Landbouw-service Nu m m e r 02/ 2 0 07
Juli 2007
VOORWOORD Het voorjaar van 2007 werd gekenmerkt door hoge temperaturen en droogte. Dit alles heeft zijn gevolgen voor de voorjaarse landbouwwerken. De toekomst zal uitwijzen wat de gevolgen zijn van deze weersomstandigheden. De vraag wordt tevens gesteld of we deze weersomstandigheden in de toekomst nog gaan tegenkomen. De opwarming van de aarde heeft zo zijn gevolgen. Misschien worden hier in de toekomst ook tropische vruchten gekweekt... Of de huidige periode van droogte aanleiding zal geven tot een erkenning als landbouwramp, en dus tot een schadevergoeding is niet zeker. Het staat immers nog lang niet vast of aan drie criteria om als ramp erkend te worden voldaan zal worden. Het moet gaan om een uitzonderlijke gebeurtenis (onuitgegeven sinds 20 jaar), de totale schade moet meer bedragen dan 1,24 miljoen euro en de gemiddelde schade per dossier moet minstens 5.580 euro zijn. Het weer kent zo zijn extremen. Zo werd de zomer van 2006 gekenmerkt door droogte en hevige regen. De ministerraad heeft eind april 2007 twee periodes van droogte en intense regen in juli en augustus 2006 erkend als landbouwramp. De totale schade wordt geschat op 15 miljoen euro. De regering neemt daarvan 10 miljoen voor haar rekening. Europa legt immers een franchise van 30 procent op, in dit geval 5 miljoen euro. Zodra de Raad van State advies heeft gegeven over de ontwerp-kb’s van de regering en de consultatieronde met de gewesten rond is, hebben de getroffen landbouwers drie maanden de tijd om een schadedossier in te dienen. Ook deze nieuwsbrief kent zijn extremen. Er is heel wat nuttige en belangijke informatie opgenomen. We hopen dat U toch de tijd zal vinden om deze nieuwsbrief door te worstelen. Johan VAN BOSCH Algemeen Secretaris Landbouw-Service
[email protected]
INHOUDSTAFEL VOORWOORD
1
VERBONDSNIEUWS 2 Wat heeft Landbouw-Service voor U gedaan in 2006 en 2007 ? 2 Schakel ik een zelfstandige in, of schrijf ik hem in als loontrekker ? 3 SOCIALE ACTUALITEITEN Zwartwerk bestrijden via beperking bijberoep Financiële maatregelen ten gunste van de werkgever Ongevallen
3 4 4 4
SECTORNIEUWS 6 Hebben loonwerkers een Eurovignet nodig ? 6 Werken met onderaannemers 8 Oproep voor prijsofferte / Doen loonwerkers vervoer ? 9 Gebruik namaakmiddelen neemt toe / Kostprijs van het loonwerk 10 Wanneer witte diesel gebruiken ? 11 Loonwerkers en het gedrag van hun klanten / Verzekeringen 12 VOEDSELKWALITEIT IKKB en VKL voor loonwerkers gelijkwaardig Gebruik van biociden en pesticiden
13 13 13
TECHNIEK Mechanische onkruidbestrijding Verkoop van spuitmachines in België: minder maar groter én milieubewuster. Machinesector kampt met personeelstekort Duitsland exporteert meer trekkers naar Oost-Europa Landbouw- televisie
14 14 15 16 16 16
ALGEMEEN SIMA: Biobrandstoffen Lawaai op het werk
17 17 18
DOSSIER GRONDVERZET
19
DOSSIER MILIEU Even uw aandacht voor... milieu. / Nitraatvervuiling tuinbouwgewassen Toekomst voor loonwerk in een groene economie ? Minder voedseltransport, meer streekproducten Hervorming Ecologiepremie De loonwerker en GGO Praktische energietips voor loonwerkers / Mestactieplan
20 20 21 21 21 22 23
FINANCIEEL VLIF-steun voor loonwerk: stand van zaken Groeipremie Belangrijke wijziging aan BEA Notionele intrestaftrek hoger / Betalingsproblemen: ook in de loonwerksector ?
24 24 25 26 27
BEURZEN PotatoEurope 2007 Agribex 2007 – Welkom Thuis Internationale Werktuigendagen te Oudenaarde Landbouwbeurs van Libramont
28 28 29 30 32
VERBONDSNIEUWS
Wat heeft Landbouw-Service voor U gedaan in 2006 en 2007 ?
• Samen met de landbouworganisaties werd in september 2006 het landbouwrijbewijs of rijbewijs G gerealiseerd. • Om te voldoen aan het Koninklijk Besluit Autocontrole, heeft Landbouw-Service een sectorgids en een IKKB-handboek uitgewerkt in samenwerking met Vegaplan. Deze sectorgids werd in juli 2006 ingediend bij het Voedselagentschap (FAVV). Tevens krijgen de leden een aanzienlijke korting bij toetreding tot Vegaplan. • Loonwerkers die producten vervoeren naar GMP-bedrijven, behoeven niet meer te voldoen aan de GMP-reglementering, maar wel aan de IKKB-regels, voor zover dit vervoer ondergeschikt is aan de activiteit op het land. • Tachograaf: Landbouw-Service heeft er
voor gezorgd dat landbouwvoertuigen geen digitale tachograaf nodig hebben als ze maximum 40 km/u rijden. De Europese Commissie had eerder de limiet vastgelegd op 30 km/u. • Duidelijkheid over de procedures die gevolgd moeten worden voor brede machines (breedtevergunningen en vergunning voor uitzonderlijk vervoer) • Door de suikerhervorming heeft LandbouwService er voor gezorgd dat loonwerkers, actief in cichorei steun kunnen krijgen. • Sociale onderhandelingen met de vakbonden in het kader van het Paritair Comité 132 : Ondernemingen van technische land- en tuinbouwwerken. Zo probeert Landbouw-Service de loonkosten onder controle te houden en de nodige flexibiliteit
VERGOEDINGEN
LONEN
Technische land- en tuinbouwwerken (132.000) 01/04/2007 LONEN • Cat. 1 Geschoolden Anciënniteit vanaf 5 jaar (+0,05 €) Anciënniteit vanaf 10 jaar (+0,15 €) Anciënniteit vanaf 15 jaar (+0,25 €) • Cat. 2 Geoefenden 1e graad Anciënniteit vanaf 5 jaar (+0,05 €) Anciënniteit vanaf 10 jaar (+0,15 €) Anciënniteit vanaf 15 jaar (+0,25 €)
11,83 11,88 11,98 12,08 10,65 10,70 10,80 10,90
in de sector te behouden. • Mest: Landbouw-Service heeft talrijke tussenkomsten gedaan voor een haalbaar en betaalbaar systeem van mesttransporten en het uitrijden op het land. Dit had niet altijd succes. Toch heeft Landbouw-Service verwezenlijkt dat de periode van 40 dagen behouden bleef voor de mestafzetdocumenten. De overheid wilde dit terugbrengen naar 14 dagen. • Diverse vergaderingen en studie-avonden over de meest uiteenlopende onderwerpen die van belang zijn voor de sector. Deze initiatieven gaan door op diverse plaatsen in het land. Tevens worden studiereizen georganiseerd. • Samenwerking met VOLSOG, de oud-leerlingen van de loonsproeiersschool van Gent
• Cat. 3 Geoefenden 2e graad Anciënniteit vanaf 5 jaar (+0,05 €) Anciënniteit vanaf 10 jaar (+0,15 €) Anciënniteit vanaf 15 jaar (+0,25 €)
10,05 10,10 10,20 10,30
• Cat. 4 Ongeschoolden Anciënniteit vanaf 5 jaar (+0,05 €) Anciënniteit vanaf 10 jaar (+0,15 €) Anciënniteit vanaf 15 jaar (+0,25 €)
9,11 9,16 9,26 9,36
• 2 • Landbouw-service •
Vergoeding op verplaatsing: Huisvestingsvergoeding Scheidingsvergoeding voor 1 dag: Scheidingsvergoeding voor halve dag:
13,57 13,57 7,34 4,35
NACHTWERK • in de winteruurregeling (tussen 22u en 6u) • in de zomeruurregeling (tussen 23u en 7u)
+20 % +20 %
SOCIALE ACTUALITEITEN
Schakel ik een zelfstandige in, of schrijf ik hem in als loontrekker ? ZELFSTANDIGE OF LOONTREKKER? DE WETGEVER HAKT DE KNOOP DOOR
Het is niet altijd gemakkelijk om een zelfstandige van een loontrekker te onderscheiden. Om dat probleem op te lossen heeft de wetgever een nieuwe wet in het leven geroepen die bepaalt welke criteria moeten worden gehanteerd om het ene statuut van het andere te onderscheiden. Die wet voorziet ook in de oprichting van een commissie die belast is met de invoering en de toepassing van die nieuwe criteria. DE 4 ALGEMENE CRITERIA De partijen kiezen vrij de aard van hun arbeidsrelatie (zelfstandige of loontrekker). Dat neemt niet weg dat die hoedanigheid moet overeenstemmen met de werkelijkheid, m.a.w. met de manier waarop de overeenkomst effectief wordt uitgevoerd. De wet bepaalt 4 algemene criteria die het mogelijk maken de twee statuten te onderscheiden: • de wil van de partijen; • de vrijheid om de werktijd te organiseren; • de vrijheid om het werk te organiseren; • de mogelijkheid een hiërarchische controle uit te oefenen. Als op basis van die criteria blijkt dat de partijen de arbeidsrelatie niet correct hebben gekwalificeerd, zal de overeenkomst worden herbekeken.
SPECIFIEKE CRITERIA De wet voorziet ook de mogelijkheid om specifieke criteria die eigen zijn aan de sector, een of meerdere beroepen of categorieën van beroepen vast te leggen in een koninklijk besluit. Belangrijk daarbij is dat die specifieke criteria niet mogen afwijken van de 4 algemene criteria.
COMMISSIE DIE DE ARBEIDSRELATIE REGELT
kingtreding van de wet of van het koninklijk besluit dat de lijst met specifieke criteria vastlegt; • een van de partijen bij de aanvang van haar activiteit als zelfstandige; • welke partij ook die overweegt een arbeidsrelatie te hebben waarvan de aard onzeker is. De beslissingen van de administratieve afdeling binden de RSZ, het RISVZ en de sociale-zekerheidsfondsen op voorwaarde dat de gegevens die de partijen hebben gegeven volledig en juist zijn en onveranderd blijven. Tegen die beslissingen kan beroep worden aangetekend.
STIMULANSEN TOT REGULARISATIE De regularisatie van een statuut kan zware financiële gevolgen hebben (regularisatie van de bijdragen die verschuldigd zijn sinds het begin van de activiteit met interest, strafrechtelijke sanctie, ...). Om de partijen ertoe aan te zetten hun juridische situatie vrijwillig te regulariseren, voorziet de wet in verminderingen in de volgende twee gevallen: • de partijen conformeren zich aan de beslissing van de administratieve afdeling binnen de 6 maanden volgend op die beslissing; • de werkgever sluit zich vrijwillig aan bij de RSZ binnen de zes maanden volgend op
De grote nieuwigheid van de wet is de oprichting van een commissie die uit twee afdelingen bestaat.
DE NORMATIEVE AFDELING De normatieve afdeling werkt de specifieke criteria uit die eigen zijn aan een sector of aan een of meerdere (categorieën van) beroepen.
DE ADMINISTRATIEVE AFDELING De administratieve afdeling spreekt zich uit over de concrete gevallen die haar worden voorgelegd. Zij beslist geval per geval welk statuut moet worden toegepast. Een zaak kan bij de administratieve afdeling aanhangig worden gemaakt door: • het geheel van de partijen van de arbeidsrelatie binnen het jaar te rekenen van de inwer• 3 • Landbouw-service •
de inwerkingtreding van de wet of van het koninklijk besluit dat de lijst met specifieke criteria vastlegt.
DIE VERMINDERINGEN BESTAAN UIT: • de rechtzetting van de sociale-zekerheidsbijdragen zal alleen betrekking hebben op de bijdragen die verschuldigd zijn vanaf de inwerkingtreding van de wet of van het koninklijk besluit dat de lijst met specifieke criteria vastlegt; • de rechtzetting zal alleen betrekking hebben op de bijdragen, met uitzondering van de verhogingen, interesten en andere kosten of sancties; • de bijdragen die tijdens die periode al onder het verkeerde statuut werden gestort, zullen mogen worden afgetrokken van de verschuldigde bijdragen; • geen enkele sanctie zal worden toegepast.
INWERKINGTREDING De bepalingen betreffende de algemene criteria en de stimulansen tot regularisatie zijn in werking getreden op 1 januari 2007. De bepalingen betreffende de commissie (normatieve afdeling en administratieve afdeling) zullen in werking treden op een bij koninklijk besluit bepaalde datum en uiterlijk op 1 januari 2008.
SOCIALE ACTUALITEITEN
Zwartwerk bestrijden via beperking bijberoep Senator Jan Steverlynck (CD&V) wil dat het financieel gunstige statuut van het bijberoep in sectoren die erg onder zwartwerk te lijden hebben in de tijd wordt beperkt. Onlangs pleitte hij ook voor een hervorming van de provinciale registratiecommissies zodat die zich meer kunnen concentreren op het opsporen van ondernemers die niet in orde zijn met de fiscale en sociale verplichtingen. Volgens Steverlynck is het statuut van het bijberoep te vaak een dekmantel voor zwartwerk. Bijberoepers genieten van een gunstig fiscaal statuut en beperken zich bovendien vaak tot het opstellen van minimumfacturen, waardoor ze ook nauwelijks BTW hoeven te betalen. Daarom diende hij een wetsvoorstel in dat voorziet dat in sectoren met veel zwartwerk, zelfstandigen in bijberoep na een periode van bijvoorbeeld drie of vijf jaar verplicht worden
de financiële lasten te betalen zoals iemand in hoofdberoep. Het zou de bevoegde minister zijn die beslist of een beperking in de tijd van het bijberoep nodig is, rekening houdend met het advies van de sector. “Het is geenszins de bedoeling om het statuut van het bijberoep te gaan afschaffen”, aldus nog Steverlynck. Tot slot wil de senator dat scherper wordt toegezien op ondernemingen die bewust hun fiscale of sociale schulden niet betalen. “Die malafide ondernemingen moeten sneller hun erkenningsnummer verliezen’, vindt hij. Steverlynck wil dat de provinciale erkenningscommissies zich meer met die probleemdossiers kunnen bezighouden. Vandaag is dat nauwelijks het geval omdat die commissies zich te veel moeten bezighouden met het verwerken van de aanvragen van registraties van startende ondernemers. Een onmiddellijke registratie via het ondernemersloket zou dat werk moeten beperken.
Financiële maatregelen ten gunste van de werkgever Een nieuwe website die alle federale en regionale maatregelen ten gunste van de werkgever groepeert, is geboren. Het gaat om: www.aandeslag.be. Deze site geeft op een duidelijke manier de verschillende maatregelen weer en informeert u met name over de voorwaarden, de voordelen en de aanvraagprocedure van de maatregel die u interesseert. Zowel maatregelen voor bestaande tewerkstelling als voor nieuwe tewerkstelling komen er aan bod. Interessant is tevens dat men de doelgroep kan aanduiden: laaggeschoolden, jongeren tot 26 jaar, werknemers vanaf 45 jaar of arbeidsgehandicapten. Deze maatregelen maken het aanwerven en behouden van personeel weer een stuk goedkoper ! Een aanrader dus ! TIP : Vul bij de werkgeverscategorie de code 93 in. Dat is de categorie van de technisch land- en tuinbouwwerken.
Ongevallen Meeste dodelijke ongevallen op landbouwbedrijf door trekkers.
In vijf jaar tijd zijn er in de Nederlandse agrarische sector 31 mensen overleden door een ongeval met een trekker. Dat blijkt uit cijfers van Stigas. Daarnaast lijkt dat het aantal bestuurders zich juist steeds minder bewust worden van gevaar door het toegenomen rijcomfort, de betere hanteerbaarheid en de bediening die steeds lichter gaat. Veel deskundigen op het vlak van arbeidsveiligheid stellen tevens dat er sprake is van een mentaliteitsprobleem bij bestuurders door het bewust negeren van gevaar en door routinematig te werken.
• 4 • Landbouw-service •
SOCIALE ACTUALITEITEN
PRAKTIJKCURSUSSEN MECHANISATIE • Korte PRAKTIJK opleidingen: - elektronica op landbouwvoertuigen (28 u) - elektriciteit op de hoeve (28 u) - elektriciteit op landbouwvoertuigen (28 u) • Hydraulica (Praktijkcursus van 91 u, 13 volledige zaterdagen) • Elektrisch lassen: basis (28 u) en gevorderden (28 u) • Speciale lastechnieken (24 u – 4 zaterdagen): - Harde oplas (rotoregtanden, ploegscharen, kraanbakken, hardox,...) - Gietijzer lassen - Aluminium-AC lassen, Inox lassen - Plasma snijden en branden - Speciale lastoepassingen • Dieselmotoren (56 u – 2 x 4 dagen) • Versnellingsbakken (5 volledige dagen) • Oogstmachines: persen, hakselaars, dorsmachines (3 daagse opleidingen) • Werken met graafmachine (met attest!) • Veiligheidsopleidingen met attest: - Bestuurder heftruck, - Bestuurder verreiker, - Bestuurder hoogwerker
Periode: eind dec. - jan
start: begin dec start: eind dec start: begin jan. of febr
periode: jan-febr periode: jan-febr periode: jan-febr start: 1ste week jan ‘08 start: 2de week september ‘07 periode: voorjaar ‘08 (op vraag)
G-RIJBEWIJS (TREKKERRIJBEWIJS) Doorlopend oefensessies + praktijkexamen !! Schrijf nu in voor sessies tijdens de grote vakantie!
BEDRIJFSLEIDING • Fytofarmacie (erkend gebruiker en verkoper van fytoproducten):(132 u): iedere zat vanaf okt • Biociden (erkend verkoper, erkend gebruiker) start: vanaf sept • Computeropleidingen:Initiatie, Word, Excel, EHBO, ... vanaf sept
Schrijf nu in!
PCLT, ZUIDSTRAAT 25 – 8800 ROESELAREE
Tel. 051/24 58 84 – Fax 051/24 23 68 e-mail:
[email protected] – www.pclt.be
• 5 • Landbouw-service •
SECTORNIEUWS
Hebben loonwerkers een Eurovignet nodig ? De Wet van 27 december 1994 tot goedkeuring van het Verdrag inzake de heffing van rechten voor het gebruik van bepaalde wegen door zware vrachtwagens, ondertekend te Brussel op 9 februari 1994 door de Regeringen van het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden, en tot invoering van een Eurovignet (publicatie in het Belgisch Staatsblad op 31 december 1994) meldt het volgende:
Art. 3. Aan het eurovignet zijn onderworpen de motorvoertuigen en de samengestelde voertuigen uitsluitend bestemd voor het vervoer van goederen over de weg, waarvan de maximaal toegelaten massa ten minste 12 ton bedraagt. De motorvoertuigen en de samengestelde voertuigen worden hierna met het woord “ voertuigen “ aangeduid. Art. 4. Het eurovignet is verschuldigd vanaf het ogenblik dat de in artikel 3 bedoelde voertuigen rijden op het wegennet door de Koning aangeduid. Voor de voertuigen die in België zijn of moeten zijn ingeschreven, is het eurovignet echter verschuldigd vanaf het ogenblik waarop deze voertuigen op de openbare weg rijden. Art. 5. Van het eurovignet zijn vrijgesteld : 1. de voertuigen uitsluitend bestemd voor de landsverdediging, voor de diensten van de burgerbescherming en de rampeninterventie, voor de brandweerdiensten en
andere hulpdiensten, voor de diensten die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van de openbare orde en voor de diensten voor onderhoud en beheer van de wegen en die als zodanig geïdentificeerd zijn; 2. de voertuigen die in België ingeschreven zijn en slechts af en toe op de openbare weg in België rijden en die worden gebruikt door natuurlijke of rechtspersonen die het goederenvervoer niet als hoofdactiviteit hebben, mits het vervoer dat met deze voertuigen plaatsvindt tot het Belgisch grondgebied beperkt is. De wet van 10 juni 2001 heeft de bestaande regeling gewijzigd. Voor de in België ingeschreven vrachtwagens blijft het eurovignet verschuldigd zodra zij op de openbare weg rijden. Het onweerlegbaar vermoeden volgens hetwelk dit het geval is zolang de vrachtwagen ingeschreven is of moet zijn in het repertorium van de Dienst van het Wegverkeer, werd geschrapt. Bijgevolg geldt voor in België • 6 • Landbouw-service •
ingeschreven vrachtwagens met ingang van 1 januari 2001, dat het eurovignet slechts verschuldigd is vanaf het ogenblik dat zij effectief op de openbare weg rijden. Buitenlandse voertuigen zijn alleen onderworpen aan het eurovignet voor die perioden waarin zij bij een bij KB limitatief aangeduid wegennet rijden. Zij kunnen een vignet kopen voor de duur van een dag, een week of een maand. Om hieraan te verhelpen voorziet het Vlaams gewest in een regeling van gedeeltelijke evenredige teruggave. Er is ook een parlementaire vraag over gesteld in het kader van landbouwvoertuigen, waar meer duidelijkheid gegeven wordt voor onze sector:: Vraag nr. 277 van mevrouw Gardeyn-Debever dd. 08.02.1996 Enkele weken geleden werd uiteindelijk meer duidelijkheid gebracht inzake de toepassing van het eurovignet in de land-en tuinbouwsector. Ik wens vooral de term “meer duide-
SECTORNIEUWS lijkheid” te benadrukken daar de nu voorgestelde regeling geenszins een bevredigende oplossing kon bieden voor het specifieke vervoer van land- en tuinbouwprodukten, door de producenten zelf, vanaf de produktieplaats naar de verkoop- of bewaarruimte. Uiteindelijk werd slechts een sluitende oplossing aangeboden voor de landbouwtractoren, en hun oplegger, die echter ingevolge de correcte toepassing van artikel 3 van de wet van 27 december 1994 nooit onder het toepassingsveld van voormelde wet vielen. 1. Gezien landbouwtractoren nooit van toepassing waren in deze wet, welke landbouwvoertuigen werden dan bedoeld als vrijgesteld, in toepassing van artikel 5, 2°, van de wet van 27 december 1994, in de memorie van toelichting van voormelde wet (Gedr. St., Senaat, zitting 1994-1995, nr. 1239-1, blz. 8 en 9) ? 2. Welke argumentatie belet om land- en tuinbouwvrachtwagens te definiëren volgens de bepaling van het koninklijk besluit van 10 november 1987 betreffende de tachograaf en hun aldus volledige vrijstelling van het eurovignet toe te staan ? 3. Waarom kon de nu verleende vrijstelling voor gebruik van vrachtwagens gedurende maximum 30 dagen niet opgesplitst worden tot 60 halve dagen (tussen 0 en 12 u - 12 u en 24 u) ? Deze halve dagen beantwoorden ook beter aan de economische realiteit. 4. Waarom wordt het in de wet voorziene eurovignet voor 1 maand, 1 week en/of 1 dag in België alleen toepasbaar gesteld voor niet in België ingeschreven voertuigen ? Buitenlandse voertuigen kunnen hier wel degelijk een dag-, week- of maandvignet bekomen. Hierdoor wordt de in zware crisis verkerende tuinbouwsector nog verder gediscrimineerd ten opzichte van de Nederlandse en Duitse collega’s die wel kunnen genieten van deze soepeler regeling bij gebruik van autosnelwegen, en voor de rest van het wegennet de algemene vrijstelling kunnen inroepen. 5. a. Wanneer zullen de concrete richtlijnen inzake de verminderde forfaitaire boeteregeling bij de bevoegde diensten beschikbaar zijn ? b. Vanaf wanneer is deze reeds rond 20 november 1995 besliste regeling toepasbaar geworden ? 6. Na alle verwarring in 1995 (mogelijke vrijstelling op basis van artikel 5, 2°; opschorting controle; enge interpretatie “landbouwvrachtwagen” enz.) kunnen land- en tuinbouwers zich eindelijk, op basis van een duidelijker omschreven reglementering in regel stellen inzake het eurovignet. Is het verenigbaar met de beginselen van
behoorlijk bestuur, dat land- en tuinbouwers, hun eurovignet over 1996 pas kunnen ontvangen, nadat zij, los van enige voorafgaande herinnering, of vordering, nu ook hun eurovignet over 1995 betaald hebben ?
ANTWOORD 1. Ik kan het geacht lid bevestigen dat de memorie van toelichting van het wetsontwerp dat de wet van 27 december 1994 tot invoering van het eurovignet is geworden, effectief de landbouwvoertuigen vermeldt in het kader van de vrijstellingen bedoeld in artikel 5, 2°. De minister van Verkeerswezen die het ontwerp bij de Wetgevende Kamers heeft ingediend, heeft tijdens de bespreking toelichtingen verstrekt waaruit men kan afleiden dat in casu inzonderheid “landbouwvrachtwagens” zijn bedoeld (Gedr. St., Senaat, zitting 1994-1995, Verslag nr. 1239/2). 2. De wetgeving betreffende het eurovignet maakt geen enkele verwijzing naar de reglementering betreffende het gebruik van de tachograaf. Er bestaat geen enkele objectieve reden om specifiek en uitsluitend voor de landbouwvoertuigen de vrijstelling van het eurovignet te koppelen aan de vrijstelling van het gebruik van de tachograaf, zodanig dat andere types van voertuigen - eveneens aangewend voor het vervoer van goederen of voorwerpen - niet van de vrijstelling zouden genieten. 3. Ik heb door de Administratie der directe belastingen een grondig onderzoek laten verrichten met betrekking tot de toepassing van het eurovignet in de landbouwsector. Op basis van de resultaten van dat onderzoek kan worden gepreciseerd dat met de uitdrukking “af en toe” zoals bedoeld in artikel 5, 2°, van de voormelde wet een gebruik op de openbare weg van maximum 30 dagen gedurende de belastbare periode mag worden verstaan. Om te genieten van de vrijstelling van het eurovignet op basis van het vernoemd artikel 5, 2°, moeten de volgende voorwaarden zijn vervuld: • de voertuigen moeten in België ingeschreven zijn; • ze mogen gedurende de belastbare periode niet meer dan 30 dagen op de openbare weg rijden; • ze mogen slechts worden gebruikt door natuurlijk of rechtspersonen die het goederenvervoer niet al hoofdactiviteit hebben; • het vervoer dat met deze voertuigen plaatsvindt moet tot het Belgische grondgebied beperkt zijn. • 7 • Landbouw-service •
Het eurovignet werd ingevoerd volgens een systeem dat, naast week-, maand- en jaarvignetten, slechts voorziet in dagvignetten. Het leek dan ook meer dan logisch de toepassing van de vrijstelling wegens sporadisch gebruik te toetsen aan het aantal dagen dat het voertuig wordt gebruikt. Eenzelfde criterium wordt trouwens ook toegepast in de aanverwante vrijstellingsregeling op het gebied van verkeersbelasting. 4. Het eurovignet situeert zich in een wettelijk kader dat ruimer is dan dat van de wet van 27 december 1994. Door te opteren voor een systeem van jaarlijkse belasting, heeft de federale wetgever slechts gebruik gemaakt van de door de richtlijn 93/89/EEG van 25 oktober 1993 aan elke lidstaat geboden mogelijkheid de op haar grondgebied ingeschreven voertuigen voor het hele jaar te belasten. Bovendien behoort het invoeren van een retributie zoals door het geacht lid wordt voorgesteld niet meer tot de bevoegdheid van de federale instanties. 5. De Administratie van de directe belastingen beschikt sedert 6 februari 1996 officieel over een volledig commentaar op de sancties inzake het eurovignet, maar de bevoegde diensten zijn tijdig op de hoogte gesteld geweest van de regels inzake de beperking van het bedrag van de boete in geval van goede trouw. 6. Het eurovignet is een belasting die op basis van de aangifte van de belastingplichtige wordt geïnd en die spontaan bij de bevoegde ontvanger der directe belastingen moet worden betaald. Wat de voertuigen betreft die, rekening gehouden met de verduidelijkingen betreffende de vrijstellingsregels, uiteindelijk niet van een vrijstelling kunnen genieten en waarvoor het eurovignet bij de aanvang van het jaar 1995 niet werd gekweten, kan men zeggen dat de belastingplichtigen in feite een uitstel van betaling van ongeveer een jaar, dat voor hen geenszins nadelig is, hebben genoten.
SECTORNIEUWS
Werken met onderaannemers Regelmatig krijgen we op het secretariaat vragen over samenwerken met een onderaannemer. Waarop moet ik letten bij het contracteren ? Hoe kan ik op een eenvoudige manier een samenwerking voor langere duur tot stand brengen ? Moet ik mijn onderaannemer ergens melden ? Ben ik ook verantwoordelijk voor de machines en voor het personeel van mijn onderaannemer ? Mag u vrij kiezen om een onderaannemer in te schakelen ? Daar beslist u inderdaad zelf over, tenzij uw contract met de opdrachtgever dit uitdrukkelijk verbiedt. De onderaannemer blijft wel volledig vreemd aan de rechtsverhouding tussen uzelf en de opdrachtgever. U blijft ten opzichte van de opdrachtgever dan ook volledig verantwoordelijk voor de door de onderaannemer(s) uitgevoerde werken. Het feit dat uw klant u niet correct betaalt, ontdoet u niet van uw eigen betalingsverplichting naar de onderaannemer. Hoofdaannemer en onderaannemer maken vaak mondelinge afspraken, op basis van vertrouwen in elkaar. Mondelinge contracten zijn geldig, maar duidelijke schriftelijke (en dus bewijsbare) afspraken zijn aan te bevelen. Als hoofdaannemer heeft u ook baat bij een goed en evenwichtig onderaannemingscontract. De inhoud er van regelt u zelf, maar
een belangrijk aandachtspunt is de afstemming van het onderaannemingscontract op het contract met uw eigen opdrachtgever. Verbindt u zeker nooit tot meer ten opzichte van uw onderaannemer dan uzelf gehouden bent ten opzichte van uw opdrachtgever. Enkele belangrijke contractclausules naast de prijs en de uitvoeringstermijn betreffen verzekeringen, oplevering, aanwezigheid op vergaderingen, naleven van de anti-koppelbaasmaatregelen, verbod op illegale tewerkstelling, enz. Bent u niet zeker dat u de opdracht bij de klant zal binnenhalen, sluit de onderaannemingsovereenkomst dan onder opschortende voorwaarde. Eventueel kan u ook een niet-concurrentiebeding inlassen, dit om te vermijden dat uw onderaannemer rechtstreeks voor uw klant gaat werken. Met het systematisch inschakelen van onderaannemers moet u wel opletten in het kader
TIP ! CLAUSULE “VERBOD ILLEGALE TEWERKSTELLING” De hoofdaannemer wijst de onderaannemer uitdrukkelijk op het verbod van tewerkstelling van werknemers of onderaannemers die niet voldoen aan alle verplichtingen inzake verblijf, tewerkstelling, verloning, enz. opgelegd door de Belgische en Europese regelgeving. De onderaannemer zal er derhalve op toe zien dat er geen illegale arbeidskrachten tewerkgesteld worden. De onderaannemer verbindt er zich eveneens toe de hoofdaannemer te verwittigen van elke kennisname van zulke illegale tewerkstelling door overige onderaannemers. Indien de hoofdaannemer een inbreuk op hoger genoemde verbodsbepaling vaststelt, heeft hij het recht onderhavige overeenkomst te verbreken lastens de onderaannemer en dit met onmiddellijke ingang.
van de schijnzelfstandigheid. Wanneer zou blijken dat een onderaannemer systematisch voor u werken uitvoert, zonder dat hij daarbij het werk zelf kan regelen, zelf beslist over vakantie, werkt met uw materialen, enz. kan de sociale inspectie besluiten tot schijnzelfstandigheid met alle gevolgen van dien, zoals boetes voor u beiden. Veel aannemers van land- en tuinbouwwerken schakelen immers zelfstandigen in. Hoofdzakelijk heeft dit te maken met de kostprijs van ingeschreven personeel, maar ook met de seizoensgebonden activiteiten. Aan te raden valt dus wel om niet verder te werken met zelfstandigen, maar de mensen die voor u werken ook effectief in te schrijven als werknemer. U werkt dan volledig legaal, en vermijdt zo de problematiek van sociale inspecties en schijnzelfstandigheid.
RISICO’S VAN ZWARTWERK OF ILLEGALE TEWERKSTELLING De boetes voor zwartwerk lopen behoorlijk hoog op voor de werkgevers. Het gaat om 15 000 euro maal het aantal illegale werknemers. Ook andere inbreuken leiden tot hoge boetes. Daarnaast riskeer je een strafrechterlijke vervolging. Bovendien rijzen er stemmen op om hoofdaannemers aansprakelijk te maken voor uitbuiting van het personeel bij onderaannemers. Volgens ons zijn er inderdaad misbruiken, maar het is aan de inspectiediensten om te controleren. Het is niet de opdracht van de hoofdaannemer om na te gaan of een onderaannemer zijn werknemers correct betaalt en de wetgeving naleeft.
• 8 • Landbouw-service •
SECTORNIEUWS
Oproep voor prijsofferte De laatste twee jaren, werden er in België geen nieuwe gevallen van maïswortelboorder (Diabrotica) vastgesteld. Wel werden er in 2005 enkele insecten gevonden in Nederland nabij de grens met Limburg. Daar het Federaal Voedselagentschap toch wil klaar staan om, bij een mogelijke uitbraak in 2007, aan de dan betrokken telers opnieuw voor te stellen een gemeenschappelijke behandeling van de maïspercelen uit te voeren, doet het Agentschap een dringende oproep voor een prijsofferte voor de uitvoering van de mogelijke bestrijdngswerken. Bij een eventuele nieuwe vaststelling dienen alle maïspercelen, die in de af te bakenen focuszones zullen liggen, tweemaal behandeld worden. Een eerste maal bij de eerste vaststelling en een tweede behandeling na 2 weken. Ter informatie voor de uitbraken van 2003 en 2004 bedroeg de gemiddelde oppervlakte van de focuszones 95 ha, de oppervlakte van een zone is afhankelijk van het aantal gevonden insecten. De prijs dient te worden uitgedrukt in EURO/hectare en per behandeling (BTW inbegrepen).
De factuur zal worden opgemaakt voor de werkelijk behandelde oppervlakten na controle door de betrokken Provinciale Eenheden van het Agentschap. De thans erkende bestrijdingsmiddelen zijn DECIS MICRO; DECIS EC 2.5; DECIS 2,5 EC; KARATE; SPLENDOUR; PATRIOT en INTERTEON 100CS.
TECHNISCHE VEREISTEN : (Een technische documentatie van de machine dient toegevoegd te worden.) - vrije hoogte van de machine, afstand onderkant werktuig tot grond, minstens 1,40 m - de sproeibomen minstens 2,00 m boven de grond - spoorbreedte een veelvoud 0,75 m (aanpasbaar aan de spoorbreedte van de werktuigen in de maïsvelden) - de druk aan de spuitnippels minstens 2,5 bar bedragen - concentratie van werkend product: in functie van het gebruikte product (zie FYTOWEB) - verdunning de behandeling gebeurt aan 200 l/ha
DE PRIJSOFFERTE, ALLES INBEGREPEN, OMVAT: - de behandelingskosten (werkuren, aanpassen aan extra hoogte machine, enz. - het bestrijdingsmiddel - alle verplaatsingskosten (van stelplaats tot zone en terug; binnen de zone) - alle brandstof - alle nodige water - één reiniging van het ganse toestel na het beëindigen van de dagtaak met water onder druk De aannemer is verantwoordelijk voor de goede uitvoering van de opdracht. De door hem aangerichte schade zal hij zelf moeten vergoeden doch werken uitgevoerd in het raam van het contract en voor zover deze gedaan zijn volgens de goede praktijken, vallen buiten zijn verantwoordelijkheid. Er wordt een begeleiding, tijdens de werken, van uit het agentschap voorzien. De prijsopgave dient gezonden te worden aan het Federaal Voedselagentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV), Simon Bolivarlaan 30 te 1000-Brussel, tel 02/208 51 62, fax 02/208 51 70 tav. Van Looij Jan, vóór 1 augustus 2007.
Doen loonwerkers vervoer ? In het ledenblad van FEBETRA lezen we het volgende artikel:
LANDBOUWVOERTUIGEN Wie langs Vlaamse wegen rijdt, komt steevast landbouwvoertuigen tegen die duidelijk voor andere doeleinden dan landbouwactiviteiten aangewend worden. Op zich is het niet echt een probleem dat landbouwvoertuigen vervoer voor rekening van derden doen of in het kader van wegenwerken ingeschakeld worden. Voor zover zij uiteraard de reglementering inzake het eurovignet, de vervoersvergunning, het gebruik van diesel als motorbrandstof, enz. naleven. Te oordelen naar het aantal klachten dat we van vervoerders krijgen, is de kans groot dat eigenaars van landbouwvoertuigen het niet zo nauw nemen met de reglementering wanneer zij dit type van voertuig aanwenden voor doeleinden die niets te maken hebben met landbouwactiviteiten. Of die perceptie over-
eenstemt met de realiteit, valt onmogelijk na te trekken. In de controlestatistieken bestaat de categorie “landbouwvoertuigen” doodleuk niet. Meteen rijst dan ook de vraag, of ze ooit wel onderworpen worden aan controles langs de weg. Het zou wel eens kunnen dat de wegcontroleurs de wetgeving inzake landbouwvoertuigen zo complex vinden, dat ze zich liever focussen op andere categorieën van voertuigen waarvoor de zaken wel duidelijker zijn. Wij vroegen de controlediensten van de FOD Transport en Mobiliteit in elk geval om tekst en uitleg. Zij lieten ons weten dat ze hun doelgroepen bepalen op basis van risicoanalyses. Nog steeds volgens diezelfde bron, maken landbouwvoertuigen en hun eventueel onrechtmatig gebruik deel uit van de huidige doelgroepen. • 9 • Landbouw-service •
Bron TRANSPO – FEBETRA
NASCHRIFT LANDBOUW-SERVICE Dat loonwerkers ook behoren tot de doelgroepen die gecontroleerd worden, hebben we de laatste maanden duidelijk ondervonden. Problemen met massa’s en gewichten, en steeds duidelijke vragen over vervoer voor rekening van derden worden afgevuurd op de loonwerkers. Daarnaast is het uiteraard zo dat de regels van het spel moeten gevolgd worden. Wanneer een loonwerker effectief vervoer doet voor rekening van derden, of ingezet wordt voor grondverzet, dan moet hij zich in orde stellen met de specifieke regels.
SECTORNIEUWS
Gebruik namaakmiddelen neemt toe Het gebruik van namaakbestrijdingsmiddelen neemt toe. Er bestaat een potentieel gevaar voor de voedselveiligheid, het milieu en voor de gebruikers van deze middelen. Dat zegt de koepel van de bestrijdingsmiddelenindustrie in Europa, de ECPA. In Nederland zijn de namaakmiddelen nog niet aangetroffen, zegt de Algemene Inspectiedienst (AID). De bestrijdingsmiddelenindustrie (Nefyto) houdt de vinger aan de pols. In China, Rusland, Oekraïne, Italië en Frankrijk zijn de laatste jaren honderden hectares aardappelen, tomaten, graan of bieten vernietigd omdat sprake was van gevaarlijke nepmiddelen. De internationale gewasbeschermingsindustrie is een campagne begonnen tegen de nepmiddelen, die uiterlijk niet te onderscheiden zijn van de echte middelen. De producten worden via een alternatief circuit tegen lage prijzen aangeboden. “5 à 7 procent van pesticiden zijn nepproducten” De Europese producenten van bestrijdingsmiddelen zijn het toenemend gebruik van
nagemaakte producten beu. De illegale handel brengt de voedselveiligheid, het milieu en de gebruikers van deze middelen in gevaar, aldus de koepel van de fyto-industrie, de ECPA. In China, Rusland, Oekraïne, Italië en Frankrijk werden de voorbije jaren honderden hectare aard¬appelen, tomaten, graan en bieten vernietigd omdat sprake was van gevaarlijke nepmiddelen. De fyto-industrie heeft eind oktober tijdens een conferentie in Glasgow aangekondigd dat er een campagne komt tegen de illegale praktijken. Het gaat daarbij niet alleen om namaakpesticiden die via een alternatief circuit tegen lage prij¬zen aangeboden worden, maar ook om de illegale invoer van bestrijdingsmiddelen die elders wel toegelaten zijn. In Engeland loopt momenteel een gerechtelijk onderzoek naar twee bedrijven die zich schuldig zouden gemaakt hebben aan piraterij.
De producenten van gewasbescherming roepen de Europese landen op om aandacht te hebben voor het probleem. Jaarlijks zouden ze hierdoor 30 miljoen euro aan taksen mislopen. Aan landbouwers wordt gevraagd om enkel producten van betrouwbare afnemers te kopen. De nepmiddelen heb¬ben soms wel enige werking, maar vaak ook in het geheel niet, met alle risico’s vandien. Door de illegale handel lopen de fyto-producenten inkomsten mis die naar eigen zeggen de ontwikkeling van de volgende generatie bestrijdingsmiddelen vertragen. Directeur-generaal Christian Verschueren van Croplife International zegt dat het praktisch onmogelijk is de omvang van het probleem in te schatten. In Europa zou het gaan om ongeveer 5 procent van de markt. In andere landen is het probleem veel groter: in China is mogelijk 30 pro¬cent van de middelen illegaal en in India 20 procent.
Kostprijs van het loonwerk Volgens onze Nederlandse zusterorganisatie is de gemiddelde kostprijs in het loonwerk in het afgelopen jaar met ongeveer drie procent gestegen. Een belangrijke veroorzaker daarvan is de brandstofkost, die over het ganse jaar 8,4 % hoger was. De forse kostenstijging is vastgesteld bij de bepaling van de indexcijfers voor het Cumelakostprijsprogramma. Daarmee kunnen loonwerkers aan het begin van het jaar voor hun eigen bedrijf en hun eigen machines berekenen met welk percentage de tarieven moeten worden aangepast om de kostprijsontwikkeling bij te houden. Bedrijven kunnen deze berekening op maat maken door gebruik te maken van de eigen kengetallen uit de boekhouding. Enkele andere kengetallen uit de studie: • vervangingswaarde van de machines is in 2006 met 2 % gestegen ten opzichte van 2005 • het rentepercentage is gestegen met 0,5 % • een onzekere factor in de berekening is de kostprijsontwikkeling van de lonen, maar dit wordt geschat op een verhoging van de kosten met 2,5 à 3;5 %. Wellicht is de kostprijsontwikkeling in • 10 • Landbouw-service •
Nederland de aanleiding dat Nederlandse loonwerkers minder plannen hebben voor bedrijfsuitbreiding. Slechts 10 % van de loonwerkers geeft aan uit te willen breiden, in 2005 was dit nog 16 %. Ook in België krijgen we op het secretariaat van Landbouw-Service op regelmatige basis klachten binnen over kostprijzen. Klachten zoals “onder de prijs werken”, werken met zwart personeel, vervoer doen met rode diesel en dergelijke meer, geven een extra druk op de kostprijzen. Daarom ontwikkelt Landbouw-Service, in samenwerking met de CRA te Gembloux een programma waarbij iedere loonwerker de eigen kostprijzen kan berekenen. Dit programma zal kunnen worden geraadpleegd via internet. In de winterperiode 2007-2008 zal LandbouwService opleidingssessies organiseren over kostprijsberekening en over de toepassing van het kostprijsberekeningsprogramma.
SECTORNIEUWS
Wanneer witte diesel gebruiken ? De Wet van 22 oktober 1997 betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie regelt het gebruik van witte en rode diesel. Artikel 16 meldt in paragraaf 2 dat de vrijstelling van accijns en bijzondere accijns wordt verleend voor minerale olie die onder belastingcontrole uitsluitend voor land-, tuin- en bosbouwwerkzaamheden en de zoetwatervisteelt wordt gebruikt. Deze vrijstelling is beperkt tot leveringen van gasolie en kerosine. Zware stookolie die niet meer dan 1 % zwavel bevat en die onder belastingcontrole uitsluitend wordt gebruikt voor land-, bos- en tuinbouwwerkzaamheden en in de zoetwatervisteelt geniet vrijstelling van accijns en bijzondere accijns. Deze vrijstelling is van toepassing op minerale olie gebruikt als : • brandstof : - voor verwarmingsdoeleinden, in de ruimtes voorbehouden voor de veeteelt in het kader van strikte landbouwactiviteiten evenals voor droog- en bewaringsinrichtingen voor landbouwproducten; - voor de geforceerde teelt van tuinbouwproducten; - voor de exploitatie van kweek- en productietechnieken voor zoetwatervissen; • brandstof voor de voeding van geïnstalleerde motoren op : - land-, tuin- en bosbouwtractoren; - machines, gereedschappen, werk- en voertuigen met een speciaal voortstuwingsme-
chanisme, die ongeschikt zijn voor tractie en personen-, goederen- en dierenvervoer en die speciaal ontworpen zijn om uitsluitend te worden gebruikt in de land-, tuin- en bosbouw en in de visteelt. Onder land-, tuin- en bosbouwtractoren wordt hier verstaan : de eigenlijke tractoren en tuinfrezen, als dusdanig ingeschreven, die op de openbare weg mogen rijden en die gebruikt worden voor : • het voorttrekken van machines, landbouwwerktuigen, al dan niet geladen aanhangof transportwagens, die bij hun exploitatie worden gebruikt door een land-, tuin- en bosbouwer of in de visteelt of door personen die in hun dienst werken, voor zover er een direct verband bestaat tussen het gebruik op de openbare weg en het beheer van deze exploitatie; • door andere dan voornoemde ondernemers, of door hun personeel, voor werkzaamheden die betrekking hebben op de exploitatie door derden van de land-, tuinen bosbouwbedrijven of viskwekerijen voor zover het vervoer via de openbare weg van handelsgoederen, landbouwprodukten of dieren slechts gebeurt tussen de boerderij en de bijhorende erven en omgekeerd.
SAMENGEVAT: Er wordt dus een onderscheid gemaakt tussen de tractoren die door de exploitant (landbouwer) zelf worden gebruikt en deze gebruikt
• 11 • Landbouw-service •
door een gespecialiseerde ondernemer die diensten verleent aan derden (loonwerker). • In het geval van de landbouwer kan deze in alle omstandigheden en ongeacht de plaats van bestemming, belastingvrije gasolie of kerosine gebruiken als motorbrandstof voor zijn tractor voor zoverevenwel het vervoer of de verplaatsing langs de openbare weg strikt verbandhoudt met zijn bedrijf. • Bij de loonwerker mag het vervoer van dieren, goederen of waren langs de openbare weg slechts plaatsvinden tussen plaatsen behorend tot eenzelfde bedrijf of tussen de boerderij en de velden die ervan afhangen en omgekeerd. Deze maatregel werd getroffen teneinde geen oneerlijke concurrentie ten opzichte van de beroepsvervoerders die verplicht zijn belaste gasolie te gebruiken voor hun voertuigen. Bij het gebruik van als landbouwtractoren ingeschreven trekkers voor andere doeleinden dan uitsluitend voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en zoetwatervisteelt kan de gasolie en kerosine gebruikt als motorbrandstof niet voor belastingsvermindering in aanmerking komen. Zo dergelijke tractoren worden gebruikt als machines voor de weg en waterbouw op werven, bijvoorbeeld bij grondwerken, wordt de brandstof (gasolie, kerosine of vloeibaar gas) belast aan de tarieven die worden toegepast voor industrieel en commercieel gebruik. De vrijstelling is dus niet van toepassing op de brandstoffen gebruikt voor de voeding van motoren van vrachtwagens en andere speciaal ingerichte voertuigen die dienen of zouden kunnen dienen voor het vervoer van tractoren, machines en andere werktuigen. Hieronder vallen dus ook de diepladers.
SECTORNIEUWS
Loonwerkers en het gedrag van hun klanten Onze Nederlandse zusterorganisatie heeft een enquête georganiseerd bij de aangesloten leden over het gedrag van de klanten van de loonwerker. Daarbij konden een aantal opmerkelijke conclusies getrokken worden. Op de vraag: “zijn de klanten alle stress nog wel waard ?” antwoordden een heel aantal loonwerkers negatief. In de enquête heeft Cumela een onderscheid gemaakt tussen de boerenopdrachtgevers en aan de andere kant de aannemers en overheden. De loonwerkers denken erover om de boerenklanten aan de kant te schuiven. Verschillende bedrijven hebben dat de afgelopen jaren al gedaan, is te zien aan de omzetcijfers. Die bedrijven halen het grootste deel van de omzet nu uit grondverzet en cultuurtechniek. Een vijfde van de bedrijven overweegt zelfs een hele klantengroep zoals de boeren aan de kant te zetten. Want Nederlandse loonwer-
kers zijn het gezeur over prijzen of het gebrek aan waardering wel eens zat. Een nog groter deel, een derde van de bedrijven, geeft aan te overwegen een deel van de kanten te stoppen.
die tevreden zijn over boeren als klant. Zo piekert meer dan 70 % van de agrarische loonwerkers er niet over om de boeren uit hun klantenbestand te verwijderen.
De boeren hebben bij de loonwerkers een slechte naam opgebouwd doordat zij volgens de loonwerkers te laat bellen om werkzaamheden uit te voeren. Tien procent vindt dat ze veel te laat worden gebeld en 60 % zegt dt dit net op tijd gebeurt. 25 % van de loonwerkers vinden dat boeren op tijd bellen.
Maar ook de aannemers en overheden zijn niet altijd even populair, ook daar overweegt een op de elf bedrijven wel eens om deze klanten verder te bedanken. Een deel van de aannemers zal wellicht op korte termijn afscheid van de loonbedrijven moeten nemen, want twintig procent overweegt om hier te stoppen. Dat dit geen loze kreten zijn, blijkt wel uit het antwoord op de vraag of ze al eens klanten hebben afgezegd. Twintig procent van de bedrijven heeft in de agrarische sector al daadwerkelijk klanten de hand geschud om er nooit meer terug te komen. Bij de aannemers en overheden ligt dit iets lager, maar zijn toch ook al veel bedrijven tot ongewenste opdrachtgever verklaard.
De sterke onvrede hangt ook samen met het ontbreken van ruimte om als loonwerker tot een efficiënte planning te komen. 20 % van de loonwerkers vindt ook dat boeren te veel zeuren over de loonwerkerstarieven. De helft van de loonwerkers merkt op dat het aantal ontevreden klanten groeit. Toch is er ook een grote groep loonwerkers
Verzekeringen PROBLEEMSTELLING 1 VRAAG: Een aanhangwagen met luchtremmen staat geparkeerd op het erf van een loonwerker. De luchtdruk valt weg en de aanhangwagen bolt op de openbare weg en beschadigt daar een auto. Hoe zit het met de verzekering ?
ANTWOORD: Normaliter is de aanhangwagen niet apart verzekerd. Op de groene kaart/verzekeringskaart wordt meestal alleen code C vermeld. Daarmee is de trekker verzekerd als trekker en dan stopt het. Landbouwtrekkers worden normaal gezien verzekerd onder code C. De trekker is tevens verzekerd om op de weg te komen ook met een gedragen machine tot een gewicht van maximum toegelaten massa, dus trekker alleen. Het probleem begint vanaf het moment dat er een aanhangwagen aanhangt. Best is om deze te verzekeren onder de code CF: trekker en aanhangwagen tot een gewicht vn de maximum toegelaten massa van de sleep.
Daarom raden wij volgende oplossing aan: • Trekker verzekeren onder CF • Aanhangwagens daarnaast apart verzekeren onder code F. Deze bijkomende verzekering is wel iets duurder, maar het is zeker verantwoord.
Evenwel, als de aanhangwagen apart wordt achtergelaten, dan is deze niet meer verzekerd, aangezien de verzekering spreekt over de trekker met aanhangwagen.
Een loonwerker heeft aardappelen gerooid bij een producent, deze aardappelen zijn naar een aardappelverwerkend bedrijf vervoerd, waar men – na verwerking tot chips – toch
PROBLEEMSTELLING 2 VRAAG:
• 12 • Landbouw-service •
vreemde stoffen heeft gevonden. Het aardappelverwerkend bedrijf klaagt de loonwerker aan voor het verlies.
ANTWOORD: In het kader van IKKB zijn alle activiteiten in de akkerbouwsector zo klaar als pompwater. Alles is traceerbaar. De loonwerker zal dan ook moeten bewijzen dat hij met deze verontreiniging door vreemde stoffen niets te maken heeft. Uiteraard kan hij dit doen door de registers die hij moet bijhouden. Toch raden wij aan om bij uw verzekeraar te informeren of u in orde bent met verzekering op nalevering.
VOEDSELKWALITEIT
IKKB en VKL voor loonwerkers gelijkwaardig Op 14 februari 2007 hebben de vertegenwoordigers van OVPG/ Landbouw-Service en Stichting Pro aCt een overeenkomst ondertekend, waarin de wederzijdse acceptatie van de IKKB Standaard en VKL (VoedselKwaliteit Loonwerk) voor loonwerkers werd bekrachtigd. Deze afspraak zorgt ervoor dat zowel Belgische als Nederlandse loonwerkers meer slagkracht krijgen om over de landsgrenzen heen geborgde en gecertificeerde diensten te leveren aan landbouwers. De gelijkwaardigheid tussen VKL en de IKKB Standaard werd onderzocht op basis van een concordantietabel van beide schema’s. Op basis hiervan werd besloten dat beide lastenboeken (normen) op veel punten overeenkomen, weliswaar met hier en daar andere accenten. Belangrijk is dat beide schema’s hetzelfde doel voor ogen hebben, namelijk de garantie bieden dat de geleverde diensten voedselveilig en traceerbaar zijn. Een landbouwer die beroep doet op een gecertificeerde loonwerker kan met andere woorden
op zijn beide oren slapen. De IKKB Standaard in België sluit dan ook perfect aan bij de IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie en de Sectorgids Autocontrole. VKL dekt voor het agrarische loonwerk alle eisen uit de Nederlandse voedselveiligheidscertificaten akkerbouw (VVAK) af. Wederzijdse acceptatie van IKKB en VKL impliceert dat IKKB-gecertificeerde loonwerkers die diensten leveren aan gecertificeerde landbouwers voor VVAK (bv. aardappelen, groenten), geen bijkomende controles meer zullen krijgen. Omgekeerd voldoen
VKL-gecertificeerde loonwerkers die diensten leveren aan IKKB-akkerbouwers in België aan de gestelde eisen. In de toekomst zullen de eigenaars van de schema’s nauw contact blijven houden en inhoudelijke wijzigingen op elkaar afstemmen en communiceren. Verder geldt het principe dat Belgische loonwerkers zich aanmelden bij Vegaplan.be voor de IKKB Standaard voor Aannemers van Land- en Tuinbouwwerken, terwijl Nederlandse loonwerkers zich inschrijven voor VKL.
Gebruik van biociden en pesticiden Biociden en pesticiden worden in huis en in tuinen al te vaak als gemakkelijkheidsoplossing aangewend terwijl er voldoende alternatieven bestaan. Daarom hebben federaal minister van Leefmilieu Bruno Tobback (sp.a), federaal minister Rudy Demotte (PS) en Test-Aankoop de gids “Ongewenste gasten in je huis of tuin? “ voorgesteld. Efficiënte huis-, tuin- en keukentips zijn volgens hen betere oplossingen. De tien fiches van de gids geven concrete tips hoe het al te gemakkelijke gebruik van pesticiden en biociden in huis en tuin kan vermeden worden. De ministers en Test-Aankoop ijveren samen voor een doordacht gebruik ervan en benadrukken dat “zelfs kleine doses van bepaalde chemische stoffen (in pesticiden en biociden) de gezondheid van kinderen kan schaden”. • 13 • Landbouw-service •
De infogids past in het federale programma dat de ministers Tobback en Demotte in 2005 opstelden in afwachting van een Europese strategie. Dat federale reductieprogramma moet tegen 2010 de risico’s van pesticidentoepassingen in de landbouw met 25 procent terugdringen en die van het pesticiden- en biocidengebruik buiten de landbouw, waaronder huishoudelijk gebruik, halveren.
TECHNIEK
Mechanische onkruidbestrijding
www.onkruideruit.be brengt loonwerkers voor mechanische onkruidbestrijding in beeld Met het vroege mooie weer zijn de voorjaarswerkzaamheden reeds ver gevorderd. Voor veel gewassen was de eerste regen welkom. Alle aandacht gaat nu naar de onkruidbestrijding. Tijdens de droogte wist het onkruid wel te kiemen in de vochtige ondergrond en ook nu komt het onkruid massaal tot ontwikkeling.
Help, wie schoffelt er mijn teelten ? Een toenemend aantal telers wil zich voor één of meer teelten op het bedrijf toeleggen op mechanische onkruidbestrijding of hebben er sterke interesse voor. De vernieuwde premies zijn daar natuurlijk niet vreemd aan. Andere telers worden dit jaar geconfronteerd met de slechte werking van de ingezette bodemherbiciden door de droogte en moeten grijpen naar ‘alternatieve’ middelen. Mechanische onkruidbestrijding komt dan vaak terug in beeld. Enkele boeren hebben een eigen schoffelmachine in de schuur staan. Andere telers hebben wel interesse in de mechanische bestrijding van onkruiden, maar komen er niet toe een eigen machine aan te schaffen. Dit kan zijn uit financiële overwegingen of omdat men liever eerst wat ervaring wil opdoen of omdat men in principe kiest voor chemisch. Op dit punt kan een loonwerker uitkomst bieden. Hij heeft de geschikte machine en ervaring en komt de werken uitvoeren op het veld. Maar hoe vindt een landbouwer een geschikte
loonwerker? Welke machines heeft die en in welke teelten zijn ze inzetbaar? Ook in de bestaande klantenkring van loonwerkers weet niet steeds elke landbouwer welke mogelijkheden ter beschikking zijn. Ieder jaar krijgt PCBT, als Proefcentrum voor de Biologische Teelt, vragen van boeren die op zoek zijn naar een loonwerker met mechanische onkruidbestrijding. Om hieraan tegemoet te komen lanceerden we begin mei de online databank www.onkruideruit.be. Via www.onkruideruit. be komt de gebruiker, zij het een loonwerker of een landbouwer, rechtstreeks terecht op de nieuwe databank. Voor landbouwers en loonwerkers is er een aangepaste navigatie voorzien. In deze online databank kunnen loonwerkers hun gegevens en machines voor mechanische onkruidbestrijding ingeven. Landbouwers kunnen zoeken naar een geschikte loonwerker i.f.v. type machine, teelt en regio. We hopen zo landbouwers en loonwerkers bij elkaar te brengen en de mechanische onkruidbestrijding meer toegankelijk te maken voor iedereen.
www.onkruideruit.be - loonwerker Ter voorbereiding van de databank, kregen alle ons bekende loonwerkers in Vlaanderen een brief waarin ze van de databank op de hoogte werden gesteld. De data van de loonwerkers die op deze brief reageerden werden reeds in de databank ingevoerd. Loonwerkers die alsnog niet reageerden, kunnen ook online hun gegevens invoeren. Hiertoe moet u zich eerst op de databank registreren als loonwerker. Na het kiezen van uw log-in gegevens kunt u zich vervolgens aanmelden en uw • 14 • Landbouw-service •
machines voor mechanische onkruidbestrijding invoeren. Per machine wordt gevraagd naar een aantal technische gegevens als merk, werkbreedte en rijafstand en naar de teelten waarin kan worden gewerkt. Via een kaartje kan u ook uw werkgebied ingeven. Een apart werkveld laat toe om extra gegevens omtrent de machine (vb. uitrusting met vingerwieders, wiedegelementen,...) of dienstverlening (vb. volledige opvolging van percelen) in te vullen. Via uw persoonlijke log-in kunt u op elk moment deze gegevens aanpassen. Na ingave komen uw gegevens in een ‘wachtrij’ ter validatie door de databankbeheerder. Na deze validatie komen uw gegevens online en kan u uw machines in het algemene overzicht terugvinden. Het is ook dit algemene overzicht, met alle ingegeven machines van alle loonwerkers, dat de telers zullen te zien krijgen. Het gebruik van de databank is het eerste jaar gratis.
www.onkruideruit.be - landbouwer Een landbouwer kan op twee manieren naar een geschikte loonwerker zoeken. Een eerste mogelijkheid is om via het algemene overzicht te zoeken naar een bedrijf dat beantwoordt aan zijn noden. Een betere optie is om te werken via de zoekfunctie. Deze laat toe om gericht te zoeken per regio, teelt of type machine. Voor elke loonwerker die aan de vraag voldoet vindt hij vervolgens de contactgegevens en de beschrijving van zijn machines voor mechanische onkruidbestrijding. Een afspraak is vervolgens zo gemaakt. In de opstartfase kan het aangewezen zijn om de databank op regelmatige tijdstippen te raadplegen. De registratie van loonwerkers verloopt namelijk parallel met de opstart van de databank. We verwachten dat er zich in de loop van de maand mei regelmatig nieuwe loonwerkers zullen aanmelden. Op korte termijn zullen ook nuttige links en actuele berichten worden toegevoegd, zoals informatie omtrent de vernieuwde premieregeling of aankondigingen van demonstratiedagen.
Meer info ? Interprovinciaal Proefcentrum voor de Biologische Teelt (PCBT) vzw Freya Danckaert / Lieven Delanote Ieperseweg 87 8800 Rumbeke-Beitem tel 051/27 32 50 - fax 051/24 00 20
[email protected] of neem vrijblijvend een kijkje op www.onkruideruit.be
TECHNIEK
Verkoop van spuitmachines in België: minder maar groter én milieubewuster. MEER GETROKKEN SPUITMACHINES De markt van de spuitmachines onderging de laatste tien jaar nogal wat wijzigingen. Net zoals in andere marktsegmenten van de mechanisatie daalde het aantal verkochte spuitmachines. In 1995 schatte men de verkoop in België van spuitmachines door de leden van Fedagrim op 690, in 2006 wordt dit aantal geschat op 560 stuks. De oorzaak van de daling moet vooral gezocht worden in de schaalvergroting van de Belgische landbouw. Deze schaalvergroting uit zich in de verkoop door een daling van het aantal verkochte gedragen spuiten en een toename met 20 procent van het marktaandeel van de getrokken spuiten tussen 1995 en 2006. De zelfrijdende toestellen kennen de laatste jaren een vrij stabiele markt met een jaarlijkse Belgische verkoop van rond de dertig toestellen.
BELGISCHE MARKT = 15 MILJOEN EURO De jaarlijkse omzet in de verkoop van gedragen-, getrokken- en zelfrijdende spuittoestellen nam met de helft toe tussen 1995 en 2006 en bedraagt ongeveer 15 miljoen euro. Deze stijging is enerzijds te wijten aan de verschuiving van de markt naar de getrokken toestellen, die duurder zijn dan de meeste gedragen spuiten, en anderzijds aan de prijsstijging binnen de verschillende types spuittoestellen. De richtprijs voor een spuittoestel nam in die periode gemiddeld toe met 50%. Deze stijging is grotendeels te verklaren door te vergelijken met de forse loonkostenstijging (30%) in diezelfde periode en de toename in de industriële grondstoffenprijzen. Daarnaast ligt deze stijging voornamelijk aan de toegenomen uitrustingsgraad van de machines. De spuitmachine constructeurs en -importeurs bieden in vergelijking met tien jaar geleden machines aan die een verbetering inzake stabiliteit, efficiëntie en gebruiksgemak betekenen.
bare spuitbomen, waar een minderheid van 10 procent een computer heeft. Daarnaast komt, in de uitrustingsgraad van de verkochte toestellen, het belang van de impact van de gewasbeschermingsmiddelen op het milieu tot uiting. Milieubeschermende opties zoals de aanwezigheid van een fustreiniger, spoelkop(pen) in de tank, een driftreductiesysteem, een rondpompsysteem en een spoelwatertank zijn daar voorbeelden van. We gingen even na hoeveel van de verkochte toestellen nu werkelijk uitgerust zijn met deze opties.
STANDAARD SPOELWATERTANK We kunnen gerust stellen dat een overgrote meerderheid van de constructeurs en importeurs op bijna al hun toestellen standaard een spoelwatertank voorziet. Alleen in de klasse van de kleinere gedragen toestellen met een manueel te bedienen spuitboom wordt nog zo’n 30 procent zonder spoelwatertank verkocht. Dit is een hoopvol gegeven gezien de belangrijke rol van de spoelwatertanks in de strijd tegen puntvervuiling. Ook de fustreiniger en de spoelkop blijken, behalve in de kleinere toestellen, anno 2006 standaard deel van de uitrusting uit te maken. Driftreductiesystemen - en daarbij houden we geen rekening met luchtinjectiedoppen die wel door een meerderheid van de kopers
100 PROCENT GEBRUIKSGEMAK Uit een enquête onder de leden van Fedagrim blijkt dat praktisch alle getrokken en zelfrijdende toestellen uitgerust zijn met een computer. Voor de gedragen toestellen kan een onderscheid gemaakt worden tussen de toestellen met een hydraulisch opklapbare spuitboom, waarvan 70 procent uitgerust blijkt te zijn met een computer, en de manueel opklap• 15 • Landbouw-service •
aangeschaft worden - zijn veel minder ingeburgerd: enkel bij de zelfrijders komt dit in één op de tien gevallen voor. Een rondpompsysteem vinden we terug bij de helft van de getrokken en zelfrijdende spuittoestellen en bij bijna één vijfde van de overige types. Dit systeem zorgt er voor dat bij de eerste seconde van de bespuiting de concentratie spuitvloeistof optimaal is en er niet extra moet gespoten worden aan de rand van het veld.
AANDACHT VOOR HET MILIEU Natuurlijk zeggen deze cijfers niet alles over de uitrusting van ons huidige spuittoestellenbestand in België. Heel wat toestellen zijn gekocht in periodes waar nog geen sprake was van spoelwatertanks, antidrup- en driftreductiesystemen of rondpompcircuits. Voor spoelwatertanks schat men bijvoorbeeld dat 50 procent van de Belgische spuittoestellen ermee uitgerust is, terwijl de meeste constructeurs de spoelwatertank al jaren standaard op hun nieuwe toestellen voorzien. Toch zijn deze cijfers hoopvol voor de toekomst omdat ze wijzen op het belang dat door landbouwmechanisatiesector gehecht wordt aan de vermindering van de impact van gewasbeschermingsmiddelen op het milieu. Bron: Fedagrim
TECHNIEK
Machinesector kampt met personeelstekort De importeurs en constructeurs van landbouwmachines in België kampen met een personeelstekort. Elf procent van de vacatures in de sector raakt niet ingevuld, zo blijkt uit een enquête van Fedagrim. De federatie voerde een onderzoek uit bij 36 bedrijven en kwam uit op negentig openstaande vacatures. Na extrapolatie betekent dit een tekort van 880 personeelsleden in een sector waar achtduizend personen tewerkgesteld zijn. “Er zijn niet voldoende kandidaten op de markt om de aan de profielen te voldoen die de bedrijven zoeken”, aldus Katleen Goussaert, coördinator bij Fedagrim. Bij de
negentig openstaande vacatures zijn 66 vacatures voor arbeiders en 24 voor bedienden. Uit de enquête blijkt dat er vraag is naar metaalbewerkers, arbeiders met opleiding landbouwmechanica en polyvalente medewerkers.
Landbouwtelevisie Nieuw televisieprogramma voor, door en over de agrarische sector!
Tewerkstelling is het centrale thema op de landbouwbeurs Agribex, die doorgaat van 4 tot 9 december in de Heizelpaleizen. Er wordt een samenwerking opgezet met de VDAB en zijn Waalse en Brusselse tegenhangers Forem en BGDA. Deze diensten zullen aanwezig zijn op een thema-eiland om hun jobaanbod en opleidingen kenbaar te maken.
Duitsland exporteert meer trekkers naar Oost-Europa De landbouwmechanisatiemarkt in Duitsland zit in de lift. Dat kan worden geconcludeerd uit een inventarisatie die door brancheorganisatie VDMA Landtechnik is gepubliceerd. De sector groeide volgens dit verslag met 11 procent naar een omzet van 3.28 miljard euro. De fabrikanten gaan ervan uit dat de positieve trend dit jaar doorzet. Dat maken zij op uit de zogenoemde investeringsbarometer Agrar, een periodieke enquête onder agrarische ondernemers over hun investeringsplannen. In ieder geval is er tot de zomer volgens die barometer geen vuiltje aan de lucht. “De positieve stemming en de iets gestegen inkomens leggen een goede basis voor vernieuwing en/of uitbreiding van het machinepark op het bedrijf ”, stelt VDMA Landtechnik. Vorig jaar pluste de trekkermarkt bovengemiddeld met een groei van 23.5 procent naar een afzet van ruim 29.000 trekkers. Die kwamen overigens lang niet allemaal uit Duitse fabrieken. Een derde werd geïmporteerd, waaronder – en dat is nieuw – ook uit China. Dat neemt niet weg dat de Duitsers zelf 59.000 (plus 7 procent) in de markt hebben gezet. Dat betekent het grootste deel wordt
geëxporteerd. De trekkers worden in toenemende mate afgezet in Oost-Europa, terwijl de afzet in Frankrijk enigzins terugloopt. Voor wat betreft landbouwmachines in het algemeen is met name de afzet in Roemenië in opmars. Rusland klom in 2006 op naar een derde plaats op de lijst van grootste afnemers met een omzet van 500 miljoen euro oftewel een aandeel van 14 procent in de totale Duitse landbouwmachine-export. Ook de Verenigde Staten sprongen er positief uit met een exportgroei van 15 procent, onder andere vanwege de grote vraag naar maishakselaars. Minpunt is de Europese binnenmarkt, maar daar staat tegenover dat de voorafgaande jaren sprake is geweest van een investeringsgolf. In eigen land neemt de vraag naar ploegen en aanverwante grondbewerkingsmachines na een aantal zwakke jaren weer toe, evenals de vraag naar zaai-, bemestings- en spuitapparatuur. • 16 • Landbouw-service •
Boerenstebuiten is hét programma voor en over de agrarische sector. In Boerenstebuiten ziet u reportages over de belangrijkste ontwikkelingen in de Vlaamse land- en tuinbouwsector en verneemt u de leukste nieuwtjes. Alles komt aan bod: van gespecialiseerde onderwerpen tot leuke “human interest” thema’s. De reportages zijn Video On Demand “gratis” te bekijken via Telenet digital TV à la carte maar ook via het internet via www.boerenstebuiten.be. Het programma wordt vanuit de opnamestudio gestuurd, met reportages “in the field”. (ex) Schoonste Boerin Hilde De Sutter, die bekend staat als enthousiaste ambassadrice van de land- en tuinbouwsector, staat in voor de presentatie van het programma. “Boerenstebuiten”wordt voor de sector een unieke kans om zichzelf positief “in the picture” te plaatsen. Vlaams Minister President Yves Leterme, heeft beslist dit project te ondersteunen.
ALGEMEEN
SIMA: Biobrandstoffen Op het SIMA salon te Parijs organiseerde AFJA (vereniging van Franse landbouwjournalisten) een debat over de valorisatie van biobrandstoffen in Frankrijk op 8 maart. Terwijl er een sterke politieke wil is om biobrandstoffen in Frankrijk en in Europa te ontwikkelen, zwaaien voor- en tegenstanders van de groene brandstoffen met studies over de energiebalansen van de productie van biobrandstoffen. De doelstellingen voor de toevoeging in brandstoffen voor motoren werd door de EU gelegd op 5,75% in 2010 en 10% in 2020 – Frankrijk opteerde voor 7% in 2010. Er blijven vragen gesteld worden over de ratio tussen de geproduceerde energie en de energie die bij het vervaardigen van biobrandstoffen wordt gebruikt. Voor bio-ethanol bedraagt de ratio 2 op 1 voor de suikerbieten en tarwe en 7 op 1 voor suikerriet, zei Philippe Duval, voorzitter van het directiecomité van Tereos. Tereos is een coöperatieve agro-industriële groep, actief in de productie van suiker en ethanol. Tereos heeft vestigingen in Brazilië, in Afrika en in Europa. De twee Franse Tereos ethanol fabrieken, Origny voor suikerbieten en Lillebonne voor tarwe, hebben elk een productiecapaciteit van 3 miljoen hectoliters (Mhl) ethanol. Per ha kunnen 7000 l met rietsuiker en 8000 l met suikerbieten geproduceerd worden. Een hectare tarwe levert iets minder op: 3500 l bio-ethanol. Maar enkel suikerriet zou een nettoproducent van energie zijn, wist Philippe Duval. Met een ton suikerriet produceert men 870 liter ethanol. De bagasse (uitgeperst suikerrietstro) levert met de verbranding een overschot van energie die het mogelijk maakt om netto elektriciteit te produceren. De suikerbieten en tarwe zijn netto verbruikers van energie, maar leveren daarentegen coproducten zoals draf. Die nevenproducten kunnen een vermindering van de invoer van proteïnehoudende koeken in de EU voor de sector van de dierlijke voeding mogelijk maken. De betere energie van suikerriet maakt dat sommigen van mening zijn dat ethanol uit Brazilië invoeren meer rendabel zou zijn. Pierre Cuypers, Directeur van de federatie van de producenten van olie en proteïnehoudende gewassen (FOP), vindt dat zo’n stellingname niet kan. Ook de bijdrage tot een mindere energie-afhankelijkheid in Frankrijk en de EU, kan gevaloriseerd worden en is een element in de politieke keuzes, die het Europese energie- en landbouwmodel bepa-
len. Charles de Courson, UDF parlementslid van de Marne en parlementair specialist van biobrandstoffen, deelt de mening dat een minimale energieveiligheid behouden moet worden. Wat zullen we doen als op een dag de islamisten de macht in Saoedi-Arabië overnemen? Vroeg hij met een vraag die hij zelf provocerend noemde. “Welk zullen de gevolgen hiervan voor de energiemarkt zijn?”. Volgens de parlementariër moet de overheid de startperiode voor de biobrandstoffen industrie steunen om ze sterk te maken. Een koolstofbelasting, die in het ecologische pact van Nicolas Hulot is ingeschreven, en die door alle kandidaten voor de presidentsverkiezing werd ondertekend, is hiervoor aangewezen. Met die belasting zal de fiscaliteit op de niethernieuwbare energiebronnen verhogen. Bovendien moet gedurende vijf of zes jaar een relatief hoog gemeenschappelijk derdelandenheffing aangehouden worden, anders zal de ontluikende biobrandstoffenindustrie kapotgemaakt worden. Ook wees Pierre Cuypers op het milieubelang • 17 • Landbouw-service •
van biobrandstoffen. Cuypers wees erop dat de biobrandstoffen de emissie van gassen met broeikaseffect in het transport met 75% zullen verminderen. Daarbij is het vastleggen van koolstof door de planten nog niet meegerekend. De landbouw wordt dan “een zuiveringswerktuig van de natuur“ besloot de parlementair uit de Marne. Het is een rol die op een juiste wijze zou moeten vergoed worden om de landbouwers te ondersteunen, benadrukte Pierre Cuypers. De kostprijzen en de fiscale aspecten van een en ander kwamen in het debat niet aan bod. Van het debat kan onthouden worden dat de industriëlen en de landbouwers ervan overtuigd zijn dat de energiebalans van biobrandstoffen positief is. Bij het bezoek aan de machinebeurs viel het op dat er nog weinig belangstelling opgetekend kon worden voor de (weinige) aanwezige persen voor het persen van oliehoudende zaden op de landbouwbedrijven. Zou het kunnen dat die afzetmarkt al verzadigd is met de huidige minder hoge mazoutprijzen?
ALGEMEEN
Lawaai op het werk
3
Op 15 februari 2006 is het koninklijk besluit van 16 januari 2006 betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de werknemers tegen de risico’s van lawaai op het werk in het Belgisch Staatsblad verschenen. Dit besluit is van toepassing op alle activiteiten waarbij werknemers vanwege hun werk worden of kunnen worden blootgesteld aan risico’s verbonden aan lawaai.
4
Bepaling en beoordeling van het risico De werkgever dient na te gaan of de werknemers (kunnen) worden blootgesteld aan de risico’s verbonden aan lawaai. Indien dit het geval is dient de werkgever het blootstellingniveau waaraan de werknemers zijn blootgesteld te beoordelen en indien nodig te meten, Hij doet hiervoor een beroep op zijn interne of externe dienst voor preventie en bescherming op het werk. Bij die risicobeoordeling dient men o.a. rekening te houden met: • de werknemers die tot bijzonder gevoelige risicogroepen behoren (zwangere vrouwen, oudere werknemers, werknemers die reeds gehoorschade hebben); • de wisselwerking tussen lawaai en werkgerelateerde ototoxische stoffen (bijvoorbeeld koolstofmonoxide, bepaalde aromatische solventen, bepaalde antibiotica); • de wisselwerking tussen lawaai en trillingen; • de wisselwerking tussen lawaai en waarschuwingssignalen of andere geluiden waarop dient te worden gelet om het risico op ongevallen te verkleinen.
ACTIEWAARDEN EN GRENSWAARDEN Het KB legt specifieke maatregelen op vanaf een dagelijkse blootstelling aan lawaai van 80 dB(A) en een piekgeluid van 135 dB(C). Ter vergelijking: 60 dB(A) komt overeen met een normaal gesprek, 70 dB(A) met een stofzuiger, 80 dB(A) met het lawaai aan de kant van een drukke autoweg, 90 dB(A) met een voorbijrijdende trein in een station. Vanaf de onderste actiewaarde van 80 dB(A) of piekgeluid van 135 dB(C) zonder rekening te houden met het dempend effect van gehoorbeschermers, wordt gehoorbescherming ter beschikking gesteld van de werknemers, krijgen ze voorlichting en opleiding in verband met blootstelling aan lawaai, en worden ze aan een gezondheidstoezicht onderworpen. Vanaf de bovenste actiewaarde van 85 dB(A) of piekgeluid van 137 dB(C) zonder rekening te houden met het dempend effect van gehoorbeschermers, zijn de werknemers verplicht de gehoorbescherming te dragen, krijgen ze voorlichting en opleiding in verband
met blootstelling aan lawaai, en worden ze aan een gezondheidstoezicht onderworpen. De gevarenzones worden gesignaleerd en afgebakend en de werkgever voert een programma van maatregelen in om de blootstelling te beperken. De grenswaarde van 87 dB(A) of 40 dB(C) piekgeluid waarbij rekening wordt gehouden met het dempend effect van gehoorbeschermers, mag niet worden overschreden. Bij overschrijding worden onmiddellijk maatregelen genomen om de blootstelling onder de grenswaarde te brengen, wordt de oorzaak van de overschrijding geïdentificeerd en worden de beschermings- en preventiemaatregelen aangepast. Lawaaibestrijding gebeurt in de eerste plaats aan de bron. Dat betekent dat de voorkeur uitgaat naar lawaaiarme machines of onderdelen. Maar veel bedrijven kunnen de problemen niet volledig door bronbestrijding of technisch-organisatorische maatregelen oplossen. In dit geval dient het bedrijf zijn toevlucht te zoeken tot persoonlijke gehoorbeschermingsmiddelen.
BLOOTSTELLING AAN LAWAAI BEPERKEN TECHNISCHE EN ORGANISATORISCHE PREVENTIEMAATREGELEN
In de eerste plaats dient men ernaar te streven het lawaai aan de bron weg te nemen of tot een minimum te beperken. Dit kan door zodanige werkmethoden en arbeidsmiddelen te kiezen dat geen schadelijk lawaai wordt geproduceerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de technische vooruitgang en de beschikbaarheid van maatregelen om het risico aan de bron te beheersen. Mogelijke maatregelen kunnen zijn: Bestrijding van het geluid bij de bron: 1 trillingen van onderdelen of panelen: • draai de betrokken onderdelen of panelen vaster aan of zet ze vast • bekleed ze met een rubberachtig materiaal 2 trillende vloer: • 18 • Landbouw-service •
5
6
7
8
• monteer trillingsdempers (silent blocs) onder de machines die deze trillingen veroorzaken impactgeluid ten gevolge van het neerkomen van een onderdeel op een hard ondervlak • inclineer de plaat waarop het onderdeel neerkomt zodat dit onderdeel er niet loodrecht op valt • bekleed het harde oppervlak rechtstreeks of in sandwichprocédé met een rubberachtig materiaal mechanisch geluid • gebruik, waar mogelijk, materialen uit kunststof • balanceer roterende delen uit aërodynamisch geluid (zoals stofafzuiginstallatie) • vermijd discontinuïteit (ellebogen, ...) of obstakels (randen of hoeken) in de luchtstroom • plaats geluidsdempers in de luchtkanalen perslucht • gebruik speciale spuitpistolen met geluidsdempers • beperk de snelheid aan de uitlaat • vermijd dat de straal loodrecht op een oppervlak gericht is afscherming van de machine • vermijd openingen of spleten in de kap van de machine • bekleed de kap met rubberachtige materialen • plaats geluidsabsorberende materialen aan de binnenkant zuivere tonen (geluiden met één bepaalde toon) • ventilator: regel de afstelling van de schoepen van de ventilator en balanceer roterende delen uit • resonantie: plaats rubberachtige materialen op alle delen of panelen die weergalmen
Afstand tot de geluidsbron: - Verwijder de geluidsbron van de werknemer. Globaal daalt het geluidsniveau van een geluidsbron (puntbron) met 6 dB(A) bij een verdubbeling van de afstand - Plaats een geluidswerend scherm tussen geluidsbronnen en werknemers Onderhoud van de machines: - controleer regelmatig de goede staat van de machines - onderhoud regelmatig de machines in functie van het gebruik door een bevoegd persoon - vervang de beschadigde onderdelen vóór ze uitvallen De blootstelling kan eveneens worden verlaagd door aangepaste werkschema’s waarbij voldoende rustpauzes in een stille omgeving worden ingelast. Meer informatie kan u bekomen bij uw externe dienst voor preventie en bescherming op het werk of bij IKMO, Dirk Martensstraat 26/1, 8200 Brugge, tel. 050/47 47 78 – fax 050/47 47 98 – www.ikmo.be
DOSSIER GRONDVERZET
Grondverzet De regeling grondverzet – erkende bodembeheerorganisatie Grondwijzer vzw GRONDWIJZER VZW Grondwijzer vzw werd opgericht door Bouwunie, de Vlaamse Architectenfederatie NAV en SGS Nederland, en kreeg haar erkenning als bodembeheerorganisatie op 15 juni 2004 door de minister van Leefmilieu. Op 1 april 2004 is de regeling grondverzet definitief en volledig in werking getreden. Hierdoor kan grond niet zomaar afgegraven en ergens anders gedeponeerd worden. De regeling beschermt de ontvanger van de uitgegraven bodem, voorkomt dat verontreinigde grond op een niet-verontreinigd terrein verspreid wordt en waarborgt de traceerbaarheid van de bodem. Daartoe dienen de nodige rapporten en documenten opgesteld worden. Bij Grondwijzer kan men terecht voor alle wettelijke verplichtingen waaraan men dient te voldoen wanneer men grond wenst uit te graven en/of te vervoeren. Grondwijzer heeft er voor gezorgd dat dit met een minimum aan administratie doch op een wettelijk sluitende manier kan gebeuren. Daarnaast garandeert Grondwijzer uiterst korte behandelingstermijnen en een flexibele, pragmatische aanpak. U kunt bij Grondwijzer ondermeer terecht voor het conform laten verklaren van het technisch verslag (grondonderzoek) zodat het bodembeheerrapport kan worden aangevraagd, het aanvragen van een bodembeheerrapport en de transportdocumenten, alsook voor alle advies m.b.t. uitgegraven bodem.
WANNEER VAN TOEPASSING De regeling grondverzet dient te worden gevolgd vanaf er een uitgraving van meer dan 250 m3 plaatsvindt op onverdachte grond. Wanneer er een uitgraving gebeurt op verdachte grond, dient u steeds de regeling grondverzet te volgen,
ongeacht het uit te graven volume. Als verdachte grond, betreft het ondermeer de terreinen waarop potentieel bodembedreigende activiteiten werden of worden uitgevoerd. Ook alle bestaande wegen dienen te worden beschouwd als verdachte grond. Het volgen van de regeling grondverzet houdt in dat er eerst een technisch verslag van de uit te graven grondpartij dient te worden opgesteld en conform verklaard. Vervolgens dient er een bodembeheerrapport te worden aangevraagd.
TECHNISCH VERSLAG Een technisch verslag (bodemonderzoek van de uit te graven grondpartij) dient te worden opgesteld door een erkend bodemsaneringsdeskundige. Dit dient vervolgens te worden conform verklaard door een erkende bodembeheerorganisatie. In een technisch verslag kunt u heel wat informatie terugvinden. De administratieve gegevens, de geo(hydro)logie van het terrein, het historisch vooronderzoek en de gehanteerde bemonsteringsprocedure worden hierin besproken. Tot slot kunt u er uiteraard de conclusies in terugvinden. Deze conclusies geven aan of er verontreiniging werd aangetroffen en welke de potentiële hergebruiksmogelijkheden van de grond zijn. Het eerste deel van de driedelige code doet een uitspraak over het hergebruik buiten de kadastrale werkzone. Deze worden verder gespecifieerd naar het bestemmingstype van het ontvangende terrein (bestemmingstype I: natuurgebied, II: landbouwgebied, III: woongebied, IV: parkgebied, V: industriegebied). Het tweede
deel bepaalt daarentegen de hergebruiksmogelijkheden binnen de kadastrale werkzone. De kadastrale werkzone is meestal een zone binnen de werf met gelijkaardige milieukenmerken en hergebruiksmogelijkheden. De driedelige codes worden eveneens aangegeven op het zoneringsplan en in de opmetingstabel. Dit zorgt voor een ruimtelijke visualisatie van de aangetroffen milieuhygiënische kwaliteiten, gekoppeld aan de respectievelijke uit te graven volumes.
BODEMBEHEERRAPPORT Vóór uitgegraven bodem mag worden getransporteerd, dient er een voorlopig bodembeheerrapport te worden aangevraagd bij een erkende bodembeheerorganisatie. Hierbij dient te worden aangegeven welke grondpartij (en welk geschat volume) men wenst te transporteren naar welke bestemming. De erkende bodembeheerorganisatie dient dan vervolgens de compatibiliteit tussen de aan te voeren en de ontvangende bodem te onderzoeken; dit om te vermijden dat verontreinigde grond op een niet-verontreinigd terrein aangebracht wordt. Na het uitvoeren van de transporten, dient er tot slot een definitief bodembeheerrapport te worden aangevraagd. Hierin wordt aangegeven welke definitieve volumes er uiteindelijk werden verzet. Meer info? Grondwijzer vzw T: 02 702 91 50 F: 02 726 83 90
[email protected]
De potentiële hergebruiksmogelijkheden worden weergegeven onder een driedelige code (XYZ). Hieronder vindt u de legende van de driedelige codes:
• 19 • Landbouw-service •
DOSSIER MILIEU
Even uw aandacht voor... milieu. Tijd om even stil te staan bij een thema dat wat uit de actualiteit is verdwenen, maar erg belangrijk is voor uw activiteit: de milieuwetgeving. We starten graag met een opfrissing van uw geheugen. De Vlaamse milieuwetgeving is erg uitgebreid geworden, en wijzigt nog geregeld. Zo werd net gesleuteld aan de Vlarem milieuvergunning. Het systeem van de integrale milieuvoorwaarden wordt per 1 februari van kracht voor standaardgarages en standaardschrijnwerkerijen.
ten dient te gebeuren met inachtneming van afstandsregels en inkuiping. Voor de tanks moet u beschikken over de nodige conformiteitattesten, zij moeten dubbelwandig zijn met lekdetectie ofwel worden ingekuipt. Bovendien moeten ze elke 3 jaar worden gecontroleerd (2 jaar bij ondergrondse).
Wie met zijn onderhoudswerkplaats voldoet aan de definitie van een standaardgarage zoals omschreven in de nieuwe rubriek 15.5 zal hiervoor in de toekomst kunnen volstaan met een melding. Bovendien moet u niet langer in het dikke VLAREM II op zoek naar de toepasselijke voorwaarden, zij werden voor deze werkplaatsen gebundeld tot een overzichtelijk en relevant geheel.
De meeste loonwerkbedrijven vallen onder de toepassing van VLAREBO, het reglement inzake bodemsanering. Omwille van een werkplaats is een bodemonderzoek verplicht elke 20 jaar. Bij aanwezigheid van 2 verdeelslangen wordt dit elke 10 jaar. U dient hier zelf het initiatief te nemen om een bodemdeskundige tijdig onder de arm te nemen.
Voor uw huidige vergunning wijzigt er niks, voor zover al uw activiteiten reeds in de vergunning zijn opgenomen. Belangrijk is immers dat uw vergunning actueel gehouden wordt: bij wijzigingen aan het bedrijf dient ook de vergunning aangepast. Dit kan via een mededeling kleine verandering, soms is een volledig aanvraagdossier nodig. Verliest u ook de termijn niet uit het oog: tenminste één jaar voor het einde van uw vergunning dient u deze te hernieuwen. Relevante onderdelen van de vergunning zijn o.a. het lozen van afvalwater, de opslag en bedeling van brandstoffen, opslag van gassen, biociden en producten met een gevaarskenmerk, de werkplaats, parking en wasplaats, metaalbewerking, eventueel opslag van strooizout of meststoffen,... Houdt er ook rekening mee dat een milieucoördinator moet aangesteld worden indien u over twee of meer verdeelslangen voor brandstof beschikt. Naar uitbating toe zijn vooral de geluidsnormen problematisch voor de sector: het geluid van voertuigen op eigen terrein wordt immers mee in rekening gebracht. Afhankelijk van de zone waarin uw bedrijf zich bevindt kan de norm tot 35 decibel of minder bedragen... Andere punten betreft de inrichting van wasplaats en tankplaats, met plaatsing van een olie-afscheider. De opslag van produc-
Bij de lozing van afvalwater wordt onderscheid gemaakt tussen huishoudelijk en bedrijfsmatig afvalwater. Olie en brandstoffen mogen niet geloosd worden, de aanwezigheid van een geschikte KWS- of olieafscheider is vaak vereist. Heffing op afvalwater wordt doorgaans forfaitair betaald, via de watermaatschappij. Wie grondwater verbruikt betaalt hier eveneens een heffing op. Voor het oppompen dient u toelating te hebben via de milieuvergunning. Oude grondwatervergunningen van voor maart 1985 zijn intussen vervallen: in die situatie dient u dringend een regularisatie aan te vragen !
Afvalstoffen tenslotte moeten gesorteerd en veilig worden opgeslagen, en worden opgehaald door erkende overbrengers. Een verzameling van de ophaalattesten vormt het afvalstoffenregister, dat u verplicht moet bijhouden. De klassieke melding van afval aan de OVAM is sinds enkele jaren stopgezet. Deze melding gebeurt nu via het integraal milieujaarverslag en is enkel van toepassing op wie door de OVAM wordt geselecteerd. Deze selectie kan u raadplegen op de website van de OVAM. Is deze opfrissing voor u te summier ? Dan kan u via uw federatie een milieudoorlichting laten uitvoeren door onze partner VEKMO, adviesbureau voor voedingshygiëne, milieu en veiligheid. De Milieu Check-up geeft u een volledig beeld van uw situatie inzake milieu. Het rapport dat wordt opgemaakt na een plaatsbezoek omvat bovendien een stappenplan waarmee u verder aan de slag kunt om eventuele tekortkomingen aan te pakken. Het pakket wordt tijdelijk aangeboden aan de leden van Landbouwservice voor een bedrag van 450 euro. Neem hiervoor contact op met VEKMO afdeling milieu op (050)47 47 11 of (016)22 89 58.
Bart Decraemer VEKMO milieu
Nitraatvervuiling tuinbouwgewassen Vlaams Milieuminister Kris Peeters (CD&V) heeft 50.000 euro vrijgemaakt voor een wetenschappelijk onderzoek naar het voorkomen van nitraatresidu’s in tuinbouwgewassen. Dat antwoordt de minister op een schriftelijke vraag van Rudi Daems (Groen!). Het onderzoek is op 1 februari gestart en loopt gedurende een jaar. In deze studie wordt via een bevraging van 800 tuinbouwers bij wie in 2006 een nitraatresidu werd vastgesteld gezocht naar de oorzaken hiervan. Daarnaast worden de factoren geïnventariseerd die bepalend zijn voor het nitraatresidu evenals aanbevelingen om dit residu onder controle te houden. Ten derde komen er aanbevelingen voor landbouw- en milieukundig haalbare nitraatresidunormen voor de verschillende tuinbouwteelten.
• 20 • Landbouw-service •
DOSSIER MILIEU
Toekomst voor loonwerk in een groene economie ? Minder voedseltransport, meer streekproducten Een minder energieverslindende landbouw met minder voedselkilometers, minder pesticiden en minder vee, maar met tegelijk meer streekproducten, meer biolandbouw en meer aandacht voor dierenrechten. Dat zijn de ankerpunten van het Ecologische Voedselplan van Groen!. Onze huidige landbouw is volgens Europarlementslid Bart Staes sterk geïndustrialiseerd, vervuilend en olieverslaafd. Zo is de Vlaamse landbouw goed voor 11 pct van de uitstoot van broeikasgassen. Groen! wil werk maken van een omschakeling naar een ecologisch duurzame landbouw en heeft daarvoor een totaalplan uitgewerkt met een tijdspad tot 2020. Zo moet de landbouw minder energie gaan verspillen en moeten energiebesparende maatregelen gestimuleerd worden. Groen! wil onder meer gratis energie-audits in de land- en tuinbouw, meer zonnepanelen en een versoepelde regelgeving rond het plaatsen van windturbines in agrarisch gebied. Daarnaast moet het aantal voedselkilometers drastisch naar omlaag. Nu legt voedsel vaak enorme en onnodige afstanden af vooraleer het bij de consument raakt. Groen! wil de
consument bewust maken van hoe ons voedsel is vervoerd en wil de distributie daarom verplichten om het aantal afgelegde kilometers te vermelden op de verpakking van producten. Tegelijk moeten streekproducten opgewaardeerd worden met een kwaliteitslabel en subsidies. Groen! wil ook de vleesproductie omlaag. Veel vlees eten is niet alleen ongezond, maar ook slecht voor het milieu, luidt het. In de productie van een biefstuk van 250 gram wordt (van wei tot bord) 2,9 kilogram CO2 uitgestoten. Dat is vergelijkbaar met de CO2-uitstoot van een autorit van 28 kilometer met een Toyota Prius of van 10 kilometer met een Audi Q7. “Een vleeseter die met een kleine auto rijdt, stuurt meer broeikasgassen de lucht in dan een vegetariër die zich met een terreinwagen verplaatst”, verduidelijkt Staes nog. Het is volgens Staes niet de bedoeling om
iedereen vegetariër te maken. Toch zou het geen kwaad kunnen als we met zijn allen minder vlees zouden eten. Veel heeft volgens Staes te maken met het veranderen van attitudes. “Vrijdag was of is traditioneel een visdag. Als we nu van de donderdag een soort vegetarische dag maken, zou dat al een symbolische stap zijn”. Tot slot moet ook de biolandbouw een duwtje in de rug krijgen en moet er werk gemaakt worden van een doeltreffend pesticidenreductieplan. Tegen 2020 mikt Groen! op 20 pct biolandbouw. De partij stelt daarom voor het BTW-tarief op duurzame bioproducten te verlagen van 21 naar 6 pct. Op langere termijn (tegen 2050) wil Groen! “landbouw” omvormen tot “milieubouw”. Zo moet de landbouw volledig CO2-neutraal worden en moeten biologische en ecologische productie de standaard worden.
Hervorming Ecologiepremie In het kader van de hernieuwbare energieprojecten, zijn er een aantal vormen van investeringssteun mogelijk. In casu gaat het om de ecologiepremie enerzijds en de groeipremie anderzijds. Beide systemen worden gekenmerkt door het feit dat de toekenning van de subsidies gebeurt via een wedstrijdformule, waarbij er per oproep (call) door de Vlaams Minister van Economie, een rangschikking wordt opgemaakt van de ingediende projecten. Dit is nieuw voor wat betreft de ecologiepremie. Projecten kunnen enkel worden ingediend wanneer de minister een dergelijke call uitvaardigt. In het geval van de groeipremie worden er jaarlijks maximaal 4 calls gedaan; voor ecologiepremie zijn er dat maximaal 3. Om de rangorde te bepalen, worden de projecten afzonderlijk aan een aantal criteria getoetst. In het groeipremiesysteem zijn dit voornamelijk bedrijfseconomische criteria, terwijl er voor ecologiepremie aan elk project een score wordt gegeven op basis tot de bijdrage
aan de Kyotodoelstellingen en nog een aantal andere duurzaamheidscriteria. De ingediende projecten worden gerangschikt op basis van milieuperformantie. De beste dossiers krijgen als eerste de steun. Zo loopt men de lijst af tot het budget is uitgeput. Simulaties geven aan dat via deze methode twee derde van de projecten zullen worden gehonoreerd. Aan elke call is een gesloten subsidieportefeuille verbonden. De subsidies worden vervolgens toegekend aan de hoogst gerangschikte projecten tot uitputting van de portefeuille. Dit impliceert ook meteen dat ongunstige projecten geen subsidies zullen ontvangen en dat de zekerheid op het bekomen van subsidies volledig wegvalt. De nieuwe regeling zal toegankelijk zijn via een eenvoudige en klantvriendelijke internetapplicatie. Indien het project en de onderneming tot de gunstig gerangschikte behoort, kunnen de • 21 • Landbouw-service •
KMO’s in het geval van groeipremie rekenen op een subsidie van 10 % op de subsidiabele investeringen. Voor de grote ondernemingen bedraagt dit subsidiepercentage 5 %. In het geval van de ecologiepremie bedragen de subsidiepercentages respectievelijk 20 en 10 % op de ecologische meerkost van de investeringen.
DOSSIER MILIEU
De loonwerker en GGO EUROPESE REGLEMENTERING Op Europees niveau is beslist dat zowel de invoer als teelt van genetisch gemodificeerde gewassen en producten, onder bepaalde voorwaarden, toegelaten is. De Richtlijn 2001/18 van het Europees Parlement en de Raad van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van Richtlijn 90/220/ EEG stippelt de procedure uit die moet gevolgd worden vooraleer men in Europa GGO’s in het milieu kan introduceren of op de markt kan brengen. De richtlijn voorziet een procedure voor de beoordeling van een GGO-toepassing met als doel het beschermen van de volksgezondheid en het leefmilieu tegen eventuele schadelijke gevolgen ten gevolge van de introductie van GGO’s. Indien een GGO wordt toegelaten kan men er dus van uitgaan dat er geen risico bestaat voor het milieu en de volksgezondheid.
DEFINITIE COËXISTENTIE Coëxistentie duidt op het naast elkaar laten bestaan van verschillende productietypes, namelijk conventionele, biologische en genetisch gemodificeerde gewassen binnen de bestaande landbouw. Genetisch gemodificeerde gewassen (GGG’s of GGO’s) kunnen door verspreiding van pollen uitkruisen naar niet-genetisch gemodificeerde gewassen. Naast rechtstreekse uitkruising tussen verschillende productietypes kan vermenging ook plaatsvinden door opslag van het genetisch gemodificeerd gewas of via uitkruising met wilde varianten in de omgeving. Verder kan vermenging plaatsvinden bij de oogst, het transport van het veld naar een stockageplaats op het bedrijf of bij de stockage van gewassen op het landbouwbedrijf. Om eventuele vermenging van gewassen te beperken en coëxistentie mogelijk te maken dienen coëxistentiemaatregelen te worden uitgewerkt. De kans op vermenging varieert per teelt en maatregelen moeten dan ook teeltspecifiek zijn.
NOODZAAK VAN EEN VLAAMSE REGELGEVING BETREFFENDE COËXISTENTIE
De Europese Commissie heeft in september 2004 17 genetisch gemodificeerde maïsrassen erkend die in cultuur mogen gebracht worden. Vandaag zijn dit ondertussen 47 verschillende maïsrassen. Momenteel worden er in Vlaanderen evenwel nog geen GG-gewassen geteeld omdat de erkende rassen blijkbaar niet geschikt zijn voor onze regio. Er is evenwel nood aan een duidelijke Vlaamse regelgeving met betrekking tot coëxistentie voor het geval er geschikte rassen erkend mochten worden.
Landbouw-Service heeft het voorontwerp van decreet kunnen inkijken. De doelstellingen van het decreet zijn het vrijwaren van de keuzevrijheid tussen genetisch gemodificeerde gewassen, conventionele gewassen en biologische gewassen op het niveau van de producent en het voorkomen van economische schade die zou kunnen voortvloeien uit de toevallige aanwezigheid van genetisch gemodificeerde planten of delen van planten in een conventioneel gewas of een biologisch gewas. In het decreet worden regels opgesteld met betrekking tot de noodzaak om een intentieverklaring over te maken aan o.a. naburige landbouwers vooraleer men genetisch gemodificeerde gewassen kan telen, de voorwaarden waaraan een landbouwer moet voldoen bij de teelt van deze genetisch gemodificeerde gewassen, alsook met betrekking tot monitoring van deze gewassen in Vlaanderen, de erkenning van de loonwerker, de vergoeding van de economische schade in geval van vermenging en de voorziene controles en sancties. De kosten voor het organiseren van coëxistentie dienen gedragen te worden door de GGOtelers. Degene die het nieuwe productietype introduceert, heeft de verantwoordelijkheid om de maatregelen te treffen, nodig om vermenging te beperken. Daarnaast wordt een meldings- en inspraakprocedure voorzien voor de directe omgeving van het GGO-perceel. Voorts zal er een regeling komen tot eventuele economische schade. Het systeem is gebaseerd op verplichte bijdragen vanwege de landbouwers die een genetisch gemodificeerde gewassen wensen te telen
CONCREET ? Landbouwers mogen slechts GG-gewassen telen indien ze: • de bevoegde instantie tijdig op de hoogte heeft gebracht; • tijdig een schriftelijke intentieverklaring hebben overgemaakt aan de naburige landbouwers die percelen verbouwen waarvan de rand zich volledig of gedeeltelijk bevinden binnen de meldingsafstand en aan de landbouwer waarmee hij een cultuurcontract heeft afgesloten voor het betreffende perceel; • de eigenaars van de betreffende percelen voor de zaai of het planten tijdig op de hoogte brengen, evenals de medegebruikers van de door hem gebruikte machines en de betrokken loonwerkers vooraleer ze de betreffende teelthandelingen bij de GG-teelt starten; • 22 • Landbouw-service •
Loonwerkers die teeltwerkzaamheden uitvoeren voor rekening van een GGO-teler moeten erkend zijn door de bevoegde instantie. De GGO-teler dient ook de erkende loonwerker die tussenbeide komt bij de teelt of oogst van het betreffende genetisch gemodificeerde gewas steeds vooraf aan de activiteiten van deze laatste op de hoogte te brengen van het feit dat het een GGG betreft. De Vlaamse Regering wordt gemachtigd specifieke teelmaatregelen per gewas vast te leggen. Dit zullen enerzijds maatregelen zijn om partijen gescheiden te houden en om zorgvuldig te werk te gaan om vermenging tijdens o.a. uitzaai, oogst, transport en stockage te voorkomen en anderzijds maatregelen om GG-teelten voldoende te isoleren van conventionele en biologische teelten.
ERKENNING VAN LOONWERKER Professionele loonwerkers dienen erkend te worden vooraleer zij mogen werken op een veld met genetisch gemodificeerde gewassen of met genetisch gemodificeerd zaadgoed. Deze erkenningsprocedure heeft niet de bedoeling een zware administratieve last te veroorzaken, maar is louter bedoeld om een gedegen bewustwording te creëren bij deze mensen met betrekking tot het werken met GGO’s. Er wordt concreet gedacht aan het kunnen voorleggen van een certificaat dat aantoont een korte opleidingssessie (halve dag) te hebben gevolgd waarin vooral informatie verstrekt wordt over de GGteelt, de wetgeving, de mogelijkheden voor en gevolgen van vermenging van conventionele en biologische gewassen, en waar een code van goede praktijk toegelicht wordt met vooral preventieve maatregelen voor loonwerkers. Een dergelijke vormingssessie kan bijvoorbeeld georganiseerd worden in samenspraak met Landbouw-Service. Van zodra het nieuwe Vlaamse decreet afgekondigd wordt, berichten wij hierover via deze Nieuwsbrief.
DOSSIER MILIEU
Praktische energietips voor loonwerkers Binnen UNIZO werd Michel Van Gorp als energieadviseur aangesteld. Voor alles wat met energiebesparing en energie-efficiënt ondernemerschap te maken heeft, is hij het aanspreekpunt. Voortaan krijgt U ook in Landbouw-Service enkele interessante energietips. 1. Natuurlijk licht: Maak zoveel mogelijk gebruik van het natuurlijke licht. Het is gratis en verbruikt geen energie.
voor een schakelaar met een verklikkerlichtje. Die voorkomt dat het licht blijft branden.
2. Geen nutteloos licht: Laat geen lichten branden in burelen of plaatsen die je niet gebruikt (tenzij je minder dan 4 minuten wegblijft). Schakel het licht uit als je een lokaal verlaat.
4. Lichte kleuren weerkaatsen licht: Kies voor lichte kleuren in burelen en bedrijfsruimtes. Lichte kleuren weerkaatsen 60 tot 90 % licht, donkere kleuren niet meer dan 15 tot 25 %.
3. Verklikkerlichtje: Staat de lichtschakelaar buiten de te verlichten ruimte, kies dan
5. Bewegingsmelders: Maak in opslagruimtes, magazijnen,... gebruik van bewegings-
Mestactieplan
gecombineerd met maïs), wintertarwe in combinatie met groenbemester, voederbieten en suikerbieten.
Vlaams minister van Leefmilieu Kris Peeters heeft bij de Europese Commissie een verzoek ingediend om voor een aantal teelten minder strenge bemestingsnormen toe te laten. Daarvoor is een afwijking nodig van de nitraatrichtlijn, die de waterkwaliteit moet beschermen. In afwachting van een beslissing van de Europese Commissie, mogen de boeren die afwijking al toepassen.
De derogatie kan voorlopig toegepast worden tot de Europese Commissie een definitieve beslissing neemt. De landbouwers die de derogatie voorlopig al toepassen, moeten wel een aantal verplichtingen naleven.
In het nieuwe mestactieplan (MAP) is Vlaanderen volledig ingekleurd als kwetsbaar gebied. Dat wil zeggen dat er overal strenge bemestingsnormen gelden. Ons land was veroordeeld omdat het mestbeleid niet streng genoeg was en de overbemesting de waterkwaliteit aantastte. In heel Vlaanderen mag nu per hectare jaarlijks 170 kg stikstof uit dierlijke mest worden verspreid. De Europese lidstaten mogen wel een verzoek tot afwijking van die strenge norm indienen, bijvoorbeeld voor gewassen met een langere groeiperiode of met een hoge stikstofopname. Verschillende Europese landen, zoals Denemarken, Nederland of Duitsland, hebben al een afwijking verkregen. Ook het verzoek van Wallonië werd goedgekeurd. Minister Peeters vraagt nu ook voor Vlaanderen een afwijking voor bepaalde gewassen. Het gaat om grasland (al dan niet
Volgens Vlaams parlementslid Bart Martens (sp.a) kan dat niet kan. “Wat u doet is onwettelijk. U hebt geen enkel recht om die derogatie nu al toe te kennen”, zei een boze Bart Martens. Normen worden uitgevaardigd via decreten en beslissingen, niet via persmededelingen”, zei hij tegen Peeters. Volgens de sp.a’er kunnen veel boeren tegen de lamp lopen als ze de norm uit Peeters’ persmededeling volgen. De minister ontkent dat hij de regelgeving met de voeten treedt.
WAT IS NIEUW IN MAP-3 VOOR DE LOONWERKERS EN MESTTRANSPORTEURS
Het hele verhaal moeten we brengen onder voorbehoud van goedkeuring in het parlement wat waarschijnlijk maar te verwachten is ongeveer in de maand augustus.
WAT STAAT ONGEVEER VAST: 1. De indeling van de klassen A, B en C blijven behouden. 2. De klasse B zal net zoals de C een AGRGPS installatie moeten hebben op al zijn transportmiddelen die in werking is vanaf 2008. 3. Er zou een klasse E bijkomen voor het exporteren van onbewerkte vaste-kippe• 23 • Landbouw-service •
melders die het licht automatisch ontsteken en na een goed berekende periode weer doven. Ook buiten (parking) zijn bewegingsdetectors handig. 6. Zuinig met lampen: Gebruik geen lichtbronnen met onnodig veel lampen. Bedenk dat één lamp van 100 Watt evenveel licht geeft als twee lampen van elk 60 Watt omdat haar lichtrendement hoger ligt. Meer info en reacties:
[email protected]
mest onder EVOA document (geen AGRGPS). 4. Alle mesttransporteurs zouden hun transporten moeten melden via MTIL en de werkdag na het transport het aantal vervoerde vrachten bevestigen ook via MTIL . (vb. de vrachten van de vrijdag de maandag erop bevestigen). 5. Diegene die met AGR-GPS rijden zouden de MAD-documenten niet meer binnen de 40 dagen moeten terugsturen en de klokjes op de MAD zouden ook niet meer hoeven ingevuld. 6. Volgende meststoffen moeten niet vervoerd worden door erkende vervoerders: • Gehygiëniseerde producten die komen van installaties die voldoen aan de voorwaarden van de EEG-Verordening nr. 1774/2002 en afgezet buiten Vlaanderen of in tuinen en parken • Schuimaarde 7. Om de producten vermeld in punt 6 gecontroleerd te laten vervoeren zou men de producenten een erkenning doen aanvragen als Erkend Verzender die op die manier aansprakelijk is voor het vervoer. 8. De transportmiddelen van erkende vervoerders zouden mogen gebruikt worden voor het vervoeren van andere afvalstoffen als vermeld in bijlage II, III, en IV van de verordening nr. 259/93 (ADR regeling). Na dergelijke transporten moet de bewijs geleverd worden dat het transportmiddel goed gereinigd is geweest. 9. Laadruimten van erkende vervoerders mogen niet meer uitgeleend worden aan niet erkende vervoerders.
Let wel: Dit alles onder voorbehoud
FINANCIEEL
VLIF-steun voor loonwerk: stand van zaken Naar aanleiding van de problematiek van het uitblijven van beloofde steun voor loonwerkers (zie Regeerakkoord van de Vlaamse Regering), heeft Karlos Callens (Open-VLD) op 24 april 2007 tijdens de Subcommissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid een vraag om uitleg gesteld aan Yves Leterme. Voorzitter: de heer Jos De Meyer (CD&V) Vraag om uitleg van de heer Karlos Callens tot de heer Yves Leterme, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, over VLIF-steun voor loonwerkers De heer Karlos Callens: Mijnheer de ministerpresident, in tegenstelling tot landbouwers en machineringen kunnen loonwerkers geen beroep doen op VLIF-steun (Vlaams Landbouw Investeringsfonds). Naast het budgettaire plaatje valt inderdaad iets te zeggen voor het argument van de Inspectie van Financiën dat er oneerlijke concurrentie kan gevreesd worden met andere sectoren, zoals tractoren die worden ingezet in grondbeheer. Anderzijds hebben de proefcentra wel een goedkeuring van 2,5 miljoen euro gekregen. Bovendien werden reeds meerdere machineringen opgericht. Deze samenwerkingsverbanden, waarin landbouwers via een coöperatieve vennootschap samen machines aankopen, worden op dezelfde leest geschoeid inzake VLIF-steun als de investeringen van individuele landbouwers. Bijgevolg kunnen de gebouwen, tractoren en andere machines wel ingebracht worden voor VLIF-steun, die tussen de tien en dertig percent bedraagt. Nu rijst de vraag of ook voor de loonwerkers een steunregeling kan gelden. De sector maakt zich zorgen over zijn concurrentiepositie, echter met dien verstande dat de sector begrip opbrengt voor het argument dat loonwerkers ook andere taken kunnen verrichten dan louter agrarisch loonwerk. Met het oog daarop lijkt het niet onlogisch dat de VLIFsteun zou worden geconcentreerd op een limitatieve lijst van machines die uitsluitend binnen de landbouwsector kunnen worden ingezet. Concreet zouden tractoren buiten het toepassingsgebied vallen, maar zouden bijvoorbeeld zaai- en oogstmachines, die een loutere landbouwfinaliteit hebben, wel in aanmerking kunnen komen. Er kan ook worden nagedacht over de omvang van de VLIF-steun. Maximale steun is niet meteen de vraag van de sector, maar wel een tegemoetkoming om hun concurrentiepositie ten aanzien van de landbouwers gelijke tred te laten houden. Een gemiddelde loonwerker investeert 175.000 à 200.000
euro per jaar, een investering die meestal over zeven jaar wordt afgeschreven. Bijgevolg zou de toekenning van een selectieve VLIF-steun budgettair niet onoverkomelijk zijn. Mijnheer de minister-president, heeft de huidige regeling, die loonwerkers uitsluit van VLIF-steun, een negatief effect op de concurrentiepositie van de loonwerkers ten aanzien van de landbouwers in het algemeen en de machineringen in het bijzonder? Hoe staat u tegenover de vraag van de loonwerkers om een beperkte VLIF-steun te krijgen voor materieel dat een zuiver agrarische finaliteit heeft? Zult u de openstelling van de VLIFsteun voor loonwerkers onderzoeken? Onder welke concrete modaliteiten moet VLIFsteun voor de loonwerkers mogelijk zijn? Zult u binnen de begroting een budget reserveren voor de toekenning van VLIF-steun aan de loonwerkers? De heer Jos De Meyer: Mijnheer de ministerpresident, de heer Callens brengt het verhaal • 24 • Landbouw-service •
op een genuanceerde wijze. Hij heeft het over selectieve steun en mogelijke concurrentievervalsing. Als er nog eens wijzigingen aangebracht worden binnen het VLIF, vind ik het de moeite waard om die punten mee te onderzoeken. Minister-president Yves Leterme: Mijnheer Callens, uw vraag betreft opmerkingen uit de sector van het loonwerk. Die opmerkingen hebben ons intussen ook bereikt. U vestigt terecht de aandacht op de eventuele gevaren van concurrentievervalsing. In de lange traditie van het VLIF – eerst op federaal niveau en sinds enkele jaren op Vlaams niveau – heeft het loonwerk nooit behoord tot het toepassingsgebied van de steunregeling. Dat heeft niet belet dat het loonwerk zich vrij vlot heeft kunnen ontwikkelen. Ik kan wel begrijpen dat er in de sector van het loonwerk nu met een zekere argwaan wordt gekeken naar de investeringssteun voor landbouwers die machines aankopen, en
FINANCIEEL vooral ook naar de nieuwe evolutie waarbij we de samenwerking bij aankoop en gebruik van machines promoten. In Vlaanderen is er een sterke traditie om, zodra het gaat om gespecialiseerde activiteiten met dure machines, die activiteiten zoveel mogelijk over te laten aan loonwerkers. Dat is een economisch verantwoorde optie, gelet op de specialisatie van de bedrijven en het feit dat men steeds meer gespecialiseerde machines nodig heeft. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om gespecialiseerde oogstmachines en spuitmachines. Het geavanceerde karakter van die machines neemt overigens nog met het jaar toe. Ondanks de bestaande steunverlening van het Vlaams Landbouwinvesteringfonds is het voor de meeste landbouwbedrijven dan ook een meer rendabele optie om over te schakelen op loonwerk. Machines die door landbouwers worden aangekocht, zijn doorgaans minder gespecialiseerd: tractoren, kleine mestinjectoren, materiaal voor veldbewerking enzovoort. De machineringen kunnen conform het beleidsoogmerk dat wij nastreven, namelijk de samenwerking bevorderen, beroep doen op steun van het Vlaams Landbouwinvesteri ngsfonds. Het gaat meestal om minder gespecialiseerde machines die de loonwerkers minder concurrentie aandoen. Ik verwijs naar het bezoek aan de machinering in Bocholt, waar we hebben gezien dat machineringen meer en meer samenwerken met loonwerkers en de activiteit van de machinering aanvullend werkt. Wat de concurrentiepositie van het loonwerk betreft, moeten we de zaak dus goed opvolgen, maar bestaat er in principe geen storend effect. De steunmaatregelen voor landbouwinvesteringen, zowel federaal als Vlaams, hebben nooit het loonwerk binnen hun toepassingsgebied gehad. Bij het begin van deze legislatuur hebben we via een decreetwijziging het toepassingsveld van het Vlaams Landbouwinvesteringsfond s uitgebreid naar de gehele omkadering van de land- en tuinbouwsector. We hebben dit eigenlijk al goedgekeurd in het parlement. Ik ben principieel absoluut niet gekant tegen het toekennen van steun aan loonwerkers, bijvoorbeeld wanneer het zou gaan om machines in het kader van mechanische onkruidbestrijding of geavanceerde spuittoestellen waarmee belangrijke milieuwinst kan worden geboekt. We hebben het VLIF geheroriënteerd op duurzaamheidsinvesteringen. We hebben decretaal de mogelijkheid gecreëerd, maar dat heeft een budgettaire impact. De minister van Begroting, de heer Van Mechelen, oordeelde dat het om budgettaire redenen beter was om van deze mogelijkheid geen gebruik te maken. Er zijn argumenten om dit een jaar te bekij-
ken. We stellen vast dat er opnieuw sterk geïnvesteerd wordt in de landbouwsector, dat er een enorme toename is van het aantal dossiers en van het totale bedrag. In 2006 werden bij het VLIF niet minder dan 5250 dossiers ingediend. Een jaar en twee jaar daarvoor waren dat er ruimschoots meer dan 3000. In 2003 was het aantal 3677. Dat betekent een enorme stijging van het aantal steunaanvragen: over een periode van drie jaar een groei van meer dan 40 percent in het aantal dossiers en het kapitaalvolume. Ik denk dat minister Van Mechelen daar terecht aandacht voor vraagt. Het lijkt mij op dit moment prioritair om de dossiers van de land- en tuinbouwproducenten zelf te betoelagen. Tot nu toe zijn er nooit toelages geweest, maar principieel is het mogelijk gemaakt. Bovendien is er voor de ondersteuning van de primaire producenten ook Europese cofinanciering mogelijk. Voor de loonwerksector is dat niet het geval. Bij een volgende evaluatie van het VLIF, zal ik opnieuw pleiten voor de ondersteuning van de machineaankoop door loonwerkers. Ik zal de problematiek minstens tegen het licht houden en zo nodig gebruik maken van de mogelijkheid die decretaal voorzien is bij de wijziging aan het begin van de legislatuur. De heer Karlos Callens: Dank u wel, mijnheer de minister-president, voor uw uitgebreide antwoord. Ik hoor dat u aan het meedenken bent. U zou selectief kunnen werken in het budget. U kunt ook algemener werken, zoals nu het geval is. Als het enigszins mogelijk is om het probleem op te lossen, zou ik u willen vragen om volgend jaar in het nodige budget te voorzien om de VLIF-steun op te trekken. De heer Jos De Meyer: Aansluitend bij de
terminologie van de heer Callens merk ik op dat het ons uiteraard verheugt dat de minister-president reeds meedenkt in dit dossier. We moeten er natuurlijk nog voor zorgen dat ook de minister van Financiën meedenkt. We hebben dus nog een gezamenlijke opdracht te volbrengen. Minister-president Yves Leterme: Ik wil à decharge van minister Van Mechelen opmerken dat er onlangs werd besloten tot een verhoging van de VLIFmiddelen. Ik heb de gegevens niet bij, maar ik meen dat het om 12 miljoen euro gaat. Dat bedrag dient om de enorme toevloed aan dossiers op te vangen. We leggen ook een duidelijk accent op milieuvriendelijke investeringen. Ze worden extra betoelaagd vanuit het VLIF. Voor wat de spuittoestellen betreft, hebben we recent maatregelen ad hoc genomen. We proberen om het gebrek aan de verbreding van het toepassingsgebied loonwerk voor een deel op te vangen door ondersteuningen ad hoc. Bij het aanpassen van de spuitkoppen gaat het vooral om het verlies bij het keren van de tractor op het begin en het einde van het veld want er is een kleiner verlies van pesticiden. Dit levert winst op voor het milieu. Ik houd deze zaak dus in het oog, maar ik heb ook begrip voor de houding van minster Van Mechelen. Er is immers sprake van een enorme opstoot van investeringen in de landbouwsector. De regering heeft reeds bijzondere inspanningen geleverd: 12 miljoen euro is niet weinig. De bomen groeien natuurlijk niet tot in de hemel. Voor veel beleidsdomeinen wordt extra geld gevraagd en we zullen bekijken hoe alles evolueert. Ik heb het verzoek genoteerd, maar ik zal vandaag geen vage beloften doen, noch beloften die ik niet kan nakomen.
Groeipremie In het kader van de toekenning van de groeipremie in het Vlaamse Gewest loopt een nieuwe ‘call’ van 19 februari tot 30 april 2007 met een budgettaire enveloppe van 15,8 miljoen euro. Tijdens deze periode kan elke KMO één investeringsproject indienen. Na deze periode wordt een rangschikking opgemaakt van de bedrijven die een project indienden. Op basis van deze rangschikking wordt dan de steun voor de projecten uitbetaald, te beginnen met het eerst gerangschikt bedrijf tot uitputting van het budget. Nieuw is dat vanaf deze ‘call’ geen ‘recall’ mogelijk is. Dit wil zeggen dat een bedrijf een investeringsproject, waarvoor tijdens een vroegere ‘call’ al een steunaanvraag werd ingediend, maar waarvoor geen steun werd ontvangen omwille van de ongunstige rangschikking van het bedrijf, geen tweede keer mag indienen in het kader van de groeipremie Meer informatie: www.groeipremie.be
• 25 • Landbouw-service •
FINANCIEEL
Belangrijke wijziging aan BEA Vanaf 1 januari 2007 wordt de driejaarlijkse cyclus waarmee BEA gelanceerd werd vervangen door een tweejaarlijkse cyclus. Deze wijziging wordt ingevoerd om beter tegemoet te komen aan ad hoc behoeften waarmee ondernemingen geconfronteerd worden inzake opleiding, advies, kennis en mentorschap.
WAT BETEKENT DIT CONCREET? De klant kan tijdens die twee jaar zowel aanvragen plaatsen als betalingen uitvoeren. Na deze cyclus van twee jaar start een nieuwe cyclus van twee kalenderjaren. Alle maxima blijven behouden.
WAT INDIEN U AL EEN PORTEFEUILLE HEBT GEOPEND IN 2006? Er wordt een overgangsmaatregel voorzien. De ondernemingen die al een portefeuille hebben geopend in 2006, behouden hun driejaarlijkse cyclus maar deze wordt flexibeler. Zij kunnen vanaf nu ook in 2007 en 2008 aanvragen plaatsen. Zij kunnen een nieuwe tweejaarlijkse cyclus starten in 2009.
WAT IS DE UITERSTE DATUM VAN
BETALING AAN DE DIENSTVERLENER?
Alle aanvragen moeten vóór het einde van de cyclus betaald zijn. Bij het afsluiten van de tweejaarlijkse cyclus vervallen alle openstaande bedragen. Bv. een portefeuille die geopend wordt in februari 2007 bevindt zich in de cyclus 20072008 en is actief tot eind december 2008. Een aanvraag geplaatst op 5 december 2008 in deze cyclus moet betaald zijn uiterlijk eind 2008!
BEA vroeger Projectaanvragen Stortingen Betalingen 2006
2007 Cyclus 1
2008
2008
2009
2009 Cyclus 2
BEA op 1 januari 2007 Projectaanvragen Stortingen Betalingen 2007 Cyclus 1
2010 Cyclus 2
BEA overgangsmaatregel: Bestemd voor de klanten die reeds in 2006 een portefeuille openden Projectaanvragen Stortingen Betalingen 2006
• 26 • Landbouw-service •
2007 Cyclus 1
2008
2009 Cyclus 2
FINANCIEEL
Betalingsproblemen: ook in de loonwerksector ? Regelmatig krijgen we op het secretariaat van Landbouw-Service vragen over slechte betalers. Hierbij geven we een aantal tips waar je beter rekening mee kan houden, zodat de problemen met slechte betalers vermeden kunnen worden. Wanneer je klanten niet direct of laattijdig betalen, is dit een investering voor je onderneming. Met andere woorden: dit kost je geld ! Je moet immers een reserve voorzien om de periode te overbruggen tussen de verkoop van je product of dienst, en het moment waarop je daarvoor betaald wordt. Hoe groter die tijdsspanne, hoe belangrijker de investering. Hoe snel je als ondernemer in de loonwerksector betaald wordt, is in grote mate afhankelijk van de gebruiken en gewoonten in de sector. Sommige afnemers hebben de vervelende gewoonte om te wachten op een eerste of tweede aanmaning. Ook zijn de ondernemers soms bang om een klant te verliezen als ze vragen om op tijd te betalen. Het is dus belangrijk om dit goed op te volgen en duidelijke afspraken te maken. Hieronder geven we een aantal vuistregels om een vlotte betaling na te streven: • Ga de betalingscondities in de sector na. • Maak duidelijke betalingsafspraken met je klanten.
• Factureer – indien mogelijk – direct bij levering TIP ! • Vraag bij langlopende orders om gespreide betaling. Bijvoorbeeld zoveel procent vooraf, een deel bij oplevering en de rest binnen een afgesproken termijn • Stuur kort na het verstrijken van de termijn voor betaling een herinnering. Gebruik daarbij nooit de woorden “Eerste herinnering”. Dit impliceert immers dat er nog een tweede herinnering gaat volgen. • Neem op een vastgesteld tijdstip na het verstrijken van de betalingstermijn contact op met de klant. • Volg slechte betalers nauwgezet op. • Indien je betalingsproblemen hebt bij veel klanten, ga dan na of je betalingscondities en afspraken wel duidelijk genoeg zijn. • Ga de kredietwaardigheid van belangrijke klanten na. Een mogelijk instrument daarbij is Graydon. • Stimuleer je klanten om sneller te betalen, door bijvoorbeeld een korting te voorzien voor contante betaling.
Notionele intrestaftrek hoger Het tarief van de notionele intrestaftrek stijgt vanaf 2007 van 3,442 % naar 3.781 %. Voor KMO’s stijgt het percentage met een half procent tot 4,281 %. De stijging van het tarief zou goed zijn voor een hogere fiscale aftrek van bijna 10 %. De notionale intrestaftrek is een uniek fiscaal instrument dat bedrijven toelaat om voor eigen kapitaal dat ze investeren een fictieve intrestkost fiscaal in te brengen. Het mechanisme zorgt ervoor dat de werkelijke vennootschapsbelasting een stuk lager ligt dan de officiële tarieven. Het Kenniscentrum voor Financiering van KMO (www.kefik.be) lanceert zijn simulator voor de notionele intrestaftrek. Met dit unieke instrument kan iedereen in enkele minuten de fiscale impact van de maatregel te weten komen. Op het einde van de simulatie, krijgt de gebruiker een schatting van het fiscale voordeel dat bekomen wordt dankzij de aftrekbaarheid van de notionele intresten. Deze fiscale maatregel voor vennootschappen bestaat sinds • 27 • Landbouw-service •
1 januari 2006. De maatregel laat toe een bepaald percentage van het eigen vermogen af te trekken van de belastbare basis. Dit verkleint de discriminatie tussen de financiering met eigen vermogen en de schuldfinanciering. Hoewel het concept eenvoudig is, blijft de maatregel miskend bij de ondernemers. De simulator en de webpagina’s die gewijd zijn aan de notionele intrestaftrek zijn beschikbaar op de webiste van het KeFiK: www.kefik.be .
BEURZEN
5-6 september 2007
Doornik (Kain), België
PotatoEurope 2007 Landbouw maakt meer dan ooit gebruik van spitstechnologie. De aardappelsector ontsnapt niet aan deze evolutie, noch op niveau van de boer, en zeker niet op niveau van de verwerking. Dat heeft wel tot gevolg dat er een groeiende vraag is naar informatie. Met de internationale aardappeldagen trachten de organisatoren in te gaan op die vraag.
WAAR? Op het bedrijf van O. Witdouck te Kain, nabij Doornik, zullen op 5 en 6 september 2007 nagenoeg 20ha volledig in het teken staan van PotatoEurope 2007. De organisatie is in handen van Fedagrim, de Belgische Federatie van constructeurs en importeurs van landbouwmateriaal. Zij wordt hierbij bijgestaan door CARAH, FIWAP, PCA, ILVO-DvL, CRA, VLAM en APAQ-W.
VOOR WIE? Iedereen die professioneel betrokken is bij de aardappelsector heeft zijn plaats op PotatoEurope 2007, als bezoeker of als deelnemerexposant. Het is een unieke gelegenheid om verschillende types en verschillende merken rooiers naast elkaar aan het werk te zien. Het is ook de ideale ontmoetingsplaats voor professionelen uit de sector. Op het programma staan : • rooidemonstraties • demonstraties inschuurlijnen
• een uitgebreid variëteitenveld (+/- 90 variëteiten) • verschillende proeven (met betrekking tot teeltbemesting en bescherming) • een complete beurs met exposanten actief in onderzoek en consultancy, de handel in producten en materiaal voor de teelt, de verwerking en de verpakking van aardappelen, de marketing en handel in aardappelen en afgeleide producten. Bovendien staan de onderzoekscentra en instituten die PotatoEurope mee organiseren in voor een boeiende studievoormiddag. Kwaliteit zowel op niveau van de teelt als van de bewaring zal de rode draad vormen doorheen de verschillende voordrachten Kortom, heel wat goede redenen om een bezoekje te brengen aan PotatoEurope 2007.
• 28 • Landbouw-service •
BEURZEN
Agribex 2007 – Welkom Thuis ‘Welkom thuis’ is de slogan van de 65e editie van Agribex, de grootste Belgische landbouwbeurs. Met de slogan en het hieraan gekoppelde beeld wil organisator Fedagrim een thuisgevoel geven aan alle exposanten en bezoekers en waardering uitdrukken voor de land- en tuinbouw en het beheer van groene zones. Het beeld brengt de landbouw in het hart van de stad, en drukt uit hoezeer land- en tuinbouw ingrijpen in het dagelijks leven van ons allen. Fedagrim omschrijft zijn slogan en beeld als “een positieve en vreedzame bezetting van de stad. De landbouw en de rest van het maatschappelijk leven zijn met elkaar verbonden zonder dat de één de ander in de weg staat en met respect voor elkaar.”
EXPOSANT EN BEZOEKER OP DE EERSTE PLAATS Agribex 2007 belooft nog meer dan anders een evenement voor professionals te worden. Dat de beurs twee jaar geleden van februari naar december verschoof, werd positief onthaald. “Het bezoekersaantal lag in de vorige editie lager dan vroeger,”, stelt Fedagrim, “maar de kwaliteit en het professionele gehalte van de bezoekers scoorden merkelijk hoger in 2005. Agribex is toen voor onze exposanten een commerciële voltreffer gebleken.” Dit alles heeft ertoe geleid dat de 65e editie meer dan ooit op het professionalisme van bezoekers en exposanten zal inspelen. Zo zal de professionele dag een heuse hospitality day worden, waarbij exposanten hun bezoekers een volledig ontvangstpakket (parkeerkaart, vestiaire, koffie ter verwelkoming, lunch, ...) kunnen aanbieden.
LANDBOUW EN ECONOMIE Vanuit de vakbekommernis is economie een logisch thema op de volgende editie van Agribex. Daaronder valt eveneens de zoektocht naar gekwalificeerd personeel. Agribex wil de sector helpen door een platform te bieden aan de Belgische diensten voor arbeidsbemiddeling (VDAB, ORBEM, FOREM). Deze diensten zullen tijdens Agribex aanwezig zijn op een thema-eiland en zullen zowel het jobaanbod in kaart brengen als de opleidingen. Fedagrim heeft de basis daartoe vandaag al gelegd. Via de vademecums die rondgestuurd worden naar exposanten wordt gepolst naar jobaanbod en
opleidingsbehoeftes. Op die manier kan de invulling voor, tijdens en na Agribex ook concreet verlopen. Vorig jaar heeft Fedagrim agriFUTURE gelanceerd. Een breder discussieplatform over onderwerpen die van belang zijn voor de landbouw en al wie hierin actief is. Dit jaar zal agriFUTURE een vervolg kennen met een debat tussen de politieke partijen en betrokkenen. De thema’s die de politici te bespreken krijgen, zijn heel concreet en komen uit het dagelijks leven van wie in de sector actief is.
TRADITIE IN ERE HOUDEN Naast alle innovaties die Agribex 2007 tegen het licht houdt, blijven er ook zekerheden. De nieuwigheden bijvoorbeeld. Zoals in het verleden zal Fedagrim ook Gouden Aren, Gouden Hoeven en Gouden Buxussen uitreiken. Ook de Agrafiekprijs blijft behouden. Nieuw binnen de uitreikingen zijn de Exhibitor Awards. Fedagrim wil exposanten belonen die op de beste en origineelste manier over de beurs communiceren en er is ook een prijs voor de exposant met de beste stand(werking). En tenslotte zijn er nog de Veeprijskampen.
BELANGRIJKE DATA: Professionele dag voor de loonwerkers: 4 december 2007, met officiële opening in de Astrid-Hal (11.00 uur) Openingsdata: van 5 tot 9 december 2007
• 29 • Landbouw-service •
BEURZEN 28ste internationale WERKTUIGENDAGEN voor LAND- en TUINBOUW
Internationale Werktuigendagen te Oudenaarde
Oudenaarde - 22 & 23 september 2007 Op 22 en 23 september gaan de 28ste Internationale Werktuigendagen door in Oudenaarde. Opnieuw zijn de demonstraties van machines de ruggengraat van het evenement. Deze terreinen zijn gelegen langs de expresweg Gent-Oudenaarde te Heurne-Oudenaarde, dus op dezelfde plaats als vorige edities. Voor de demonstraties landbouw zijn er de conventionele teelten en demonstraties, de mogelijkheden voor grondbewerkingen en zaaien, voor bemesting, voor het oogsten van maïs en suikerbieten, ..., spuitmachines, mulch-zaai + decompactors, frontladers, silagetechnieken, remsystemen op landbouwvoertuigen, banden reduceren de bodemverdichting, ... Voor tuinbouw is er grondbewerking en plantmachines, oogsten van prei en koolgewassen, mechanisatie voor teelten in (koepel)serres, spuittechnieken,... Voor de derde maal zijn er ook Oldtimers: er zullen een groot aantal prachtige oldtimertractoren geshowd worden en wordt geploegd met oude ploegen: Ook is er uitgebreid aanbod van dieren. Naast dit alles is er uiteraard de doorlopende tentoonstelling van de vele exposanten langs verharde wegen en zijn er de verschillende infostanden:
- land- en tuinbouwmachines - tenten met benodigdheden en grondstoffen voor land- en tuinbouw - overheidsdiensten, onderwijs en onderzoek - voorlichting - banken - enz
Teeltplan 2007 Dit jaar bedraagt de totale oppervlakte van de Werktuigendagen 90 ha. Inclusief tentoonstellingruimte komt de totale oppervlakte op ruim 110 ha: - Mais: 30 ha - Suikerbieten: 22 ha - Aardappelen: 9 ha - Grasland, grasstroken: 12 ha - Gazon: 2 ha - Tuinbouw: 5,4 ha - Granen: 9 ha
• 30 • Landbouw-service •
Spuitboomstabiliteit Tijdens de IWD van 1991 werd voor de eerste maal in België een demo gegeven met de intussen bekende hobbelbaan. Tussentijds heeft de organisatie van de IWD nog eens een gespecialiseerde spuitmachine demo gegeven te Goetsenhoven ( Tienen) De nieuwe spuitmachines zijn weer sterk geëvolueerd en de spuitbomen zijn zeer stabiel geworden. Dit willen we aantonen op de IWD van 2007. Het ILVO van Merelbeke stelt de hobbelbaan ter beschikking. Als nevenactiviteit zal ook aandacht besteed worden aan de spoorvolgende stuursystemen bij de getrokken spuitmachines. Hier hebben diverse constructeur zeer originele systemen ontwikkeld. De overheid heeft maatregelen uitgevaardigd om driftreductie en puntvervuiling van plantenbeschermingsmiddelen te beperken. Om deze actie kracht bij te zetten zal de Vlaamse overheid Landbouw, éénmalig de keuringskosten betalen van de spuitmachines welke met een spoeltank zijn uitgerust.
BEURZEN
Energie plein. Tijdens de editie van 2005 werd koolzaadolie als alternatief voor de diesel in de belangstelling gezet. Dit jaar gaat IWD verder met de alternatieve of beter hernieuwbare energie. Onder impuls van innovatiesteunpunt BB en POLT Beitem zal getoond worden dat landbouw en bosbouw veel troeven in huis heeft. Het energieplein zullen firma’s een stand bouwen over: zonnepanelen, houtverbrandingsketels, windenergie, biogaswinning, ethanolproductie, koolzaadolie, warmtekrachtkoppeling, enz.
Bodembescherming door grondtarra en bodemverdichting te minimaliseren. Het Bieteninstituut houdt zich al enkele jaren bezig met technieken te evalueren die de grondtarra bij de suikerbieten verminderen. Tijdens de werktuigendagen zullen de beste praktische tips van goed rooien en goed stockeren getoond worden. Het KBIVB wil ook nog een stap verder gaan in het mysterieus domein van bodem en structuur. De bietenteelt staat onder financiële druk en hierdoor is het belangrijk dat de bodem in goede conditie blijft. In natte omstandigheden rooien met brede banden lukt vaak wel, maar welke schade blijft er achter ? Het bieteninstituut wil nagaan of er onder brede banden werkelijk minder structuurschade afspeelt dan onder gewone banden.
Tweede editie Park & Groen. De werktuigendagen richten zich vanaf 2005 ook naar de tuinaannemers. Het terrein van 2 ha is exclusief voorbehouden voor tuinmateriaal en speciaal voor gazonmaaiers. Het gazonveld is verdeeld in 7 demovelden, waardoor slechts 7 firma zullen kunnen demonstreren met dit thema. Aansluitend bij de locatie van Park & Groen wordt een demoveld voorbehouden voor houtverwerking. De houtsnippers, hakselaars, boomzagen e.d. stonden in het verleden her en der over het terrein verspreid. Het groeperen van dit gebeuren zal de aandacht voor deze sector verstevigen.
Wielladers De trend naar zelfrijders zet zich in de landbouw steeds verder door en dit zolang het economisch haalbaar blijft. De specialisatie van de bedrijven vloeit verder in specialisatie van machines. In 2007 komen de kleine wielladers aan bod. Deze knikladers zijn iets handiger dan de verreikers en worden veel in land- en tuinbouwbedrijven gekocht.
Mechanische onkruidbestrijding. PCBT (Beitem) schreef vorig jaar een projectvoorstel ‘onkruid er uit’ uit. Dit project werd ondertussen goedgekeurd en wordt nu opgestart. Tijdens de werktuigendagen worden schoffelmachines gedemonstreerd in jonge maïs.
Demo remmen met landbouwaanhangwagens. Onder het motto “Veilig op de weg en op het bedrijf” willen KBC verzekering en PCLT – Roeselare de aandacht vestigen op het belang van goede remmen op de aanhangwagens en tractoren.
Themademonstraties tuinbouw in 2007 De hoofdbrok zal ingenomen worden door oogstmachines (prei en kolen) en door grondbewerking en plantmachines. Er zijn tevens meer constructeurs ingeschreven om te demonstreren met plantmachines.
Bemestingsboulevard op vrijdag 31 augustus 2007 Naar aanleiding van het nieuwe mestdecreet en de controle ivm nitraatresidu in het najaar werd door de 3 Vlaamse proefcentra voor openluchtgroenten – PCG, POVLT en PSKW een ADLO-demonstratieproject, Bemestingsboulevard openluchtgroenten ingediend. Volgens de MAP-normen moet tijdens de referentieperiode (1 oktober – 15 november) het nitraatresidu lager zijn dan 90 kg nitraatstikstof per hectare in de 0 – 90 cm bodemlaag. Het respecteren van deze norm is vooral voor groentetelers in openlucht geen eenvoudige opgave. Specifieke kenmerken van vooral tuinbouwteelten (zoals bewortelingsdiepte, oogststadium,...), voorgeschiedenis van het perceel, maar ook klimatologische omstandigheden spelen hierbij zeker een rol. Het is echter hoog tijd dat extreem hoge waarden van nitraatresidu in de bodem (zoals ook gemeten in het najaar 2006) definitief tot het verleden gaan behoren. De sector is zich daar ook van bewust. Vandaar werd gedacht aan een groots initiatief, waar op één locatie alle aspecten waar een tuinbouwer impact op heeft aan bod kunnen komen. De organisatoren hopen via dergelijk initiatief heel veel tuinbouwers te kunnen samenbrengen rond deze problematiek in het kader van bewustmaking, voorlichting en sensibilisatie van de sector. Het groots opgezette voorlichtingsmoment zal volgende elementen bevatten: • Een studiedag : om de sector de omvang van de problematiek en de mogelijke gevolgen ervan duidelijk uit de doeken te doen (sensibilisering). Naast een toelichting over het nieuwe mestdecreet en de specifieke reglementering voor de vollegrondsgroenteteelt zal ook heel veel aandacht gaan naar de begrippen stikstofbodembalans en mineralisatie. • Een bezoek aan proefvelden : om de bezoekers via visuele verschillen in proeven aan te tonen wat de gevolgen zijn van het gebruik van alternatieve meststoffen en toedieningsmethoden. Er zijn 3 proefvelden aangelegd. Een eerste veld zal het verschil aantonen tussen maximaal gebruik van dierlijke mest en enkel bemesten met kunstmeststoffen. Een tweede veld zal proberen aan te
• 31 • Landbouw-service •
tonen of er verschillen zijn tussen band-, rij- en breedwerpig bemesten en dit met verschillende types meststoffen. Of een overdreven bemesting garant staat voor een betere opbrengst en of er kan bespaard worden door tussentijdse staalnames zijn tevens items binnen deze proef. Ook zal een deel van dit veld met een grote hoeveelheid water worden geïrrigeerd zodat kan nagegaan worden of het gebruik van rijenbemesting zorgt voor minder uitspoeling. Een derde veld zal specifiek het effect van oogstresten van bloemkool voor een tweede teelt aantonen. • Een beurs : om de telers in contact te brengen met toeleveranciers (van machines en meststoffen) en kenniscentra (praktijkcentra, Vlaco, adviseerdiensten, BDB,...) die hen kunnen bijstaan in het vinden van een oplossing die voldoet aan de specifieke voorwaarden zoals die zich voordoen op het individuele bedrijf. Veel toonaangevende constructeurs van bemestingsmachines uit België, Nederland en Frankrijk zijn aangesproken om hun nieuwste zaken voor te stellen. Fabrikanten van meststoffen en bodemverbeterende middelen zullen zeker ook aanwezig zijn om hun producten voor te stellen. - Demonstratie : van machines voor bemesting en afstellen van meststoffenstrooiers. Een goede afstelling van bemestingsmachines is noodzakelijk voor een goede verdeling en optimale werking van meststoffen. ILVO, een Wetenschappelijke instelling van de Vlaamse Overheid, is specialist terzake en zal demonstreren waar je moet op letten bij een goede afstelling. Op voorhand worden ook een hele reeks zeer specifieke machines die op vandaag in de groenteteelt worden gebruikt getest. Dit zal het ILVO in staat stellen de tuinbouwers te wijzen op specifieke problemen en fouten die op vandaag een feit zijn. Machines van constructeurs en eigen fabrikaten zullen kort worden overlopen en worden toegelicht. Handige tips voor onderhoud en afstellen van meststoffenstrooiers zullen dus zeker worden meegegeven. Dit demonstratieproject gaat door op vrijdag 31 augustus 2007 van 12.00 u tot 18.00 u op de terreinen van werktuigendagen. Inkom langs het Moriaanshoofd. De studienamiddag start om 14.00 u en loopt tot 16.00 u. Al de rest is te bezoeken voor en na de studiedag van 12.00 u – 14.00 u en van 16.00 u – 18.00 u. Overal zal begeleiding worden voorzien zodat iedereen zijn vragen kwijt kan. Voor de studiedag en beurs zal een voldoende grote tent worden voorzien. De inkom is volledig gratis maar men dient zich op voorhand in te schrijven. Meer informatie kan bekomen worden bij:
[email protected] [email protected] [email protected]
BEURZEN
Landbouwbeurs van Libramont De landbouw-, bosbouw- en agrovoedingsbeurs van Libramont is een reusachtige tentoonstelling in openlucht, een echt uitstalraam van het landelijke leven in zijn verschillende facetten (machines, veeteelt, bosbouw, agrovoeding, tuinbouw, reflectie, onderzoek, onderwijs, cultuur, ...), dat uniek is in Europa.
EVOLUTIE VAN DE BEURS
MECANIC’SHOW: ONTDEK DE NIEUWSTE MACHINES
De Beurs van Libramont ontstond in 1926 met het oog op de promotie van het Ardenner trekpaard. Sindsdien is ze dermate geëvolueerd : van 160 paarden, 3 exposanten en tienduizend bezoekers in 1927 tot 550 exposanten en 150.000 bezoekers in 2002. Ze werd uitgebreid : 30% extra tentoonstellingsoppervlakte in 2003. De Beurs van Libramont is uitgegroeid tot hét trefpunt voor alle actoren uit de landelijke wereld.
• Vrijdag 27, zaterdag 28, zondag 29 en maandag 30 juli 2007 in de Grote Ring: voorstelling van de machines met een vernieuwende technologie. • Van 27 tot en met 30 juli 2007 in het park Mecanic Show (langs de Grote Ring): tentoonstelling van de geselecteerde machines. • De catalogus van de Mecanic Show is beschikbaar tijdens de beurs
CIJFERS VAN DE BEURS VAN LIBRAMONT 2006
STUDIEDAG VOOR LOONWERKERS
168.752 bezoekers tijdens de 4 beursdagen 4.015 professionelen op de graslanddemonstratie 3.842 internationale professionnele bezoekers
Op maandag 31 juli 2007 organiseert de Commissie Machines en Producten van de Beurs van Libramont in samenwerking met Landbouw-Service en met het Landbouwkrediet een studiedag voor loonwerkers. Hier komen onder meer volgende onderwerpen aan bod: • kostprijsberekening van landbouwmateriaal • buitenlandse studies over de mestproblematiek • evolutie van landbouwmateriaal • plattelandsontwikkeling in Europa Na deze studiedag bekijken we de Mecanic’Show en worden alle deelnemers uitgenodigd op een lunch aangeboden door het Landbouwkrediet. Plaats: Business Center Datum: maandag 31 juli 2007 van 9.45 tot 14.00u.
OPENINGSUREN: van 27 tot 30 juli op het beursterrein van 9 tot 19 uur Bosbouwdemonstraties op 31 juli en 1 augustus te Paliseul van 9 tot 19 uur
TOEGANGSPRIJZEN VOOR DE BEURS • Normale prijs: 11 € • Voor leden van Landbouw-service: gratis inkom (gratis inkomkaart wordt u rechtstreeks per post bezorgd)
“Landbouw-Service” is een periodieke nieuwsbrief voor de leden van de Nationale Centrale Landbouw-Service, de enig erkende beroepsvereniging voor aannemers van land- en tuinbouwwerken, loonsproeiers, handelaars in veevoeders en in meststoffen.
Copyright: Nationale Centrale Landbouw-Service is niet aansprakelijk voor het gebruik van de informatie in deze publicatie. Citeren mag mits bronvermelding.
Verantwoordelijke uitgever: Johan Van Bosch, Algemeen Secretaris Nationale Centrale Landbouw-Service, Spastraat 8, 1000 Brussel, tel.: 02/238.06.33, fax : 02/238.04.41, e-mail:
[email protected]
• 32 • Landbouw-service •