MEMO van college aan de raad datum
:
1 oktober 2009
aan
:
Gemeenteraad
van
:
College
onderwerp
:
Bergermeer gasopslag; vragen raad n.a.v. raadsbrede discussie 23
september 2009 en ontwikkelingen Portefeuillehouder:
A. Plomp en J. Stam
Inlichtingen bij: M. Klaver- Blankendaal
Aanleiding De memo wordt opgesteld als antwoord op een toezegging in de raadsbrede discussie m.b.t. Bergermeer Gasopslag op 23 september 2009 Op initiatief van het college als onderdeel van de actieve informatieplicht Kernboodschap Tijdens de raadsbrede discussie zijn een aantal vragen gesteld die niet direct konden worden beantwoord. Beantwoording van vragen Vraag is wat de rol van de Tweede Kamer is in het proces Rijksinpassingsplan? Voor wat betreft het Rijksinpassingsplan (RIP) is er geen formele rol voor de Tweede Kamer weggelegd. De Ministers van EZ en VROM stellen een RIP op en uiteindelijk vast. Hoe past de second opinion in de planning van Bureau Energieprojecten? Het rapport is volgende week definitief en zal dan publiek worden gemaakt. Het zal separaat aan gemeenten worden gestuurd. Vraag is of het wettelijk gezien nu wel of niet mogelijk is om een industriële installatie te plaatsen op het MOB-terrein? De milieugevolgen van het vestigen van een gasbehandelingsinstallatie en putten in de omgeving van Bergen zijn onderzocht in het mer.Het alternatief MOB is in het mer niet omschreven als het meest milieuvriendelijke alternatief. Omdat het project is aangewezen als zijnde van nationaal belang, maakt het Rijk het ruimtelijk plan. Het is mogelijk om in een ruimtelijk plan af te wijken van het meest milieuvriendelijke alternatief, ofwel het alternatief met de minste milieugevolgen. Dit betekent dat het Rijk zou kunnen beslissen de installatie op het MOB terrein te plaatsen. Dit kan echter niet zomaar. In het ruimtelijk plan moest zeer gemotiveerd op dit punt worden ingegaan. Bovendien zal sowieso een passende beoordeling voor deze locatie moeten plaatsvinden in het kader van de natuurwetgeving.Tenslotte is het vestigen van de installatie in strijd met geldende streekplan. Het project zal moeten worden opgenomen in het besluit van de provincie dat het streekplan vervangt, te weten de Provinciale Structuurvisie 2040. Deze vraag is uitgezet bij de Milieudienst Regio Alkmaar. Zij hebben hierover bijgaande memo opgesteld. Samengevat: Het is wettelijk niet uitgesloten dat een dergelijke installatie op het MOB-terrein zou worden geplaatst.
Informeren van de raad Planning en proces - 6 oktober MIT rapport second opinion bevingen gevaar. Hier wordt geen nadere toelichting of wat dan ook voor gepland door EZ - 12 oktober bestuurlijk overleg gemeenten; waar houden we elkaar vast, waar verliezen we elkaar? - 13 oktober Rijksinpassingsplan - Voor horen van de raad een extra raadsvergadering mbt strategie bij horen van de raden door EZ - voor 24 november (schriftelijk) Bro overleg en horen raden - 23 december ontwerp-RIP wordt ter inzage aan de gemeenten gestuurd Wie voert vooroverleg, hoe horen en wie dient zienswijzen in op (concept) ontwerp inpassingplan: Bro In het kader van artikel 3.1.1 Bro pleegt het rijk overleg met de besturen van de betrokken gemeenten. Dat zijn de colleges. Dit overleg is altijd schriftelijk. Horen raden De wetgever heeft niet aangegeven hoe het horen dient te geschieden. Er zijn zelfs geen minimumeisen gesteld. Wel staat vast dat de wetgever het horen belangrijk vindt, immers het is uitdrukkelijk opgenomen in de tekst van artikel 3.38 Wro. Aansluitend bij de Awb, waarin het horen in het kader van de bezwaarschriftprocedure is geregeld. Horen geschiedt in persoon, telefonisch horen volstaat niet. Het niet horen is in beginsel voldoende reden voor vernietiging van het besluit. Dit lijken voldoende argumenten voor EZ om mondeling te horen. EZ wordt hierop gewezen. Het schriftelijk horen van de gemeenteraad zou niet kunnen. Zienswijzen Door een ieder kunnen zienswijzen worden ingediend (artikel 3.35 juncto 3.8 lid 1 onder d. Wro) dus ook door de gemeenteraad. Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) Er is een BEVI workshop geweest. Hierin is door VROM een presentatie gehouden over de uitleg van de BEVI regelgeving. Deze regelgeving is bedoeld om bescherming te bieden en kan niet ‘zomaar’ worden ‘ omzeild’. Duidelijk is in ieder geval dat naast de 8 ha van TAQA nog eens 29 ha op de Boekelermeer zeer slecht uitgeefbaar zal zijn. Dit zal maken dat Alkmaar de druk zal opvoeren om TAQA van de Boekelermeer af te krijgen. Bijlagen Spoorboekje Bergermeer gasopslag september 2009 Advies Milieudienst Regio Alkmaar mbt vestiging gasbehandelingsinstallatie op MOB-terrein Verslag infoavond schadeafwikkeling
-2-
Postadres Postbus 53 1800 BC Alkmaar Telefoon 072-548 87 57 Fax 072-548 85 79
Advies Aan Van Telefoon Onderwerp Datum Bijlage
: gemeente Bergen, Monique Blankendaal : José Mesa : 072-584 84 51 : Gasopslag Bergermeer : 24 september 2009 :-
1. Inleiding In de raadsvergadering van 23 september jl. is de vraag aan de orde gekomen of het mogelijk is de gasbehandelings- en compressie-installaties op het MOB-terrein te vestigen. Hierbij speelt een aantal factoren een rol. MRA is gevraagd op een aantal punten te reageren. Dit advies voorziet daarin. 2. Ruimtelijke inpasbaarheid De onderhavige installatie is aan te merken als een ‘inrichting die in belangrijke mate geluidhinder kan veroorzaken’ (artikel 2.4 Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer en artikel 41 derde lid Wet geluidhinder). Dergelijke inrichtingen horen thuis op een gezoneerd terrein. N.B. De omgeving van het MOB-terrein is door de provincie aangewezen als ‘stiltegebied’. 3. Natuurbescherming Voor het project ‘Gasopslag Bergermeer’ heeft TAQA een ‘passende beoordeling’ opgesteld om te onderzoeken of de activiteiten op de BGM-locatie mogelijk een invloed hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van het nabijgelegen Natura 2000-gebied, in casu het Noord-Hollands Duinreservaat. Op basis van het MER is gebleken dat alleen de bijdrage aan de stikstofdepositie als gevolg van de activiteiten een mogelijk effect kan hebben. Het effect van andere milieuaspecten zoals geluid, licht, andere luchtemissies wordt geacht geen of een verwaarloosbaar effect te hebben op het Natura 2000-gebied. De vraag is nu of dezelfde conclusies getrokken kunnen worden, ingeval de gasbehandelings- en compressie-installaties op het MOB-terrein worden gesitueerd. Een (nieuwe) habitattoets zal inzichtelijk moeten maken of een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 is vereist. Hierbij is nader overleg met het bevoegd gezag, Provincie Noord-Holland, vereist. Tevens zullen de activiteiten getoetst moeten worden aan de ‘Spelregels EHS’. 4. Wet milieubeheer Het bevoegd gezag zal in de te verlenen vergunning voorschriften opnemen ‘in het belang van de bescherming van het milieu’. In dit kader zal men o.a. een afweging moeten maken m.b.t. de te gunnen geluidsruimte. Zie ook onder punt 2. 5. Externe Veiligheid Uit het addendum, behorende bij de vergunningaanvraag Wet milieubeheer d.d. 11-05-2009, is de herziene PR 10-6-contour af te leiden. Naar verluidt komt deze ruwweg op 200 meter vanaf de grens van de inrichting te liggen. Het lijkt mogelijk om de installaties op het MOB-terrein zodanig te situeren, dat binnen deze contour geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig zijn.
Pag. 1 van 1
Verslag informatieavond “procedure schadeafwikkeling” Woensdag 16 september 2009; Hotel Marijke te Bergen Het ministerie van Economische Zaken heeft een informatieavond georganiseerd over schade door aardbevingen als gevolg van mijnbouwactiviteiten. Twee presentaties zijn gegeven door de Technische commissie bodembeweging (Tcbb), te weten door dhr. Dick Tommel (voorzitter Tcbb)en dhr. Bernard Dost (namens dhr. Hein Haak). Presentatie van de heer Tommel was om burgers in te lichten over de procedure voor de afwikkeling van schade die ontstaan is door bodembeweging. De presentatie van de heer Dost betrof het soort aardbevingen waar in Nederland sprake van kan zijn als gevolg van mijnbouwactiviteiten. Het verband tussen opsporing, winning en bodembeweging wordt bekeken door de Technische commissie bodembeweging (Tcbb). De Tcbb is een onafhankelijke commissie met een aantal adviestaken, waaronder onder voorwaarden advies geven aan burgers die door een dergelijke bodembeweging schade hebben ondervonden over de hoogte van een door de mijnonderneming hiervoor te geven vergoeding. De commissie bestaat uit deskundigen op vele gebieden, zoals delfstofwinning, geologie, seismologie, grondmechanica, en juridische aangelegenheden. De commissie is te bereiken op 070 379 65 89 en via de website www.tcbb.nl,waarop een modelschade-formulier en uitgebreide informatie over de afhandeling van bij de Tcbb ingediende klachten kan worden gevonden.
Presentatie 1: Procedure te volgen voor schadeafhandeling (dhr. Dick Tommel) De onderneming die zoekt naar delfstoffen of deze wint, is aansprakelijk voor schade die hierdoor ontstaat. De mijnonderneming kan aansprakelijk gesteld worden voor de deze schade. Deze zal dan meestal laten onderzoeken of er verband bestaat tussen haar werkzaamheden en de schade. Vroeger, voordat de Tcbb was ingesteld, moest de klager indien deze het niet eens kon worden met de mijnbouwmaatschappij zich tot de civiele rechter wenden. Deze vroeg de klager om een bewijs dat de schade het rechtstreeks gevolg was van de mijnbouwactiviteit. Probleem was dat hiervoor een deskundigenrapport moest worden opgesteld dat uitermate kostbaar was. In gebieden waarin zich de schadegevallen voordeden was het niet mogelijk nieuwe rechtsbijstandsverzekeringen af te sluiten. Bovendien gaven reeds bestaande verzekeringen niet altijd voldoende dekking om het deskundigenrapport te kunnen betalen. Daarom drong de Tweede Kamer aan op een voor de burger eenvoudige en goedkope regeling voor de afhandeling van mijnbouwschade. Deze is gevonden in de instelling van de Tcbb. Bij de start van de Tcbb mochten ook gedurende een zekere periode “oude” schadegevallen worden aangemeld. Intussen is deze periode ruimschoots verstreken. Ook is in de Mijnbouwwet een schadefonds opgenomen waaruit een schade kan worden betaald indien de mijnbouwonderneming- bv. door een faillissement- niet in staat is de schade te betalen. Tegenwoordig werkt het wettelijk vastgelegde systeem als volgt. Als u het niet eens bent met de afhandeling van uw schadeclaim door de mijnonderneming kunt u de Tcbb inschakelen. Voorwaarde is wél dat de betrokken onderneming eerst de kans moet hebben gehad om zelf de schadeoorzaak technisch te onderzoeken. Denkt u schade te hebben aan onroerend goed dan moet u de mijnbouwonderneming op tijd hierop aanspreken. U moet uw eerste claim bij de mijnbouwonderneming hebben neergelegd binnen drie maanden nadat u bekend bent geworden of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn met de schade die u hebt geleden. Bent u het niet eens met de bevindingen van het schadeonderzoek dan kunt u uw zaak schriftelijk melden aan de Tcbb binnen een maand nadat u van de betrokken mijnonderneming een antwoord hebt gehad (of ten laatste binnen vier maanden nadat u deze onderneming voor het eerst hebt aangesproken en u binnen deze termijn nog geen antwoord hebt gekregen).
De kosten voor het inschakelen van de Tcbb bedragen € 90,00. Het bedrag wordt teruggestort als de Tcbb adviseert tot een schadevergoeding die gelijk is aan of hoger dan het bedrag dat de mijnonderneming u heeft geboden. Wat valt onder de vergoeding? • Terugbrengen van onroerend goed naar oorspronkelijke staat • Kosten voor herstel meubilair (schilderijen e.d.) • Eventuele tijdelijke huisvesting (nog nooit voorgekomen) Indien u een beroep doet op de Tcbb komt een delegatie uit de Tcbb ter plaatse de schade opnemen en overleg met u voeren. Soms wordt daarna een technisch adviesbureau ingeschakeld. De Tcbb stelt een ontwerp-besluit op dat aan u en aan de mijnbouwmaatschappij wordt toegezonden. Beiden hebben een maand om hierop te reageren. Daarna stelt de Tcbb het definitieve advies vast. De mijnbouwmaatschappijen hebben bij het instellen van de Tcbb toegezegd altijd het advies van de Tcbb te zullen volgen, indien deze commissie haar werk goed en zorgvuldig doet. Deze toezegging is in alle gevallen die toe nu toe zijn beoordeeld nagekomen. Na het advies van de Tcbb kunt u –indien gewenst- zich alsnog tot de rechter wenden, waarbij het advies van de Tcbb kan dienen als deskundigenrapport. Voor zover bekend heeft geen enkele klager van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. De Tcbb heeft veel ervaring opgedaan met schademeldingen de afgelopen jaren. In de praktijk zijn de meeste meldingen klein van aard. Er is overigens geen maximum bedrag verbonden aan een schadevergoeding. Wat valt niet onder de vergoeding? • ‘Schade’ door overlast door mijnbouwactiviteiten, zoals geluidoverlast in de aanleg- en exploitatie periode. Hiervoor kunt u gebruik maken van de inspreek- en beroepsprocedure. • Waardedaling onroerend goed De Tcbb is graag bereid in individuele gevallen in Bergen waarin sprake is van een gevoel dat de afhandeling van vroegere schadegevallen onbevredigend is, met de betreffende personen te spreken Presentatie 2: Welke bodembeweging is te verwachten? (Dhr. Bernard Dost) Tijdens de presentatie zijn drie vragen beantwoord, te weten: • Hoe ontstaat een geïnduceerde aardbeving? • Wat is er tot nu toe bij Bergen/Alkmaar gebeurd? • Wat kunnen we verwachten? Een aardbeving is een trilling of schokkende beweging van de aardkorst. Aardbevingen vinden plaats als er in de aardkorst plotseling een verschuiving optreedt, waarbij veel energie vrijkomt. Deze energie kan opbouwen doordat er bijvoorbeeld gas uit de ondergrond gehaald wordt, in dit geval wordt een beving een geïnduceerde beving genoemd. De verschuiving vindt plaats langs zwakke plekken in de korst, zogenaamde breuken. De sterkte van aardbevingen wordt uitgedrukt in magnitude en hoe ze gevoeld worden in intensiteit. Bij een aardbeving van een bepaalde sterkte hoort een klein gebied waarin de schok sterk gevoeld wordt, een groter gebied waarin de schok minder sterk gevoeld wordt en ten slotte een groot gebied waarin de schok nauwelijks gevoeld is. Bij de beschrijving van de verschillende intensiteitsschalen wordt ook schade meegenomen, zoals door mensen gerapporteerd. De schatting voor de omvang van de schade is afhankelijk van de diepte van het hypocentrum. Bij de beschrijving van de intensiteiten die van belang zijn voor de geïnduceerde aardbevingen in Nederland wordt schade op de volgende manier gedefinieerd: IV – lichte schade, trillingen wel door velen gevoeld V - Schade van gradatie 1 voor enkele gebouwen VI – Schade van gradatie 1 aan meerdere gebouwen, enkele gebouwen kunnen gradatie 2 vertonen
Gradatie 1: Verwaarloosbare tot lichte schade, geen structurele schade, haarscheurtjes in een enkele muur, neervallen van slechts kleine stukjes pleisterwerk, in een enkel geval neervallen van loszittende stenen van hogere delen van gebouwen. Gradatie 2: Gematigde niet structurele schade, lichte structurele schade. Scheuren in meerdere muren, neervallen van grotere stukken pleisterwerk, delen van schoorstenen vallen neer. Bij structurele schade is de stevigheid van het onroerend goed aangetast; bijvoorbeeld aantasting van funderingen en grote scheuren in muren. De eerste aardbeving uit 1994 had een magnitude van 3,0 en een maximale intensiteit van IV-V; de tweede een magnitude van 3,2 en een maximale intensiteit van V. De eerste aardbeving in 2001 had een magnitude van 3,5 en een maximale intensiteit VI in klein gebied rond epicentrum. De tweede beving in dit jaar had een magnitude van 3,2, de intensiteit is niet vastgesteld omdat deze beving kort na de eerste beving volgde. Deze aardbevingen hebben zich voorgedaan tijdens de depletie fase van het Bergermeer veld. Maar wat zouden we kunnen verwachten als het veld weer geëxploiteerd gaat worden? De ervaring leert dat de kans op aardbevingen afneemt als een veld weer opgepompt wordt doordat de druk in het veld opgevoerd wordt. Om alle onzekerheid over dit punt weg te nemen heeft de minister een contra expertise uit laten voeren door MIT. Dit onderzoek werd echter niet tijdens deze avond behandeld omdat de avond uitsluitend over schade ging. De rode curve in de figuur laat de bevingen zien die geregistreerd zijn in Noord Nederland in de afgelopen 23 jaar. Van de figuur is af te leiden dat een bevingen met een magnitude groter dan 3,4 gemiddeld eens per 10 jaar voorkomt. Een aardbeving met een magnitude groter dan 3,7 eens per >100 jaar. De maximale magnitude wordt berekend aan de hand van statistiek en de lengte van breuken die geactiveerd kunnen worden. In het Bergermeerveld is alleen activiteit geregistreerd langs de centrale breuk. De maximale magnitude die is berekend heeft een waarde van 3,9. De kans dat een aardbeving van deze sterkte zich voordoet is zeer klein. Bij een beving van deze sterkte zou gepaard gaan met een intensiteit van VI-VII.
Tegen het einde van de avond werden er meerdere project inhoudelijke vragen gesteld. Hier is geen antwoord op gegeven omdat deze avond bedoeld was om mensen in te lichten over wat voor een soort schade verwacht zou kunnen worden en de procedure die men kan volgen als er schade is geleden aan onroerend goed. Deze vragen zullen op een later ander moment beantwoord worden.
Adresgegevens Tcbb: Technische commissie bodembeweging Postbus 20101 2500 EC DEN HAAG 070 379 65 89
[email protected] www.tcbb.nl