Manifest van een Nederlandstalige Brusselaar Taal en identiteit in een kosmopolitische grootstad
Herman Mennekens, Kurt Deswert en Johan Basiliades
In 1873 stichtte de Schaarbekenaar Emanuel Hiel de eerste Willemsfondsafdeling in Brussel. Van meet af aan was het een sociaal-culturele strijdvereniging voor het Nederlands, vanuit een liberaal en vrijzinnig mensbeeld. Deze afdeling was van in het begin ook stevig verankerd in de Brusselse context. Die context is in 150 jaar sterk veranderd. Van het einde van de negentiende eeuw tot ver in de twintigste eeuw was al wie Vlaams, liberaal en vrijzinnig in Brussel was, eerst en vooral een pionier van de Vlaamse culturele ontvoogding in de hoofdstad. De pioniers slaagden erin om in het overwegend liberale Brussel en tegen de stroom van de vanzelfsprekende verfransing van de hoofdstad in, erkenning te krijgen voor de eigen taal en cultuur. Met wisselend succes gaven ze het Vlaams Volksliberalisme binnen de liberale en burgerlijke beweging in de hoofdstad cultureel en politiek een plaats.
DE STAD VERANDERT
In de jaren ’60 en ’70 van de twintigste eeuw kende de taalstrijd en de verfransing van Brussel een hoogtepunt, zowel inzake intensiteit als agressiviteit. De Vlamingen verenigden zich in een breed Nederlandstalig bondgenootschap dat werkte aan de uitbouw van eigen Nederlands-
talige voorzieningen in de hoofdstad: gemeenschapscentra, bibliotheken, kinderdagverblijven, scholen, jeugdhuizen, … Dit was de tijd van de Vlaamse eenheidslijsten, de congressen van de Brusselse Vlamingen, de Vlaamse frontvorming over de ideologische verschillen heen. Begin éénentwintigste eeuw is Brussel veranderd in een kleine, meertalige wereldstad. De inzet en uitdagingen zijn veranderd. Hoe staan wij hier tegenover als Willemsfondser? Als Nederlandstalige Brusselaars, met een liberale en uitgesproken humanistische visie, willen wij het cultuurflamingantisme herwaarderen. Dit is al te zeer bedolven geraakt onder het door nationalisme gedreven autonomiestreven van Vlaanderen, al kan dit laatste ook waardevol op zichzelf zijn. We laten ons ook niet verleiden door een – ook in liberale kringen – trendy kosmopolitisch antinationalisme dat elke vorm van nationale identiteit weglacht als achterhaald en tribaal. Al beseffen we dat doorgedreven nationalisme de individuele keuzes ondermijnt. Maar liberale democratieën, op het niveau van een land, een regio, maar ook op het niveau van een stad, hebben nood aan gedeelde identiteiten. Wat ons drijft, is de plaats van het Nederlands, de taal en de cultuur, in een kosmopolitische, meertalige, kleine wereldstad.
-3-
1. De grootstedelijke identiteit die we delen We zien onszelf als Brusselaars, maar meer nog als stedelingen. Net als alle inwoners van grote westerse steden bestaat onze gedeelde identiteit uit de gemeenschappelijke vaststelling dat we samenleven met mensen met heel uiteenlopende achtergronden en belevingen van hun identiteit. Meer dan één Brusselaar op twee heeft zijn roots buiten België. We kunnen niet zonder meer terugvallen op de klassieke identiteitskenmerken als gedeelde taal, cultuur, geschiedenis of religie … Niet onze afkomst, maar onze gedeelde toekomst in dezelfde stad is doorslaggevend. Het verplicht ons om op een nieuwe manier naar identiteit te kijken.
DE STAD DIE WE DELEN
We voelen ons stedelingen met een meervoudige en complexe identiteit. Wat ons betreft maken onze taal en onze humanistische kijk op de samenleving daar een integraal onderdeel van uit. 2. De overgeërfde tolerante tweetalige hoofdstad Wie in onze stad neerstrijkt, vanuit Vlaanderen, Wallonië of de rest van de wereld, betreedt een bestaande stad waar de geschiedenis haar stempel op gedrukt heeft. Die erfenis omvat dat Brussel al 180 jaar de hoofdstad is van België, een land waar Vlamingen onder andere in de hoofdstad onderwijs en cultuur in het Nederlands hebben afgedwongen. Die erfenis houdt ook in dat Brussel vanuit haar 19de eeuwse liberale roots altijd een tolerante vrijhaven is geweest voor andersdenkenden. Brussel was ook van meet af aan een stad waar vrijdenkende en tegendraadse inwoners zich thuis voelden. Wij vragen dat wie in het verhaal van Brussel instapt, rekening houdt met deze erfenis en de
taalverhoudingen, maar ook respect opbrengt voor het tolerante en breeddenkende karakter van onze stad. 3. Nood aan nieuwe afspraken: de stadsethiek In een stad met inwoners, afkomstig uit de hele wereld, met zeer verschillende culturele achtergronden, kan je niet terugvallen op automatismen als leefregels voor het samenleven. Er is geen doorleefde traditie meer als houvast. De stilzwijgende spelregels en spontane sociale controle ontbreken veelal. Wij pleiten daarom voor een stadsethiek: nieuwe duidelijke afspraken over hoe we samenleven in dezelfde stad. We eisen maximumtolerantie voor diversiteit: voor taal, cultuur, religie en andere levensbeschouwingen, … We eisen nultolerantie voor verbaal en fysiek geweld, voor intimidatie en discriminatie op basis van afkomst, huidskleur of seksuele voorkeur, nultolerantie ook voor discriminatie en geweld tegen homoseksuelen of discriminatie en achterstelling van vrouwen. We eisen ook nultolerantie voor vandalisme en verloedering van het publiek domein: de parken, het openbaar vervoer, de straten en publieke pleinen en banken, de scholen en overheidsgebouwen. We vragen respect voor publieke diensten. In de stad die we delen, willen we duidelijkheid over de afspraken die we delen. 4. De stad als ontvoogdingsmachine Het Willemsfonds ontstond uit een emancipatiebeweging in de negentiende eeuw die streed voor sociale en culturele ontvoogding. Deze beweging wou en wil steriele tradities en vaste patronen doorbreken en aansporen tot vrij denken en individuele verantwoordelijkheid. De stad leent zich als geen ander tot die ontvoogding. Traditiegetrouw voelen stedelingen minder de verlammende druk van de traditie en
-4-
sociale controle van hun omgeving. Al eeuwen worden mensen aangetrokken door de stad om er te ontsnappen aan de collectieve dwang van de onmiddellijke omgeving: kerk, familie, buren,… In de stad kan net iets meer. In de stad kan het net iets gekker. Stadslucht maakt vrij! Diezelfde stad trekt door haar anonimiteit en mogelijkheden ook armoede aan. De gevolgen van de immigratie en de sociale onzekerheid zijn een voedingsbodem voor religieus obscurantisme dat opnieuw meer het dagelijkse leven van mensen dreigt te bepalen, vaak ten koste van individuele keuzes en individuele ontplooiing. Vanuit haar liberale en humanistische achtergrond en traditie wil het Willemsfonds een antwoord bieden op deze gevoelens van onzekerheid en gebrek aan houvast, door de individuele emancipatie en het vrij denken te promoten. Daar ligt onze taak in deze stad. Het onderwijs, in het bijzonder het gemeentelijken gemeenschapsonderwijs, is daar in de Willemsfondstraditie het uitgelezen instrument voor. We beseffen evenwel dat het politieke antwoord op het armoedeprobleem ook ligt in structurele solidariteit. Wij willen een blijvende kritische stem zijn tegen de uitwassen van collectieve dwang, of deze nu cultureel of religieus is. Wij willen mensen overtuigen om een stukje eigen culturele zekerheid en houvast op te geven -zonder hun identiteit daarbij te verloochenen- om zo ervoor te zorgen dat stadslucht vrij maakt, en dat de stad haar rol van emancipatiemachine voor iedereen kan aanhouden. 5. Europa zal meertalig zijn of niet zijn en dat begint in haar hoofdstad We delen onze hoofdstad met Europa. We mogen daar trots op zijn. Het Europees project als vaccin tegen oorlog, door één gezamenlijke markt en economie, is het beste wat de Euro-
pese staten ooit is overkomen. We willen de 200.000 Europeanen die in Brussel wonen, de 80.000 EU-ingezetenen die rechtreeks of onrechtstreeks voor de EU in Brussel werken, nauwer bij onze stad betrekken. Dit kan door hen stemrecht op het gewestelijk niveau te verlenen. Meer nog, Europa, net als België, kan pas echt zichzelf zijn als haar meertalig karakter erkend wordt, als de meertaligheid doorleefd is, tot in haar hoofdstad, en er een Europese publieke opinie ontstaat. Brussel kan daar enkel maar een aanzet toe geven door op lokaal en regionaal niveau zoveel mogelijk inspanningen te leveren om waar mogelijk dienstverlening ook in andere Europese talen aan te bieden en door het Engels als administratieve onthaaltaal aan te nemen. Wij willen door een meertalige dienstverlening en gewestelijk stemrecht voor EU-burgers, als Brusselaars bijdragen om van de hoofdstad van de Europese Unie een echte hoofdstad van alle Europeanen te maken. Brussel is de stad die we met Europa delen. 6. Het Nederlands Een bekend raadseltje in Brussel is of we nu Brusselse Vlamingen zijn (met de nadruk op de gemeenschap: Vlamingen die niet in Gent of Antwerpen wonen, maar in Brussel), of Vlaamse Brusselaars (met de nadruk op de stad: Brusselaars, maar dan “de Vlaamse variant”). Naargelang de persoon, het tijdstip, de context, de vraagsteller zal het antwoord wat Vlaamser of wat Brusselser zijn.
DE TAAL DIE WE DELEN
Het was Jan Frans Willems die in het nieuwe België, amper 10 jaar na de afscheuring van
-5-
Nederland, de strijd aanging voor de officiële erkenning van het Nederlands (en niet het Vlaams) als bestuurstaal in ons land, naast het Frans. Anno 2011 is het voor ons nog steeds taal en cultuur die centraal staan. Wij willen het Nederlands in Brussel uitdragen, een taal die we delen met 6 miljoen Vlamingen en meer dan 16 miljoen Nederlanders. Op hun solidariteit en betrokkenheid rekenen we voor ons onderwijs, de letteren, het theater, de film, de cultuur met grote en kleine “c” in de grootste stad van het Nederlandse taalgebied. Naast Vlaamse Brusselaars en Brusselse Vlamingen is het misschien ook goed te spreken over Nederlandstalige Brusselaars en zouden we de Vlaamse Gemeenschapscommissie van Brussel (VGC) best herdopen tot Nederlandstalige Gemeenschap van Brussel (NG). Als Brusselaars die integraal deel uitmaken van de ‘Vlaamse Gemeenschap’ dagen wij die ook uit om na te denken over haar eigen benaming. 7. La pérennité du fait néerlandais à Bruxelles In Canada hebben de Franstaligen het niet altijd onder de markt. In Noord-Amerika is het Frans een marginale taal. 8 miljoen Franstaligen tegenover 300 miljoen Engelssprekenden. Toch hebben de Franssprekende Amerikanen hun taal en cultuur geboost. Ze hebben van Montréal een stad op de “grens” tussen culturen gemaakt, een open venster voor de Franse cultuur in Amerika. Montréal was jarenlang als grootstad, door de immigratie en globalisering, de verengelsingsmachine van Fransprekend Canada. Toch werd het een paradepaard van de Franse cultuur. Met veel voluntarisme, tegen de stroom in, en met een strak wettelijk kader, hebben de Franssprekenden hun taal “voor eeuwig” veilig gesteld. Dit beleid, of het nu gaat over immigratie, onderwijs, taalwetgeving of cultuur noemen ze: “garantir la pérennité du fait français” in Noord-Amerika. Wij willen de aanwezigheid van het Nederlands
in onze stad waarborgen voor de toekomst. Wat de Franstalige Canadezen voor Montréal zijn, zijn de Nederlandstalige Brusselaars voor de Hoofdstad. 8. Wie van België houdt, koestert de Nederlandstalige Brusselaars België is een moeilijke evenwichtsoefening, een institutioneel kaartenhuis. De Brusselse instellingen en de plaats van het Nederlands in de hoofdstad zijn, net als de interpersoonlijke solidariteit in het land, kaarten die het huis stutten. Iedereen weet dat wie daar een kaart wegtrekt, de constructie ineen doet storten. Weet iedereen echter ook dat wie onvoorzichtig tegen de onderste kaarten aanstoot -zelfs zonder de intentie om ze er uit te nemen- ook hetzelfde doel bereikt? Wie aan het huis gehecht is, uit emotionele of uit louter pragmatische overwegingen, is dan ook voorzichtig. Wij roepen de Franstaligen in de hoofdstad, en de rest van het land, op om het Nederlands in Brussel niet in vraag te stellen. Wie van België houdt, koestert de Nederlandstalige Brusselaars. 9. Het herwonnen vertrouwen van onze taal in de hoofdstad Bij –gelukkig maar- afwezigheid van taaltellingen bestaan er geen eenduidige definities van wie Vlaamse Brusselaar, Brusselse Vlaming of Nederlandstalige Brusselaar is, en zeker niet hoeveel exemplaren ervan elk in onze stad rondlopen. De ramingen die gemaakt worden gaan telkens in de richting van een dalend aantal. Soit. Aan de andere kant zijn er ook ramingen over het taalgebruik in Brussel. Deze wijzen op een toenemende kennis van het Nederlands in de hoofdstad: één op drie inwoners kent Nederlands. Meer dan één Brussels kind op vijf gaat naar een Nederlandstalige school in de hoofdstad. Het economisch toegenomen belang van
-6-
het Nederlands in en rond Brussel is daar niet vreemd aan. Maar kennis van een taal is iets anders dan liefde voor een taal en haar cultuur. Met de nodige openheid willen we de toegenomen kennis en interesse voor onze taal in de hoofdstad omzetten in respect, sympathie en zelfs empathie voor het Nederlands en haar plaats in Brussel. 10. De wet van Laponce: taal verdedig je ook met wetten “Tussen de sterke en de zwakke is het de vrijheid die onderdrukt en de wet die bevrijdt,” stelde de vrijheidslievende politieke activist Lacordaire. De Canadese sociolinguist Jean Laponce stelt hetzelfde vast in de verhouding tussen talen. Hoe vriendelijk mensen die verschillende talen spreken ook omgaan met elkaar en elk conflict over de keuze van de taal ontwijken, hun talen zelf zullen zich tot elkaar verhouden volgens de wetten van de jungle: de sterkste overwint. In elk systeem van tweetaligheid of meertaligheid, waar geen wetten het taalgebruik in het onderwijs, de administratie, het economisch leven strikt vastleggen, zal de sterke taal de zwakke taal verdringen. Het Engels, de wereldtaal bij uitstek sinds de tweede wereldoorlog, verdringt zonder taalwetten het Frans in Canada. Zonder taalwetten verdringt het Frans, een wereldtaal die door immigranten snel wordt opgenomen, het Nederlands in Brussel. Het is de Wet van Laponce in actie. Respect en aanzien voor het Nederlands willen we winnen door onze openheid en ons onderwijs- en cultuuraanbod, maar zonder strikt wettelijk kader en een duidelijke taalwetgeving kan het Nederlands niet overleven in Brussel. 11. Brussel als internationaal podium voor het Nederlands Brussel is na Parijs en samen met Montréal de
-7-
belangrijkste Franssprekende cultuurstad in de wereld. Brussel is ook strikt genomen de grootste en meest bekende Nederlandstalige stad ter wereld. Door haar internationale functie en haar kosmopolitische bevolking is het de uitgelezen plaats om mensen met uiteenlopende achtergronden in contact te laten komen met onze taal en cultuur. Kijken we niet te vaak defensief naar ons Nederlandstalig cultuurbeleid in Brussel, terwijl Brussel het grootste podium is dat een taal als het Nederlands zich kan bedenken om zich te laten kennen en bruggen te slaan met anderen? Wij willen dat Vlaanderen en Nederland dit wereldwijde podium in onze stad laten benutten. We nodigen hen uit in Brussel. Ergens tussen de stad die we delen en de taal die we delen ligt ons engagement als Nederlandstalige liberaal en humanistisch geïnspireerde Brusselaars.
Enkele reacties Bij wijze van debat Patrick Stouthuysen, Nicolas Lagasse, Luckas Vander Taelen, Frank Judo, Roel Jacobs, Robert Delathouwer, Christophe Mincke, Vincent De Wolf, Jan Goossens, Dirk Volckaerts, Jari Demeulemeester, Jeroen Roppe, Magaly Rodriguez-Garcia, Karl Vanlouwe, Hervé Doyen, Alain De Neef, Mehmet Koksal, Rik Jellema, Tony Mary, Geert van Istendael, Mariet Calsius, Mark Platel, Danny Vileyn, Aziz Albishari, Wim Tielemans
Met dit manifest hebben we de uitgesproken bedoeling om een discussie los te weken over wat het is om een Nederlandstalige Brusselaar te zijn anno 2011. Om dit debat van meet af aan wat te voeden hebben we alvast aan een twintigtal mensen uit de academische, culturele, politieke en mediawereld gevraagd om kort te reageren. We hebben er voor gekozen om zo min mogelijk in de eigen blauwe vijver te vissen naar reacties, maar onze blik net te verbreden. We opteren er ook voor om de reacties te geven zoals we ze ontvingen, zonder wederwoord. In onze vraag naar reacties stond uitdrukkelijk dat we tegen een stootje konden. Kritiek was dus welkom. Enkel daar waar de reactie een vraag inhield hebben we een kort antwoord gegeven. Herman Mennekens, Kurt Deswert en Johan Basiliades
-8-
zij het nodig vinden om samen met anderen een forum te bieden dat ruimte geeft aan andere visies op de toekomst van Vlaanderen en België dan die van het OVV, waar zij zolang in meegedraaid hebben.
Roel Jacobs Historicus Brusselaar
Van: Roel Jacobs Verzonden: vrijdag 14 januari 2011 11:11 Aan: ‘Johan Basiliades’ Onderwerp: RE: uw reactie op ons Manifest Dag Johan. Eindelijk, en hopelijk niet te laat, enkele bedenkingen. Ik hoop dat je er iets kan mee aanvangen. Beste groeten, Roel _________ Dag Johan. Les jours se suivent mais ne se ressemblent pas. Maar hier dan toch een paar kanttekeningen bij jullie manifest. Het geheel oogt sympathiek omdat het probeert een aantal van de mooiste liberale idealen uit de 19de eeuw te actualiseren. Daarbij wordt terecht benadrukt hoe groot het verschil is tussen Brussel vandaag en Brussel meer dan honderd jaar geleden. Mijn bedenkingen gaan vooral over het parcours dat afgelegd is om in de werkelijkheid van vandaag terecht te komen. Je kan niet aangepaste idealen voor vandaag formuleren, zonder ook een balans te maken van wat er onderweg positief… en negatief gebeurd is. De cultuurfondsen hebben in de Vlaamse beweging een rol gespeeld waar toch wel enige kanttekeningen bij passen. Het is inderdaad zo dat de periode waarin Adriaan Verhulst en Aloïs Gerlo de vrijzinnigheid meesleurden in het kielzog van Clem de Ridder onzaliger gedachtenis lang achter ons ligt. Het is ook zo dat Willemsfonds en Vermeylenfonds uiteindelijk afgehaakt hebben in het Overlegcentum van Vlaamse Verenigingen. Maar het is niet zo dat
In vergelijking met het recente gebazel van de huidige OVV-voorzitter is de aversie tegen Brussel van de N-VA en van grote delen van de CD&V zeer gematigd. Nochtans is duidelijk dat de meerderheid in Vlaanderen niet denkt zoals de extremisten in deze partijen, en nog minder zoals het OVV. Die meerderheid heeft recht op een spreekbuis die het terrein niet aan de extremisten laat. Jullie kunnen als Willemsfonds geen geloofwaardig standpunt over Brussel innemen, zonder jullie relatie met het OVV te evalueren en zonder vandaag in dat debat stelling te nemen. Dat mis ik in jullie stellingname. Het pleidooi voor een nieuwe stadsethiek is terecht. Maar het mag niet de indruk wekken dat onze perfecte samenleving belaagd wordt door immigranten die onze waarden niet delen en onze sociale orde op de helling zetten en dat er verder geen vuiltje aan de lucht is. Dat is niet wat de tekst poneert, maar voor de duidelijkheid zou het goed zijn daarover uitdrukkelijk klare wijn te schenken. Een Vlaamse culturele vereniging die dit debat aangaat kan ook ongewild de indruk wekken dat zij redeneert in temen van “wij” en “zij”, al was het maar door haar eigen samenstelling. Ons samenlevingsmodel wordt minder (naar mijn mening helemaal niet) bedreigd door een mohammedaan met roots in de Maghreb die PS stemt dan door een Vlaming die Vlaams Belang stemt. Het vingertje opsteken tegen de anderen en niet voor eigen deur vegen, is verkeerd. Bovendien worden deze problemen niet opgelost door vingertjes op te steken, maar door positief de waarden van een nieuwe stadsethiek uit te dragen en in dialoog te gaan met al diegenen die daar ook willen achter staan. De tekst stelt “we beseffen dat het politieke antwoord op het armoedeprobleem ook ligt in
-9-
structurele solidariteit”. Het zou toch de moeite lonen daarover enige verdere toelichting te geven. Het zou leuk zijn als deze stellingname inhoudt dat jullie mee willen gaan met diegenen die vandaag Marion Van San lik op stuk geven in de discussie over onveiligheid, criminaliteit en etnisch-religieuze of sociaal-economische factoren die daar toe bijdragen. Jullie pleidooi om minder defensief om te gaan met onze taal lijkt mij volkomen terecht. Guy Vanhengel had gelijk toen hij wees op het levensgroot verschil tussen een enge benadering van de aanwezigheid van het Nederlands in Brussel (al lang geen 10% “zuivere” Vlamingen meer) en een brede benadering (het Nederlands leeft in mindere of meerdere mate bij 1/3 van de Brusselse bevolking. Misschien zou daar ook nog eens moeten bij gezegd worden dat de werkelijkheid in Brussel vandaag vaker taalgemengd dan taalzuiver is, ondanks de politieke idioten die alles in het werk stellen om een taalgemengde opvoeding te ontraden. Roel Jacobs, Brussel, 14 januari 2011.
Geert van Istendael Letterkundige Brusselaar
Ik ben natuurlijk geen liberaal in de partijpolitieke betekenis van het woord. Anderzijds zou ik niet graag in een wereld leven waaruit de liberaal-humanistische idealen verdwenen zijn. Nu over uw manifest: Met het grootste deel kan ik zonder meer akkoord gaan. Hier zijn een paar randbemerkingen: • Of stadslucht vandaag de dag nog vrij maakt, durf ik te betwijfelen. Als je Europa bekijkt, merk je dat het fundamentalisme helaas een stedelijk fenomeen is, meer bepaald een fenomeen van grotere steden. De gewelddadige sociale controle in sommige wijken van Brussel, van Berlijn, van Londen, in de Parijse voorsteden, wekt mijn afschuw en mijn zorg. • Leve Montréal! Ik koester een grote liefde voor deze stad. Woonde ik niet in Brussel, ik zou in Montréal willen wonen. Alleen snap ik niet goed wat u bedoelt als u schrijft: “Wat de Franstalige Canadezen voor Montréal zijn, zijn de Nederlandstalige Brusselaars voor de Hoofdstad.” Het ommeland van Montréal, Québec dus, is hoofdzakelijk Franstalig, Montréal ook. Het ommeland van Brussel, Vlaanderen dus, is Nederlandstalig, Brussel slechts zeer gedeeltelijk. Onze machtspositie in Brussel is veel problematischer dan de machtspositie van de Franstaligen in Montréal. Zij zijn een meerderheid, wij een minderheid. Bovendien is het straatbeeld in Montréal vrijwel uitsluitend Franstalig. In Brussel is het straatbeeld veel warriger.
Van: Geert van Istendael Verzonden: vrijdag 14 januari 2011 20:30 Aan: Johan Basiliades Onderwerp: Re: uw reactie op ons Manifest
• Die meneer Laponce heeft groot gelijk. Mijn Franstalige collega-schrijver Jean-Luc Outers zei me ooit: “Entre langues, il y a toujours un rapport de force.” Zoiets moet je regelen op een beschaafde manier. Met wetten dus.
Geachte Heer Basiliades,
Met vriendelijke groet, Geert van Istendael.
Vooraf dit:
Van: Johan Basiliades
- 10 -
Verzonden: donderdag 13 januari 2011 17:29 Aan: ‘Geert van Istendael’ Onderwerp: RE: uw reactie op ons Manifest
Van: Geert van Istendael Verzonden: vrijdag 14 januari 2011 20:30 Aan: Johan Basiliades Onderwerp: Re: uw reactie op ons Manifest
Geachte, Dank u voor de snelle en fijne reactie. Wat de vraag betreft (want er zat ook een vraag in uw reactie): Ik hou net als u van Montréal, maar ben geen specialist ter zaken. We doelden niet op de machtsverhouding in de stad, die zoals u terecht aangeeft anders is dan in Brussel. We doelden vooral dat een assertief taalbeleid niet vies is, open moet zijn en ook nog eens doeltreffend kan zijn. We willen gewoon verwijzen naar hoe de Franstaligen daar op een efficiënte manier tegen de verengelsing zijn opgetreden. Montréal was tot begin jaren ’70 een stad die in sneltempo, voornamelijk door de immigratie, aan het verengelsen was. De vrees bestond toen echt dat de stad in meerderheid Engelstalig zou worden. Het openbaar leven en straatbeeld was er steeds Engelstaliger. De Révolution Tranquille, de Franstalige emancipatiebeweging, de taalwetten, la loi 101 over de taal in het onderwijs, de loi sur l’affichage (nageleefd vandaag tot in de Engelstalige boekhandel van de Engelstalige universiteit McGill), het accord Canada-Québec over onthaal en selectie van immigranten, … hebben er toe bijgedragen dat vandaag Montréal nog steeds een belangrijke Franstalige stad is.
Akkoord met uw standpunt over de taalpolitiek in Québec en vooral in Montréal. Een assertief taalbeleid is niet vies, het is zelfs zeer democratisch. De Franstaligen die à tort et à travers de Vlamingen beschuldigen van racisme en repli identitaire zouden eens in Québec moeten gaan kijken. Le droit du sol wordt daar streng toegepast (zoals in Frankrijk trouwens, maar dat is een ander verhaal). Zonder stringente taalpolitiek zou Montréal inderdaad Engelstalig zijn vandaag. De vrije markt kent, ook op taalgebied, geen genade. Misschien moeten liberalen daar eens over nadenken. En wat migranten betreft, als je landt op het vliegveld van Montréal, krijg je een papier van de immigratiedienst. Die heet je welkom. Dat is het eerste punt. Dat is hoffelijkheid. Punt twee is: je moet Frans leren. En gelijk hebben ze. Met vriendelijke groet, Geert van Istendael.
Ik hoop alvast die ene zin te hebben verduidelijkt en dank u nogmaals voor uw reactie. Vriendelijke groeten, Johan Basiliades
- 11 -
Luckas Vander Taelen TV-maker Volksvertegenwoordiger GROEN!
Magaly Rodriguez-Garcia Historica VUB Ecuadoriaanse Brusselaar
Van: Magaly Rodriguez Verzonden: maandag 3 januari 2011 22:29 Aan: Johan Basiliades Onderwerp: Re: FW: uw reactie op ons Manifest
Van: Luckas Vander Taelen Verzonden: woensdag 12 januari 2011 11:03 Aan: Johan Basiliades Onderwerp: Re: uw reactie op ons Manifest
Beste Johan,
Beste Johan, Ik heb het druk gehad en geen tijd gevonden om een geschreven reactie te geven op het Manifest. Bij een tweede lezing kom ik tot de conclusie dat ik het moeilijk oneens kan zijn met enige stelling die erin verwoord wordt. Ik vind ongeveer dezelfde ideëen terug die ik in mijn boekje* heb geformuleerd... Kort gezegd dus: ik steun deze tekst en je mag dit gerust publiekelijk melden! Hartelijke groeten, Luckas Vander Taelen Vlaams Volksvertegenwoordiger
*Luckas Vander Taelen, Berichten uit Brussel. Leven in de hoofdstad, Houtekiet, 2010
Ik zag het Willemsfondsmanifest op de tafel van ons nieuw appartement liggen en kon er uiteindelijk toch niet aan weerstaan. Thema’s rond Brussel en identiteit vind ik buitengewoon interessant. Ik ben blij dat mensen zoals jij de moeite doen om na te denken over deze zaken. Het “Manifest van een Nederlandstalige Brusselaar. Taal en identiteit in een kosmopolitische grootstad” is gedurfd. Als Nederlandstalige Ecuadoraanse Brusselaar kan ik me terugvinden in sommige van de uitspraken die hierin worden geponeerd. Er is echter een aantal zaken die me onduidelijk zijn. Op blz. 57 is er sprake van de “eigen taal en cultuur”. Een Vlaamse of Nederlandse taal is voor mij iets concreets maar wat met “Vlaamse cultuur”? Is de “Vlaamse cultuur” per definitie anders dan andere culturen? Hetzelfde geldt voor “Vlaams Volksliberalisme”. Behalve de verdediging van de Nederlandse taal, in wat verschilt dit van andere soorten liberalisme? Verder op blz. 58 is er sprake van “cultuurflamingantisme” maar er wordt niet duidelijk gemaakt wat jullie hiermee bedoelen. Ik kan me niet ontdoen van de indruk dat de “Vlaamse cultuur”, “Vlaamse” of “Brusselse identiteit” in dit document als een natuurlijk gegeven worden gepercipieerd. Volgens mij zijn omschrijvingen als “Vlaming”, “Brusselaar”, “Vlaamse Brusselaar”, “Brusselse
- 12 -
Vlaming” of “Nederlandstalige Brusselaar” sociale constructies (cf. “imagined communities” van Benedict Anderson). Voor alle duidelijkheid: er is niets mis met sociale constructies zolang men ervan bewust is. Anders loopt men het gevaar fanatiek te worden in de verdediging van identiteiten. Een Brusselse identiteit, open en meertalig, kan opgebouwd worden als tegengif voor het monoculturele denken. Op blz. 62 wordt er voorgesteld om “Engels als administratieve onthaaltaal aan te nemen”. Zal het Nederlands hier niet door gemarginaliseerd worden? Jullie zijn zich bewust van het gevaar van dominante talen in meertalige steden (blz. 64). Waarom er dan nog een dominante taal bij halen? Zou het dan niet beter zijn om het Nederlands in Brussel verder te promoten? Dit moet bovendien niet alleen gebeuren bij “Franstaligen in de hoofdstad en de rest van het land” maar ook in Vlaanderen waar men al te vaak ervan uitgaat dat Brussel een Franstalige stad is. Dit sluit tevens aan bij de uitspraak “Brussel is strikt genomen de grootste en meest bekende Nederlandstalige stad ter wereld.” Ongeacht of dit “strikt genomen” klopt en onafgezien van mijn persoonlijke mening hierover, weet ik zeker dat mensen in Vlaanderen en Nederland zulke uitspraken ronduit belachelijk vinden. Dit kan niet de bedoeling zijn van het manifest. Mijn beste wensen voor 2011, Groeten, Magaly -Magaly Rodriguez Garcia Postdoctoral Fellow of the Research Foundation Flanders (FWO)
Van: Johan Basiliades Verzonden: maandag 10 januari 2011 18:03 Aan: Magaly Rodriguez Onderwerp: RE: FW: uw reactie Magaly, bedankt voor de opmerkingen. Jij vroeg ook een reactie/uitleg: wat het eerste punt betreft, begrijp ik je wel, maar ook wij gaan er denk ik van uit dat zowel de Brusselse identiteit (in het stukje over de stad die we delen) als de Nederlandstalige/Vlaamse identiteit (in het deel over de taal die we delen) sociale constructies zijn. Het zijn keuzes. Al weten we dat identiteit nooit volledig en bij iedereen een bewuste keuze is (maar veelal spontaan meegegeven, opvoeding, traditie, …). Het is essentieel -zeker voor een liberaal- om nooit uit het oog te verliezen dat ieder individu de keuze houdt om die indentiteit aan te houden, te verwerpen, of beter nog: de plaats te geven die het volgens hem toekomt en eventueel op eigen houtje een andere identiteitselement de voorkeur te geven. Maar je punt is terecht als kritiek. We hebben dat niet duidelijk laten blijken en de indruk gegeven dat het een soort natuurlijk gegeven is. Dus punt weerhouden ;-) Het tweede punt, daarover ben ik het niet eens met je, maar ik begrijp ook wat je bedoelt en dus ook dit punt is weerhouden ;-) De erkenning van het Engels als administratieve taal gaat wat ons betreft zeker niet ten koste van het promoten van het Nederlands. De optie voor Engels is een oprechte keuze voor de erkenning van de internationale rol van onze stad. Maar ik durf ook toe te geven, dat er een stukje strategie schuilt achter die keuze. Door de keuze tussen N en F, zal iedereen die niet voor N kiest automatisch in het “F-kamp” belanden. Een keuze voor “E” daarentegen betekent dan nog niet automatisch een keuze weg van “N” en met onze gekende talenkennis als N-ers hebben we een streepje voor om ook diegenen die voor “E” kiezen, te bereiken. Wat je laatste punt betreft: Brussel is qua om-
-13 -
vang en qua bekendheid wereldwijd de grootste stad waar Nederlands een officiële taal is. Wij vonden dat leuk om als bedenking mee te geven. Dit hoort inderdaad thuis in de afdeling “hoogmoed”, maar ik denk dat we als Nederlandstalige Brusselaars onszelf af en toe wel mogen overschatten. Die assertiviteit is ergens ook net de drijfveer van ons manifest. Groeten, Johan
Ik merk ook dat heel wat Vlamingen het herwonnen vertrouwen van die Nederlandstalige Brusselaars misplaatst vinden en de cijfers over het gebruik van het Nederlands in de hoofdstad weglachen. Maar ik vind het juist goed dat een manifest een positieve en confronterende positie inneemt. Het belang van het veeltalige Brussel voor het Nederlands als levende taal kan niet genoeg onderstreept worden. Ik ben benieuwd naar andere reacties. Tot binnenkort,
Jeroen Roppe Radio-Maker FM Brussel 98.8 Brusselaar
Jeroen.
Frank Judo Publicist Jurist en Historicus CD&V Brusselaar
Van: Jeroen Roppe Verzonden: woensdag 5 januari 2011 14:05 Aan: Johan Basiliades Onderwerp: RE: FW: uw reactie op ons Manifest Johan, Ik kan me makkelijk vinden in een manifest van een Nederlandstalige Brusselaar. Ik hou me dan ook dagelijks bezig met de liefde voor Brussel en voor het Nederlands. Zowel professioneel als privé. Op de meeste kenmerken die verbonden zijn aan mijn identiteit heb ik totaal geen vat. Maar wel als het gaat om taal en woonplaats. Als ik een Nederlandstalige Brusselaar ben, is dat dan ook het gevolg van bewuste keuzes. Wonen in Brussel, Nederlands spreken in Brussel. Dat doe je niet zomaar. Daar kies je voor. Alleen daarom is het wellicht ook makkelijker te spreken van een Nederlandstalige gemeenschap in Brussel dan van een Vlaamse.
Van: Frank Judo Verzonden: donderdag 6 januari 2011 17:28 Aan: ‘
[email protected]’ Onderwerp: Manifest Beste Johan, Als bijlage het tekstje in reactie op jullie manifest. Mijn slecht karakter dwingt me ertoe vooral kritisch te zijn, hopelijk wel met een constructieve ondertoon. Vriendelijke groet, Frank __________ Steeds kan het beter
- 14 -
Met steden gaat het naar verluidt zoals met kinderen : kleine kinderen, kleine problemen – grote kinderen, grote problemen. Dat zowel de federale regering als haar regionale evenknieën sinds enige tijd een specifieke bevoegdheid voor “grootstedenbeleid” onderkennen, is dan allicht geen al te best teken. En toch. Vooral onder invloed van Richard Florida’s opvattingen over de stedelijke “creative class” is het beeld van de stad in de jongste jaren ietwat bijgesteld. Het “Manifest van een Nederlandstalige Brusselaar” vermeldt Florida weliswaar niet, maar zijn naam prijkt in onzichtbare inkt op elke bladzijde van het manifest... Zeker, de stad, en meer nog een hoofdstad, kan wat steun gebruiken. Om overtuigend te zijn, moet die steun echter ook evenwichtig blijven. Net zomin als de stad in het algemeen, en Brussel in het bijzonder, verdient om afgeschilderd te worden als een poel van immoraliteit en armoede, past het een stad te verheffen tot het voorportaal van het paradijs, bevolkt met ontvoogde en vrije burgers, ver verheven boven het plattelandsplebs. In de tweede helft van de negentiende eeuw leefde die overtuiging, ook in Brussel, waar op verkiezingsdagen met stenen en mest werd gegooid naar de kiezers van de buiten, die hun stem in de hoofdstad moesten komen uitbrengen (Frans van Kalkens “Commotions populaires en Belgique 1834-1902” levert hiervan even komische als pijnlijke illustraties). Op zijn minst geïnspireerde momenten vervalt het manifest wel eens in hetzelfde euvel. Zo lees ik op bladzijde 60 de lichtjes paradoxale zin: “Traditiegetrouw voelen stedelingen minder de verlammende druk van de traditie en sociale controle van hun omgeving.” Niet alleen kan traditie blijkbaar enkel verlammend werken, maar daarenboven ontkomen de stedelingen hieraan... op grond van traditie. Wie was weer die Kretenzer die vertelde dat alle Kretenzers leugenaars waren? Daarenboven klopt deze stelling ook niet. Wie wat vertrouwd is met de geschiedenis van onze streken, weet dat de steden gedurende lange tijd alles behalve
centra van vernieuwing waren, verlamd als ze waren door het gildenwezen. Tussen stedelijkheid, vrijheid en creativiteit bestaat dus geen één-op-één verhouding, en de advocaten van de stedelijkheid –waartoe ik me in alle bescheidenheid reken- hebben er alle belang bij dit terdege te beseffen. Vandaag geldt dit trouwens nog meer dan vroeger, wanneer de demografische dynamiek eenduidiger was dan nu: eens trok men van het platteland naar de stad, en was er geen weg terug. Een fenomeen als “stadsvlucht” is echter niet van gisteren, en maakt duidelijk dat de verhoudingen tussen stad en platteland wel iets meer nuance verdragen. Overigens: alleen al dat woord “platteland”! Of erger nog: “hinterland”. Als we spreken over wat niet de stad is, missen we woorden. We kunnen kiezen tussen de karikatuur van een bucolisch buiten die zo goed als nergens nog bestaat, of een loutere ontkenning, waarbij we het niet-stedelijke enkel nog in negatieve termen kunnen beschrijven. Een evenwichtige visie op de stad staat of valt met een evenwichtige visie op de omgeving van de stad, waar ook mensen met heel uiteenlopende achtergronden en belevingen van hun identiteit samenleven. Ook daar leven sociaal-economisch sterkere en zwakkere mensen naast elkaar, ook daar geldt soms het woord van de dominicanerpater (wat ons een iets preciezere omschrijving lijkt als “de vrijheidslievende politieke activist” op p 64) Lacordaire “Tussen de sterke en de zwakke is het de vrijheid die onderdrukt en de wet die bevrijdt”. Zijn we klaar om van elkaar te leren, binnen en buiten de stad? Misschien is dat wel een eerste stap in de richting van wederzijds respect. Frank Judo Historicus en jurist, publiceerde over Brussel in de staatshervorming en over Brusselse geschiedenis, actief in CD&V
- 15 -
Robert Delathouwer Gewezen staatssecretaris Schepen in Koekelberg SP.a - Brusselaar
Van: robert delathouwer Verzonden: vrijdag 7 januari 2011 9:01 Aan: Johan Basiliades Onderwerp: Re: uw reactie op ons Manifest Beste Johan, Mijn beste wensen voor het nieuwe jaar. hieronder stuur ik je graag een korte reactie op de tekst die je mij doorstuurde. ________ Dit moet het manifest zijn van de Vlaamse, vrijzinnige en liberaal geïnspireerde Brusselaar. Laat er dat liberale af en vervang het door “socialistisch geïnspireerde” en je zal een niet erg verschillende tekst krijgen. De Vlaamse en vrijzinnige socialisten uit deze stad hebben de verdediging van hun taal altijd zeer hoog in het vaandel gedragen. Niet in het minst voor evidente sociale redenen. Niet voor niets draagt de culturele kring hier ook de naam van August Vermeylen, en was de eerste voorzitter ervan een zekere Hendrik Fayat, internationaal berucht voor zijn flamingantisme. Die fakkel werd later con brio overgenomen door Lydia De Pauw-Deveen. En dat heeft deze voormannen (en voorvrouw?) van de Brusselse socialisten niet belet ook met een open geest de veranderingen in de grootstad te benaderen, die door dit liberale manifest zeer correct omschreven worden. Op je Vlaamse strepen staan belet inderdaad niet dat je je ook als een vis in het water kan bewegen in het multiculturele Brussel
van vandaag. Ik kan mij als Vlaamse, vrijzinnige en socialistisch geïnspireerde Brusselaar dus zeker voor een heel groot stuk vinden in dit manifest van mijn liberale stadsgenoten, en voor een groot deel ook vrienden. Die fameuze keuze tussen Vlaamse Brusselaar of Brusselse Vlaming heeft mij in het verleden dikwijls doen lachen. Daar kan je vooral Vlamingen van buiten Brussel mee rond de oren slaan. Als ik op mezelf vandaag een etiket zou plakken -voor zover dat etiketteren ook nodig is- dan zou ik mezelf een “Vlomse Brusseleir” noemen. Daarin staat mijn “identiteit” als Brusselaar centraal, zoals een Antwerpenaar of Gentenaar ook aan hun stad verknocht zijn, met alles wat dat inhoudt. “Vloms” en niet Vlaams wijst dan als adjectief op het feit dat ik bovendien een “authentieke” ben (ik verkies dat op het afgezaagde “autochtoon”). De volkstaal van Brussel was tot de helft van de vorige eeuw nog in grote mate het eigen Brusselse dialect, al dan niet in verschillende varianten, vermengd zoals geen ander met Frans en andere vreemde invloeden, en dus bijzonder levendig. Dat dit oude Brabants vandaag minder bloeiend is, komt door allerlei factoren die eigen zijn aan de veranderingen die de stad heeft ondergaan en nog ondergaat. Maar het voortbestaan van dit dialect is ook broodnodig voor de historische claim die de hele Nederlandstalige gemeenschap (en reken daar onze Noorderburen maar bij) op deze voor haar meest meridionale stad kan leggen. Als ik dan toch wat aan het manifest zou toevoegen, dan zou het zeker de plaats en de steun zijn voor het voortbestaan van de oorspronkelijke Brusselse volkstaal, ons “Brusselse dialect”. Met vriendelijke groeten, Robert DELATHOUWER
- 16 -
bepaald aan de grondwettelijke vergrendeling van de elementaire rechten en vrijheden van het individu, levert ze integendeel een bevrijdende energie.”
Karl Vanlouwe Senator NV-A Brusselaar
Als men namens het Willemsfonds claimt dat “anno 2011 taal en cultuur nog steeds centraal staan”, is dat bewonderenswaardig. Het toont aan dat taal, (cultuur)flamingantisme, nationale identiteit niet tegengesteld zijn aan stedelijkheid, zoals al te vaak wordt beweerd.
Van: Karl Vanlouwe Verzonden: maandag 17 januari 2011 18:10 Aan:
[email protected] Onderwerp: repliek
Hoe zou ik als flamingant in Brussel kunnen wonen als ik niet van deze stad houd, als ik haar stadslucht niet welwillend adem?
Dag Johan, In bijlage mijn repliek op het Manifest van een Nederlandstalige Brusselaar. Hou je mij op de hoogte van de publicatie ? Mvg, Karl ________ Een BV over het “Manifest van een Nederlandstalige Brusselaar” Met de afkorting “B.V.” wil ondergetekende zich absoluut geen bekende Vlaming noemen, verre van. Wel een Brusselse Vlaming of een Betrokken Vlaming, ook in Brussel. Als betrokken Vlaming ga ik graag in debat, en reageer ik dus graag op de bijdrage. De bijdrage over taal en identiteit is natuurlijk gefundenes Fressen voor een nationalist. Het is positief dat de auteurs expliciet meegeven dat ze zich “niet laten verleiden door een – ook in liberale kringen – trendy kosmopolitisch antinationalisme dat elke vorm van nationale identiteit weglacht als achterhaald en tribaal.” We hebben het anders geweten in de nadagen van het regimeVerhofstadt. Diezelfde Verhofstadt die in zijn eerste burgermanifest “dat herboren nationalisme (…) geen duistere of irrationele kracht” noemde. “Wanneer ze gekoppeld wordt aan de beginselen van de liberale democratie en meer
Laat ik echter deze stadslucht, zoals de auteurs ze ervaren, ook eens van naderbij onderzoeken. Een aantal aspecten werden door de klaarblijkelijk bedwelmde auteurs onderbelicht. Tenslotte wordt van mij een kritische reactie verwacht en geen laudatio. De bevrijding van de stad geeft ons inderdaad de kans de “beklemmende” sociale controle van het dorp achter ons te laten. Niet onze afkomst, maar onze gedeelde toekomst is doorslaggevend, luidt het dan. Een stadsethiek op basis van tolerantie. Maar volstaat dat? Tolerantie, ja. Maar het mag ook iets meer zijn! Vandalisme, verloedering van het publieke domein, agressie ten aanzien van publieke diensten … cynisme en vijandigheid lijken in de plaats te zijn gekomen van de sociale controle. Ontvoogding is meer dan dat. Is er dan geen nood aan meer burgerschap en meer gemeenschapszin? Aan Berlins “positieve vrijheid”, zo u wil. Het lijkt een blinde vlek in het liberale verhaal. Bovendien lijkt de afwezigheid van “autochtone” sociale controle, van “autochtone” tradities als vanzelf en steeds meer vervangen door een verstikkende sociale controle binnen bepaalde migrantengemeenschappen, door “steriele tradities en vaste patronen” die helemaal niet doorbroken worden. Dit wordt inderdaad
- 17 -
ook wel ook aangehaald in de bijdrage. Wat ons betreft: tolerantie ja, maar het mag ook iets meer zijn. Assertiviteit, bijvoorbeeld. Elke dag opnieuw. Het zijn deze problemen waardoor de stadslucht stadsvlucht veroorzaakt. Tot spijt van ons allen… Is Brussel speciaal? Ja natuurlijk. Er zijn wel meer steden in Vlaanderen, maar Brussel heeft gewestelijke structuren en bevoegdheden en is (officieel althans) tweetalig. Voor een Brussels eiland passen wij echter. We kunnen daarom best de band tussen de Brusselse Vlaming en de rest van de Vlaamse gemeenschap versterken in plaats van afzwakken. Een gelijk onderwijs, welzijn, cultuuraanbod in Brussel, maar ook die Vlaamse zorgverzekering is een troef en een band. Een gemeenschapskeuze –die de facto wel bestaat maar de iure niet- kan die band alleen maar versterken. Karl Vanlouwe senator N-VA
Mehmet Koksal Onafhankelijk Journalist Brusselaar
Van: Mehmet Koksal Verzonden: zaterdag 25 december 2010 15:17 Aan: Johan Basiliades Onderwerp: Re: uw reactie op ons Manifest Bonjour Johan Basiliades, Merci d’avoir pensé à moi, je viens de parcourir votre manifeste que je trouve évidemment intéressant et important à l’heure où l’avenir de la Belgique est de plus en plus incertaine. Voici
ma réaction spontanée à la lecture du texte : Le dernier manifeste du Willemsfonds parcourt de manière condensée les fondamentaux de l’identité néerlandophone à Bruxelles à travers la vision de l’idéologie libérale: identité urbaine, bilinguisme tolérant, éthique politique, inclusion européenne, podium international pour la promotion linguisitico-culturelle... où un bonheur bruxellois local paraît possible à travers l’émancipation individuelle et la liberté de pensée. La démarche positive mérite d’être saluée mais, lu à travers les yeux d’un “Bruxellois allochtone”, la logique des Willemsfondsers ne résiste pas au piège de la fascination anglo-européenne qui aveugle régulièrement les élites ultrabranchées de la capitale. En effet, le manifeste plaide généreusement en faveur d’un droit de vote pour les Eurocrates (qui paye très peu d’impôt) mais oublie d’évoquer le droit de vote d’un contribuable japonais, américain ou indonésien (pour ne pas évoquer ces “méchants” Turcs, Marocains et Congolais qui font vivre aussi la Région). La fin de l’obligation de vote en Belgique, l’instauration d’un véritable droit (liberté) de vote (ainsi qu’une liberté de ne pas voter) pour chaque contributeur au budget régional aurait pu être plus cohérent avec le libéralisme défendu par les auteurs du manifeste. Le manifeste envisage la possibilité d’instaurer l’anglais comme langue administrative à Bruxelles pour faciliter les démarches de ces migrants riches alors que les autres (“pauvres”) peuvent simplement continuer à “s’intégrer” linguistiquement (français ou néerlandais) en suivant les cours d’inburgering ? Le manifeste insiste aussi beaucoup sur l’importance du protection linguistique législative pour sauvegarder la pérennité du fait néerlandais à Bruxelles sans vraiment s’interroger sur l’impact social (chômage, arriéré judiciaire) de l’obligation du bilinguisme linguistique au sein des administrations bruxelloises. Par contre, le contrat éthique urbain proposé par le manifeste (tolérance maximum pour la diversité linguistique, culturelle et religieuse, tolérance zéro pour la violence physique ou verbal, la discrimination et l’intimidation (no-
- 18 -
tamment des homosexuels et des femmes), le vandalisme et la détérioration du domaine public apparaît comme un “copy-paste” des extraits du code pénal déjà en vigueur. La loi punit déjà de tels agissements non conforme au contrat social en vigueur en Belgique. La partie la plus intéressante du manifeste, à mes yeux, est l’interrogation sur l’identité flamande dans la capitale où les auteurs font clairement le choix du contexte urbain bruxellois (Bruxellois néerlandophones) pour éviter de paraître comme des simples “Flamands à Bruxelles”. Ils proposent aussi de rebaptiser logiquement la Vlaamse Gemeenschapcommissie (VGC) en Nederlandstalige Gemeenschap van Brussel (NG). Ce positionnement ouvert et participatif autour du fait bruxellois pourra certainement favoriser l’échange interculturel dans ce magma cosmopolite en construction dès 2011. C’est en suivant aujourd’hui l’avenir de la langue flamande à Bruxelles (et des Bruxellois flamands) qu’on peut le mieux comprendre l’avenir de la Belgique et de l’Europe dans le futur. Mehmet Koksal journaliste indépendant
Johan, bij deze mijn tekst. Rik
In welke hoedanigheid wordt mij om een mening gevraagd door de auteurs van het Manifest van een Nederlandstalige Brusselaar? Als (Groen!) politicus, “eurocraat”, buitenlander? Alle drie tegelijk verenigd onder de noemer “Nederlandstalige Brusselaar” (en dus per definitie een gelaagde identiteit)? Hoe dan ook, in relatie tot de liberale beweging, het Willemsfonds en Open VLD als “buitenstaander”. Zij het relatief. Want om te kunnen en mogen meepraten, moet je niet alleen een gedeelde toekomst hebben, zoals dat in de eerste stelling als “doorslaggevend” voor samenleven in dezelfde stad wordt genoemd. Maar ook voor een stuk een gedeelde afkomst, al komt die in het manifest veel minder tot haar recht. Samen leven veronderstelt samen praten, en daarvoor heb je toch een aantal instrumenten nodig die je niet komen aanwaaien met de emanciperende stadslucht.
Rik Jellema Voorzitter Groen Brussel Nederlander (Fries) Brusselaar
Van: Rik Jellema Verzonden: woensdag 19 januari 2011 13:48 Aan: Johan Basiliades Onderwerp: stadslucht: blij?
____________
Zo deel ik met de opstellers van het manifest een zekere interesse voor politiek, taal (niet alleen het Nederlands maar ook enige vaardigheid in het manipuleren van die taal om mijn ideeën te ordenen), en last but not least, een bepaald opleidingsniveau. Zonder een toch op zijn minst gedeelde herkomst had ik niet kunnen meepraten over ingewikkelde concepten als identiteit, emancipatie, tolerantie….. Om maar te zeggen dat een gedeelde toekomst niet alles is. Wat ik met vele andere Brusselaars deel, is het feit dat deze stad, om in de termen van mijn
- 19 -
landgenoot Paul Scheffer te spreken, onze stad van aankomst is. Een van de basispremisses van de tekst is dat iedereen die hier aankomt, wat zijn roots ook zijn, “in het verhaal van Brussel instapt”. Hieruit volgen eisen als rekening houden met de taalverhoudingen, duidelijke afspraken (een “stadsethiek”), respect voor individuele keuzes en individuele ontplooiing (de stad als “emancipatiemachine”). En ergens tussen de lijnen toch ook nog “structurele solidariteit”. Een complicerende factor in dit stadsverhaal is wel dat Brussel voor velen niet dé stad van aankomst is maar een stad van doortocht. Om verschillende redenen zijn mensen die “niet van hier” zijn, hier toch komen aanwaaien, om “even van hier” te zijn. Niet omdat de stadslucht zo lekker ruikt, maar omdat de stad anoniemer, sneller en hectischer is, en meer kans biedt op - ja inderdaad - individuele ontplooiing (studies, werk enz.). Grotendeels positieve waarden en dus aan de basis van een individuele keuze, maar aan de andere zijde van de medaille blinken de onderdelen van de ongelijkheidsmachine die de stad helaas ook is, veel minder fel. Met als gevolg dat niet iedereen in de stad wil blijven, of kan blijven. Stadslucht maakt niet iedereen vrij, zodat er nog altijd vele mensen in de rij staan voor stadsvlucht, noodgedwongen. Omdat ze de stad beu zijn, omdat het peri-urbane of landelijke milieu lokt (rust, groen), of omdat ze hier geen betaalbare woning meer vinden. Anderen hebben misschien wel voor de stad gekozen, echter in de hoop dat het niet meer dan een passage is, naar beter, als ze het eenmaal kunnen betalen. Ook stadsvlucht is een verhaal met twee kan-
ten: een arme en een rijke. En die twee groepen zouden tijdens hun doortocht in deze stad een gedeeld verhaal hebben? Ik zou het graag geloven. Als we de ruimtelijke en sociale, en helaas ook in toenemende mate etnische segregatie van Brussel onder ogen zien, beseffen we hoe ver onze stad van dit ideaalbeeld is verwijderd. Als calvinistische groene zal ik de laatste zijn om te zeggen dat een tijdelijke aanwezigheid geen plichten met zich brengt. Zoals Scheffer pleit ik voor “rooted cosmopolitanism”: welke plaats je ook als woonplaats kiest, je moet er altijd voor zorgen dat je die beter achterlaat dan je haar hebt aangetroffen. De oplossingen die het manifest aandraagt om deze stad op een waardige wijze met elkaar te delen, situeren zich o.a. op het vlak van meer rechten voor die groep van Brusselaars die ik niet onmiddellijk tot de zwakkeren zou willen rekenen (gewestelijk stemrecht voor EU-burgers, dienstverlening in andere Europese talen) en een duidelijke taalwetgeving opdat het Nederlands, de “zwakke taal”, kan overleven. Geen weldenkend mens kan daar tegen zijn. Toch dringt zich hier een nieuwe tweedeling op als de niet-Europese Brusselaars van gewestelijk stemrecht uitgesloten blijven. En voor een doorleefde twee- of meertaligheid is iets anders nodig dan een strenge taalwetgeving: ook ons tweeledig onderwijsmodel (Frans of Nederlands) zal op de schop moeten. En ook dan nog zullen mensen uit de boot vallen. Omdat ze uit de boot willen vallen en het zich sociaaleconomisch kunnen permitteren (getto’s vind je ook aan de bovenkant van de samenleving, ik spreek uit ervaring!) . Of omdat ze uit de boot geduwd zijn.
- 20 -
De vraag is hoe we iedereen die wel meewil een plaatsje in de boot kunnen geven. Tot de volgende aanlegsteiger. Het manifest vermag een stuk van die vaarroute uit te tekenen. Naast een gunstige wind van vrijwillige persoonlijke vrijheid, keuzes en ontplooiing zal de boot ook wel varen bij een stevige eigen krachtbron. Rik Jellema “Een Fries in Vlaanderen” zoals Paul Scheffer mijn herkomst en aankomst in vier woorden (verkeerdelijk) samenvatte voorin mijn exemplaar van “Het land van aankomst”.
Mariet Calsius Archivaris Archief en Museum van het Vlaams Leven in Brussel (AMVB)
Van: Mariet Calsius Verzonden: woensdag 19 januari 2011 12:55 Aan: ‘Johan Basiliades’ Onderwerp: mijn huiswerk Dag Johan In bijlage mijn commentaar op het manifest. Groeten Mariet Mariet Calsius Archivaris _________
Commentaar op “Manifest van een Nederlandstalige Brusselaar. Taal en identiteit in een kosmomolitische grootstad” door Herman Mennekens, Kurt Deswert en Johan Basiliades. Bij inventarisatie houdt de archivaris van de juiste archiefterminologie. Een welomschreven archiefstuk waarin de vlag de lading dekt, nemen we graag op in beschrijvingen. Manifest is zo’n duidelijk omschreven begrip: openbaar, beknopt, (meestal) puntsgewijs én de standpunten en/of uitgangspunten van een persoon of een groep worden erin weergegeven. Dat het Willemsfonds Brussel zijn document als een manifest omschrijft, biedt de archiefsector al een enorme hulp bij latere inventarisatie. Na een historische duiding/inleiding geven de auteurs hun stellingen omtrent “de stad waarin we leven en de taal die we delen” inderdaad puntsgewijs. Een eerste kleine bedenking: waar zit de vrouw? Misschien roept door mijn voorkennis de naam Emanuel Hiel te zeer het beeld op van zijn afstammelinge. Hij was de overgrootvader van Lydia Deveen. Een iets uitgebreidere bedenking betreft het cultuurflamingantisme: een stroming binnen de Vlaamse Beweging die zich tot doel stelt de Vlaamse cultuur uit te dragen, te bevorderen en beschermen, echter zonder hier rechtstreeks politieke gevolgen aan te verbinden. De vertegenwoordigers hiervan zijn o.m. de cultuurfondsen. In die paragraaf krijg ik echter het gevoel dat de auteurs zich voor hun stellingname al onmiddellijk willen verontschuldigen. Dat gevoel komt terug op het eind van het manifest. Het eerste deel over de stad en het pleidooi voor een nieuwe stadsethiek gaat over een universeel gegeven, het is immers voor iedere stedeling herkenbaar. Het tweede deel heeft dat karakter uiteraard niet omdat het over een specifieke groep van taalgebruikers gaat en politiek gevoeliger ligt. We verwachten van deze organisatie niet dat in dit manifest politieke standpunten worden uitgedragen en verwachten geen gevolg hierop. Toch lijkt mij de con-
- 21 -
cluderende zin net te verontschuldigend en te vrijblijvend voor een manifest: waar is ergens? Iedere persoon of organisatie heeft in Brussel zijn eigen overlevingsstrategie. Misschien wel om net van die stad te kunnen blijven houden. Om die waarden en stellingen te verdedigen mag het daarom net iets gedurfder. Lopen we anders niet in de val van het aangehaalde “trendy kosmopolitisch antinationalisme”? Mariet Calsius, archivaris 19 januari 2011
Jari Demeulemeester Jarenlang het gezicht van de “Ancienne Belgique” Brusselaar
Van: Jari Demeulemeester Verzonden: donderdag 20 januari 2011 17:10 Aan: ‘Herman Mennekens’ Onderwerp: FW: manifest van een nederlandstalige Brusselaar - een eerste gietsel
Tony Mary Consultant Gewezen VRT-baas Brusselaar
Toch wel tot nut van ‘t algemeen.
Van: Tony Mary Verzonden: vrijdag 21 januari 2011 8:18 Aan: ‘Johan Basiliades’ Onderwerp: RE: uw reactie op ons Manifest Hoop dat ik niet te laat ben. Brussel is in 50 jaar geëvolueerd van een blanke, tweetalige provinciestad naar een multi-etnische, multiculturele en meertalige grootstad. In die omgeving kunnen en moeten we de bestaande verkramping achter ons laten en als Vlaming, Brusselaar, Belg en Europeaan kapitaliseren op het kosmopolitische dat Brussel biedt. We moeten als Vlaming in Brussel over de grens van het gewest kijken en de Brussels Metropolitan Area als een socio-economische en culturele entiteit erkennen. Initiatieven waar Vlamingen en anderstaligen mekaar structureel ontmoeten als de samenwerking tussen de KVS en de Théatre National moeten geapplaudisseerd en gestimuleerd worden Tony Mary
- 22 -
Het is goed dat een prominente Vlaamse cultuurvereniging het debat over de rol van het Nederlands in Brussel durft open te gooien. Dat werd tijd, omdat de jongste jaren de sinjalen over het wegebben van onze taal en cultuur in de hoofdstad van Vlaanderen alsmaar toenamen. Toch blijf ik als aloude maar eigentijdse Nederlandstalige Brusselaar, maar nog steeds behorend tot de stam der Lage Landen, op mijn honger zitten. Ik betreur het te moeten vaststellen dat dit manifest van het Willemsfonds alsnog het verschil niet maakt. Maar het pleit voor de auteurs dat zij alle deuren hebben open gehouden voor een verder diepgaand discours. Even een paar beschouwingen om de discussie te kruiden. De schrijvers verkondigen zelf dat zij in de discussies over het Belgisch huishouden opnieuw de focus op het culturele en de taal willen leggen. Nochtans treden ze zelf in de (overigens sterke) paragraaf over de stadsethiek in de sporen van de politiek. En zo wringt het schoentje meerdere malen in deze tekst. Wanneer men zeer edelmoedige dromen wil koesteren over de
mensvriendelijke kwaliteiten van een moderne stad, moet men daar ook de implementatie durven aan koppelen. Welnu, zonder het verwerven van meer politieke macht in gemeenten en gewest, staat de geëngageerde N.B. ( =Nederlandstalige Brusselaar) gewoon machteloos. Kenmerkend voor deze tekst is ook het zwaaien met de term “hoofdstad” waar men het ten hoogste heeft over een resem hoedanigheden die elke moderne, verlichte, stad in zijn vaandel moet dragen. Aangaande het begrip “hoofdstad” als intellectueel centrum en draaischijf van 6 miljoen Vlamingen ontbreekt zelfs elke zinspeling. Wel lezen we meermaals dat Brussel de hoofdstad van alle Europeanen moet worden. We gaan graag mee in de gedachte dat de Nederlandstalige cultuurdragers in deze stad hun bondgenoten moeten gaan zoeken bij de internationale groep bewoners, zo een boeiende schare van talen en culturen en van kunde om samen te leven en hun lot te bepalen. De schrijvers vertrekken ook hier van de alom geprezen openheid van de inwoners van deze stad, waarbij het Willemsfonds jaren geleden het voortouw heeft genomen. Maar is het niet zo dat het ontwikkelen van een verregaande gastvrijheidspolitiek en van een stedelijke verandering moet uitgaan van diegenen die een historische verantwoordelijkheid dragen, van diegenen die zovele eeuwen lang dit Europese centrum hebben behoed voor de ondergang? En zijn we zeker dat ons 8 eeuwen oude Brabantse en Dietsche erfgoed gelijkaardig maatschappelijk gedachtegoed zal vinden bij de huidige machthebbers, waarvan er nog steeds een aantal zweren bij het ideaal “Bruxelles, comme ville la plus nordique de la Francité, où l’avenir reste orienté par une monoculture francophone”? Dankzij dit manifest is het Willemsfonds goed op zoek naar een breed draagvlak voor uitdagende ideeën. We zouden er nog willen aan toevoegen: het mee bepalen van de toekomst
- 23 -
van Brussel behoort ook al haar gebruikers toe; de bewoners, de pendelaars, de stadsgebruikers en de cultuuradepten. Geen enkele stad heeft in de eigen rangen, van inwoners dus, voldoende talent om consequent en voldragen voor haar toekomst te kunnen instaan. En laat ons het Lukaku- en Kompanyeffect niet vergeten: honderden jongeren uit het nederlandstalige onderwijs zijn perfecte drie-of meertalige burgers geworden. De N.B.’s hebben er dus een niet onaanzienlijke bevolkingsgroep bij: buiten de Brusselse Vlamingen, de Vlaamse Brusselaars, de half verfransten en de Ketjes: de tweetalige, vrijmoedige Brusselaar. En om die te bereiken heeft de Vlaamse politiek een halve eeuw geleden, benevens het onderwijs, een prachtig en performant instrument ontwikkeld: onze schouwburgen en concertzalen. En daarover wordt in deze tekst met geen woord gerept. Kortom : een aardige poging tot manifest, en het gesprek kan vanaf nu op gang worden getrokken. Schrijver dezes houdt zich meteen ook aanbevolen. Jari Demeulemeester
Dirk Volckaerts Gewezen Hoofdredacteur Brussel Deze Week
Van: Dirk Volckaerts Verzonden: woensdag 26 januari 2011 23:59 Aan: Johan Basiliades Onderwerp: Manifest van een Nederlandstalige Brusselaar: een reactie Beste Johan, Ziehier mijn beloofde reactie. Met mijn excuses voor de vertraging! Hartelijke groet, Dirk ____________ Ik heb lof, kritiek en vragen na het lezen van dit Manifest van een Nederlandstalige Brusselaar. Laat mij beginnen met de lof. Ik vind het een raak, beginselvast en moedig manifest. Raak, omdat het terecht vertrekt van een kosmopolitische, toekomstgerichte en humanistische visie op het samenleven in de grootstad, dat steeds minder vanuit de oude breuklijnen te benaderen valt. De complexe identiteitskenmerken van de Brusselaar zijn niet meer in een starre, bicommunautaire logica te vatten. Het siert de stellers dat ze dit hokjesdenken zelfbewust achterwege laten. “De taal” is niet meer “gans het volk”. Het is een optimistische visie. Paradoxaal genoeg wordt het Nederlands in Brussel overigens veel minder bedreigd dan decennia ge-
leden. OK, er wonen steeds minder ééntaligNederlandstalige gezinnen in Brussel. Maar nog nooit werd er zoveel Nederlands gesproken in Brussel. De Nederlandse cultuur wordt zelfbewust uitgedragen en is van een ongekende kwaliteit en dynamiek. Het Huis van het Nederlands Brussel begeleidt jaarlijks veertigduizend anderstaligen op zoek naar een cursusaanbod Nederlands. Op het bestuurlijk niveau wordt het Nederlands veel meer gerespecteerd dan vroeger, het Nederlandstalige onderwijs boomt en op de arbeidsmarkt is de kennis van het Nederlands een vereiste geworden (dit alles overigens onder meer mede dankzij de decennialange inzet van onder meer het Willemsfonds. Laten we bijvoorbeeld niet vergeten dat het Willemsfonds al sinds 1877 onafgebroken taallessen Nederlands in Brussel organiseert, of dat het dankzij de inzet van Brusselse Willemsfondsleden was dat de stad Brussel onder Karel Buls met Nederlandstalig onderwijs van start ging!) Terecht benadrukken de auteurs de levensbelangrijke rol die het onderwijs vandaag nog te spelen heeft. Ik vind de tekst precies om die reden beginselvast: hij grijpt terug naar de wortels van het democratische en humanistische cultuurflamingantisme uit de late negentiende eeuw, dat een grote fierheid en respect voor de Nederlandse taal uitstraalde, maar dit geenszins als incompatibel met een meertalige context beschouwde. Toen ging het om sociale en culturele emancipatie, om “volksverheffing”. Nu gaat het om een open, humanistisch en zelfbewust tegemoettreden van de andere gemeenschap(pen) die zich op dit kruispunt van talen en culturen treffen. Kruispunten zijn altijd al interessanter geweest dan rechte wegen. Wat een verademing, als je het vergelijkt met de vele in zichzelf gekeerde kaakslaggevoelens die steeds vaker de kop opsteken. Dat maakt het manifest ook moedig, precies omdat het ingaat in tegen een zekere pensée unique die in Vlaanderen opgeld maakt. Voorstellen als het invoeren van het Engels als administratieve onthaaltaal of het herdopen van
- 24 -
de VGC tot Nederlandstalige Gemeenschap van Brussel raken weliswaar aan institutionele taboes, maar ik vind ze schitterend en van een bewonderenswaardige grootmoedigheid getuigen. Het zijn aanzetten die ons uit de staatskundige impasse kunnen helpen geraken. Het Willemsfonds Brussel zal er zich niet direct populair mee maken bij de huidige generatie Vlaamse “voordenkers”. Maar dat zal ook niet de eerste keer in de geschiedenis zijn! Ik heb ook enkele punten van kritiek. Er wordt onder het punt “Stadsethiek” veel te los omgesprongen met het begrip “nultolerantie”. Dit zero tolerance-discours heeft, naar mijn mening, een veel te hoog testosterongehalte. Graffiti op parkmeubilair is écht wel van een andere orde dan daden van fysiek geweld wegens iemands afkomst, seksuele voorkeur of geslacht. Het ene is een Bagatelldelikt, het andere een schending van de mensenrechten en dat gooi je niet zomaar op één hoopje, sorry. En verder gaan de stellers iets te gemakkelijk voorbij aan de ware gesel van deze stad: de schrijnende armoede van een véél te groot deel van haar bevolking en de steeds groter wordende sociale kloof tussen arm en rijk. Het wordt wel even in de marge aangehaald, maar ik had van “Nederlandstalige liberaal en humanistisch geïnspireerde Brusselaars” meer weerwerk verwacht. Tenslotte blijf ik met een aantal vragen zitten. Welke concrete institutionele consequenties dienen uit de voorstellen te worden getrokken? Wat bedoelen de auteurs met de stelling dat “(…) liberale democratieën (…) nood [hebben] aan gedeelde identiteiten”? Hoe geef je de andere taal- en cultuurgemeenschappen een plaats in deze kosmopolitische (kleine) wereldstad? We mogen dan ook vooral hopen dat dit Manifest de aanzet zal vormen van een b(r)oeiend debat over de toekomst van onze merkwaardige en complexe stad. Dit manifest getuigt van visie en engagement. De geest van Hiel en
Hoste en al die andere pioniers leeft erin voort, en daar kunnen we alleen maar oprecht blij om zijn. Dirk Volckaerts, Trier, januari 2011
Nicolas Lagasse MR-FDF Collaborateur Scientifique ULB et FUSL
Van: Nicolas LAGASSE Verzonden: woensdag 26 januari 2011 18:05 Aan: Johan Basiliades Onderwerp: Re : uw reactie op ons Manifest Salut, Je n’ai pas eu tout le temps souhaité pour réagir, mais voilà rapidement quelques considérations. Je souhaitais néanmoins pouvoir répondre, fût-ce rapidement. Je t’en souhaite bonne réception. Au plaisir d’en discuter très prochainement avec toi. Nicolas ___________ Le “Manifest van een Nederlandstalige Brusselaar” exprime avant tout la vision de libéraux flamands et bruxellois sur leur ville. Voici les quelques réflexions que le libéral francophone que je suis se fait à la lecture de ce document. 1. La référence explicite au socle de valeurs universelles Le manifeste se réfère à un regard humaniste, insiste sur la nécessaire protection de l’indi-
- 25 -
vidu face au risque d’oppression que recèle tout groupe, fait écho à une tradition d’accueil des opposants et des contestataires à Bruxelles, en appelle à une éthique de la ville, rappelle la fonction émancipatrice de l’école. J’y décèle les expressions d’un attachement au modèle interculturaliste, en opposition au modèle multiculturaliste. Nos sociétés ont évolué : elles sont toutes désormais composées de cultures entremêlées. Bruxelles n’y fait, bien entendu, pas exception. Comme vous le mentionnez, face à cette évolution, deux attitudes sont à proscrire. La première est celle du repli identitaire. Cette réaction conservatrice témoigne d’une crispation linguistico-culturelle. La seconde, celle de l’antinationalisme cosmopolite, prive la collectivité de références communes nécessaires à sa structuration. Elle encourage le communautarisme, c’est-à-dire la fragmentation de la société en groupes culturels, religieux, idéologiques, ... Il existe une troisième voie, que vous défendez, et qui devrait être davantage valorisée, me semble-t-il car ce thème s’imposera avec force dans la réflexion relative à la structuration de notre société, notamment à Bruxelles. C’est le choix du modèle interculturaliste, qui postule la référence à un socle commun de valeurs fondamentales. Le modèle de l’interculturalisme présuppose l’égalité des droits et des devoirs. Il replace l’individu au centre de la société et réaffirme le postulat des Lumières, selon lequel ce n’est pas la société qui lui confère les droits fondamentaux, c’est la qualité d’être humain qui l’en dote naturellement. Il évite la parcellisation de la société, et c’est bien l’écueil que nous devons éviter. Le MR a mis sur pied un groupe de travail interne pour réfléchir les conditions du «vivre ensemble». Au terme de ses travaux, le parti prenait position fermement pour l’interculturalisme et contre le multiculturalisme. J’ai eu
l’occasion de travailler activement dans le cadre de ces travaux. J’en reprends ci-dessous la teneur. Certaines valeurs, qui ont présidé à l’avènement des sociétés démocratiques, revêtent une portée universelle. Ces valeurs sont notamment scellées dans la Convention européenne de sauvegarde des droits de l’Homme et des libertés fondamentales. Il s’agit du droit à la vie, à l’intégrité physique, à la sécurité, à l’instruction. Il s’agit également de l’égalité entre la femme et l’homme, de l’effectivité démocratique, du droit d’association et du principe essentiel de la séparation des Églises et de l’État. Ces valeurs ne sont pas l’apanage d’une culture ou d’une époque. Elles présentent une portée universelle car elles sont incontournables dans une société qui ambitionne de favoriser l’émancipation de chacun de ses membres. La prise en compte par l’État des différences culturelles ne peut jamais se faire au détriment des valeurs universelles et de leur exercice. Le droit – essentiel – à la différence n’est pas synonyme de différence des droits. Précisément, face à l’interculturalisme, le modèle multiculturaliste fait prévaloir l’appartenance à un groupe sur l’identité individuelle. Cette priorité se traduit matériellement par une spatialisation des différences : les quartiers se «ghettoïsent» pour former des lieux sociologiques et géographiques homogènes. Le multiculturalisme entraîne une accentuation des différences identitaires et groupales. Dans son acception la plus extrême, le multiculturalisme fait place au communautarisme: l’individu n’existe pas indépendamment des ses appartenances culturelles, ethniques, religieuses ou sociales. Les individus se définissent essentiellement en référence à leur différence et, sur cette base, organisent un système distinct d’institutions ou de valeurs. Le multiculturalisme permet l’émergence de micro-sociétés qui remettent en question les acquis communs au nom de ce que d’aucuns appellent le «relati-
- 26 -
visme culturel». Certaines personnes prennent appui sur le relativisme culturel et l’exercice différencié des libertés pour nier à d’autres l’exercice effectif des droits fondamentaux. Si les cultures diverses ont droit de cité et sont dignes de reconnaissance et de protection par un État démocratique, cette reconnaissance et cette protection ne peut trouver à s’appliquer qu’à la condition de leur compatibilité aux droits fondamentaux. Or, s’il incombe à l’État de prévoir certains aménagements dans l’organisation sociale, l’État de droit ne peut s’accommoder, au nom du relativisme culturel, d’arrangements qui dénient à certains de ses citoyens le bénéfice des droits fondamentaux. Il revient à l’Etat de s’imposer comme le premier garant des valeurs universelles et de les promouvoir au titre de patrimoine commun de l’ensemble de ses membres. Sensible aux évolutions qui traversent la société, il doit en permanence adapter son action afin de conférer à ce patrimoine commune de valeurs une effectivité toujours accrue. À ce titre l’école joue un rôle majeur: elle remplit une fonction émancipatrice et doit, dès lors, renouer davantage avec sa fonction de passeuse de valeurs. Pour conclure sur ce thème, cette phrase d’Amin Maalouf, qui distingue deux visions possibles pour le monde de demain : «La première est celle d’une humanité partagée en tribus planétaires, qui se combattent, qui se haïssent, mais qui, sous l’effet de la globalisation, se nourrissent, chaque jour d’avantage, de la même bouillie culturelle indifférenciée. La seconde est celle d’une humanité consciente de son destin commun, et réunie de ce fait autour des mêmes valeurs essentielles, mais continuant à développer, plus que jamais, les expressions culturelles les plus diverses, les plus foisonnantes, préservant toutes ses langues, ses traditions artistiques, ses techniques, sa sensibilité, sa mémoire, son savoir.» 2. L’importance de référents communs pour structurer la ville
Une collectivité, quelle qu’elle soit, ne peut se structurer sans références communes à ses membres. Vous y faites allusion également. C’est encore un thème que je pense essentiel à la structuration de la ville. À l’inverse de la plupart des Etats et des villes dans le monde, Bruxelles présente deux cultures. Le modèle fédéral belge permet de les faire coexister pacifiquement et de manière complémentaire. Concrètement, les Bruxellois gèrent les matières régionales au travers d’institutions communes, moyennant des garanties pour la minorité flamande. Ils gèrent de manière séparée les compétences en lien avec la langue et la culture (au sens large), par le biais des Communautés. Nonobstant cette richesse par rapport à bien d’autres villes, regrettera-t-on (cfr Manifesto, ...) que ce modèle ne repose que sur ces deux cultures? C’est à tort me semble-t-il, car il permet également de prendre en compte la dimension multiculturelle de la région. Il est en effet significatif de relever, par exemple, que les communautés «d’origine étrangère» sont largement représentées dans les organisations et les assemblées politiques et les différents gouvernements, ce qui témoigne de la très grande perméabilité des cultures, autorisée par les structures institutionnelles. De même que dans d’autres villes «multiculturelles», les Bruxellois n’ont pas tous une même langue maternelle, mais ils ont dans leur toute grande majorité la langue –et, par-delà, la culture– française et/ ou néerlandaise en partage. La prise en compte de la diversité s’opère d’autant mieux lorsque tous les habitants partagent des référents communs. Il convient de bien distinguer les diverses ambitions possibles pour Bruxelles: est-il question de doter la région d’un statut de ville internationale ou, au contraire, d’un projet propre à ses habitants? Faute d’une approche culturelle commune, quels seront alors les référents autour desquels les citoyens construiront leur ville (cfr Babel)? Il n’est pas sûr que les propositions de régio-
- 27 -
nalisation des compétences communautaires (cfr de nouveau Manifesto, ...) permettent de préserver ces acquis. La régionalisation des seules matières personnalisables suscite les mêmes interrogations. À cela s’ajoute qu’elle ne permet pas la synchronisation des politiques bruxelloises, d’une part, et wallonne et flamande, d’autre part. Elle ne favorise donc pas davantage les interactions nécessaires entre les diverses compétences. Au contraire, le rôle des Communautés pourrait être développé. Une réflexion pourrait être menée sur la pertinence de l’article 127, § 2, de la Constitution. Entre autres propositions, pourquoi ne pas doter les Communautés d’outils institutionnels efficaces susceptibles de leur permettre d’intervenir, conjointement ou non, au profit d’institutions ou d’événements qui ne relèvent pas exclusivement de l’une d’entre elles? Il conviendrait de supprimer l’exigence d’exclusivité prescrite par la Constitution. Cette modification institutionnelle permettrait notamment de conférer plus d’ampleur aux initiatives actuelles d’échanges de professeurs entre des écoles francophones et flamandes. La gestion et le financement des institutions biculturelles devraient continuer cependant à relever de la compétence de l’autorité fédérale en raison de leur rayonnement fédéral ou international. 3 Le manifeste apparaît par ailleurs extrêmement défensif sur le plan linguistique et culturel Une large part du document est consacrée au thème de la défense de la langue néerlandaise et de la culture flamande. Le ton général m’apparaît emprunt d’une appréhension face à un danger de dilution, voire de disparition. Loin de moi l’idée de juger cette inquiétude. Si telle est bien l’intention des auteurs, je partage entièrement l’objectif de préserver et de valoriser les langues française et néerlandaise à Bruxelles, ainsi que les cultures française et flamande. Il n’en demeure pas moins qu’au terme de
- 28 -
la lecture, une question demeure : pourquoi cette inquiétude –si en effet elle est avérée dans le chef des auteurs– ne trouve-t-elle pas quelque apaisement dans le statut particulier que la Constitution et la loi réservent à la représentation flamande au gouvernement et au parlement bruxellois, dans les communes, les cpas et les conseils de police bruxellois, ou en termes d’emploi des langues dans les services régionaux et communaux? Le modèle institutionnel bruxellois n’est-il pas ingénieux et soucieux des équilibres lorsqu’il confie aux Bruxellois, flamands comme francophones, la gestion commune des matières régionales et à chaque Communauté – éventuellement par le biais de leur «antenne» locale que sont respectivement la Cocof et la VGC – la gestion des compétences en lien avec la langue et la culture? L’absence de sous-nationalité et le fédéralisme personnel, sans référence à une quelconque représentativité, en vigueur à Bruxelles n’offrent-ils pas une protection et la meilleure des garanties pour la préservation et la valorisation des deux cultures française et néerlandaise ? J’entends bien que d’aucuns souhaiteront davantage de garanties, préconisant notamment le bilinguisme jusque dans les institutions de soins fussent-elles privées. D’autres souhaiteront que les Bruxellois soient davantage bilingues. Nonobstant ces souhaits et revendications, le modèle actuel n’offre-t-il pas déjà un cadre de développement très respectueux de cette diversité ? L’expression de cette crainte – ou de ce qui m’apparaît à la lecture comme telle – résonne d’autant plus vu le contraste existant entre ce statut et celui des 120.000 Francophones de la périphérie, qui ne bénéficient pas des mêmes droits et dont les droits, nonobstant les accords historiques ou les recommandations du Conseil de l’Europe, sont par ailleurs menacés. Nicolas LAGASSE
Patrick Stouthuysen Professor VUB
Van: Patrick Stouthuysen Verzonden: dinsdag 25 januari 2011 21:29 Aan:
[email protected] Onderwerp: reactie op manifest Dag Johan, Hieronder volgt zo meteen mijn reactie. Er staat eigenlijk niets in het Manifest waarmee ik het niet eens ben. Dat is niet zo bevorderlijk voor de discussie, dus voeg ik er twee reflecties aan toe waarover mensen misschien met mij van mening zullen verschillen. 1. Binnenkort zitten we in Brussel in de paradoxale toestand dat er misschien nog hooguit vijf procent Nederlandstaligen zijn, maar dat wel twintig procent van de schoolgaande jeugd het Nederlandstalige onderwijs bezoekt. Ik begrijp dat dat voor de betrokken Nederlandstalige leerkrachten en ouders niet altijd gemakkelijk is. Maar, vanop een afstand bekeken, biedt het de Nederlandstalige gemeenschap en, ruimer, Vlaanderen, een ongelooflijke kans. Een steeds groter wordende groep jongeren, voor wie het Frans de thuistaal is of alleszins de lingua franca, zal kennis nemen van de Nederlandse taal en cultuur. Als gevolg daarvan zal in de toekomst in Brussel de gemeenschap van de Nederlandskundigen gevoelig groter worden. Hoe treden de Nederlandstalige Brusselaars die groep tegemoet? Hoe zorgen ze er voor dat die groep, nadat ze de schoolbanken heeft verlaten, de Nederlandse taal en cultuur niet de rug toekeert? Hier liggen ongelooflijke kansen, maar die moeten dan wel worden gegrepen.
2. Als relatieve buitenstaander valt me steeds weer op hoe klein de wereld van de Nederlandstalige Brusselaars is. Iedereen kent iedereen of deelt minstens wel een kennis. Dat is bijzonder sympathiek: in nogal wat Vlaamse dorpen is de afstand tussen de mensen een stuk groter. Die Nederlandstalige Brusselaars laten de Vlamingen uit de periferie graag horen hoe kosmopolitisch het daar in Brussel wel aan toegaat. Dat willen wij mensen uit de buitengebieden graag geloven. Maar als je die Nederlandstalige Brusselaars dan wel eens vraagt hoeveel Franstaligen hun vriendenkring telt of hoe vaak ze naar het Franstalige toneel gaan of deelnemen aan het Franstalige verenigingsleven, dan vallen de antwoorden altijd wat tegen. Nederlandstalige Brusselaars blijken toch vooral met andere Nederlandstalige Brusselaars om te gaan. Geen probleem uiteraard: vrijheid, blijheid. Maar ook hier liggen weer ongelooflijke kansen die onbenut blijven. De Nederlandstalige Brusselaars kunnen daadwerkelijk een brug vormen naar de Franstalige gemeenschap. Niemand kan ze verplichten dat te doen, maar als zij het niet doen zal het vermoedelijk ook niet gebeuren. Vlaanderen heeft Franstalig België mentaal al lang losgelaten. De Nederlandstalige Brusselaars hebben een bevoorrechte toegang tot die Franstalige gemeenschap, gewoon omdat ze er door worden omringd. Ik zou zeggen: maak daar gebruik van en vertel de rest van Vlaanderen wat ze missen. Voila. Dat was het. P.
- 29 -
nultolerantie anderzijds. Ook daar lijken me nuancering en complexiteit aan de orde. Aan tolerantie zullen er altijd grenzen zijn, in de beide richtingen. Geen enkele vrijheid is absoluut en ieder absoluut verbod schiet zijn doel voorbij.’
Jan Goossens Artistiek directeur Koninklijke Vlaamse Schouwburg KVS
Voilà, beste groet, Jan -Jan Goossens artistiek leider
Van: Jan Goossens Verzonden: vrijdag 21 januari 2011 15:01 Aan: Johan Basiliades Onderwerp: Re: uw reactie op ons Manifest
KVS - Koninklijke Vlaamse Schouwburg Arduinkaai 7 1000 Brussel
Beste Johan, Hierbij mijn -korte-reactie: De auteurs houden een genuanceerd en complex pleidooi voor het Brussel van de toekomst. Ze combineren een verstandig inzicht in het verleden met een open, dappere en kordate blik op de toekomst. Er is niet alleen ruimte voor prikkelende voorstellen, maar ook voor werkelijke “game-changers”. Stemrecht op gewestelijk niveau voor de Europese Brusselaars is er zo één: als we van die Euro-Brusselaars meer betrokkenheid vragen, dan moeten we hen ook inspraak geven die het louter lokale overstijgt. Daarnaast is het ook een verademing om te lezen dat beleidsmakers Brussel durven zien als een internationaal podium voor het Nederlands. Zo raken we eindelijk weg uit het doodlopende straatje waarin Vlamingen vragen stellen bij de culturele investeringen van de Vlaamse gemeenschap in Brussel. De waarheid is vandaag inderdaad dat daar ook zeer vele anderstalige Brusselaars van mee genieten, omdat Josse De Pauw ook in het Théâtre National speelt en heel wat Vlaamse artiesten in het kader van het KunstenFestivaldesArts voor internationale publieken optreden. Daar vaart Vlaanderen wel bij, dat is meer dan “waar voor ons geld”. Het enige wat me niet bijzonder overtuigt is het pleidooi voor maximale tolerantie enerzijds en
Marc Platel Journalist-Auteur Kraainem
From:
[email protected] To:
[email protected] Subject: RE: Manifest van een Nederlandstalige Brusselaar Date: Sat, 22 Jan 2011 14:19:36 +0100 Beste, Hierbij mijn proeve van antwoord. Succes. Marc __________ Ik ben aan de lectuur van uw huiswerk begonnen met het gevoelen “ach, het zijn maar vier bladzijden!” Ik heb die vier bladzijden in één adem gelezen, meer dan eens verbaasd opgekeken, zelfs de wenkbrauwen gefronst maar
- 30 -
uiteindelijk moeten toegeven dat ik weinig te gronde kan inbrengen tegen uw verhaal. Het Manifest draagt de sporen van wellicht vele uren lang woord en wederwoord, maar het is met een warm hart geschreven en dat maakt het tegenpruttelen altijd wat moeilijker. Misschien een wat te positieve ingesteldheid, sommigen zullen niet aarzelen om te zeggen dat het geschreven werd door wereldvreemde Vlaamse Brusselaars. Maar ook die sceptici zullen uiteindelijk moeten toegeven dat uw werkstuk meer dan één piste opent om op één en ander dieper en vooral anders in te gaan. En dat is het belangrijkste toch, dat de discussie over Brussel waarvan nog lang het einde niet in zicht is, op een andere manier wordt gevoerd. Ik moet u daarbij wel waarschuwen. De voorbije jaren stapte ik meer dan eens naar Vlaanderen toe om over “Brussel is ook van ons” –titel van een boekje dat ik publiceerde– te spreken. De Vlaamse sympathie voor dat Brussel was daarbij beleefd uitgedrukt, niet veel meer dan beleefd en matig. De rest van Vlaanderen hield vroeger al niet van Brussel, die rest houdt vandaag nog altijd niet van Brussel. Brussel maakt het die rest van Vlaanderen het ook niet gemakkelijk: het gezeur over die 500 miljoen die Vlaanderen wel mee mag ophoesten maar vooral geen vragen mag stellen over het waarom van dat bedrag, is voor Vlaanderen geen argument om hun afkeer voor deze stad nu maar te stoppen. Integendeel zelfs. Elke discussie met Vlaanderen over Brussel zal hoe dan ook moeilijk blijven verlopen. Daar kunnen zelfs de 500 KVS artiesten van gisterenavond niets aan veranderen. Meer concreet heb ik het wel moeilijk met de sterk Europese gerichtheid van uw Manifest. Zonder ook maar één kritische randbemerking. Europa bracht zonder twijfel veel werk en dus ook centen naar Brussel, maar deed tot vandaag altijd alsof de rest van Brussel niet bestond. Een diplomatieke afstandelijkheid zal men zeggen: Europa is hier te gast en de gast bemoeit zich niet met het huishouden van
de gastheer. Europa veroorzaakte intussen wel veel sociaal onheil in grote delen van Brussel, zorgde wel voor de almaar stijgende woon- en levenskost binnen de Brusselse muren. Uw breeddenkende bewondering voor Europa is voor mij dan ook van het goede iets veel te veel. In dat verband vraag ik mij nog altijd af waarom de MIVB maanden geleden plots begon met het gebruik van het Engels in de metrostellen, een beslissing die naar mijn aanvoelen niet meteen in overeenstemming is met de bestaande taalwetten. Maar er blijkbaar niet aan dacht ook het Arabisch te gebruiken. De eerste taal van straks een kleine en bijna grote meerderheid van de Brusselse bevolking. Mogen zij dan niet de vraag stellen naar respect voor hun identiteit? Moet de stad hen niet helpen om zich te ontvoogden? Dat u daarbij een stap doet om “waar mogelijk dienstverlening ook in de andere Europese talen aan te bieden en door het Engels als administratieve onthaaltaal aan te nemen” is voor mij in ieder geval een reuzenstap veel te ver. Het bewust uitsluiten van het Arabisch, de taal van nu al de meerderheid van de bevolking in sommige delen van Brussel ondergraaft uw theoretische stellingen, onder meer ten gunste van de stad als ontvoogdingsmachine. Let op, concludeer nu niet dat ondergetekende het Arabisch als derde taal wil in Brussel, ik stel alleen dat wie in Brussel het Engels als derde taal in Brussel promoot met uitsluiting van andere talen, niet wil zien wat iedereen elke dag opnieuw in alle straten van Brussel kan zien. Als hij tenminste wil kijken. In deze stad zijn ook en straks misschien vooral mensen die geen Europese taal spreken aanwezig. Uw voorstel om de VGC om te dopen tot NG is nieuw en meer dan verdedigbaar. Het is ooit begonnen met de NCC, de Nederlandse Cultuurcommissie en de Nederlandse Cultuurraad. Maar betweters stelden al gauw dat die N voor verwarring zorgde bij de diplomaten in Brussel die dachten dat ze met Nederland te maken
- 31 -
Alain Deneef Aula Magna
had. En dus werd de N een V. Wijlen Gaston Eyskens heeft nog geprobeerd die wissel tegen te houden maar de “Belgische” beslissing was genomen en daarmee uit. U draait nu terecht de klok terug en dat is zeer terecht. De vergelijking onder punt 7 met de toestand in Montreal is moedig. Vooral dat u daaruit de conclusie trekt voor een “strak wettelijk kader”. Onder punt 9 stelt u dat “bij afwezigheid van taaltellingen bestaan er geen eenduidige definities van wie Vlaamse Brusselaars enz.… .zijn”. Mijns inziens is dat een foute verbinding: de talentelling was anoniem, zeker in de uitslagen en speelde dus niet in het omschrijven van wie wat is. Het definiëren van wie wat is, is het gevolg van het feit dat tot vandaag de Vlamingen in Brussel de subnationaliteit weigeren. Terecht of ten onrechte, dat doet er hier niet toe, maar de subnationaliteit is en blijft de enige logische mogelijkheid om de idee van de twee gemeenschappen ook in Brussel vorm en inhoud te geven. Overigens, recent is ook de idee van het splitsen van de kinderbijslag daarop gestruikeld: wie in Brussel mag aanspraak maken op welke kinderbijslag. Ik heb zelf nooit de zin van dat hardnekkig –vraag dat maar aan Sven Gatz– Vlaams Brussels verzet tegen die subnationaliteit begrepen. Ik ga het hierbij houden of er komt nog een nieuw manifest uit de bus. Kijk met belangstelling uit naar het verdere verloop van uw inspanning. Marc Platel.
Van: Alain Deneef Verzonden: donderdag 27 januari 2011 18:06 Aan: Johan Basiliades Onderwerp: Stadslucht maakt vrij : mijn reaktie Beste Johan, Misschien is het te laat (waarvoor mijn excuses) maar ik wou toch het ene of het ander met jou delen omtrent uw zeer opmerkenswaardige tekst over Brussel en de verdediging van de Vlaamse taal in onze stad. Eerst en vooral wil ik zeggen dat ik volledig de door jullie uitgewerkte visie onderschrijf. Drie elementen hebben bijzonder mijn aandacht gekregen. “We zien onszelf als Brusselaars, maar meer nog als stedelingen”, schrijven jullie. Is dat niet even pleonastisch? Brusselaar zijn houdt per se een duidelijke stedelijkheid in. Maar Brusselaar zijn houdt meer dan stedelijkheid in, het houdt de innige overtuiging in van aan een klaarblijkelijk lot (‘manifest destiny’) deel te nemen : de verpersoonlijking van de éénmaking van Europa. Vervolgens, uw vergelijking met de plaats van het Frans in Canada is terecht. En het is de beste manier om aan Franssprekenden -die vaak de indruk (als dat niet het geloof is !) hebben dat de Franse taal van een apart statuut geniet omwille van de zogeheten universaliteit van de Franse cultuur en ideeën- te doen begrijpen dat Frans ook onderworpen is aan dezelfde mechanismen van machtsverhouding tussen de talen.
- 32 -
Een derde element dat mij opviel is uw uitspraak : “Wie van België houdt, koestert de Nederlandstalige Brusselaars” Niets kan meer waar zijn. Wie Brussel kent weet hoezeer die Nederlandstalige Brusselaars tot de uitstraling van Brussel bijdragen: met tien percent van de bevolking, betekenen ze twintig percent van het onderwijs, dertig percent van de cultuur, veertig percent van de economie... Jullie gaan dan zelfs verder door te zeggen: “Met de nodige openheid willen we de toegenomen kennis en interesse voor onze taal in de hoofdstad omzetten in respect, sympathie en zelfs empathie voor het Nederlands en haar plaats in Brussel”. Ik zou niet beter kunnen zeggen ! Mijn - niet vlekkeloze maar reële - kennis van het Nederlands heb ik te danken aan een systeem van tweetalig onderwijs dat ons toen op school (in het jezuïetencollege Saint-Michel te Etterbeek, feitelijke uitvinder van de taalonderdompeling) de fierheid gaf tweetalig te zijn en ons de schoonheid deed bewonderen van die taal die ik heb leren ervaren als een knuffeltaal, een taal waar ik mij thuis in voel. Ten slotte, een laatste beschouwing. Wanneer men de kans heeft een wereldstad bij de hand te hebben, laat men die kans niet liggen. Tot drie keer toe in zijn geschiedenis heeft Vlaanderen een wereldstad bij zich gehad. De eerste, Brugge, heeft de verzanding van haar stroom niet overleefd. Pech. De tweede, Antwerpen, heeft zijn menselijk kapitaal naar Nederland weggejaagd. Jammer. Nu komt er een derde opportuniteit voorbij. Zeggenschap krijgen in de zaken van een (weliswaar kleine) wereldstad is voor elke cultuur een troef. Voor de cultuur van een bevolking die maar de zevende is in Europa in numerieke termen is dat een geschenk uit de hemel. Mogen de (Vlaamse) Vlamingen die de neiging hebben alle bruggen met Brussel te willen opblazen
dat niet vergeten. Toegegeven, Brussel is een stad waar de meerderheid van de mensen een andere taal (en veel andere talen trouwens) dan Nederlands spreekt. Laten we echter niet vergeten dat Brugge en Antwerpen tevens groot geworden zijn omwille van de onmisbare inbreng van de buitenlandse kooplui, artiesten, ambachtslui die toen alle (Europese) talen spraken. Kosmopolitisme en multiculturaliteit waren destijds al aan zet. Ze zijn vandaag nog steeds de bron van creativiteit en heruitvinding. Om te kunnen uitstralen heeft de Vlaamse cultuur een kruisbestuiving nodig. Die wordt haar door Brussel aangeboden. Stadslucht maakt vrij. Die van Brussel schept betrokkenheid en bewustzijn. Ik hoop dat dit je van dienst kan zijn. Met vriendelijke groet, Alain
Christophe Mincke Collaboratueur Scientifique FUSL
Van: Christophe Mincke Verzonden: vrijdag 28 januari 2011 11:47 Aan: Johan BASILIADES Onderwerp: commentaires sur ta brochure Salut, Commentaire général : Je trouve le texte très “linguistique”, ce qui est un peu désolant pour un projet de ville. Mais vu de cet angle d’attaque j’ai beaucoup apprécié que la question linguistique soit replacée dans un contexte multi-
- 33 -
culturel assumé sans complexe. Pour le reste, j’attire ton attention sur le côté “à double tranchant” de l’exemple montréalais, très coercitif par certains aspects et, en cela, peu compatible avec la défense du néerlandais à Bruxelles. Crois bien pour le reste que je suis très sensible à la question de la place du néerlandais à Bruxelles et qu’une des craintes que j’ai, dans l’évolution actuelle du pays, est qu’il disparaisse progressivement d’un Etat bruxellois ou wallo-brux... Pour le reste, je me réjouis aussi de la progression de la connaissance du néerlandais par les Bruxellois dont ce n’est pas la langue maternelle. C’est une richesse inestimable, avant tout d’un point de vue culturel, me semble-t-il. J’en discuterai volontiers avec toi. A très bientôt, j’en suis sûr. Amitiés, Christophe ________ Christophe Mincke heeft aanvullend de volgende opmerkingen aangebracht in de tekst zelf: § We voelen ons stedelingen … «Je ne comprends pas le rôle de la langue pour vous. Au paragraphe précédent, vous semblez la considérer comme faisant partie d’une vision ancienne (dépassée?) de l’identité…» § Wij vragen dat wie het verhaal van Brussel instapt … «Une fois de plus, je ne comprends pas ce que vous voulez dire, exactement. Estce que Bruxelles est une ville multilingue où chacun parle la langue de son choix? Demandez-vous un positionnement linguistique particulier?» § Wij pleiten daarom voor een stadsethiek … «La tolérance zéro me semble un slogan plutôt qu’un système de gestion de la ville. Qu’est-ce que tolérer? Ne pas tolérer implique-t-il une réaction pénale? La réaction répressive estelle efficace? Certains comportements, comme le vandalisme, ne sont-ils pas liés à l’abandon de l’entretien de certains quartiers?»
§ Het Willemsfonds ontstond uit een emancipatiebeweging … à propos de la phrase: Traditiegetrouw voelen stedelingen minder de verlammende druk van de traditie en sociale controle van hun omgeving. «Il est amusant que vous disiez ceci juste après avoir regretté à demi-mots le fait qu’il n’y ait plus de conventions sociales évidentes et implicites. La diversité n’est pas la seule cause de leur disparition, le libéralisme y est pour beaucoup. Cela dit sans que je le regrette, bien sûr.» § Naast Vlaamse Brusselaars en Brusselse Vlamingen … à propos de rebaptiser la Vlaamse Gemeenschap en Nederlandse Gemeenschap: «Très intéressante réflexion.» § In Canada hebben de Franstaligen het niet altijd onder de markt. … «Le “succès” de Montréal est notamment dû à des règles linguistiques extrêmement contraignantes, notamment en matière d’enseignement! L’exemple n’est pas si “sexy” qu’il n’y paraît. Par ailleurs, ces mesures s’opposent clairement à l’esprit d’autres de vos propositions, comme l’anglais comme langue d’accueil dans l’administration et “Bruxelles multilingue”. Le but était de faire au maximum de Montréal une ville francophone…» § Wij roepen de Franstaligen in de hoofdstad,… « Bien. Je pense que les francophones de Belgique sont les meilleurs alliés des Flamands pour défendre leur langue lorsqu’elle est minoritaire, au niveau européen, par exemple. » § Brussel is na Parijs en samen met Montréal de belangrijkste Franssprekende cultuurstad … «Par ailleurs, Bruxelles est une ville francophone et culturellement importante. Elle ne l’est cependant pas par la littérature et les arts de la parole. Beaucoup des artistes qui participent à son rayonnement son néerlandophones et n’utilisent pas le NL dans leurs productions artistiques. Il me semble ici que l’articulation rayonnement artistique/question linguistique est particulièrement faible.»
- 34 -
Ook in de toekomst. Ook in een meertalige, multi-etnische en plurireligieuze omgeving. Maar niet zonder nieuwe regels.
Danny Vileyn Journalist Brussel Deze Week
Van: Danny Vileyn Verzonden: donderdag 3 februari 2011 12:23 Aan: Kurt DESWERT Onderwerp: manifest Dag Kurt, opnieuw met de nodige vertraging - waarvoor mijn excuses, maar hier is dan een ietwat uigebreide tekst. Danny
Het manifest besteedt zeer terecht ook uitgebreid aandacht aan het Nederlands, aan de wettelijke bescherming van het Nederlands in Brussel, aan de culturele uitstraling in een meertalige omgeving en aan de Vlaamse tweeeenheid Brusselaars/Brusselse Vlamingen. Het voorstel om de Vlaamse Gemeenschapscommissie te vervangen door Nederlandstalige Gemeenschap van Brussel is verleidelijk, maar overtuigt toch niet helemaal. De benaming verwijst niet naar een instelling -maar dat is niet het belangrijkste- maar ze is ook nog vrij recent: het is nog maar twee decennia geleden dat we de Nederlandse Cultuurcommissie vervangen hebben door de Vlaamse Gemeenschapscommissie.
Stadsethiek? Ja! Nu! Het Manifest van een Nederlandstalige Brusselaar is een sterke geloofsbelijdenis in de stad, in Brussel en in de Brusselaars. Een uitstekende basis voor een grondige discussie over de toekomst van de stad, van Brussel, de Brusselaars én de Brusselse Vlamingen. Toch een paar kanttekeningen. De behoefte aan nieuwe afspraken, aan een stadsethiek kan niet langer ontkend worden. De stadsethiek op de maatschappelijke agenda plaatsen is een van de sterke punten van het manifest. Over die stadsethiek filosoferen is een intellectuele uitdaging, de waarden in normen en afdwingbare regels omzetten een aartsmoeilijke oefening. Een oefening die op de verschillende politieke niveaus gevoerd moet worden. Een attitude ook, die dag na dag in de scholen moet worden aangeleerd. In een open samenleving moet iedereen de andere vrank en vrij kunnen aanspreken - met respect welteverstaan. Daarom ook verdraagt een open samenleving in de publieke ruimte geen verborgen gezichten. Stadslucht moet blijven vrijmaken.
Vincent De Wolf Burgemeester Etterbeek Brussels volksvertegenwoordiger MR
De : Vincent DE WOLF Date : Thu, 28 Jan 2011 17:04:37 +0100 À : Open VLD Fractie – Johan BASILIADES Objet : Réaction Vincent DE WOLF Chers collègues, Chers amis, J’ai lu avec intérêt le texte que vous souhaitez prochainement éditer.
- 35 -
Je me retrouve, personnellement, avec plaisir dans votre analyse historique de Bruxelles. Je souscris également pleinement à vos développements sur l’éthique de la ville (p. 60).
Vincent De Wolf Vice-président du Parlement bruxellois Chef de groupe MR-LB
Avec franchise, je dois vous dire cependant éprouver quelques difficultés à vous suivre dans diverses de vos propositions (p. 62 et s.), telle l’utilisation de l’Anglais comme langue administrative en Région bruxelloise.
Wim Tielemans Architect-Zaakvoerder Brusselaar
Ainsi, comme vous l’indiquez, à l’appui de la Loi dite «Laponce», si c’est toujours en cas de bilinguisme la langue la plus forte qui tend à faire disparaître l’autre langue; comment l’Anglais ne ferait-il alors pas disparaître tant le Néerlandais que le Français ? J’éprouve également des difficultés à admettre que l’on transpose à la Région bruxelloise les mécanismes mis en oeuvre au Canada. Je pense qu’il s’agit, en effet, là d’un parallèle peu pertinent et, certainement, hors de proportion. La Province du Québec fait –rappelons–le– partie d’un Etat bilingue où la grande majorité de la population est anglophone (76%). Transposer, ainsi, la défense du Néerlandais à Bruxelles avec celle du Français au Canada et au Québec est oublier, je pense, que la Région bruxelloise se situe dans un pays à majorité néerlandophone. Enfin, je conclurai par le constat selon lequel des mécanismes légaux européens pourraient également veiller à une meilleure défense du Néerlandais à Bruxelles. Je pense à la Convention-cadre sur la protection des minorités. Il est faire un grand écart, je trouve, de soutenir le principe des lois linguistiques canadiennes et de s’opposer, en même temps, à la ratification de cette même convention. Je vous remercie d’avoir pensé à recueillir mon avis. Très cordialement,
Van: Wim Tielemans Verzonden: maandag 31 januari 2011 18:30 Aan: Herman Mennekens Onderwerp: RE: uw reactie op ons Manifest Herman, In bijlage mijn reactie. Bij pot en pint spreken we er nog wel eens over. Met vriendelijke groeten, Wim Tielemans zaakvoerder wdog architecten bvba hopstraat 47 1000 brussel __________ Reactie op het Manifest door Wim Tielemans, geboren in 1978, opgegroeid in Herentals en sinds tien jaar woonachtig in het Brussel gewest. Wim Tielemans is oprichter en zaakvoerder van het architectenbureau wdog architecten, gevestigd in Brussel centrum Het eerste gevoel dat me overviel na het lezen van het manifest was enthousiasme. Eindelijk schrijven Nederlandstalige Brusselaars een
- 36 -
duidelijke, moderne visie over stedelijkheid en verantwoordelijkheid met een aantrekkelijk toekomstperspectief. Proficiat! Het manifest heeft tot doel een discussie op gang te brengen. Vandaar mijn bescheiden bijdrage hieronder, onder de vorm van vijf bedenkingen: 1. Sla de eerste twee pagina’s van het Manifest maar over. Bij het lezen van het Manifest viel me onmiddellijk op dat de auteurs nog steeds de nood voelen om de oude Vlaamse strijd in herinnering te brengen. Het kader van dit manifest is nog altijd die strijd, die ondertussen tot het verleden behoort.Als jonge inwoner van Brussel -geenszins Brusselaar dus- wil ik nog wel begrijpen dat voor een aantal mensen dat verleden erg belangrijk is, maar ik ervaar toch dat een hele generatie jongeren -zijnde jonger dan 45- aan die Vlaamse geschiedenis van strijd en taaloorlog, geen boodschap meer hebben. Jonge stedelingen zijn dat gekakel over de taal écht beu, en in tegenstelling tot vroeger, waarbij “Vlaamse frontvorming over de ideologische verschillen heen ging (p.58)”, merk ik dat de moderne stedeling zich opnieuw ideologisch wenst te verbinden, over de taalverschillen heen, in de hoop eindelijk eens goed bestuurd te worden. Bovendien stoort het mij te lezen dat wij –die trendy kosmopolieten dus- elke vorm van identiteit weglachen. Ik denk niet dat we dat doen, maar de identiteit die de weldenkende stedeling zichzelf aanmeet anno 2011, is zeker niet nationalistisch geïnspireerd. Uiteraard niet nationalistisch zou ik zeggen, want ons land –hoe men dit ook definieert- ligt aan diggelen, en wij jonge Brusselse stedelingen kunnen zich niet herkennen in de Vlaamse nog Waalse bekrompenheid, de Belgische onbestuurbaarheid, en de Brusselse corruptie. Voorlopig dus maar geen “nationale identiteit”, tot nader order. Hierin verschillen wij dus blijkbaar van de Vlaming, als we de verkiezingsresultaten moeten geloven. Het zou echter veel veranderen mochten wij
trots kunnen zijn op een Brussels bestuurlijk niveau dat bijvoorbeeld op voorbeeldige wijze Europese toppen kan organiseren, zonder om de haverklap wijken en tunnels af te zetten. Diezelfde trotsheid zou mij kunnen overvallen omdat Nederlandstaligen uit Brussel en Vlaanderen aanzienlijke budgetten zouden vrijmaken aan beeldende kunst, architectuur, goede stedenbouw en een schitterend orkest, maar bovendien goede cultuurmanagers blijken te zijn, zodat zowel de kosmopolitische buitenlander, als de Vlaming er zijn weg naartoe vindt. Het zou helpen als de Vlamingen, de inwoners uit Vlaanderen dus, de solidariteit met onze Nederlandstalige, Brusselse instituten en onderwijsprojecten niet voortdurend in de weegschaal leggen. Dan zou ik “de Vlaming” opnieuw wat beginnen appreciëren. Maar dan nog … moet ik eens goed nadenken welke identiteit ik kies. Misschien combineer ik er wel een aantal. 2. Een Vlaamse cultuur bestaat niet, een Nederlandstalige trouwens ook niet. Vlaamse cultuur en Vlaamse gewoontes mag men niet met elkaar verwarren. Het is bijvoorbeeld een Vlaamse GEWOONTE om te werken in een “ons-kent-ons sfeertje”. Mede hierdoor fietsen Vlaamse besturen vlot rond de wetgeving overheidsopdrachten heen, en regelen zij graag alles binnenkamers of met vrienden. Bijgevolg leggen ze met politiek gelinkte studieburelen lelijke pleinen aan, zonder dat daarbij de gebruikers, de burger en neutrale deskundigen kunnen participeren en zonder het open debat een kans te geven.Dat soort vieze gewoontes gaan we dus maar niet verheffen tot Vlaamse cultuur, want daar zijn we niet trots op. Het bovenstaande is immers een plattelandscultuur, en komt wel in meerdere landen voor. En die zaken die zo typisch Vlaams zijn, zoals de immer voortploegende boer, de hardwerkende Vlaming en de zwijgen -is-goudmentaliteit, kenmerkt een aantal Vlamingen, maar we catalogeren ze best onder samenlevingsvormen. Nuancering ter verduidelijking van het woord cultuur, zijnde identiteit, mentaliteit, of cultureel evenement, zou
- 37 -
het manifest duidelijker maken. Gelukkig heeft Vlaanderen ook inwoners die aardig onderlegd zijn in één of ander cultuursegment, en daar zelfs in uitblinken. Denken wij bijvoorbeeld aan Paul Van Nevel of Philippe Herreweghe die beiden oude muziek terug tot leven roepen en daar internationaal voor geroemd worden. Opnieuw is dit geen voorbeeld van Vlaamse cultuur. Wij mogen dat persoonlijk werk niet claimen. We kunnen enkel beweren dat ons kwalitatief onderwijs kansen creëert voor deze getalenteerde inwoners. We moeten dus besluiten dat er heel wat culturele activiteiten georganiseerd of betaald worden door Nederlandstaligen en dat we daar trots op kunnen zijn. We zouden kunnen beweren dat ons onderwijs en ons kansenbeleid resulteert in goede muzikanten, architecten en schrijvers. Maar evenzeer beeldend en grafisch kunstenaars, filmregisseurs, chef- koks oplevert.
rijs naar een Duitse opera? Waarom ga ik naar de Latijns-Amerikaanse feesten in de buurt van het Katelijneplein? Omdat de inhoud, de feitelijke culturele bijdrage dus, zodanig de moeite is, dat ik een inspanning wil leveren. Zelfs al is de activiteit niet of slechts gedeeltelijk in mijn taal. Bijgevolg stel ik voor dat wij uitmuntende activiteiten organiseren en boeiende instellingen onderhouden. En vooral dat we er actief aan werken om cultuur laagdrempelig te maken. Niet laagdrempelig door het niveau te verlagen, maar wel door goedkope tickets en vertaling aan te bieden, zodat iedereen van die culturele activiteit mee kan genieten. Het valt mij vaak op hoe vlot buitenlandse operahuizen vertalen in meerdere talen zonder daarover gecrispeerd te doen, zelfs niet in een meertalig gebied. Met enkel als doel een breder publiek aan te trekken of bijzonder gastvrij te zijn.
Taal is bij die cultuurbeleving soms een noodzakelijke voorwaarde, maar afhankelijk van het medium vaak slechts een middel om aan cultuur te kunnen doen. Een middel dat door een ander kan vervangen worden.
Wanneer het manifest vraagt om respect, dan is mijn antwoord: “respect moet je verdienen” Laten we dus bijzonder gastvrij zijn en erin geloven dat erg langzaam de interesse gewekt wordt meer te leren van die andere taal.
De combinatie van de woorden “onze taal en cultuur”, zoals zo vaak aangehaald in het manifest, en nog vaker uitgesproken in één adem, zou volgens mij voor altijd gesplitst moeten worden. Deze combinatie leidt tot misverstanden en ergernis. Het is olie op het vuur. En in deze tijd van een hernieuwd bewustzijn dat meerdere(!) taalgemeenschappen tot elkaar veroordeeld zijn, moeten we via een permanent en simultaan vertalen elkaars activiteiten bezoeken en gewoonten beter begrijpen. We moeten taal gebruiken voor wat ze dient. Om te dialogeren. 3. Waarom zou een anderstalige naar Vlaamse culturele instellingen komen? Waarom zou ik naar een tentoonstelling in het Arabisch gaan? Waarom ga ik eigenlijk in Pa-
4. Ik heb zo’n mooie zin gelezen. “Niet onze afkomst, maar onze gedeelde toekomst in dezelfde stad is doorslaggevend.” Het is fantastisch dat de Brusselaars meer en meer beseffen dat we samen moeten werken. Het is een inzicht geworden dat we niet meer op de hulp moeten rekenen van die Vlamingen en die Walen. Dat is ook logisch te verklaren. Het zijn plattelandsbewoners die helemaal geen gedeelde toekomst met ons hebben. Ze begrijpen niets meer van onze visie. Ze begrijpen niet waarom wij onze Nederlandstalige scholen vullen met anderstaligen. Ze begrijpen niet dat we het juist doen om aan iedereen onderwijskansen te geven en begrijpen al evenmin dat Bulgaren, Russen en andere nieuwe Brusselaars slechts de keuze hebben tussen Nederlandstalig of Franstalig onderwijs. Ze begrijpen niet dat in-
- 38 -
vesteren in talenkennis onze Brusselse samenleving ten goede komt en de polarisatie doet afnemen. Het lijkt tot hen niet door te dringen dat Brussel de Europese hoofdstad is. Die plattelandsbewoners denken dat die buitenlanders onze plaatsen afnemen, of het leerproces van onze kinderen komen verstoren. Kortom, zij zien er de charme niet van in.Wij Brusselaars moeten de plattelandsbewoners opnieuw herinneren aan de redenen van deze enorme inspanning, want op dit ogenblik is de publieke opinie, aan de overkant van het kanaal niet meer mee. En zo zal het ook gaan met dat internationaal podium voor a) Nederlandstalige kunstenaars b) culturele activiteiten in het Nederlands en c) anderstalige kunstenaars opgeleid aan Vlaamse hogescholen. Het oprichten van een podium zoals het Manifest beschrijft, kan alleen maar bij gratie (en veel geld) van Vlaanderen en Nederland. Zo lang deze partijen er het nut niet van inzien, zullen wij Brusselse stedelingen heel snel het gewest verlaten, of ons bedienen van culturele activiteiten in een andere taal. We moeten dus zelf onze taalgroep gaan overtuigen! 5. Onze taal en culturele activiteiten centraal stellen… De auteurs willen de anderstalige bevolking in contact laten komen met onze taal en onze cultuur, waarbij ik dit laatste woord wil veranderen in culturele activiteiten. Het manifest roept op tot het uitdragen van ons cultureel kunnen. Uiteraard! Maar hoe? Daarin verschillen de Nederlandstaligen erg van mening… Zoals eerder beschreven moeten we mijns inziens onze culturele activiteiten zo toegankelijk mogelijk maken, ook voor anderstaligen, zodat we eerst en vooral een publiek hebben. Zonder publiek kunnen we het Nederlands niet uitdragen. We moeten strategischer denken. We moeten nogmaals goed oplijsten waar we zo sterk in zijn, zoals bijvoorbeeld de kinderopvang van de VGC en ons kwaliteitsvol
onderwijs. We moeten aan die lijst nieuwe, zichtbare activiteiten kunnen toevoegen zoals het bouwen van Nederlandstalige crèches met zeer veel vrije plaatsen. Zo lenigen wij een acute nood en komt de actieve bevolking in contact met onze taal. En misschien organiseren we samen met Nederland groots opgezette architectuurtentoonstellingen van internationaal niveau, zodat de Brusselaar eindelijk eens geconfronteerd wordt met architectuur en stedenbouw. Enfin, laat ons concurrentieel zijn en uitmuntende kwaliteit leveren. Door te veranderen van strategie, moet misschien die parochieachtige structuur van Vlaamse gemeenschapscentra geheel of gedeeltelijk sneuvelen. Die Vlaamse cultuur van achterzaaltjes en bijbouwen willen we inderdaad wegspoelen uit de stad. Weg met dat stukje Vlaamse cultuur! De stedeling is die fase ontgroeid. Laat ons een manifest schrijven over HOE we onze taal centraal kunnen stellen. Laten we consensus bereiken over hoe we culturele activiteiten toegankelijk gaan maken en een nieuw publiek recruteren.Misschien moeten we onze activiteiten beter leren aankondigen, in vele andere talen, en anderstalige media. Misschien moeten we wel stoppen onze eigen krantjes en tv te maken. 6. Tot slot Ik weet dat sommige aangehaalde zaken fel inbeuken tegen oude gewoontes. Maar toch dit pleidooi om vol enthousiasme van strategie en van toon te veranderen. Een pleidooi om Nederlandstaligen opnieuw te overtuigen om met geld en mensen naar Brussel te komen. Een pleidooi om vol overmoed de concurrentie aan te gaan. Een ja! om het manifest te volgen in alles wat die gedeelde toekomst aan spannends te bieden heeft.
- 39 -
Herve Doyen Burgemeester Jette Brussels Volksvertegenwoordiger CDH
Van: Hervé Doyen Verzonden: dinsdag 8 februari 2011 10:00 Aan: Herman Mennekens Onderwerp: J’y arriverai :-) ________ La ville change, elle est vivante, elle est un corps vivant qui grandit, se rapetisse, voudrait sortir de son enveloppe (mais à Bruxelles…ce n’est pas possible au contraire de Paris ou de Berlin), qui se complexifie, qui surtout se diversifie. Comme si bien dit, si l’air de la ville est un air plus respirable qu’ailleurs (paradoxal à première vue, mais même les abeilles bruxelloises se portent mieux que leurs copines de Flandre et de Wallonie..si si !), la ville est aussi le réceptacle de toutes les migrations, de toutes les pauvretés, de toutes les dualités, de toutes les cultures, de toutes les langues. Et il est bon, hors visée nationaliste d’une part et communautariste d’autre part, de rappeler son attachement à la langue, la sienne, à sa culture, la sienne, à son histoire singulière et partagée aussi. Rien de choquant donc à cette expression “flamagantisme culturel” si tant est qu’il heureux et salutaire que les hommes puisent leurs pensées, leurs références, leurs valeurs dans le
- 40 -
fonds culturel dans lequel ils ont évolué. Sans passéisme désuet, sans retour sur images du passé, sans nostalgie mais sur un mode actif, volontariste, sur un mode résolument tourné vers l’avenir. La langue non comme un vieux patrimoine à jalousement conserver, mais comme un outil de savoir-vivre avec les autres autour d’un bien culturel partagé avec eux. Rien de choquant en effet, pour les ultra minoritaires francophones canadiens (comme les néerlandophones de Bruxelles… qui eux sont majoritaires dans leur pays au contraire des canadiens francophones !) de se doter d’outils légistiques, créatifs et inventifs en manière telle que dans le monde francophone mondial, ils sont considérés comme les plus grands défenseurs de la langue et de la culture françaises… là où au Vietnam, au Maroc, en Algérie et tant d’autres pays dits francophones, le français se perd au détriment le plus souvent de langues plus dominantes. Même en France, dans les entreprises françaises, l’anglais prend le pas sur le français comme langue véhiculaire ! D’accord donc avec tous ces principes fondateurs du mouvement que vous servez et, soyons de bon compte, Bruxellois francophones et néérlandophones ont trouvé au travers de leurs institutions un équilibre perfectible certes mais qui, objectivement, a permis d’assurer depuis 1989 une harmonie qui pour ne pas être parfaite n’en demeure pas moins un modèle convoité, envié et jalousé … à telle enseigne, qu’il paraît parfois suspect aux yeux de nos amis du Nord et du Sud ! Ceci étant, la comparaison avec le modèle canadien a ses limites. Si l’on peut vanter, à raison, l’extraordinaire créativié juridique des francophones de ce pays à préserver langue et culture de leurs ancêtres; le modèle instututionnel canadien a ma foi rien à voir avec le nôtre ! Le système de cette monarchie constitutionnelle (eh oui) est complexe à faire pâlir un constitutionnaliste belge ! Mais il est original et
créatif et permet toutes sortes de petites choses étonnantes : un premier ministre francophone dans un pays qui compte 8 millions de francophones sur 30 millions d’habitants ,où des écoles francophones sont financées par l’Etat au fin fonds des plus anglophones provinces… bref une source intarissable d’inspiration. Hervé Doyen Député-Bourgmestre
ques pour moi. Je préfère la délimitation territoriale, voire affective : quiconque habite, vit, travaille, visite, aime Bruxelles peut s’affirmer comme Bruxellois, la limite territoriale venant évidement donner de l’objectivité en matière de citoyenneté. Mais ceci n’est qu’un premier avis. Bien à vous,
Aziz Albishari Brussels Volksvertegenwoordiger ECOLO
Aziz Albishari Député régional Parlement de la Région de Bruxelles-Capitale 1005 Bruxelles 02/549 69 16
Van: ALBISHARI Aziz Verzonden: woensdag 9 februari 2011 15:23 Aan: Johan Basiliades Onderwerp: RE: uw reactie op ons Manifest Monsieur Basiliades, J’ai bien reçu le Manifest en rubrique, et je vous en remercie. A une première lecture, rapide du texte de votre manifeste, je peux déjà vous transmettre ces quelques réflexions : -L’affirmation de l’identité urbaine est très volontariste et est effectivement, pour moi, la condition sine qua non de la préservation, voir d’une réinvention du contrat social « à la bruxelloise ». A contrario, mais c’est parce que je ne partage pas les prémisses qui sont ceux du Willemsfonds, je ne peux partager le fait nationaliste en ce qu’il présuppose et conduit à la délimitation de population sur des bases problémati-
- 41 -
René Coppens (Open Vld): “Taalwetten vloeken niet met openheid”
Volgende week stellen een aantal Willemsfondsers hun Manifest van een Nederlandstalige Brusselaar voor. René Coppens las het en vond het goed. René COPPENS: “In de jaren na Expo ’58 maakte ik de verfransing en verstedelijking mee. Vanaf de jaren ‘80 en ’90 internationaliseerde de stad.” Voelde je je niet meer thuis in Brussel? René COPPENS: “Toch wel. Nog altijd. Toen de verfransingsdruk zeer hoog en agressief was, hebben wij niet gezegd: Brussel verandert en dus is het normaal dat we als Nederlandstaligen niet meetellen, dat onze scholen worden gesloten, dat het gemeentepersoneel ons niet meer begrijpt, … Nee, we hebben scholen, culturele huizen, theaters, gemeenschapscentra uit de grond gestampt, we hebben taalwetgeving en politieke inspraak afgedwongen. Dat was niet het werk van vendelzwaaiende nationalisten, wel van geëngageerde Nederlandstalige Brusselaars.”
Is men dit vergeten? René COPPENS: “Nu Brussel internationaliseert, hoor ik dit discours opnieuw. De gewaarborgde vertegenwoordiging zou achterhaald zijn. Onze scholen moeten plaats maken voor tweetalige scholen… Ik ben bang voor dergelijke vlot klinkende verklaringen.” Het Nederlands blijft belangrijk? René COPPENS: “Het Willemsfondsmanifest heeft me gecharmeerd omdat het heel assertief opkomt voor het Nederlands in Brussel en dit verzoent met een oprecht geloof in een open en kosmopolitische meertalige stad. Nederlandstaligen moeten zich niet wegcijferen omdat de stad verandert, ze moeten net opnieuw hun plaats zoeken. En geloof me, we zullen die plaats niet spontaan krijgen, we zullen dat moeten afdwingen.”
- 42 -
- 43-