Mijn informatie of jouw informatie? Gegevenseigendom en –beheer in ketenbreed perspectief. Ruud Nijhuis Senior Consultant DCE Consultants Walaardt Sacréstraat 405 1117 BM Schiphol Oost 020-4499900
[email protected] Margje Schuur Senior Consultant Capgemini Papendorpseweg 100 3528 BJ Utrecht 030-6890000
[email protected]
SAMENVATTING: Ketenintegratie in de verzekeringssector vraagt een fundamenteel andere benadering van gegevensbeheer. Elke partij binnen de keten beheert zijn eigen gegevens. In dit artikel geven we de noodzaak aan voor een nieuwe benadering. We gaan in op de problematiek van verzekeraars en schetsen de contouren van een proces- en gegevensarchitectuur.
Verzekeraars in de klem De verzekeringssector ondergaat een periode van ingrijpende veranderingen: veel wetswijzigingen, extreme schommelingen in beleggingsresultaten en een steeds sterker wordende roep om transparantie en ketenintegratie. Ondertussen kampen veel verzekeraars met achterstallig onderhoud en wat we gemakshalve even samenvatten als “legacyproblematiek”. Deze situatie werkt al jaren remmend op de innovatie in de verzekeringsmarkt en dat zal nog wel enige tijd voortduren. Verzekeraars hebben in het verleden vaak contracten geaccepteerd zonder dat de bijbehorende informatie juist was. Hiermee zijn veel problemen binnen de deuren van de verzekeraar gehaald. Fundamenteel anders omgaan met de verantwoordelijkheid voor gegevens en het gegevensbeheer binnen de verzekeringssector vormt de oplossing van dit probleem. Een toekomstvaste architectuur voor de pensioen- en verzekeringsmarkt zal duidelijkheid moeten scheppen over de verantwoordelijkheid voor het beheren van gegevens. Dit artikel brengt deze problematiek in kaart, schetst een oplossingsrichting en laat zien dat deze ook daadwerkelijk te realiseren is.
Intermediairs in informatie De toenemende transparantie in de markt, in sterke mate bepaald door de opkomst van het internet, zorgt voor nieuwkomers binnen de verzekeringsketen en voor onrust in de traditionele verhoudingen. De klant schakelt het intermediair alleen nog in als het intermediair meerwaarde levert. De kosten van die meerwaarde zijn direct inzichtelijk en onderhandelbaar. Op één aspect van die meerwaarde heeft het traditionele verzekeringsintermediair het in ieder geval verloren, namelijk op het bieden van toegang tot verzekeringsproducten en het vergelijken van het productaanbod van de verzekeraars. De klant accepteert geen voorkeuze meer van ogenschijnlijk objectieve intermediairs, maar kiest zelf wel uit het totale aanbod. In enkele jaren tijd is zo de particuliere markt voor schadeverzekeringen vrijwel geheel in handen geraakt van het virtuele intermediair. De invoering van het nieuwe ziektekostenstelsel, heeft geleerd dat de klant ook ingewikkelde collectieve producten via het Internet kan onderzoeken en sluiten. 1/7
De direct writers hebben zich op dit punt veel slagvaardiger betoond dan de intermediaire maatschappijen en hebben hun producten en processen gestroomlijnd, in overeenstemming met de geldende wetten van het Internet. Tekenend is het dat het traditionele intermediair zich aansluit bij inkoopcombinaties die internettoegang goed hebben geregeld. De intermediaire maatschappijen zelf ontwikkelen vergelijkingssites en zoeken de weg naar de eindklant met webmodules voor sites van het intermediair, de werkgever of affiliates. Zij trachten zo het aantal distributiekanalen te vergroten. Echter de nieuwkomers hebben bewezen beter in staat zijn directe relaties met de consument tot stand te brengen. Het virtuele intermediair handelt in toegang Daarnaast presenteren zij zich als virtuele administrateur van loonadministraties, verzekeringsportefeuilles, poortwachterdossiers, etcetera. Ook maken zij elektronisch berichtenverkeer mogelijk tussen werkgever, intermediair, verzekeraar, zorgverlener, Arbo-dienst, GBA, UWV, Belastingdienst en andere partijen.
Wie beheert de gegevens De overheid als uitvoeringsinstantie van Sociale Wetgeving, Belastingwet of de registratie van Persoonsgegevens speelt op dit punt een vergelijkbare rol. Anders dan eerdergenoemde commerciële partijen, wordt de overheid gedwongen om het eigenaarschap van de haar toevertrouwde gegevens vorm te geven. In de Wet Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens ligt vast onder welke omstandigheden persoonsgegevens mogen worden verstrekt. De overheid garandeert de burger privacy terwijl zij tegelijkertijd probeert gegevens efficiënt te beheren en ter beschikking te stellen. Volgens de studie “Privacy Enhancing Technologies, Witboek voor Beslissers”, in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, worden in de toekomst beide doelen gediend door een persoonlijk gegevenskluisje, een nationale authenticatievoorziening en gereguleerde toegang, op basis van webtechnologie. Omdat verzekeraars persoonsgegevens vastleggen binnen hun administratie en de wetgever het gebruik hiervan strikt reguleert, reikt voorlopig de invloed van de wetgever tot binnen de muren van verzekeraars. Tim O’Reilly stelt in zijn artikel “What Is Web 2.0” de centrale vraag “Who owns the data?”. Hij noemt een aantal voorbeelden uit het internettijdperk waar controle over databases uiteindelijk leidt tot controle over de totale markt, bijvoorbeeld de registratie van domeinnamen door Network Solutions (nu overgenomen door Verisign). Volgens O’Reilly gaat het om het eigenaarschap van data: ” The race is on to own certain classes of core data: location, identity, calendaring of public events, product identifiers and namespaces.” Als het opbouwen van gegevensverzamelingen aanzienlijke investeringen vergt, zal één enkele gegevensbron ontstaan. Gegevens zullen uiteindelijk toebehoren aan de eerste die een kritische massa in gebruik zal bereiken. Vertaald naar de werkelijkheid van de verzekeringsbranche zien we nu nog meerdere gegevensbronnen; zowel bij de eigenaars van gegevens als bij intermediaire partijen. Het is de vraag of een van die (virtuele informatie-) intermediairs erin zal slagen kritische massa te bereiken. De overheid heeft als enige partij geïnvesteerd in de basisadministraties en heeft volledige controle over persoonsgegevens, adresgegevens, sociale verzekeringgegevens.
Diversiteit aan spelers In hun strijd om de klant doen zowel verzekeraars als (virtuele) intermediairs hun best klanten zo goed mogelijk te bedienen. Hiertoe verzamelen beide partijen zoveel mogelijk klantgegevens en ontsluiten hun volledige backoffice voor klanten. Binnen de keten worden voortdurend gegevens van derden gedeeld. Alle partijen zijn bezig deze gegevens te (laten) beheren aan de bron, via het webkanaal. De afbakening van taken en verantwoordelijkheden in de keten is niet scherp. Ketenintegratie bezorgt de meeste partijen dan ook hoofdbrekens. Outsourcing zorgt voor een nog grotere diversiteit aan spelers. Dienstverlenende (IT) bedrijven nemen complete processen en systeemketens over van verzekeraars. Er is ruimte voor gespecialiseerde midoffices, bijvoorbeeld voor het afhandelen van hypotheekoffertes. Verzekeraars veranderen steeds meer in netwerkorganisaties. Deze ontwikkeling stelt nieuwe eisen aan het omgaan met gegevens. De identificatie van personen, polissen, schades, lonen en andere gegevens zal zich uitstrekken over alle schakels binnen de keten.
2/7
Voorlopig zijn de nieuwe verhoudingen binnen de verzekeringsketen nog niet uitgekristalliseerd. Dat betekent dat ketenintegratie en de verantwoordelijkheid van afzonderlijke schakels binnen de keten de komende tijd nog veel aandacht nodig hebben. Tegen deze achtergrond willen we de volgende probleemstelling opwerpen: Op welke basis worden gegevens vastgelegd binnen de totale verzekeringsketen en op welke basis worden gegevens uitgewisseld tussen de verschillende partijen? We zullen deze probleemstelling verder illustreren aan de hand van klantgegevens.
Huidige situatie verzekeraars Bij veel verzekeraars ligt de focus momenteel op het optimaliseren van processen en systemen. Zij werken alle op enigerlei wijze aan ketenintegratie en “straight through processing”. Ook de organisatie-inrichting krijgt veel aandacht, verzekeraars beraden zich op het afsplitsen van delen van het bedrijfsproces dat gespecialiseerde partners efficiënter kunnen uitvoeren. Klantgegevens zijn bij veel verzekeraars verspreid over meerdere relatiesystemen en polisadministraties. Dit is een historisch gegroeide situatie ontstaan door fusieprocessen, maar ook door keuzes die gemaakt zijn vanuit vele invalshoeken. Lang niet alle relatiegegevens worden binnen een relatiesysteem beheerd. Binnen systemen komen klanten dubbel voor, gegevens zijn onvolledig of verouderd. In veel administraties ontbreken bijvoorbeeld de volledige persoonsgegevens van de werknemers van een pensioenrelatie. Klantgegevens uit CRM toepassingen kunnen vaak niet gerelateerd worden aan de klantgegevens die bij een verzekeringspolis beheerd worden. Dit alles terwijl er sprake is van een langdurige relatie tussen klant en verzekeraar, een polis blijft soms wel 40 jaar in de boeken. Alle verzekeraars zeggen klantgericht te werken, maar welke verzekeraar heeft er de afgelopen jaren nu echt in een integraal klantbeeld geïnvesteerd? Hoewel CRM in meerdere of mindere mate beleden is door marketing en verkoop, werkt de back office van de meeste verzekeraars nog steeds polisgericht. Om ketenintegratie op orde te krijgen, ligt de zeggenschap binnen verandertrajecten tegenwoordig weer bij de productketens. Deze strategische keuze heeft het tij weer doen keren en werkt een polis- ofwel productgerichte aanpak in de hand, ten koste van het integrale klantbeeld. Als we de aard van de klantgegevens onder de loep nemen die wel zijn vastgelegd, dan zijn het meestal alleen die gegevens die relevant zijn voor de verzekeringsadministratie. De bewerking die deze gegevens ondergaan, is bijna nooit gemodelleerd of vastgelegd. Voorbeelden hiervan zijn: de salariscomponenten die onderdeel uitmaken van de pensioengrondslag voor een bepaalde regeling; het loonbegrip dat het verzekerde bedrag bepaalt; de premiebepalende persoonskenmerken. Om te kunnen communiceren met klanten, hebben verzekeraars vaak zelf een klantnummer geïntroduceerd. Ook polisnummers of schadenummers worden gebruikt om een relatie te identificeren. De buitenwereld is niet altijd bereid dit identificerende gegeven te gebruiken, laat staan vast te leggen. Daarnaast gelden voor verzekeraars allerlei juridische beperkingen voor het gebruik van persoonsgegevens, zoals de Wet Persoonsregistratie en de wet Gemeentelijke Basis Administratie Persoonsgegevens (ook in combinatie met de Pensioen- en Spaarfondsenwet). Logische identificerende klantgegevens, zoals persoonsgegevens, adressen en lonen mogen niet vrij gebruikt worden door commerciële partijen. De identificatie van klanten is een probleem. Dit laatste zorgt er ook voor dat daadwerkelijk inzicht in de situatie van een klant ontbreekt. De recente projecten binnen verzekeraars om pensioenoverzichten, zoals factor A en de Uniforme Pensioenopgave, te implementeren hebben laten zien hoe moeilijk het is om alle gegevens voor één deelnemer bijeen te brengen. Het ideaalbeeld is natuurlijk om pensioendeelnemers echt inzicht te geven in hun pensioenopbouw – dat delen van dit pensioen ondergebracht zijn bij verschillende pensioenfondsen of verzekeraars mag er dan niet toe doen. Vanuit diverse partijen is recent het initiatief voor een ‘nationale pensioenwebsite’ gestart. Het idee is dat alle pensioenfondsen en verzekeraars gegevens aanleveren aan deze website en dat deelnemers met een zoekfunctie inzicht in hun volledige pensioen kunnen krijgen. Het lukt verzekeringsmaatschappijen echter nu al niet om een integraal klantbeeld binnen de eigen maatschappij op te stellen – laat staan over maatschappijen heen! 3/7
Ideaalbeeld en principes Uit het voorgaande is duidelijk geworden dat het vastleggen van gegevens niet eenvoudig is voor een verzekeraar. Hoe moeten zij dan wel omgaan met de vastlegging en het gebruik van deze gegevens? Om te beginnen zullen zij moeten vaststellen waar zij naar toe willen. Hoe ziet de gewenste gegevenshuishouding eruit? Het ideaalbeeld kenmerkt zich als volgt: • gegevens liggen slechts op één plek vast; • gegevens worden beheerd door de eigenaar; • gegevens zijn actueel; • Gegevens zijn slechts voor één uitleg vatbaar. Om de ideale situatie te realiseren zijn er nog een aantal principes nodig die ons helpen duidelijke keuzes te maken bij de ontwikkeling van de gewenste architectuur. • Elk gegeven heeft een eigenaar die een duidelijk belang heeft bij een correcte administratie van de gegevens. Om ervoor te zorgen dat gegevens altijd zo actueel mogelijk zijn moet diegene die verantwoordelijk is voor het beheer van de gegevens een direct belang hebben bij de juistheid van de gegeven. Het meest directe belang bij de juistheid en de actualiteit van de gegevens heeft de persoon of instantie op wie die gegevens betrekking hebben, ofwel de eigenaar van de gegevens. Zo wordt actualiteit maximaal zeker gesteld. • Gegevens worden zoveel mogelijk bij de bron beheerd. Voor verschillende gegevensgroepen is er een fysieke locatie die als bron fungeert. Idealiter beheert de eigenaar zijn gegevens direct bij die bron. Waar dit niet mogelijk of gewenst is, wordt het beheer zo dicht mogelijk bij de bron belegd. • Er moet een duidelijk onderscheid bestaan tussen feiten uit de buitenwereld, feiten uit de binnenwereld en afgeleide gegevens. Om gegevens aan de bron te kunnen beheren, moeten die bronnen benoemd worden. Om te beginnen moet duidelijk zijn welke gegevens hun oorsprong hebben buiten de organisatie, welke hun oorsprong hebben binnen de organisatie en wat afgeleide gegevens zijn. Als dit onderscheid consequent gemaakt wordt, dan wordt het voeren van een administratie aanzienlijk eenvoudiger. Het laatste principe is geïllustreerd in bijgaande figuur, waarin van elk type informatie een aantal voorbeelden is opgenomen.
Natuurlijke personen Werkgevers
Tussenpersonen
Externe feiten Interne feiten Polissen
Afgeleide gegevens -Boekhouding -Mutatiehistorie -Berekende premies Incasso’s / excasso’s Productinformatie / rekenregels
Arbeidsongeschiktheid (UWV)
Sterftetafels Straten en postcodes
Beleggingsfondsen
Het consequent doorvoeren van deze principes heeft gevolgen die wellicht niet direct duidelijk zijn: 4/7
•
•
•
•
Op dit moment richten discussies over eigenaarschap van gegevens zich vrijwel altijd op interne partijen en intern eigenaarschap binnen de eigen organisatie. Terwijl eigenaarschap van gegevens eenduidig vastgesteld moet worden over de totale keten. Hierover zijn afspraken nodig tussen de betrokken partijen. Organisaties zullen moeten aansluiten op administraties, zoals het GBA, waarvoor deze afspraken al gemaakt zijn. Als gegevens aan de bron beheerd worden binnen een keten die zich uitstrekt over meerdere partijen, dan zijn gestandaardiseerde diensten nodig om gegevens uit die bron te raadplegen. Dit geldt voor alle organisaties die hun gegevens met de buitenwereld willen delen. Ook hier zijn afspraken nodig en moeten organisaties aansluiten bij bestaande standaarden. Voor alle organisaties geldt dat standaardisatie van gegevens en van communicatiepatronen noodzakelijk is. Speciale aandacht behoeft het bepalen van identificerende gegevens binnen de gegevensgroep en het vastleggen en onderhouden van koppelingen tussen gegevensgroepen die beheerd worden binnen verschillende bronnen. De totale keten moet gemanaged worden. Dit kan een sterk hiërarchisch ketenmanagement zijn, bijvoorbeeld een standaardisatie-instituut dat afspraken over de volledige verzekeringsketen vaststelt en ook afdwingt. Het kan echter ook een informeel ketenmanagement zijn, volledig gebaseerd op bilaterale afspraken tussen partijen en waarbij commerciële krachten hun werk doen.
Van principes naar praktijk Welke aanpak stellen wij voor om te komen tot de gewenste gegevensarchitectuur voor een verzekeraar? We starten met een gedegen proces- en gegevensanalyse in zeven stappen: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Stel een procesarchitectuur op met één trigger per proces; Bepaal per trigger de gegevensset die bij de trigger hoort; Cluster de gegevens naar bron; Bepaal per bron de identificerende gegevens; Stel voor elke trigger vast wat het standaard berichtformaat is voor de aanlevering van gegevens; Zorg ervoor dat met de bron afspraken gemaakt worden over de aanlevering van gegevens in het gewenste formaat; 7. Bepaal per proces uit de procesarchitectuur welke interne feiten ontstaan in het proces en welke afgeleide gegevens moeten worden vastgelegd.
In essentie is het doel te komen tot de juiste gegevensarchitectuur en het juiste gebruik van gegevens. Er zijn nog twee aspecten die we onder de aandacht willen brengen: • Hoe is de toegang tot een bron geregeld? En wie is bevoegd om gegevens te wijzigen of raadplegen? Komt er een standaard voor authenticatie, of wordt dit per bron bepaald? De overheid bepleit het DigID. Intermediaire verzekeringsmaatschappijen hebben inmiddels het Digitaal Paspoort van SIVI/ABZ in gebruik genomen. Daarnaast beheren zij toegang voor natuurlijke personen en rechtspersonen die onder een waaier van verschillende rollen toegang hebben tot de gegevens die een verzekeraar beheert. • Welke koppelingen worden vanuit een bron onderhouden met andere gegevensgroepen. Bijvoorbeeld: legt de verzekeraar het Burgerservicenummer vast in de polisadministratie en neemt hij een abonnement op wijzigingberichten van burgers met wie de verzekeraar een overeenkomst heeft? Of liggen polisnummer en verzekeraar vast in het gegevenskluisje van de burger en stuurt de burger een wijzigingsbericht aan zijn persoonlijke leveranciers? Of allebei? Over de aanlevering van gegevens zullen verzekeraars over het algemeen geen unieke afspraken willen maken met een individuele werkgever, natuurlijke persoon of andere externe partij. Voor al dit soort gevallen wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van geschikte informatie-intermediairs. Zo is de Gemeentelijke Basisadministratie een informatie-intermediair voor alle in Nederland woonachtige natuurlijke personen. In dit geval is niet elke natuurlijke persoon de bron van zijn eigen persoonsgegevens, maar is de GBA de bron voor de persoonsgegevens van alle natuurlijke personen. Op dezelfde wijze kan voor relatiegegevens van rechtspersonen en bedrijfsgegevens (zelfstandigen, werkgevers maar ook intermediairs) gebruik gemaakt worden van de administratie van de Kamer van Koophandel. Voor salarisgegevens is de administratie van een werkgever de bron.
5/7
Indien de gegevensuitwisseling plaats vindt volgens de hier geschetste uitgangspunten, dan ontstaat de onderstaande architectuur. Deze figuur laat zien dat elke externe partij verantwoordelijk is voor het beheer van zijn eigen gegevens en dat middels services gegevensuitwisseling plaats vindt tussen de verzekeraar en de externe partijen. Ook laat deze figuur zien dat bij de verzekeraar een onderscheid gemaakt wordt tussen interne feiten en afgeleide gegevens.
Natuurlijke Personen Tussenpersonen
Werkgevers
Externe feiten Interne feiten Polissen
Afgeleide gegevens -Boekhouding -Mutatiehistorie -Berekende premies Incasso’s / excasso’s Productinformatie / rekenregels
Arbeidsongeschiktheid (UWV)
Sterftetafels
Straten en Postcodes
Beleggingsfondsen
Concreet betekent de benadering die wordt voorgestaan in dit artikel dat externe gegevens bij voorkeur ook extern beheerd moeten worden. In veel gevallen zijn hier al allerlei faciliteiten voor beschikbaar. Voor persoonsgegevens kan bijvoorbeeld gebruik gemaakt worden van de Gemeentelijke Basis Administratie. Voor pensioendoeleinden mag de GBA ook gebruikt worden. Voor andere doeleinden echter niet. Dat betekent dat om de hier geschetste ideaalsituatie te realiseren niet alleen inspanning van verzekeraars vereist is, maar in dit geval ook van de overheid. Alleen de overheid kan namelijk het gebruik van de GBA reguleren.
Realiteitswaarde? Hoe reëel is het idee dat deze architectuur op korte termijn zal ontstaan? Naar onze mening is er voldoende urgentie en is de ontwikkeling naar de hier geschetste architectuur onvermijdelijk. Verzekeraars en pensioenuitvoerders zijn genoodzaakt om tegen zo laag mogelijke kosten de administratie op orde te brengen en te houden. In de komende jaren zal de concurrentiedruk zodanig toenemen dat kostenefficiëntie in belangrijke mate bepaalt of een bedrijf zal overleven. De commerciële druk die ontstaat zal zorgen voor optimalisatie binnen de keten. Het aanboren van niches in de markt, waar standaardisatie van minder belang is, biedt de grote concerns te weinig verlichting van de concurrentiedruk. Het overgrote deel van verzekeringsmarkt is immers standaard. Verregaande standaardisatie van processen en producten, gekoppeld aan straight through processing is de enige oplossing. De geschetste gegevensarchitectuur maakt het, naar onze overtuiging mogelijk operationele kosten maximaal omlaag te brengen. Het Standaardisatie Instituut voor Verzekeringen in de Intermediairbranche (SIVI) heeft op het punt van ketenintegratie veel voorbereidend werk gedaan door een gegevensstandaard neer te leggen. Dit stelt maatschappijen als eerste in staat om de gegevens waarvan zij eigenaar zijn en die zij beheren, uit te wisselen. In tweede instantie biedt standaardisatie kansen aan (virtuele informatie-) intermediairs. Zij hebben bestaansrecht als zij meerwaarde kunnen leveren. Dit zien we op sites waar informatie wordt samengebracht, geleverd door verschillende gegevenseigenaren, bijvoorbeeld vergelijkingssites en het nationale pensioenregister. Uiteindelijk worden verzekeraars door consumenten gedwongen te leveren aan dergelijke sites. 6/7
De overheid heeft op dit moment eerdere een remmende dan een versnellende rol bij het realiseren van de hier geschetste architectuur. De overheid dient de belangen van burgers te beschermen en staat onder druk om de gegevens van burgers integer en discreet te behandelen en de haar toevertrouwde taak van informatie-intermediair foutloos uit te voeren. Hiertoe worden momenteel een zestal basisadministraties ingericht, waaronder de GBA. Deze rol wordt gecontroleerd door de politiek en in dit bijzondere geval bovendien ook door het College Bescherming persoonsgegevens. Wat zou echter voor de overheid een reden zijn om verzekeraars meer ruimte te geven? Burgers hebben er baat bij dat hun gegevens overal juist geadministreerd zijn. Door de basisadministraties, waaronder de GBA, verder open te stellen – in combinatie met een scherp toezicht – kan de overheid de rol van informatie-intermeidiair daadwerkelijk invulling geven. Uiteindelijk zullen alleen bedrijven in de keten overblijven die authentieke, “eigen” gegevens beheren. Daarmee komt de positie van het intermediair sterk onder druk te staan. Welke authentieke gegevens beheren zij in de keten? Als het gaat om polisadministratie dan geloven we niet dat verzekeraars hun kernactiviteit uit handen zullen geven. Kritische massa kunnen intermediairs dus alleen verwerven op een van verzekeraars afgebakend terrein, zoals productvergelijking en onafhankelijk advies en het bij elkaar brengen van de totale verzekeringsportefeuille van een klant. Verzekeraars die hun administratie op orde hebben, hoeven niets te vrezen. Zij zijn eigenaar van onvervreemdbare zaken, namelijk de polissen. We gaan er vanuit dat partijen bij voorkeur directe relaties aangaan en dan zetten wij onze kaarten voorlopig op de verzekeraar als gegevensbron van de verzekeringovereenkomst. De consument of zakelijke relatie zien we als eigenaar van zijn eigen relatie- en bedrijfsgegevens. De overheid treedt voor deze groep op als informatie-intermediair. Deze twee partijen zullen tot een efficiënte samenwerking moeten komen. Al met al zijn er nog veel hordes te nemen voordat er een verzekeringsketen is waar elke betrokkene echt verantwoordelijk is voor zijn eigen informatie. Naar onze overtuiging, is deze situatie echter onomkeerbaar aan het ontstaan en is dit ook een wenselijke situatie. Door nu al rekening te houden met de door ons geschetste gegevensarchitectuur kunnen verzekeraars en andere partijen die een belang hebben bij een goed werkende verzekeringsketen de ontwikkelingen voor blijven. We gaan het gesprek met de betrokken enterprise architecten graag aan!
7/7