Watervogeltellingen in Nederland Nieuwsbrief seizoen 2006/2007, juli 2006 Nederland is bij uitstek een watervogel- en wetlandland. Met watervogeltellingen worden objectieve gegevens verzameld over aantallen, verspreiding en de veranderingen daarin. Het landelijke project vindt plaats in het kader van het Netwerk Ecologische Monitoring en wordt ondersteund door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Vogelbescherming Nederland en het Centraal Bureau voor de Statistiek. De landelijke coördinatie wordt verzorgd door SOVON Vogelonderzoek Nederland. De tellingen worden uitgevoerd door een groot aantal waarnemers van vogelwerkgroepen, beherende instanties, provincies en instituten. Er worden bijna maandelijks tellingen uitgevoerd in monitoringgebieden (alle watervogelsoorten, in Rijkswateren en overige Vogelrichtlijngebieden), pleisterplaatsen (ganzen en zwanen) en in januari de Midwintertelling.
Beste tellers, Het nieuwe telseizoen begint voor ons nog altijd rustig met het tellen van een beperkt aantal telgebieden. U leest het goed, het nieuwe telseizoen 2006/2007 gaat 15 juli weer officieel van start. Het 15e telseizoen wat door SOVON wordt gecoördineerd en het 32e seizoen vanaf 1975/76, het eerste jaar van onze langjarige trends. Veel van de watervogels zijn nu echt klaar met de reproductie. Met de jongen groot of misschien alles mislukt; het einde is er nu gewoon. Meerkoeten en Kieviten zijn weer aan het groeperen, evenals veel ruiende eenden. Jonge en oude Kokmeeuwen zijn duidelijk de steden weer aan het opzoeken. De eerste noordelijke steltlopers hebben Nederland al bereikt, een enkele Regenwulp en in het binnenland hier en daar wat Bosruiters, Witgatjes of een enkele Oeverloper. Aalscholverslaapplaatsen buiten de broedgebieden beginnen weer vol te lopen. Wie er een beetje oog voor heeft kan de eerste Kieviten en een enkele Blauwe Reiger naar het zuidwesten zien vertrekken. Redenen om ook in juli de vaste telgebieden weer eens af te lopen en te tellen hoeveel watervogels er zitten. Het kan knap warm zijn half juli en vanwege de vakantie ook verhoudingsgewijs druk in recreatiegebieden. Een beetje vroeg beginnen kan daarom in dit soort gebieden wel handig kan zijn. Net als
Beek-Ubbergen, 6-7-2006 vorige maand blijven de watervogeltellingen dit keer beperkt tot de bekende monitoringgebieden in de zoete & zoute delta, IJsselmeer, Randmeren & Oostvaardersplassen, Lauwersmeer en de steekproefgebieden in het Waddengebied. Voor degene die het nog niet is opgevallen. Op onze website is voor veel van de Nederlandse vogelsoorten informatie over aantallen, trends en verspreiding geplaatst. Hiervoor zijn de gegevens van de verschillende monitoringprojecten gebruikt, dus ook de data van de watervogelmonitoring. Zeer de moeite om hier eens even te gaan kijken, of om snel wat basisgegevens op het scherm te toveren. Ga daarvoor naar www.sovon.nl en klik daar op “soorten”. De rest wijst zich dan vanzelf. “Deze gegevens zijn vrij te gebruiken, mits de bron zoals die in de figuren staat aangegeven wordt genoemd.” Figuren zijn op te slaan met een rechtsklik met de muis op de betreffende figuur en de afbeelding “op te slaan als....” Met dank aan al het noeste telwerk van de afgelopen dertig jaar. Doe er uw voordeel mee. Succes met de tellingen in dit nieuwe seizoen en groeten.
[email protected]
Nederland (binnenland):
Waddengebied:
15 juli selectie van monitoringgebieden
15 juli steekproeftelling (13:50h)
12 augustus Selectie van monitoringgebieden
12 augustus Steekproeftelling (12:55h)
16 september Monitoringgebieden, ganzen- & zwanentelling
9 september Integrale telling (11:45h)
NB. Bij voorkeur niet van de teldatum afwijken, echter bij slecht weer of andere overmacht kunnen tellingen nog één dag voor tot twee dagen na de teldatum worden uitgevoerd.
Watervogeltellingen in Nederland Nieuwsbrief seizoen 2006/2007, augustus 2006 Nederland is bij uitstek een watervogel- en wetlandland. Met watervogeltellingen worden objectieve gegevens verzameld over aantallen, verspreiding en de veranderingen daarin. Het landelijke project vindt plaats in het kader van het Netwerk Ecologische Monitoring en wordt ondersteund door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Vogelbescherming Nederland en het Centraal Bureau voor de Statistiek. De landelijke coördinatie wordt verzorgd door SOVON Vogelonderzoek Nederland. De tellingen worden uitgevoerd door een groot aantal waarnemers van vogelwerkgroepen, beherende instanties, provincies en instituten. Er worden bijna maandelijks tellingen uitgevoerd in monitoringgebieden (alle watervogelsoorten, in Rijkswateren en overige Vogelrichtlijngebieden), pleisterplaatsen (ganzen en zwanen) en in januari de Midwintertelling.
Beek-Ubbergen, 1-8-2006
Beste tellers, Een nieuwe maand, een nieuwe telling. De bekende monitoringgebieden zullen 12 augustus weer geteld gaan worden. Na de afgelopen hittegolf kunnen aantallen en verspreiding wel eens heel anders uitvallen dan wat andere jaren het geval is. Hitte en met name droogte is van grote invloed op de verspreiding van watervogels. De oevers van de droogvallende plassen werden heel breed en graslandgebieden veranderden in enkele weken tijd in dorre vlakten waarop Kieviten en meeuwen hijgend de dag doorbrachten. Op dit moment is er daardoor sprake van een veel geconcentreerder voorkomen van watervogels dan andere jaren. Maar de hittegolf is weer even voorbij en nu ik dit schrijf valt de regen met bakken uit de lucht. Dat was ondertussen wel noodzaak. Veel plassen, vennen en ondiepe beken zijn de afgelopen weken bijna of zelfs geheel droog komen te staan. De waterstand in de grote rivieren daalde vele centimeters per dag. Het waterpeil in de IJssel bij Zutphen stond eind juli met 305 cm NAP een stuk lager dan afgelopen maart met 690 cm NAP. De waterstand in Rijn & Maas is momenteel op hetzelfde lage niveau uitgekomen als het droge jaar 2003. Groei van blauwalg en het lokaal optreden van botulisme in verschillende oppervlaktewateren haalden de pers. De regen die nu naar beneden komt is daarom heel welkom. Nederland (binnenland):
Tijdens deze laatste hittegolf werden wéér enkele records gebroken. Dat het klimaat veranderd, daar wordt niet meer aan getwijfeld. Wat zal daarvan de invloed zijn op de watervogels? Waren de Dunbekmeeuwen die begin mei Nederland aandeden een voorproefje van wat ons nog meer te wachten staat? We gaan het allemaal bijhouden met het Watervogelproject. De komende telling blijven de watervogeltellingen wederom beperkt tot de bekende monitoring-gebieden in de zoete & zoute delta, IJsselmeer, Randmeren & Oostvaardersplassen, Lauwersmeer en de steekproefgebieden in het Waddengebied. Voor een ieder die geïnteresseerd is in de broedvogels van de Waddenzee wil ik nog even melden dat het zojuist verschenen trilaterale rapport; “Breeding Birds in the Wadden Sea in 2001" te downloaden is van http://www.waddensea-secretariat.org/ Om zo snel mogelijk te kunnen reageren op botulisme-uitbraken de vraag om dode watervogels door te geven via de dode-vogel-invoerpagina op onze website.
Succes met de tellingen 12 augustus en groeten.
[email protected] Waddengebied:
12 aug selectie van monitoringgebieden 12 aug steekproeftelling (12:55h) 16 september Monitoringgebieden, ganzen- & zwanentelling
9 september Integrale telling (11:45h)
14 oktober Monitoringgebieden, ganzen- & zwanentelling
21 oktober Steekproeftelling (10:16h), ganzen- & zwanentelling
NB. Bij voorkeur niet van de teldatum afwijken, echter bij slecht weer of andere overmacht kunnen tellingen nog één dag voor tot twee dagen na de teldatum worden uitgevoerd.
Watervogeltellingen in Nederland Nieuwsbrief seizoen 2006/2007, nr 1 september 2006.
Nederland is bij uitstek een watervogel- en wetlandland. Met watervogeltellingen worden objectieve gegevens verzameld over aantallen, verspreiding en de veranderingen daarin. Het landelijke project vindt plaats in het kader van het Netwerk Ecologische Monitoring en wordt ondersteund door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Vogelbescherming Nederland en het Centraal Bureau voor de Statistiek. De landelijke coördinatie wordt verzorgd door SOVON Vogelonderzoek Nederland. De tellingen worden uitgevoerd door een groot aantal waarnemers van vogelwerkgroepen, beherende instanties, provincies en instituten. Er worden maandelijks tellingen uitgevoerd in monitoringgebieden (alle watervogelsoorten, in Rijkswateren en overige Vogelrichtlijngebieden), pleisterplaatsen (ganzen en zwanen) en in januari de Midwintertelling.
Beek-Ubbergen, 25-8-2006
Beste mensen, Bijna is het weer zover en dan gaat het nieuwe watervogeltelseizoen 2006/07 weer in volle omvang van start. In de zomer worden er in verschillende grotere wateren ook tellingen uitgevoerd maar nu in september zijn alle waarnemers die meedoen aan de maandelijkse tellingen weer aan de beurt. Ik hoop dat jullie met het binnen krijgen van deze nieuwsbrief weer veel zin krijgen om met de tellingen te beginnen. Op 2 september komen de regiocoördinatoren van de watervogeltellingen nog bij elkaar om de laatste voorbereidingen voor het nieuwe seizoen af te ronden en ook plannen voor verdere verbeteringen te maken. Een van de verbeterpunten is natuurlijk de verdere toename van het aantal waarnemers wat de telgegevens digitaal doorstuurt. Doe jezelf en ons een plezier en zet de stap naar digitale doorgifte van de gegevens. Heb je hiervoor extra uitleg nodig neem contact op met
[email protected]. Het digitale systeem is de laatste weken nog verder geperfectioneerd en je kunt nu ook op het scherm (en ook printen) de topografische ondergrond en de begrenzing van je telgebied digitaal bekijken (klik op de k van kaart in het telgebiedenoverzicht). Tellers van midwintergebieden zullen ook zien dat telgegevens van deze gebieden alleen in januari kunnen worden ingevuld zodat er geen vergissing kan ontstaan bij het doorgeven van deze januariresultaten. Mocht je nu zo’n midwintergebied eigenlijk vaker (maandelijks) willen tellen geef dat dan even apart aan ons (of de RC) door, dan veranderen we de “status” van dat gebied van een midwintergebied naar een maandelijks telgebied. Bij de RC-dag zullen Wigle Braaksma en Sieds
Boersma afzwaaien als respectievelijk midwinter RC voor Utrecht en maandelijkse tellingen RC voor Friesland. Zij hebben jarenlang voor een goed verloop van de tellingen in hun regio gezorgd waarvoor we ze veel dank verschuldigd zijn. In Friesland zullen de werkzaamheden door Romke Kleefstra worden uitgevoerd, voor Utrecht zijn we nog op zoek naar een Midwinter RC. In Brabant zal de rol van Midwinter RC worden vervuld door Mark van der Zijden. Deze nieuwsbrief vormt weer een mooie dwarsdoorsnede van informatie over watervogels. In de bijdrage van Kees de eerste indicaties over het ganzenbroedseizoen in het hoge noorden (en kijk op de verschillende links voor nog veel meer informatie). Ook het komende seizoen zal het intekenen van ganzen op de kaart doorgaan (begint in oktober) en let op dat met ingang van dit seizoen we onderscheid gaan maken in Grote- en Kleine Canadese Gans. De volgsoorten Kuifeend en Rosse Grutto komen in respectievelijk de bijdragen van Arjan (belangrijke ruiconcentratie in Limburg) en Romke (meer dan 155.000 Rosse Grutto’s in mei 2006 in de Waddenzee) aan de beurt. De andere twee volgsoorten voor dit seizoen zijn Kleine Rietgans en Lepelaar. Deze soorten zullen op gezette tijden de inhoud van de nieuwsbrieven in 2006/07 bevolken. Dat tegenwoordig SOVON ook over lijken gaat kun je lezen in de bijdrage van Roy. Ik wens jullie allen een zeer plezierige eerste septembertelling toe. Marc van Roomen
Nederland (binnenland):
Waddengebied:
16 september monitoringgebieden, ganzen- en zwanentelling
9 september integrale telling (11.45 hw)
Overige teldata voor dit seizoen
Overige teldata voor dit seizoen
14 oktober 2006 monitoringgebieden, ganzen en zwanentelling 18 november 2006 monitoringgebieden, ganzen en zwanentelling 16 december 2006 monitoringgebieden, ganzen en zwanentelling 13 jan 2007 midwintertelling, monitoringgebieden, ganzen en zwanentelling 17 februari 2007 monitoringgebieden, ganzen en zwanentelling 17 maart 2007 monitoringgebieden, ganzen en zwanentelling 14 april 2007 monitoringgebieden, telling Brand- en Rotgans 5 mei 2007 telling Rotgans 12 mei 2007 selectie van monitoringgebieden 16 juni 2007 selectie van monitoringgebieden
21 oktober 2006 steekproeftelling (10.16), ganzen en zwanentelling 11 november 2006 integrale telling (13.04) 23 december 2006 steekproeftelling (11.15), ganzen en zwanentelling 20 januari 2007 integrale telling (10.45) 10 februari 2007 steekproeftelling (13.40), ganzen en zwanentelling 17 maart 2007 steekproeftelling (08.24), ganzen en zwanentelling 21 april 2007 integrale telling (13.15) 5 mei 2007 telling Rotgans 19 mei 2007 integrale telling (12.26) 16 juni 2007 steekproeftelling (11.26)
NB. Bij voorkeur niet van de teldatum afwijken, echter bij slecht weer of andere overmacht kunnen tellingen nog één dag voor tot twee dagen na de teldatum worden uitgevoerd.
Ganzen en zwanen Rondzwervende groepen Grauwe Ganzen op stoppelvelden vormen de eerste voorboden van een nieuw ganzen- en zwanenseizoen. Expedities in de broedgebieden in de afgelopen zomer lichtten al een tipje van de sluier op wat we in de komende maanden kunnen verwachten. De Alterra-expeditie van Bart Ebbinge op Taimyr leverde grote aantallen ruiende Rotganzen op, maar zoals verwacht op grond van de lemmingcyclus waren er heel weinig families te vinden (zie voor details: http://vroegevogels.vara.nl/portal?_scr=weblog_ detail&id=119077#). Een andere expeditie van Helmut Kruckenberg op het eiland Kolguyev (Barentsz Zee) berichtte over goede broedresultaten van Kol- en Brandganzen (details via: http://www. blessgans.de/index.php?id=150). Voor beide soorten lijkt dit eiland tot één van de belangrijkste broedplaatsen te behoren. Eén kolonie Brandganzen telde naar schatting liefst 35.000-40.000 paar. Op Taimyr werden ruim 1000 Rotganzen en een kleine 500 Kolganzen geringd. Op Kolguyev waren de vangers minder succesvol: 19 Kolganzen en 3 Toendrarietganzen werden van halsbanden voorzien. Verder werden 15 Brandganzen gekleurringd. Bovendien werd een Kolgans gezenderd. Wie in het voorjaar de gezenderde Kollen heeft gevolgd zal zich hebben verbaasd over de omzwervingen van de verschillende vogels en de risico’s van de voorjaarstrek over Rusland. Voor wie het heeft gemist: kijk op http://www.blessgans.de/index.php?id=146. Terug in Nederland. Inmiddels zijn veel tellingen van het afgelopen seizoen verwerkt. In verband met de evaluatie van het nieuwe opvangbeleid hebben we geprobeerd de resultaten eerder binnen te krijgen als gewoonlijk. Voor de opvanggebieden waar groepen werden ingetekend is dat goed gelukt en zijn vrijwel alle tellingen reeds ‘verGISt’. Van de tellingen buiten de opvanggebieden is ook
al heel veel binnen maar liggen er her en der nog gegevens bij de waarnemers (wie zich aangesproken voelt:snel opsturen!). Eerste analyses met gegevens uit voorgaande seizoenen wijzen er op dat het aandeel in de opvanggebieden per provincie sterk verschilt. Soms bleek bijna 50% in de opvanggebieden te zitten, soms maar enkele procenten. Meer daarover in de volgende nieuwsbrieven. De evaluatie van de opvanggebieden zal het komende seizoen worden voortgezet, en start met ingang van de oktobertelling. We hopen dat het intekenenen geen extra belasting heeft gevormd en dat iedereen weer meedoet, de gegevens vormen een zeer waardevolle bron van informatie. In de volgende nieuwsbrief zullen we ook berichten over nieuwe mogelijkheden om de ingetekende groepen digitaal door te geven. De komende telling is traditioneel de internationale Grauwe Ganzentelling. Eerder hebben we al eens laten zien dat het tegenwoordig voornamelijk de eigen broedvogels zijn die we dan binnen onze grenzen hebben, en in veel mindere mate Scandinavische broedvogels. In 2005 broedden er naar schatting 25.000 paar Grauwe Ganzen in Nederland. Zoals uit het recent uitgekomen ‘zomerganzen’-rapport blijkt (pdf via www.sovon.nl verkrijgbaar, kijk onder ‘publicaties’), zijn ook van verschillende andere soorten grote aantallen in de nazomer te verwachten. Tel dus gewoon alle soorten mee bij de komende telling! De septembertelling geeft namelijk een goed beeld van de populaties in de nazomer, incl. alle nog niet-broedende individuen en eerstejaars vogels. Met ingang van dit seizoen maken we op de telformulieren en bij de digitale invoer onderscheid tussen Grote- en Kleine Canadese Gans. Let daar dus op bij het doorgeven van de resultaten. Kijk in de ANWB vogelgids voor het onderscheid, hierover ook in een van de volgende nieuwsbrieven meer. Kees Koffijberg
Kuifeend: zoete volgsoort Dit seizoen is de Kuifeend één van de vier volgsoorten die met enige regelmaat zal worden besproken in deze nieuwsbrief. Van augustus tot en met maart worden er maandelijks zo’n 100.000150.000 Kuifeenden geteld in ons land. De huidige aantallen zijn zo’n 30% hoger dan in het midden van de jaren zeventig en stabiel ten opzichte van een decennium geleden. De trend hangt in ieder geval samen met de uitbreiding, stabilisatie en mogelijk recent weer afname van de belangrijkste voedselbron, de driehoeksmossel. Dit schelpdier, oorspronkelijk afkomstig uit het Zwarte Zeegebied, is tegenwoordig een veel voorkomende zoetwatermossel in geheel Europa. De meeste Kuifeenden zitten in het Markermeer (seizoensmaximum in 2004/05 41.000 in september, 3.4% van de internationale flyway-populatie), het IJsselmeer (23.000, december), het Veluwemeer (18.000, novemberNederland en december), het Ketelmeer / Vos79.373 200000
aantal
150000 100000 50000 0
jul aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun Nederland
min-max 99-03
gem. 99-03
Figuur 1. Seizoensverloop van Kuifeend in Nederland in 2004/05 (balkjes) en 1999/2000-2003/04. NL: Zoet-Zout 79.373 200000
150000
semeer (17.000, augustus), het Haringvliet (10.000, december) en het Volkerakmeer (9.000, augustus). Het seizoenspatroon geeft aan dat de meeste Kuifeenden in november-februari in ons land verblijven. De aantallen in de vroege herfst (augustus-september), wanneer de vogels ruien, doen echter niet veel onder voor het seizoenmaximum. De populatie in augustus wordt waarschijnlijk zelfs nog wat onderschat omdat er gebieden zijn die pas vanaf september (soms oktober) geteld worden al worden de belangrijkste concentratiegebieden die hierboven al genoemd zijn dan al wel geteld. In juli al worden regelmatig meer dan 10.000 Kuifeenden gemeld in het Markermeer (maximum in 1994/95-2004/05Kuifeend 34.000 in 2002). In augustus pleisteren er nog steeds veel (38.000 in 2000) en zitten fraaie groepen in het IJsselmeer (max. 26.000 in 2000), Volkerakmeer (24.000 in 1996), KetelmeerZoete / Vossemeer (17.000 in66.772 2004) en Haringvliet (16.000 W Rijkswateren 1400 in 160000in 2001). In september springen de aantallen in het Markermeer 140000het oog (58.000 in september 1998). Daarbuiten zijn september1200 concentraties alleen gemeld in het IJsselmeer (17.000, september 120000 1994) en het Volkerakmeer(12.000 in september 1997). 1000 100000Buiten het IJsselmeergebied, de Randmeren en de Zoete Delta 800 80000zijn grote concentraties schaars. Opvallend zijn dan ook de 1450 600 60000Kuifeenden, waarvan ruim de helft mannetjes, die op 15 augustus 2006 aanwezig waren in een Spaarbekken De Lange Vlieter net 400 40000 ten noorden van Heel in Midden-Limburg (A. Ovaa). Zo’n nazo200 20000 merconcentratie is fors in vergelijking met het wintermaximum 0voor heel Limburg (ca. 4500). Het hoge aantal in dit spaarbekken 0 jul aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt n komt echter niet geheel onverwachts aangezien de aantallen in september, de eerste maand dat er watervogels worden geteld, de laatste jaren zijn gegroeid (max. 1682 in 2003, figuur 2). Ook op de aangrenzende plas, de Boschmolenplas, pleisteren in september regelmatig een paar honderd Kuifeenden. De Lange Vlieter Z Regionale gebieden 10.750 35000
3500
30000
3000
25000
2500
aantal Kuifeenden
1500 De Lange Vlieter
1000
Boschmolenplas elders
500
0
1994
1996
1998 2000 september
2002
2004
Figuur 2. Aantallen Kuifeenden in De Lange Vlieter, de Boschmolenplas (beide nabij Heel) en elders in de Midden-Limburgse Maasplassen. is een zeer rustige plas, het is verboden er op te varen, wel is het mogelijk er omheen te wandelen (T. Cuijpers). Wellicht dat de rust Kuifeenden aantrekt die ‘s nachts in de omgeving foerageren. Ook het heldere en schone water van het spaarbekken zelf zou een positieve factor kunnen zijn (aanbod of bereikbaarheid voedsel in de vorm van kleine slakjes of driehoeksmosselen ?). Daar-
naast zou de toename ook verband kunnen houden met de groeiende broedpopulatie in de regio (incl. aangrenzende delen van België en Duitsland, G. Kurstjens). Omdat grote delen van het rivierengebied in juli en augustus niet geteld worden is het niet geheel duidelijk of er elders in het binnenland vergelijkbare concentraties aanwezig zijn maar dat lijkt onwaarschijnlijk. Bekende ruiplaatsen in het westen van het land wat verder van de kust af zijn Spaarbekken Beerenplaat (Oude Maas, nabij Oud-Bijerland, max. in 10 seizoenen 1747 in juli en 2960 in augustus), Spaarbekken Petrusplaat, Biesbosch (resp. 2520 en 2590) en Spaarbekken Gijster, Biesbosch (resp. 1340 en 3055). In september liggen de aantallen in de Beerenplaat overNederland het algemeen lager (max. 550) terwijl in70000 de Petrusplaat en Gijster nog duizenden vogels zwemmen (resp. 3040 en 1955). Dieper landinwaarts zijn concentraties van ruim60000 300 vogels in het vroege najaar al bijzonder (Maas bij Kerkdriel en Waal bij Lent, beide in september). De ontwikkeling 50000 van een nieuwe nazomerpleisterplaats zo diep in het binnenland 40000 is dus wel bijzonder. Het is opmerkelijk dat alle genoemde pleis30000 terplaatsen wat dieper in het binnenland spaarbekkens zijn. Welke factor (rust, helderheid water in combinatie met voedsel?) deze 20000 plassen zo aantrekkelijk maken is een interessante vraag. 10000 Arjan Boele gemiddeld aantal
2000
Rosse
Gebied Nederla
Wadden
Zoute D Zoete R
Regiona
0 75/76 80/81 85/86 90/91 95/96 00/01
Wadden: Rosse Grutto als volgsoort
Waddenzee
Ondanks dat de tellingen in het Waddengebied eigenlijk geen zomerstop kennen, begint ook voor de zoute tellers een nieuw seizoen. De ‘kickoff’ vormt voor de meesten de integrale telling op 9 september aanstaande. Dat wordt ongetwijfeld een fraaie telling, want we mogen rekenen op een prachtig hoog tij halverwege de ochtend. Voor de zoute wateren is de Rosse Grutto dit jaar de volgsoort, waarvan in onze kustgebieden twee ondersoorten voorkomen. Daarvan overwintert de lapponica-ondersoort in West-Europa. De populatie bestaat uit ca. 125.000 vogels, waarvan de broedgebieden in Noord-Scandinavië liggen. In strenge winters is het merendeel te vinden in de Britse estuaria. De ondersoort taimyrensis gebruikt de Waddenzee om bij te tanken tijdens de trek tussen de broedgebieden in Siberië (Taimyr-schiereilanden) en de West-Afrikaanse getijdengebieden. Deze populatie bestaat uit ca. 700.000 exemplaren. In mei zijn beide ondersoorten in de Waddenzee te vinden. Dat vertaalt zich ook in een flinke voorjaarspiek in het seizoenspatroon. Sinds de millenniumwisseling bedraagt die piek gemiddeld ca. 110.000 ‘rosse grutten’, alhoewel de laatste drie integrale mei-tellingen daar duidelijk overheen gaan. Zo werden in mei 2004 zo’n 150.000 exemplaren geteld, in mei 2005 bijna 125.000 en ook de afgelopen mei-telling leverde een flink aantal op. Het voorlopige (onvolledige) aantal indiceert al zo’n 155.000 Rosse Grutto’s. De grootste concentraties waren te vinden op Griend (39.750), De Hengst (38.000) en langs de Nederland 61.574
250 gemiddeld aantal
gemiddeld aantal
60000 50000 40000 30000 20000
200
150
100
10000
50
0 75/76 80/81 85/86 90/91 95/96 00/01
Zoute Delta
35
30
8000
gemiddeld aantal
gemiddeld aantal
10000
1000
200000
6000
Rosse Grutto 4000 2000
Zoete Rijkswateren
25
20
15
10
5
59
200000 0 75/76 80/81 85/86 90/91 95/96 00/01
W
0
800Figuur 4. De trend van de Rosse Grutto in de Nederlandse Wad150000
150000
aantal
70000
denzee en Zoute Delta op basis van gemiddelde aantallen per
600maand.
100000
100000 400Groninger kust (20.700). Berekening van de aantallen doortrek-
50000
50000 200wijzen zelfs op zo’n 300.000 exemplaren die voor langere of kor-
kers gedurende mei (op basis van zender- en kleurringonderzoek)
tere tijd van de Waddenzee gebruik maken. In het ‘najaar’ (late
0
jul aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun Nederland
min-max 99-03
gem. 99-03
Figuur 3. Seizoensverloop van Rosse Grutto in Nederland in 2004/05 (balkjes) en 1999/2000-2003/04. NL: Zoet-Zout 61.574 200000
0zomer) zijn augustus en september belangrijke maanden. We 0maaug sep okt novmee dec van jan de febtaimyrensis-ondersoort, mrt apr mei jun kenjuldan nog doortrek terwijljul aug sep okt n
de lapponica’s dan reeds arriveren. Lagen de aantallen voor deze maanden enkele jaren terug nog op ruim 50.000 exemplaren, tijdens de laatste twee september-tellingen bedroeg het aantal Rosse Grutto’s resp. 68.500 en ruim 80.000 individuen. Tijdens die laatste september-telling werden flinke concentraties vastgesteld op 13 Regionale gebieden
350 300
al
150000
250 200
16000
14000 12000 10000
Z
Ameland (35.300) en langs de kusten van Friesland (16.700) en Groningen (14.200). De komende integrale telling is wat dat betreft qua datum een gunstige om een goede indruk van de aantallen Rosse Grutto’s te krijgen. In de Nederlandse Waddenzee is de trend van de Rosse Grutto zowel op de korte als de lange termijn positief. Het is daarmee een van de wormenetende soorten die een toename laat zien. Dat is lang niet overal het geval. In de internationale Waddenzee neemt de soort alleen toe in het Nederlandse deel en is er vooral in Sleeswijk-Holstein sprake van sterke afname. In Groot-Brittan-
nië is er sprake van fluctuerende aantallen. Op de lange termijn laten Schotse en Engelse estuaria een toename zien, terwijl er de laatste paar jaar weer sprake is van een afname. In de estuaria van Wales zijn de aantallen Rosse Grutto’s op de lange termijn sterk afgenomen. Dichter bij huis zien we in de Zoute Delta juist stabiele aantallen. Al met al een soort waarvan we tijdens de komende telling in ieder geval flinke aantallen mogen verwachten. En mocht de situatie het toestaan, let op de pootjes want er zijn inmiddels flink wat Rosse Grutto’s gekleurringd met vlaggetjes en al. Succes! Romke Kleefstra
Wij gaan over lijken! Verzamelt u mee? SOVON wil door monitoring van dode wilde vogels voldoende zekerheid krijgen over de afwezigheid van vogelgriep onder in het wild levende vogels in Nederland. Daarom zijn wij op zoek naar mensen die met enige regelmaat dode vogels vinden en die vogelkadavers willen verzamelen. Die kadavers worden dan in een laboratorium onderzocht om na te gaan of een vorm van vogelgriep de doodsoorzaak is. Het onderzoek richt zich op soorten met een verhoogd risico op introductie en verspreiding van vogelgriep. Dit zijn Blauwe reiger, zwanen, ganzen, eenden, futen, Buizerd, Kievit, Goudplevier, Grutto, Kemphaan en meeuwen. Om goed laboratoriumonderzoek mogelijk te maken zoeken we verse en complete kadavers van die soorten. Mensen die verwachten in de komende maanden een aantal van dergelijke kadavers te vinden, kunnen een grote bijdrage leveren aan het onderzoek. Als u zich aanmeldt ontvangt u van SOVON een pakket waarin materialen zitten om kadavers schoon en eenvoudig te vervoeren, alsmede een ontheffing om dat te doen. Het transport naar het laboratorium wordt door SOVON verzorgd. Een uitgebreide beschrijving van dit project is te vinden op www.sovon.nl, waar u zich ook kunt aanmelden. Voor aanmeldingen of vragen kunt u ook contact opnemen met Roy Slaterus (projectcoördinator),
[email protected], 06-49390496. Roy Slaterus Watervogeltellingen projectcoördinatie formulieren etc. ganzen en zwanen
Marc van Roomen (024-6848143,
[email protected]) Michel Klemann (024-6848144,
[email protected]) Kees Koffijberg (024-6848111, kees.koffi
[email protected])
Wie coördineert wat: regiocoördinatie De eerstgenoemde persoon coördineert de maandelijkse tellingen, voor de midwintertelling is er soms een aparte coördinator (ZO) Zoute Delta (NH) Noord-Holland
Cor Berrevoets, (0118-622805,
[email protected]) Romke Kleefstra (0566-652881
[email protected]), Midwintertelling, Kees Scharringa (0251-362766, /06-24257451,
[email protected]) (ZH) Zuid-Holland Arjan Boele (024-6848111,
[email protected]), (ZL) Zeeland Jan-Willem Vergeer (024 6848137,
[email protected]) (FR) Friesland Romke Kleefstra (0566-652881
[email protected]), Midwintertelling Marten Wesselius (058-2925166,
[email protected]), (GR) Groningen Kees Koffijberg (024-6848111, kees.koffi
[email protected]), Midwintertelling Guido Meeuwissen (050-5347713,
[email protected]) (DR) Drenthe Harold Steendam (0592-273845,
[email protected]), Midwintertelling René Oosterhuis (0594510102,
[email protected]) (FL) Flevoland Jan Schoppers (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling Rob van Swieten (036-5224898,
[email protected]) (OV) Overijssel Gerrit Gerritsen (038-4251753,
[email protected]) (GL) Gelderland Jan Schoppers (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling Henk Hubers (0316-331522,
[email protected]) (UT) Utrecht Arjan Boele (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling vacature (NB) Noord-Brabant Jan Schoppers (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling Mark van der Zijden, (0165-304564,
[email protected]) (Li) Limburg Ton Cuijpers (0475-551579,
[email protected]) (WG) Waddengebied Eilanden Romke Kleefstra (0566-652881
[email protected]), Vaste wal Noord-Holland Romke Kleefstra (zie Noord-Holland), Vaste wal Friesland Romke Kleefstra (zie Friesland), Vaste wal Groningen Kees Koffijberg (zie Groningen) (RG) Grote Rivieren Marc van Roomen (024-6848143,
[email protected]) Informatie over coördinatie in (IJ) IJsselmeergebied, (RM) Randmeren, (BR) Beneden Rivieren, (NZ) Noordzee via SOVON Marc van Roomen (024-6848143,
[email protected]) Deze nieuwsbrief wordt toegezonden aan tellers en/of coördinatoren. De resultaten van de komende telling a.u.b. zo spoedig mogelijk naar SOVON Vogelonderzoek Nederland, Antwoordnummer 2505, 6573 ZX Beek-Ubbergen sturen. Vergeet niet de gebiedscodes in te vullen. Een postzegel is niet nodig!! Nb! In deze nieuwsbrieven genoemde aantallen zijn voorlopig en vaak nog onvolledig! Ze zijn dus niet geschikt voor verder gebruik.
Watervogeltellingen in Nederland Nieuwsbrief seizoen 2006/2007, nr 2 oktober 2006.
Nederland is bij uitstek een watervogel- en wetlandland. Met watervogeltellingen worden objectieve gegevens verzameld over aantallen, verspreiding en de veranderingen daarin. Het landelijke project vindt plaats in het kader van het Netwerk Ecologische Monitoring en wordt ondersteund door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Vogelbescherming Nederland en het Centraal Bureau voor de Statistiek. De landelijke coördinatie wordt verzorgd door SOVON Vogelonderzoek Nederland. De tellingen worden uitgevoerd door een groot aantal waarnemers van vogelwerkgroepen, beherende instanties, provincies en instituten. Er worden maandelijks tellingen uitgevoerd in monitoringgebieden (alle watervogelsoorten, in Rijkswateren en overige Vogelrichtlijngebieden), pleisterplaatsen (ganzen en zwanen) en in januari de Midwintertelling.
Beste mensen, Met de meldingen van recordaantallen Rosse Grutto’s en Bonte Strandlopers in de Waddenzee en opmerkelijk vroeg teruggekeerde Kolganzen op verschillende plaatsen in het land is het seizoen 2006/07 meteen vol van start gegaan. De weersomstandigheden waren natuurlijk prima afgelopen september. Het zal mij benieuwen wat oktober voor ons in peto heeft, na de heetste juli-, natste augustus- en de warmste septembermaand sinds tijden. Het insturen van digitaal doorgeven van gegevens is wederom weer goed van start gegaan en tot nu toe is 72% van de ingestuurde gegevens digitaal aan ons doorgegeven. Zie het overzicht achter op deze nieuwsbrief. We hebben de indruk dat het insturen van papieren formulieren nog wat achter blijft. Kortom ook die formulieren zijn natuurlijk zeer welkom en schroom niet om deze snel op te sturen. Regelmatig krijgen wij vragen of er nog telgebieden vrij zijn die geteld moeten worden (maandelijkse tellingen). Ja die zijn er en om het vinden van nieuwe waarnemers te vergemakkelijken en ook het overzicht voor jullie te vergroten hebben we ze nu op onze website gezet. Zowel onder monitoring/winter- en trekvogels/watervogels/hoe meedoen vind je een knop (vacant) naar een overzicht van vacante gebieden maar vooral ook in de keuzebalk na het inloggen voor het digitaal doorgeven van tellingen is er de extra keuzeknop vacatures bijgekomen waarmee je gebieden kunt bekijken en je belangstelling kenbaar kunt maken. Mogelijk dat je zelf nog wat erbij zou willen doen of je kent iemand in je omgeving die wel mee wil tellen? In deze nieuwsbrief staat weer een mooi overzicht met actuele gegevens over de volgsoort Lepelaar van de hand
Beek-Ubbergen, 29-9-2006 van Arjan Boele. Het is daarmee tevens de laatste bijdrage van Arjan aan de watervogelnieuwsbrieven. Hij gaat zich helemaal storten op de coördinatie van het Landelijk Soortonderzoek Broedvogels (maar blijft nog wel regiocoördinator maandelijkse tellingen voor Utrecht). Arjan wordt zeer bedankt voor zijn bijdragen en vanaf november zal op “zijn “ plaats een mooie inbreng worden geleverd door Jan-Willem Vergeer. Jan-Willem zal op het coördinerende vlak ook de coördinatie van de winter/watervogeltellingen in Zuid-Holland gaan verzorgen. Nu met ingang van oktober gaan we ook het tweede jaar in van het evaluatieproject “ganzen op de kaart” en dat gaat ook met een nieuwtje gepaard namelijk dat het mogelijk is geworden via het digitaal doorgeven van je telgegevens ook de exacte locaties van groepen ganzen en zwanen digitaal door te geven. Dit is niet alleen mogelijk voor waarnemers met een opvanggebied maar ook voor waarnemers daarbuiten. In het stuk van Kees staat meer informatie over deze spannende ontwikkeling. Als je Grote Zilverreigers tijdens je telling hebt lees dan vooral even goed het stukje over slaapplaatstellingen bij Grote Zilverreigers. Mogelijk dat je daar nog een zeer zinvolle bijdrage kunt leveren. Dat landelijke monitoring spannend is blijkt keer op keer maar ook vergelijkingen met trends in andere landen in zeer de moeite waard. Romke zet wat dat betreft wat zeer recente resultaten voor de verschillende waddenzeelanden op een rij die tijdens een recente internationale workshop aan de orde kwamen. Ik wens jullie een hele goede oktobertelling toe. Marc van Roomen
Nederland (binnenland):
Waddengebied:
14 oktober monitoringgebieden, ganzen- en zwanentelling
21 oktober steekproeftelling (10.16 hw), ganzen- en zwanentelling
Overige teldata voor dit seizoen
Overige teldata voor dit seizoen
18 november 2006 monitoringgebieden, ganzen- en zwanentelling 16 december 2006 monitoringgebieden, ganzen- en zwanentelling 13 jan 2007 midwintertelling, monitoringgebieden, ganzen- en zwanentelling 17 februari 2007 monitoringgebieden, ganzen- en zwanentelling 17 maart 2007 monitoringgebieden, ganzen- en zwanentelling 14 april 2007 monitoringgebieden, telling Brand- en Rotgans 5 mei 2007 telling Rotgans 12 mei 2007 selectie van monitoringgebieden 16 juni 2007 selectie van monitoringgebieden
11 november 2006 integrale telling (13.04) 23 december 2006 steekproeftelling (11.15), ganzen- en zwanentelling 20 januari 2007 integrale telling (10.45) 10 februari 2007 steekproeftelling (13.40), ganzen- en zwanentelling 17 maart 2007 steekproeftelling (08.24), ganzen- en zwanentelling 21 april 2007 integrale telling (13.15) 5 mei 2007 telling Rotgans 19 mei 2007 integrale telling (12.26) 16 juni 2007 steekproeftelling (11.26)
NB. Bij voorkeur niet van de teldatum afwijken, echter bij slecht weer of andere overmacht kunnen tellingen nog één dag voor tot twee dagen na de teldatum worden uitgevoerd.
Ganzen en zwanen Waarnemers die in het weekeinde van 16/17 september op pad waren vielen met hun neus in de boter. Naast grote aantallen Grauwe Ganzen werden al diverse groepen Kolganzen opgemerkt, in Friesland zelfs groepen van enkele 100en vogels. Tegelijk passeerde langs de kust het eerste golfje rotganzentrek. Op 23/24 september verschenen de eerste grotere aantallen Kleine Rietganzen in ZW-Friesland. Plaatselijk werden ook al enkele Toendra- en Taigarietganzen waargenomen. Uit het oosten van Oost-Duitsland kwamen berichten van nog meer Kolganzen en Toendrarietganzen. Kortom, de kop van het nieuwe seizoen is er af! Net als in het voorbije seizoen wordt ook in 2006/07 de verspreiding van ganzen en zwanen rondom de opvanggebieden gedetailleerd in kaart gebracht. Groepen worden ingetekend op kaarten om zo de verspreiding precies vast te leggen. Op die wijze ontstaat inzicht in de benutting van de speciale opvanggebieden die in het kader van het nieuwe ‘Beleidskader Faunabeheer’ zijn aangewezen. In de komende SOVON-Nieuws verschijnt een eerste impressie van de resultaten van 2005/06. Tellers die telgebieden hebben in en rond opvanggebieden vinden in de envelop nog een afzonderlijk pakket met kaarten en een instructie hoe het intekenen in z’n werk gaat. Voor hun is het intekenen standaard en vergelijkbaar met de werkwijze van vorig jaar. Nieuw is de mogelijkheid locaties van ganzen en zwanengroepen online in te voeren. Op die wijze hopen we het verwerken van de tellingen zowel bij jullie als bij ons te vergemakkelijken en de hoeveelheid post en papier wat in te dammen. Vanwege het gemak om stippen online in te voeren hebben we gemeend deze mogelijkheid ook aan te bieden aan tellers die niet rond opvanggebieden tellen, maar toch enthousiast zijn om groepen ganzen en zwanen in te tekenen. Het beschikbaar hebben van gedetailleerde verspreidingsgegevens biedt veel analysemogelijkheden (denk aan ingrepen in landschap, plaatsingsbeleid windmolenparken e.d.) en geeft ook de kans bijv. in te spelen
op latere veranderingen in grenzen van opvanggebieden. In een aantal gebieden, bijv. in de regio Gelderland, tekenen ganzen- en zwanentellers al een aantal jaren groepen ganzen en zwanen op kaarten in. We kunnen deze facultatieve mogelijkheid alleen aanbieden via online invoer. Wil je van de optie gebruik maken, log dan in op de startpagina van www.sovon.nl en volg de instructies. Het digitaal stippen zetten is ondergebracht bij het reguliere digitale watervogeltelformulier. Een pdf van de instructie om stippen op de kaart (ook werkwijze in het veld) te zetten is elders op de site te vinden, onder http://www.sovon.nl/default.asp?id=295. Voerde je nog helemaal geen tellingen digitaal in: ook zonder stippen te zetten kun je telgegevens op een digitaal formulier invullen. Vorig seizoen werd ruim 60% van de telformulieren reeds digitaal doorgegeven. Een beetje nieuw, is ook de mogelijkheid canadese ganzen op te splitsen in Kleine en Grote Canadese Gans. Sommigen van jullie deden dat al langer, maar het onderscheid is sinds september ook doorgevoerd in de formulieren. Grote Canadese Ganzen zijn de bekende ‘zwaanhalzige’ canadese ganzen die op de meeste plaatsen in Nederland worden gezien en die ook het grootste deel van de eigen broedpopulatie vormen. Kleine Canadese Ganzen, waaronder de Hutchins’ Canadese Gans en de Kleinste Canadese Gans of ‘Cackling Goose’, worden doorgaans minder vaak gezien. Er zijn echter een aantal locaties waar juist Klein(st)e Canadese Ganzen voorkomen. Hybriden van de verschillende soorten komen ook voor (en Kleine Canadese Ganzen hybridiseren met o.a. Brandgans), maar het grootte-onderscheid blijft ook dan de simpelste regel om de soorten te onderscheiden. Voor de geinteresseerden: de ‘world bird database’ van Avibase geeft een mooi overzicht van soorten en ondersoorten: http://www.bsceoc.org/avibase/avibase.jsp?pg=summary&lang=EN&id=2F20C 66DEC989D64&ts=1159465315730 Kees Koffijberg
Lepelaar: zoute en zoete volgsoort Van november tot en met januari verblijven ‘onze’Lepelaars in Zuidwest-Europa en vooral West-Afrika (m.n. Banc d’ Arguin, Mauretanië, meer dan 4000 kilometer ten zuiden van ons land). De eerste tientallen vogels, waarschijnlijk overwinteraars uit Frankrijk of Spanje, keren in februari terug en worden dan vooral gezien in de Hollandse polders. ‘Afrikaanse’ Lepelaars arriveren pas in april of mei in ons land. De hoogste aantallen worden jaar-
1400 1200 1000 800 600 400 200 0
jul aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun
Figuur 1. Voorlopige aantallen Lepelaars in 2006/07 in het Waddengebied in vergelijking met de seizoenen 2000/012004/05. In juli en augustus zijn alleen steekproefgebeden onderzocht, in september is er een integrale telling georganiseerd.
lijks gemeld in juli-september met steevast een piek in augustus als alle jongen uitgevlogen zijn, de vogels zich concentreren op nazomerpleisterplaatsen en er nog maar weinig vogels zuidwaarts zijn getrokken. In oktober zijn vrijwel alle vogels weer uit ons land verdwenen. Het seizoenspatroon in het Waddengebied (zie lijn met gemiddelde in figuur 1) komt goed overeen met het landelijke patroon. De laatste decennia is de Lepelaar in ons land sterk toegenomen als broedvogel (van 209 paren in 1975 naar 1768 paren in 2006). Omdat er buiten ons land in West-Europa maar heel weinig Lepelaars broeden is het logisch dat het aantal niet-broedvogels in ons land wordt bepaald door de eigen broedpopulatie (en hun nakomelingen) en het is geen verrassing dat deze twee populaties sterk correleren (figuur 2). De nazomerpopulatie in ons land bedraagt momenteel minimaal 5000 exemplaren (1768 broedparen in 2006; 2 adulte vogels per paar met gemiddeld 1 uitgevlogen jong; O. Overdijk) met daarnaast bovendien nog een onbekend aantal niet-broedende vogels. In september werd er in het Waddengebied weer een integrale telling uitgevoerd. Helaas zijn nog lang niet alle tellingen ontvangen zodat het niet mogelijk is in te schatten hoeveel vogels er gezien zijn. In totaal zijn op dit moment 762 vogels doorgegeven waarvan er 612 in het Waddengebied foerageerden (figuur 1). De meeste vogels werden gemeld op Vlieland (220, waarvan 208 in de Kroon’s polders) en langs de Friese Waddenkust bij Blija (118). In het binnenland werd een flinke groep gemeld in de uiterwaarden van de Nederrijn bij Amerongen (33). In augus-
aa n t a l ni et - bro ed vo g e ls ( ju l - s e p )
6000 5000 4000 3000 2000 1000 0
0
200 400 600 800 1000 1200 1400 1600 1800 broedpopulatie (paren)
Figuur 2. Relatie tussen het aantal broedparen en het aantal niet-broedvogels (gemiddeld aantal in juli - september, incl. bijschatting voor niet-getelde gebieden) in 1975-2004. tus werden grotere aantallen gemeld uit Oerd en Hon, Ameland (163), Rottumerplaat (79) en het Volkerakmeer (73) terwijl in juli het Haringvliet (316), Vlieland (102) en Rottumerplaat (61) de belangrijkste plekken waren. In de nazomer van 2005 werden de grootste aantallen gemeld in het Haringvliet (431 in juli) en het Markiezaat (299 in september).
Trekkende Lepelaars worden vaak langs de kust gezien. In juli, augustus en september 2006 zijn er ruim 1500 gemeld in Nederland en België (zie www.trektellen.nl, dubbeltellingen niet uitgesloten). De meeste vogels vlogen over trektelposten langs de Noordzee (ca. 1000 met o.a. 269 over de Hondsbossche Zeewering en 160 over De Vulkaan, Den Haag). In het binnenland vallen de aantallen over telpost IJmeerdijk, Almere (222) en telpost Dordtse Biesbosch (76) op. Bijna 40% van de trekkende Lepelaars passeerde op slechts drie dagen: 10 september (159), 21 september (290) en 23 september (148). Het valt op dat de topdagen samenvallen met een vrij sterke oostelijke wind. Tijdens de topdag in 2005 (2 oktober) kwam de wind meest uit noordelijke richtingen maar ook in dat jaar vielen goede dagen samen met oostelijke wind. De wegtrek in vooral september past prima in het beeld van figuur 1 met afnemende aantallen tussen de watervogeltellingen rond 15 augustus en rond 15 oktober. Tijdens het aanstaande telweekend zullen waarschijnlijk nog enkele tientallen Lepelaars gezien worden. In oktober 2000-2005 werden er gemiddeld 52 doorgegeven (maximum 103). Tellers in de Delta (Grevelingen, Oosterschelde) maken deze maand de meeste kans op deze mooie, sierlijke soort. Arjan Boele
Wadden: de uiteenlopende trends van verschillende Waddenlanden De integrale septembertelling was een prachtige. Perfecte weersomstandigheden en een hoog tij zorgden voor een geslaagde telling. Spanning ten top, want er lijken voor enkele soorten records uit de bus te rollen. In de nieuwsbrief van november zult u het fijne er van lezen! In deze nieuwsbrief enige aandacht voor de workshop ‘Seriously Declining Trends in Migratory Waterbirds’ die op 31 augustus jl. in Wilhelmshaven georganiseerd werd. In een zevental lezingen ging aandacht uit naar de negatieve trends die veel soorten watervogels in de internationale Waddenzee laten zien. Jan Blew van de ‘Joint Monitoring Group of Migratory Birds in the Wadden Sea’ ging nader in op de actuele trends van wadvogels, gebaseerd op de gezamenlijke watervogelmonitoring van de Waddenzee-landen. Hierbij kwamen vooral onderlinge verschillen in trends van de Wadden-regio’s Denemarken (DK), Sleeswijk-Holstein (SH), Nedersaksen (NS) en Nederland (NL) tot uiting. Voor schelpdiereters als Scholekster en Kanoet geldt dat de trend voor de hele Waddenzee negatief is. In zekere zin geldt dat ook voor de Eider (vooral SH), alsook Zilvermeeuw (alhoewel nog onduidelijk is hoe groot het aandeel schelpdieren in diens dieet is). Bij de wormeneters lopen trends veel meer uiteen en wijken positieve trends
van wormeneters in het Nederlandse Waddengebied vaak sterk af van de trends in de andere regio’s. Dat geldt voor verschillende soorten , zoals Goudplevier (figuur 3) en Rosse Grutto (figuur 4). Uit de voorlopige cijfers blijkt inmiddels al dat de afgelopen septembertelling voor de Rosse Grutto een najaarsrecord voor de soort heeft opgeleverd in Nederland. Het voorlopige aantal ligt al op bijna 100.000 ‘rosse grutten’, terwijl dat tijdens de voorgaande vier septembertellingen 50.000-80.000 betrof. Het past in de ontwikkelingen die we zien. Wat dan tevens opvalt in de vergelijking van de verschillende Wadden-regio’s - en wat ook uit beide onderstaande figuren blijkt - is dat de Nederlandse trends vaak haaks staan op die van Sleeswijk-Holstein. Soorten als Goudplevier, Zilverplevier, Bonte Strandloper, Rosse Grutto en Wulp nemen in Sleeswijk-Holstein af terwijl deze in de Nederlandse Waddenzee toenemen. Hypothesen over de oorzaken van deze verschillen lopen uiteen van effecten van klimaat-verandering, schelpdiervisserij tot verschillen in het beheer van kwelders. Al met al interessante trends op basis van de watervogelmonitoring die wachten op een andere analyse van veranderingen en de mogelijke oorzaken. Romke Kleefstra
Figuur 3 De trend van Goudplevier in de Waddenzee van Denemarken (DK), Sleeswijk-Holstein (SH), Niedersachsen (NS) en Nederland (NL). De lijn geeft alleen de trend aan, niet de afzonderlijke jaarwaarden. Op de y-as staan seizoensgemiddelden.
Figuur 4 De trend van Rosse Grutto in de Waddenzee van Denemarken (DK), Sleeswijk-Holstein (SH), Niedersachsen (NS) en Nederland (NL). De lijn geeft alleen de trend aan, niet de afzonderlijke jaarwaarden. Op de y-as staan seizoensgemiddelden.
Slaapplaatstellingen Grote Zilverreigers De afgelopen twee winters zijn door een flink aantal waarnemers slaapplaatsen van Grote Zilverreigers opgespoord en geteld. Het initiatief hiertoe kwam van een groep Utrechtse vogelaars o.l.v. John van Dort. Hierbij zijn elk seizoen drie simultaantellingen uitgevoerd. Wegens verplichtingen elders heeft John aan SOVON gevraagd de coördinatie van deze tellingen over te nemen. Dit doen we graag. De tellingen vonden plaats in dezelfde weekenden als de watervogeltellingen. Dit heeft als voordeel dat de resultaten vergeleken kunnen worden. Daarnaast kunnen de waarnemingen van de tellers overdag bruikbare aanwijzingen opleveren voor de slaapplaatstellers. Mocht je dus overdag in je telgebied Grote Zilverreigers zien, schroom dan niet te achterhalen waar deze vogels
’s avonds slapen. Je kan daarvoor de slaapplaatstellers informeren, of zelf proberen een telling uit te voeren. De beste manier is om vanaf een half uur voor zonsondergang te posten bij een rustende groep. Deze vogels zullen vrijwel altijd in een rechte lijn naar de slaapplaats vliegen. Met wat gebiedskennis is de slaapplaats vaak de volgende dag gevonden. Het is niet de bedoeling in elk telweekend ook een slaapplaatstelling te organiseren, maar op dit moment ontbreekt een goed beeld van de situatie voorafgaand aan de winter. Vandaar dat we graag een oktobertelling willen organiseren. In voorgaande jaren is alleen in december-maart geteld. Voor opgave of informatie kun je terecht bij Olaf Klaassen,
[email protected]
Overzicht % binnengekomen tellingen (per post en digitaal) in 2006-2007 t/m 29-9-2006 regio
aantal gebieden
Waddengebied Friesland Groningen Drenthe Overijssel Noord-Holland Zuid-Holland Utrecht Flevoland Gelderland Noord-Brabant Limburg & Limburgse Maas Randmeren Rijn (Waal-Rijn-IJssel) Brabantse & Gelderse Maas Beneden Rivieren Zeeland Percentage Digitaal ingestuurd
Watervogeltellingen projectcoördinatie formulieren etc. ganzen en zwanen
236 307 135 92 27 128 436 105 73 136 167 115 39 137 46 139 532
sept 55 50 6 16 4 29 10 17 39 34 11 66 43 37 36 32 0 72
Marc van Roomen (024-6848143,
[email protected]) Michel Klemann (024-6848144,
[email protected]) Kees Koffijberg (024-6848111, kees.koffi
[email protected])
Wie coördineert wat: regiocoördinatie De eerstgenoemde persoon coördineert de maandelijkse tellingen, voor de midwintertelling is er soms een aparte coördinator (ZO) Zoute Delta (NH) Noord-Holland
Cor Berrevoets, (0118-622805,
[email protected]) Romke Kleefstra (0566-652881
[email protected]), Midwintertelling, Kees Scharringa (0251-362766, /06-24257451,
[email protected]) (ZH) Zuid-Holland Jan-Willem Vergeer (024-6848137,
[email protected]), (ZL) Zeeland Jan-Willem Vergeer (024 6848137,
[email protected]) (FR) Friesland Romke Kleefstra (0566-652881
[email protected]), Midwintertelling Marten Wesselius (058-2925166,
[email protected]), (GR) Groningen Kees Koffijberg (024-6848111, kees.koffi
[email protected]), Midwintertelling Guido Meeuwissen (050-5347713,
[email protected]) (DR) Drenthe Harold Steendam (0592-273845,
[email protected]), Midwintertelling René Oosterhuis (0594510102,
[email protected]) (FL) Flevoland Jan Schoppers (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling Rob van Swieten (036-5224898,
[email protected]) (OV) Overijssel Gerrit Gerritsen (038-4998584,
[email protected]) (GL) Gelderland Jan Schoppers (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling Henk Hubers (0316-331522,
[email protected]) (UT) Utrecht Arjan Boele (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling vacature (NB) Noord-Brabant Jan Schoppers (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling Mark van der Zijden, (0165-304564,
[email protected]) (Li) Limburg Ton Cuijpers (0475-551579,
[email protected]) (WG) Waddengebied Eilanden Romke Kleefstra (0566-652881
[email protected]), Vaste wal Noord-Holland Romke Kleefstra (zie Noord-Holland), Vaste wal Friesland Romke Kleefstra (zie Friesland), Vaste wal Groningen Kees Koffijberg (zie Groningen) (RG) Grote Rivieren Marc van Roomen (024-6848143,
[email protected]) Informatie over coördinatie in (IJ) IJsselmeergebied, (RM) Randmeren, (BR) Beneden Rivieren, (NZ) Noordzee via SOVON Marc van Roomen (024-6848143,
[email protected]) Deze nieuwsbrief wordt toegezonden aan tellers en/of coördinatoren. De resultaten van de komende telling a.u.b. zo spoedig mogelijk naar SOVON Vogelonderzoek Nederland, Antwoordnummer 2505, 6573 ZX Beek-Ubbergen sturen. Vergeet niet de gebiedscodes in te vullen. Een postzegel is niet nodig!! Nb! In deze nieuwsbrieven genoemde aantallen zijn voorlopig en vaak nog onvolledig! Ze zijn dus niet geschikt voor verder gebruik.
Watervogeltellingen in Nederland Nieuwsbrief seizoen 2006/2007, nr 3 november 2006.
Nederland is bij uitstek een watervogel- en wetlandland. Met watervogeltellingen worden objectieve gegevens verzameld over aantallen, verspreiding en de veranderingen daarin. Het landelijke project vindt plaats in het kader van het Netwerk Ecologische Monitoring en wordt ondersteund door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Vogelbescherming Nederland en het Centraal Bureau voor de Statistiek. De landelijke coördinatie wordt verzorgd door SOVON Vogelonderzoek Nederland. De tellingen worden uitgevoerd door een groot aantal waarnemers van vogelwerkgroepen, beherende instanties, provincies en instituten. Er worden maandelijks tellingen uitgevoerd in monitoringgebieden (alle watervogelsoorten, in Rijkswateren en overige Vogelrichtlijngebieden), pleisterplaatsen (ganzen en zwanen) en in januari de Midwintertelling.
Beste tellers, Het leek er niet van te komen, maar nu doet de herfst toch echt zijn intrede. Tot nu toe werden we als tellers flink verwend met rustig weer en aangename temperaturen maar nu zijn de herfststormen gearriveerd en worden de nachten kouder. Een beetje watervogelteller laat zich hier natuurlijk niet door ontmoedigen. De ervaring uit voorgaande jaren leert ons dat weer of geen weer, we kunnen op jullie rekenen! Niemand zal in de afgelopen weken de grote influxen van Koperwieken en de eerste Kramsvogels zijn ontgaan maar ook bij de watervogels is er natuurlijk een hoop beweging. Wat nu precies dat vroege en late aankomen en de trends daarin allemaal bepaald is nog verre van duidelijk. Klimaatsverandering ligt natuurlijk voor de hand en als vogels langer in het noorden en oosten kunnen blijven foerageren zou dat een mechanisme kunnen zijn voor een later vertrek naar Nederland. Zeer waarschijnlijk spelen deze factoren dan ook een rol van betekenis. Toch is dit lang niet het enige verhaal om de huidige patronen te verklaren. Waarom komen Kolganzen juist eerder naar Nederland de laatste tijd? Een relatie met juist een minder geschikt worden van oostelijke foerageergebieden ligt dan meer voor de hand. Verdwijnen de geschikte foerageergebieden daar of is er sprake van meer verstoring? De in Afrika overwinterende steltloperpopulaties laten zich wat de timing betreft nog niet zo van de wijs brengen en kwamen in juli en augustus, ruim voor verslechtering van het winterweer, al weer langs op weg naar het zuiden. Ook de variatie in broedsucces kan een groot verschil uitmaken in het tijdstip van aankomst in Nederland waarbij vooral voor vogels die samen met hun jongen naar het zuiden trekken het patroon is dat een vroege aankomst weinig
Beek-Ubbergen, 31-10-2006 jongen betekend en het in jaren met veel jongen allemaal wat langzamer gaat. Niet alleen omdat de vogels langer in de broedgebieden verblijven (eerst moeten de jongen vliegvlug worden) maar mogelijk ook wel omdat de herfsttrek in kleinere etappes verloopt. Al dit soort onderzoek en het verklaren van patronen begint bij een grondige beschrijving van wat er buiten gebeurd en dat is nu juist wat we doen met onze maandelijks etellingen. Door dit stug vol te houden kunnen we beschrijven welke soorten vroeger, welke later en welke geen verschil in doortrektijd laten zien. In deze nieuwsbrief o.a. aandacht voor de volgsoort Kleine Rietgans waarvoor november tot de piekmaanden behoort. Door de maandelijkse tellingen van SOVON en de wekelijkse tellingen van Fred Cottaar zijn we bijzonder goed op de hoogte van het voorkomen van deze op Spitsbergen broedende populatie. Ook de Kuifeend krijgt in deze nieuwsbrief weer de nodige aandacht met een overzicht van de tot nu toe binnengekomen gegevens en achtergronden over de voedselecologie en concurrentie met Toppers. In de bijdrage van Romke komt hij superlatieven te kort over de hoge aantallen in september in de Waddenzee. De resultaten liegen er inderdaad niet om met zeer hoge aantallen voor Rosse Grutto, Bonte Strandloper en voor het eerst sinds jaren weer de Kanoet. Als laatste nog een melding van een verandering in de coordinatie van de maandelijkse tellingen in Noord-Brabant. De coördinatie aldaar zal door Jan-Willem Vergeer worden vervuld. Jan Schoppers concentreert zich helemaal op Gelderland en Flevoland. Ik wens jullie een spannende novembertelling toe. Marc van Roomen
Nederland (binnenland):
Waddengebied:
18 november monitoringgebieden, ganzen- en zwanentelling
11 november integrale telling (13.04 hw)
Overige teldata voor dit seizoen
Overige teldata voor dit seizoen
16 december 2006 monitoringgebieden, ganzen- en zwanentelling 13 jan 2007 midwintertelling, monitoringgebieden, ganzen- en zwanentelling 17 februari 2007 monitoringgebieden, ganzen- en zwanentelling 17 maart 2007 monitoringgebieden, ganzen- en zwanentelling 14 april 2007 monitoringgebieden, telling Brand- en Rotgans 5 mei 2007 telling Rotgans 12 mei 2007 selectie van monitoringgebieden 16 juni 2007 selectie van monitoringgebieden
23 december 2006 steekproeftelling (11.15), ganzen- en zwanentelling 20 januari 2007 integrale telling (10.45) 10 februari 2007 steekproeftelling (13.40), ganzen- en zwanentelling 17 maart 2007 steekproeftelling (08.24), ganzen- en zwanentelling 21 april 2007 integrale telling (13.15) 5 mei 2007 telling Rotgans 19 mei 2007 integrale telling (12.26) 16 juni 2007 steekproeftelling (11.26)
NB. Bij voorkeur niet van de teldatum afwijken, echter bij slecht weer of andere overmacht kunnen tellingen nog één dag voor tot twee dagen na de teldatum worden uitgevoerd.
Ganzen en zwanen Tijdens de oktobertelling was duidelijk dat het nieuwe seizoen in volle hevigheid was begonnen. Vrijwel overal in het land werden grotere aantallen Kolganzen geteld; met vooral in Friesland al ongewoon grote concentraties. En dan te bedenken dat eind oktober nog steeds Kolganzen ver in het oosten zatten. Wie de route van de gezenderde Kolgans ‘Adri’ heeft gevolgd zal zich hebben verbaasd over de trekbewegingen die zo’n vogel in een seizoen onderneemt (gevangen in Nederland, via Oekraïne naar mogelijk broedgebied op Yamal, ruien op Oost-Taimyr en inmiddels op weg richting winterkwartier (laatste peiling op 22 oktober ten ZO van Moskou, zie www.blessgans.de/?146). Het komende seizoen zullen door Helmut Kruckenberg i.s.m. Alterra nog 10 Kolganzen van satellietzenders worden voorzien. Waarnemers in het noorden van het land konden half oktober ook de eerste Kleine Zwanen verwelkomen. De buitendijkse gebieden zaten bovendien vol met Brandganzen. Eerste impressies van de broedresultaten wijzen op een slechts broedseizoen bij de Rotgans (zoals verwacht enkele procenten eerstejaars in de populatie). Van de Kolgans zijn inmiddels door diverse waarnemers enkele duizenden vogels op leeftijd gecontroleerd en schommelt het percentage eerstejaars tussen de 15 en 20%, duidelijk minder dan de vorige twee seizoenen (resp. 24% en 26%). Het aantal jongen per succesvol paar schommelt rond de 2; af en toe worden ook paren met 4-5 jongen gesignaleerd. Kleine Rietganzen daarentegen kwamen met een uitzonderlijk groot aantal jongen uit de broedgebieden op Spitsbergen (c. 18%). Dit seizoen is deze soort de volgsoort en zullen we geregeld tussentijdse telresultaten laten zien. Naast de maandelijkse tellingen worden door Fred Cottaar en anderen ook weke-
lijkse tellingen van Kleine Rietganzen in ZW-Friesland uitgevoerd, en wordt getracht alle aanwezige halsbanden af te lezen en gegevens omtrent het broedsucces te verzamelen. De eerste vogels in Friesland verschenen eind september (400 op 20 september bij Idzega), nadat in de eerste week van september reeds trekkende vogels waren gesignaleerd bij de Eemshaven in Noord-Groningen (www.trektellen. nl). De eerste grote aantallen arriveerden op 24 september, traditioneel op de pleisterplaatsen rond Piaam, Oudemirdum en Oudega. Dit moment viel ongeveer een week later dan in voorgaande jaren. In eerste instantie werden ongeveer 11% eerstejaars vastgesteld; inmiddels is dit opgelopen tot 15-20%. Succesvolle families komen dus kennelijk iets later naar Friesland (wat ook een verklaring voor de latere aankomst zou kunnen zijn). De aantallen waren rond 25 oktober toegenomen tot 25.000 vogels, en de vogels hebben zich inmiddels verspreid over meerdere gebieden rondom Oudega, Idzega, Elahuizen en Oudemirdum. Naar verwachtig zal het aantal begin november een top bereiken, en zullen bij de komende maandelijkse telling in november inmiddels veel vogels zijn doorgevlogen naar België. Hier werden op 11 oktober al de eerste 100 Kleine Rietganzen gezien. Door het goede broedsucces zullen de aantallen vermoedelijk een fractie hoger komen liggen dan in voorgaande jaren. De goede broedresultaten waren mogelijk doordat de sneeuw in de broedgebieden vroeg was gesmolten en de vogels direct na aankomst met broeden konden beginnen (J. Madsen). In de volgende nieuwsbrief kunnen we hopelijk ook meer melden omtrent het broedsucces van Kleine Zwanen en Brandganzen. Kees Koffijberg & Fred Cottaar
Kuifeend en Driehoeksmossel: een sterke band De Kuifeend is een echte duikeend. Overal in Europa vormen schelpdieren buiten het broedseizoen het stapelvoedsel. Deze schelpdieren moeten in flinke aantallen voorkomen op plekken waar Kuifeenden ze goed kunnen vinden (op de juiste diepte) en waar ze niet teveel concurrentie van andere schelpdierpredatoren ondervinden. Voorts moeten er nabij de voedselgebieden geschikte rustplaatsen aanwezig zijn, liefst in de vorm van flinke, rustige open wateren. De afstand tussen rust- en foerageerplaats mag niet veel groter zijn dan een kilometer of vijf, verder vliegen kost al snel te veel energie. In Nederland, en dan vooral in het IJsselmeergebied, heeft Joep de Leeuw veel kennis vergaard over het hoe en waarom van het voorkomen van Kuifeenden. Veel kennis is gebundeld in zijn proefschrift ‘Demanding 50000
Randmeren
20000
Divers’. Het voedsel zoeken onder water geschiedt op de tast. Dat is ook wel nodig omdat groepen Kuifeend vaak de nachtelijke uren benutten om voedsel te zoeken. De meeste grotere concentraties Kuifeenden in Nederland moeten het in het winterhalfjaar vooral hebben van de Driehoeksmossel, een zoetwatermossel die in de twintigste eeuw sterk in aantal toenam in ons land. De Driehoeksmossel is in Nederland vooral bekend van het IJsselmeer, het Markermeer en de Randmeren (waar hij midden jaren negentig Figuur 1. Voorlopige aantallen Kuifeenden in 2006/07 (balkjes) in drie regio’s in vergelijking met de seizoenen 2000/01-2004/05 (minimale, maximale en gemiddelde aantallen).
Rivieren
Beneden Rivieren
25000
40000
15000
20000
30000 10000
15000
20000
10000
5000
10000 0
30000
5000 jul aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun
0
jul aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun
0
jul aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun
sterk toenam), maar komt tegenwoordig ook talrijk voor in veel nadere zoete meren en langs de rivieren. Niet alle grote concentraties Driehoeksmosselen zijn echter goed beschikbaar voor Kuifeenden. Soms zitten de mosselen te diep, tot een diepte van vijf meter gaat goed, dieper duiken kunnen Kuifeenden wel (tot wel 15 meter diep!), maar kost zoveel energie dat het vaak niet rendabel meer is. De eerder genoemde concurrentie-problemen komen we tegen in delen van het IJsselmeer. Hier vinden we lokaal grote hoeveelheden uit de kluiten gewassen Driehoeksmosselen in het IJsselmeer, waar ‘s winters grote groepen Toppereenden hun buik aan rondeten. De Kuifeend delft bij deze rechtstreekse concurrentie van de grote neef het onderspit en wijkt uit naar elders (bijv. Markermeer). De Driehoeksmosselen van het Markermeer zijn over het algemeen wat kleiner en lichter dan hun soortgenoten in het IJsselmeer, een reden voor de Topper om er zijn snavel voor op te halen. Voor de kleinere Kuifeend kan het zeker lonend zijn om die kleinere (en vaak niet al te diep zittende) mosselen van het Markermeer te eten, mits hij er genoeg van te pakken kan krijgen zonder er al te veel voor te moeten doen. Het Markermeer is ondiep en de bodem is rijk aan slib. Het vele opgewervelde bodemslib levert in het Markermeer meer problemen op voor de Driehoeksmosselen dan in het veelal van een zandiger bodem voorziene IJsselmeer. Sinds
begin jaren negentig is de hoeveelheid Driehoeksmosselen in het Markermeer duidelijk afgenomen, een ontwikkeling waar de Kuifeenden niet blij mee zijn. De gevolgen zijn er dan ook naar: hoewel het Markermeer nog altijd een van de belangrijkste gebieden voor de soort in Nederland blijft, is duidelijk sprake van een negatieve aantalsontwikkeling. Tot slot een blik op de tot nu toe beschikbare tellingen van het seizoen 2006/07. De cijfers van enkele voor de Kuifeend belangrijke gebieden zijn nog niet beschikbaar, maar uit de tot nu toe beschikbare gegevens vallen over het algemeen geen grote schommelingen op te maken. Lokale schommelingen zijn er natuurlijk wel. Zo valt op dat er in het Haringvliet in september en oktober veel minder Kuifeenden zaten dan de afgelopen jaren gebruikelijk was, terwijl het aantal in het nabije Volkerakmeer juist sterk gestegen is. Kennelijk zijn de condities in dit meer momenteel beter dan die in het Haringvliet. Verder valt op dat de reeds beschikbare gegevens van de Randmeren in bijna alle gevallen wijzen op een negatieve trend. Onduidelijk is nog of de Kuifeenden in de IJsselmeer-regio zich aan het verplaatsen zijn, of dat er sprake is van een daadwerkelijke afname. Jan-Willem Vergeer
Wadden: uiterst geslaagde septembertelling In de wandelgangen werd al druk gespeculeerd over recordaantallen watervogels tijdens de integrale telling in september jl. Eén en ander hing o.a. samen met de enthousiaste berichten van Vlieland. Hier zag het op het Posthuiswad en de Vliehors letterlijk zwart van de ‘steltjes’. Door laag overvliegende Cessna’s lieten zich bij aanvang van de telling wolken vogels zien. In totaal werden ruim 356.000 watervogels geteld. Per hoofdgebied werd in de Waddenzee nog niet eerder een dergelijk aantal vastgesteld en als ik de kippenvel-bezorgende wolken vogels niet met eigen ogen had aanschouwd, dan had ik het niet kunnen geloven. De telgroep heeft op de zondag na de telling nog eens een kijkje genomen en onder dezelfde omstandigheden werd opnieuw een tapijt steltlopers op de Vliehors vastgesteld. Vooral bij een hoog tij als in september, waarbij de Hengst volledig onder water verdwijnt, is de Vliehors van steeds groter belang als hvp. 160000 140000 120000 100000 80000 60000 40000 20000 0
jul aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun
Als piekmaand voor veel soorten en met het hoge tij werden ook elders grote aantallen vastgesteld. Sommige soorten springen er duidelijk uit. Dat geldt voor onze volgsoort, de Rosse Grutto. Het voorlopige aantal komt reeds op ruim 100.000, een record voor september. Grote concentraties bevonden zich in de westelijke Waddenzee, zoals op Vlieland (55.500), Terschelling (21.600) en Richel (16.300). Opmerkelijk is het hoge aantal Kanoeten, waarvan het voorlopige aantal richting de 185.000 gaat en dat terwijl we tijdens de voorgaande septembertellingen nog niet eens de helft telden. Ook medewerkers van het NIOZ meldden grotere aantallen, waarbij gekleurringde exemplaren relatief schaars waren, hetgeen indiceert dat vermoedelijk veel Kanoeten van elders zijn gekomen (bijv. The Wash). Grote concentraties werden her en der vastgesteld, waaronder op Vlieland (38.800), Engelsmanplaat (38.000), Schiermonnikoog (21.900), Richel (15.000), Friese Kust (bijna 18.000) etc. Opvallend dus dat er ook grote aantallen in de oostelijke Waddenzee voorkwamen en dat er op veel verschillende plekken behoorlijke concentraties werden aangetroffen. Ook een maand na de septembertelling telden NIOZ-medewerkers rond de Richel nog ca. 40.000 stuks. Voor de Waddenzee wordt het ook steeds interessanter om de aantallen Goudplevieren in de gaten te houden nu de soort er in steeds grotere aantallen voorkomt. Het voorlopige totaal van bijna 42.000 ‘wilsters’ bevestigt dat, beduidend meer dan tijdens voorgaande septembertellingen Figuur 2. Voorlopige aantallen Rosse Grutto in 2006/07 in het Waddengebied in vergelijking met de seizoenen 2000/01-2004/05. In juli, augustus en oktober zijn alleen steekproefgebeden onderzocht, in september is er een integrale telling georganiseerd.
(13.000-31.000). De meeste Goudplevieren werden geteld op de Friese kust (19.000), Texel (8500) en de Groninger kust (7150). Een andere soort die zich in steeds grotere aantallen laat zien is de Kleine Zilverreiger. Inmiddels staat de teller al op 97, waarvan 39 op Schiermonnikoog, 19 op Terschelling, 13 op Texel en 11 op de Friese kust. En zo zijn er nog flink wat soorten waarvan de aantallen er mochten zijn, zoals Zilverplevier (bijna 58.000), Drieteenstrandloper (6500), Bonte Strandloper (zo’n 410.000) en Kokmeeuw (ruim 165.000). Tenslotte nog wat aardige schaarse soorten. Op het Normerven werden 172 IJslandse Grutto’s vastgesteld. Alsof
men op Vlieland al niet genoeg verwend was, werden tijdens de telling ook nog Roodpootvalk, Blonde Ruiter en een Geelpootmeeuw vastgesteld. Ruigpootbuizerds werden gezien op Ameland en de Friese kust, terwijl Velduilen alleen werden opgemerkt op Engelsmanplaat en Ameland. Aardig zijn ook de vier Grote Zilverreigers op de Friese kust, toch een schaarse soort in zoute wateren. Ook werd hier nog een Europese Flamingo gezien. Een fraaie telling dus of - om de coördinator van Vlieland maar eens te citeren - een vette telling met gruwelijk veel vogels. Romke Kleefstra
Overzicht % binnengekomen tellingen (per post en digitaal) in 2006-2007 t/m 29-10-2006 regio
aantal gebieden
Waddengebied Friesland Groningen Drenthe Overijssel Noord-Holland Zuid-Holland Utrecht Flevoland Gelderland Noord-Brabant Limburg & Limburgse Maas Randmeren Rijn (Waal-Rijn-IJssel) Brabantse & Gelderse Maas Beneden Rivieren Zeeland Percentage Digitaal ingestuurd
Watervogeltellingen projectcoördinatie formulieren etc. ganzen en zwanen
236 307 135 92 27 128 436 105 73 136 167 115 39 137 46 139 532
sept
okt
71 64 17 35 7 30 15 24 41 73 51 77 43 65 45 67 11 78
15 70 33 57 33 41 50 38 23 66 50 70 43 52 30 74 14 78
Marc van Roomen (024-6848143,
[email protected]) Michel Klemann (024-6848144,
[email protected]) Kees Koffijberg (024-6848111, kees.koffi
[email protected])
Wie coördineert wat: regiocoördinatie De eerstgenoemde persoon coördineert de maandelijkse tellingen, voor de midwintertelling is er soms een aparte coördinator (ZO) Zoute Delta (NH) Noord-Holland
Cor Berrevoets, (0118-622805,
[email protected]) Romke Kleefstra (0566-652881
[email protected]), Midwintertelling, Kees Scharringa (0251-362766, /06-24257451,
[email protected]) (ZH) Zuid-Holland Jan-Willem Vergeer (024-6848137,
[email protected]), (ZL) Zeeland Jan-Willem Vergeer (024 6848137,
[email protected]) (FR) Friesland Romke Kleefstra (0566-652881
[email protected]), Midwintertelling Marten Wesselius (058-2925166,
[email protected]), (GR) Groningen Kees Koffijberg (024-6848111, kees.koffi
[email protected]), Midwintertelling Guido Meeuwissen (050-5347713,
[email protected]) (DR) Drenthe Harold Steendam (0592-273845,
[email protected]), Midwintertelling René Oosterhuis (0594510102,
[email protected]) (FL) Flevoland Jan Schoppers (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling Rob van Swieten (036-5224898,
[email protected]) (OV) Overijssel Gerrit Gerritsen (038-4998584,
[email protected]) (GL) Gelderland Jan Schoppers (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling Henk Hubers (0316-331522,
[email protected]) (UT) Utrecht Arjan Boele (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling vacature (NB) Noord-Brabant Jan-Willem Vergeer (024 6848137,
[email protected]), Midwintertelling Mark van der Zijden, (0165304564,
[email protected]) (Li) Limburg Ton Cuijpers (0475-551579,
[email protected]) (WG) Waddengebied Eilanden Romke Kleefstra (0566-652881
[email protected]), Vaste wal Noord-Holland Romke Kleefstra (zie Noord-Holland), Vaste wal Friesland Romke Kleefstra (zie Friesland), Vaste wal Groningen Kees Koffijberg (zie Groningen) (RG) Grote Rivieren Marc van Roomen (024-6848143,
[email protected]) Informatie over coördinatie in (IJ) IJsselmeergebied, (RM) Randmeren, (BR) Beneden Rivieren, (NZ) Noordzee via SOVON Marc van Roomen (024-6848143,
[email protected]) Deze nieuwsbrief wordt toegezonden aan tellers en/of coördinatoren. De resultaten van de komende telling a.u.b. zo spoedig mogelijk naar SOVON Vogelonderzoek Nederland, Antwoordnummer 2505, 6573 ZX Beek-Ubbergen sturen. Vergeet niet de gebiedscodes in te vullen. Een postzegel is niet nodig!! Nb! In deze nieuwsbrieven genoemde aantallen zijn voorlopig en vaak nog onvolledig! Ze zijn dus niet geschikt voor verder gebruik.
Watervogeltellingen in Nederland Nieuwsbrief seizoen 2006/2007, nr 4 december 2006.
Nederland is bij uitstek een watervogel- en wetlandland. Met watervogeltellingen worden objectieve gegevens verzameld over aantallen, verspreiding en de veranderingen daarin. Het landelijke project vindt plaats in het kader van het Netwerk Ecologische Monitoring en wordt ondersteund door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Vogelbescherming Nederland en het Centraal Bureau voor de Statistiek. De landelijke coördinatie wordt verzorgd door SOVON Vogelonderzoek Nederland. De tellingen worden uitgevoerd door een groot aantal waarnemers van vogelwerkgroepen, beherende instanties, provincies en instituten. Er worden maandelijks tellingen uitgevoerd in monitoringgebieden (alle watervogelsoorten, in Rijkswateren en overige Vogelrichtlijngebieden), pleisterplaatsen (ganzen en zwanen) en in januari de Midwintertelling.
Beste tellers, Tja, gelukkig werk ik niet bij het weer want het doen van voorspellingen is een hachelijke onderneming. De voorspelde herfststormen uit de novembernieuwsbrief zijn wel gekomen maar het koudere weer zeker niet. Zelden was het in november zo warm. Wat wel is gebleven natuurlijk is dat of het nu wel of geen goed weer is, geteld wordt er. Zelf had ik in november redelijk last van de harde wind tijdens de telling op Terschelling. Het water werd dermate opgestuwd dat het tellen van de Groede een hele onderneming was en ik ondanks een waadpak in een slenk toch nog water schepte. Gelukkig maken de vogels veel goed en de aanblik van de Kleine Zilverreigers op de Boschplaat en die Kleine Alk over zee maakte de reis naar Terschelling toch weer meer dan waard. Tijdens de telling van het Pannerdensch kanaal werd ik ook al weer verwend met een mooie Roodhalsgans. In deze nieuwsbrief nadrukkelijk wat meer aandacht voor de bijzondere soorten die we allemaal vroeg of laat tijdens onze tellingen zullen aantreffen. Wie veel buiten komt en goed naar vogels kijkt (en dat doe je tijdens een telling) zal tegen schaarsere en soms zelfs zeldzame (water)vogelsoorten aanlopen. Naast het doorgeven van deze waarneming als onderdeel van de watervogeltelling willen we ook al jaar en dag dat dezelfde waarneming binnen het BSP wordt ingevoerd, omdat daarmee de precieze waarneemlocatie wordt vastgelegd en details over leeftijd en geslacht. Tot voor kort was dat nog een heel gedoe, vooral het doorgeven van de precieze waarneemlocatie. Daar is echter nu verandering in gekomen met de vernieuwde digitale invoer voor het BSP project. In deze nieuwsbrief meer daarover. Als je nu ingelogd bent om je watervogeltellingen in te
Beek-Ubbergen, 1-12-2006 voeren, kun je daarna in één moeite door via de BSP invoer de bijzondere waarnemingen op een simpele manier doorgeven met een stip op de kaart. Ook biedt het programma de mogelijkheid om prachtige overzichten van verspreiding en seizoenspatroon in het hele land te genereren. Van harte aanbevolen! Over stippen op de kaart gesproken. Na de introductie van de mogelijkheid om ganzengroepen digitaal door te geven zijn er in oktober en november al van 200 gebieden stippen digitaal binnengekomen. Dat is een prachtige start! We hopen dat dit aantal nog verder zal toenemen in de komende maanden, zeker als u de andere telgegevens ook al digitaal doorgeeft. Daarnaast hebben we voor dit belangrijke project ook weer een hoop ingetekende kaartjes op papier binnen gekregen dus het tweede jaar evaluatie ganzenfoerageergebieden is goed van start gegaan. Na de komende decembertelling is het al heel snel het einde van dit kalenderjaar en staat de midwintertelling van januari voor de deur. De coördinatoren van de Midwintertelling (zie achterop) zijn inmiddels druk bezig om deze telling rond te krijgen en als u ook jaarlijks aan deze telling meedoet zult u van hen de midwinternieuwsbrief etc. ontvangen. Mocht u in januari een extra gebiedje of uw ganzen- en zwanengebied op alle soorten watervogels willen tellen (en u deed dat niet in voorgaande jaren) neem dan contact op met de midwintercoördinator. Veel plezier en goed weer tijdens de komende telling. Marc van Roomen
Nederland (binnenland):
Waddengebied:
16 december monitoringgebieden, ganzen- en zwanentelling
23 december steekproeftelling (11.15 hw), ganzen- en zwanentelling
Overige teldata voor dit seizoen
Overige teldata voor dit seizoen
13 jan 2007 midwintertelling, monitoringgebieden, ganzen- en zwanentelling 17 februari 2007 monitoringgebieden, ganzen- en zwanentelling 17 maart 2007 monitoringgebieden, ganzen- en zwanentelling 14 april 2007 monitoringgebieden, telling Brand- en Rotgans 5 mei 2007 telling Rotgans 12 mei 2007 selectie van monitoringgebieden 16 juni 2007 selectie van monitoringgebieden
20 januari 2007 integrale telling (10.45) 10 februari 2007 steekproeftelling (13.40), ganzen- en zwanentelling 17 maart 2007 steekproeftelling (08.24), ganzen- en zwanentelling 21 april 2007 integrale telling (13.15) 5 mei 2007 telling Rotgans 19 mei 2007 integrale telling (12.26) 16 juni 2007 steekproeftelling (11.26)
NB. Bij voorkeur niet van de teldatum afwijken, echter bij slecht weer of andere overmacht kunnen tellingen nog één dag voor tot twee dagen na de teldatum worden uitgevoerd.
Ganzen en zwanen “Herfst 2006 verpulvert temperatuurrecord” viel onlangs op de site van het KNMI te lezen. Bij de tellingen in de afgelopen maanden hebben we dat gemerkt; het was ongewoon warm. Mogelijk is sprake van het warmste najaar sinds 1706. Aflezers van pootringen hebben dat gemerkt; door het hoge gras was er amper iets van poten te zien, laat staan van kleurringen. Wellicht dat de extreem late aankomst van Kleine Zwanen dit najaar iets met dat warme weer te maken heeft. Bij de meeste ganzen was eerder sprake van een vroege aankomst; een tendens die al een aantal jaren gaande is. Zetten we de aantallen die in oktober en november worden geteld af tegen het seizoensmaximum (meestal in januari) dan werd tot en met 1989/90 gemiddeld resp. 22% en 35% van het maximum in deze maanden geteld. Na 1989/90 is dit snel toegenomen (figuur 1). Voor de laatste vijf seizoenen bedraagt het voor oktober gemiddeld 32%; voor november 86%. In 2004/05 werd zelfs voor het eerst het seizoensmaximum al in november bereikt in plaats van januari. Een deel van de algehele toename van ganzen in Nederland (ganzendagen, over het hele seizoen gerekend) wordt door deze grotere najaarsaantallen bepaald. En de vroege aankomst wordt niet alleen bij ons opgemerkt. Ganzentellers in het oostelijk deel van Duitsland zien met name Kolgans en Toendrarietgans steeds eerder verschijnen, en...ze trekken er veel sneller door. De meeste gebieden kennen er tegenwoordig een korte piek rond half oktober; vervolgens duiken ze dus al op in onze omgeving. Het ligt voor de hand die korte doortrekpiek vanuit voedselbeschikbaarheid te verklaren (bijv. minder oogstresten, sneller ploegen, etc), lokaal wellicht ook door verstoring van jacht. Maar dat verklaart niet waarom de vogels daar ook eerder verschijnen. Wellicht is dus sprake van veranderingen op veel grotere schaal. In deze context zijn ook de peilingen van de met satellietzenders uitgeruste vogels interessant, omdat ze iets van het terreingebruik tussen de broedgebieden en de najaarspleisterplaatsen in West-Europa onthullen. Helaas is van de gezenderde Kolganzen nog maar één vogel actief (zie www. blessgans.de/?146). Wie “Adri” in de loop van het najaar heeft gevolgd, heeft gezien dat de vogel met een grote boog via de rivier de Ob richting Centraal-Polen is gevlogen. Helaas worden sinds 9 november geen betrouwbare peilingen meer ontvangen. De zender werd voor het laatst op 18 november getraceerd, maar er kon geen positie uit worden
100
bepaald vanwege (vermoedelijk) een lage batterijspanning. Misschien dat de vogel in de komende tijd wordt gevonden via een ringaflezing (hij draagt ook een reguliere zwarte halsband). Succesvoller zijn de peilingen bij gezenderde Dwergganzen, kijk op www.piskulka.net. Hier zijn liefst drie verschillende projecten te volgen, met spectaculaire trekbewegingen. Het digitaal intekenen van ganzengroepen via de online invoer op www.sovon.nl is goed van start gegaan maar kan nog wel meer medewerking gebruiken. Er is inmiddels een vaste en enthousiaste groep waarnemers die gretig van deze mogelijkheid gebruik maakt en dankbaar afscheid heeft genomen van papieren formulieren en kaarten. Misschien is voor een aantal andere mensen niet alles duidelijk of zijn er nog vragen omtrent de online invoer en het zetten van stippen op de kaart. Neem in dat geval contact op met Michel Klemann (
[email protected]) of Henk van der Jeugd (
[email protected]). Uiteindelijk kost digitaal doorgeven van groepen -voor wie die mogelijkheid heeft uiteraard! - minder moeite dan steeds kaarten en formulieren invullen. Doen dus! Een nieuwtje is verder dat vanaf 1 december ‘Goosetrack’ in de lucht is. www.goosetrack.nl is een initiatief van een aantal organisaties, waaronder Provincie Friesland, Vogelbescherming, Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Natuurschool en SOVON. Goosetrack wil niet alleen ganzenliefhebbers bereiken, maar richt zich ook op een breder publiek dat wil genieten van de grote aantallen ganzen in ons land. Daartoe is er bijv. de mogelijkheid om op excursie te gaan en zijn accommodaties voor een verblijf in belangrijke ganzengebieden in te zien. Voor tellers is goosetrack interessant omdat waarnemingen van geringde Grauwe Ganzen en Brandganzen online doorgegeven kunnen worden en de eerdere waarnemingen van deze vogels op te vragen zijn. Alle ringprojecten van Grauwe Ganzen (incl. Scandinavië) en Brandganzen (Oostzeegebied, Rusland en Nederland) zijn in Goosetrack verwerkt. Wie in het veld niet kan wachten, kan zelfs per SMS de waarneming doorgeven, en krijgt per SMS antwoord omtrent de herkomst van de vogel! In de volgende nieuwsbrief komt weer een overzicht hoe het de Kleine Rietganzen dit najaar is vergaan. Kees Koffijberg
oktober november
90
aantal in % van seiz.max.
80 70 60 50 40 30 20 10 0 7576
7980
8384
8788
9192
9596
9900
0304
Figuur 1. Aantallen ganzen in oktober en november, uitgedrukt als percentage van het uiteindelijke seizoensmaximum in hetzelfde seizoen. Er is gecorrigeerd voor niet-getelde gebieden (aantallen bijgeschat). Meer informatie is in het komende watervogelrapport 2004/05 in te zien.
Geheel vernieuwde BSP-invoer Wie maandelijks het veld in gaat om in een telgebied watervogels of ganzen en zwanen te tellen komt met enige regelmaat ook schaarse en een enkele keer zeldzame soorten tegen. Sommige soorten zoals IJsvogel en Slechtvalk kunnen worden vermeld op het watervogeltelformulier. Deze waarnemingen worden echter niet automatisch opgenomen in het Bijzondere Soorten Project - niet broedvogels (BSP) van SOVON, vooral omdat een exacte locatie (kilometerhok) ontbreekt. Wij willen watervogeltellers dan ook oproepen hun waarnemingen van schaarse en zeldzame niet-broedvogels door te geven aan dit project dat zich speciaal richt op het verzamelen van losse waarnemingen. Net als de watervogeltellingen kunnen ook BSP-waarnemingen worden ingevoerd op www.sovon.nl. Onlangs is de BSP-invoer op onze website geheel vernieuwd. Waarnemingen kunnen nu worden doorgegeven door het zetten van een stip op een kaart. Verder kan een waarnemer zijn of haar eigen waarnemingen bekijken waarbij alle waarnemingen die sinds 1989 zijn ingestuurd, dus ook die op papier, beschikbaar zijn. Het is mogelijk seizoenspatronen, trendgrafiekjes en (regionale) verspreidingskaarten te maken voor pleisterende en/of trekkende exemplaren van zowel de eigen waarnemingen als van de complete database waar in totaal meer dan 240.000 waarnemingen van bijna 100 soorten in staan (zie voorbeeld). Daarnaast is het bijvoorbeeld mogelijk alle eigen waarnemingen op te slaan als excel-bestand. Via het menu-item “Beheer gebieden” kunt u kaartjes maken en bewaren van gebieden waar u regelmatig leuke soorten ziet
(bijvoorbeeld uw telgebied) zodat waarnemingen daarvan eenvoudig en snel kunnen worden ingevoerd. We nodigen u uit er eens naar te kijken, de uitleg te lezen, er van te genieten en vooral... het te gebruiken. Geef waarnemingen door! En voor wie de smaak te pakken heeft: pak oude notitieboekjes er eens bij, want ook Dwergganzen, Roodhalsganzen, IJsvogels, Beflijsters, Zwarte Ibissen, Grote- en Duinpiepers, Velduilen etc. uit 1989-2005 zijn nog erg welkom! Arjan Boele
Kanoeten en de korte lijntjes met Engeland Opmerkelijke aantallen geven altijd reden tot discussie, torentjesoverleg en veel e-mailverkeer. Dat geldt zeker voor de integrale telling van september. Zoals in de vorige nieuwsbrief al werd vermeld, waren de aantallen Rosse Grutto’s en Kanoeten hoger dan verwacht. Ook de voorlopige aantallen van Bonte Strandloper en Zilverplevier pakken hoog uit. Dat roept vragen op. Voor de Rosse Grutto past het in de trend die de soort in ons Waddengebied laat zien. Gelet op de datum van de telling (9 sept.) konden we rekening houden met flinke aantallen vanwege de overlap in aanwezigheid van de lapponica- en taimyrensis-ondersoorten. Ook de Bonte Strandloper was met zo’n 400.000 exemplaren rijkelijk vertegenwoordigd en het aantal Zilverplevieren was aan de hoge kant met bijna 50.000 exemplaren. Voor de Bonte Strandloper werd eerder zo’n ‘septemberaantal’ vastgesteld in 2003, maar tijdens andere recente septembertellingen betrof het doorgaans ca. 300.000. Bij de Zilverplevier lagen de aantallen in september in de afgelopen vijf jaar tussen de 40.000-57.000 exemplaren. Waar komen al die ‘steltjes’ vandaan? Het is dan handig korte lijntjes te onderhouden met de Britse collega’s van BTO. In het kader van hun Wetland Bird Survey (WeBS)
tellen ook zij in september. De Britten hadden juist extreem lage aantallen Bonte Strandlopers en Zilverplevieren in de estuaria en vroegen zich af waar die ‘waders’ gebleven waren. Het zou deels de hogere aantallen op het Nederlandse wad kunnen verklaren, maar de resultaten van de Duitse en Deense wadden kunnen extra inzicht bieden. Het grote aantal Kanoeten (185.000) tijdens de septembertelling is niet vrij van discussie. De grote actieradius van de soort en het geconcentreerd overtijen op slechts enkele hvp’s kunnen leiden tot tel-artefacten, vooral wanneer tellingen niet simultaan worden uitgevoerd. In september werden echter alle grote concentraties geteld door ervaren wadvogelaars tijdens één tij op zaterdag de negende. Hing het grote aantal in de Nederlandse Waddenzee dan mogelijk samen met lagere aantallen in Groot-Brittannië? Dat lijkt niet het geval te zijn, want via de korte lijntjes meldden de Britten in september ruim 180.000 ‘knots’ te hebben geteld en dat was ook aan de hoge kant (afgelopen jaren ca. 76.000-160.000 in september). De Britse en Nederlandse aantallen bij elkaar opgeteld lijken zowaar een groei van de islandica-populatie te indiceren, vooral wanneer we bedenken dat er naar alle waarschijnlijkheid ook nog islandica’s
op Duits en Frans wad hebben gezeten. Begin jaren negentig werd deze populatie op 330.000 individuen geschat en sindsdien is het aantal teruggelopen. Op basis van de internationale telling in september lijkt het aantal richting de 400.000 te gaan. Dat zou goed nieuws zijn, ware het niet dat een mogelijk later vertrek van canutus-Kanoeten parten kan spelen. Gezien de teldatum (begin september) en het wat langer blijven rondhangen op het westelijke wad door de ondersoort in recente seizoenen (T. Piersma, pers.med.) valt dit vooralsnog niet uit te sluiten. Indien het zou gaan om substantiële aantallen kan dit ook van invloed zijn op het vastgestelde aantal in september. Dat gegeven in combinatie met de resultaten van internationaal telwerk leidt
tot interessante vragen. Herstelt de islandica-populatie zich misschien en/of is er aantalsmatig een steeds grotere overlap tussen de canutus- en islandica-ondersoorten door een vertraagd vertrek van de canutus? Wordt vervolgd! Tot slot een tip. Voor wie meer wil lezen over de invloed van verminderde voedseldichtheid en voedselkwaliteit op de Kanoet is het artikel ‘Shellfish dredging pushes a flexible avian top predator out of a marine protected area’ van Jan van Gils e.a. in het online wetenschapsblad PLoS Biology zeer de moeite waard. Dit is kosteloos te downloaden via www.biology.plosjournals.org. Romke Kleefstra
Overzicht % binnengekomen tellingen (per post en digitaal) in 2006-2007 t/m 30-11-2006 regio
aantal gebieden
Waddengebied Friesland Groningen Drenthe Overijssel Noord-Holland Zuid-Holland Utrecht Flevoland Gelderland Noord-Brabant Limburg & Limburgse Maas Randmeren Rijn (Waal-Rijn-IJssel) Brabantse & Gelderse Maas Beneden Rivieren Zeeland Percentage Digitaal ingestuurd
Watervogeltellingen projectcoördinatie formulieren etc. ganzen en zwanen
236 307 135 92 27 128 436 105 73 136 167 115 39 137 46 139 532
sept
okt
nov
75 67 26 39 22 32 16 27 45 78 66 85 46 85 47 67 15 71
47 76 42 71 51 45 68 42 38 88 77 81 43 86 34 79 29 70
58 63 32 66 33 50 48 48 27 83 35 72 38 47 28 74 30 75
Marc van Roomen (024-6848143,
[email protected]) Michel Klemann (024-6848144,
[email protected]) Kees Koffijberg (024-6848111, kees.koffi
[email protected])
Wie coördineert wat: regiocoördinatie De eerstgenoemde persoon coördineert de maandelijkse tellingen, voor de midwintertelling is er soms een aparte coördinator (ZO) Zoute Delta (NH) Noord-Holland
Cor Berrevoets, (0118-622805,
[email protected]) Romke Kleefstra (06-10646640
[email protected]), Midwintertelling, Kees Scharringa (0251-362766, /06-24257451,
[email protected]) (ZH) Zuid-Holland Jan-Willem Vergeer (024-6848137,
[email protected]), (ZL) Zeeland Jan-Willem Vergeer (024 6848137,
[email protected]) (FR) Friesland Romke Kleefstra (06-10646640
[email protected]), Midwintertelling Marten Wesselius (058-2925166,
[email protected]), (GR) Groningen Kees Koffijberg (024-6848111, kees.koffi
[email protected]), Midwintertelling Guido Meeuwissen (050-5347713,
[email protected]) (DR) Drenthe Harold Steendam (0592-273845,
[email protected]), Midwintertelling René Oosterhuis (0594510102,
[email protected]) (FL) Flevoland Jan Schoppers (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling Rob van Swieten (036-5224898,
[email protected]) (OV) Overijssel Gerrit Gerritsen (038-4998584,
[email protected]) (GL) Gelderland Jan Schoppers (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling Henk Hubers (0316-331522,
[email protected]) (UT) Utrecht Arjan Boele (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling vacature (NB) Noord-Brabant Jan-Willem Vergeer (024 6848137,
[email protected]), Midwintertelling Mark van der Zijden, (0165304564,
[email protected]) (Li) Limburg Ton Cuijpers (0475-551579,
[email protected]) (WG) Waddengebied Eilanden Romke Kleefstra (06-10646640
[email protected]), Vaste wal Noord-Holland Romke Kleefstra (zie Noord-Holland), Vaste wal Friesland Romke Kleefstra (zie Friesland), Vaste wal Groningen Kees Koffijberg (zie Groningen) (RG) Grote Rivieren Marc van Roomen (024-6848143,
[email protected]) Informatie over coördinatie in (IJ) IJsselmeergebied, (RM) Randmeren, (BR) Beneden Rivieren, (NZ) Noordzee via SOVON Marc van Roomen (024-6848143,
[email protected]) Deze nieuwsbrief wordt toegezonden aan tellers en/of coördinatoren. De resultaten van de komende telling a.u.b. zo spoedig mogelijk naar SOVON Vogelonderzoek Nederland, Antwoordnummer 2505, 6573 ZX Beek-Ubbergen sturen. Vergeet niet de gebiedscodes in te vullen. Een postzegel is niet nodig!! Nb! In deze nieuwsbrieven genoemde aantallen zijn voorlopig en vaak nog onvolledig! Ze zijn dus niet geschikt voor verder gebruik.
Watervogeltellingen in Nederland Nieuwsbrief seizoen 2006/2007, nr 5 januari 2007.
Nederland is bij uitstek een watervogel- en wetlandland. Met watervogeltellingen worden objectieve gegevens verzameld over aantallen, verspreiding en de veranderingen daarin. Het landelijke project vindt plaats in het kader van het Netwerk Ecologische Monitoring en wordt ondersteund door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Vogelbescherming Nederland en het Centraal Bureau voor de Statistiek. De landelijke coördinatie wordt verzorgd door SOVON Vogelonderzoek Nederland. De tellingen worden uitgevoerd door een groot aantal waarnemers van vogelwerkgroepen, beherende instanties, provincies en instituten. Er worden maandelijks tellingen uitgevoerd in monitoringgebieden (alle watervogelsoorten, in Rijkswateren en overige Vogelrichtlijngebieden), pleisterplaatsen (ganzen en zwanen) en in januari de Midwintertelling.
Beste mensen, Als jullie dit lezen is 2007 van start gegaan. Ik wens jullie veel plezier en geluk in dit nieuwe jaar, mooie vogels en veel tel-belevenissen. Traditiegetrouw trekken er tijdens de komende januaritelling in Europa en daarbuiten duizenden tellers op uit om watervogels te tellen. In Nederland doen er bijna 1600 waarnemers mee aan deze midwintertelling die hier al sinds 1967 wordt georganiseerd. Op 13 januari 2007 zal in Nederland de 41e editie plaats vinden. Naast de door jullie getelde maandelijkse gebieden zullen er in deze maand een zo groot mogelijk aantal aanvullende kleinere wateren, agrarisch gebied en bebouwde kom worden onderzocht. Mede door de midwintertelling weten we voor januari het beste wat er aan totale aantallen watervogels in Nederland aanwezig is. Naast dat met de midwintertelling de meer algemene soorten goed in kaart worden gebracht (Wilde Eend, Waterhoen etc.) is het ook een telling die door zijn omvang (grote teldekking, veel waarnemers) veel schaarsere overwinteraars in beeld weet te brengen. Als je bijvoorbeeld de waarnemingen van het aantal Witgatjes tijdens de midwintertelling op een rij zet blijkt dat er een behoorlijke toename als overwinteraar zichtbaar wordt (figuur 1). Ook de verspreiding komt mooi uit de verf (figuur 2) met grotere aantallen in het westen en zuid-westen van het land en verder langs grotere en kleinere rivieren. Waarschijnlijk vallen er langs kleinere beken in het oosten van het land en mogelijk Noord-Friesland nog wel wat
Beek-Ubbergen, 28-12-2006
Witgatten te ontdekken. Een andere schaarse soort is de IJsvogel. Deze blauwe juweel kent weer topjaren nu de winters niet meer zo streng zijn en de waterkwaliteit en het bekenmilieu is verbeterd (figuur 1). IJsvogels worden vanaf 1998/99 meegeteld en in 2006 werden er meer dan 300 IJsvogels geteld. In 2002/03 was de winter ietsje strenger en meteen is dat zichtbaar in een lager aantal welke zich daarna weer hersteld. De verspreiding laat verschillende concentratiegebieden zien maar geeft ook aan dat tellers op veel plekken een kans maken op deze soort. De schaarste in Friesland in januari is waarschijnlijk reëel maar ook daar blijft het opletten. De ijsvogel is in januari ook soort van de maand van de VOFF. Zie www.telmee.nl voor een overzicht van dit project met elke maand een andere aandachtssoort. Hoewel we bij de Midwintertelling al een behoorlijke teldekking hebben kunnen we altijd nog wel nieuwe tellers gebruiken. Mogelijk ben je al door de midwinter RC (zie achterop) benaderd om nog een paar gebiedjes erbij te tellen of je ganzen en zwanengebied in januari op alle soorten watervogels te onderzoeken? Mocht dat niet zo zijn en het lijkt je wel wat neem dan met hun contact op. Veel plezier tijdens de komende, 41e midwintertelling! Marc van Roomen
Nederland (binnenland):
Waddengebied:
13 januari midwintertelling, monitoringgebieden, ganzen- en zwanentelling
20 januari integrale telling (10.45 hw)
Overige teldata voor dit seizoen
Overige teldata voor dit seizoen
17 februari 2007 monitoringgebieden, ganzen- en zwanentelling 17 maart 2007 monitoringgebieden, ganzen- en zwanentelling 14 april 2007 monitoringgebieden, telling Brand- en Rotgans 5 mei 2007 telling Rotgans 12 mei 2007 selectie van monitoringgebieden 16 juni 2007 selectie van monitoringgebieden
10 februari 2007 steekproeftelling (13.40), ganzen- en zwanentelling 17 maart 2007 steekproeftelling (08.24), ganzen- en zwanentelling 21 april 2007 integrale telling (13.15) 5 mei 2007 telling Rotgans 19 mei 2007 integrale telling (12.26) 16 juni 2007 steekproeftelling (11.26)
NB. Bij voorkeur niet van de teldatum afwijken, echter bij slecht weer of andere overmacht kunnen tellingen nog één dag voor tot twee dagen na de teldatum worden uitgevoerd.
250
350 Witgat
IJsvogel
250
150 100
200 150 100
50 0
300
aan ta l
aan tal
200
50
1976 1980 1984 1988 1992 1996 2000 2004
0
1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006
8
8
4
4
2
2
1
1
Witgat
IJsvogel
Figuur 1. Aantallen waargenomen Witgatjes (links) en IJsvogels (rechts) tijdens de midwintertelling.
Figuur 2. Verspreiding van Witgat (links) en IJsvogel (rechts) in Nederland op basis van midwintertellingen 2002-06.
Ganzen en zwanen De vorige keer kondigden we al aan terug te komen op de volgsoort Kleine Rietgans. Half oktober werden tijdens de telling ruim 16.600 Kleine Rietganzen in ZW-Friesland waargenomen. Op 29 oktober vond een speciale internationale telling plaats, die in Nederland wordt gecoördineerd door Fred Cottaar. Normaal gesproken bevinden zich rond die datum de meeste Kleine Rietganzen in Friesland. Dat ging ook dit jaar op, al waren de aantallen kleiner dan verwacht (36.100). Zeker gezien de uitstekende broedresultaten van ruim 17% (in jaren niet voorgekomen) wordt dit seizoen een populatie van ver boven de 50.000 vogels verwacht. In België waren nog maar mondjesmaat vogels aanwezig (139), dus een belangrijk deel van de populatie bevond zich nog in Denemarken en Noorwegen, wat naderhand binnengekomen gegevens ook bevestigen. Een deel van deze vogels arriveerde in de eerste week van november en werd ook gezien op de bekende trektelpost Blåvands Huk, ten noorden van Esbjerg. Tevens verplaatsen zich vogels van Friesland naar België. Ook hier vielen de Kleine Rietganzen in het oog van trektellers (Vijfhoek/Amsterdam en De Nolle/Vlissingen, www.trektellen.nl). De aantallen in België liepen in deze periode op tot 14.600 (Eckhart Kuijken/Christine Verscheure). Half november telden de Friese tellers altijd nog 34.000 Kleine Rietganzen. Begin december zaten zelfs nog minimaal 10.000 vogels in Denemarken (Jesper Madsen). Het zwaartepunt van de verspreiding ligt daarmee voor de tijd van het jaar veel noordelijker dan gewoonlijk. Kennelijk zorgt het extreem zachte weer ervoor dat de vogels geen enkele noodzaak zien uit Denemarken weg te trekken, laat staan zich geheel naar België te verplaatsen. Belgische ganzentellers ‘klagen’ dan ook dat ze tot dusverre weinig ganzen konden tellen; niet alleen van de Kleine Riet-
gans, maar ook van de daar normaliter talrijk aanwezige Kolganzen. Ze het huidige weerbeeld door, verwachten we dat de meeste Kleine Rietganzen nog voor de jaarwisseling naar Denemarken terugkeren! Het broedsucces van de Kleine Rietganzen was zoals gemeld erg goed. Succesvolle families brachten gemiddeld 1,9 jong mee naar Friesland. Het lijkt er dus op dat veel paren hebben gebroed, maar dat uiteindelijk maar een klein aantal jongen per familie vliegvlug is geworden (vermoedelijk dus veel predatie van eieren/kuikens?). Bij andere soorten zijn de broedresultaten vergeleken met eerdere jaren minder florissant. Kolganzen hebben ongeveer 16% eerstejaars in de populatie; Brandganzen ca. 10%. Voor beide soorten ontlopen deze cijfers zich nauwelijks van de jaarlijkse sterfte, zodat de populatie als geheel maar weinig veranderd zal zijn ten opzichte van het vorige seizoen. Voor het eerst is dit seizoen ook een grote steekproef voor Knobbelzwaan-families verzameld (>6.000 vogels). Broedresultaten lijken hier erg slecht (hooguit 5% eerstejaars), maar dit is wellicht aan de lage kant omdat op dit moment nog vooral resultaten van gebieden beschikbaar zijn waar het bekend is dat er weinig families verblijven (Randmeren, IJsselmeer). Goed nieuws voor liefhebbers van geringde zwanen. In de Wieringermeer zijn half december 28 Kleine Zwanen gevangen en van gele halsbanden voorzien (serie vanaf 900A). Een aantal van deze zwanen dragen een GPS zender. Waarnemingen van deze vogels worden graag per omgaande ontvangen. Doorgeven kan via http://www.nioo.knaw.nl/projects/ncfs/ ncfs.cfm Kees Koffijberg & Fred Cottaar
Haringvliet: over de Kier en de Kuifeend Nergens in Nederland is de afgelopen halve eeuw zo aan natuur en landschap gesleuteld als in het Deltagebied. Dat gaat zeker ook op voor het Haringvlietbekken: tot de voltooiing van de Haringvlietdam in 1971 een zeearm met een prachtige zout-zoetgradiënt. Daarna al snel een vergaarbak van vervuild rivierwater met snel afkalvende oeverlanden. Gelukkig werd het gebied niet aan zijn lot overgelaten. Natuurliefhebbers konden snel duidelijk maken dat er nogal wat mis was. Ze vonden bij Rijkswaterstaat en andere overheden in toenemende mate een luisterend oor. Trouwens, van het begin af aan waren wat concessies gedaan aan natuurbelangen. Zo werden er in een aantal pijlers van de Haringvlietdam speciale tunnels gemaakt , waardoor vissen nog van de Haringvliet naar de Noordzee kunnen zwemmen, ook als alle sluizen gesloten zijn. Na een eenrichtingsverkeer van 37 jaar (er gaat sinds 1971 immers alleen rivierwater vanuit het Haringvliet naar de Noordzee toe) gaan de Haringvlietsluizen in 2008 op een kier. Dat betekent dat de sluizen dan niet alleen bij eb, maar ook bij vloed beperkt open gaan, zodat vers Noordzeewater het Haringvliet in kan stromen. Volgens de huidige afspraken zullen de sluizen gedurende 95 procent van de tijd voor 10 procent open gaan. Op die manier ontstaat er weer een natuurlijk overgangsgebied van zout zeewater en zoet rivierwater in het Haringvliet. Het wordt voor trekvissen dan een stuk eenvoudiger om tussen Haringvliet en Noordzee te migreren. Naar goed vaderlands gebruik is de ‘kierbeslissing’ niet in één eb- en vloedbeweging genomen. Er is jaren nagedacht, gelobbyd door boeren, natuurliefhebbers en vele anderen, er zijn diverse alternatieven besproken waarbij de precieze omvang van die fameuze kier een verhit punt van debat was, maar uiteindelijk is er -met enige jaren vertraging- dan toch een besluit genomen. De vertraging heeft onder meer van doen met verwezenlijken
1000 750 500 250
van een zoetwatertraject op Goeree, een belangrijk punt voorde agrariërs. Krijgen we nu die ouwe, zoute Haringvliet in zijn volle glorie terug? Nee, daarvoor is meer nodig dan zo’n kier van 10 procent. Wel wordt het de komende jaren spannend om te bezien wat de gevolgen voor die gedeeltelijke terugkeer van het getij op de huidige vogelpopulaties in het Haringvliet zijn. Onderzoek van Rijkswaterstaat vóór en kort na de afsluiting maakte duidelijk dat vooral viseters in aantal toenamen en dat steltlopers in een deel van het jaar flink afnamen. Een belangrijke groep in het gebied zijn de schelpdieretende eenden. Die namen met name in de nazomer en herfst in aantal toe. Tegenwoordig is het Haringvliet veruit het belangrijkste deltabekken voor de Kuifeend, terwijl er -zij het op bescheidener schaal- ook aardig wat Brilduikers kunnen verblijven. De tellingen van de laatste jaren tonen aan, dat de Kuifeend een voorkeur heeft voor het meest zoete oostelijke deel van het Haringvliet. De meeste Kuifeenden verblijven over het algemeen rond Tiengemeten en bij de monding van het Spui. Zou die voorkeur straks nog sterker worden? Bij de Brilduiker zien we een veel gelijkmatiger verdeling over het Haringvliet. Het is lastig om te voorspellen of de soort zal gaan profiteren van de ontwikkelingen. Anders ligt dat bij een typische ‘zilte’ eend als de Middelste Zaagbek (een viseter), waarvan de aantallen op het Haringvliet momenteel marginaal zijn. Te verwachten valt dat deze soort vanaf 2008 een toename te zien zal geven. Hoe het ook zij: dankzij de inspanning van de tellers en de instanties die de tellingen mogelijk maakten ligt er een mooie reeks aan data, die het mogelijk maakt om de straks optredende veranderingen in aantal en verblijfplaats goed af te zetten tegen de huidige situatie. Jan-Willem Vergeer
100 75 50 25
Figuur 3. Verspreiding van Kuifeend (links) en Brilduiker (rechts) in het Haringvliet in januari 2006.
Wadden: terugblik op de integrale novemberteling Toen op zaterdagochtend 11 november op de vaste wal gure buien tekeer gingen, brak de hemel boven de Waddenzee open. Het stelde ons in staat een knappe telling uit te kunnen voeren, ondanks een harde noordwester, een enkele bui en een hoog opgestuwd tij. Een terugblik. In de vorige nieuwsbrief ging alle aandacht uit naar de Kanoet en het grote aantal van ruim 185.000 dat geteld werd tijdens de integrale septembertelling. Samen met de aantallen uit Britse estuaria en van Duits en Frans wad werden ruim 400.000 Kanoeten geteld. Als dit alle islandica’s zijn, dan lijkt er sprake van enig herstel van deze populatie. Als alternatieve hypothese voor de opmerkelijke aantallen werd gesproken over een langer verblijf van de canutus-ondersoort in onze contreien. Inmiddels is duidelijk dat het merendeel van de adulte canutus-Kanoeten begin september in de West-Afrikaanse overwinteringsgebieden terug waren.. Juvenielen daarentegen arriveerden in oktober (J. Leyrer, NIOZ, pers.med.). In een goed jaar kan het aandeel juvenielen tot substantiële aantallen leiden. Toch lijkt het er steeds meer op dat het de islandica’s op dit moment voor de wind gaat. Ook in november werden meer Kanoeten geteld dan tijdens novembertellingen in de afgelopen jaren. Het voorlopige aantal gaat
richting 71.000, terwijl dat in november 2001-2005 zo’n 20.00050.000 betrof. Veruit de grootste concentratie werd vastgesteld op het Balgzand (bijna 41.000), gevolgd door Terschelling (bijna 17.000) en Richel (6200). Twee andere soorten die in november relatief talrijk waren, zijn Bonte Strandloper (205.000) en Rosse Grutto (49.000). Voor beide soorten is dat beduidend meer dan tijdens de novembertellingen in 2004 (resp. 162.000 en 28.500) en 2005 (resp. 103.000 en 35.500). Aantallen die tegenvielen waren die van Scholekster, Goudplevier en Wulp. Het voorlopige aantal Scholeksters komt op een krappe 100.000. Dat komt overeen met een jaar eerder, maar is mager in vergelijking met de novemberaantallen in de periode 2001-2004 (141.000-192.000). De meeste Scholeksters zaten in november op de Groninger kust (ca. 24.000), gevolgd door Schiermonnikoog (bijna 21.000). Bij de Goudplevier gaat het om zo’n 31.000 (45.000-60.000 in november 2001-2003), waarvan ruim 10.000 op Texel. Het voorlopige aantal Wulpen ligt op een kleine 60.000 en dat is minder dan de afgelopen drie novembertellingen die al mager waren in vergelijking met 2001 en 2002 (resp. 107.000 en 72.000). De aantallen Zilverplevieren (bijna 23.000), Drieteenstrandlopers (ruim 6200) en Tureluurs (bijna 10.500) komen overeen met wat doorgaans
geteld wordt in november. De grootste concentraties ‘drietenen’ waren te vinden op Terschelling (2700), Vlieland (ruim 1350) en Schiermonnikoog (1300). Het aantal Grote Mantelmeeuwen kan in november aardig oplopen. Het voorlopige aantal ligt op ruim 6900 en dat ligt binnen de marges van de sterk fluctuerende novemberaantallen van de afgelopen vijf seizoenen (3300-9300). En dan de ‘krenten’. Op zowel Terschelling als Vlieland werd een Kuifaalscholver gespot. Het aantal Kleine Zilverreigers kwam overeen met een jaar eerder en betrof 27, waarvan 16 op Terschelling. Ook ‘tikten’ de Terschellinger tellers twee Grote Burgemeesters en twee Papegaaiduikers en werden op de Groninger kust drie Kleine Alken geteld. De oogst aan Blauwe Kiekendieven is mager met voorlopig slechts 26 (65 in nov. 2005), waarvan negen op Terschelling. Slechtvalken leken talrijker met voorlopig
41 meldingen (32 in nov. 2005) en ook hiervan de meeste op Terschelling (10). Er werden sowieso acht Velduilen geteld in het Waddengebied, waarvan de helft op Vlieland. Uit braakballen en plukresten bleek hier de Bonte Strandloper opnieuw de favoriete prooisoort. De getelde aantallen ‘kwelderzangers’ waren alle aan de lage kant. Er werden ruim 350 Strandleeuweriken geteld (673 in nov. 2005), waarvan bijna 180 op de Friese kust. Bij de Frater staat de teller op 625 (bijna 900 in nov. 2005), waarvan 270 op de Groninger kust. Vooral Sneeuwgorzen waren schaarser dan een jaar eerder: amper 400 tegenover ruim 1400. Op Texel werden de meeste geteld (158). Wie weet wat de komende midwintertelling op zal leveren aan kwelderzangers, roofpieten, steltjes, mokken... Tel ze! Romke Kleefstra
Overzicht % binnengekomen tellingen (per post en digitaal) in 2006-2007 t/m 27-12-2006 regio
aantal gebieden
Waddengebied Friesland Groningen Drenthe Overijssel Noord-Holland Zuid-Holland Utrecht Flevoland Gelderland Noord-Brabant Limburg & Limburgse Maas Randmeren Rijn (Waal-Rijn-IJssel) Brabantse & Gelderse Maas Beneden Rivieren Zeeland Percentage Digitaal ingestuurd
Watervogeltellingen projectcoördinatie formulieren etc. ganzen en zwanen
236 307 135 92 27 128 436 105 73 136 167 115 39 137 46 139 532
sept
okt
nov
dec
75 67 26 39 22 32 16 27 45 78 66 85 46 85 47 67 15 71
47 76 42 71 55 50 68 42 38 88 77 81 43 88 34 79 31 69
68 74 42 78 40 57 65 50 28 88 35 74 48 72 30 79 35 72
15 41 24 50 14 48 46 36 30 49 6 63 38 43 30 44 33 84
Marc van Roomen (024-6848143,
[email protected]) Michel Klemann (024-6848144,
[email protected]) Kees Koffijberg (024-6848111, kees.koffi
[email protected])
Wie coördineert wat: regiocoördinatie De eerstgenoemde persoon coördineert de maandelijkse tellingen, voor de midwintertelling is er soms een aparte coördinator (ZO) Zoute Delta (NH) Noord-Holland
Cor Berrevoets, (0118-622805,
[email protected]) Romke Kleefstra (06-10646640
[email protected]), Midwintertelling, Kees Scharringa (0251-362766, /06-24257451,
[email protected]) (ZH) Zuid-Holland Jan-Willem Vergeer (024-6848137,
[email protected]), (ZL) Zeeland Jan-Willem Vergeer (024 6848137,
[email protected]) (FR) Friesland Romke Kleefstra (06-10646640
[email protected]), Midwintertelling Marten Wesselius (058-2925166,
[email protected]), (GR) Groningen Kees Koffijberg (024-6848111, kees.koffi
[email protected]), Midwintertelling Guido Meeuwissen (050-5347713,
[email protected]) (DR) Drenthe Harold Steendam (0592-273845,
[email protected]), Midwintertelling René Oosterhuis (0594510102,
[email protected]) (FL) Flevoland Jan Schoppers (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling Rob van Swieten (036-5224898,
[email protected]) (OV) Overijssel Gerrit Gerritsen (038-4998584,
[email protected]) (GL) Gelderland Jan Schoppers (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling Henk Hubers (0316-331522,
[email protected]) (UT) Utrecht Arjan Boele (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling vacature (NB) Noord-Brabant Jan-Willem Vergeer (024 6848137,
[email protected]), Midwintertelling Mark van der Zijden, (0165304564,
[email protected]) (Li) Limburg Ton Cuijpers (0475-551579,
[email protected]) (WG) Waddengebied Eilanden Romke Kleefstra (06-10646640
[email protected]), Vaste wal Noord-Holland Romke Kleefstra (zie Noord-Holland), Vaste wal Friesland Romke Kleefstra (zie Friesland), Vaste wal Groningen Kees Koffijberg (zie Groningen) (RG) Grote Rivieren Marc van Roomen (024-6848143,
[email protected]) Informatie over coördinatie in (IJ) IJsselmeergebied, (RM) Randmeren, (BR) Beneden Rivieren, (NZ) Noordzee via SOVON Marc van Roomen (024-6848143,
[email protected]) Deze nieuwsbrief wordt toegezonden aan tellers en/of coördinatoren. De resultaten van de komende telling a.u.b. zo spoedig mogelijk naar SOVON Vogelonderzoek Nederland, Antwoordnummer 2505, 6573 ZX Beek-Ubbergen sturen. Vergeet niet de gebiedscodes in te vullen. Een postzegel is niet nodig!! Nb! In deze nieuwsbrieven genoemde aantallen zijn voorlopig en vaak nog onvolledig! Ze zijn dus niet geschikt voor verder gebruik.
Watervogeltellingen in Nederland Nieuwsbrief seizoen 2006/2007, nr 6 februari 2007.
Nederland is bij uitstek een watervogel- en wetlandland. Met watervogeltellingen worden objectieve gegevens verzameld over aantallen, verspreiding en de veranderingen daarin. Het landelijke project vindt plaats in het kader van het Netwerk Ecologische Monitoring en wordt ondersteund door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Vogelbescherming Nederland en het Centraal Bureau voor de Statistiek. De landelijke coördinatie wordt verzorgd door SOVON Vogelonderzoek Nederland. De tellingen worden uitgevoerd door een groot aantal waarnemers van vogelwerkgroepen, beherende instanties, provincies en instituten. Er worden maandelijks tellingen uitgevoerd in monitoringgebieden (alle watervogelsoorten, in Rijkswateren en overige Vogelrichtlijngebieden), pleisterplaatsen (ganzen en zwanen) en in januari de Midwintertelling.
Beste mensen, Het jaar 2007 is opvallend begonnen en het is nog steeds volop in het nieuws: de “warme” winter van 2006/2007. Zowel in de eerste decade (gemiddeld 8,8 graden) als in de tweede decade van januari (gemiddeld 9,1 graden) gingen de warmterecords aan diggelen. 20 en 21 januari is het waddengebied geteld. Het weekend was stormachtig met 7-8B en menige waddenteller heeft aan het eind van de telling kilometers tegen de wind en het stuivende zand moeten ploeteren om weer terug te komen. Gelukkig was het wel grotendeels droog en waren de kwelders ondanks het hoge water van enkele dagen daarvoor goed te bereiken. Tijdens het midwinter-telweekend van 13 en 14 januari kon ook geteld worden met temperaturen die normaal zijn voor april! Her en der werden zelfs Atalanta’s gezien en het aantal overwinterende Tjiftjaffen is weer hoger dan ooit. Met in de steden al zingende Merels leek het soms ook net april. De temperatuureffecten op vogels in de winter komen in aantal en verspreiding tot uiting in de resultaten van de watervogel- & midwintertelling. Er zijn verschuivingen aan de gang van overwinterende vogelpopulaties. Of dit van tijdelijke aard is of meer permanent, zal steeds duidelijker worden. Van enkele soorten is het nu al wel duidelijk dat ze steeds minder Nederland zullen aandoen en andere soorten juist meer. In vergelijking met een jaar eerder zijn er minder Kleine Zwanen maar daarentegen een veelvoud aan Kieviten. IJsvogels lijken nog weer talrijker te zijn geworden, her en der zijn Lepelaars aan het overwinteren en er overwintert dit jaar zelfs een handvol Kraanvogels in het land. Een soort als een Kleine Zilverreiger is momenteel al ongeveer even talrijk als een Bonte Kraai. Op www.avifaunagroningen.nl staan prachtige foto’s van nestelende Futen waarvan het eerste jong op 16 januari uit het ei kroop.
Beek-Ubbergen, 29-1-2007 De maandelijkse watervogeltellingen en de midwintertelling zijn wat dat betreft eigenlijk een geweldig project. Behalve dat daarmee de verspreiding van soorten en aantallen wordt vastgelegd en de gegevens o.a. gebruikt worden voor het vaststellen van natuurwaarden van gebieden, bieden ze ook een doorkijkje naar wat ons de komende jaren te wachten staat. Voorspellingen over doen over vogelpopulaties op basis van alleen een verwachte temperatuurstijging is niet te doen. Daarvoor zijn tellingen nodig waarmee trends kunnen worden aangetoond. Een grote groep watervogeltellers “offeren” hun weekenden daaraan op. Een mooi excuus om je te kunnen uitleven in een fascinerende hobby. Vogels kijken en vogels tellen; 17 februari mogen we weer. Veel plezier en maar hopen op een beetje mooi weer. Michel Klemann
Ganzen en zwanen Hoewel de winter op dit moment een kleine speldeprik uitdeelt, wordt dit seizoen gedomineerd door buitengewoon hoge temperaturen. Met de overvloedige regen van de laatste weken concentreren zich vooral in de graslandgebieden soms enorme concentraties Kieviten en grote groepen Goudplevieren (de arme midwinterteller die ze half januari moest tellen...). De huidige vorst lijkt daar maar weinig aan te veranderen. Ganzen en zwanenaantallen lijken op diverse plaatsen vanaf eind december (soms sterk) afgenomen. Zo maakten diverse waarnemers in het binnenland van Friesland melding van uizonderlijk kleine aantallen ganzen in de afgelopen paar weken. Deels zal er reeds wegtrek zijn geweest naar Duitsland. Net over de grens met Groningen concentreren zich grote aantallen Kol- en Brandganzen (>50.000). Ook van andere pleisterplaatsen in Noord-Duits-
Nederland (binnenland):
Waddengebied:
17 februari monitoringgebieden, ganzen- en zwanentelling
10 februari steekproeftelling (13.40 hw), ganzen- en zwanentelling
Overige teldata voor dit seizoen
Overige teldata voor dit seizoen
17 maart 2007 monitoringgebieden, ganzen- en zwanentelling 14 april 2007 monitoringgebieden, telling Brand- en Rotgans 5 mei 2007 telling Rotgans 12 mei 2007 selectie van monitoringgebieden 16 juni 2007 selectie van monitoringgebieden
17 maart 2007 steekproeftelling (08.24), ganzen- en zwanentelling 21 april 2007 integrale telling (13.15) 5 mei 2007 telling Rotgans 19 mei 2007 integrale telling (12.26) 16 juni 2007 steekproeftelling (11.26)
NB. Bij voorkeur niet van de teldatum afwijken, echter bij slecht weer of andere overmacht kunnen tellingen nog één dag voor tot twee dagen na de teldatum worden uitgevoerd.
land, zoals de Jadebusen ten oosten van Wilhelmshaven, worden record-aantallen Brandganzen gemeld. Wim Tijsen berichtte onlangs in zijn kleine zwanen-nieuwsbrief (te verkrijgen via
[email protected]) dat ook inmiddels de nodige Kleine Zwanen de oostgrens zijn gepasseerd en zich in het Emsland, net over de grens met Drenthe en Groningen, ophouden. Door de hoge wintertemperaturen bevinden zich zelfs nog Kleine Zwanen in Polen en Estland. De trekbewegingen van Kolganzen zullen zich de komende weken weer op fraaie wijze laten volgen dankzij nieuwe satellietzenders. Inmiddels zijn 8 van de 14 vogels gevangen en gezenderd. Hun bewegingen zijn te volgen via http://www.blessgans.de/index.php?id=tracking. Eén vogel is inmiddels ook in het veld afgelezen en gefotografeerd. De meeste vogels zitten op dit moment nog rond de plaats waar ze zijn gevangen. Aangezien een deel van de zenders actief is op een vroeger moment van de winter dan vorig jaar, zullen nu ook bewegingen binnen Nederland goed te volgen zijn. Naast zendervogels zijn er vooral in het midden van het land de afgelopen maanden ook weer de nodige halsbanden (meestal limegroen) aangelegd. Fred Cottaar meldde dat ook de Kleine Rietganzen ons land in de loop van december grotendeels hebben verlaten. De internationale telling in Denemarken, Nederland en België
op 30 december leverde een aantal van 56.390 Kleine Rietganzen op, waarvan de meeste (39.310) in België. In Nederland werden er 14.580 geteld (naast Friesland o.a. ook 422 in het Midden Delfland), en zelfs in Denemarken verbleven nog ten minste 2.500 Kleine Rieten. Inmiddels zal dit patroon verre van actueel zijn. Duizenden noordwaarts trekkende vogels werden op diverse plekken in Zeeland gezien op 4-6 januari en de daaropvolgende dagen. Tegelijkertijd vertrokken ook de meeste vogels uit Friesland. Er werd dus dit jaar door de Belgische overwinteraars geen tussenstop gemaakt in Nederland, wat ook al niet werd waargenomen aan de hand van afgelezen halsbanden in Friesland. Half januari werden in België nog bijna 14.000 achterblijvers geteld. Indien het huidige weerbeeld aanhoudt zullen deze Kleine Rietganzen snel zonder tussenstop bij ons richting Denemarken vertrekken. Komt de huidige vorst nog een keer heviger terug, kunnen we wellicht nog terugkerende vogels uit Denemarken verwachten. Kennelijk nemen de vroeg in de winter vertrekkende ganzen dat risico op de koop toe. Hopelijk valt er in februari nog genoeg te tellen. Wellicht is zelfs het uitzicht hier en daar wat verbeterd door omgevallen bomen in de berm! Kees Koffijberg
Sinds enige tijd zijn er twee websites in de lucht waarop waarnemingen van gekleurringde ganzen te melden zijn: www.geese.org en www.goosetrack.nl. Tijdens een constructief overleg is besloten beide sites te gaan samenvoegen. Dat betekent dat er in de nabije toekomst een centrale database komt waar waarnemingen van Rietganzen, Kolganzen, Grauwe Ganzen, Brandganzen en Rotganzen worden verzameld. Beide sites behouden hun identiteit, maar het invoergedeelte wordt samengevoegd en verbeterd. Op die manier kunnen we het beste uit twee werelden halen. Een bijkomend voordeel is dat straks naast de Grauwe Gans en de Brandgans ook waarnemingen van andere soorten ganzen per sms kunnen worden doorgegeven. Dat kan nu alleen via goosetrack (lees de instructies hoe je een sms bericht moet sturen naar 7171 op www.goosetrack.nl). Het
samenvoegen en afstemmen zal enige tijd in beslag nemen, houd beide sites in de gaten voor de vorderingen. Het intekenen van ganzengroepen slaat aan. Gelukkig hebben ook steeds meer mensen ontdekt dat het stippen zetten via de online invoer van sovon gemakkelijk en leuk is. We zouden graag zien dat nog meer mensen hiervan gebruik gaan maken. Het intekenen gebeurde vorige winter al in het kader van de evaluatie van het opvangbeleid van overwinterende ganzen. Nu de online-stippen-invoer er is kunnen uiteraard in geheel Nederland ganzengroepen worden ingetekend. En, zoals u weet, in Friesland willen we, in nauwe samenwerking met de provincie, heel graag van elke groep ganzen de positie weten. Dus teken ze in die groepen! Henk van der Jeugd
Spectaculaire zilverreigers snel in beeld dankzij digitale invoer Dat het zowel de Grote als de Kleine Zilverreiger voor de wind gaat in Nederland kan, zeker voor doorgewinterde vogelaars, niet meer als nieuws worden beschouwd. Toch blijft het fascinerend om de opkomst van deze parels van onze winterse weilanden en modderige slikken en sloten te mogen meemaken. En: dankzij het feit dat zo velen van jullie hun telgegevens van de midwintertelling van januari 2007 reeds digitaal aan SOVON doorgegeven hebben, kunnen we nu al een aardig beeld van verspreiding en aantallen tijdens deze telling neerzetten. Natuurlijk zijn deze gegevens nog niet compleet. Anderzijds valt niet uit te sluiten dat een enkele stip afkomstig is van een telling van een zilverreiger-slaapplaats. Natuurlijk leveren dergelijke slaapplaatstellingen belangwekkende informatie op, maar de midwintertelling is er vooral op gericht om de verspreiding overdag in kaart te brengen. Bovendien: in een gebied waar zowel het een als het ander op onze midwinter-formulieren terecht komt, wordt het beeld natuurlijk iets té
optimistisch... Met de genoemde mitsen en maren in het achterhoofd vallen de kaarten van de verspreiding van onze witte reigers halverwege januari 2007 echter prima te consumeren. Het eerste wat daarbij opvalt is het opmerkelijke verschil in de winterverspreiding: de Grote Zilverreiger ontpopt zich als een echte zoete soort, terwijl de Kleine Zilverreiger juist nadrukkelijk de zoute wateren prefereert. De internationale literatuur bevestigt het in Nederland opduikende beeld in die zin dat Kleine Zilverreigers veel vaker voorkomen in brakke en zoute wateren. Beide soorten zijn niet kieskeurig in hun voedselkeus. De prooien van Kleine Zilvers zijn over het algemeen wat kleiner (liefst tussen de 3 en 8 centimeter) en bestaan naast vis en kleine zoogdieren vaker uit insecten en weekdieren. In Nederland is nog niet veel naar het voedsel gekeken. In Zeeland foerageren de zilvers veelal buitengaats op het slik, maar midden in de winter worden er ook flink wat
20
20
15
15
10
10
5
5
Voorlopige verspreiding Kleine en Grote Zilverreiger tijdens de midwintertelling van januari 2007 Kleine Zilverreiger
Grote Zilverreiger
foeragerende exemplaren binnendijks in poldersloten en vaarten gezien. Grote Zilvers zijn sterker gebonden aan vis en, op het land, aan kleine zoogdieren. In het rivierengebied worden vooral de uiterwaarden geëxploiteerd. Waarom het visvijvercomplex bij Valkenswaard zo in de smaak valt, behoeft geen uitleg. De belangrijkste concentraties van Grote Zilvers vinden we echter in het Groene Hart, aan de randmeren en in het Friese laagveen. Hier worden de vogels zowel in weilanden als in moerassen gezien. In de grafiek zijn de aantallen van de Kleine en Grote Zilverreiger in de midwintertellingen van 1994 tot en met 2006 uiteen gezet. De spectaculaire groei is bij beide soorten goed te zien, maar tevens valt op de Grote Zilvers de laatste jaren een duidelijk hogere vlucht nemen. Het hoogste tot nu toe geregistreerde midwinteraantal voor
beide soorten stamt uit januari 2006: 270 Kleine Zilvers en 563 Grote Zilvers. Op het moment van schrijven zijn voor de midwintertelling van januari 2007 reeds 140 Kleine en 521 Grote Zilvers binnen. Zeker voor de Grote Zilverreiger lijkt dus sprake van een verdere groei van de winterpopulatie.
Aantallen Kleine en Grote Zilverreigers tijdens de midwintertelling, 1994-2006.
Wadden: ‘rosse grutten’ in de plus De Rosse Grutto is dit seizoen onze Wadden-volgsoort. In de nieuwsbrief van augustus lieten we er al de nodige aandacht naar uitgaan. Tijd voor een tussenstand. Rosse Grutto’s doen het goed in ons Waddengebied. Sinds halverwege jaren negentig is de soort er toegenomen. Die toename lijkt niet representatief voor de hele Waddenzee. Met o.a. een sterke afname op het wad van Sleeswijk-Holstein tendeert de soort in de internationale Waddenzee naar een afname. Ook binnen Nederland lopen trends uiteen. Tegenover de toename op het wad staat een stabiele trend in de Zoute Delta. En ook binnen de Nederlandse Waddenzee is er verschil. De toename komt geheel op het conto van de westelijke Waddenzee, terwijl de trend in het oostelijke Waddengebied over de afgelopen dertig jaar stabiel is. Ook in de West-Afrikaanse winterkwartieren wordt geen toename bemerkt. Zo bleven bijv. tijdens een NIOZ-expeditie naar Mauretanië in december jl. de aantallen ook binnen de marges van wat er in voorgaande jaren geteld werd (Bernard Spaans, mond. med.). De stevige voorjaarspiek die de Rosse Grutto vorig jaar in mei liet zien past binnen de toename van de soort op het Nederlandse wad. Er werden ca. 177.000 exemplaren geteld, terwijl met de mei-tellingen daaraan voorafgaand (20022005) 110.000-150.000 ‘rosse grutten’ werden geteld. Ook de najaarspiek pakte fors uit. Tijdens de integrale telling in september werden zo’n 103.000 exemplaren geteld, tegen-
over 49.000-85.000 in september in de jaren ervoor (20022005). De grootste concentraties werden vastgesteld in de westelijke Waddenzee en wel op Vlieland (55.500), Terschelling (22.000) en De Richel (16.300). Overigens valt de najaarspiek doorgaans in augustus. In de steekproefgebieden, die maandelijks geteld worden, was dat ook het geval. Op de Friese kust (6300), Engelsmanplaat (3450) en Griend (1200) werden in augustus meer Rosse Grutto’s geteld dan in de andere ‘najaarsmaanden’. Het voorlopige aantal voor november komt op zo’n 49.500 exemplaren. Dat ligt binnen de marges van de afgelopen jaren. Tijdens novembertellingen in de periode 2002-2005 liepen de aantallen uiteen van 28.500-68.500. Ook in november hielden de grootste concentraties zich op op Vlieland (22.300), De Richel (14.300) en Terschelling (9500). Over de resultaten van de afgelopen midwintertelling valt nog weinig te zeggen. In voorgaande jaren lagen de aantallen tussen 22.000-49.000. In de voorlopige aantallen valt op dat in ieder geval op Vlieland (17.700) en Terschelling (11.700) fraaie aantallen werden geteld. Of zo’n stevige najaarspiek ook te maken heeft met betere broedsuccessen in de broedgebieden is op basis van ringonderzoek niet te zeggen, ook omdat adulten en juvenielen verschillende gebieden benutten. Het doel van kleurringonderzoek dat het NIOZ uitvoert spitst zich toe op zaken als jaarlijkse sterfte, overleving en conditie van individuen
in broedgebieden, overwinteringsgebieden en tijdens de trek. Daarnaast wordt gekeken of binnen de soort verschillen zijn te ontdekken in habitatgebruik en foerageergedrag bij individuen van verschillende populaties. Meer informatie over het kleurringproject is te vinden op de website van NIOZ < http://www.nioz.nl >.
Wadden
160000 140000 120000 100000 80000
Romke Kleefstra
60000 40000 20000 0
jul aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun
Overzicht % binnengekomen tellingen (per post en digitaal) in 2006-2007 t/m 26-1-2007 regio
aantal gebieden
Waddengebied Friesland Groningen Drenthe Overijssel Noord-Holland Zuid-Holland Utrecht Flevoland Gelderland Noord-Brabant Limburg & Limburgse Maas Randmeren Rijn (Waal-Rijn-IJssel) Brabantse & Gelderse Maas Beneden Rivieren Zeeland Percentage Digitaal ingestuurd
Watervogeltellingen projectcoördinatie formulieren etc. ganzen en zwanen
236 307 135 92 27 128 436 105 73 136 167 115 39 137 46 139 532
sept
okt
nov
dec
jan
75 67 26 39 25 38 16 27 45 78 66 85 46 85 47 67 15 75
47 76 42 71 55 51 69 42 38 88 77 81 43 88 36 85 31 79
69 74 45 78 55 58 69 53 30 90 35 77 51 77 34 85 36 72
41 67 42 81 40 59 65 48 35 91 14 85 51 72 41 76 45 84
25 61 34 68 29 57 59 47 34 55 18 71 28 56 41 69 25 78
Marc van Roomen (024-6848143,
[email protected]) Michel Klemann (024-6848144,
[email protected]) Kees Koffijberg (024-6848111, kees.koffi
[email protected])
Wie coördineert wat: regiocoördinatie De eerstgenoemde persoon coördineert de maandelijkse tellingen, voor de midwintertelling is er soms een aparte coördinator (ZO) Zoute Delta (NH) Noord-Holland
Cor Berrevoets, (0118-622805,
[email protected]) Romke Kleefstra (06-10646640
[email protected]), Midwintertelling, Kees Scharringa (0251-362766, /06-24257451,
[email protected]) (ZH) Zuid-Holland Jan-Willem Vergeer (024-6848137,
[email protected]), (ZL) Zeeland Jan-Willem Vergeer (024 6848137,
[email protected]) (FR) Friesland Romke Kleefstra (06-10646640
[email protected]), Midwintertelling Marten Wesselius (058-2925166,
[email protected]), (GR) Groningen Kees Koffijberg (024-6848111, kees.koffi
[email protected]), Midwintertelling Guido Meeuwissen (050-5347713,
[email protected]) (DR) Drenthe Harold Steendam (0592-273845,
[email protected]), Midwintertelling René Oosterhuis (0594510102,
[email protected]) (FL) Flevoland Jan Schoppers (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling Rob van Swieten (036-5224898,
[email protected]) (OV) Overijssel Gerrit Gerritsen (038-4998584,
[email protected]) (GL) Gelderland Jan Schoppers (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling Henk Hubers (0316-331522,
[email protected]) (UT) Utrecht Arjan Boele (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling vacature (NB) Noord-Brabant Jan-Willem Vergeer (024 6848137,
[email protected]), Midwintertelling Mark van der Zijden, (0165304564,
[email protected]) (Li) Limburg Ton Cuijpers (0475-551579,
[email protected]) (WG) Waddengebied Eilanden Romke Kleefstra (06-10646640
[email protected]), Vaste wal Noord-Holland Romke Kleefstra (zie Noord-Holland), Vaste wal Friesland Romke Kleefstra (zie Friesland), Vaste wal Groningen Kees Koffijberg (zie Groningen) (RG) Grote Rivieren Marc van Roomen (024-6848143,
[email protected]) Informatie over coördinatie in (IJ) IJsselmeergebied, (RM) Randmeren, (BR) Beneden Rivieren, (NZ) Noordzee via SOVON Marc van Roomen (024-6848143,
[email protected]) Deze nieuwsbrief wordt toegezonden aan tellers en/of coördinatoren. De resultaten van de komende telling a.u.b. zo spoedig mogelijk naar SOVON Vogelonderzoek Nederland, Antwoordnummer 2505, 6573 ZX Beek-Ubbergen sturen. Vergeet niet de gebiedscodes in te vullen. Een postzegel is niet nodig!! Nb! In deze nieuwsbrieven genoemde aantallen zijn voorlopig en vaak nog onvolledig! Ze zijn dus niet geschikt voor verder gebruik.
Watervogeltellingen in Nederland Nieuwsbrief seizoen 2006/2007, nr 7 maart 2007.
Nederland is bij uitstek een watervogel- en wetlandland. Met watervogeltellingen worden objectieve gegevens verzameld over aantallen, verspreiding en de veranderingen daarin. Het landelijke project vindt plaats in het kader van het Netwerk Ecologische Monitoring en wordt ondersteund door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Vogelbescherming Nederland en het Centraal Bureau voor de Statistiek. De landelijke coördinatie wordt verzorgd door SOVON Vogelonderzoek Nederland. De tellingen worden uitgevoerd door een groot aantal waarnemers van vogelwerkgroepen, beherende instanties, provincies en instituten. Er worden maandelijks tellingen uitgevoerd in monitoringgebieden (alle watervogelsoorten, in Rijkswateren en overige Vogelrichtlijngebieden), pleisterplaatsen (ganzen en zwanen) en in januari de Midwintertelling.
Beste mensen, Bij de februarinieuwsbrief heb ik verstek laten gaan, maar werd het boeltje prima bij elkaar gehouden door Michel Klemann. Ik zat zelf in die periode in Iran om samen met nog 18 andere Nederlanders een bijdrage te leveren aan de midwintertelling daar. In Iran is al een lange traditie van watervogeltellingen en wetlandbescherming aanwezig. Niet voor niets is de conventie voor de bescherming van wetlands van internationaal belang in de Iraanse stad Ramsar begonnen. Ik heb zelf grote wadgebieden aan de Perzische golf geteld. Aan de ene kant een habitat wat lijkt op de Waddenzee met Scholeksters en Bonte strandlopers maar aan de andere kant ook heel anders met dolfijnen, Krabplevieren en Bastaardarenden. Het tellen daar en de samenwerking verliep heel goed. We werden zeer gastvrij onthaald en er is daar nog prachtige natuur met veel vogels. Intussen al weer een tijdje terug in Nederland hoop ik dat niet alleen het zachte weer de boventoon voert maar dat ook de zon zich wat vaker zal gaan laten zien. Het voorjaar begint voor mij als ik de eerste Grutto’s zie en tijdens mijn februaritelling had ik er gelukkig al 12. Van heel hoog kwamen ze naar beneden dwarrelen. In gedachte zag ik ze rechtstreeks uit Frankrijk hier aankomen. Nu voor de maarttelling hebben een hoop vogels het voorjaar in de bol. Veel van de wintergasten zijn al behoorlijk weggetrokken maar aan de andere kant komen nu juist ook weer veel voorjaarstrekkers aan (Slobeenden, Pijlstaarten) en verschillende steltlopersoorten. Een telling in deze tijd is dan ook geen straf. Voor veel van de ganzen en zwanentellers is dit al weer de laatste telling, tellers in de monitoringgebieden gaan nog
Beek-Ubbergen, 2-3-2007 een maandje door (en ook tellers van brand-en rotganzen natuurlijk). In de aprilnieuwsbrief die ieder van jullie nog zal ontvangen zullen ook weer de nieuwe teldata voor het seizoen 2007/08 worden opgenomen. In de loop van april kunnen jullie ook de brievenbus weer in de gaten gaan houden want dan zal het nieuwste watervogelrapport verschijnen met weer veel trends en andere mooie overzichten. Voor liefhebbers van grafieken is er ook op onze website steeds meer te beleven. Via www.sovon.nl kun je nu niet alleen veel landelijke soorttrends raadplegen maar ook de meeste trends in Vogelrichtlijngebieden. In deze nieuwsbrief al een eerste vingeroefening of er dit seizoen nu meer of minder ganzen dan het seizoen ervoor waren (zie het overzicht van Kees). Met de digitaal ingevoerde gegevens hebben we zo al heel snel een eerste goede indruk. In het stuk van Jan-Willem neemt hij ons mee op 30 jaar ontwikkelingen bij de Kuifeend. Als je zo die tijdsperiode bekijkt zijn er ook bij zo’n gewone algemene soort een hoop verschuivingen en veranderingen geweest. Vanuit de Wadden een overzicht van een aantal (zwem)eendensoorten door Romke. Bij deze soorten die het moeten hebben van kwalitatief goede kwelders en andere poiniervegetaties zijn de recente aantallen niet om over naar huis te schrijven. Ik wens jullie een hele goede maarttelling. Marc van Roomen
Nederland (binnenland):
Waddengebied:
17 maart monitoringgebieden, ganzen- en zwanentelling
17 maart steekproeftelling (8.24 hw), ganzen- en zwanentelling
Overige teldata voor dit seizoen
Overige teldata voor dit seizoen
14 april 2007 monitoringgebieden, telling Brand- en Rotgans 5 mei 2007 telling Rotgans 12 mei 2007 selectie van monitoringgebieden 16 juni 2007 selectie van monitoringgebieden
21 april 2007 integrale telling (13.15) 5 mei 2007 telling Rotgans 19 mei 2007 integrale telling (12.26) 16 juni 2007 steekproeftelling (11.26)
NB. Bij voorkeur niet van de teldatum afwijken, echter bij slecht weer of andere overmacht kunnen tellingen nog één dag voor tot twee dagen na de teldatum worden uitgevoerd.
was duidelijk sprake van kleinere aantallen. Dat patroon zien we bij de afzonderlijke soorten terug bij Kleine Zwaan, Toendrarietgans (figuur 1) en Brandgans, en in mindere mate ook bij Wilde Zwaan. Vooral bij de laatste drie is het aannemelijk dat door het zachte weer grote aantallen ten oosten van onze landgrens zijn blijven pleisteren. Zo werden de hele winter grote aantallen pleisterende Brandganzen in Noord-Duitsland geteld (Dollardgebied, Leybucht, Jadebusen, Elbe). Bij Kleine Zwaan waren er geluiden over overwinteraars op ongewoon oostelijke locaties (Estland, Polen), maar numeriek gezien zouden die toch weinig gewicht in de schaal moeten leggen. Bij Toendrarietgans leek afgelopen najaar (november) opnieuw sprake van opvallende aantallen, wat een bevestiging zou zijn van de in de laatste jaren waargenomen trend van een vroegere aankomst. Bij Kolgans, die ruim 40% van de overwinterende ganzenpopulatie in ons land uitmaakt, verschilden de telresultaten dit seizoen maar weinig van die in 2005/06 al lijken in de meeste maanden de aantallen een fractie kleiner (figuur 1). Van de andere soorten werden Grauwe Gans (november-december) en Grote Canadese Gans (januari) in beduidend grotere aantallen geteld; waarschijnlijk een effect van de nog voortdurend stijgende broedvogelaantallen bij deze twee 2000000 soorten. Alle ganzen 1750000 Voor wie het heeft gemist: inmiddels zijn er 14 Kolganzen met 1500000 satellietzenders uitgerust. Eén zender lijkt defect; de andere 13 1250000 1000000 geven regelmatig hun positie door (soms met vertraging, door 750000 zwakke accu vanwege lage lichtintensiteit) en laten op fraaie 500000 wijze zien hoe Kolganzen zich in het vroege voorjaar -vooraf250000 0 gaand aan de wegtrek- door Nederland bewegen. Meer informatie j a s o n d j f m a m j via www.blessgans.de. Goed nieuws voor de ringaflezers: eind 0607 selectie 0506 selectie 0506 totaal maart zullen in Denemarken opnieuw Kleine Rietganzen wor200000 Toendrarietgansworden voorzien, ditmaal met den gevangen en van180000 halsbanden 160000 (nieuwe) witte halsbanden en een zwarte inscriptie. De inscripties 140000 120000 zullen bovendien beter leesbaar zijn dan de oude (die erg dun zijn, 100000 en op afstand moeilijk80000 af te lezen). Later meer op: http://pinkfoot. 60000 dmu.dk 40000 20000 Kees Koffijberg
Ganzen en zwanen Inmiddels is duidelijk dat we een extreem zachte winter achter de rug hebben. De sneeuw en koude die eind februari tot in Noord-Denemarken en het uiterste noordoosten van Duitsland nog een verwoede poging deed om de schade in te halen, bereikte ons niet meer. Er is ook geen enkele aanwijzing dat bijv. de Kleine Rietganzen die in januari al richting Denemarken waren vertrokken (zie vorige nieuwsbrief) nog zijn teruggekomen. Eind februari werden in Friesland nog maar 180 vogels geteld, waaronder steeds dezelfde drie geringde individuen (F. Cottaar). Tegelijkertijd werden opvallend genoeg nog bijna 1000 Kleine Rieten in België geteld (E. Kuijken & C. Verscheure). Vooral van Grauwe Gans, Kolgans en Brandgans is in de afgelopen weken veel wegtrek gemeld (zie www.trektellen.nl). Geluiden over hoeveel ganzen en zwanen Nederland in de afgelopen winter hebben bezocht zijn erg wisselend. De ene teller hield het op veel minder dan voorgaande jaren, de ander zag weinig verschil. Vooral ten zuiden van ons land leek sprake van een sterke afname. In België waren de aantallen Kolganzen maar de helft van die er gewoonlijk werden geteld, in Groot-Brittannië werden van de (Europese) Kolgans nog kleinere aantallen gemeld. Dankzij de digitale invoer, kunnen we nu al een eerste indruk geven van de aantallen die tot dusverre in Nederland werden gemeld. Daartoe hebben we de gegevens van de reeds online ingevoerde telgebieden in 2006/07 vergeleken met die van dezelfde gebieden in 2005/06 (figuur 1). Uiteraard is het beeld verre van compleet (let op het verschil tussen 2005/06 totaal en 2005/06 selectie), maar de gebieden die we wel kunnen vergelijken her2000000 bergen nog altijd ruim 50% van het totaal aantal inAlle2005/06 geganzen 1750000 telde vogels, zodat we toch wel denken een 1500000 goede eerste indruk 1250000 te kunnen presenteren (maar die goede indruk is uiteraard beter 1000000 te maken, als nog meer waarnemers digitaal hun tellingen invoe750000 ren!). Het beeld dat uit deze analyse naar voren komt wisselt per 500000 250000 gezicht weinig soort. Over alle soorten samen is er op het eerste 0 verschil tussen 2005/06 en 2006/07 (figuur 1). Alleen in sjanuari j a o n 0506 totaal
2000000
0
d
j
f
0506 selectie
m
a
m
180000
1500000
800000
140000
600000
120000 100000
750000
80000
a
s
o
n
d
j
f
a
m
j
a
m
j
m
j
0607 selectie
Kolgans
0
a
s
o
n
0506 totaal
200000
m
100000
j
0607 selectie
0506 selectie
0506 totaal
m
f
200000
0
j
j
300000
20000
0
d
0506 selectie
400000
40000
250000
n
500000
60000
500000
o
900000
Toendrarietgans
700000
1000000
s
0506 totaal
160000
1250000
a
0607 selectie
200000
Alle ganzen
1750000
j
j
d
j
f
0506 selectie
m
a
m
j
j
a
s
o
0506 totaal
0607 selectie
n
d
j
0506 selectie
f
m
a
0607 selectie
900000
Toendrarietgans Kolgans Figuur 1. Getelde aantallen ganzen in 2005/06 2006/07 vergeleken voor een selectie van gebieden waarvoor in beide seizoenen 800000 en 700000 gegevens nu digitaal beschikbaar waren. Tevens is het verloop in maandelijkse aantallen voor alle gebieden in 2005/06 weergegeven. 140000 600000 180000 160000 120000
500000
100000
400000
80000
300000
60000
Kuifeenden op onze wateren: waarvandaan & hoe vergaat het ze? 200000
40000
100000
20000 0
0
j
a
s
o
n
d
j
f
m
a
m
j
j
a
s
o
n
0607 selectie 0506 selectie een totaal De Kuifeend0506istotaalmomenteel gewone broedvogel in 0506 Noordwest-Europa, maar dat is wel een recent verschijnsel. Pas in de 900000 Kolgans 800000 loop van de twintigste eeuw heeft de soort de plassen, meren , 700000 sloten en vaarten in ons deel van Europa als een prettige broed600000 500000 plaats leren zien. Tot die tijd was de soort vooral broedvogel van 400000 Noordoost-Europa en grote delen van Rusland (inclusief zuide300000 200000 lijk Siberië) en Centraal-Azië. Een breed gedragen theorie ver100000 onderstelt dat de sterke krimp van areaal en omvang van meren 0 j a s o n d j f m a m j in Zuidwest-Azië de Kuifeend heeft genoopt tot een westwaartse 0607 selectie 0506 selectie 0506 totaal uitbreiding van zijn broedgebied, waarbij het mooi uitkwam dat in Noordwest-Europa de hoeveelheid potentieel geschikt broedareaal met de komst van zandwinplassen en andere kunstmatige zoete wateren alleen maar toenam. In Nederland speelde
d
j
f
m
a
m
j
0607 selectie van IJsselmeer en Haringvliet ook een belangrijke de verzoeting rol. Een niet onbelangrijk detail is de (enige nieuwsbrieven terug reeds gememoreerde) opkomst van de Zebramossel -een ideale kuifeendsnack- in dit soort wateren. Interessant is nog dat wijlen professor Voous veronderstelde dat de Kuifeend waarschijnlijk al eerder in onze streken zal hebben gebroed, en dat er dus sprake is van een terugkeer in plaats van een geheel nieuwe vestiging. De overwinterende Kuifeenden in Europa zijn grofweg te scheiden in drie populaties: die in Noordwest-Europa, (400.000 500.000 ex., waarvan de laatste jaren circa 140.000 tot 160.000 in Nederland), die in de Baltische regio (150.000 - 200.000 overwinteraars) en die in het centraal-Europese merengebied (met name rond de alpen, 250.000 - 350.000 ex) . De trends van Wet-
0506 selectie
16000 8000 4000 2000
Figuur 2. Midwinterverspreiding van Kuifeend in 1976, 1985 en 2006 1976
1985
2006
lands International wijzen uit, dat in alle drie deze regio’s in het laatste kwart van de vorige eeuw een toename van de overwinterende populatie te bespeuren valt, die zich in het begin van onze eeuw verder voortzet. Wel valt op dat de toename in de Baltische regio en in Centraal-Europa aanmerkelijk groter is dan die in de overwinteringsgebieden in Nederland en omgeving. De absolute cijfers wijzen uit dat de overwinterende populatie in NW-Europa nog wel de grootste van de drie is. Waar komen nu de in Nederland en omgeving overwinterende Kuifeenden vandaan? Een substantieel deel van onze overwinteraars bestaat uit de eigen broedpopulatie, die rond 2000 circa 14.000 tot 18.000 paren besloeg. Deze vogels worden ‘s winters vergezeld van soortgenoten uit oost-Europa en Midden- en oostelijk Scandinavië, terwijl de meeste vogels waarschijnlijk afkomstig zijn uit Rusland. Er zijn een aantal ringterugmeldingen bekend uit het Westsiberisch laagland, zo’n 1.500 kilometer ten oosten van Moskou. Opmerkelijk is trouwens dat daar ook meldingen van in Nederland als nestjong geringde vogels tussen zitten. Kennelijk bloeit er ‘s winters op IJsselmeer of Haringvliet menig mooie Russisch-Hollandse romance op, die leidt tot dit soort gemengde huwelijken...
Tot slot een blik op de verspreiding van onze overwinterende Kuifeenden sinds 1975 (figuur 2). Bij een blik op de midwinterverspreiding in deze periode vallende volgende zaken op: de IJsselmeerregio is en blijft de belangrijkste regio. Alleen als grote delen van de wateren bevroren zijn, zoals in de januari-maanden van 1979 en 1985, zijn de aantallen gering. In de periode 19752000 zien we binnen de IJsselmeer-regio een toename van het belang van IJmeer en de westelijke randmeren, terwijl het aandeel van het eigenlijke IJsselmeer wat afneemt. De laatste jaren lijkt deze trend echter weer teruggedraaid te worden. Een ander opvallend aspect is het toenemend belang van de zoete Delta, met name Haringvliet, maar ook Krammer-Volkerak, Oude Maas, Hollands Diep en Biesbosch. Voorts valt een geleidelijke toename van de aantallen in kleinere wateren op, zowel in het westen als in Friesland en in het rivierengebied. Ook het opkomende belang van de Midden-Limburgse Maasplassen is goed zichtbaar. Laatstgenoemde ontwikkeling is ongetwijfeld reëel, maar elders zal wellicht sprake zijn van beter telwerk. Hoe dan ook: het huidige winterse verspreidingsbeeld van de Kuifeend is, dankzij uw aller inzet, behoorlijk compleet. Een mooi uitgangspunt dus voor de komende jaren! Jan-Willem Vergeer
Wadden: ‘zoute’ eenden De midwintertelling is in het Waddengebied niet geheel zonder problemen verlopen. Door de harde wind kon er niet worden uitgevaren naar de Blauwe Balg en Simonszand. Op de ‘grote’ eilanden kon toch nog goed geteld worden, maar helaas bleef Ameland ongeteld. In de volgende nieuwsbrief blikken we terug op de telling. Ditmaal aandacht voor een drietal eendensoorten, waarbij de Waddenzee in de watervogelrapporten telkens op nummer één prijkt in het overzicht van belangrijke gebieden. November is doorgaans de maand waarin de Waddenzee de meeste Smienten telt. De trend indiceert over de laatste tien jaar een afname. Ook de novemberaantallen vlakken af. In de afgelopen zes seizoenen lag dat gemiddeld op ruim 85.000 Smienten met een maximum van ruim 115.000 exemplaren in november 2001 en een minimum van ruim 53.000 in november 2004. Het voorlopige aantal tijdens de afgelopen novembertelling lijkt op nog geen 60.000 Smienten uit te komen. Veruit de meeste werden toen langs de Friese kust geteld (ruim 19.000), gevolgd door Terschelling (8900). Ook de midwinteraantallen liggen de laatste jaren lager. In de afgelopen tien jaar werden gemiddeld bijna 56.000 Smienten geteld, maar het is zeer de vraag of het aantal tijdens de afgelopen midwintertelling de 30.000 zal overschrijden. Belangrijke concentraties werden vastgesteld op Texel en Terschelling (beide ruim 9900). Wat het voorkomen en de trend van de soort bepaald
is niet geheel duidelijk. Plaatselijke fluctuaties lijken te maken te hebben met voedselaanbod, dit kan zowel op de kwelders spelen (beschikbaarheid van pioniervegetaties) als op de graslanden binnendijks. In de internationale Waddenzee nam de soort lange tijd toe, maar sinds halverwege jaren ’80 is er sprake van stabilisatie. Vooral in de Duitse Waddenzee is sprake van afname sinds eind jaren ’80. In Groot-Brittannië is de lange termijntrend positief, maar ook hier lopen de laatste seizoenen de aantallen terug. Ook voor de Wintertaling is de Waddenzee in november van belang. De aantallen fluctueren sterk, tussen ruim 3700 (nov. 2004) en 23.500 (nov. 2002). Met de afgelopen novembertelling lijkt het aantal tussen de 8500-9000 te liggen, waarvan zo’n 2500 langs de Friese kust en ruim 1700 op Texel. De fluctuaties in de midwinteraantallen zijn wat minder sterk. Over de afgelopen tien jaar werden gemiddeld zo’n 2300 Wintertalingen in januari geteld. De voorlopige aantallen van de afgelopen midwintertelling gaan richting zo’n 3000, waarvan ruim 1000 op Texel. Evenals bij de Smient lijkt voedselaanbod in belangrijke mate de grote variatie in aantallen te veroorzaken, maar ook broedsuccessen zouden een grote rol kunnen spelen van jaar op jaar. Op de lange termijn is de soort in de Nederlandse Waddenzee afgenomen, maar de afgelopen tien jaar is de trend onduidelijk. Rond de eeuwwisseling piekte de soort even, maar de laatste seizoenen zijn de aantallen
aan de lage kant. Groot-Brittannië laat op de lange termijn juist een toename zien, terwijl hier de aantallen de laatste jaren ook sterk schommelen. Bij de Pijlstaart nemen de aantallen in de Waddenzee vanaf augustus toe om te pieken in oktober. Ook in november verpozen nog grote aantallen op de zoute wateren, getuige een gemiddelde van ruim 10.000 exemplaren tijdens integrale novembertellingen sinds 2000. Ook tijdens de afgelopen telling in november ging het
om ca. 10.000 Pijlstaarten, waarvan meer dan de helft langs de Friese kust en ruim 2200 op Schiermonnikoog. Tijdens midwintertellingen liet de Pijlstaart de afgelopen jaren ongebruikelijke uitschieters zien, zoals zo’n 16.000 in zowel 2002 als 2005. Dat zal de afgelopen keer niet het geval geweest zijn, want het voorlopige, nog onvolledige aantal bedraagt nog geen 6500 (waarvan een kleine 3600 op Terschelling). Romke Kleefstra
Overzicht % binnengekomen tellingen (per post en digitaal) in 2006-2007 t/m 2-3-2007 regio
aantal gebieden
Waddengebied Friesland Groningen Drenthe Overijssel Noord-Holland Zuid-Holland Utrecht Flevoland Gelderland Noord-Brabant Limburg & Limburgse Maas Randmeren Rijn (Waal-Rijn-IJssel) Brabantse & Gelderse Maas Beneden Rivieren Zeeland Percentage Digitaal ingestuurd
Watervogeltellingen projectcoördinatie formulieren etc. ganzen en zwanen
236 307 135 92 27 128 436 105 73 136 167 115 39 137 46 139 532
sept
okt
nov
dec
jan
feb
77 67 27 39 25 41 16 28 45 78 88 85 46 85 45 67 17 74
50 77 43 73 55 54 69 51 38 89 89 81 43 88 36 87 31 70
79 75 46 82 55 65 69 62 32 98 91 83 51 79 39 91 36 72
45 74 48 90 48 70 66 60 38 95 92 88 51 77 43 92 46 74
68 71 48 89 40 76 67 63 43 85 18 82 53 75 58 87 25 73
19 63 34 65 22 51 55 48 43 82 11 66 51 58 47 63 27 76
Marc van Roomen (024-6848143,
[email protected]) Michel Klemann (024-6848144,
[email protected]) Kees Koffijberg (024-6848111, kees.koffi
[email protected])
Wie coördineert wat: regiocoördinatie De eerstgenoemde persoon coördineert de maandelijkse tellingen, voor de midwintertelling is er soms een aparte coördinator (ZO) Zoute Delta (NH) Noord-Holland
Cor Berrevoets, (0118-622805,
[email protected]) Romke Kleefstra (06-10646640
[email protected]), Midwintertelling, Kees Scharringa (0251-362766, /06-24257451,
[email protected]) (ZH) Zuid-Holland Jan-Willem Vergeer (024-6848137,
[email protected]), (ZL) Zeeland Jan-Willem Vergeer (024 6848137,
[email protected]) (FR) Friesland Romke Kleefstra (06-10646640
[email protected]), Midwintertelling Marten Wesselius (058-2925166,
[email protected]), (GR) Groningen Kees Koffijberg (024-6848111, kees.koffi
[email protected]), Midwintertelling Guido Meeuwissen (050-5347713,
[email protected]) (DR) Drenthe Harold Steendam (0592-273845,
[email protected]), Midwintertelling René Oosterhuis (0594510102,
[email protected]) (FL) Flevoland Jan Schoppers (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling Rob van Swieten (036-5224898,
[email protected]) (OV) Overijssel Gerrit Gerritsen (038-4998584,
[email protected]) (GL) Gelderland Jan Schoppers (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling Henk Hubers (0316-331522,
[email protected]) (UT) Utrecht Arjan Boele (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling vacature (NB) Noord-Brabant Jan-Willem Vergeer (024 6848137,
[email protected]), Midwintertelling Mark van der Zijden, (0165304564,
[email protected]) (Li) Limburg Ton Cuijpers (0475-551579,
[email protected]) (WG) Waddengebied Eilanden Romke Kleefstra (06-10646640
[email protected]), Vaste wal Noord-Holland Romke Kleefstra (zie Noord-Holland), Vaste wal Friesland Romke Kleefstra (zie Friesland), Vaste wal Groningen Kees Koffijberg (zie Groningen) (RG) Grote Rivieren Marc van Roomen (024-6848143,
[email protected]) Informatie over coördinatie in (IJ) IJsselmeergebied, (RM) Randmeren, (BR) Beneden Rivieren, (NZ) Noordzee via SOVON Marc van Roomen (024-6848143,
[email protected]) Deze nieuwsbrief wordt toegezonden aan tellers en/of coördinatoren. De resultaten van de komende telling a.u.b. zo spoedig mogelijk naar SOVON Vogelonderzoek Nederland, Antwoordnummer 2505, 6573 ZX Beek-Ubbergen sturen. Vergeet niet de gebiedscodes in te vullen. Een postzegel is niet nodig!! Nb! In deze nieuwsbrieven genoemde aantallen zijn voorlopig en vaak nog onvolledig! Ze zijn dus niet geschikt voor verder gebruik.
Watervogeltellingen in Nederland Nieuwsbrief seizoen 2006/2007, nr 8 april 2007.
Nederland is bij uitstek een watervogel- en wetlandland. Met watervogeltellingen worden objectieve gegevens verzameld over aantallen, verspreiding en de veranderingen daarin. Het landelijke project vindt plaats in het kader van het Netwerk Ecologische Monitoring en wordt ondersteund door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Vogelbescherming Nederland en het Centraal Bureau voor de Statistiek. De landelijke coördinatie wordt verzorgd door SOVON Vogelonderzoek Nederland. De tellingen worden uitgevoerd door een groot aantal waarnemers van vogelwerkgroepen, beherende instanties, provincies en instituten. Er worden maandelijks tellingen uitgevoerd in monitoringgebieden (alle watervogelsoorten, in Rijkswateren en overige Vogelrichtlijngebieden), pleisterplaatsen (ganzen en zwanen) en in januari de Midwintertelling.
Beste mensen,
Beek-Ubbergen, 30-3-2007
Dit is alweer de laatste volledige nieuwsbrief van het afgelopen telseizoen. Tijdens de komende apriltelling worden alle monitoringgebieden nog geteld en daarnaast ganzenpleisterplaatsen waar Brand- en Rotganzen voorkomen. Het kan dus zijn dat u deze nieuwsbrief ter kennisgeving krijgt en feitelijk al bent uitgeteld voor dit seizoen. Maar bewaar deze nieuwsbrief goed want hierin staan weer alle nieuwe teldata van het seizoen 2007/08. In de maanden mei tot en met augustus vinden er tellingen plaats in een selectie van monitoringgebieden (en twee integrale tellingen in de Waddenzee). De betrokken tellers zullen daarvoor maandelijks gewoon post ontvangen. In september gaat het hele circus weer van start en beginnen de reguliere tellingen. De afgelopen telling van maart en de komende van april en later stonden en staan in het teken van de terugkomende zomervogels en de langsjakkerende trekkers. Altijd spannende tijden om buiten te zijn en tellingen uit te voeren. Op verschillende binnenlandse plekken, o.a. in het rivierengebied werden goede aantallen Pijlstaarten en Slobeenden aangetroffen. Ook Goudplevieren worden in maart en april in grote voorjaarsconcentraties vastgesteld en vooral in NoordHolland en Friesland was menige wolk te bewonderen. Veel steltlopers als Bontjes, Kluten en Tureluurs stromen het land binnen en bezetten met name de zoute getijdegebieden. Waarnemers van land- en zeetrek zagen op 26 en 27 maart zo’n 150 tot 200 Blauwe Reigers langs komen, dus zelfs van zo’n soort waarvan nu in Nederland de meeste exemplaren al op de eieren zitten is er nog een hoop beweging in de richting van het noorden en oosten aan de gang.
In deze nieuwsbrief de laatste update van de gezenderde Kolganzen die flink op weg naar hun broedgebieden zijn maar daarbij heel wat gevaren hebben te overwinnen. Tellingen van Brandganzen in april worden steeds relevanter want een steeds groter deel blijft hier langer hangen tot zelfs half mei. De Rosse Stekelstaart is voor de een een leuke waarneming tijdens een telling, voor de ander weer zo’n exoot en voor weer een ander een nachtmerrie als je je met de bescherming van Witkopeenden bezig houdt. Feit is dat we door ons noeste telwerk de aantalsontwikkeling en verspreiding van deze eend goed in beeld brengen. De telling in januari op de wadden was nogal onstuimig en dat zal de resultaten her en der nadeling hebben beïnvloed. Romke laat zien dat vanuit het verbrokkelde beeld toch een aantal opmerkelijke ontwikkelingen zijn te destilleren. Laten we wel hopen dat de apriltelling in beter weer kan worden uitgevoerd. Als laatste wil ik jullie allemaal een goede apriltelling toewensen en ook veel dank zeggen voor de verrichte tellingen in de afgelopen maanden. Ik hoop dat jullie naast de wetenschap dat de data weer goed gebruikt zal worden ook veel plezier aan deze maandelijke tellingen hebben beleeft en dat het in september weer op goede manier begint te kriebelen om aan het volgende telseizoen te beginnen. Marc van Roomen
Nederland (binnenland):
Waddengebied:
14 april monitoringgebieden, telling Brand- en Rotgans
21 april integrale telling (13.15 hw)
Overige teldata voor dit seizoen
Overige teldata voor dit seizoen
5 mei 2007 12 mei 2007 16 juni 2007
5 mei 2007 19 mei 2007 16 juni 2007
telling Rotgans selectie van monitoringgebieden selectie van monitoringgebieden
NB. Bij voorkeu de teldatum worden uitgevoerd.
telling Rotgans integrale telling (12.26) steekproeftelling (11.26)
Teldata seizoen 2007/2008
Teldata seizoen 2007/2008
14 juli 2007 selectie van monitoringgebieden 18 augustus 2007 selectie van monitoringgebieden 15 september 2007 monitoringgebieden, ganzen en zwanentelling 13 oktober 2007 monitoringgebieden, ganzen en zwanentelling 17 november 2007 monitoringgebieden, ganzen en zwanentelling 15 december 2007 monitoringgebieden, ganzen en zwanentelling 12 januari 2008 midwintertelling, monitoringgebieden, ganzen en zwanentelling 16 februari 2008 monitoringgebieden, ganzen en zwanentelling 15 maart 2008 monitoringgebieden, ganzen en zwanentelling 12 april 2008 monitoringgebieden, telling Brandgans en Rotgans 3 mei 2008 telling Rotgans 17 mei 2008 selectie van monitoringgebieden 14 juni 2008 selectie van monitoringgebieden
14 juli 2007 integrale telling (10.14 - 108) 18 augustus 2007 steekproeftelling (13.56 - 111) 15 september 2007 integrale telling (12.45 - 119) 13 oktober 2007 steekproeftelling (11.45 - 119), ganzen en zwanentelling 10 november 2007 integrale telling (9.34 - 113) 15 december 2007 steekproeftelling (12.34 - 74), ganzen en zwanentelling 12 januari 2008 integrale telling (12.16 - 86) 9 februari 2008 steekproeftelling (11.20 - 87), ganzen en zwanentelling 22 maart 2008 steekproeftelling (10:35 - 81), ganzen en zwanentelling 12 april 2008 steekproeftelling (14.45 -93), telling Brandgans en Rotgans 3 mei 2008 telling Rotgans 10 mei 2008 integrale telling (13.55 - 106) 21 juni 2008 steekproeftelling (12.16 - 110)
Ganzen en zwanen Wie trouw de Kolganzen met satellietzenders op www.blessgans. de volgt zal hebben gezien dat het gros van de 13 gezenderde vogels (van een 14e werkt de zender niet) inmiddels onze oostgrens is gepasseerd, tot in Litouwen (2 individuen), Wit-Rusland (1) en Oost-Polen (2); ongeveer de regio waar het ‘s nachts op dit moment net niet meer vriest. Op 28 en 29 maart vond een massale uittocht uit Nederland plaats - nadat de wegtrek rond half maart ruim een week vrijwel geheel stil had gelegen. Trektellers in Noord-Groningen (Eemshaven) zagen in die twee dagen bijna 20.000 Kollen passeren (voor die plaats een groot aantal), elders in het land werden eveneens opvallende aantallen overvliegende vogels gezien. Waarschijnlijk zijn in deze golf ook de laatste in Nederland verblijvende zendervogels vertrokken, o.a. bevestigd door een peiling in Denemarken (van de andere vogels waren nog geen actuele gegevens beschikbaar). De tot eind maart in Nederland verblijvende Kolganzen hebben fraai laten zien hoe ze vanuit een slaapplaats de verschillende percelen in de omgeving bezoeken. Enkele vogels zijn daarbij ook door ringaflezers gezien en/of gefotografeerd. Vrijwel dagelijks is langs de Waddenkust momenteel ook veel wegtrek van Brandganzen zichtbaar, maar van deze soort bevin-
den zich op dit moment nog tienduizenden vogels in de noordelijke Delta, langs de Friese IJsselmeerkust en in de Waddenzee. Uit voorgaande jaren weten we dat in de Waddenzee, en in toenemende mate ook in het Deltagebied, de laatste vogels pas half mei vertrekken. In Delta en Waddenzee krijgen ze op dit moment in toenemende mate gezelschap van Rotganzen. Beide soorten staan centraal bij de komende apriltelling. Bij de Rotgans zal het spannend worden hoe groot de populatie momenteel is, nu het goede broedjaar 2005 weer is gevolgd door een ‘nul-jaar’ in 2006. Van deze soort wordt op 5 mei nog een internationale telling georganiseerd. Verder nieuws: in Denemarken zijn 27 maart jl. 340 Kleine Rietganzen gevangen en van nieuwe (witte) halsbanden voorzien (zie bericht op http://pinkfoot.dmu.dk). We zullen echter nog even 6 maanden moeten wachten eer deze vogels ook in ons land verschijnen! Interessant zijn verder de bewegingen van de in Afrika gezenderde Zomertalingen op http://wildbirds-ai.cirad.fr/. In het kader van een project rond vogelbewegingen en vogelgriep zijn onlangs in Afrika vier soorten eenden met satellietzenders uitgerust, waaronder 7 Zomertalingen. Hoewel Zomertalingen al overal in het land worden gezien, bevinden de gezenderde vogels zich nog steeds in Afrika. Kees Koffijberg
De Rosse Stekelstaart: ongewenste Amerikaan? De Rosse Stekelstaart Oxyura jamaicensis is een rare eend in de vaderlandse bijten. De soort behoort tot de groep van de Stekelstaarteenden, waartoe in Europa verder alleen de Witkopeend Oxyura leucocephala wordt gerekend. Het zijn duikeenden van kleine tot middelgrote zoete wateren, die ‘s winters vaak groepjes vormen op grotere zoete wateren. Het voedsel bestaat uit allerlei kleine aquatische dieren en uit plantenzaden en wordt veelal duikend tot op de bodem bemachtigd. De historie van de Rosse Stekelstaart in Europa begint in 1940, toen enkele Amerikaanse vogels naar Slimbridge in Engeland werden gebracht. Ontsnapte jongen van deze vogels vormen de bakermat van de in het wild levende Europese populatie. Veel engelse vogels broeden in rietrijke kiezelgroeves, zandafgravingen en andere artificiële wateren. Onlangs werd geopperd dat de Europese vogels mogelijk deels nazaten zijn van Rosse Stekels die op eigen kracht de oceaan zijn overgestoken. Recent DNAonderzoek aan een aantal Europese Rosse Stekelstaarten heeft echter aangetoond dat deze vogels allen afstammen van die paar ontsnapte Slimbridge-vogels, mogelijk aangevuld met wat lokaal ontsnapte exemplaren. Verspreid door Europa bevinden zich namelijk nog enige duizenden Rosse Stekels in waterwildcollecties.
In Nederland worden sinds de jaren zeventig vrijlevende Rosse Stekelstaarten vastgesteld. Het eerste broedgeval binnen de landsgrenzen werd in 1973 opgetekend. Inmiddels is de soort een jaarlijkse broedvogel, maar de aantallen zijn gering en de broedresultaten in de belangrijkste gebieden (Starrevaart en Markiezaat) zijn erg mager: er komen niet of nauwelijks jongen groot. Een grote sprong voorwaarts is dus nog niet aan de orde, maar het is van belang om een vinger aan de pols te houden: als de vogels broedplaatsen ontdekken waar het broedsucces, net als in Midden-Engeland, wel hoog is, kan het immers snel gaan. De Rosse Stekelstaart is tegenwoordig het hele jaar door in Nederland aanwezig, getuige de meldingen die via het BSP en de maandelijkse watervogeltellingen bij SOVON terecht komen. Het aantal meldingen van de soort neemt in beide projecten gestaag toe. De belangrijkste concentraties bevinden zich op de Vogelplas Starrevaart bij Leidschendam, het Markiezaatsmeer, de Lepelaarplassen en Oostvaardersplassen en in het Lauwersmeer. Met name in en langs de grote rivieren duiken kleine aantallen echter ook steeds vaker op. Alle waarnemingen van de soort, zowel die in de maandelijkse tellingen als de losse meldingen via het BSP en mogelijke broedparen via het LSB, zijn meer dan welkom bij SOVON!
Tot zover is het een anno 2007 standaard escape-verhaal, maar bij de Rosse Stekelstaart speelt een extra complicerende factor: de nauwe verwantschap van de soort met de in Zuid-Europa plaatselijk inheemse Witkopeend. Dit is een op wereldschaal bedreigde vogel, waarvan een kwart van de wereldpopulatie in Spanje voorkomt. Een aantal Britse vogels heeft inmiddels Zuid-Spanje bereikt. De nauwe verwantschap tussen beide soorten leidt daar tot hofmakerij over de soortgrenzen heen en inmiddels is duidelijk, dat dit kan leiden tot de komst van kleine ‘rossewitkoppen’. Interessant natuurlijk, maar dat kan wel de doodsteek zijn voor die zuivere Spaanse Witkopeenden, die in de jaren zeventig tengevolge van habitatverlies en jacht bijna verdwenen waren en juist weer wat opkrabbelen. Een internationale groep van wetenschappers en natuurbeschermers heeft aanbevolen om de Spaanse Rosse Stekels een kopje kleiner te maken: het is volgens hen de enige manier om deze nieuw bedreiging voor de Witkopeend het hoofd te bieden. Inmiddels zijn de meeste Spaanse Rosse Stekels uit de roulatie genomen en vindt er ook bestrijding in de UK plaats. De in Noord-Amerika broedende Rosse Stekels overwinteren honderden tot enige duizenden kilometers ten zuiden van de broedplaats. Er zijn aanwijzingen dat de nu in Noord-Europa
opkomende broedpopulatie deels een dergelijke trekstrategie gaat ontwikkelen. Dat komt overeen met recent Brits onderzoek, dat uitwijst dat het eerder geopperde idee dat alle Britse vogels in eigen land overwinteren, niet klopt. Hoe dan ook: er is een serieuze kans dat er steeds meer Rosse Stekels ‘s winters in Zuid-Spanje terecht komen, met alle negatieve gevolgen voor de Witkopeend van dien. Hoe moeten we nu de Nederlandse waarnemingen plaatsen in dit kader? Waarschijnlijk zijn de meeste in het winterhalfjaar in Nederland aanwezige vogels afkomstig uit Engeland. De Nederlandse broedpopulatie is vooralsnog zeer gering, maar in potentie is een verdere opkomst zeker mogelijk. Datzelfde geldt voor de winterpopulatie. Dankzij jullie telwerk hopen we de ontwikkelingen de komende jaren in beeld te kunnen houden. Want hoe je ook denkt over het al dan niet bestrijden van Rosse Stekels: zonder het verzamelen van feiten is een verstandig beheer een stuk verder weg... Jan-Willem Vergeer
50
38 25 12
100
aantal
80 60
40 20
0
1976 1980 1984 1988 1992 1996 2000 2004
Figuur 1. Aantalsontwikkeling (maximum per jaar) en relatieve verspreiding van Rosse Stekelstaarten in Nederland.
Wadden: de midwinter en de noordwester Een straffe, stormachtige noordwester, een hoog opgestuwd peil en enkele vette buien gooiden roet in de midwintertelling. Er kon niet worden uitgevaren naar de Blauwe Balg, de Hengst en Simonszand, welke vermoedelijk ook allen door hoog tij geen hvp’s zullen hebben geherbergd. Rottum- en Engelsmanplaat waren door hoge golfslag onbereikbaar en op Ameland is slechts een klein deel geteld. De dynamiek van de Waddenzee is prachtig, maar soms... In de vorige nieuwsbrief ging aandacht uit naar enkele eendensoorten in de Waddenzee tijdens de midwintertelling. Nu aandacht voor enkele ‘steltjes’ en wat ‘krenten’, waarbij er rekening gehouden moet worden met de onvolledigheid. De teller staat bij de Scholekster voorlopig op zo’n 104.000. Dat lijkt te indiceren dat de terugloop in het aantal Scholeksters nog niet tot staan is gebracht. Op de Friese kust werden de meeste gezien, zo’n kleine 30.000 in totaal. Het voorlopige aantal Kluten bedraagt 1200, aanzienlijk meer dan de 200-900 die de afgelopen zeven midwintertellingen werden geteld. Vlieland herbergde de meeste Kluten (455). Met het ontbreken van enkele belangrijke telgebieden
is het moeilijk iets te zeggen over de aantallen Zilverplevieren en Wulpen. De voorlopige aantallen bedragen resp. 16.000 en 57.000. Voor de Zilverplevier indiceert dat dat de soort opnieuw vrij talrijk aanwezig was, voor de Wulp is dat onduidelijk. De meeste Zilverplevieren werden geteld op de Friese kust (ruim 4500). Ook de Wulpen waren daar talrijk (bijna 19.500), evenals op de Groninger kust (bijna 15.000). Bij de Kanoet bedraagt het totaalaantal voorlopig 18.000 wat binnen de marges van de aantallen van midwintertellingen in de afgelopen jaren ligt. Veruit de meeste Kanoeten werden gezien op Terschelling (ruim 10.000). Ook Griend herbergde een aardig aantal (2400). Ondanks onvolledige telgegevens scoort de Rosse Grutto weer hoog. Er werden zeker 58.000 geteld en gelet op de midwinteraantallen van de afgelopen jaren (13.500-49.000) mag dat aantal er zijn. De top 3 wordt gevormd door Griend (20.400), Vlieland (ruim 17.600) en Terschelling (bijna 12.300). Dan enkele krenten. Een groot aantal Kleine Zilverreigers, namelijk 32 tegenover nog geen 10 tijdens voorgaande midwintertellingen. De meeste ‘kleine zillies’ werden gezien op Terschelling (18), gevolgd door Texel en Schiermon-
nikoog (beide 6). Op Vlieland opnieuw een Kuifaalscholver, een IJsduiker in de Eemshaven en Grote Burgemeesters op Vlieland (2) en het Zuiderduin (1). Slechts drie Ruigpootbuizerds, verdeeld over Texel, Schiermonnikoog en de Groninger kust. In het laatstgenoemde gebied maar liefst 65 Bonte Kraaien. IJsgorzen werden niet gezien, terwijl er het aantal Sneeuwgorzen nog geen 230 bedroeg. Op de kusten van Friesland en Groningen werden de meeste gezien (resp. 67 en 51). Het aantal Blauwe Kiekendieven valt al het hele winterseizoen tegen. Het voorlopige aantal bedraagt 22, terwijl de midwintertelling doorgaans zo’n 50-80 oplevert. Terschelling telde de meeste (5 stuks). Slechtvalken werden spaarzaam gezien. Niet verwonderlijk, want met derge-
lijke harde wind zoeken die luwe plekjes op en zijn ze vrijwel onzichtbaar. Er zijn voorlopig 25 gemeld, terwijl dat normaliter 50-60 bedraagt. De meeste Slechtvalken werden gespot op de Groninger kust (9 stuks). Maar met de storm in het achterhoofd staat ons nu een apriltelling te wachten. De laatste integrale apriltelling dateert van 2000 en toen was het volop voorjaar; zacht en zonnig. We telden ruim 1 miljoen vogels, waarvan de Bonte Strandloper en de Brandgans voor de grootste aantallen tekenden. Daarnaast zijn in april veel lokale broedvogels teruggekeerd, dus maak u op voor Bruine Kiekendieven, Lepelaars, Grote Sterns en meer van dat. Tel ze. Romke Kleefstra
Overzicht % binnengekomen tellingen (per post en digitaal) in 2006-2007 t/m 23-3-2007 regio
aantal gebieden
Waddengebied Friesland Groningen Drenthe Overijssel Noord-Holland Zuid-Holland Utrecht Flevoland Gelderland Noord-Brabant Limburg & Limburgse Maas Randmeren Rijn (Waal-Rijn-IJssel) Brabantse & Gelderse Maas Beneden Rivieren Zeeland Percentage Digitaal ingestuurd
Watervogeltellingen projectcoördinatie formulieren etc. ganzen en zwanen
236 307 135 92 27 128 436 105 73 136 167 115 39 137 46 139 532
sept
okt
nov
dec
jan
feb
mrt
77 67 27 39 25 41 16 28 45 78 88 85 46 85 45 67 17 74
50 77 43 73 55 54 69 51 38 89 89 81 43 88 36 87 31 70
79 75 46 82 55 65 69 62 35 98 91 83 51 79 39 91 36 72
45 74 48 90 55 70 66 60 35 95 92 88 51 77 43 92 46 74
68 71 48 89 59 76 70 63 41 85 88 82 53 75 58 87 25 73
29 67 38 75 51 59 66 52 43 82 14 74 51 80 56 77 27 76
22 43 17 32 22 42 48 40 36 30 5 60 41 49 36 58 14 82
Marc van Roomen (024-6848143,
[email protected]) Michel Klemann (024-6848144,
[email protected]) Kees Koffijberg (024-6848111, kees.koffi
[email protected])
Wie coördineert wat: regiocoördinatie De eerstgenoemde persoon coördineert de maandelijkse tellingen, voor de midwintertelling is er soms een aparte coördinator (ZO) Zoute Delta (NH) Noord-Holland
Cor Berrevoets, (0118-622805,
[email protected]) Romke Kleefstra (06-10646640
[email protected]), Midwintertelling, Kees Scharringa (0251-362766, /06-24257451,
[email protected]) (ZH) Zuid-Holland Jan-Willem Vergeer (024-6848137,
[email protected]), (ZL) Zeeland Jan-Willem Vergeer (024 6848137,
[email protected]) (FR) Friesland Romke Kleefstra (06-10646640
[email protected]), Midwintertelling Marten Wesselius (058-2925166,
[email protected]), (GR) Groningen Kees Koffijberg (024-6848111, kees.koffi
[email protected]), Midwintertelling Guido Meeuwissen (050-5347713,
[email protected]) (DR) Drenthe Harold Steendam (0592-273845,
[email protected]), Midwintertelling René Oosterhuis (0594510102,
[email protected]) (FL) Flevoland Jan Schoppers (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling Rob van Swieten (036-5224898,
[email protected]) (OV) Overijssel Gerrit Gerritsen (038-4998584,
[email protected]) (GL) Gelderland Jan Schoppers (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling Henk Hubers (0316-331522,
[email protected]) (UT) Utrecht Arjan Boele (024-6848111,
[email protected]), Midwintertelling vacature (NB) Noord-Brabant Jan-Willem Vergeer (024 6848137,
[email protected]), Midwintertelling Mark van der Zijden, (0165304564,
[email protected]) (Li) Limburg Ton Cuijpers (0475-551579,
[email protected]) (WG) Waddengebied Eilanden Romke Kleefstra (06-10646640
[email protected]), Vaste wal Noord-Holland Romke Kleefstra (zie Noord-Holland), Vaste wal Friesland Romke Kleefstra (zie Friesland), Vaste wal Groningen Kees Koffijberg (zie Groningen) (RG) Grote Rivieren Marc van Roomen (024-6848143,
[email protected]) Informatie over coördinatie in (IJ) IJsselmeergebied, (RM) Randmeren, (BR) Beneden Rivieren, (NZ) Noordzee via SOVON Marc van Roomen (024-6848143,
[email protected]) Deze nieuwsbrief wordt toegezonden aan tellers en/of coördinatoren. De resultaten van de komende telling a.u.b. zo spoedig mogelijk naar SOVON Vogelonderzoek Nederland, Antwoordnummer 2505, 6573 ZX Beek-Ubbergen sturen. Vergeet niet de gebiedscodes in te vullen. Een postzegel is niet nodig!! Nb
Watervogeltellingen in Nederland Nieuwsbrief seizoen 2006/2007, mei 2007.
Nederland is bij uitstek een watervogel- en wetlandland. Met watervogeltellingen worden objectieve gegevens verzameld over aantallen, verspreiding en de veranderingen daarin. Het landelijke project vindt plaats in het kader van het Netwerk Ecologische Monitoring en wordt ondersteund door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Vogelbescherming Nederland en het Centraal Bureau voor de Statistiek. De landelijke coördinatie wordt verzorgd door SOVON Vogelonderzoek Nederland. De tellingen worden uitgevoerd door een groot aantal waarnemers van vogelwerkgroepen, beherende instanties, provincies en instituten. Er worden maandelijks tellingen uitgevoerd in monitoringgebieden (alle watervogelsoorten, in Rijkswateren en overige Vogelrichtlijngebieden), pleisterplaatsen (ganzen en zwanen) en in januari de Midwintertelling.
Beste tellers, In mei tot en met augustus wordt er door een select groepje watervogeltellers doorgeteld. Aan de ene kant gaat het dan om de zoute gebieden waar in deze maanden juist nog grote aantallen steltlopers vanuit Afrika ons land aandoen om op te vetten en dan later in de maand naar arctische gebieden door te vliegen. Aan de andere kant zijn er een aantal gebieden in en rondom het IJsselmeer, Randmeren en Beneden Rivierengebied waar in deze zomermaanden grote aantallen ruiende vogels en niet-broeders aanwezig kunnen zijn waarvan het van belang is om de aantallen vast te stellen. Ook zijn er her en der in het land tellers die gewoon doorgaan omdat ze dan over 12 maanden veel mooiere doortrekpatronen in het digitale systeem krijgen dan op basis van 8 tellingen en zeker in mei en augustus is de kans op een leuke soort ook niet te versmaden. Kortom redenen genoeg om het jaarrond te blijven tellen en we zijn dan ook zeer blij dat jullie ook in deze maanden doorgaan. De komende maand wordt er een integrale telling in de Waddenzee en Zoute Delta uitgevoerd en daarnaast wordt er een selectie van monitoringgebieden en enkele overige gebieden geteld. Het is nu zeer zomers buiten en april gaat als een van de droogste
Beek-Ubbergen, 1-5-2007 voorjaarsmaanden de boeken van het KNMI in. Een soort waar ik bijvoorbeeld erg benieuwd naar ben is de Geoorde Fuut, hoe zal het broedseizoen voor dit fuutje gaan verlopen als zoveel van de binnenlandse broedplaatsen zijn uitgedroogd? Een van de mogelijkheden is dat ze versneld (na een mislukt broedseizoen) naar de traditionele ruiplaatsen in Grevelingen, Westelijke Waddenzee en Markiezaat uitwijken en dat moet met jullie zomertellingen mooi zichtbaar worden. Zie het meeste recente watervogelrapport van 2004/05 waarin al wat hypothesen over deze soort op een rij zijn gezet. Aan de andere kant zijn er natuurlijk ook talloze vogelsoorten (vooral zangertjes) die juist weer een goed broedseizoen zullen hebben nu harde wind en stortregens uitblijven. Wat goed is voor de een is dat juist weer niet voor de ander. Als jullie nog dode vogels vinden kunnen die op de website van SOVON worden doorgegeven en als ze nog heel vers zijn (en afkomstig van specifieke soorten) is onderzoek naar het Vogelgriepvirus nog van belang. Ook hierover kun je op de website meer informatie aantreffen. Rest mij jullie een hele goede telling toe te wensen, Marc van Roomen
Nederland (binnenland):
Waddengebied:
12 mei selectie van monitoringgebieden
19 mei integrale telling (12.26 hw)
Overige teldata t/m augustus 2007
Overige teldata t/m augustus 2007
16 juni 2007 selectie van monitoringgebieden 14 juli 2007 selectie van monitoringgebieden 18 augustus 2007 selectie van monitoringgebieden
16 juni 2007 steekproeftelling (11.26 hw) 14 juli 2007 integrale telling (10.14 hw) 18 augustus 2007 steekproeftelling (13.56 hw)
NB. Bij voorkeur niet van de teldatum afwijken, echter bij slecht weer of andere overmacht kunnen tellingen nog één dag voor tot twee dagen na de teldatum worden uitgevoerd.
Watervogeltellingen in Nederland Nieuwsbrief seizoen 2006/2007, juni 2007.
Nederland is bij uitstek een watervogel- en wetlandland. Met watervogeltellingen worden objectieve gegevens verzameld over aantallen, verspreiding en de veranderingen daarin. Het landelijke project vindt plaats in het kader van het Netwerk Ecologische Monitoring en wordt ondersteund door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Vogelbescherming Nederland en het Centraal Bureau voor de Statistiek. De landelijke coördinatie wordt verzorgd door SOVON Vogelonderzoek Nederland. De tellingen worden uitgevoerd door een groot aantal waarnemers van vogelwerkgroepen, beherende instanties, provincies en instituten. Er worden maandelijks tellingen uitgevoerd in monitoringgebieden (alle watervogelsoorten, in Rijkswateren en overige Vogelrichtlijngebieden), pleisterplaatsen (ganzen en zwanen) en in januari de Midwintertelling.
Beek-Ubbergen, 4 juni 2007
Beste tellers, In het weekend van 16 juni is er dan echt de laatste telling van het seizoen 2006/07. Al met al was het vooral een seizoen met veel weerseffecten. Vroeger gingen die verhalen over strenge winters met veel sneeuw en ijs. Tegenwoordig zijn het bewoordingen als de warmste april-maand sinds de KNMI met metingen is begonnen en wederom een zeer milde winter in Europa! Waarschijnlijk hebben we nog maar half door welke grootschalige effecten dit ook op de verspreiding en aantallen van overwinterende en doortrekkende watervogels in Europa zal hebben. Soorten die normaal meer ten zuiden van ons land overwinteren zullen in de huidige winters algemener zijn geworden (denk aan de toename van Aalscholvers) en soorten waarvoor wij de zuidpunt van het verspreidingsgebied vormen zullen schaarser worden (dit zou tegenwoordig met Topper en Grote Zaagbek aan de hand kunnen zijn maar denk ook aan Bonte Kraai en Ruigpootbuizerd). Maar er zijn veel meer soorten te noemen die waarschijnlijk met de klimaatsgrenzen gaan verschuiven (denk aan Kolgans, Kievit en Goudplevier). De huidige monitoring in relatie tot klimaatseffecten zal ook in de toekomst een belangrijk onderwerp blijven. Hoewel in mei natuurlijk al flink minder tellingen zijn uitgevoerd als in de maanden daarvoor zijn er toch weer veel mooie resultaten binnengekomen. Gelukkig gebeurt dit meer en meer via het digitale invoersysteem zodat we onmiddellijk de voorlopige resultaten tot onze beschikking hebben. Vooral in de getijdengebieden was er veel te beleven met uit het waddengebied al een mooi overzicht van de resultaten. Van de Bontbekplevier komen er in mei nog flinke aantallen doortrekkers langs op weg naar Siberië en waarschijnlijk ook Groenland (terwijl de ondersoort die
bij ons broedt al in maart terug is). Voor mei zijn al 2260 exemplaren ingevoerd terwijl dat er in april maar 192 waren. Ook bij de Zilverplevier komen de echt grote aantallen in mei door. Voor april staan er nu 15.000 exemplaren in het digitale systeem terwijl de teller voor mei al op bijna 30.000 Zilverplevieren staat. In de winter kan je je afvragen hoe de Zilverplevier aan zijn naam komt maar dat is je bij de aanblik van zo’n hoogwatervluchtplaats met Zilverplevieren in zomerkleed meteen duidelijk. Een andere soort die zijn piek in mei bereikt is de Rosse Grutto. Er staan nu ruim 90.000 Rosse Grutto’s ingevoerd (in april waren dit er 50.000). De afgelopen week kwamen er meldingen van massale wegtrek richting het hoge noorden binnen. Al met al maakt deze soort zo’n 4 weken gebruik van Waddenzee en Delta om opnieuw op te vetten en dan de trekweg verder te vervolgen. Op het gebied van leuke soorten was er nog een late melding van een Visarend, natuurlijk Witvleugelstern waarvan een behoorlijke influx Nederland heeft aangedaan en verder nog soorten als Kleine Zilverreiger, Roodhalsgans en Casarca. Ook werden er toch nog kleine aantallen achterblijvende wintergasten aangetroffen (Smient 16, Grote Zaagbek 2 en Goudplevier 10). In juni begint voor sommige soorten het najaar alweer. Ik kreeg net een melding dat de eerste zuidwaarts vliegende Witgatjes al weer waren gezien en Kieviten zijn al weer op weg naar hun ruiplaatsen. Ook soorten als Wilde Eend (mannetjes), Knobbelzwaan, Krakeenden en Nijlganzen zijn in juni in grote aantallen op ruiplaatsen aan te treffen. Kortom zowel in binnenland als aan zee is er genoeg te beleven. Een goede junitelling gewenst!
Marc van Roomen
Nederland (binnenland):
Waddengebied:
16 juni selectie van monitoringgebieden
16 juni steekproeftelling (11.26 hw)
Overige teldata t/m augustus 2007
Overige teldata t/m augustus 2007
14 juli 2007 selectie van monitoringgebieden 18 augustus 2007 selectie van monitoringgebieden
14 juli 2007 integrale telling (10.14 hw) 18 augustus 2007 steekproeftelling (13.56 hw)
NB. Bij voorkeur niet van de teldatum afwijken, echter bij slecht weer of andere overmacht kunnen tellingen nog één dag voor tot twee dagen na de teldatum worden uitgevoerd.