHDDQWDOOHQ ,QZHUGHQVRRUWHQQLHWZDWHUYRJHOVRD6OHFKW YDON WRHJHYRHJGDDQKHWZDWHUYRJHOWHOIRUPXOLHU,QGDWHHUVWH VHL]RHQZHUGHQWLMGHQVGHPLGZLQWHUWHOOLQJ6OHFKWYDONHQ JH]LHQGULHMDDUODWHUZDUHQKHWHUHQLQMDQXDULDO ZDDUYDQUHVSHQLQKHW:DGGHQJHELHG *HPLGGHOG RYHU]HVPLGZLQWHUWHOOLQJHQYHUEOLMIWYDQGH6OHFKWYDONHQ LQKHW:DGGHQJHELHG8LWQRYHPEHU]LMQHUXLWGLWJHELHGDO
:DGGHQ
JHPHOGZDDUYDQODQJVGH)ULHVH:DGGHQNXVWRS$PHODQG RS6FKLHUPRQQLNRRJHQRS7HUVFKHOOLQJ(OGHUVLQKHWODQG ZHUGHQLQQRYHPEHUVWHHGVYDONHQJH]LHQLQ)ULHVODQGQDELM +ROZHUGHQ6XDZRXGHHQLQ=XLG+ROODQGLQ+D]HUVZRXGHғV *UDYHQGHHO9RJHOSODV6WDUUHYDDUWHQKHW2XGH/DQGYDQ6WULMHQ 2SGH9HQWMDJHUVSODWHQNRQGHWHOOHUHU]HOIVQRWHUHQ,Q GHFHPEHUZHUGHQGXR¶VJHPHOGLQWHOJHELHGHQLQ)ULHVODQG+DO OXPHQ6XDZRXGH HQ=XLG+ROODQG9RONHUDNPHHU'H:LOFN 2XGH/DQGYDQ6WULMHQHQ:HVWHLQGH 9DQZLQWHUVH6OHFKWYDONHQLVEHNHQGGDW]HYDDNODQJHUHWLMG LQHHQJHELHGSOHLVWHUHQHQKLHURRNMDDUOLMNVWHUXJNHUHQ7RFK OLMNWKHWHURSGDWHULQGHFHPEHURRNQRJZHOHQLJHWUHNYDQ 6OHFKWYDONHQLV'HODDWVWHZHNHQZRUGHQHULQLHGHUJHYDOQRJ PHWHQLJHUHJHOPDDWWUHNNHQGH6OHFKWYDONHQJHPHOG]LHZZZ WUHNWHOOHQQOH[HPSODUHQRYHUGH,-PHHUGLMNELM$OPHUHRS]R ZHODOVGHFHPEHUHQVROLWDLUHYRJHOVHOGHUVLQGHFHPEHU DOLVKHWQLHWXLWWHVOXLWHQGDWKHWVRPVRPORNDOHYRJHOVJDDW 7HOOHUVGLHLQHHQJHELHGPHWYHHOSURRLHQHHQGHQVWHOWORSHUV HWF KHWYHOGLQJDDQWLMGHQVGHPLGZLQWHUWHOOLQJPDNHQHHQ UHGHOLMNHNDQVHHQIUDDLH6OHFKWYODNWHJHQKHWOLMIWHORSHQHQGDW LVWRFKDOWLMGZHOJHQLHWHQ,NEHQEHQLHXZGRIZHRRNGLWMDDU ZHHUHHQQLHXZHµPLGZLQWHUUHFRUG¶YHVWLJHQ $UMDQ%RHOH
1RRUG 2RVW1/
:HVW1/
MXO DXJ VHS RNW QRY GHF MDQ IHE PUW DSU PHL MXQ
MXO DXJ VHS RNW QRY GHF MDQ IHE PUW DSU PHL MXQ
MXO DXJ VHS RNW QRY GHF MDQ IHE PUW DSU PHL MXQ
)LJXXU9RRUORSLJHDDQWDOOHQ6OHFKWYDONHQLQEDONMHV LQYHUJHOLMNLQJPHWGHVHL]RHQHQPLQLPXP PD[LPXPHQJHPLGGHOGH +HW:DGGHQJHELHGLVLQWHJUDDOJHWHOGLQDXJXVWXVVHSWHPEHUHQQRYHPEHU
:DGGHQWHUXJEOLNRSHHQIUDDLHQRYHPEHUWHOOLQJ 1XGHWHOSORHJHQZHHUNODDUVWDDQYRRUGHPLGZLQWHUWHOOLQJ LVKHWJRHGRPHYHQWHUXJWHNLMNHQQDDUGHQRYHPEHUWHOOLQJ 'HJHJHYHQVYDQGH:DGGHQ]LMQQRJQLHWKHOHPDDOFRPSOHHW YRRUDORRVWHOLMNH:DG PDDUYDQGHPHHVWHHLODQGHQLVGHEXON ELQQHQ(pQJURRWYHUVFKLOZDVRSYRRUKDQGDOGXLGHOLMNHQGDW ZDUHQGHWHORPVWDQGLJKHGHQ*LQJGHQRYHPEHUWHOOLQJLQ JHEXNWRQGHURQEHUHLNEDUHNZHOGHUVHQRQPRJHOLMNWHOZHHUGRRU ]ZDUHEXLHQHHQKDUGHQRRUGZHVWHUHQHHQYHUKRRJGWLMGHDI JHORSHQQRYHPEHUWHOOLQJJLQJJHSDDUGPHWYULMZHO GURRJZHHU HHQ]RQQHWMHHQDPSHUZLQG:HOZDVKHWWLMDDQGHODJHNDQW ZDDUGRRUQXGH+HQJVWHHQVQLHWNRSMHRQGHUJLQJHQEHKRRU OLMNHDDQWDOOHQVWHOWORSHUVKHUEHUJGH :DWLQGHYRRUORSLJHUHVXOWDWHQPHWHHQRSYDOW]LMQLVKHW DDQWDO.DQRHWHQGDW-DQ=LMSHQ]¶QPDQQHQDDQWURIIHQRS KHW%DOJ]DQG=HWHOGHQHUELMQDVWXNV(OGHUVODJHQ GHDDQWDOOHQYHHOODJHU]RDOVRS7HUVFKHOOLQJUXLP HQ $PHODQG 'HRQYROOHGLJHUHVXOWDWHQOHYHUHQYRRUORSLJ UXLP.DQRHWHQRS2RNPHWGH%RQWH6WUDQGORSHUVSURQJ KHW%DOJ]DQGHUXLWELMQD JHYROJGGRRU6FKLHUPRQ QLNRRJ HQ(QJHOVPDQSODDW +LHUELMPRHWZHO YHUPHOGZRUGHQGDWHHQYROOHGLJRYHU]LFKWYDQGH)ULHVHHQ *URQLQJHUNXVWQRJRQWEUHHNW'H5RVVH*UXWWRZDVKHWWDOULMNVW RS9OLHODQG JHYROJGGRRU7HUVFKHOOLQJ HQGH
+HQJVW +HWDDQWDO'ULHWHHQVWUDQGORSHUVOLMNWRSQLHXZ UHGHOLMNKRRJXLWWHNRPHQ+HWYRRUORSLJHDDQWDORYHUVFKULMGWGH PHWGHJURRWVWHDDQWDOOHQRS7HUVFKHOOLQJ 9OLHODQG HQ(QJHOVPDQSODDW 9RRUµYROJVRRUW¶GH=LOYHUSOHYLHU]LMQGHQD]RPHUPDDQGHQHQ PHLGHEHODQJULMNVWHPDDQGHQ,QQRYHPEHUKHEEHQZHWHPDNHQ PHWNOHLQHUHDDQWDOOHQ]RDOVRRNEOLMNWXLW¿JXXU7LMGHQVGH DIJHORSHQWHOOLQJODJHQGHDDQWDOOHQODJHUGDQLQGHYRRUJDDQGH MDUHQ+HWWRWDOHDDQWDOEOLMIWGXLGHOLMNRQGHUGHVWHNHQ PHWYRRUORSLJGHJURRWVWHDDQWDOOHQRS9OLHODQG 5RW WXPHURRJ HQ7HUVFKHOOLQJ 9RRUGH*RXGSOHYLHULV QRYHPEHUMXLVWGHWRSPDDQGKHWJHHQRRNEOLMNWXLWGHDDQWDOOHQ RS7H[HO HQ$PHODQG :DWGHURRISLHWHQEHWUHIWZHUGHQYDQDOOHHLODQGHQZHHUGH QRGLJH6OHFKWYDONHQJHPHOG$PHODQGHQ6FKLHUPRQQLNRRJ WHOGHQGHPHHVWHEHLGH %ODXZH.LHNHQGLHYHQZHUGHQYRRUDO JH]LHQRS7HUVFKHOOLQJHQ6FKLHUPRQQLNRRJUHVS HQ %UXLQH.LHNHQGLHYHQZHUGHQQRJJH]LHQRSGH%ODXZH%DOJ HQ$PHODQGEHLGH 'HPHHVWH9HOGXLOHQZHUGHQRQWGHNWRS 9OLHODQGVWXNV 'HWHOSORHJYHU]DPHOGHWHYHQVEUDDNEDOOHQ HQSOXNUHVWHQ,QGHEUDDNEDOOHQZHUGHQYRRUQDPHOLMN'ZHUJ PXL]HQDDQJHWURIIHQELMGHSOXNUHVWHQJLQJKHWYRRUDORP%RQWH 6WUDQGORSHUVJHJHYHQV3HWHUGH%RHU
9RULJMDDUQRYHPEHUKDGGHQZHQRJWHPDNHQPHWHHQLQÀX[ YDQ6QHHXZJRU]HQZDWYRRUYHHOHLODQGHQHQNHOHKRQGHUGHQ H[HPSODUHQRSOHYHUGH7LMGHQVGHDIJHORSHQQRYHPEHUWHOOLQJ JHHQLQÀX[PDDUZHOUHGHOLMNHDDQWDOOHQRS$PHODQG GH*URQLQJHUNXVW! HQ9OLHODQG 2RNZHUGHQKHU HQGHUJURWHJURHSHQ)UDWHUVJH]LHQ*URQLQJHUNXVW 6FKLHUPRQQLNRRJ! 7HUVFKHOOLQJHQ%DOJ]DQGEHLGHFD 'DDUQDDVWZHUGHQGHQRGLJHVFKDDUVH]HOG]DPHJDVWHQ ZDDUJHQRPHQ2SGH5LFKHOZHUGHHQ,-VGXLNHUJH]LHQ2QGHU ZHJYDQ7H[HOQDDUGH5LFKHOQRWHHUGHQGHPDQQHQRSGH0V 3KRFDRDDO3DUHOGXLNHU.XLIGXLNHUVHQ,-VHHQGHQ2RN RS5RWWXPHURRJZHUGHHQ,-VHHQGJHVSRWDOVRRNHHQ*UDXZH 3LMOVWRUPYRJHO2RNRS6FKLHUPRQQLNRRJHHQµJUDXZHSLMO¶HQ KLHURRN'ZHUJJDQ]HQK\EULGH'ZHUJJDQV[%UDQGJDQV HHQ.URRQHHQGHQ.OHLQH=LOYHUUHLJHUV'H]HODDWVWHVRRUW 2YHU]LFKWELQQHQJHNRPHQWHOOLQJHQSHUSRVWHQGLJLWDDO LQ DDQWDO WP UHJLR JHELHGHQ VHSW RNW QRY
ZHUGWHYHQVJH]LHQRS7HUVFKHOOLQJHQ9OLHODQGUHVS 2S GLWODDWVWHHLODQGZHUGHQODQJVGH1RRUG]HHNXVW3DSHJDDLGXL NHUVJH]LHQHQHHQ:RHVWLMQWDSXLW,-VJRU]HQZHUGHQJHPHOG YDQ7H[HO HQ$PHODQG .OHLQH$ONHQZHUGHQJH]LHQRS 7HUVFKHOOLQJHQ6FKLHUPRQQLNRRJEHLGH 9HUGHUZHUGHQRS YHUVFKLOOHQGHSOHNNHQJURHSHQ6WUDQGOHHXZHULNHQRSJHPHUNW ]RDOVRSGH)ULHVHNXVW! 6FKLHUPRQQLNRRJ HQGH *URQLQJHUNXVW! +HWPRJHGXLGHOLMN]LMQGDWKHWHHQ¿MQHWHOOLQJZDV$OYDVWYHHO VXFFHVPHWGHPLGZLQWHUWHOOLQJ 5RPNH.OHHIVWUD
GHF
:DGGHQJHELHG )ULHVODQG *URQLQJHQ 'UHQWKH 1RRUG+ROODQG =XLG+ROODQG 8WUHFKW )OHYRODQG *HOGHUODQG 1RRUG%UDEDQW /LPEXUJ /LPEXUJVH0DDV 5DQGPHUHQ 5LMQ:DDO5LMQ,-VVHO %UDEDQWVH *HOGHUVH0DDV %HQHGHQ5LYLHUHQ =HHODQG 3HUFHQWDJHGLJLWDDOLQJHVWXXUG
:DWHUYRJHOWHOOLQJHQ SURMHFWFR|UGLQDWLH IRUPXOLHUHQHWF JDQ]HQHQ]ZDQHQ
MXO DXJ VHS RNW QRY GHF MDQ IHE PUW DSU PHL MXQ
)LJXXU9RRUORSLJHDDQWDOOHQ=LOYHUSOHYLHUHQLQ EDONMHV LQYHUJHOLMNLQJPHWGHVHL]RHQHQ PLQLPXPPD[LPXPHQJHPLGGHOGH +HW:DGGHQJHELHGLV LQWHJUDDOJHWHOGLQDXJXVWXVVHSWHPEHUHQQRYHPEHU
0DUFYDQ5RRPHQPDUFYDQURRPHQ#VRYRQQO 0LFKHO.OHPDQQPLFKHONOHPDQQ#VRYRQQO .HHV.RI¿MEHUJNHHVNRI¿MEHUJ#VRYRQQO
:LHFR|UGLQHHUWZDWUHJLRFR|UGLQDWLH 'HHHUVWJHQRHPGHSHUVRRQFR|UGLQHHUWGHPDDQGHOLMNVHWHOOLQJHQYRRUGHPLGZLQWHUWHOOLQJLVHUVRPVHHQDSDUWHFR|UGLQDWRU =2 =RXWH'HOWD 1+ 1RRUG+ROODQG =+ =XLG+ROODQG =/ =HHODQG )5 )ULHVODQG *5 *URQLQJHQ '5 'UHQWKH )/ )OHYRODQG 29 2YHULMVVHO */ *HOGHUODQG 87 8WUHFKW 1% 1RRUG%UDEDQW /L /LPEXUJ :* :DGGHQJHELHG
5* *URWH5LYLHUHQ
&RU%HUUHYRHWVFPEHUUHYRHWV#ULN]UZVPLQYHQZQO 5RPNH.OHHIVWUDURPNHNOHHIVWUD#VRYRQQO 0LGZLQWHUWHOOLQJ.HHV6FKDUULQJDNVFKDUULQJD#ODQGVFKDSQRRUGKROODQGQO $UMDQ%RHOHDUMDQERHOH#VRYRQQO -DQ:LOOHP9HUJHHUMDQZLOOHPYHUJHHU#VRYRQQO 6LHGV%RHUVPDVLHGVERHUVPD#IUHHOHUQO 0LGZLQWHUWHOOLQJ0DUWHQ:HVVHOLXVPZHVVHOLXV#IU\VODQQO .HHV.RI¿MEHUJNHHVNRI¿MEHUJ#WRQOLQHGH 0LGZLQWHUWHOOLQJ*XLGR0HHXZLVVHQPHHXZLVVHQEXLV#ZDQDGRRQO +DUROG6WHHQGDPKMVWHHQGDP#UXJQO 0LGZLQWHUWHOOLQJ5HQp2RVWHUKXLVUHQHRRVWHUKXLV#KHWQHWQO -DQ6FKRSSHUVMDQVFKRSSHUV#VRYRQQO 0LGZLQWHUWHOOLQJ5REYDQ6ZLHWHQUVZLHWHQ#FKHOORQO *HUULW*HUULWVHQJMJHUULWVHQ#SUYRYHULMVVHOQO -DQ6FKRSSHUVMDQVFKRSSHUV#VRYRQQO 0LGZLQWHUWHOOLQJ+HQN+XEHUVKHQNKXEHUV#KHWQHWQO $UMDQ%RHOHDUMDQERHOH#VRYRQQO 0LGZLQWHUWHOOLQJ:LJOH%UDDNVPDEZLJOH#KRWPDLOFRP -DQ6FKRSSHUVMDQVFKRSSHUV#VRYRQQO 0LGZLQWHUWHOOLQJYDFDQW 7RQ&XLMSHUVDMJKFXLMSHUV#KHWQHWQO (LODQGHQ5RPNH.OHHIVWUDURPNHNOHHIVWUD#VRYRQQO 9DVWHZDO1RRUG+ROODQG5RPNH .OHHIVWUD]LH1RRUG+ROODQG 9DVWHZDO)ULHVODQG6LHGV%RHUVPD]LH)ULHVODQG 9DVWHZDO*URQLQJHQ.HHV .RI¿MEHUJ]LH*URQLQJHQ 0DUFYDQ5RRPHQPDUFYDQURRPHQ#VRYRQQO
,QIRUPDWLHRYHUFR|UGLQDWLHLQ,- ,-VVHOPHHUJHELHG50 5DQGPHUHQ%5 %HQHGHQ5LYLHUHQ1= 1RRUG]HHYLD629210DUF YDQ5RRPHQPDUFYDQURRPHQ#VRYRQQO 'H]HQLHXZVEULHIZRUGWWRHJH]RQGHQDDQWHOOHUVHQRIFR|UGLQDWRUHQ'HUHVXOWDWHQYDQGHNRPHQGHWHOOLQJDXE]RVSRHGLJPRJHOLMN QDDU629219RJHORQGHU]RHN1HGHUODQG$QWZRRUGQXPPHU=;%HHN8EEHUJHQVWXUHQ9HUJHHWQLHWGHJHELHGVFRGHVLQ WHYXOOHQ(HQSRVW]HJHOLVQLHWQRGLJ 1E,QGH]HQLHXZVEULHYHQJHQRHPGHDDQWDOOHQ]LMQYRRUORSLJHQYDDNQRJRQYROOHGLJ=H]LMQGXVQLHWJHVFKLNWYRRUYHUGHUJHEUXLN
Watervogeltellingen in Nederland Nieuwsbrief seizoen 2005/2006, nr 6 februari 2006.
Nederland is bij uitstek een watervogel- en wetlandland. Met watervogeltellingen worden objectieve gegevens verzameld over aantallen, verspreiding en de veranderingen daarin. Het landelijke project vindt plaats in het kader van het Netwerk Ecologische Monitoring en wordt ondersteund door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Vogelbescherming Nederland en het Centraal Bureau voor de Statistiek. De landelijke coördinatie wordt verzorgd door SOVON Vogelonderzoek Nederland. De tellingen worden uitgevoerd door een groot aantal waarnemers van vogelwerkgroepen, beherende instanties, provincies en instituten. Er worden maandelijks tellingen uitgevoerd in monitoringgebieden (alle watervogelsoorten, in Rijkswateren en overige Vogelrichtlijngebieden), pleisterplaatsen (ganzen en zwanen) en in januari de Midwintertelling.
Beste tellers, Wat een geweldig mooi weer was het tijdens de telling van januari 2006! Wat dat betreft zijn we wel getrakteerd voor onze 40e Midwintertelling. Uit vele reacties heb ik begrepen dat men echt genoten heeft tijdens deze telling met een verzuchting dat het heerlijk was om weer eens in een lekker zonnetje te tellen in tegenstelling tot de sombere weken van daarvoor. Er zijn vele spectaculaire en leuke dingen gezien afgelopen januari. Hoewel niet zo spectaculair was ik wel blij met mijn Caribische Flamingo tijdens de telling van de Groede op Terschelling. Een raar gezicht hoor zo’n zuurstok tussen al die Bontjes, Rosse Grutto’s en Scholeksters. Ook erg mooi waren de bijna 500 Nonnetjes in het Bovenwater bij de Oostvaardersplassen. Echt spectaculair is wat er allemaal op de Noordzee voor de Hollandse Kust wordt gezien. Verschillende soorten viseters in ongekende aantallen. In het stukje van Arjan meer over deze spannende ontwikkelingen. Meer en meer raakt het tijdperk van invullen van formulieren, op de post doen en later invoeren op de achtergrond. Binnen het watervogelmeetnet is nu meer dan 60% van de binnengekomen gegevens van januari digitaal doorgegeven. Dit is niet alleen een besparing van tijd en papier maar geeft ook steeds snellere mogelijkheden om al tussentijdse resultaten te bekijken en aan jullie terug te koppelen. In het
Beek-Ubbergen, 3-2-2006 stukje van Kees gaat dit nog een stapje verder, via verschillende websites kun je de omzwervingen van ganzen en zwanen met satellietzenders volgen en via het digitaal doorgeven van ganzen met halsbanden of afleesringen krijg je meteen informatie over de eerdere aflezingen van dat individu. Ook digitaal is het nieuwe project van SOVON waarbij dode vogels en de doodsoorzaken kunnen worden doorgegeven. De aanleiding is de vogelgriep maar net zo belangrijk is om op die manier een goed overzicht te krijgen van verschillende doodsoorzaken bij vogels en variaties tussen soorten en gedurende het seizoen daarin. In een stukje van Berend staat hierover wat meer achtergrond. Bezoek www. sovon.nl voor het gehele verhaal. Dat niet elke Drieteenstrandloper een strandloper is kun je lezen in het stukje van Romke, die een overzicht geeft van recente ontwikkelingen bij deze welbekende dribbelaar. Als laatste nog het goede nieuws dat deze week het nieuwe watervogelrapport naar de drukker is gegaan. Hierin onder andere voor het eerst landelijke trends voor een 60tal soorten vanaf 1975/76. Over een kleine maand zullen jullie dit rapport thuis gestuurd krijgen. Veel plezier bij de komende februari-telling Marc van Roomen
Nederland (binnenland):
Waddengebied:
18 februari monitoringgebieden, ganzen- en zwanentelling
18 februari steekproeftelling (12.25 hw), ganzen- en zwanentelling
Overige teldata voor dit seizoen
18 maart monitoringgebieden, ganzen en zwanentelling 15 april monitoringgebieden, telling Brand- en Rotgans 6 mei telling Rotgans 13 mei selectie van monitoringgebieden 17 juni selectie van monitoringgebieden
Overige teldata voor dit seizoen
18 maart steekproeftelling (11.46), ganzen en zwanentelling 15 apr steekproeftelling (11.45), telling Brand- en Rotgans 6 mei telling Rotgans 13 mei integrale telling (11.06) 17 juni steekproeftelling (14.46)
NB. Bij voorkeur niet van de teldatum afwijken, echter bij slecht weer of andere overmacht kunnen tellingen nog één dag voor tot twee dagen na de teldatum worden uitgevoerd.
Ganzen en zwanen Er is veel beweging bij ganzen en zwanen op dit moment. Begin januari zagen trektellers in Noord-Groningen al 1000 Kolganzen in noordoostelijke richting vertrekken. Tegelijk kreeg Helmut Kruckenberg een melding van een in december in Nederland geringde Kolgans die begin januari al in Jutland, Noord-Denemarken, werd afgelezen. Bij Westkapelle passeerden 18 januari liefst 22.400 Kleine Rietganzen in noordelijke richting (een deel hiervan werd ook door waarnemers in Den Haag opgepikt). Deze vogels zijn niet in Zuidwest-Friesland verschenen, zodat we moeten aannemen dat ze richting ‘voorjaars’pleisterplaatsen in Denemarken zijn gevlogen. De koude na de januaritelling heeft niet geleid tot terugtrek naar ons land, ondanks hevige sneeuwval en ‘Siberische’ omstandigheden: harde jongens, die Kleine Rieten. Binnen Nederland is na half januari wel volop zuidwaartse trek van Kol- en Brandganzen gezien. Houdt de vorst aan zullen we in februari waarschijnlijk nog grote aantallen tegenkomen. Momenteel lopen er twee zenderprojecten die fraai laten zien welke bewegingen de vogels ondernemen. In de afgelopen weken zijn drie Kolganzen door Nederlandse ganzenflappers gevangen en van een satellietzender voorzien. Meldingen van deze (tevens ge-halsbande) vogels zijn te vinden op www.anser.de, onder ‘newsdesk’. Het ligt in de bedoeling nog twee vogels met een zender uit te rusten. Dit voorjaar zullen speciale expedities naar tussenstops in Estland en Noord-Rusland, alsmede naar het eiland
Kolguyev in de Barents’ Zee worden georganiseerd om de vogels ook ‘life’ te volgen. Daarnaast zijn er momenteel 11 Kleine Zwanen onderweg met speciale GPS-halsbanden. Ziet één van jullie deze vogels (het gaat om geel 901A t/m geel 912A), geeft het dan direct door (met precieze plaatsaanduiding) aan Jan van Gils/NIOO via http://www. nioo.knaw.nl/projects/ncfs/ncfs.cfm. Van deze vogels moet namelijk informatie van de GPS-logger door iemand in het veld worden afgetapt. Wie meer wil weten over dit project kan zich opgeven bij Wim Tijsen (
[email protected]), die geregeld nieuwsbrieven over de situatie rond Kleine Zwanen in Nederland (en daarbuiten) rondstuurt. Nieuw is verder dat Alterra i.s.m. SOVON en een aantal ganzenonderzoekers een speciale website heeft gestart waar meldingen van gekleurringde rietganzen, Kolganzen, Brandganzen en Rotganzen online kunnen worden doorgegeven. Voor het eerste gebruik kun je je laten registreren en krijg je een password toegezonden. Voordeel van het systeem is dat waarnemingen heel nauwkeurig op een kaart kunnen worden ingevoerd en dat er een snelle terugkoppeling naar de waarnemer plaatsvindt. Daarnaast bevat de site veel algemene informatie over het ringen van ganzen en de ringprogramma’s van de vier genoemde soorten. Kijk op www.goose.org. en volg ook de nieuwspagina met tips over de verdere werking van de site. Kees Koffijberg
Dode vogels Sinds enige tijd is het mogelijk om via de SOVON website (www.sovon.nl) dode vogels te melden. Alle dode en zieke vogels kunnen worden gemeld. Daarbij maakt het niet uit of de vogel tegen een raam is gevlogen of aan een ziekte is dood gegaan. Hoe meer meldingen hoe beter. Het gaat er om dat we een goed beeld krijgen van doodsoorzaken bij in het wild levende vogels. Wat is de directe aanleiding van dit nieuwe project? Het zal jullie niet ontgaan zijn dat er de laatste tijd in de gehele wereld nogal wat ophef is geweest rond het vogelgriepvirus. Dit is dan ook de directe aanleiding geweest voor het ministerie van LNV om geld ter beschikking te stellen voor het opstarten van deze monitoring. Om een eventuele uitbraak van bijvoorbeeld deze vogelgriep (maar ook mogelijke andere ziektes) onder wilde vogels zo snel mogelijk te ontdekken is het van belang een beeld te hebben van de ‘normale’ sterfte onder vogels in Nederland. Binnen het project wordt samengewerkt met de Vlees en Waren Autoriteit (VWA) en het Dutch Wildlife Health Centre
(DWHC). Deze organisaties zorgen ervoor dat bij verdachte meldingen snel en adequaat actie wordt ondernomen. Dat betekent dat een melder gevraagd kan worden de dode vogel(s) op te sturen voor onderzoek. Wanneer het vermoeden bestaat dat de vogel(s) een voor mensen besmettelijke ziekte heeft(hebben) zal een deskundige ter plekke gaan kijken. Voor SOVON is er nog een andere belangrijke reden om dit project starten. Momenteel is er in feite geen beeld van sterfte onder vogels in ruimte en tijd. Bij het uitbreken van een ziekte is het van groot belang om een beeld te hebben van de zogenaamde achtergrondsterfte. Als deze bekent is, is het veel makkelijker om sterfte ten gevolge van bijvoorbeeld het WestNile virus of vogelmalaria snel op het spoor te komen.Het melden van dode vogels kan via de SOVON website. Op de startpagina is een foto van een dode gans geplaatst. Door hierop te klikken kom je vanzelf in het invoerprogramma en als het goed is wijst de rest zich vanzelf. Berend Voslamber
Spectaculaire aantallen duikers, Futen en alkachtigen voor de Hollandse kust Op 22 januari 2006 werd door de Noordwijkse Vogelwerkgroep een simultaantelling georganiseerd van vogels in zee vanaf de strandopgangen tussen Wassenaarse Slag en de provinciegrens. Op dit traject met een lengte van 18.5 km werden maar liefst 17.757 Futen geteld (J. van Dijk, P. Spierenburg, H. Verkade e.a.). De grootste concentraties werden aangetroffen ter hoogte van Noordwijk (5500) en Berkheide (3820) en tussen Katwijk en Noord-
wijk (2340). Er werden vrijwel geen andere vogels gezien (wel o.a. 2 Bruinvissen). Precies een week eerder werden direct ten zuiden van dit traject tot aan Scheveningen 2150 Futen geteld (R. Zakee). In de winter van 2004/05 werden ook al opvallend veel Futen gezien (bijv. 1450 ex. ter hoogte van telpost Noordwijk op 3/12/2004 en 3500 op 15/1/2005 iets noordelijker tussen de provinciegrens en Zandvoort, J van Dijk / R. Boddaert). Er is blijkbaar
iets bijzonders aan de hand in onze kustwateren, tot enkele jaren geleden werden grote aantallen Futen in de ondiepe kuststrook voor Noord- en vooral Zuid-Holland pas gezien bij aanhoudende strenge vorst. Daarnaast werden er vorige winter ineens duizenden (Roodkeel-)duikers en vele duizenden Zeekoeten gezien op de bekende zeetrektelposten (Scheveningen, Noordwijk, Egmond aan Zee, Hondsbossche Zeewering). Deze vogels foerageerden tussen Hoek van Holland en Zandvoort, dreven in de nachtelijke uren naar het noorden af en corrigeerden dat elke morgen in met name het eerste daglichtuur om weer op de goede foerageerplekken te komen. Dit ging vergezeld van vele honderden Drieteenmeeuwen en tientallen Bruinvissen. Een indruk van de aantallen toen geven de trektellingen bij Scheveningen waar op 20/1/2005 bijna 9800 Drieteenmeeuwen, ruim 13.000 Alk/Zeekoeten (waarschijnlijk vrijwel allemaal Zeekoeten, een Nederlands record) en 58 Bruinvissen (42 zuid, 16 noord) passeerden (www.trektellen.nl). Ook de afgelopen maand werden er daar weer vele Alk/Zeekoeten gezien (o.a. 3700 op 16 januari). Wat op dit moment opvalt is dat er weinig Drieteenmeeuwen worden gezien maar dat het aandeel Alken veel groter is dan een jaar geleden. Op 19 januari werden bij Scheveningen maar liefst 366 Alken geteld wat een nieuwe Nederlands record betekende (naar schatting passeerden er die dag zelfs 950 exemplaren, M. de Lange & R. v.d. Vliet). Net als een jaar geleden worden er ook weer veel Bruinvissen gezien, vooral de afgelopen weken (tweede helft van januari) is het aantal Bruinvissen weer sterk toegenomen (http://home.planet.nl/~camphuys/CetaceaSpr2006. html). Hoewel vrijwel overal langs de Hollandse kust veel vogels worden gezien is het soortspectrum niet overal hetzelfde; grote groepen Aalscholvers en alkachtigen zitten meestal wat zuidelijker (Scheveningen) terwijl (Roodkeel)duikers gemiddeld noordelijker pleisteren (tot Egmond en de Hondsbossche Zeewering). Een bijzondere waarneming is een groep van 880 duikers die op 4 januari ter hoogte van Noordwijk opvloog toen er een snelle loodsboot naderde (J. van Dijk). Op 16 januari zag Nick
van der Ham maar liefst 6000 (Roodkeel)duikers in zuidelijke richting de Hondsbossche Zeewering passeren. Wie had een paar jaar geleden gedacht dat hier zulke groepen en aantallen gezien konden worden? Het lijkt er op dat de Futen voor Noordwijk kort na de simultaantelling op de 22e in ieder geval voor een deel weggetrokken zijn. Op de 25e vlogen er langs de telpost bij Noordwijk ruim 3100 een dag later nog eens ruim 1900. Deze Futen trokken in noordelijke richting, voor de 25e was de trek vrijwel geheel zuidelijk gericht (de eerder genoemde ‘correctietrek’ voor de noordelijke stroming van de Noordzee). Bovendien nam het aantal pleisterende vogels, waarvan een deel al druk aan het baltsen was, vanaf die datum af (al zaten er op 2 februari wel weer 2100, J. van Dijk). Op 31 januari werden ‘ineens’ veel naar noord trekkende Futen gezien bij de Hondsbossche Zeewering, ongeveer 60 km noordelijker (1200, www.trektellen.nl). Dat er tienduizenden viseters langere tijd voor de Hollandse Kust foerageren geeft natuurlijk aan dat er momenteel veel voedsel beschikbaar zal zijn en/of wellicht dat voedsel elders schaars is. Een andere verklaring voor het verschijnen van duizenden Futen kan streng winterweer zijn maar dat lijkt in beide winters niet het geval te zijn geweest. Bovendien waren ook in de rest van Nederland nog Futen aanwezig afgelopen maand. Op dit moment zijn via www.sovon.nl al 8300 Futen doorgegeven (excl. kustzone) voor de Midwintertelling waarvan 5000 in het IJssel- en Markermeer (daarvan zaten er weer 4400 in de zuidhoek van het IJsselmeer nabij Lelystad / Trintelhaven). Tot enkele jaren geleden werden er tijdens de midwintertellingen van de Hollandse kust nauwelijks Futen gemeld (gem. 123 in 1998-2003). Het aantal van 22 januari 2006 is gelijk aan het totale midwinteraantal voor het gehele land van de laatste jaren (gemiddeld 18.000 in 2001-05). Het is duidelijk dat er in januari 2006 een veel groter aantal in Nederland heeft verbleven. De aantallen zijn spectaculair (internationaal belangrijk!) maar de achterliggende oorzaken zijn nog onbekend, hopelijk zal nader onderzoek aantonen wat er precies aan de hand is. Arjan Boele
Wadden: Noordzeedrietenen en Waddenzeedrietenen? De toenemende aantallen wormenetende steltlopers in de Nederlandse Waddenzee genieten belangstelling. Een soort die dan in het oog springt is de Drieteenstrandloper. In vorige watervogelnieuwsbrieven zijn de grotere aantallen die de afgelopen jaren geteld werden al enkele malen aan bod gekomen. Het ging dan met name om de integrale tellingen in september en november 2004, waarbij 10.00015.000 ‘drieteentjes’ geteld werden. Ook de voorlopige resultaten van de afgelopen integrale tellingen indiceren grote aantallen, alhoewel ze wel iets lager lijken te liggen met zo’n 8.000 in november 2005. De lange termijntrend in de internationale Waddenzee is positief. Sinds begin jaren ’80 is de soort er toegenomen (overwinterende aantallen), maar sinds halverwege jaren ’90 lijkt er sprake van stabilisatie of zelfs afname (op basis van overwinterende en doortrekkende aantallen). In die periode werd het Duitse wad van minder belang voor de Drieteenstrandloper, terwijl de aantallen in het Nederlandse waddengebied toen juist een ‘schwung’ kregen.
Dat is iets dat we in zekere mate ook zien bij de Rosse Grutto en de Bonte Strandloper. Kenmerkend voor de soort in ons waddengebied zijn de voorjaarspiek in mei en de najaarspiek in augustus/september, terwijl de laatste jaren ook in oktober en november steeds grotere aantallen worden vastgesteld. Wanneer we nu de trend in het waddengebied nader specificeren zien we opmerkelijke verschillen tussen het wad en de Noordzeestranden. Wat opvalt is dat de toenemende aantallen sec worden vastgesteld in de Waddenzee, met bijvoorbeeld grotere aantallen aan de waddenzijde op de Vliehors en Griend. Op de Noordzeestranden fluctueren de aantallen, maar zijn ze door de bank genomen stabiel. De toename lijkt hem dus vooral te zitten in een toegenomen gebruik van de wadplaten en niet van de Noordzeestranden. Anderzijds laten ook de seizoenspatronen tussen de Waddenzee en de Noordzeestranden een groot verschil zien. De voorjaarsen najaarspieken die we in de Waddenzee zien, zien we niet terug op het Noordzeestrand. Daar lijken de aantallen
over het seizoen bekeken relatief constant met de hoogste aantallen in de wintermaanden. Des te meer we de aantallen ‘drietenen’ beschouwen, des te meer vragen en speculatie het oplevert. De internationale populatie lijkt te groeien, waarbij dat zou kunnen samenhangen met verbeterde omstandigheden in de broedgebieden of tijdens de trek en overwintering. Daarnaast kunnen de toenemende aantallen in ons waddengebied samenhangen met verschuivingen van de Duitse- naar de Nederlandse Waddenzee en dan is de vraag in hoeverre een verbeterd voedselaanbod in ons waddengebied daarmee samenhangt en waar dat door wordt veroorzaakt? Nog gedetailleerder zijn vragen of er verschillen zijn op Overzicht binnengekomen tellingen (per post en digitaal) in 2005-2006 aantal % t/m 2-2 200 regio gebieden sept okt nov Waddengebied Friesland Groningen Drenthe Overijssel Noord-Holland Zuid-Holland Utrecht Flevoland Gelderland Noord-Brabant Limburg & Limburgse Maas Randmeren Rijn (Waal-Rijn-IJssel) Brabantse & Gelderse Maas Beneden Rivieren Zeeland Percentage Digitaal ingestuurd
Watervogeltellingen projectcoördinatie formulieren etc. ganzen en zwanen
234 297 134 94 27 110 354 102 43 127 102 115 39 136 46 135 522
61 69 36 53 25 46 19 40 60 88 74 90 94 90 69 68 3 53
47 83 41 73 33 65 72 61 79 81 85 88 76 89 91 80 9 47
72 84 47 81 37 66 81 73 83 94 90 85 74 90 91 81 13 54
te merken tussen ‘Noordzeedrietenen’ en ‘Waddenzeedrietenen’. Gaat het bijvoorbeeld op de Noordzeestranden vooral om overwinteraars uit Groenland en zijn het vooral Siberiërs die het wad benutten op doortrek? Zijn het ‘honkvaste’ vogels die altijd of op het strand zijn te vinden of op het wad? En waar hangen de recente grotere aantallen in oktober en november mee samen? Kortom, allerhande interessante vragen die voortkomen uit de trends en seizoenspatronen die we met de tellingen in kaart brengen. Over de ‘drieteen’ is het laatste nog niet gezegd en geschreven! Romke Kleefstra, Chris van Turnhout en Marc van Roomen
dec
jan
41 80 48 76 37 60 78 68 83 88 85 81 43 77 89 75 11 52
38 62 31 64 29 54 36 32 46 74 62 45 15 61 93 39 2 63
Marc van Roomen (024-6848143,
[email protected]) Michel Klemann (024-6848144,
[email protected]) Kees Koffijberg (024-6848111, kees.koffi
[email protected])
Wie coördineert wat: regiocoördinatie De eerstgenoemde persoon coördineert de maandelijkse tellingen, voor de midwintertelling is er soms een aparte coördinator (ZO) Zoute Delta (NH) Noord-Holland
Cor Berrevoets, (0118-672350,
[email protected]) Romke Kleefstra (0566-652881
[email protected]), Midwintertelling, Kees Scharringa (0251-362766, /06-24257451,
[email protected]) (ZH) Zuid-Holland Arjan Boele (024-6848111,
[email protected]), (ZL) Zeeland Jan-Willem Vergeer (024 6848137,
[email protected]) (FR) Friesland Sieds Boersma (058-2572215,
[email protected]), Midwintertelling Marten Wesselius (058-2925166,
[email protected]), (GR) Groningen Kees Koffijberg (024-6848111, kees.koffi
[email protected]), Midwintertelling Guido Meeuwissen (050-5347713,
[email protected]) (DR) Drenthe Harold Steendam (0592-273845,
[email protected]), Midwintertelling René Oosterhuis (0594510102,
[email protected]) (FL) Flevoland Jan Schoppers (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling Rob van Swieten (036-5224898,
[email protected]) (OV) Overijssel Gerrit Gerritsen (038-4251753,
[email protected]) (GL) Gelderland Jan Schoppers (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling Henk Hubers (0316-331522,
[email protected]) (UT) Utrecht Arjan Boele (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling Wigle Braaksma (030-2203210,
[email protected]) (NB) Noord-Brabant Jan Schoppers (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling vacant (Li) Limburg Ton Cuijpers (0475-551579,
[email protected]) (WG) Waddengebied Eilanden Romke Kleefstra (0566-652881
[email protected]), Vaste wal Noord-Holland Romke Kleefstra (zie Noord-Holland), Vaste wal Friesland Sieds Boersma (zie Friesland), Vaste wal Groningen Kees Koffijberg (zie Groningen) (RG) Grote Rivieren Marc van Roomen (024-6848143,
[email protected]) Informatie over coördinatie in (IJ) IJsselmeergebied, (RM) Randmeren, (BR) Beneden Rivieren, (NZ) Noordzee via SOVON Marc van Roomen (024-6848143,
[email protected]) Deze nieuwsbrief wordt toegezonden aan tellers en/of coördinatoren. De resultaten van de komende telling a.u.b. zo spoedig mogelijk naar SOVON Vogelonderzoek Nederland, Antwoordnummer 2505, 6573 ZX Beek-Ubbergen sturen. Vergeet niet de gebiedscodes in te vullen. Een postzegel is niet nodig!! Nb! In deze nieuwsbrieven genoemde aantallen zijn voorlopig en vaak nog onvolledig! Ze zijn dus niet geschikt voor verder gebruik.
Watervogeltellingen in Nederland Nieuwsbrief seizoen 2005/2006, nr 7 maart 2006.
Nederland is bij uitstek een watervogel- en wetlandland. Met watervogeltellingen worden objectieve gegevens verzameld over aantallen, verspreiding en de veranderingen daarin. Het landelijke project vindt plaats in het kader van het Netwerk Ecologische Monitoring en wordt ondersteund door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Vogelbescherming Nederland en het Centraal Bureau voor de Statistiek. De landelijke coördinatie wordt verzorgd door SOVON Vogelonderzoek Nederland. De tellingen worden uitgevoerd door een groot aantal waarnemers van vogelwerkgroepen, beherende instanties, provincies en instituten. Er worden maandelijks tellingen uitgevoerd in monitoringgebieden (alle watervogelsoorten, in Rijkswateren en overige Vogelrichtlijngebieden), pleisterplaatsen (ganzen en zwanen) en in januari de Midwintertelling.
Beste tellers, Met de maarttelling voor de deur zou ik het natuurlijk moeten hebben over het naderende voorjaar, talloze Grutto’s en buitelende Kieviten. Echter als ik hier nu uit het raam kijk zie ik een prachtig winterplaatje, besneeuwde bomen en een tweetal reeën die door de sneeuw voort ploegen. Het is nog even echt winter maar dat zal wel de laatste stuiptrekking zijn voordat we weer echt naar het voorjaar gaan en elke dag kunnen genieten van teruggekomen broedvogels en doortrekkers. Op het gebied van ganzen en zwanen is er al een hoop wegtrek geweest maar mogelijk dat er door deze sneeuwval toch wat vertraging in het verdere wegtrekverloop zal plaats vinden. Wat dat betreft is de situatie vergelijkbaar met vorig jaar toen we in maart recordaantallen ganzen hadden. De afgelopen februari was het niet erg prettig telweer en op verschillende plaatsen had men last van mist. Alles bij elkaar zijn er toch nog veel vogels geteld en heeft men zo goed mogelijk een helder en rustig moment gevonden om de telling uit te voeren. De eerste Grutto’s zijn in ieder geval toen al weer gezien! In deze nieuwsbrief een overzicht van de volgsoorten met de aantallen Kolganzen, Blauwe Reigers en Zilverplevieren op een rij. In dit tijdperk van digitale doorgifte van resultaten zijn deze overzichten steeds vollediger te maken. Uit het stukje van Arjan blijkt dat Blauwe Reigers in toenemende mate in Nederland blijven overwinteren en dat zal alles met de reeks van mildere winters te maken hebben, al is
Beek-Ubbergen, 3-3-2006 dat nu een wat rare bewering als ik naar buiten kijk. Echter deze sneeuwval zal van deze zachte winter niet opeens toch nog een strenge maken. Ook bij de Zilverplevier worden met name grotere aantallen in de winter vastgesteld. Afgelopen januaritelling in de Waddenzee spande daarbij de kroon met bijna 30.000 exemplaren. Opvallend bij de Zilverplevier echter is dat de trend in Nederland gunstig afsteekt met het buitenland en dat laat zich niet alleen door zachtere winters verklaren. Zoals ook al in het stukje van Kees staat, hierbij nog even de oproep om het nieuws rondom vogelgriep in de gaten te houden en de website van SOVON te raadplegen als er nieuwe ontwikkelingen zijn. Het is nu nog niet precies te voorspellen wat er gaat gebeuren als hier net zo als in Duitsland Vogelgriep wordt geconstateerd, en welke overheidsmaatregelen er dan worden genomen. Maar ook wij moeten ons dan aan de afgekondigde richtlijnen houden. Als er tijdens de telling dode vogels worden waargenomen kunnen deze worden doorgegeven via de website van SOVON. Het spreekt voor zich dat het nu niet raadzaam is om deze dode vogels aan te raken of anderszins mee te nemen. Ik hoop dat we geen last van Vogelgriep of slecht weer zullen hebben en dat we een mooie en volledige maarttelling kunnen uitvoeren. Veel plezier bij de maarttelling gewenst! Marc van Roomen
Nederland (binnenland):
Waddengebied:
18 maart monitoringgebieden, ganzenen zwanentelling
18 maart steekproeftelling (11.46 hw), ganzen- en zwanentelling
Overige teldata voor dit seizoen
15 april monitoringgebieden, telling Brand- en Rotgans 6 mei telling Rotgans 13 mei selectie van monitoringgebieden 17 juni selectie van monitoringgebieden
Overige teldata voor dit seizoen
15 apr steekproeftelling (11.45), telling Brand- en Rotgans 6 mei telling Rotgans 13 mei integrale telling (11.06) 17 juni steekproeftelling (14.46)
NB. Bij voorkeur niet van de teldatum afwijken, echter bij slecht weer of andere overmacht kunnen tellingen nog één dag voor tot twee dagen na de teldatum worden uitgevoerd.
Ganzen en zwanen Het lijkt bijna een traditie te worden: sneeuw en lage temperaturen begin maart. Weliswaar is het minder koud, maar net als vorig jaar zou het staartje van de winter wel weer een goede maarttelling op kunnen leveren, vooral wat betreft de ganzen. Veel (Kleine) Zwanen zijn inmiddels toch wel richting oosterburen getrokken; vooral in de graslandgebieden in het westen en midden van het land heeft in de laatste weken veel wegtrek plaatsgevonden. Zwanen staan intussen ook volop in de belangstelling vanwege de vogelgriep-uitbraak op Rügen. Zie je ergens dode zwanen of andere watervogels liggen: voer waarnemingen digitaal in via www.sovon.nl, overigens niet alleen voor watervogels maar ook alle andere soorten vogels (zie ook de februari-nieuwsbrief). Kijk ook op de website voor andere actuele informatie en richtlijnen rond vogelgriep. Begin maart was Nederland nog verschoond maar de situatie kan snel veranderen. De grote concentraties ganzen op dit moment bestaan vooral uit Kol- en Brandganzen. De komende maart-telling is voor de Brandgans tevens de jaarlijkse internationale telling. Met een percentage eerstejaars van bijna 25% en een jaarlijkse sterfte van net onder de 10% zal de populatie dit seizoen naar verwachting in de richting van de 500.000 vogels gaan! Bij de Kolganzen is het beeld wisselend. Op grond van tot dusverre binnengekomen gegevens lijken dit seizoen met name in Noord- en Oost Nederland boven-gemiddeld grote aantallen aanwezig. Concentraties van meer dan 20.000 vogels per hoofdgebied werden onder andere in de Gelderse Poort en in het zuidelijk IJsseldal gevonden, aansluitend op de grote concentraties aan de Duitse Niederrhein. In West-Nederland en het Rivierengebied daarentegen is eerder sprake van een normale situatie of iets kleinere aantallen (figuur 1). Rond de februari-telling werd wel enkele dagen (o.a. 17-19 februari, later ook 27 februari) massale wegtrek opgemerkt, maar kijken we naar de peilingen van de vijf gezenderde vogels dan Noord & Oost NL
200000
is vooral sprake van lokale verplaatsingen. Zoals in de vorige nieuwsbrief gemeld, worden dit voorjaar vijf Kolganzen op de voorjaarstrek gevolgd: zie www.blessgans.de of www.anser.de voor actuele informatie. Oplettende ringaflezers zullen verder hebben gemerkt dat er ook een nieuwe kleur kolganshalsbanden is. Nederlandse ganzenflappers hebben in de afgelopen maanden mintgroene (‘lime’) halsbanden aangelegd. Waren de zwarte halsbanden wel eens snel over het hoofd te zien, deze ‘lime’-groene zijn dat zeker niet! Waarnemingen van geringde Kolganzen kunnen sinds kort ook via internet worden doorgegeven. In de vorige nieuwsbrief stond hier abusievelijk een onjuist adres vermeld! Wie www.goose.org in heeft getypt kreeg de website van Evan Gooch in Amerika, onder andere handig voor het zoeken van ganzenliteratuur, maar niet om ringmeldingen door te geven. Het juiste adres voor de ringen is www.geese.org. Hier is informatie te vinden over kleurringprojecten van Kolgans, rietgans, Brandgans en Rotgans.
Het intekenen van ganzen en zwanen in en rondom opvanggebieden heeft nog steeds hoge prioriteit. Tot nu toe is de respons ongeveer 70%, een mooi getal, maar het kan nog beter. Heb je nog kaartjes liggen, stuur ze dus op! Over het algemeen wordt er nauwkeurig ingetekend. Foutjes die wel eens worden gemaakt zijn het ontbreken van stippen op de kaart terwijl deze wel in de lijst voorkomen, of andersom, of het voorkomen van twee stippen met hetzelfde nummer. Ook is er kennelijk hier en daar onduidelijkheid over wat er nu opgestuurd moet worden. Wanneer je ganzen en zwanen intekent dien je nog steeds het gewone telformulier ook op te sturen, of de gegevens via internet door te geven. Dus ook al staan de ganzenaantallen al op de intekenlijst graag ook de aantallen via de normale kanalen doorgeven! Kees Koffijberg West NL Rivieren 250000
400000 300000
150000 100000
200000
100000 50000
100000 0
200000
150000
jul aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun
0
50000
jul aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun
0
jul aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun
Figuur 1. Voorlopige aantallen Kolganzen in 2005/06 (balkjes) in vergelijking met de seizoenen 1999/2000-2003/04 (minimum, maximum en gemiddelde).
Steeds meer (overwinterende) Blauwe Reigers Weinig watervogelsoorten kennen zo’n ruime verspreiding als de Blauwe Reiger. De laaggelegen delen van Nederland hebben duidelijk meer betekenis dan de hogere. In polders met veel ondiepe sloten, plassen en grasland worden honderden vogels geteld (o.a. Krimpenerwaard, Alblasserwaard en Midden-Delfland/Oude-Leede) en ook langs sommige rivieren is de soort talrijk (IJssel, Gelderse Poort, Midden-Limburgse Maasplassen). De reigers die we in deze gebieden, maar soms ook midden in de stad, zien zijn deels afkomstig uit ons eigen land. De Nederlandse broedvogelpopulatie is namelijk grotendeels standvogel, wegtrekkende, vooral jonge, vogels gaan met name naar België, Frankrijk of Engeland maar er zijn ook vogels die veel verder zuidelijk overwinteren tot in de Sahel. Oost- en Noordeuropese broedvogels zijn trekvogels waarvan reigers uit NoordDuitsland, Denemarken en Zweden ‘s winters de Nederlandse
gelederen aanvullen. Hoe groot het aandeel buitenlandse vogels in onze winterpopulatie is, is niet bekend. De landelijke watervogeltrend sinds midden jaren zeventig is positief waarbij de meeste groei plaatsvond eind jaren tachtig/ begin jaren negentig, de afgelopen 10 jaar bleef de stand stabiel. De landelijke toename valt samen met een toename van de broedpopulatie (figuur 2). Er zijn duidelijke paralellen in de aantalsontwikkeling van de broedvogels en niet-broedvogels: lage aantallen in of na strenge winters (m.n. midden jaren tachtig) gevolgd door een vrij snel herstel met maximale aantallen na een reeks zachte winters (m.n. recente jaren). Er is echter ook een verschil tussen beide trends want de aantallen watervogels zijn in verhouding sterker toegenomen dan de broedpopulatie (wat in deze figuur een steilere regressielijn tot gevolg heeft). In de tweede helft van de jaren zeventig van de vorige eeuw broedden
��� �����������
������������
���
���
(figuur 3). Eind jaren zeventig was het aantal Blauwe Reigers in januari-maart gemiddeld 44% van het seizoensmaximum, �� tegenwoordig ligt het aandeel overwinteraars op 60%. Samengevat: er komen �� steeds meer vogels in ons land in het najaar (waarvan kan worden aangenomen dat het in ieder geval deels eigen broedvogels met hun nakomelingen betreft en wellicht �� ook vogels van elders) en daarvan blijft ook nog eens een groter �� percentage overwinteren. Met het nu beschikbare materiaal is het niet mogelijk aan te �� geven of Nederlandse of���� buitenlandse de meeste invloed ���� ���� ���� ����vogels ���� ���� ���� ���� ���� hebben op de niet-broedvogeltrend. Een ����analyse van ringmeldingen zou daar wellicht wel inzicht in kunnen geven. Arjan Boele
������ �
�����
er in ons land ongeveer 10.000 paren, in recente jaren waren dat er 13.000. Tijdens de watervogeltellingen werden gemiddeld per maand resp. 1400 en 2400 vogels geteld. Een verklaring voor de sterkere toename als broedvogel kan zijn dat de toestroom van Blauwe Reigers vanuit het buitenland is toegenomen. Daarnaast is het ook mogelijk dat er steeds meer Nederlandse broedvogels blijven overwinteren. De toename in de afgelopen decennia heeft zich in alle maanden van het jaar voorgedaan maar is sterker in de wintermaanden. Net als in de jaren zeventig verblijven ook nu nog de meeste Blauwe Reigers in het najaar in ons land maar tegenwoordig nemen de aantallen na het najaar in verhouding minder sterk af ���
��� �����������
������������
�����������
�����������
���
�� ���
������ �
�� �����
�����
������ �
�� ��
��
��
��
�� ��
�
���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ����
Figuur 2. Aantalsontwikkeling van de Blauwe Reiger als broedvogel (cirkels en stippellijn) en als niet-broedvogel (stippen en ��� doorgetrokken lijn) in 1975-2003 resp. 1975/76-2003/04 (index ����������� ����������� van 1990 resp. 1990/91 is op 100 gesteld).
� ��
���
���
��� ��� �����
���
���
���
Figuur 3. Gemiddelde seizoenspatroon van de Blauwe Reiger in het winterhalfjaar in 1975/76-1979/90 en 1990/2000-2003/04 (aantal in september, het seizoensmaximum, is op 100 gesteld).
�� ������ � ‘Zoute volgsoort’ Zilverplevier scoort hoog in januari
��
�����
Dit seizoen is de Zilverplevier de ‘volgsoort’ voor de zoute wateren. In de nieuwsbrief van september jl. ging reeds aandacht uit �� naar de trend van de soort en diens innige relatie met de Zeeduizendpoot. Met vier integrale tellingen van de Waddenzee achter de rug �� wordt het tijd om de balans van de afgelopen maanden maar eens op te maken. Algemeen geldt dat de Zilverplevier in de internationale Wad� denzee een� �� toename jaren ��� ’90. In���de jaren ��� ��� ���tot begin ��� zien ��� liet ����� daarna pakten de seizoenspieken aanzienlijk lager uit. Die negatieve trend staat onder invloed van het Duitse Waddengebied. Hier ging het tijdens de najaarspiek in augustus/september begin jaren ’90 om zo’n 90.000 individuen, maar inmiddels bedraagt dat nu nog zo’n 35.000. Voor de internationale Waddenzee wordt de herfstpiek de laatste jaren geschat op ruim 87.000 exemplaren. In Groot-Brittannië en Noord-Ierland zien we min of meer hetzelfde. Evenals in het Waddengebied namen de aantallen hier vanaf halverwege jaren ’70 toe, maar twintig jaar later trad een kentering op. De Britse index is na een piek in 1995/96 terug op
gem. aantal / maand
50000
het niveau van 1987/88, waarbij de seizoenspiek overigens in januari valt en bijna 35.000 bedraagt. De Nederlandse Waddenzee vormt als zodanig een positieve uitzondering in NW-Europa, want hier is de trend al sinds halverwege jaren ’70 positief (figuur 4). De aantallen tijdens de recente tellingen in de Waddenzee in het afgelopen najaar weken weinig af van wat we de laatste jaren gewend waren (figuur 5). In augustus werden circa 40.000 Zilverplevieren geteld en in september een kleine 50.000. In beide maanden was het Rottumeroog dat de kroon spande met respectievelijk ruim 19.000 en ruim 14.000 ‘pluffen’. Daarnaast was Vlieland in september goed voor ruim 10.000 exemplaren. 70000 60000 50000 40000
40000
30000
30000
20000
20000
10000
10000
0
0 75/76
Waddengebied
80/81
85/86
90/91
95/96
00/01
Figuur 4. Trend van de Zilverplevier in Nederland in 1975-2003.
jul aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun
Figuur 5. Voorlopige aantallen Zilverplevieren in 2005/06 (balkjes, integrale tellingen donker) in vergelijking met de seizoenen 1999/2000-2003/04 (minimum, maximum en gemiddelde) in de Waddenzee.
Het voorlopige aantal van zo’n 20.000 in november is wat aan de lage kant. De grootste concentratie werd toen vastgesteld op de Friese Waddenkust (bijna 6000), alwaar de soort versleten wordt voor ‘Slykwilster’. Opvallend is het grote aantal Zilverplevieren dat tijdens de midwintertelling werd geteld (figuur 5). Het voorlopige aantal ligt al op bijna 30.000, terwijl dat in de afgelopen jaren gemiddeld zo’n 20.000 bedroeg. De soort was het talrijkst op Schiermonnikoog (6500) en Ameland (6300). Geheel verrassend is de uitschieter overigens niet. Tegenover de afnemende aantallen tijdens de voor- en najaarstrek in het internationale Waddengebied, staan hogere winteraantallen. Lagen die aantallen voor 1991 op ruim 20.000, na 1992 bedraagt het ruim 45.000. Ook in het Duitse Waddengebied tekent zich dat fraai af. De winter is hier de enige Overzicht binnengekomen tellingen (per post en digitaal) in 2005-2006 aantal % t/m 3-3 2006 regio gebieden sept okt nov Waddengebied Friesland Groningen Drenthe Overijssel Noord-Holland Zuid-Holland Utrecht Flevoland Gelderland Noord-Brabant Limburg & Limburgse Maas Randmeren Rijn (Waal-Rijn-IJssel) Brabantse & Gelderse Maas Beneden Rivieren Zeeland Percentage Digitaal ingestuurd
Watervogeltellingen projectcoördinatie formulieren etc. ganzen en zwanen
234 297 134 94 27 110 354 102 43 127 102 115 39 136 46 135 522
61 69 36 53 29 46 19 40 60 88 79 90 94 96 69 68 3 54
47 83 41 73 37 65 72 61 79 81 90 88 94 92 91 80 9 47
72 84 47 81 40 66 81 73 83 94 95 85 74 90 91 81 13 53
periode waarin de Zilverplevier in grotere aantallen aanwezig is. Dat correleert met milde winters, want dan houden zich op het Duitse wad 10.000-15.000 Zilverplevieren op tegenover 10001500 in koude winters. Het moge duidelijk zijn dat de flauwe vorstperioden de soort afgelopen winter weinig deerden. Voor wat betreft de Zilverplevier is het uitkijken naar de integrale telling in mei. Dat is de maand waarin de soort in de internationale Waddenzee piekt met naar schatting ruim 135.000 exemplaren, waarvan de bulk dan in de Nederlandse Waddenzee zit. De afgelopen jaren kwam het aantal Zilverplevieren in ons Waddengebied op zo’n 60.000 uit. Benieuwd of we dat dit jaar weer gaan halen. Laat het voorjaar maar komen! Romke Kleefstra
dec
jan
feb
41 80 48 76 40 60 78 68 83 88 96 81 43 77 89 75 11 50
69 77 49 73 51 67 77 66 76 90 98 73 35 85 93 81 2 57
21 56 34 69 40 51 55 45 79 80 38 61 20 56 47 60 5 59
Marc van Roomen (024-6848143,
[email protected]) Michel Klemann (024-6848144,
[email protected]) Kees Koffijberg (024-6848111, kees.koffi
[email protected])
Wie coördineert wat: regiocoördinatie De eerstgenoemde persoon coördineert de maandelijkse tellingen, voor de midwintertelling is er soms een aparte coördinator (ZO) Zoute Delta (NH) Noord-Holland
Cor Berrevoets, (0118-622805,
[email protected]) Romke Kleefstra (0566-652881
[email protected]), Midwintertelling, Kees Scharringa (0251-362766, /06-24257451,
[email protected]) (ZH) Zuid-Holland Arjan Boele (024-6848111,
[email protected]), (ZL) Zeeland Jan-Willem Vergeer (024 6848137,
[email protected]) (FR) Friesland Sieds Boersma (058-2572215,
[email protected]), Midwintertelling Marten Wesselius (058-2925166,
[email protected]), (GR) Groningen Kees Koffijberg (024-6848111, kees.koffi
[email protected]), Midwintertelling Guido Meeuwissen (050-5347713,
[email protected]) (DR) Drenthe Harold Steendam (0592-273845,
[email protected]), Midwintertelling René Oosterhuis (0594510102,
[email protected]) (FL) Flevoland Jan Schoppers (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling Rob van Swieten (036-5224898,
[email protected]) (OV) Overijssel Gerrit Gerritsen (038-4251753,
[email protected]) (GL) Gelderland Jan Schoppers (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling Henk Hubers (0316-331522,
[email protected]) (UT) Utrecht Arjan Boele (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling Wigle Braaksma (030-2203210,
[email protected]) (NB) Noord-Brabant Jan Schoppers (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling vacant (Li) Limburg Ton Cuijpers (0475-551579,
[email protected]) (WG) Waddengebied Eilanden Romke Kleefstra (0566-652881
[email protected]), Vaste wal Noord-Holland Romke Kleefstra (zie Noord-Holland), Vaste wal Friesland Sieds Boersma (zie Friesland), Vaste wal Groningen Kees Koffijberg (zie Groningen) (RG) Grote Rivieren Marc van Roomen (024-6848143,
[email protected]) Informatie over coördinatie in (IJ) IJsselmeergebied, (RM) Randmeren, (BR) Beneden Rivieren, (NZ) Noordzee via SOVON Marc van Roomen (024-6848143,
[email protected]) Deze nieuwsbrief wordt toegezonden aan tellers en/of coördinatoren. De resultaten van de komende telling a.u.b. zo spoedig mogelijk naar SOVON Vogelonderzoek Nederland, Antwoordnummer 2505, 6573 ZX Beek-Ubbergen sturen. Vergeet niet de gebiedscodes in te vullen. Een postzegel is niet nodig!! Nb! In deze nieuwsbrieven genoemde aantallen zijn voorlopig en vaak nog onvolledig! Ze zijn dus niet geschikt voor verder gebruik.
Watervogeltellingen in Nederland Nieuwsbrief seizoen 2005/2006, nr 8 april 2006.
Nederland is bij uitstek een watervogel- en wetlandland. Met watervogeltellingen worden objectieve gegevens verzameld over aantallen, verspreiding en de veranderingen daarin. Het landelijke project vindt plaats in het kader van het Netwerk Ecologische Monitoring en wordt ondersteund door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Vogelbescherming Nederland en het Centraal Bureau voor de Statistiek. De landelijke coördinatie wordt verzorgd door SOVON Vogelonderzoek Nederland. De tellingen worden uitgevoerd door een groot aantal waarnemers van vogelwerkgroepen, beherende instanties, provincies en instituten. Er worden maandelijks tellingen uitgevoerd in monitoringgebieden (alle watervogelsoorten, in Rijkswateren en overige Vogelrichtlijngebieden), pleisterplaatsen (ganzen en zwanen) en in januari de Midwintertelling.
Beek-Ubbergen, 31-3-2006
Beste mensen, Met de komende apriltelling gaat het al weer om de laatste landelijke telling van het seizoen 2005/06 en is dit de laatste grote nieuwsbrief van dit seizoen. Voor een aantal van jullie zit het telseizoen er al op, maar voor de tellers van monitoringgebieden en voor tellers met (mogelijk) Brand- en Rotganzen in hun telgebieden gaan we nog even door. Ook in de zomermaanden wordt een gedeelte van de monitoringgebieden doorgeteld omdat zich daar dan ook nog belangrijke aantallen trekvogels, ruiers en /of niet-broedvogels bevinden. Voor ieder van jullie bevat deze nieuwsbrief belangrijke informatie met de vermelding van de nieuwe teldata van het seizoen 2006/07. Schrijf deze alvast in je agenda zodat je straks in september niet opeens door het eerste telweekend verrast wordt. In deze nieuwsbrief geeft Kees een mooi overzicht van de wegtrek van Kol- en Brandganzen die de afgelopen weken regelmatig werden opgehouden door oostelijke stromingen maar als er dan westelijke meewind was, dan ook massaal vertrokken. Ook in de bijdrage van Arjan speelt het weer een rol met lage aantallen Grutto’s in maart met lage temperaturen en andersom met hogere temperaturen, maar hier doorheen speelt het effect van aantallen IJslanders en ook het effect van droge en natte
voorjaren en mogelijk wel een verschuiving van het reguliere agrarische gebied naar de meer nattere watervogeltelgebieden. Romke geeft een doorkijkje wat er allemaal op broedvogelgebied in en rondom de Waddenzee staat te gebeuren. Er staat zowel een integraal inventarisatiejaar op uitbarsten als wel een verhevigde uitvoer van het reproductiemeetnet. Daarbij dan nog straks de integrale meitelling en de rotganstelling en het zal duidelijk zijn dat de tellers in het waddengebied zich niet hoeven te vervelen. Maar dit geldt natuurlijk ook in het binnenland waar weer een grote hoeveelheid BMP plots, kolonievogels en LSB kerngebieden worden geïnventariseerd en een groot aantal nesten via het nestkaarten project in de smiezen wordt gehouden. Ik wil jullie bij deze in ieder geval hartelijk danken voor de telinspanningen van het afgelopen seizoen en ik hoop dat jullie er veel plezier en voldoening aan hebben beleeft. Als het seizoen er al op zit (en ook na de komende apriltelling) dan hoop ik dat het in september weer begint te kriebelen want dan beginnen we weer met volle kracht aan een nieuw waarneemseizoen. Voor nu in ieder geval een prima apriltelling gewenst met goed weer en spannende soorten. Marc van Roomen
Nederland (binnenland):
Waddengebied:
15 april monitoringgebieden, telling Brand- en Rotgans
15 april steekproeftelling (11.45 hw), telling Brand- en Rotgans
Overige teldata voor dit seizoen
6 mei telling Rotgans 13 mei selectie van monitoringgebieden 17 juni selectie van monitoringgebieden
Teldata seizoen 2006/2007
15 juli 2006 selectie van monitoringgebieden 12 augustus 2006 selectie van monitoringgebieden 16 september 2006 monitoringgebieden, ganzen en zwanentelling 14 oktober 2006 monitoringgebieden, ganzen en zwanentelling 18 november 2006 monitoringgebieden, ganzen en zwanentelling 16 december 2006 monitoringgebieden, ganzen en zwanentelling 13 jan 2007 midwintertelling, monitoringgebieden, ganzen en zwanentelling 17 februari 2007 monitoringgebieden, ganzen en zwanentelling 17 maart 2007 monitoringgebieden, ganzen en zwanentelling 14 april 2007 monitoringgebieden, telling Brand- en Rotgans 5 mei 2007 telling Rotgans 12 mei 2007 selectie van monitoringgebieden 16 juni 2007 selectie van monitoringgebieden
Overige teldata voor dit seizoen
6 mei telling Rotgans 13 mei integrale telling (11.06) 17 juni steekproeftelling (14.46)
Teldata seizoen 2006/2007
15 juli 2006 steekproeftelling (13.50) 12 augustus 2006 steekproeftelling (12.55) 9 september 2006 integrale telling (11.45) 21 oktober 2006 steekproeftelling (10.16), ganzen en zwanentelling 11 november 2006 integrale telling (13.04) 23 december 2006 steekproeftelling (11.15), ganzen en zwanentelling 20 januari 2007 integrale telling (10.45) 10 februari 2007 steekproeftelling (13.40), ganzen en zwanentelling 17 maart 2007 steekproeftelling (08.24), ganzen en zwanentelling 21 april 2007 integrale telling (13.15) 5 mei 2007 telling Rotgans 19 mei 2007 integrale telling (12.26) 16 juni 2007 steekproeftelling (11.26)
NB. Bij voorkeur niet van de teldatum afwijken, echter bij slecht weer of andere overmacht kunnen tellingen nog één dag voor tot twee dagen na de teldatum worden uitgevoerd.
Ganzen en zwanen Zoals verwacht waren er bij de maarttelling nog volop ganzen aanwezig, bovendien vaak nog op ongebruikelijke locaties. De telling was bovendien precies op tijd: direct in de dagen volgend op het telweekeinde vond een ware exodus plaats. Het onderstaande grafiekje is een weergave van aantallen overtrekkende Kol- en Brandganzen zoals die in maart op trektelposten in Nederland werden gezien (www.trektellen.nl) en enkele weerskarakteristieken van vliegveld Eelde (gegevens KNMI via www.knmi. nl). Deze benadering is niet helemaal volgens de spelregels (want bijv. geen correctie gemaakt voor aantal telposten en getelde uren), maar laat niettemin goed zien hoe het vertrek in z’n werk ging in relatie tot het weer. Afgezien van wegtrek van kleine aantallen bij westelijke winden begin maart, zorgde de weersomslag rond het telweekeinde (temperatuur stijgt, wind draait van oostelijke naar westelijke richtingen) op 21-23 maart voor een ware stroom aan wegtrekkende ganzen en sterke trek van andere vogelsoorten als Kievit. In deze periode vertrok ook één van de gezenderde Kolganzen naar Brandenburg, Duitsland (zie www.blessgans.de onder ‘gänsetracking’). Vervolgens was er een korte pauze (weer oostenwind), en vertrokken vooral op 27 maart opnieuw grote aantallen. Met deze golf vertrok opnieuw één van de gezenderde vogels, eveneens naar oostelijk Duitsland (Sachsen-Anhalt).
Voor april staan nu nog Brand- en Rotganzen op het programma. Vermoedelijk zijn de meeste andere soorten dan ook gevlogen, maar kom je nog andere soorten tegen, tel ze wel gewoon mee. Door het zachte weer zitten momenteel al grote concentraties Brandganzen in de Waddenzee op de kwelders. Op 17 maart jl. werden op Wieringen nog 182 Rotganzen gevangen en van kleurringen voorzien. Ook voor de ringaflezers onder jullie is er dus weer werk aan de winkel, zie verder www.geese.nl voor meer informatie . Kees Koffijberg
20
25000
kolgans brandgans temperatuur westelijke wind
15 10
15000
5 0
10000
-5
temperatuur in graden C
20000 aantal overtrekkende ganzen
Twee andere zenderkolganzen bevinden zich op dit moment nog steeds in Nederland; van de vijfde vogel bij het Lauwersmeer is al langere tijd geen signaal meer vernomen. Nog steeds zitten er vooral in Friesland en Groningen op diverse plaatsen grote groepen Kolganzen. Naar verwachting zal de eerste de beste geschikte dag met geschikte weersomstandigheden opnieuw tot een wegtrekgolf leiden. Waarnemingen van halsbanden in de afgelopen jaren suggereren dat rond dit tijdstip vrijwel gelijktijdig ook de pleisterplaatsen in Oost-Duitsland worden verlaten, maar of dat met het vertraagde vertrek dit voorjaar gaat gebeuren valt nog te bezien. Hou de zendervogels dus in de gaten.
5000
-10 -15
0 1
3
5
7
9
Figuur 1. Aantallen Kol- en Brandganzen waargenomen op trektelposten in Nederland (bron: www.trektellen.nl) en enkele weersgegevens van vliegveld Eelde (bron: KNMI, www.knmi.nl). Driehoekjes geven dagen aan met een westelijke wind (gemiddelde windrichting per dag), de lijn geeft de gemiddelde etmaaltemperatuur aan, de stippellijn de nul-graden grens.
11 13 15 17 19 21 23 25 27 29 31 datum in maart
Grutto’s en IJslandse Grutto’s Vrijwel ieder seizoen worden in het binnenland de eerste Grutto’s tijdens de februari-telling gezien. De seizoenspiek valt steevast in maart maar ook in april worden nog flinke aantallen gezien (gemiddeld de helft van het aantal in maart). Het gaat in het voorjaar zowel om terugkerende broedvogels (Limosa limosa limosa) maar ook om IJslandse Grutto’s (L. l. islandica). Deze noordelijke ondersoort is vooral in het vroege voorjaar erg moeilijk te herkennen. Met enige ervaring en vooral als de vogels wat verder zijn gevorderd met de rui naar het zomerkleed (eind maart, april) is het wel goed mogelijk de ondersoort, en dan met name de mannetjes, te determineren. De vogels vallen o.a. op door een roestrodere kleur die verder op de buik naar achteren doorloopt, een grijs vleugelpaneel en wat kleinere poten en snavel. Bij het afzoeken van groepen grutto’s is het leuk om op IJslandse Grutto’s te letten, maar let dan ook goed op de pootjes. Een flink aantal vogels is voorzien van kleurringen. Onlangs zag ik zelf langs de Lek nabij Lopik (Ut) in een groep van 495 grutto’s maar liefst vier verschillende gekleurringde vogels afkomstig uit de Alblasserwaard (twee vogels die als broedvogel geringd zijn in mei 2005, H. Schekkerman), Extremadura, Spanje (een ‘gewone’ Grutto geringd in maart 2005, J. Masero) en Noord-IJsland (vrouwtje islandica, geringd in april 2004, T. Gunnarson). Een
blik op de zeer nuttige site van Dirk Raes (www.cr-birding.be), toont aan dat er tussen de honderden kleurring-projecten die in Europa draaien, maar liefst 14 projecten zijn waarbij Grutto’s van kleurringen zijn voorzien. Bij het aflezen van een geringde vogel is het dan ook belangrijk nauwkeurig te noteren om welk deel van de poot (tarsus, tibia) de vogels geringd zijn en natuurlijk welke kleuren en/of codes gebruikt zijn aangezien de coderingen van sommige projecten nogal overeenkomen. Tot het begin van de jaren negentig waren IJslandse Grutto’s bij veel vogelaars nog onbekend. Nadat er diverse artikelen over de ondersoort verschenen bleken steeds meer vogelaars in staat de soort de herkennen en nam ook het aantal waargenomen sterk exemplaren toe. Een zevental landelijke simultaantellingen in het voorjaar van 2002 leverde een maximum op van maar liefst 68009800 exemplaren eind maart waarvan de meerderheid pleisterde in (de omgeving van) plas-dras gebieden in Noordwest-Utrecht, Noord-Holland, Friesland en langs de IJssel (Gerritsen & Tijssen. 2003. Limosa 76.3: 103-108). Een onverwacht groot deel van de wereldpopulatie die op 36.000 vogels wordt geschat (T. Gunnarson) bleek in deze periode in ons land te pleisteren. Tijdens de watervogeltellingen worden IJslandse Grutto’s vrij weinig gemeld wat gezien de determinatie problematiek niet heel ver-
Figuur 2. Aantal niet-broedvogels (gemiddeld in maart/april, met lineaire trend) en de broedvogelindex in 1990-2004. wonderlijk is (we zouden het echter toejuichen als meer tellers het onderscheid gingen maken!). Van de 119 waarnemingen die op dit moment in de database zitten komen de meeste uit maart en april (resp. 39% en 52%). De grootste groepen zijn gemeld langs de IJssel (o.a. 700 in april 2001 nabij Deventer) en op het Normerven (NH, o.a. 1045 in april 2004). Het is niet duidelijk in welke mate de toegenomen determinatiekennis ervoor heeft gezorgd dat er tegenwoordig veel meer IJslandse Grutto’s worden gemeld in ons land. Lokaal (Wieringerwad, IJssel) is in ieder geval zeker een echte toename van de ondersoort vastgesteld (Gerritsen & Tijssen 2003). Deze toename komt overeen met de populatiegroei van islandica. In tegenstelling tot onze Grutto, waarvan het aantal broedparen sinds 1990 met een derde is afgenomen, is het aantal paren IJslanders verviervoudiging in 19702000 (J. Gill). In figuur 2 worden de aantallen broedvogels in ons land vergeleken met het aantal niet-broedvogels (watervogeltellingen) aan het begin van het broedseizoen (half maart en half april). Het aantal broedvogels lijkt wat sterker te zijn afgenomen (35% in 1990-2004) dan het aantal niet-broedvogels (afname van 20%). De minder sterke afname tijdens de watervogeltellingen zou verklaard kunnen worden door een toename van het aantal
pleisterende IJslandse Grutto’s (die de sterkere afname van de hier broedende aantallen dan versluierd). Ook is het mogelijk dat Grutto’s tegenwoordig in maart en april relatief meer in waterrijke gebieden voorkomen dan vroeger en dus relatief meer tijdens de watervogeltellingen worden aangetroffen (dit versluierd dan een sterkere afname in het agrarisch gebied). De aantallen Grutto’s die hier in maart pleisteren kunnen overigens flink fluctueren van jaar op jaar. Er zijn verschillende factoren die dit kunnen verklaren. Positieve uitschieters worden (mede) veroorzaakt door inundatie van de uiterwaarden. Wanneer het tot diep in maart koud blijft is het aantal Grutto’s in deze piekmaand juist laag (figuur 3). De eerste resultaten van de afgelopen maart-telling geven aan dat de kou gedurende de eerste weken van maart 2006 lokaal ook voor lage aantallen Grutto’s heeft gezorgd (o.a. Lek) maar dat dit niet overal het geval was. Inundatie van de uiterwaarden van de Nederrijn zorgden daar juist voor relatief veel Grutto’s met ook 25 IJslanders ertussen. Ook elders in het land werden kleine aantallen IJslandse Grutto’s gemeld. Arjan Boele 40000
30000
20000
10000
0
0
2
8 6 4 temperatuur (1 t/m 15 maart, °C)
10
Figuur 3. Relatie tussen de gemiddelde temperatuur in De Bilt (1 t/m 15 maart) en het aantal Grutto’s in ons land tijdens de maart-telling.
Wadden: voorjaar vol veldwerk Het voorjaar is eindelijk losgebarsten en dat betekent voor veel Wadden-tellers een switch van watervogeltellingen naar broedvogelwerk. In mei staat ons nog wel een integrale telling te wachten en natuurlijk gaan de tellingen in de steekproefgebieden ook gewoon door! De telploeg van Vlieland kon niet wachten op de integrale mei-telling en telde ook in maart. Dat leverde ruim 52.000 vogels op waarvan de bulk Wulpen (bijna 15.000). In het Waddengebied wordt dit voorjaar veel werk verzet aan broedvogels. Het vierde integrale Wadden-jaar vindt plaats, waarmee alle eilanden en kusten van Den Helder tot Esbjerg geïnventariseerd worden op karakteristieke broedvogels. Daarnaast gaat het Reproductiemeetnet Wadden haar tweede jaar in met een geïntensiveerd veldprogramma. Ook het onderzoek aan Blauwe Kiekendieven wordt voortgezet en ook dit jaar worden her en der weer Tapuiten onder de loep genomen. Bij de integrale broedvogelkartering van het Waddengebied zijn velen van jullie betrokken. Een groot deel van de inventarisaties wordt uitgevoerd door vrijwilligers en aanvullend lopen vooral op enkele eilanden profs rond, al dan niet in opdracht van de terreinbeheerders. Noemenswaard is de speciale Eider-telling op 1 juli. Dan wordt de hele Waddenzee geteld op vrouwtjes met jongen. Het zal voor de eerste keer zijn dat we op die wijze een goed beeld proberen te krijgen van de aantallen en de broedresultaten. Voor het inventarisatiewerk is Lieuwe Dijksen bij SOVON de contactpersoon (
[email protected]).
Het Reproductiemeetnet Wadden wordt dit jaar wat intensiever opgepakt. Op alle eilanden en langs alle kusten zal steekproefsgewijs gekeken worden naar de broedresultaten van Eider, Scholekster, Kluut, Zilvermeeuw, Kokmeeuw en Visdief. Deze soorten zijn ondermeer gekozen vanwege de duidelijk verschillende voedselbronnen die ze benutten (in het bijzonder kokkels, mossels, andere schelpdieren, wormen, andere bodemdieren en vissen). In het reproductie-onderzoek werken verschillende partijen samen, zoals SOVON, Alterra, NIOZ en terreinbeheerders. Op lokaal niveau worden ook gerichte projecten georganiseerd. Zo werken It Fryske Gea, de Wadvogelwerkgroep FFF, Altenburg & Wymenga en SOVON op de Friese Waddenkust samen om hier een flinke steekproef te realiseren. In 2005 werd reeds reproductie-onderzoek uitgevoerd. De Eider beleefde toen een mager jaar met een geschatte jongenproductie van 0,2-0,3 jongen per paar, wat onvoldoende lijkt om een stabiele populatie te handhaven. Bij Scholekster kwam het aantal vliegvlugge jongen uit rond 0,2 per paar. Hiermee blijft de reproductie ver onder de benodigde 0,4 jongen per paar. Slechte voedselomstandigheden lijken bij beide soorten de voornaamste oorzaak. De populatie Kluten bracht gemiddeld 0,3-0,4 vliegvlugge jongen per paar groot, wat ook al onvoldoende is voor een stabiele populatie. De oorzaken voor de lage reproductie zijn divers, maar een slechte kuikenoverleving door een combinatie van slechte voedselomstandigheden en koud weer leek het belangrijkste probleem. Het broedsucces van Zil-
vermeeuw kwam rond 0,4 jongen per paar uit, vermoedelijk ook onvoldoende voor een stabiele populatie. Kokmeeuwen produceerden 0,7 vliegvlugge jongen per paar, wat lager is dan het gemiddelde in onderzoeken uit eerdere jaren. Broedsucces van Visdief komt uit op 0,55-0,60 vliegvlugge jongen per paar, wat een redelijk broedsucces is, alhoewel dit per locatie sterk verschilde. Zo waren de broedresultaten op Griend erg laag. Van vier overige soorten waarvoor betrouwbare getallen beschikbaar zijn, haalden Kleine Mantelmeeuw, Grote Stern en Dwergstern een broedsucces wat grofweg voldoende is voor handhaving van de populatieomvang. Het broedsucces van Noordse Stern viel met 0,20-0,25 vliegvlugge jongen per paar erg laag uit. Oorzaken voor de lage
Overzicht binnengekomen tellingen (per post en digitaal) in 2005-2006 aantal % t/m 3-3 2006 regio gebieden sept okt nov Waddengebied Friesland Groningen Drenthe Overijssel Noord-Holland Zuid-Holland Utrecht Flevoland Gelderland Noord-Brabant Limburg & Limburgse Maas Randmeren Rijn (Waal-Rijn-IJssel) Brabantse & Gelderse Maas Beneden Rivieren Zeeland Percentage Digitaal ingestuurd
Watervogeltellingen projectcoördinatie formulieren etc. ganzen en zwanen
234 297 134 94 27 110 354 102 43 127 102 115 39 136 46 135 522
61 71 41 55 29 46 20 40 60 88 79 90 94 97 69 68 6 55
47 85 44 75 37 66 74 61 83 81 90 88 97 95 91 80 12 51
72 85 50 84 40 66 83 73 83 94 95 90 97 97 91 81 17 57
reproductie, ondanks het uitblijven van overstromingen, moeten bij de meeste soorten vooral gezocht worden in een slechte voedselsituatie. Daarnaast kan de lage temperatuur in mei en juni een negatief effect hebben gehad op de overleving van respectievelijk nesten en kleine jongen. Predatie lijkt alleen lokaal aan de vastelandskust een probleem te zijn, waarbij opgemerkt moet worden dat hier inmiddels veel voormalige broedplaatsen door de meeste kustbroeders verlaten zijn. Al met al erg interessante uitkomsten, wat het veldwerk in dit voorjaar er alleen maar interessanter op maakt. Voor het reproductiemeetnet is overigens Frank Willems de contactpersoon binnen SOVON (
[email protected]). Romke Kleefstra
dec
jan
feb
mrt
47 85 49 81 40 63 81 70 83 90 96 85 51 85 89 77 25 55
75 84 52 82 51 71 88 73 81 95 98 84 35 85 95 88 19 57
36 83 49 84 44 65 73 65 83 90 50 76 43 80 93 85 14 59
22 60 26 71 29 50 53 46 72 76 16 59 30 53 41 60 8 61
Marc van Roomen (024-6848143,
[email protected]) Michel Klemann (024-6848144,
[email protected]) Kees Koffijberg (024-6848111, kees.koffi
[email protected])
Wie coördineert wat: regiocoördinatie De eerstgenoemde persoon coördineert de maandelijkse tellingen, voor de midwintertelling is er soms een aparte coördinator (ZO) Zoute Delta (NH) Noord-Holland
Cor Berrevoets, (0118-622805,
[email protected]) Romke Kleefstra (0566-652881
[email protected]), Midwintertelling, Kees Scharringa (0251-362766, /06-24257451,
[email protected]) (ZH) Zuid-Holland Arjan Boele (024-6848111,
[email protected]), (ZL) Zeeland Jan-Willem Vergeer (024 6848137,
[email protected]) (FR) Friesland Sieds Boersma (058-2572215,
[email protected]), Midwintertelling Marten Wesselius (058-2925166,
[email protected]), (GR) Groningen Kees Koffijberg (024-6848111, kees.koffi
[email protected]), Midwintertelling Guido Meeuwissen (050-5347713,
[email protected]) (DR) Drenthe Harold Steendam (0592-273845,
[email protected]), Midwintertelling René Oosterhuis (0594510102,
[email protected]) (FL) Flevoland Jan Schoppers (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling Rob van Swieten (036-5224898,
[email protected]) (OV) Overijssel Gerrit Gerritsen (038-4251753,
[email protected]) (GL) Gelderland Jan Schoppers (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling Henk Hubers (0316-331522,
[email protected]) (UT) Utrecht Arjan Boele (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling Wigle Braaksma (030-2203210,
[email protected]) (NB) Noord-Brabant Jan Schoppers (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling Mark van der Zijden, (0165-304564,
[email protected]) (Li) Limburg Ton Cuijpers (0475-551579,
[email protected]) (WG) Waddengebied Eilanden Romke Kleefstra (0566-652881
[email protected]), Vaste wal Noord-Holland Romke Kleefstra (zie Noord-Holland), Vaste wal Friesland Sieds Boersma (zie Friesland), Vaste wal Groningen Kees Koffijberg (zie Groningen) (RG) Grote Rivieren Marc van Roomen (024-6848143,
[email protected]) Informatie over coördinatie in (IJ) IJsselmeergebied, (RM) Randmeren, (BR) Beneden Rivieren, (NZ) Noordzee via SOVON Marc van Roomen (024-6848143,
[email protected]) Deze nieuwsbrief wordt toegezonden aan tellers en/of coördinatoren. De resultaten van de komende telling a.u.b. zo spoedig mogelijk naar SOVON Vogelonderzoek Nederland, Antwoordnummer 2505, 6573 ZX Beek-Ubbergen sturen. Vergeet niet de gebiedscodes in te vullen. Een postzegel is niet nodig!! Nb! In deze nieuwsbrieven genoemde aantallen zijn voorlopig en vaak nog onvolledig! Ze zijn dus niet geschikt voor verder gebruik.
Watervogeltellingen in Nederland Nieuwsbrief seizoen 2005/2006, mei 2006. Nederland is bij uitstek een watervogel- en wetlandland. Met watervogeltellingen worden objectieve gegevens verzameld over aantallen, verspreiding en de veranderingen daarin. Het landelijke project vindt plaats in het kader van het Netwerk Ecologische Monitoring en wordt ondersteund door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Vogelbescherming Nederland en het Centraal Bureau voor de Statistiek. De landelijke coördinatie wordt verzorgd door SOVON Vogelonderzoek Nederland. De tellingen worden uitgevoerd door een groot aantal waarnemers van vogelwerkgroepen, beherende instanties, provincies en instituten. Er worden maandelijks tellingen uitgevoerd in monitoringgebieden (alle watervogelsoorten, in Rijkswateren en overige Vogelrichtlijngebieden), pleisterplaatsen (ganzen en zwanen) en in januari de Midwintertelling.
Beek-Ubbergen, 1-5-2006 Beste tellers, Het watervogel-telseizoen 2005/06 is formeel wel afgerond, maar concentraties watervogels zijn nog her en der aan te treffen. Vooral langs de grote rivieren is dat heel mooi zichtbaar op dit moment van schrijven. Nu na een maand van relatief hoog water de waterstand weer zakt, verschijnen overal doortrekkende steltlopers in de uiterwaarden. Soms in grote aantallen, maar ook meeuwen en reigers profiteren van de rijke voedselbron van droogvallende poelen midden in de graslanden. De doortrekkers profiteren op dit moment duidelijk van deze situatie. Voor de lokale broedvogels is de situatie minder voordelig. Veel van de ganzennesten zijn weggespoeld. Sommige Meerkoeten en Futen komen er achter dat ze hun nest ín de boom hebben gebouwd. Een mooi fenomeen van de rivieren wat al een tijd niet meer te zien was geweest. Het aantal gebieden waar van mei tot en met augustus geteld word is grotendeels beperkt tot de Zoute Delta, Zoete Delta, Randmeren, IJsselmeer & Markermeer en Waddenzee en daarnaast gebieden als Oostvaardersplassen & Lauwersmeer. Het zijn niet de minste gebieden en er kunnen, ook nu het broedseizoen al in volle gang is, verrassende soorten en aantallen opleveren.
Na anderhalf jaar digitaal watervogeltellingen invoeren hebben we hier bij sovon (met dank aan alle proefkonijnen) veel ervaring op kunnen doen. Het digitaal doorgeven van de tellingen is ons en veel tellers goed bevallen. Het terug kunnen zien van eigen telresultaten was voor veel tellers ook een belangrijke reden om over te stappen van papier naar digitaal. Wat ons betreft is de hele expertise geslaagd. Na de watervogeltellingen, is het BSP-nbproject en het BMP toegevoegd en er volgen straks meer van onze projecten op onze nieuwe website. Nog even wil ik iedereen opmerkzaam maken op de mogelijkheid om dode vogels (en zoogdieren) te melden. De mogelijkheden en opties voor het doorgeven en bekijken zijn de laatste weken door Jeroen Nienhuis sterk uitgebreid en het aantal meldingen neemt dagelijks almaar toe. Het bekijken en het maken van selecties is de moeite waard en misschien een stimulans om datgene wat er in uw telgebied gevonden wordt meteen maar even te melden. http://www.sovon.nl/dodevogels_kaart.asp? Succes met de zomerse watervogeltellingen, Vriendelijke groeten en mooi weer toegewenst.
[email protected]
Nederland (binnenland):
Waddengebied:
13 mei selectie van monitoringgebieden
13 mei integrale tellingen (11:06h)
17 juni selectie van monitoringgebieden 15 juli selectie van monitoringgebieden 12 augustus selectie van monitoringgebieden
17 juni steekproeftelling (14:46h) 15 juli steekproeftelling (13:50h) 12 augustus steekproeftelling (12:55h)
NB. Bij voorkeur niet van de teldatum afwijken, echter bij slecht weer of andere overmacht kunnen tellingen nog één dag voor tot twee dagen na de teldatum worden uitgevoerd.
Watervogeltellingen in Nederland Nieuwsbrief seizoen 2005/2006, juni 2006 Nederland is bij uitstek een watervogel- en wetlandland. Met watervogeltellingen worden objectieve gegevens verzameld over aantallen, verspreiding en de veranderingen daarin. Het landelijke project vindt plaats in het kader van het Netwerk Ecologische Monitoring en wordt ondersteund door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Vogelbescherming Nederland en het Centraal Bureau voor de Statistiek. De landelijke coördinatie wordt verzorgd door SOVON Vogelonderzoek Nederland. De tellingen worden uitgevoerd door een groot aantal waarnemers van vogelwerkgroepen, beherende instanties, provincies en instituten. Er worden bijna maandelijks tellingen uitgevoerd in monitoringgebieden (alle watervogelsoorten, in Rijkswateren en overige Vogelrichtlijngebieden), pleisterplaatsen (ganzen en zwanen) en in januari de Midwintertelling.
Beste tellers, Het weekend van 17/18 juni is dan echt het laatste telweekend van dit seizoen. Waarschijnlijk zijn de temperaturen dan echt ‘s zomers. Dat betekent dat een beetje vroeg beginnen wel handig kan zijn. Niet alleen vanwege oplopende temperaturen, maar ook vanwege het eventuele recreatieve mede-gebruik van veel wateren. Deze maand blijven de watervogeltellingen beperkt tot de bekende monitoringgebieden in de zoete & zoute delta, IJsselmeer, Randmeren & Oostvaardersplassen, Lauwersmeer en de steekproefgebieden in het Waddengebied. Groepen uitgemaaide en weggespoelde weidevogels concentreren zich momenteel in de goede voedselgebieden. Nu de jonge reigers verschijnen en de kolonies langzaam leeg lopen, neemt het aantal in de waterrijke gebieden toe. Langs de rivieren wordt dit nog eens versterkt door het almaar stijgende en dalende water, wat voor een viseters als Blauwe Reiger voedselrijke situaties oplevert. Kleine Mantelmeeuwen, met name de onvolwassen vogels, lijken zich ook steeds meer thuis te voelen in het rivierengebied en zij profiteren ook van de achtergebleven dode vissen in droogvallende plassen. In het waddengebied zijn overzomeraars, en enkele heel late of juist heel vroeg doortrekkende steltlopers nog van belang. Mogelijk dat in het binnenland de
Beek-Ubbergen, 7-6-2006 eerste noordelijke “broeders” als Oeverloper en Witgat al weer terug zijn. Monitoren is het “bijhouden” van ontwikkelingen en veranderingen. Een duidelijk verandering is natuurlijk de ontwikkeling van ganzen in de zomermaanden. Zijn de aantallen niet broedende Kollen en Brandjes verder toegenomen en zijn er misschien nieuwe concentraties? Hoe gaat het verder met de weidevogels, zilverreigers en Ooievaars en met de verdere toename van Kleine Mantelmeeuwen in het binnenland? In een aantal gebieden zijn de 1000-den ruiers van belang; Grauwe Ganzen en Knobbelzwanen. Allemaal redenen om ook de vinger aan de pols te houden in een maand als juni. Momenteel wordt op kantoor gewerkt aan het verwerken van de papieren formulieren om deze zo snel mogelijk vertoetst te krijgen. Mede in het kader van de ganzen-opvanggebieden. De resultaten van al het tel- en intekenwerk rondom de ganzen moet zo spoedig mogelijk worden afgerond in de vorm van een rapportage. Succes met de tellingen, groeten en mooi weer & spannende vogels toegewenst.
[email protected]
Nederland (binnenland):
Waddengebied:
17 juni selectie van monitoringgebieden 17 juni steekproeftelling (14:46h) 15 juli selectie van monitoringgebieden
15 juli steekproeftelling (13:50h)
12 augustus selectie van monitoringgebieden
12 augustus steekproeftelling (12:55h)
NB. Bij voorkeur niet van de teldatum afwijken, echter bij slecht weer of andere overmacht kunnen tellingen nog één dag voor tot twee dagen na de teldatum worden uitgevoerd.