Maandblad voor de Faculteit der Geesteswetenschappen UvA • jaargang 21 • nummer 8 • mei 2013 • student.uva.nl/babel
Cabaretier Micha Wertheim: ‘Ik maak een voorstelling voor
mensen die net iets slimmer zijn dan ik.’
De Groene-redacteur en schrijver Joost de Vries rekent af met ironie Dichter des Vaderlands Anne Vegter over haar
lievelingsdichtregel Universiteit van Amsterdam
Faculteit der Geesteswetenschappen Mei 2013
Iedereen journalist, niemand een baan. ‘Je moet echt retegoed zijn.’ 1
tekening
2
Beeld /// Tobias Wals
Babel
INHOUD 02 tekening 03 Hoofdredactioneel Faculteitszaken 04 Collegehopper Digital Humanities 05 Brood op de plank Britte Sloothaak
Opinie Het moet afgelopen zijn: dictatuur van de Engelse taal aan de universiteit
06 Opinie Verengelsing van de universiteit
5
Journalistiek 07 Het interview Micha Wertheim 10 Achtergrond Iedereen journalist 12 in gesprek Joost de Vries Kunst&Literatuur 15 lofdicht Anne Vegter
De ode
16 mijn agenda
Opposites-rapper Twan van Steenhoven aanbad 2Pac in zijn kamertje in Heiloo
17 de ode Twan van Steenhoven
19
18 FICTIE Columns&Opinie 20 essay Onverankerde denkers 21 column Italianer 22 Opinie Backing tracks 23 Recensies
Essay
24 Mijn amsterdam
Een pleidooi voor ‘onverankerde denkers’: FGw’er ook waardevol vanuit studeerkamer 20
De man/vrouw-kwestie ‘Leiden mag wel uitkijken niet te verworden tot een meisjesuniversiteit,’ schreven twee ‘onderwijsexperts’ in een opiniestuk in de NRC. Ze hadden hun pijlen gericht op de uitbreiding van het bindend studieadvies naar het tweede jaar. ‘Hun Pre-University College, dat nu al voor tweederde van de deelnemers uit meisjes bestaat, gaat al die kant op.’ God verhoede: meer meisjes op de universiteit dan jongens. Wat is hier in vredesnaam erg aan? Haalt een feminisering van de universiteiten de kwaliteit van het onderwijs omlaag? Nee. Wordt het gebrek aan vrouwen op, zeg, de TU Delft gezien als een probleem? Nee. Sterker nog: ‘mannenstudies’ lijken een hogere status te hebben. Een meisje dat natuurkunde studeert is stoer, een jongen die Frans volgt zal wel een softie zijn. Gevaarlijke retoriek. Begin dit jaar mochten wij op audiëntie bij de Directeur Bedrijfsvoering van de FGw. Eerste vraag: ‘Is het toeval dat de hoofdredactie uit twee vrouwen bestaat?’ Doet het ertoe?! Jammer toch, dat de man/vrouw-kwestie (nog) zo’n grote rol speelt. Maxim Februari zei het in de talloze interviews die hij gaf – wat is er nou interessanter dan een vrouw die in een man verándert? – ‘ik word serieuzer genomen nu ik man ben.’ Goed, wij zijn de nieuwe generatie, wij houden onszelf graag voor dat we zaken kunnen veranderen. Door unisekstermen te gebruiken bijvoorbeeld. Iedereen is ‘schrijver’, ‘dichter’ of ‘hoofdredacteur’. En door een ‘gebalanceerd sekse-evenwicht’ onder de geïnterviewden na te streven. Niet altijd mannelijke babyboomers op de cover – ook vrouwen. Dat laatste is deze maand niet helemaal gelukt. Twee grote interviews met mannen – Micha Wertheim en Joost de Vries – en Opposites-rapper Twan bracht zijn ode. Dichter des Vaderlands Anne Vegter en Stedelijk-curator Britte Sloothaak zorgen voor de nodige tegenbalans. En uiteindelijk telt toch vooral of je iets interessants te melden hebt. Ps. Voorlopig geen koelkasten meer op de achterkant, maar daarvoor in de plaats lievelingsplekken in Amsterdam voor wat zomerse inspiratie. Daan Borrel en Francisca Wals Beeld /// Andrea Margelli
Colofon Babel, Maandblad voor de Faculteit der Geesteswetenschappen, Spuistraat 134, kamer 112, 1012 VB Amsterdam,
[email protected], www.student.uva.nl/babel
Hoofdredactie Daan Borrel, Francisca Wals Penningmeesters Daan Borrel, Francisca Wals Redactie Jesse Beentjes, Quint Italianer, Minthe Lok, Inger van der Ree, Carlijn Schepers, Kim Schoof, Florentine Sterk, Jolijn Swager, Lieke van der Veer Medewerkers Dirk Alkemade, Noor Kuijpers, Nina Schuttert, Andrea Speijer-Beek, Eindredactiecoördinatie Jolijn Swager Eindredactie Marie-Claire van Bracht, Laurie Branderhorst, Lisanne Buijze, Alexandra Cousy, Anne Everard, Myrthe Geerts, Janneke van de Griendt, Ingrid van der Mooren, Jolien Suurmond, Jolijn Swager, Elin Wassenaar Beeldredactie Saskia Buddelmeijer
Mei 2013
Fotografie Roos Aalvanger, Wouter Alberts, Vera Duivenvoorden, Andrea Margelli Illustraties Claudia Spinhoven, Guy Verbeek, Tobias Wals Redactieraad Yra van Dijk, Reinier Kist, Everdien Rietstap, Floor Rusman, Jerrold Smit, Joris van Wouden Vormgeving Luke van Veen, www.studioveen.com Druk Grafiplan Nederland BV, www.grafiplan.biz Schrijven of illustreren voor Babel? Babel heeft regelmatig plaats voor nieuw schrijftalent, fotografen en illustratoren. Mail ons je cv en recent werk. Vind ons leuk op www.facebook.com/BabelFGw Volg ons via www.twitter.com/BabelFGw Download de Babel-app voor iPads in de App Store Cover /// Andrea Margelli
3
Faculteitszaken Collegehopper
FGw 2.0
Heftige discussies of duf aantekeningenvoer? Babel test het onderwijs aan de FGw en schuift in de collegebanken aan. Deze maand: ‘Digital Humanities’. Tekst /// Kim Schoof
A
lsof elke deelnemer een smartphone heeft die gesynchroniseerd is met de atoomklok: klokslag vijf uur is het zaaltje op de Oudemanhuispoort gevuld met alerte studenten en een aantal Macbooks en iPads, opgestart en wel. Op de valreep komt dan ook de hoorcollegedocent, Rens Bod, vanuit zijn drukbezette agenda de zaal binnengerold – voorverpakte sandwich in de hand en met een enthousiasme dat doet denken aan Harry Piekema van de AH-reclames. Wanneer het beamerscherm zich ontrolt, groeien de gespannen verwachtingen: welke vooruitstrevende presentatiemethode zal bij een college in digitale Geesteswetenschappen up-poppen? Maar het college begint technisch rustig: een ouderwetse PowerPoint doorloopt het hoofdstuk dat uit het (analoge) boek van Bod gelezen diende te worden. Bod geeft in zijn boek, De vergeten wetenschappen, een overzicht van de wereldwijde geschiedenis van alle studierichtingen aan onze faculteit, verrassend genoeg een nog unieke prestatie. Deze geschiedenis zal de basis vormen voor het paper waarin de collegereeks voor iedere participerende student uiteindelijk uitmondt. Dat paper doet verslag van een onderzoek binnen ieders eigen vakgebied, met als enige vereiste: de methode moet digitaal.
Interdisciplinair obscuur
Digital Humanities vormt het eerste onderdeel van het facultair Honoursprogramma, waarvoor ieder jaar 25 tweedejaarsstudenten worden aangenomen. Aanmeldingsvereisten: een cijfergemiddelde van minimaal 7,5 en een sollicitatie waaruit blijkt dat je ambitieus en breed geïnteresseerd bent – per mail uiteraard. Het resultaat van de selectie is een mix van studenten afkomstig uit alle hoeken van de faculteit. Na een aantal achtergrondcolleges van Bod, begint de echte challenge. De 25 installeren zich elke maandagmiddag in de collegebanken voor een virtuele vlucht langs de mogelijkheden om geesteswetenschappelijk onderzoek te doen met behulp van computer. Dit gebeurt via practica van gastdocenten, die hun eigen onderzoeksgebied presenteren en een eigen paper, om vervolgens een demonstratie te geven van de digitale programma’s die bij hun praktijken van pas komen. Zo laat taalkundige Jelle Zuidema zien hoe je de computer via het programma Cygwin in een dataset met dialogen vraagt de langste taaluitingen op te zoeken. Computationele onderzoeksmethoden zijn tot dusver voornamelijk gericht op het analyseren van teksten, waardoor veel Digital Humanities colleges – niet tot ieders genoegen – worden gedomineerd door de taalwetenschap. Bij kunsthistorici die graag hun skills willen loslaten op schilderijen en ander beeldmateriaal, knelt het keurslijf van de digitale methoden, die zich op dat gebied nog niet optimaal hebben ontwikkeld. Verder geldt: hoe verder in de cursus, hoe obscuurder de opdrachten. Wie zijn harde schijf al brak bij statistische berekeningen, raakt bij het invoeren van ingewikkelde codes in complexe programma’s als Cygwin oververhit.
Facebook, FaceReader
Sommige studenten houden voet bij stuk en laten hun digitale media thuis. Als er tijdens het college een Facebookgroep voor alle deelnemers wordt gemaakt, blijkt de helft ervan deze niet te kunnen betreden via zijn of haar antieke Nokia. Twee mensen bezitten niet eens een account. Gelukkig is die scepsis ook welkom: tijdens de werkgroepen – of eigenlijk discussiefora – op woensdag worden de mogelijkheden én gebreken en eventuele ethische bezwaren van de digitale methoden aan de kaak gesteld. De veelvormige groep komt dan vaak tot de bedoelde interdisciplinaire inzichten. Toch blijkt het
in de praktijk soms moeilijk om met een archeoloog te communiceren over diepliggende taalkundige structuren en zijn radiostiltes geen uitzondering.
Hoewel de naam misschien anders doet vermoeden, zijn deelnemers aan het Honoursprogramma geen studierobots. Tijdens werkgroepen wordt behalve kritisch gediscussieerd ook hard gelachen, bijvoorbeeld om een favoriete tool: de digitale emotiescanner FaceReader Online, die de mogelijkheid biedt om van geüploade portretfoto’s af te lezen hoe de afgebeelde persoon zich voelt. Na een analyse blijkt de gelijkenis tussen Bod en Piekema ongegrond: hoewel een foto van die tweede duidelijk overwegend blijdschap vertoont, scoort Bod 57% ‘sad’, 27% ‘angry’ en resterend ‘disgusted’. De betrouwbaarheid van het programma is overigens betwijfelbaar: mensen met sproeten kraken het systeem en geven de melding: ‘please keep in mind that the system expects an equally distributed lighting.’ Dit geldt voor veel van de digitale methoden, die vaak nog in de kinderschoenen staan: betrouwbaarheid is een vaak aangekaart discussiepunt. De communicatie tussen de deelnemers loopt vanzelfsprekend veelal via de Facebookpagina, waarop ook regelmatig suggesties worden gepost ter verbetering van Digital Humanities. Een domein dat nog moet worden grootgebracht, een beetje zoals een Tamagotchi.
College Digital Humanities, onderdeel van het facultair Honoursprogramma Docenten Rens Bod, Corina Koolen, Peter van Ormondt en gastdocenten Inhoud een duik in de digitale onderzoeksmethoden binnen de Geesteswetenschappen Publiek 25 geselecteerde studiebollen uit alle hoeken van de faculteit Eindcijfer: 7
4
Babel
Faculteitszaken Brood op de plank
Britte Sloothaak 28 jaar Studie BA Kunst- en Cultuurwetenschappen, Erasmus Universiteit Rotterdam (2004-2009) Minor Kunstgeschiedenis, VU (2010-2011) MA Museumconservator, UvA en VU (2011-2012) Werk: assistent-curator bij het Stedelijk Museum Amsterdam Salaris: ‘In goed overleg met opdrachtgever. Met de bezuinigingen kan ik niet de hoofdprijs vragen.’
Rauw conserveren
Hoewel menig geesteswetenschapper het veracht, zo lang mogelijk uitstelt of zelfs ontkent: er is leven na de faculteit. Ter inspiratie of puur uit interesse; iedere maand een blik door de bril van een ex-FGw’er als heuse kostwinner. Deze maand: assistent-curator bij het Stedelijk Museum Britte Sloothaak. Tekst /// Jolijn Swager Beeld /// Vera Duivenvoorden Van Rotterdam tot Amsterdam
‘De kunstwereld in Rotterdam is anders dan die in Amsterdam. In Rotterdam heeft men de mentaliteit: “niet lullen maar poetsen: klauwen in de klei”. De kunstwereld is daar rauwer – met interessante rafelrandjes en imperfecties. In Amsterdam is alles wat rijker: de galeriewereld is bruisender, de kunstinstellingen zijn talrijker en de musea zijn groter.’
‘Ik heb eerst Kunst- en Cultuurwetenschappen in Rotterdam gestudeerd. Tijdens deze studie deed ik werkervaring op bij het Nederlands Architectuurinstituut (NAi) en bij de Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam (IABR). Daarna ben ik naar Amsterdam gegaan voor de duale master Museumconservator van de UvA in samenwerking met de VU. In het eerste jaar van deze master heb je colleges over verzamelen, presenteren en onderzoeken van collecties. Het tweede jaar is een praktijkjaar waarin je meeloopt met een afdeling conservatoren van een museum. Ik kreeg de kans om bij het Stedelijk stage te lopen bij de collectie Beeldende Kunst. Na mijn stage mocht ik langer blijven, om te ondersteunen bij de heropening van het museum en voor het vervullen van mijn huidige functie.’
Van assistent tot conservator
‘Ik heb voor de master een praktijkjaar gevolgd als conservator in opleiding, maar werd gevraagd om te komen werken als assistent-curator Public
Mei 2013
Program. Het verschil tussen deze twee is dat een conservator zorg draagt voor een collectie; een curator doet dit niet. Ik ben nu medeverantwoordelijk voor het Public Program van het Stedelijk Museum. Dit is een dynamisch programma met evenementen als lezingen, filmvertoningen, boekpresentaties, interviews, performances en dansvoorstellingen. Ik ben vaak op pad en ga in gesprek met kunstenaars. Verder verzorg ik met twee stagiaires de logistiek van de evenementen. Alles gaat in goed overleg met de beveiliging en de techniek. Laatst moest een kunstenaar vanaf het balkon aan een touwladder hangen tijdens zijn performance. Op zo’n moment ben ik stiekem wel een beetje zenuwachtig.’
De kunstwereld in Rotterdam is rauwer
‘Ik heb op freelance basis een jaarcontract tot en met december 2013. Dat is redelijk uniek. Langetermijnafspraken komen nauwelijks voor in deze tijden van bezuinigingen. Tijdens mijn studie had ik me al ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Dit bleek achteraf een slimme zet: als freelancer kom je namelijk makkelijker aan de slag in tijden van crisis. In de nabije toekomst zou ik misschien weer in vaste dienst willen werken, maar dat hoeft niet per se bij een museum te zijn. Uiteindelijk wil ik wel conservator worden, maar ik vind dat ik eerst meer ervaring moet opdoen bij andere
instituten. Bijvoorbeeld bij Witte de With, een centrum voor hedendaagse kunst in Rotterdam, of misschien wel bij een privéverzamelaar. Pas na die ervaring denk ik goed zorg te kunnen dragen over een collectie.’
Van maandag tot en met vrijdag (én zondag)
‘Ik werk drie dagen per week – althans, dat is de bedoeling. Maandag en woensdag heb ik vrij; dan lees ik artikelen over hedendaagse kunstenaars, bezoek ik tentoonstellingen of schrijf ik voor Tubelight [een onafhankelijk on- en offline platform voor kunstkritiek, red.]. Dinsdag werk ik voor het Stedelijk. Ik heb vergaderingen met verschillende afdelingen, contact met onze stagiaires voor de logistieke organisatie en samen met de curator voer ik gesprekken met kunstenaars en academici voor ons programma. ’s Avonds lees en beantwoord ik mijn werkmail vanuit huis, waar ik overdag bijna nooit aan toekom. De dag erop is de langste werkdag. Elke donderdagavond hebben we een evenement waarvoor we overdag voorbereidingen treffen, zoals de opbouw en soundchecks. Rond een uur of elf ’s avonds verlaat ik pas het museum. Vrijdag heb ik overdag afspraken met kunstenaars en vaak een evenement in de middag. Oh ja, zondagmiddag organiseren we ook nog activiteiten. Iets meer dan drie dagen dus, maar ik zie het als een investering. Overwerken vind ik niet zo erg – ik hou van dit werk. Daarbij heb ik toch een beetje dat Rotterdamse in me: “niet lullen maar poetsen”.’
5
Faculteitszaken opinie
Academie in Babylon G
Engels om bepaalde kloven te overbruggen, maar niet meer dan dat. Geschiedenisstudent Dirk Alkemade ziet geen heil in de verengelsing van de universiteit. Beeld /// Guy Verbeek
od gaf aan de nazaten van Noach de opdracht talrijk te zijn en de wereld te bevolken, maar in plaats daarvan bouwden zij een hemelhoge toren. ‘Laat ik naar hen toe gaan en spraakverwarring onder hen teweegbrengen, zodat ze elkaar niet meer verstaan’, mompelde God in Zichzelf (Gen. 11.7). Sindsdien is talige verscheidenheid is een wezenskernmerk van de mens, misschien zelfs al langer: de evolutionaire taalwetenschap lijkt steeds opnieuw te bevestigen dat taal polygenetisch is ontstaan: de mensheid is veeltalig en is dat altijd geweest. De veelzijdigheid van taal toont zich overal waar gesproken wordt en de universiteit vormt hierop geen uitzondering. Het besef dat taal een veelzijdig verschijnsel is lijkt men in de universitaire wereld de laatste jaren echter al dan niet moedwillig te vergeten.
‘Taal van de wetenschap’
Zorgvuldige taal- en woordkeuze is een essentieel element van de wetenschap. Zij maken diepgravende analyses mogelijk, het abstracte inzichtelijk en verspreiding van kennis efficiënt en doeltreffend. Met goede reden maakt de ene wetenschapper gebruik van periodieke stelsels en formules, terwijl een ander zich bedient van citaten en meer conventionele retoriek. Dat er aan de universiteit diverse talen worden gesproken, lijkt me een onbetwist gegeven. Op het moment lijkt er echter aan de Nederlandse universiteiten een proces gaande dat de talige verscheidenheid ondermijnt en haar ongedaan wilt maken. In academisch Nederland is het Engels verheven tot de lingua franca van de wetenschap. Dit alles onder het mom van de ‘internationale oriëntatie’ die de universiteiten zich met horten en stoten eigen proberen te maken. Dat is merkwaardig, want de aarde herbergt op het moment bijna 7000 levende talen, de dialecten niet eens meegerekend. Een internationale oriëntatie dus, maar wel een die uitsluitend gericht is op de anglofone wereld, want ‘Engels is de taal van de wetenschap’. Deze ontwikkeling is betreurenswaardig, en bovendien gefundeerd op een stelling die simpelweg onwaar is. Engels is namelijk helemaal niet ‘de taal van de wetenschap’. Zoals gezegd kent de wetenschap vele talen, zowel in woord als in beeld. Periodieke stelsels, statistiek, wiskundige formules en figuren, historische bronnen en gesproken woord: een eindeloze lijst valt te bedenken van wetenschappelijke talen die niet per definitie Engels zijn, of die dat in ieder geval vaker niet dan wel zijn. Uiteraard is het logisch dat Nederland kikkerland zich internationaal oriënteert en haar wetenschappelijke praktijk openstelt voor buitenlandse specialisten. Het gebruik van Engels is daarvoor een ideaal mid-
6
del, maar een middel moet het blijven, een doel mag het niet worden.
Masker van uniformiteit
Dat lijkt nu echter wel te gebeuren en niet in de laatste plaats binnen de geesteswetenschappen. Alfastudenten worden weliswaar nog gestimuleerd om een extra taal te leren, maar meer dan een zeer bescheiden kennis van het Duits, Frans en Spaans wordt eigenlijk niet meer van hen verwacht. Het kunnen schrijven en spreken van een derde taal naast het Nederlands en Engels wordt steeds meer beschouwd als een individueel talent, terwijl het toch eigenlijk als een academische vaardigheid gezien zou moeten worden. De eenzijdige focus op het Engels drijft andere talen naar de marges en daarmee neigt de anglofilie vooral als oogklep te functioneren. De waarde van een ‘internationale oriëntatie’ waarmee het zicht op de taalgebieden ten noorden, oosten en zuiden van ons land wordt belemmerd, lijkt mij aanvechtbaar. Daarnaast toont het Engels zich als een vrij povere taal, met name wanneer je haar vergelijkt met het Spaans, Frans of Duits. Zo kent het Duits zestien naamvallen en 32 lidwoorden, waardoor het mogelijk wordt uitgebreide, doch goed gestructureerde uitweidingen te maken – iets dat in de wetenschap toch niet van geringe waarde is. Een beknotting tot the en a is zonde, en onnodig. Daarnaast moeten studenten (en docenten!) beseffen dat in veel andere landen de eigen landstaal nog altijd domineert in de wetenschap. Wie in geesteswetenschappelijk onderzoek werkelijk tot de kern van de zaak wil doordringen, zal dan ook moeten leren omgaan met verschillende talen en vocabulaires. Engels kan worden gebruikt om bepaalde kloven te overbruggen en een bepaald (breder) publiek te bereiken, maar je bereikt er nooit iedereen mee. Engels is geen panacee. Uit de geschiedenis leren we dat geen enkele lingua franca onwankelbaar heeft kunnen voortbestaan. De talen van de universiteit laten zich evenmin maskeren door een fervent geloof in één Engelse lingua franca van de wetenschap. Naar het schijnt is de nooit-voltooide toren van Babel door een wind verwoest. Op de brokstukken moeten wij verder bouwen, maar laten we dan vooral niet eenzelfde toren doen verrijzen.
Dirk Alkemade (1988) zit in het tweede jaar van de onderzoeksmaster geschiedenis aan de UvA en is daarnaast hoofdredacteur van Skript Historisch Tijdschrift.
Babel
Journalistiek Het interview
Het is lekker om in een restaurant iets raars te zeggen tegen de ober
>> MICHA WERTHEIM Mei 2013
7
Journalistiek Het interview
Niet niet ontregelen Met zijn zesde cabaretvoorstelling Micha Wertheim voor je het weet reist hij deze maanden door de Nederlandse theaters. Micha Wertheim (1972), ‘een denker wiens empathie en poëtisch observatievermogen onwaarschijnlijk groot zijn’, aldus zijn zelfbedachte alter ego. Tekst /// Quint Italianer en Lieke van der Veer Beeld /// Andrea Margelli
M
icha Wertheim heeft ons per mail huiswerk opgegeven: het boekje lezen dat hij heeft geschreven bij de dvd van zijn vierde voorstelling Voor de grap. Naast onder andere een achttien pagina’s tellend essay over satire staat hierin als voorwoord een uitbundige lofzang op Wertheims kwaliteiten, geschreven door de Amerikaanse professor Arnold Ratsberger, zijn zelfbedachte alter ego. Ook in zijn nieuwste voorstelling Voor je het weet is deze schijnbare grootheidswaan terug te vinden. Terwijl het publiek binnendruppelt, zien we Wertheim op het podium achter zijn laptop zitten. Op het scherm achter hem verschijnt wat hij typt: het succesverhaal van zijn nog te beginnen voorstelling.
Op het podium hebben we een arrogante, onuitstaanbare Micha gezien. Waarom kies je voor dat personage?
‘Het is nooit mijn plan geweest om arrogant te doen op het podium. Bij mijn act op het Leids Cabaret Festival kwam ik op en zei ik: “Nou, daar is-ie dan, de winnaar van het Leids Cabaret Festival. Het staat nog niet helemaal vast, maar de jury hoeft het alleen nog maar te beslissen.” In het juryrapport stond: “Dit typetje kun je niet eeuwig volhouden.” Ik dacht: dit typetje? Ik vond het gewoon zo’n idioot idee om een wedstrijd te gaan doen in kunst, dat wilde ik parodiëren. Maar toen ik stand-up deed in Toomler [een bekend comedycafé, red.], merkte ik dat ik bij een deel van het publiek arrogant overkom. Dat heeft te maken met hoe ik praat, welke woorden ik gebruik. Dat heb ik moeten accepteren. Een keer zei ik tegen het publiek: “Sommige mensen vinden mij arrogant, maar daar spuug ik op.” Toen merkte ik dat ik dat beeld van mij teniet kon doen. Ik voelde dat een groot gedeelte van de zaal opgelucht was, van “oh, het valt dus wel mee.” Ik had zelf eerst helemaal niet door dat ik zo overkwam.’
Maar je speelt dat personage wel graag.
‘Het zit er wel een beetje in, ja. Mijn ouders hebben altijd in dorpjes gewoond, maar die lazen dan wel The New York Review of Books. En soms werd er thuis op een best arrogante manier gepraat. Wat ik
8
juist heb moeten leren, is dat dat onzin is. Dat het lezen van The New York Review of Books niet zegt of je intelligent bent. Neem iemand als Bolkestein. Hij is nou een typisch voorbeeld van iemand die alle filosofen kent, en die toch echt dom is. In een interview zegt hij: “Job Cohen was een slechte burgemeester.” Dan denk ik: hoe voorspelbaar kun je nou zijn, jongen? Verras me eens een keertje met iets anders. In Amsterdam-Zuid zit een boekwinkeltje waar Bolkestein al zijn boeken koopt, achter het Concertgebouw. Die verkopen alleen maar hardcovers. What the fuck, weet je wel, dat is hoe het boekje eruit ziet. Maar dat is precies het risico van eruditie: je gaat het gebruiken om indruk te maken.’
In het juryrapport stond: “Dit typetje kun je niet eeuwig volhouden.” Ik dacht: dit typetje? In zijn voorstelling laat Wertheim een artikel uit NRC Handelsblad aan het publiek zien. Kunstredacteur Ron Rijghard bejubelt hierin Wertheims laatste show, Micha Wertheim voor de zoveelste keer, en spreekt de hoop uit dat de volgende show nog beter zal zijn. ‘Terwijl de cabaretrecensent van het NRC helemaal niet onder de indruk was van die show. Die recensenten willen steeds weer Toon Hermans zien, in hoeverre je daarop lijkt, of Freek de Jonge. Maar opeens schreef die Rijghard dat stuk. Ik dacht: het lijkt me heel leuk om dat op het podium voor te lezen.’
Intussen neemt onze fotograaf foto’s van de rest van de Coffee Company in Watergraafsmeer waar we zitten. Wertheim merkt het op. Met gespeelde verontwaardiging: ‘Hij is inmiddels gewoon ande-
re mensen aan het fotograferen. Hij weet toch wel dat het over mij gaat?’
Terug naar het gesprek. ‘Het is heel raar dat een nieuwe voorstelling altijd beter zou moeten zijn dan de vorige. Als je vasthoudt aan iets wat je al kent, wat al af is, dan denk je de hele tijd: zo goed wordt het nooit. En dan lukt het ook niet. Dat vond ik ook het intimiderende van studeren. Je wordt voortdurend geconfronteerd met dingen die al af zijn. Je krijgt nooit de aantekeningen van Nietzsche te zien waarin met rode inkt is geschreven: “Joh, wat zit je nou te lullen? Dit heb je toch net al gezegd?” Je moet iets maken wat binnen zichzelf klopt. Het kan eigenlijk nooit je doel zijn om iets heel goeds te maken. Ik moet dat publiek voor me hebben, en dan pas begint het te werken. Ik heb niet een heel groot abstractievermogen, dus ik moet beginnen met gewoon een verhaal te vertellen. En dan vertel ik dingen die heel privé zijn. Of die heel cliché zijn. Of die veel te meta zijn. Maar ik probeer gewoon alles, in de hoop dat ik al pratend de indruk kan wekken dat het allemaal bij elkaar past.’
Je hebt dus geen overkoepelende moraal?
‘Kunst mag geen moraal hebben. Maar dat wil niet zeggen dat je er geen moraal in mag zoeken. Ik heb liever dat vragen opnieuw worden gedefinieerd, waardoor je opeens weer nieuwe inzichten krijgt.’
Klinkt filosofisch.
‘Ja precies. Opnieuw vragen stellen. Teruggaan naar de grondbeginselen van waarom je iets denkt. Maar in Trouw bijvoorbeeld lijken ze te denken dat filosofie een soort seculiere religie is. Levenswijsheden en zo. Dat vertrouw ik niet. Ik wantrouw religie heel erg. En ik wantrouw macht heel erg. En mensen die macht willen hebben. Tenzij het politici zijn. Ja, die moet je natuurlijk ook wantrouwen, maar ik wil niet in een anarchie leven.’
Wat doe je als je niet naar een voorstelling toewerkt?
‘Op een gegeven moment raak ik dan wel gedeprimeerd. Maar ik heb nu kinderen, dus dan heb
Babel
je voortdurend wel iets. Ik merk het nu al: als die première een beetje begint weg te zakken, krijg ik weer deprimerende gedachten. Dan weet ik dat ik weer iets nieuws moet gaan maken.’
Wie zitten er in de zaal?
‘Ik maak een voorstelling voor mensen die net iets slimmer zijn dan ik. Anders zou ik doodongelukkig worden. Maar ik weet dat niet de hele zaal zo is. Er zijn ook mensen die achteraf naar mij toekomen en zeggen: “Volgende week gaan we naar Guido Weijers, die is grappig”. Dan kan ik denken: die mensen moet ik uit gaan kafferen. Maar dat heeft geen zin. Al is het wel handig om die mensen, zeker bij de eerste paar shows, te laten weten dat ze volgende keer niet moeten komen. Het is een soort groepspsychologie. Dat heb ik wel moeten leren. Eigenlijk heb ik heel slechte antennes voor wat er in zo’n zaal gebeurt.’
Wat wil jouw publiek?
‘Ik weet niet wat mensen willen, maar als ik een boek lees of een film zie, dan wil ik op een licht on-
Mei 2013
aangename manier ontregeld worden. Ik wil iets proeven wat me net over een grens trekt. Als ik alleen maar krijg wat ik al ken, dan ben ik redelijk teleurgesteld.’
Het is een soort groepspsychologie Was je ook aan het ontregelen toen je door Jan Leyers werd geïnterviewd in Zomergasten? Door af en toe recht in de camera te kijken bijvoorbeeld? ‘Zomergasten is gewoon een heel rare setting. Je zit in een gigantische studio, een soort zwarte gymzaal. En er is niets, niemand. Alleen jij en die man aan tafel. En soms kwam het helemaal niet aan wat ik zei. Misschien omdat hij zenuwachtig was, of omdat hij met z’n hoofd al bij het volgende filmpje zat. Dan verlies je soms opeens de animo. Ik
ben niet uit op ontregelen, maar ik ben niet uit op het niet ontregelen. Ik herinner me dat ik tijdens het interview op een bepaald moment besefte: nu breek ik een beetje met de conventie. Ik deed dat juist om voor mijzelf aanwezig te kunnen blijven. Ik vind het gewoon leuk om het een beetje naar m’n zin te hebben, en dat lukt me niet door me aan te passen. Het is lekker om in een restaurant iets raars te zeggen tegen de ober.’
En als zo’n ober je dan raar aankijkt, kick je daarop? Heb je andere mensen nodig om je levend te voelen?
Lange stilte. ‘Ja en nee, volgens mij. Het oordeel van de ander kan mij niet zo veel schelen. Ik vind het interessant hoe het individu zich verhoudt tot de groep. Dat is volgens mij ook wat engagement is. Wie ben ik? Wie is de ander? Wie zijn wij? Ik en wij sluiten niet altijd op elkaar aan. Dat is waar de geschiedenis spannend wordt en waar het voortdurend misgaat, of goed gaat. Maar voortdurend zijn er misverstanden. Ik heb die bevestiging van wie ik ben inderdaad wel nodig.’
9
journalistiek achtergrond
Met je kop
bov
Kranten hebben het lastig en toch komen universitaire journalistiekopleidingen om in de aanmeldingen. Dat felbegeerde beroep – journalist – lijkt te zijn omgeven met een romantische air van vrijheid en avontuur. Maar wat blijft er van die vrijheid over als je veroordeeld bent tot de keiharde freelancersmarkt? Tekst /// Francisca Wals Beeld /// Claudia Spinhoven
Z
aterdagochtend, Facebook. In mijn newsfeed verschijnt een link naar een men uit het schrijven van stukken voor kranten en bladen. Zo kunnen ze het opiniestuk in de NRC over downdaten. Dan volgt een foto van een artikel zich veroorloven om ‘nee’ te zeggen tegen een te laag tarief.’ Ook belangrijk: in Trouw. Over werkloze dominees op banenzoektocht. Iets over door- een niche vinden, jezelf specialiseren. ‘Maar dat is lastiger sinds de invoering bitches in het Volkskrant Magazine. Een interview met de directeur van Nu.nl. van het verhoogde collegegeld voor een tweede master. Vroeger volgden stuMijn Facebookvrienden zijn weer druk bezig geweest. Want deze artikelen, denten deze master vaak nadat ze al een master hadden gehaald, nu stromen die schreven ze zelf. de meesten direct na hun bachelor in. Minder specialistische kennis, meer all Ze volgen de UvA-master Journalistiek en Media, zitten op de Postdoctorale round-journalisten.’ Opleiding Journalistiek (PDOJ) aan de Erasmus Universiteit of begeven zich voorzichtig in het ruige freelancersleven. Ze willen één ding: journalist wor- Poen, prestige en plezier den. Lange achtergrondverhalen schrijven, diepte-interviews, baanbrekende ‘Een noodoplossing’, noemt Hagar Jobse (26) het freelancen. Ze studeerde in reportages. Het liefst bij kranten als de Volkskrant, NRC Handelsblad of Het 2012 af aan de PDOJ en het lukte haar niet een vaste baan op een krantenredactie te krijgen. Nu schrijft ze op freelancebasis stukken voor Trouw, Folia en Parool. Wat bezielt deze jongens en meisjes? De teloorgang van de papieren (kwali- nrc.next. Ze wíst wel dat de arbeidsmarkt voor journalisten niet al te best is teits)media wordt al jaren als de zondeval aangekondigd. De Pers, Hollands toen ze na haar studie besloot een journalistieke opleiding te volgen; ‘maar er Diep en Park delfden reeds het onderspit en dalende advertentie-inkomsten is een groot verschil tussen horen dat het slecht gaat en dat in praktijk voelen. leidden tot ‘reorganisaties’ (lees: ontslagen). Met wijnaanbiedingen, dvd- Ik hield altijd al van schrijven en de vrijheid van het journalist-zijn trok me. boxen en luxe lifestyle-bijlagen proberen de groten in krantenland de gaten Iedereen alles kunnen vragen met je beroep als excuus, de diepte ingaan, dinin hun financiering te dichten – en hun aandeelhouders tevreden te houden. gen tot op de bodem uitzoeken. Nu denk ik soms: heb ik nou een vak geleerd dat op uitsterven staat?’ Maar nieuwe journalisten aannemen: ho maar. We zitten in café De Jaren, vlakbij het Bushuis waar Hagar aan een stuk voor Allemaal correspondent Trouw zat te werken. Het is zaterdag – doordeweeks werkt ze op een gehuurd En toch, elk jaar weer: alleen al voor de master Journalistiek en Media aan de kantoortje. ‘Er hangt een romantische air rond het freelancersbestaan: beetje Universiteit van Amsterdam 200 aanmeldingen van jongens en meisjes die én referenties én een goede cijferlijst én een motivatiebrief moeten insturen. Van hen worden er zestien toegelaten tot de schrijvende track van de master. Ze leren er het ‘ambacht’: basis journalistieke vaardigheden als bronnen vinden en het verschil tussen een nieuwsbericht en een achtergrondverhaal. Maar ook leren ze kritisch nadenken hoe de samenleving in elkaar zit. Wie bestuurt dit land? Hoe werkt de Tweede Kamer precies? En de rechterlijke macht? – Hagar Jobse, freelancer ‘Mijn studenten komen relatief goed terecht’, zegt mastercoördinator Mirjam Prenger. Ze laat me een tabelletje zien. Ruim driekwart van haar alumni werkt in de journalistiek, 33 procent daarvan als freelancer. ‘Weinig, als je je bedenkt dat van alle mensen die zich journalist noemen meer dan de helft met je laptop flexwerken in een café, veel vrijheid. Ik kan niet flexwerken – freelancet.’ Kranten stellen steeds hogere eisen; ze willen zeker weten dat ze te veel rumoer – en die vrijheid is heel relatief. Ik sta constant onder druk. een goede, gedegen journalist in huis halen – áls ze al iemand aannemen. ‘Een Ik móét met originele ideeën komen, buiten de vaste agenda van redacties denken en inschatten welk idee bij welke krant past. En wat ik schrijf moet diploma van deze master is dan een betrouwbaar keurmerk.’ Maken haar studenten zich zorgen over hun toekomst? Niet echt. ‘Als ze goed zijn; redacties gaan niet eindeloos zitten redigeren.’ Prestige, poen en hier binnenkomen willen ze allemaal correspondent worden.’ Maakt zij zich plezier, dat zijn de drie criteria waarop ze baseert of ze een stuk schrijft of zorgen? Ja. ‘De journalistieke werkvorm verandert, de toekomst ligt niet bij niet: het moet óf geld opleveren, óf een uithangbord voor jezelf zijn óf leuk om de grote vaste redacties. Kranten gaan steeds meer in zee met freelancers. te schrijven. ‘Die laatste twee kan ik me nu nog permitteren: ik heb geen huis Jonge, talentvolle en flexibele journalisten. De journalist als merk, met zijn of en geen kinderen. Maar hoe moet dat over tien jaar? Dan zijn er vast weer haar eigen niche. Mediaridders. Kijk naar Rob Wijnberg met zijn Correspon- jonge ambitieuze mensen die voor geen geld de krant volschrijven.’ dent. Dat heeft een schaduwzijde. Ik maak me zorgen over de rechtspositie Nog zoiets lastigs aan het freelancersbestaan: collega’s. Dat zijn namelijk ook van mijn alumni; ze worden als freelancer vaak niet naar waarde betaald. Ze je concurrenten. En zonder een goed netwerk en een dosis discipline ga je het staren zich blind op het uithangbordgehalte van de Volkskrant of de NRC en niet redden. Hagar: ‘Er is geen baas die zegt: ga dit of dat doen. Ik zorg zelf laten zich onderbetalen – met als gevolg dat ze niet kunnen rondkomen van voor mijn opdrachten, schrijf mijn facturen, doe mijn administratie. Ik run prachtstukken.’ Wat raadt ze haar studenten aan? ‘Een gemengde praktijk een bedrijf. Daar is niets romantisch aan.’ met én een vast inkomen als bijvoorbeeld tekstschrijver én een variabel inko- Wat zou ze willen zeggen tegen de studenten die zich en masse inschrijven
Ik run een bedrijf. Daar is niets romantisch aan.
10
Babel
journalistiek achtergrond
ven het maaiveld
voor journalistieke (post)masters? ‘Dat je écht moet willen. Dat je een bevlo- fiets springen, waar dan ook heengaan en er een mooi verhaal over schrijven, genheid nodig hebt, op het naïeve af. Je moet geloven dat dit het tofste beroep dat is toch ongelooflijk?’ is dat er bestaat en dat je niks anders wilt doen. Anders hou je het niet vol.’ Ik spreek haar chef, Hans Nijenhuis. Hij heeft een dilemma. Zijn dochter is Laatst sprak ze op een borrel twee journalistiekstudenten-in-spe. ‘Die had- zestien, haalt goede cijfers op het vwo en wil journalist worden. Moet hij den mij hoog zitten: “PDOJ, wauw”. Alsof het zaligmakend is dat ik in de next haar nou aanmoedigen of niet? ‘Het is het mooiste vak van de wereld’, zegt hij. heb gestaan. Ik denk: leuk en aardig, maar ik wil gewoon m’n huur kunnen ‘Maar er zijn steeds minder banen in te vinden.’ Mooiste vak van de wereld? betalen.’ ‘Ja, je mag al je interesses najagen, je nieuwsgierigheid bevredigen. De sfeer op de redactie, het teamwerk, samen iets moois maken. Veel vrijheid, weinig Best and brightest hiërarchie. Plus wat wij hier doen heeft maatschappelijke relevantie. We helCarola Houtekamer (33) zit tegen de deadline aan. Ze schrijft een stuk over pen mensen keuzes maken door hen de wereld beter te laten begrijpen. We hackers en ze heeft nog twee uur. Zeven jaar geleden werd ze bij de toen net leveren grondstof tot nadenken’. opgerichte nrc.next aangenomen: de laatste grote werkgelegenheidsgolf voor Zelf wist Hans ook al op zijn zestiende dat hij journalist wilde worden. Later jonge journalisten. ‘Wij waren de laatsten die gewoon redelijk goed moesten zijn. Ik had de PDOJ gedaan, ik kon schrijven.’ Op zachte toon: ‘Maar nu moet je zo retegoed zijn, dat is niet meer normaal.’ Waarom willen zoveel mensen haar baan? ‘Omdat dit het leukste beroep van de wereld is! Ik kan nu op de
Een goed cv is standaard, dat heeft iedereen – Hans Nijenhuis, chef nrc.next
schreef hij een brief aan een bekende journalist met de vraag hoe hij dat aan moest pakken. Hij mocht langskomen, zij zei: ga eerst studeren. Dat ambacht leren wij je wel, leer na te denken. Hij ging in Londen studeren en liep daar ‘een soort van’ stage bij Marc Chavannes, die toen correspondent voor NRC Handelsblad was. ‘Ik hield zijn archief bij en hij leerde mij het vak. Terug in Nederland solliciteerde ik bij vier kranten. Bij alle vier werd ik aangenomen.’ Met je kop boven het maaiveld uitsteken, wil hij maar zeggen. ‘Met alleen een brief sturen kom je er niet. Als ‘met je naam in de krant komen’ je drijfveer is, ook niet. Alleen de best and brightest werken hier. Een goed cv is standaard, dat heeft iedereen.’ Wat moet je dan doen om binnen te komen? ‘Stukken maken, stage lopen, opvallen en nieuwsgierig zijn. Ik wil mensen in mijn redactie die niet met de wolven meehuilen, die zich afvragen: wie zijn wij eigenlijk om Poetin de les te lezen? En je moet iets toe te voegen hebben. Als jij biomedische wetenschappen hebt gestudeerd val je meer op dan iemand met een master geschiedenis.’ Stukken van freelancers plaatst hij ook. ‘Die hebben óf specialistische kennis, óf ideeën waar m’n eigen redactie niet op was gekomen óf we hebben niet genoeg mankracht. Dat eerste stuk is het moeilijkst, ze moeten me een reden geven om ze terug te bellen. En ik verwacht goede kopij die we nauwelijks hoeven te redigeren: ze moeten mijn mensen wel werk uit handen nemen.’ Hoeveel krijgen die freelancers betaald? ‘Er is een basistarief: € 240 per artikel. Verder ligt het eraan hoe ervaren je bent, hoeveel werk er in zo’n stuk zit, of het op de cover komt of niet. Het gaat niet alleen om concurrentie, ook om wat eerlijk is.’ Hoe vindt hij goede freelancers? ‘Daar hoeven we niks voor te doen, die komen vanzelf.’ Heftige concurrentie dus. ‘Ja, beginnen in deze tijden is geen pretje. Als je twee keer per jaar op vakantie wil, moet je dit niet gaan doen. Als je niks beters weet, ook niet. Ik vergelijk het maar met balletdansers: die moeten ook heel hard werken en heel goed zijn om binnen te komen. Alleen is daar het prestige groter. Het is en blijft nederig werk: jij schrijft op wat ik nu zeg.’
Mei 2013
11
Journalistiek in gesprek
JOOST DE VRIES Als je een oprechte roman wilt schrijven, dan moet je loskomen van die ironie
12
Babel
Journalistiek in gesprek
Genoeg intellectuele bagage Een primeur: we mogen schrijver en De Groene Amsterdammer-redacteur Joost de Vries (1983) als eerste interviewen over zijn nieuwste roman De Republiek. En passant praten we over ‘fout idealisme’, ironie en jonge schrijvers. ‘Iedereen is heel cosy.’ Tekst /// Daan Borrel en Minthe Lok Beeld /// Roos Aalvanger
J
oost de Vries is een intelligente, blonde en vrolijke verschijning. Op elke vraag die we hem stellen, probeert hij zo eerlijk en uitgebreid mogelijk antwoord te geven. Hij is net dertig geworden, maar last van een existentiële crisis heeft hij allerminst. Het is even wennen dat de twee niet meer in zijn leeftijd zit, maar alles in zijn leven is eigenlijk precies zoals hij het wil. Sinds 2007 werkt hij als vaste (kunst)redacteur voor De Groene Amsterdammer. Daar recenseert hij literatuur en schrijft hij cultuurgerelateerde artikelen. In zijn vrije tijd schrijft hij romans. Joost weet wat hij doet en wat hij wil. De taak van een criticus is simpel, legde de toenmalige chef boeken van De Groene Amsterdammer Sander Pleij hem ooit uit: ‘Je moet gewoon proberen te begrijpen wat de schrijver wilde doen, en dan uitleggen of dat gelukt is. Dan doe je het al goed.’ Een goede roman moet volgens Joost meer geven dan alleen het verhaal; ‘Het mag niet van A naar B, naar C, naar D gaan.’ Zelf probeert hij als fictieschrijver vooral een manier te vinden om boven de alledaagse debuutroman uit te stijgen. ‘In tegenstelling tot veel andere debutanten wilde ik mijn hoofdpersonage neerzetten als iemand die wél dingen weet, grappen maakt, vrienden heeft, carrière maakt en weet wat hij wil in het leven.’ In 2010 verscheen zijn debuut Clausewitz bij uitgeverij Prometheus, een roman die gaat over hoe mensen verhalen gebruiken om hun leven vorm te geven. ‘Uiteindelijk hebben we allemaal een verhaal nodig, met een kop en een staart.’
Clausewitz werd in alle vooraanstaande dag- en weekbladen besproken. Soms kritisch, veelal vleiend. Vooral Elsbeth Etty schreef een lovende recensie in NRC Handelsblad. Zij betoogde dat Joost afrekent met de generatie van Mulisch, die symbool staat voor het intellectuele engagement van de jaren 60, 70 en haar linkse idealen en dogma’s.
Was het je bedoeling om af te rekenen met de generatie van Mulisch?
‘Je hebt een achtergrond nodig om de voorgrond beter te laten zien. Ik had een paar personages die
Mei 2013
symbool stonden voor mijn generatie. Om hen beter uit de verf te laten komen, wilde ik ze tegenover iets zetten. Dat is de generatie van Mulisch geworden. Het afrekenen zat er wel in, niet uit een soort haat, maar eerder om het conflict tussen die twee tijden neer te zetten.’
Dat linkse idealisme, noem het oud of fout idealisme, bestaat bijna niet meer Bezit jij zelf nog iets van dat intellectuele engagement? ‘Absoluut. Het is een beetje flauw om het over jezelf te zeggen, maar ik heb wel het idee dat ik met mijn benen in beide werelden sta. Ik heb genoeg intellectuele bagage en een bepaald engagement, maar het is niet meer zoals vroeger. Hoe Geert Mak in de jaren 70 als kunstredacteur voor De Groene schreef is niet te vergelijken met hoe ik diezelfde baan nu doe. Zijn stukken waren totaal politiek gekleurd. Dat linkse idealisme, noem het oud of fout idealisme, bestaat bijna niet meer. Er zat opzettelijke naïviteit in, een rigoureus goed-fout denken. Er is nu nog wel idealisme – kijk naar Obama – maar dat is pragmatisch idealisme. Aan de ene kant ben je idealist, aan de andere kant ben je pragmatisch genoeg om te weten dat je de wereld niet kunt veranderen.’
Wat vind je van de huidige generatie schrijvers?
‘We zijn tegenwoordig een stuk wereldwijzer, maar ook meer teruggetrokken. Er gaat geen schrijver meer naar Cuba om daar de sfeer te proeven. Iedereen is heel cosy. Onze generatie blijft in de li-
teratuur met haar onderwerpen meer bij zichzelf.’ ‘De mensen leven nu ook redelijk langs elkaar heen, niemand valt zich echt een buil aan wat iemand anders schrijft. In de jaren 60, 70 was iedereen kritischer op literatuur, cultuur en op elkaar. Nu is dat bijna verdwenen. Terwijl je met kritiek het debat juist scherp houdt.’
Literair criticus Carel Peeters (1944) noemde Joost en andere jonge schrijvers als Hanna Bervoets (1984) en Daan Heerma van Voss (1986) in een artikel in Vrij Nederland ‘de Festers’. Hun kenmerken zijn volgens Peeters wederzijdse aanbidding, ironie en kitsch. Maar volgens Joost is er geen sprake van een Mutual Admiration Society, zoals Peeters het verwoordde. De lichting schrijvers is dan wel ongeveer even oud en draagt misschien dezelfde merken kleding, hun schrijfstijl is heel verschillend. In De Groene Amsterdammer schreef Joost dat de nieuwe generatie juist door ironie heen moet om volwassen te worden. ‘Als je iets wilt bouwen kan ironie nooit je materie zijn’, betoogde hij in een reactie op een artikel van P.F. Thomése (1958).
Kun je uitleggen wat je bedoelde?
‘Voor Thomése, en zijn generatie, was ironie niet alleen een literaire vorm, een manier van iets zeggen en iets anders bedoelen, maar een doel op zich. Voor hem is het dé methode om dingen aan te vallen. Dit zit ook vast in zijn generatie: ze moesten zich los worstelen van hun omgeving. Ironie is dan een goed harnas om ergens doorheen te beuken. Mij ging het er in dat stuk om dat mensen van onze leeftijd nu veel zelfbewuster leven. Mensen zijn meer getraind om naar buiten toe te treden, dat harnas is er al. Het was bij Thomése een doel, bij ons een middel. Als je een oprechte roman wilt schrijven, dan moet je loskomen van die ironie. Het staat tussen echt contact in. Mijn eigen boek had ik ook ironisch kunnen laten eindigen, maar wat voor doel heeft dat dan? Dat je iets aangetoond hebt dat achteraf niet waar blijkt te zijn? Het is veel spannender om iets aan te tonen dat wél echt is. Dat is de truc van literatuur. Het is fictie, maar laat maar eens iets zien dat echt is.’
13
Journalistiek in gesprek
Hoe toont die beweging zich in je nieuwe roman De Republiek? ‘Uiteindelijk twijfelt mijn hoofdpersonage eraan hoeveel de twee belangrijkste mensen in zijn leven, zijn vriendin Pippa en zijn mentor Brik, nou echt van hem houden. Het gaat over die twee relaties. Hij weet eigenlijk niet waar hij precies staat. En hij wil het zo graag weten. Hij danst maar vragend om hen heen. Dat is voor mij één van de belangrijkste onderwerpen in het boek. Dat is totaal geen ironisch onderwerp; dat is oprechte zelftwijfel.’
Het gaat over angst?
‘Ja. Hij heeft veel angst in zich.’
Bezit jij dezelfde angst als je hoofdpersoon? ‘Wat ik een mooi onderwerp vind om over na te denken, is dat je nooit helemaal kunt weten wat de mensen met wie je de meest intieme relatie hebt, nou van je denken. Er kan zo’n moment komen dat de twijfel het overneemt. Je bent meer bezig met wat je niet weet, dan wat je wel weet. Die onzekerheid is heel menselijk. Daar gaat De Republiek over.’ De personages in De Republiek zijn actief in de Hitlerstudies. In de roman overlijdt de populaire mentor, de popfilosoof Brik, van de hoofdpersoon Friso. Friso ziet zichzelf als logische
14
troonopvolger, maar dan is er iemand die vlug zijn plaats inneemt. Hij wil die concurrent vervolgens onderuit halen.
Waarom moest dit verhaal verteld worden?
‘Allereerst vind ik de intellectuele laag van de Hitlerstudies interessant: ik hou er heel erg van om in mijn fictie een hele fictieve wereld, fictieve oeuvres en in dit geval studierichtingen te bedenken. Het is een fascinerend thema: hoe er van geschiedenis enkel een verhaal overblijft. De manier waarop je dat vertelt, zegt natuurlijk alles over hoe het herinnerd wordt. Op een gegeven moment zegt het hoofdpersonage: “Ik ben een van die jongens die het nooit zal kunnen verwerken dat hij de Tweede Wereldoorlog niet heeft meegemaakt, dat ik nooit de kans zal krijgen die Erik Hazelhoff Roelfzema wel kreeg.” Het is heel fout om het zo te zeggen, maar de Tweede Wereldoorlog was ook een enorm avontuur dat wij nooit meer zullen meemaken. Het is niet voor te stellen dat er ooit nog zo’n heldere morele situatie zal ontstaan.’ ‘Daarnaast zijn de gevoelens van twijfel en wankele positie van het hoofdpersonage boeiend. Iemand staat midden in het leven, is alles aan het opbouwen en vraagt zich af hoe solide hij eigenlijk aan het bouwen is. Ik denk dat dit onderwerp niet alleen voor mezelf belangrijk is, maar voor veel mensen van onze leeftijd.’
In e-mailcontact achteraf hebben we het over de romantische laag van De Republiek. Omdat wij als eerste lezers deze verhaallijn juist zo interessant, en misschien zelfs onderbelicht, vonden. Hij schrijft hoe het toch altijd bevredigend is om liefdesverhalen te lezen en te schrijven, maar zijn onderbuikgevoel blijft dat het misschien te makkelijk is. Niet literair, niet intellectueel genoeg. Dit kenmerkt precies hoe Joost overkomt in het interview. Rationeel, maar er schemert een emotionele dimensie door. ‘Ik hoorde dit weekend iemand zeggen – in een documentaire over George Harrison – dat door honderd procent van één iemand in ons leven te houden, we oefenen in het houden van God. Nu ben ik helemaal niet religieus, dus die noodzaak van het houden van God voel ik niet, maar ik vind het wel een mooi idee. Dat door je helemaal zonder reserve om iemand te geven, je een beter mens wordt.’
Studies: De School voor Journalistiek (Utrecht) Schakeljaar Geschiedenis (Universiteit Utrecht) MA Internationale betrekking in historisch perspectief (Universiteit Utrecht) Minor Amerikanistiek (UvA)
Babel
Kunst&Literatuur Lofdicht
Theater op papier Elke maand bespreekt een dichter of poëziegeleerde hier een bijzonder gedicht met bijbehorend eerbetoon. Deze maand liep het anders. Dichter des Vaderlands Anne Vegter (1958) had aanvankelijk weinig zin om zich te conformeren aan de rubriek van iemand anders. Ze is echter de beroerdste niet en praat daarom over een zin die ze zo goed vond, dat ze hem verwerkte in een eigen gedicht. Tekst /// Jesse Beentjes Beeld /// Vera Duivenvoorden
Het doel van een moeder is afschaffing van de verleiding. Ze wil die vervangen door echte dingen: producten. Anne Carson, ‘maar welk woord is het’ nr. IX, fictie-essay nr. 29, De schoonheid van de echtgenoot, 2001
Vraag hoe het kon gebeuren dat de dichter zei doel van de moeder is afschaffing van verleiding, maar haar kind stemde de rug van de vader als een gevlekt instrument. Anne Vegter, ‘Representaties II, in: Het Liegend Konijn, 11e jaargang, no. 1 – april 2013
‘W
il je boterhammen met kaas?’ vraagt Dichter des Vaderlands streef ik ernaar om men- En je eigen zin? Wat doe je daar precies? Anne Vegter wanneer de maag van de sen blij te maken met meer parate kennis van het ‘Ik neem afstand van de zin van Carson, maar gefotografe luidruchtig om eten vraagt. poëtisch erfgoed, maar ik ben zelf niet het beste bruik hem ook als motief voor de actie van het kind in de tweede regel. Die bevat een suggestie ‘Pak maar, iedereen smeert hier de hele dag boter- voorbeeld. ’ van incest, wat een soort escapisme is voor het hammen.’ We zitten in een lichte woonkeuken in kind. Het is theater op papier. Dat heb ik van CarRotterdam Kralingen en praten over het lot van de Waarom is deze zin zo goed dat je hem son geleerd: je zet een dramatische situatie neer Dichter des Vaderlands, poëzie, haar recente knie- gebruikte? operatie en de verbouwing waar ze middenin zit. ‘Het roept bij mij het beeld op van de film La en gaat er op talig niveau mee aan de slag. De kern Pianiste, waarin een moeder haar kind gevangen blijft bekend, maar het werkt vervreemdend. Je En over deze regels. houdt en geen liefde gunt. De zin is een harde be- moet deze zin zien als een kamer met glazen wanAnne Carson, Anne Vegter. Zijn er naast de perking van het vrouwelijke in het moederschap. den: zoals bij een verhoor kun je van buiten naar voornaam meer overeenkomsten? Dat kan een ongelooflijk dilemma zijn, dat trou- binnen kijken, en niet andersom. Op het glas staat ‘Ik heb in haar een soort soulmate. Ze is in staat in wens ook tussen moederschap en kunstenaar- de zin over de verleiding, alleen is het niet duidehaar poëzie op een nonchalante manier in par- schap bestaat.’ lijk wie hem kan lezen; zij die in de kamer zijn of lando verbijstering en contrapunt naar voren te hij die naar binnen kijkt. Als ik niet als Dichter des brengen. Dat heb ik ook altijd geprobeerd. Als ik Wat vind je van die beperking? Vaderlands werk, zoals hier, schrijf ik graag vanuit een inspiratiebron moet aanwijzen, zou zij het zijn.’ ‘Dit is een ontzettende noodkreet. Als er al een verschillende perspectieven.’ doel van de moeder is, is het uiteraard niet de afHoe kwam deze zin in je gedicht terecht? schaffing van de verleiding. Het is een uitdaging Schrijf je dan anders als Dichter des Vader‘Toen ik vanmorgen deze zin las, dacht ik dat ik om niet ondanks, maar juist namens het moeder- lands? onbewust plagiaat had gepleegd. Ik heb altijd schap normaal te kunnen liefhebben. Als je alleen ‘Ja, ik was nooit een crowd pleaser. Alleen de geroepen dat het niet erg is om te jatten en dit in je moederrol zit is dat lastig, dan voelt verleiden hardcore poëzielezer kende mij, in tegenstelling is gewoon een steengoede regel, maar het was als verraad aan je kind. Ibsen heeft een scène in tot Ramsey Nasr. Ik was gewend om iets van mijn toch ontluisterend. Nu ik beter kijk moet ik zeg- Kleine Eyolf waarin de ouders seks hebben en de publiek te vragen; nu vraagt het publiek iets van gen dat ik het heel netjes heb opgeschreven. Ik baby van het aankleedkastje dondert. Dat is een mij.’ denk dat de narcose mijn geheugen heeft meege- cliché, maar zo is de keuze. Durven loslaten in die nomen, al was ik nooit erg tekstvast.’ Lachend: ‘Als prille fase. ’
Mei 2013
15
Kunst&Literatuur mijn agenda
Iedere maand selecteert een Babel-redacteur de leuke dingen uit zijn of haar agenda. Deze maand is het de beurt aan Nina Schuttert, bachelorstudent Europese Studies en Italiaans.
M
ijn agenda is altijd leeg. Niet omdat ik nooit iets doe, maar omdat ik niet kan plannen. Ik improviseer meestal. Dit stuk op papier krijgen was dus een enorme uitdaging. Waar te beginnen? Het programma moet passen in mijn studentenbudget maar wel uitdagend zijn. Cultureel verantwoord maar soms ook lekker ordinair. Kortom, ik heb me op mei gestort als een hitsige pitbull op een loopse poedel. En het is gelukt. Laat de vlooienmarkten en zwoele avonden maar komen!
3 mei, 21.00 uur
) – € 12,50. Radio Modern – Paard van Troje (Den Haag swingfeest met knallende de moeite waard! Een rock-’n-roll retro wel maar m erda Het is dan wel niet in Amst r gevulde dansvloeren. Het rockers en vooral tot de laatste centimete live bands, zwierende petticoats, stoere . wegens groot succes ook naar Nederland feest is begonnen in België maar komt
4 en 5 mei, van 9.00 tot 16.30 uur
pen) engst van ongeveer € 150 als ik ga verko IJhallen – NDSM-werf – € 4,50 (of een opbr ng, speelgoed en héél veel kledi n, plate scheepsbouwterrein. Meubels, Een enorme vlooienmarkt op het oude je hier aan het goede elaars. Ook als je zelf spullen kwijt wil ben rommel. Alleen geschikt voor echte snuff w. kan je je uitleven als marktkoopman/vrou adres: vanaf € 22 heb je een kraampje en
9 t/m 12 mei, van 13.00 tot 23.00 uur
eel honger je hebt Westergasfabriek – € hangt er vanaf hoev Het Weekend van de Rollende Keukens – luchtrestaurant vormen. open t ele eetgelegenheden samen één groo Hippieachtig voedselfestijn waarbij mobi s en het eten betaalbaar. grati is ang , er is voor iedereen wat wils. Toeg Van biologische maaltijden tot barbecue
22 maart t/m 12 mei
ntenkorting, gratis met museumjaarkaart Foto Galatasaray – Foam – € 6 met stude am Şahinyan, die van Het is een selectie uit het archief van Mary Mooie, oude zwart-witfoto’s uit Istanbul. bul. bescheiden studio in de wijk Galata in Istan 1935 tot 1985 fotografeerde vanuit haar
Als de zon schijnt
rland/Canvas op de 7e – maximaal € 15 Picknick/zonsondergang/dansen – Wate ken met bus 37 of met de sch landschap vlakbij Amsterdam te berei Eerst picknicken in Waterland, een idylli 7e om daar de zonsondergang het einde van de dag naar Canvas op de fiets over de Schellingwoudebrug. Aan end de nacht in. te bekijken vanaf het terras en daarna dans
17 mei, 19.30 uur
Craig David – Melkweg – € 25 en, dus hoe fout het ook is: r van deze R&B-ster boven mijn bed hang Als vijftienjarige puber had ik een poste op zijn grote hit met Artful cen boun om even lekker ongegeneerd te ik moet naar dit concert. Al was het maar Dodger... Re-rewind...
21 mei, vanaf 21.00 uur
Cox Classics – Café Cox – gratis lige kunstenaarscafé de een drankje. Topmusici spelen in dit gezel Klassieke jamsessies onder het genot van lijkheid een biertje te r vaak een korte film en natuurlijk de moge mooiste klassieke stukken met tussendoo bestellen en bij te kletsen.
vanaf 30 mei
– rond € 8 Ginger en Rosa – verschillende bioscopen Engeland. De trailer oeien tussen de hippies in de jaren 60 in opgr die rs tiene twee Een nieuwe film over word ik, als gereïncarneerde ek en gekleurd patronen behang. Daar belooft lange haren, psychedelische muzi hippie, blij van.
16
Babel
Kunst&Literatuur de ode
Passie, woede en haat. Allemaal tegelijk. Elke maand brengt een inspirerend persoon een ode aan zijn of haar favoriete boek, film of andersoortige cultuuruiting. Deze keer is het woord aan Opposites-rapper Twan van Steenhoven (1985): over zijn jeugdheld 2Pac, de angst voor clichés en zijn kamertje in Heiloo.
ster enzo – ik nog steeds op mijn kamertje in Noord-Holland. Nu heb ik daar wel minder mee hoor, dat gangstergeweld. Je leert als je ouder wordt mensen kennen die zulke dingen hebben meegemaakt en gaat beseffen dat problemen niet zaligmakend zijn. Ook niet voor een rapper. Maar ja, die ultieme stem van de underdog heeft een bepaalde charme.’
Tekst /// Inger van der Ree Beeld /// Vera Duivenvoorden
Bak met duizend wannabe’s
‘A
‘Gezien het cliché zou ik me er bijna voor moeten schamen als rapper een ode te brengen aan 2Pac. Ik heb daar eigenlijk schijt aan. Dit gaat over mij, dit is mijn stem. Ik kan wel iets anders noemen, maar verzet me tegen die angst voor het cliché. Als je zegt dat je van 2Pac houdt, dan kom je in de bak met duizend wannabe’s terecht die hem ook tof vinden. Zo werkt het ook met de muziek die wij maken: als onze track in de Top 40 staat, is het niet cool meer om een shirt van The Opposites te dragen. Het is dan niet exclusief genoeg. Mensen willen zich niet identificeren met iemand die geen verstand van muziek heeft en ook naar Britney Spears luistert. Gek eigenlijk, want de muziek blijft toch echt hetzelfde.’
ls je vijftien en een zoekende puber bent die boos is op de wereld en je vindt een plaat die dat verwoordt, dat is gewoon gruwelijk. Tijdens mijn puberteit heb ik veel naar 2Pac geluisterd, hij was een held voor me. Daarvoor was ik al wel met hiphop bezig, maar de emotie die 2Pac verwoordt, had ik bij andere rappers nog niet gevoeld.’ Op de vraag welke emotie dat precies is, neemt Twan rustig een hap van zijn broodje zalm. Hardop nadenkend antwoordt hij: ‘Alle soorten emoties door elkaar: passie, woede en haat. Allemaal tegelijk. Alle primaire gevoelens van de mens eigenlijk. Noem het een cliché, emoties zijn nu eenmaal universeel. Ik kan een 2Pacnummer opzetten voor m’n moeder en dan vindt ook zij het gevoel dat eruit spreekt mooi.’
De pen is machtiger dan het zwaard
Even later vertelt Twan lachend dat hij – als hij echt boos was – Hit em up opzette. Een nummer met gewelddadige teksten dat 2Pac naar aanleiding van een ruzie met East Coast-rapper Notorious B.I.G schreef. De track ontketende een groot conflict tussen de East en West Coast-gangsters. ‘Als ik nu over dit nummer nadenk, vind ik het toch wel haatzaaiend. Ik bedoel; hij had Biggie ook gewoon op kunnen bellen toch? Dan waren niet twee kusten van Amerika erbij betrokken geraakt en had het geen mensen het leven gekost. De pen is machtiger dan het zwaard. Dit nummer gaat over struggle uit achterstandswijken in Amerika en ik zat in mijn goede buurtje in Heiloo – toch voelde ik het. Het was natuurlijk super interessant: 2Pac doodgeschoten – heel gang-
Mei 2013
Wat maakte 2Pac zo uniek? ‘Veel hiphop gaat over een hoog testosterongehalte en een hoop drugs verkopen. Dat is ook een realiteit, maar niet een waarmee ik me als vijftienjarige identificeerde. Nog steeds niet eigenlijk. 2Pac was behalve rappen ook bezig met poëzie, kunst en acteren.’ Twan vertelt met ernstige blik over de niet alledaagse jeugd van 2Pac: ‘Zijn moeder zat tijdens haar zwangerschap in de gevangenis – ze was een radicale gelijkheidstrijdster van protestbeweging The Black Panthers. Zij liet hem de krant lezen, hij moest van haar op een kritische manier naar de wereld kijken. En hij heeft op een art school gezeten. Die samenloop van omstandigheden leverde in zijn geval gewoon goud op.’ The Opposites zijn op 10 mei te zien in Paradiso waar ze hun nieuwe album Slapeloze nachten zullen presenteren.
Babel 17
Kunst&Literatuur fictie
Hoe ze ademen aan het einde van de zomer Tekst /// Jesse Beentjes Beeld /// Claudia Spinhoven
A
nna rekent de ballpoint af en denkt aan de piemel van haar vader. Ze hadden vroeger een kleine badkamer en hij droogde zich altijd op de gang af. Soms kwamen er mensen langs, dan hoopte Anna dat haar vader niet zou gaan douchen. Raar eigenlijk, waarom zou hij zomaar gaan douchen? Buiten wapperen haar haren in de wind, die de eerste stuiptrekkingen van de zomer wegblaast. De pen zit in een zwart doosje, dat op zijn beurt in een woest gedecoreerd tasje zit. Een vrouw in een stippenjurk loopt langs als Anna haar fiets losmaakt. Correctie: de vrouw zweeft en lost langzaam op in de neuriënde stad. Anna kijkt haar na als een nieuwe bekende.
‘Zomaar, feestjes moeten soms’, antwoordde Loes aan de telefoon toen Anna vroeg naar de noodzaak van het feestje. Daarna zei ze ‘Nou. Dus. Misschien vind je het ook leuk?’ Loes is haar zus, bij haar is altijd alles leuk. Ze zien elkaar niet meer zo vaak als vroeger en dat werkt best goed. Het leven gaat door, zegt Loes. Toen de erfenis werd verdeeld, nu meer dan een jaar geleden, zei ze dat ze de dingen wil opschrijven. Anna weet zeker dat er nog geen letter op papier staat. Loes heeft een druk leven, met al die mensen. De dingen zitten nog steeds in haar hoofd. Daarom geeft Anna haar een pen.
Op de fiets naar huis kijkt ze naar de stad. Alles ziet er goed uit. De straten strekken zich uit in de septemberzon en op alle terrassen wordt gedaan of de zomer nooit voorbij gaat. Hoogblonde vrouwen met hoogblonde kinderen drinken witte wijn en dragen hun grote zonnebrillen.
Ze zit op haar bed en denkt na over de rimpels van de hoogblonde vrouwen. Op haar nachtkastje staat een foto van twee meisjes met bruine krullen, een poes en een grote man voor een tent. De man is haar vader, de poes kwam aanlopen. Loes noemde hem Merci omdat ze nu eenmaal in Frankrijk waren. De poes had wijze ogen en verdween na één dag weer. Zo gaat dat met poezen. De vorige keer dat Anna en Loes elkaar zagen had Loes een kort kapsel dat het midden hield tussen erg lelijk en artistiek.
Babel
Kunst&Literatuur fictie
Het zal vast niet zo’n heel erg leuk feestje worden, denkt Anna, maar feestjes moeten soms. Ze zullen er allemaal zijn: Freek, Martijn, Boris, Pleun, Rosa en al die andere vrienden die Loes in de tussentijd heeft opgedoken. ‘Haar gekozen familie’ noemt ze hen. Iedereen zal prosecco drinken, ‘pro’ volgens Freek, en woorden gebruiken als lijp, knetter, fijn en hoppa. Ze zullen mooi zijn als ze lachen. Boris zal ‘Hoi Anne,’ zeggen en Anna zal ‘Anna, met een A’ denken. ‘Hoi Boris,’ zal ze dus terugzeggen.
‘Wat een lekkere hapjes maakt Rosa toch altijd hè,’ zal hij zeggen. ‘Inderdaad, erg lekker,’ zal ze knikken, en zich naar de tafel met drankjes haasten. Op een gegeven moment zullen meisjes die niemand kent dronken op het balkon staan en kirrend lachen om grapjes van de jongens, waarvan de ene helft bezet is (behalve Martijn) en de andere helft homo. Na een tijdje zal iemand de plee onderkotsen en is het tijd om naar huis te gaan. Dan zal iedereen nog uren blijven plakken.
Denkend aan de vrouw in de stad trekt Anna haar stippenjurk aan. Ze wil ook zweven. De gekozen familie van Loes leest diepe boeken en gaat naar musea, of kan goed doen alsof. Anna wil net zo glanzen als zij. Ze is echte familie en die kies je niet.
De camping in Frankrijk bestaat niet meer, het meertje ruikt als een zak sinaasappelschillen na een paar hete dagen en de schommels zijn weggehaald. Verkocht, verrot, zoiets. Als je teruggaat naar dat soort plekken valt het altijd tegen. Rode schoenen moeten het zijn, dat spreekt voor zich. Anna pakt het tasje met de pen. Ze weet niet zeker of het wel een feestje met cadeautjes is. Misschien is er alleen maar drank. Aan het eind van het feestje zitten Loes en Anna op het balkon. Vroeger ademden ze soms expres tegelijkertijd, tot Loes dat stom vond. Binnen wordt The Knife gedraaid en slurpt Pleun de laatste sangria uit de schaal. Martijn voost met een van de onbekende meisjes, haar tasje ligt in een worsthapje van Rosa. De hele avond keek Anna hoe Loes knikte, haar lippenstift bijwerkte en praatte met de jongens met knotten in hun haar. Ze houdt even haar adem in en geeft de pen. ‘Hier, om de dingen op te schrijven.’ Volgende week begint oktober.
Mei 2013
19
Columns&Opinie essay
Van God een koe maken Een tweede studie, bij voorkeur aan een andere faculteit. We kiezen er in groten getale voor. Is een geesteswetenschappenstudie an sich wel waardevol? Filosofie- én rechtenstudent Noor Kuijpers denkt van wel en neemt het op voor ‘onverankerde’ denkers. Beeld /// Library of Congress
I
n deze tijd van schaarste wordt de waarde van de geesteswetenschapper en public in twijfel getrokken. In de Vrij Nederland van 16 maart werd een schare jonge intellectuelen gevraagd naar hun idee van zingeving. Schrijvers, historici en filosofen spraken openhartig over hun visie op de maatschappij en werden daarvoor op de website van het weekblad beloond met wrange reacties als ‘filosofie is een studie voor mensen die echt geen ambitie hebben’ – afkomstig van mensen die hun belastingcenten besteed zien worden aan wat in hun ogen linkse hobby’s zijn.
De (nuts)denker
Die twijfel over de waarde van een studie aan onze faculteit zie ik terug onder mijn vrienden, die geschiedenis, filosofie, literatuurwetenschap of cultural analysis studeren. Want wat gaan zij de maatschappij brengen? Verder dan een vage formulering over de inherente waarde – ‘kritisch leren denken’ – lijken we niet te komen. Dus kiezen we er massaal voor om een tweede studie te volgen, bij voorkeur aan een andere faculteit. Want een studie geschiedenis is leuk, maar gecombineerd met politicologie wordt het pas echt interessant. En filosofie studeer je toch vooral om jezelf te ontwikkelen – pas gegrond in een studie rechten of economie kan het ook daadwerkelijk iets bijdragen aan het maatschappelijke discours. Maar wat betekent dat voor jouw studie geschiedenis, of mijn studie filosofie? Is die an sich niet waardevol? Moet een geesteswetenschapper zich noodzakelijk verankeren in een andere discipline om een nuttige bijdrage aan de wereld te leveren? Daar lijkt het wel op. De boosheid die de zogenoemde linkse hobby – al dan niet gevoed door de crisis – oproept, het schaarse aantal werkplekken voor jongeren én onze eigen lethargie als het aankomt op het verdedigen van onze keuze voor geesteswetenschappen; het draagt allemaal niet bij aan een hernieuwde waardering van de disciplines die ressorteren onder onze faculteit. In gesprek met de studieadviseur van wijsbegeerte kwam ik tot de
20
conclusie dat het heel fijn en bewonderenswaardig is dat ik me de afgelopen vijf jaar bekwaamd heb in kritisch lezen, denken en spreken, maar dat ik – wil ik later daadwerkelijke geld verdienen en een plek in de maatschappij veroveren zonder afgeschilderd te worden als profiteur – beter ook mijn master strafrecht af kan maken.
Een faculteitgenoot vroeg: ‘Is dat erg?’ Tja, moet ik de vraag naar de inherente waarde van de geesteswetenschappen überhaupt stellen? Of is een wereld die ‘werkt’ – een wereld waarin historici zich nuttig maken door cijfers te duiden en waarin filosofen advocaat zijn – afdoende? Nee, dat is het niet. De geesteswetenschapper heeft inherente waarde die niet slechts bestaat bij de gratie van zijn of haar nut. Maar om dat te begrijpen moet het begrip ‘nut’ inzichtelijker worden. Neem bijvoorbeeld Isaac Newton, die gewichten van een toren
stortte. Newton was een bèta die zich bezighield met het bestuderen van de objectieve realiteit. Een dergelijke realiteit is meetbaar, ook wat nut betreft. De geesteswetenschapper, een typische alfa, bestudeert de mens en diens subjectieve realiteit. De bèta claimt de mens op objectieve wijze uit te kunnen leggen, terwijl het aan de alfa is om niet alleen te beschrijven hoe de mens denkt, maar ook om na te denken over hoe dat denken verandert. Zodra het materialiserende nutsdenken terrein wint binnen de geesteswetenschappen wordt de geesteswetenschapper inderdaad kwetsbaar voor het verwijt hobbyist te zijn; wat hij of zij doet en uitdenkt, is immers niet meetbaar. Maar dat winnen van terrein duidt op geestelijke verarming. Het is bij uitstek de geesteswetenschapper die de mogelijkheid heeft om vanaf een ander niveau te duiden, waarmee hij richting geeft aan onze maatschappij.
Babel
Columns&Opinie Geen diplomafabriek De nóódzaak tot gronden van de geesteswetenschappen in andere disciplines bestaat dus in het geheel niet, de denker op zichzelf is van onschatbare waarde. Dat de geesteswetenschapper ervoor kan kíezen om maatschappelijke problemen aan de kaak te stellen en zichzelf ‘nuttig’ te maken, is een ander verhaal. Geëngageerde studenten vinden elkaar in hun gerichtheid op maatschappelijke knelpunten die ze niet lekker zitten. Een voorbeeld van zulk geïnstitutionaliseerd nut is happyChaos, een jongerenorganisatie die debatten en lezingen organiseert. Simone van de Wetering, verantwoordelijk voor de publiciteit van het collectief, ervoer tijdens haar studie politicologie dat het debat op wetenschappelijk niveau heel waardevol was, maar dat ze bleef zoeken naar de maatschappelijke relevantie van wat ze leerde. Zo ook masterstudent filosofie Ivo Kuppens, die zich door de universiteit steeds meer behandeld voelde als cliënt in plaats van als mens. In reactie daarop richtte hij met een aantal medestudenten de beweging Kritische Studenten Amsterdam op. De universiteit moet volgens KSA een vrijplaats zijn voor persoonlijke ontwikkeling die in dienst staat van de samenleving, geen diplomafabriek die in dienst staat van de arbeidsmarkt. Beide benadrukken zij dat het nut van de universiteit het leren denken betreft, en dat de maatschappelijke relevantie
van dat ontwikkelde denken het aanzwengelen en inkaderen van de discussie is. Wie verlangt naar kennis voedt dat verlangen binnen de muren van de universiteit. Wie verlangt naar een bijdrage aan de maatschappij zet vervolgens de stap naar buiten, de maatschappij of de studeerkamer in.
Tja, moet ik de vraag naar de inherente waarde van de geesteswetenschappen überhaupt stellen?
Vanuit de bèta gezien heeft een geesteswetenschapper allicht geen nut. Maar vanuit een breder maatschappelijk perspectief heeft hij of zij dat zeker wel. De geesteswetenschapper ontwikkelt zich tot kundige mens, die tegelijkertijd pragmatisch mag zijn – ons verlangen naar kennis kán ingezet worden ten behoeve van een doel – maar dat is geenszins noodzakelijk. De geesteswetenschapper die zich vanuit zijn studeerkamer puur en alleen bezighoudt met maatschappelijke duiding, is van
onschatbare valeur. Zolang we zowel de denker als de pragmatische intellectueel op waarde schatten, leven we in een volledige wereld. Want zonder mensen die kritisch kunnen nadenken en dat overbrengen aan anderen, staat de wereld stil. Wij kunnen ervoor kiezen van God een koe te maken, maar God moet ook omwille van zichzelf kunnen blijven bestaan. De moeilijkheid waarmee de geesteswetenschapper zich geconfronteerd zal zien, is dat het uiteindelijk aan hem of haar zélf is om dat aan de wereld duidelijk te maken.
Noor Kuijpers (1988) behaalde eind 2012 haar masterdiploma wijsbegeerte en is nu bezig met haar master strafrecht. Ze is adjunct-hoofdredacteur voor literair tijdschrift SLANG. Eerder liep zij stage bij Vrij Nederland en fungeerde ze als hoofdredacteur tijdens UNISCA.
Op 11 mei organiseert happyChaos in de Stadsschouwburg een avond over vervreemding, waar het verlies aan grip op de hedendaagse wereld vanuit verschillende disciplines en mensen besproken zal worden. Kijk ook op www.happychaos.nl en www.vervreemding.com.
Italianer
Bitterballen
Een tijdje geleden organiseerde Folia Magazine een borrel voor alle faculteitsbladen van de UvA. De Babel-redactie was er ook bij. Te midden van de vele ingelijste Folia-covers aan de muren – het gebruikte condoom, de naakte jongensrug, de feestende lesbiennes – aten we bitterballen en kaassouffleetjes met de redacteuren van SLANG, Absint en Alibi: de journalisten van de toekomst. Ik was nooit eerder in een ruimte geweest met enkel mensen die de master Journalistiek willen doen. Veel aanwezigen waren hun cv al aan het versieren met allerlei exotische ervaringen. ‘Ja, die stage bij ’t Handelsblad was te gek’, hoorde ik iemand zeggen. En een ander: ‘Ik heb nu perspectieven bij het Ef Dee.’ Ondertussen zat ik met iemand te praten die twee studies deed, of eigenlijk tweeënhalf, want ook nog een minor: ‘Om een echte expertise te ontwikkelen.’ Zelf had ik weinig om over op te scheppen, behalve dan mijn maandelijkse perspectieven bij Babel, bestaand uit 400 woorden. Na de borrel at ik, licht depressief, pasta met bonen in de mensa. Ik herinnerde me een blond meisje met wie ik op de middelbare school zat. In de tweede klas wist ze al dat ze Notarieel Recht ging studeren in Leiden. Na haar studie zou ze terecht kunnen op een notariskantoor van een vriend van haar vader. Op haar loonstrookje zouden bijna meer nullen staan dan er geesteswetenschappen op de UvA zijn. Saai, al die zekerheid, dacht ik toen. Zelf zou ik met volle teugen gaan genieten van alle onverwachte kansen die het leven mij zou bieden. Ik keek naar de bruine bonen en dacht aan mijn toekomst. Zou ik ook ooit kans maken op perspectieven bij het FD? Plotseling zat ik in een flash forward.
Mei 2013
Ik was een gevestigde journalist bij de Volkskrant. Dagelijks fietste ik naar de redactie, waar ik – pen in de ene hand, koffie in de andere – schrijnende misstanden aan de kaak stelde. Ik werd geïnterviewd door een jonge student die voor Babel schreef – ik was het zelf. Ik vroeg aan mezelf: ‘Hoe is het toch om journalist te zijn?’ Bedachtzaam blies ik een wolk sigarettenrook in mijn eigen gezicht. ‘We gaan sluiten’, zegt de kok van de mensa in mijn oor. ‘Acht uur doe ik de deur op slot en ik moet alles hier nog opruimen.’ Ik sta op. In mijn linkerkies zit nog een stukje bitterbal van de borrel. Ik peuter het los met mijn tong en slik het door. Tekst /// Quint Italianer Beeld /// Roos Aalvanger
21
Columns&Opinie
Backing tracks : doping voor muzikanten Bands moeten stoppen met het laten meelopen van audiobestanden tijdens concerten, want zo houden ze het publiek hartstikke voor de gek, meent Carlijn Schepers. Ze wil dat muzikanten teruggaan naar hun roots en weer écht live gaan optreden. Beeld /// Luke van Veen
G
eperst tussen twee jonge meisjes sta ik helemaal vooraan in de Heineken Music Hall, precies tegenover de gitarist van Two Door Cinema Club. Er zijn zojuist grote, witte ballonnen de zaal ingegooid, die het publiek nu met kinderlijk enthousiasme naar de band terug probeert te slaan. Dan komt er een ballon tegen de gitarist aan. Hij stopt even met spelen, maar het gitaargeluid klinkt onverminderd door. Een typisch geval van een band die tijdens het ‘liveoptreden’ opgenomen muziek laat meelopen. En daar ben ik nou echt op tegen.
publiek als er een audiobestand meeloopt dat geen ruimte laat voor spontaniteit? Een goede band wil een boodschap of gevoel overbrengen en een sfeer creëren. Live, zoals het een echte band betaamt. Er komt namelijk meer bij het muzikant-zijn kijken dan een plaatje opnemen.
Het faken moet afgelopen zijn
Meer dan een plaatje opnemen
Vanaf de digitalisering van audiotapes werd het steeds populairder: optreden met backing tracks. Oftewel het laten meespelen van een audiobestand tijdens concerten. Vaak staan hierop extra instrumentenpartijen en soms zelfs alles behalve de zang. De andere muzikanten doen dan net alsof ze echt spelen. Hierdoor weet je als publiek niet meer wat echt is en wat nep, en word je voor de gek gehouden. Ik ga als muziekliefhebber graag naar concerten, maar dan wil ik wel een liveperformance zien. Zodra ik doorheb dat de muzikanten niet alles zelf spelen, kan ik me alleen nog maar daarop focussen. Ik hoor twee gitaren, maar spelen beide gitaristen ook? Wie zingt die tweede stem? Komen de bewegingen van de bassist overeen met de klanken? Vaak vraag ik me af of anderen zich hier ook aan ergeren, of dat het mij extra opvalt omdat ik zelf in een band heb gezeten. Ik zie muziek maken als een kunstvorm, iets waar je talent voor nodig hebt. Ik ga naar concerten om te genieten en overdonderd te worden door de kwaliteit van muzikanten. Van mij hoeft het dan niet precies te klinken zoals op het album. Liever niet zelfs, anders had ik wel een cd opgezet. Het magische van een concert is juist de beleving en de connectie tussen muzikant en toeschouwer. Hoe kan een band inspelen op het
22
Net als doping Het laten meelopen van (delen van) het originele nummer tijdens een optreden is eigenlijk vals spelen. Vergelijk het met het dopingschandaal in de wielerwereld. Iedereen voelt zich voor de gek gehouden door de topsporters die ze zo adoreerden. Hoeveel waarde heeft het als je goed presteert, terwijl je doping hebt gebruikt? Waar gaat het dan uiteindelijk om? Wie er het meeste talent heeft en het hardst heeft getraind – of wie het meeste geld en de beste doping bezit? De analogie met liveoptredens moge duidelijk zijn: draait het om welke
band live goed optreedt of wie de meest geavanceerde apparatuur heeft om audiobestanden mee te laten lopen? Backing tracks zijn voor muzikanten even prestatieverhogend als doping voor wielrenners.
‘Who lip-syncs should be shot’
Ik begrijp heus wel dat er bij cd-opnamen extra artiesten meespelen of geluiden worden toegevoegd. Maar wees dan creatief en speel live een versie die met je eigen bezetting mogelijk is. Het on stage laten meespelen van elektronische geluidjes of een extra muzikant zoals grote bands soms doen, daar kan ik ook nog wel bij. Speel in ieder geval wel de kern – drums, gitaar, bas – zelf! Gelukkig is de (hoofd)zang vaak wel echt en wordt playbacken al minder geaccepteerd. Elton John schoot hierover ooit uit zijn slof: ‘Anyone who lip-syncs when you pay 75 pounds to see them should be shot.’ Ook toen bleek dat Beyoncé het volkslied niet live had gezongen bij Obama’s inauguratie werd het weer duidelijk: playbacken is uit den boze. Hopelijk gaat het met het gebruik van backing tracks ook die kant op. Het faken moet afgelopen zijn.
Gelukkig zijn er nog bands die dit begrijpen en muziek maken als een vakmanschap zien. Het zal geen verrassing zijn dat juist deze tot mijn favorieten behoren. Neem de Foo Fighters; frontman Dave Grohl houdt er een duidelijke mening op na: ‘I’d rather sound terrible than employ pre-recorded material as a crutch to mask poor musicianship.’ Hopelijk nemen bands hier een voorbeeld aan en gaan ze terug naar hun roots als muzikant; écht muziek maken. En ja, daar hoort ook af en toe een valse noot bij. Carlijn Schepers (1990) studeert Taal en communicatie aan de UvA, waarvan een semester aan de University of New South Wales in Sydney. Ze liep ook stage bij het Amsterdams Uitburo.
Babel
Columns&Opinie RECENSIES
Kranten-app voor mensen met een kwartiertje ‘Weet je wat zo gek is,’ zei NRC-hoofdredacteur Peter Vandermeersch tijdens een krantenavondje in de Balie. ‘Voor een papieren krant willen mensen nog wel betalen, maar zodra het op internet staat moet het ineens gratis.’ Een probleem dat wortelt in het stenen internettijdperk: in een vlaag van internetoptimisme leek het The New York Times eind jaren 90 een goed idee hun krant gratis digitaal aan te bieden. Geld zouden ze wel verdienen met advertenties. Hoe anders is het nu. De internetbubbel knapte, de huizenmarkt – en daarmee de rest van de wereldeconomie – stortte in en nu blijken adverteerders in geen velden of wegen meer te bekennen. De nieuwe trend: mensen wél laten betalen voor goede journalistiek. De digitale New York Times kost tegenwoordig geld, De Correspondent wil online zonder advertenties en ook de NRC heeft iets nieuws bedacht waarvoor lezers hopelijk willen betalen: een NRC-app. Voor € 4,49 per maand krijg je zes dagen per week zeven artikelen op je iPad, door de hoofdredactie geselecteerd uit de NRC en nrc.next. Leidraad voor de selectie: wat móét je gelezen hebben als je een kwartiertje de tijd hebt? Vandaag is dat onder andere een reportage van
A, fac! Fiets weg.
De mannen met de staalscharen zijn genadeloos. Ook als je de trein moet halen, de fietsenflat vol is en je roestige ros tegen dat verkeersbord van het type ‘niet parkeren’ niemand in de weg staat. Binnen de kortste keren maken ze korte metten met je krakend nieuwe ketting en verbannen je trouwe tweewieler naar het fietskerkhof ver, heel ver in het westelijk havengebied: het Fietsdepot, voorheen en onder menig Amsterdammer nog steeds bekend als de AFAC (Amsterdamse Fiets Afhandel Centrale). Hoewel je fiets je, nu hij mijlen ver weg staat, wellicht gestolen kan worden, loont het toch de
Mei 2013
VS-correspondent Guus Valk over de bomaanslag in Boston. Een artikel over het noodlijdende Staatsbosbeheer dat stukjes bos verkoopt, een stuk over country branding waarmee landen proberen hun imago op te poetsen en investeerders te lokken, een opinieartikel over de boekenbranche. Alle uithoeken van de krant zijn vertegenwoordigd. De zeven stukken zijn gepresenteerd in een lappendeken van foto’s met koppen, waardoor het niet meteen duidelijk is waar de stukken over gaan of bij welk katern ze horen. Maar dat is een kwestie van even doorklikken natuurlijk – niet al te veel werk met zeven artikelen. Soepel scroll je door de stukken heen, mooi gepresenteerd met tekst die over foto’s heen zoeft. Als je een foto aanraakt blijkt dat je nog meer beelden kunt bekijken dan wat de krant haalde. Bij een stuk over het Google Art Project komt dat erop neer dat ik naast Van Goghs sterrenhemel ook kan kijken naar een zelfportret van Rembrandt en een schilderij van Botticelli. Leuk, maar niet heel verhelderend. Her en der een relevante link naar een filmpje of een site. Dan de hamvraag: krant of app? IPad-adapts zullen er wel aan kunnen wennen, maar ik mis het
moeite het Fietsdepot een mailtje te sturen met een omschrijving ervan en zijn vermoedelijke wegknipdatum en -plaats. Vanaf Station Sloterdijk neem je bus 82 richting IJmuiden, die je na veertien minuten in gezelschap van andere gedupeerden bij bushalte Westpoortweg, middle of nowhere, kunt verlaten. Of je downloadt de ‘Uber-app’ van het gelijknamige taxibedrijf. Een hoofdman daarvan besloot, nadat hij zelf een noodgedwongen bezoek pleegde aan ‘dat vervloekte fietsdepot’, dat geen Amsterdammer zó mag lijden: voor de prijs van een tramkaartje (€ 2,60) daal je af naar de fietsenonderwereld met een Uber-privéchauffeur.
Toen ik onlangs uit mijn vervangend voertuig rolde, bleek de fietsenhel verbazingwekkend genoeg een overvloed aan netjes in vakken geordende tweewielers, de één de redding meer nabij dan de ander. De jongeman achter de balie vertelt melancholiek dat maar acht procent ervan uiteindelijk weer terecht komt bij het baasje; de andere zijn hun toekomst onzeker. Een collega van de baliejongen huppelt vrolijk vooruit richting mijn fiets, laat me hem ontsluiten en doet me een van
openslaan van de papieren versie, een overzicht van nieuws(analyses), interviews en achtergronden in één oogopslag, het koppen scannen – ook van onbeduidendere nieuwsberichten. Selecteren doe ik toch liever zelf. Wat: De NRC Reader voor op de iPad Waar: In de App Store Hoeveel: € 1,79 per week of € 4,49 per maand
BEOORDELING: Tekst /// Francisca Wals
de door hen doorgeknipte kettingen cadeau, zodat ik tijdens de terugtocht alleen nog hoef te stoppen voor een nieuw hangslotje van een euro of vijf. De baliejongen vraagt me een tientje voor de moeite en wijst me vriendelijk de lange weg naar huis. Een extra workout en in totaal nog geen twee tientjes verder heb ik de slag om mijn ros gewonnen. De efficiënte, goed geordende en vriendelijke AFAC blijkt meer dan een scheldwoord op een moment van fietscrisis. Wat: Fietsdepot, vagevuur voor foutgeparkeerde en verlaten Amsterdamse fietsen Waar: Bornhout 8, Amsterdam Schade: € 10 servicekosten (plus eventueel € 2,60 voor vervangend vervoer en € 5 voor een nieuw hangslot) Contact: www.amsterdam.nl/parkeren-verkeer/ fiets/fietsdepot/
BEOORDELING: Tekst /// Kim Schoof Beeld /// Wouter Alberts
23
Mijn Amsterdam
het Sarphatipark
Elke maand laat een FGw’er zijn of haar lievelingsplek in Amsterdam zien. Mandy de Bruijn (1987), student Taal en communicatie, bijt deze maand het spits af en neemt ons mee naar het Sarphatipark. Tekst /// Minthe Lok Beeld /// Wouter Alberts
‘Sinds een jaar ben ik fanatiek aan het hardlopen. Wat begon met afwisselend één minuut rennen en één minuut wandelen, heeft inmiddels al geleid tot het finishen van de halve marathon (21,1 km). Wie zegt dat hardlopen in Amsterdam bijna niet te doen is door de drukke wegen en stoplichten, heeft het wat mij betreft helemaal mis. Ik hou van de Amsterdamse parken; het zijn rustige plekjes midden in de grote, drukke stad. Vooral het Sarphatipark vind ik bijzonder, juist omdat het zo’n klein park is. Wanneer ik ga hardlopen zorg ik er altijd voor dat ik even door dit park ren. Het is er ook niet zo overbevolkt in de zomer, zoals het Vondelpark. Wanneer je hier bent zie je tussen de bomen de hoge huizen staan, en toch heb je het gevoel echt even uit de stad weg te zijn. Het Sarphatipark is een soort van rustpunt midden in onze hoofdstad; en dat is knap voor een relatief klein stukje groen.’
24
Babel