M AGAZINE n o v e m b e r 20 1 4
participatie:
JIJ
IK
O NS T W E E D E T H U I S
JIJ
IK
In de samenleving is een tendens naar meer zelfbeschikking, eigen regie en participatie. Steeds meer burgers laten weten en merken dat zij, naar vermogen, mee willen doen. Ook mensen met een beperking hebben dezelfde drive in zich. Dat wat ik zelf kan, wil ik ook zelfstandig doen. Het netwerk speelt hierbij een belangrijke rol. Natuurlijk, er zit ook een bezuinigingsgedachte bij. Maar toch is participatie in zichzelf een goed doel dat Ons Tweede Thuis graag omarmt. In onze zorgvisie staat dat ieder mens recht heeft om mee te beslissen over zijn eigen leven en om deel te nemen aan de samenleving. Wat is participatie anders dan dit meepraten, meebeslissen en meedoen? Dat kan formeel zoals in onze Centrale Cliëntenraad en Centrale Familieraad. Maar het kan ook informeel als bewoners samen met begeleiders activiteiten verzinnen op de voorziening en als ouders mee helpen organiseren. Het kan in de wijk, als cliënten lege flessen ophalen in de buurt of boodschappen doen voor ouderen. Participeren kan op vele manieren en op allerlei plekken. In dit magazine leest u allerlei voorbeelden. Het blijft wel maatwerk, net zoals de zorg voor onze cliënten altijd maatwerk is. Steeds kijken we wat een cliënt en zijn netwerk kunnen en aankunnen. Maar we zijn ervan overtuigd: als cliënten kunnen participeren op hun eigen voorziening en in de samenleving en als ouders of familie kunnen meepraten en meedoen, dan vergroot dit de kwaliteit van leven van onze cliënten. Dat is waar wij ons voor willen inzetten. Samen met u, want om goede zorg te leveren en om onze cliënten te laten participeren in de samenleving hebben we elkaar nodig. In dit magazine vindt u allerlei artikelen over dit boeiende begrip participatie. Ik hoop dat dit bijzondere magazine u zal inspireren.
Roel de Bruijn Bestuurder Ons Tweede Thuis
02| P a r t i c i p a t i e Ons Tweede Thuis Nov. 2014
INHOUD
12
In gesprek met Petri Embregts
Effectieve mogelijkheden tot participatie kunnen o.a. vergroot worden door gerichte acties of interventies op meerdere niveaus: wet- en regelgeving, ondersteuning bij maatschappelijke participatie, anti-stigma- en anti-discriminatie-initiatieven en monitoring van belemmerende factoren. Hoewel wet- en regelgeving niet automatisch leidt tot het realiseren van participatie, kunnen wetten daarin de alledaagse praktijk wel behulpzaam bij zijn.
04 07 08 10 11 11 12 16 18 19 20
Mensen inspireren met participatiebeleid Werken bij Centrum voor Jeugd en Gezin Van ‘zorgen voor’ naar ‘zorgen dat’ Genieten met vrijwilligers MVO: meer dan een eenmalige gift De Morgenster helpt Kwakelse Veiling In gesprek met Petri Embregts Boerin en de Kok Kunt u de term ontzorgen voor de toekomst uitleggen De Morgenster helpt Voedselbank Uithoorn Participatie kinderen en jeugdigen, natuurlijk
18
38
Morgenster helpt voedselbank
Mensen een toekomst geven
De Morgenster in Uithoorn is een arbeidstrainingscentrum voor mensen met autisme. De cliënten werken op De Morgenster zelf, maar participeren ook volop in de samenleving. De hulp aan de voedselbank is daar een mooi voorbeeld van. Elke week komt er een auto vol kratten aan in Uithoorn. Die kratten moeten uit de auto gehaald worden zodat vrijwilligers van de voeldselbank alle spullen kunnen verdelen.
Egon vult zakjes en potjes met laurierblaadjes, peper, paprikapoeder, etc.: “In het begin, een jaar geleden, moest ik vooral enorm niezen, door de peper. Maar je went er snel aan. Waar ik ook aan moest wennen zijn de strenge hygiëneregels. Kap over je haar, overall aan, veel bezemen en schoonmaken. Ik moest veel leren. Ook hoe je je werk organiseert. Hoe doe je iets nauwkeurig en toch snel. Hoe zorg je dat het geen chaos wordt.”
22 23 24 25 26 28 29 31 34 37 38 39
Kinderen op bezoek Recyclen Midden in de samenleving Werken bij De Goede Buur Ouderparticipatie is een langdurig proces Werken bij een uitvaartverzorging: dankbaar werk Afstand tot de arbeidsmarkt: gewoon aan de slag In gesprek met Heleen Dupuis Eén verhaal Samenwerking Tuingroep en Van Voorthuijsenschool Mensen een toekomst geven Colofon
Par ticipa tie Ons Tweede Thuis Nov. 2014
|03
IN|BEELD
‘Met ons participatiebeleid kunnen we
in Ons Tweede Thuis hebben. Daarom vinden wij het essentieel om ze ook echt te betrekken. Participeren mag geen wassen neus zijn; je moet het echt inhoud geven. Als bestuurder vind ik het erg belangrijk dat cliënten en familieleden actief meedenken en meepraten over onderwerpen die voor hen belangrijk zijn. Over hun familielid die ondersteuning bij ons krijgt. Maar vooral ook over zaken die boven de individuele zorg uitstijgen. Ik nodig ze van harte uit om met ons mee te denken over de voorziening waar hun familielid woont of dagbesteding heeft, of begeleid werkt. Juist bij familie kunnen we veel kennis en ervaring aanboren. Bij hen vind je soms inzichten die je zelf nog niet had.”
mensen inspireren.’
Roel, hoe kijk jij daar als bestuurder tegen aan?
Waarom heeft Ons Tweede Thuis nieuw participatiebeleid vastgesteld?
In gesprek met Roel de Bruijn (bestuurder) en Arnette van Heijst (hoofd HRM) over participatie
“Het principe van participatie spreekt mij aan. Als je het goed weet vorm te geven, betrek je daarmee een groeiende groep mensen aan ons werk. Dit kan naar twee kanten goed uitpakken, als je er goed beleid op maakt. Voor familie en andere verwanten gaat het inhouden dat ze meer betrokken worden bij de ondersteuning van hun familielid. Dat is een goede zaak in mijn ogen, want het versterkt de verbindingen. En dan bedoel ik niet alleen de relatie tussen de familie en de cliënt, maar ook de band tussen familie en onze medewerkers. Het zou zelfs een positief effect kunnen hebben op de verbinding tussen verschillende families die cliënten
“Als de omstandigheden veranderen, is het verstandig om je beleid daarop aan te passen. Participatie is nu een speerpunt van de overheid dus wij haken daarop aan. Groot voordeel is dat we de afgelopen decennia al veel ervaring opgedaan hebben met mensen die participeren in onze organisatie. Familie en vrijwilligers. Wat echt nieuw is: we benoemen participatie expliciet als fundament voor ons handelen. Daar ben ik persoonlijk erg blij mee omdat we daarmee recht doen aan
Participatie. Soms lijkt het een toverwoord voor vernieuwing in de zorg en in de samenleving. Voor Ons Tweede Thuis is het een begrip dat al jaren in de praktijk gestalte krijgt. Met ruim 500 actieve vrijwilligers die meedoen en meehelpen aan de meest uiteenlopende activiteiten, is er voor deze zorgorganisatie eigenlijk niet zoveel nieuws onder de zon. Althans, zo lijkt het. Want er verandert wel degelijk het een en ander. Kort gezegd gaan we van ‘participeren mag’ naar ‘participeren moet’. Vriendelijker gezegd: wie in staat is om een bijdrage te leveren aan de samenleving, wordt geacht dat te doen.
04| P a r t i c i p a t i e Ons Tweede Thuis Nov. 2014
de driehoek ouder(/familie)cliënt-begeleider. We zeggen dat we het samen doen en dat we elkaar daarvoor niet alleen nodig hebben, maar ook daarbij zullen helpen. Daar zit een vorm van kwetsbaarheid in; door je open op te stellen voor de ander nodig je die uit om echt en diepgaand een rol te spelen.
Goede zorg bieden is en blijft onze prioriteit. Daarvoor zijn we op de wereld, om het maar eens zo te zeggen. Anno nu is dat een kwestie van samen denken en samen doen. Als professionals is het goed dat we ons realiseren dat niemand een nauwere band heeft met onze cliënten dan hun familie. Juist daarom kunnen zij veel betekenen. Praktisch, maar ook in het meedenken over hoe wij ons werk het allerbeste kunnen blijven doen. Als ik het even in beleidstaal mag zeggen: Het actief betrekken van cliënten en vertegenwoordigers bij besluitvorming zien wij als een belangrijke meerwaarde voor de kwaliteit van leven van mensen met een (verstandelijke) beperking.”
Arnette, wat betekent dit voor medewerkers? “Als je het mij vraagt, wordt het werk er alleen maar boeiender van. Waarom? Als medewerker ben je er natuurlijk allereerst om de cliënt te ondersteunen. Dat ga je nu meer en meer
doen samen met de familie en vrijwilligers. Voor alle duidelijkheid, dat is niet een proces dat we even van de ene op de andere dag in gang zetten. We bouwen het op. Je moet het zo zien: vroeger was het puur een kwestie van zorgen voor, nu is het vooral een kwestie van zorgen dat. En in dat kleine woordje ‘dat’ zit het hele verschil. Dat vraagt om communicatie en samenwerking. Het vraagt om overleg en afstemming. Het vraagt om investeren in de relatie. Er komt dus een dimensie bij in het werk. Die van het samenwerken en van helder zijn over wat je vraagt en verwacht. Je kunt dus zeggen dat medewerkers naast zorgverleners ook netwerkers worden. Zij helpen om de eigen kracht van de cliënt aan te boren en de ruimte te geven en daar betrekken ze het sociale netwerk van de cliënt bij.”
Dat klinkt wel als een andere manier van denken en doen. ‘Dat klopt. Maar je moet het niet overdrijven. Kijk maar eens om je heen in de voorzieningen. Dan zie je dat we het in de praktijk al heel veel doen. De relatie met ouders, familie en met vrijwilligers is al enorm belangrijk voor ons. Daar investeren we al in. Al jaren. Het grootste verschil is dat participatie nu beleid wordt. En dat vraagt hier en daar Par ticipa tie Ons Tweede Thuis Nov. 2014
|05
een andere manier van kijken. Transparantie bijvoorbeeld is belangrijk; dus open met elkaar omgaan. Niet bang zijn voor kritiek, omdat je je realiseert dat het daar beter van kan worden.
Anderen uitnodigen om mee te denken en te praten. Daar kun je zo enorm veel aan hebben. En dan vind ik het goed dat we participatie echt zien als iets dat ons kan helpen om de organisatie verder te ontwikkelen. Het is een van de manieren om de banden met de samenleving nog verder aan te halen, om de samenleving nog meer mee te laten doen. En andersom natuurlijk; voor onze cliënten is het ook een manier om meer en beter mee te doen in de samenleving. Dat vraagt van onze kant dat we er actief mee aan de slag gaan. Dat we durven te vragen, dat we graag overleggen en afstemmen met bijvoorbeeld familie. Dat we echt willen weten wat zij vinden en daar – als het even kan – ook echt wat mee doen. Dat vraagt natuurlijk wel wat van onze medewerkers. Daarom mogen zij erop rekenen dat we hen daarin zullen begeleiden en coachen.”
Voor cliënten en ouders wordt het dus ook echt anders. Roel: “Dat is zo. Het vraagt van hen een andere manier van denken en van doen. Het kan en mag niet meer bij praten alleen blijven. We vragen vooral aan ouders en familie om mee te doen, om actie en om verantwoordelijkheid te nemen. Kijk, participatie is in onze ogen een van de vormen waarmee we de kwaliteit
06| P a r t i c i p a t i e Ons Tweede Thuis Nov. 2014
van onze zorg aan de cliënten en de kwaliteit van leven van onze cliënten nog meer kunnen verbeteren. Hun leven wordt er rijker door. De mate van participatie loopt natuurlijk nogal uiteen. Een deel van onze cliënten kan prima werken, dus die participeren al. Maar er kan nog veel meer en het hoeft ook lang niet altijd in de vorm van werk te zijn. Zo halen bijvoorbeeld cliënten van dagcentrum Amstel-Meer glas en oud papier op bij wijkbewoners en brengen dit weg voor hen. Dat is ook een mooie vorm van meedoen. Je merkt dat zo’n activiteit erg wordt gewaardeerd en dat is voor beide partijen waardevol. Verder kun je denken aan het meedoen aan activiteiten in de wijk, aan vrijetijdsbesteding. En er is vast nog meer te bedenken. Wij willen in ieder geval maatwerk leveren. Door nauw samen te werken met zijn netwerk kunnen wij dit realiseren. Door participatie goed op en aan te pakken kunnen we nieuwe verbindingen realiseren. Ik vind het belangrijk dat iedereen beseft hoe waardevol dat is. Cliënten en familie krijgen dus invloed op besluiten over onderwerpen die relevant zijn voor hen. Dat is een van de onderwerpen waarover we in de afgelopen periode veel gesproken hebben met gemeenten en politieke partijen. De lokale overheid en de politiek zien ook de toegevoegde waarde daarvan. Met elkaar komen we verder. Wij hebben het lef om te gaan uitvinden hoe participatie in 2015 en verder een echte meerwaarde voor ons en voor de samenleving gaat krijgen. Laten we samen dat avontuur aangaan!”
IN|BEELD Werken bij een Centrum voor Jeugd en Gezin Gino werkt bij het Centrum voor Jeugd en Gezin. Eerst verzorgde hij koffie en thee maar nu onderhoudt hij de koffiezetapparatuur. Verder maakt hij met zijn collega lunches klaar. “Ik vind het superleuk hier. Nog steeds. Ik voel me op deze plek gelijk aan de anderen. Tijdens de lunch zitten we met elkaar aan tafel en zijn er leuke gesprekken. Ik luister of praat mee. Op dinsdag spoel ik de vier koffiezetapparaten die hier zijn en op donderdag moet ik ze grondig reinigen. Dan ben ik wel een uur per apparaat bezig. Het spoelen duurt een kwartier per apparaat. Als er genoeg aanmeldingen zijn, verzorg ik samen met mijn collega de lunch. Boodschappen doen, tosti’s bakken, broodjes klaarmaken. Dat is leuk werk. Eerst verzorgde ik voor iedereen koffie en thee maar nu mijn collega er is, hebben we de taken verdeeld.
Het is top dat we supergoed kunnen samenwerken. Ik werk drie dagen op werk- en dagcentrum Spoorzicht, bij de repro maar ik vind het hier prettiger. Op Spoorzicht zijn veel meer mensen en hier kan ik meer met mensen praten. Sommige mensen vragen bijvoorbeeld vaak naar mijn hond Barros. Ik hoop dat ik hier nog wat uitbreiding kan krijgen. Van school ben ik gelijk naar Spoorzicht gegaan. Nu na vier jaar ben ik toe aan wat anders. Mijn begeleidster is met mij gaan kijken wat ik zou willen. Ik heb wat testjes gedaan. Dan moest ik bijvoorbeeld van drie verschillende beroepen aankruisen welke ik leuk vond. De hoogste score kreeg verzorging maar dan in een groter geheel, dus ook verzorging van dieren. Ik zou hier wel meer willen werken maar mijn echte droom is toneelspelen, daar zou ik mijn carriere wel in willen maken. Dat is toch ook eigenlijk een beetje verzorging. Dan ben je mensen aan het entertainen. Op de repro op Spoorzicht doe ik ook leuk werk: printen, snijden, papier sorteren. De begeleider van de repro zou gaan kijken of er buiten Spoorzicht een bedrijf is waar ik dat werk zou kunnen doen. Ik zou wel fulltime begeleid willen werken bij een bedrijf. Maar nog liever toneelspelen….” Par ticipa tie Ons Tweede Thuis Nov. 2014
|07
IN|BEELD In gesprek met Mattijs van der Boom en Mirjam Wouda, resp. GZ –psycholoog en orthopedagoog/GZ-psycholoog bij Ons Tweede Thuis. kan nemen aan de samenleving. Aan bod komen onder andere vragen als: wat betekenen de verschillende sociale contacten voor de cliënt en wat zijn de wensen en mogelijkheden. Bijvoorbeeld ten aanzien van uitbreiding en inzet van het netwerk.
Van ‘zorgen voor’ naar ‘zorgen dat’ Er moet flink bezuinigd worden in de zorg. Organisaties doen een steeds groter beroep op de familie en het netwerk van de cliënten. Hoe zit dat bij Ons Tweede Thuis? “We betrekken het netwerk van onze cliënten veel meer dan vroeger. Dit doen we ook op een meer methodische en gestructureerde manier. Voorheen deden ouders, broers en zussen ook wel mee hoor. Maar dat kwam dan vooral voort uit hun eigen wens. Nu vragen wij familie heel gericht wat zij zelf kunnen doen in de ondersteuning van hun familielid.” Wat bedoelen jullie met methodisch en gestructureerd? “Binnen Ons Tweede Thuis hebben we een eigen instrument ontwikkeld: de sociale netwerkanalyse (de SNA-OTT). Hiermee brengen we het sociale netwerk van onze cliënten in kaart. En ook op welke wijze de cliënt kan participeren, daadwerkelijk deel
08| P a r t i c i p a t i e Ons Tweede Thuis Nov. 2014
De SNA-OTT is gebaseerd op de Maastrichtse Sociale Netwerkanalyse (MSNA) voor mensen met een Verstandelijke Beperking (MSNA-VB) van o.a. drs. Ida van Asselt-Goverts ( als onderzoeker en promovenda verbonden aan het Lectoraat Zorg voor Mensen met een Verstandelijke Beperking) en prof. dr. Petri Embregts. Gedragsdeskundigen hebben dit in samenwerking met begeleiders en leidinggevenden van Ons Tweede Thuis enigszins vereenvoudigd en passend gemaakt voor de eigen organisatie. De MSNA biedt een samenhangend geheel van informatie over de kwaliteit van het sociale netwerk van een persoon en maakt zichtbaar in welke mate er sprake is van sociale integratie dan wel van sociaal isolement.”
Wat doen jullie als het netwerk in kaart gebracht is? “Door de netwerkanalyse hebben
we goed zicht op het netwerk of het ontbreken ervan. Als er sprake is van een heel beperkt netwerk, dan helpen wij de cliënt om dit uit te breiden en te versterken. Na de netwerkanalyse volgt een netwerkberaad. In dit beraad kijken we met alle betrokkenen op welke wijze we het netwerk kunnen versterken en uitbreiden. Tijdens de bespreking en evaluatie van het ondersteuningsplan dat iedere cliënt heeft, bespreken we wat de familie of het netwerk kan doen en wat de organisatie doet. De afspraken hierover leggen we vast in dit persoonlijk ondersteuningsplan.
Hebben familieleden en het netwerk hier wel tijd voor? We zien grote verschillen tussen draagkracht en draaglast van familie. Dat is niet erg. We overvragen het netwerk van de cliënt niet, we gaan wel het gesprek aan. Dit doen we niet alleen vanuit bezuinigingsgedachten. We zien het ook echt als een meerwaarde. In de eerste plaats voor onze cliënten, maar ook voor onszelf. Samen maken we het, nog meer dan voorheen, mogelijk om iedereen met een beperking op z’n eigen manier te laten participeren in de samenleving. Dat past ook bij onze zorgvisie. Daarin schrijven we dat familie en vrienden maar ook contacten in de wijk essentieel zijn voor onze cliënten. Hoe is het eigenlijk voor de medewerkers dat het netwerk van cliënten meer doet? We zitten midden in een verschuiving van ‘zorgen voor’ naar ‘zorgen dat’. Voorheen namen we een groot deel van de zorg uit handen van de familie zodra iemand ingeschreven werd bij Ons Tweede Thuis. Nu zijn we veel meer gericht op verbinding. Op samenwerken en samen doen. En dat is een heel andere manier van werken
waar de ene medewerker helemaal geen moeite mee heeft en de andere aan moet wennen.. Wij vinden het van belang om begeleiders hierin te trainen en te faciliteren. Van medewerkers verwachten we dat ze meer verbinding zoeken met het netwerk van de cliënt. Dat ze uitzoeken wat de mogelijkheden en wensen van de familie zijn. Ze gaan veel meer samenwerken met de cliënt en het netwerk. Professionals hebben een belangrijke brugfunctie tussen cliënt, zijn sociale netwerk en de samenleving.”
Kunnen jullie een voorbeeld noemen van een verandering? “Vroeger was het vanzelfsprekend dat een begeleider met een bewoner naar de specialist of de tandarts ging. Nu stellen we onszelf steeds vaker de vraag ‘is dat wenselijk en nodig’. En we zien dan ook steeds meer dat iemand uit de familie of het netwerk met de bewoner meegaat. Natuurlijk is dit niet voor elke familie mogelijk Soms is er in het netwerk zelf sprake van complexe problematiek, dan wordt dit al een stuk ingewikkelder. Of er zijn broers en zussen die fulltime werken en voor wie het daarom lastig is om dit te realiseren. Het gaat dus niet altijd vanzelf en de mate van participatie in de zorg door familie en netwerk is heel verschillend. Het is heel belangrijk dat begeleiders hier sensitief voor zijn en hier goed op inspelen. Ons Tweede Thuis hecht grote waarde aan de participatie van ouders en netwerk in de zorg. In de afgelopen maanden heeft de werkgroep Participatie hard gewerkt aan het formuleren van participatiebeleid. Dit beleid is onlangs vastgesteld in het managementteam. Op pagina 4 van dit magazine een interview over dit beleid met bestuurder Roel de Bruijn en hoofd HRM Arnette van Heijst. Par ticipa tie Ons Tweede Thuis Nov. 2014
|09
IN|BEELD de inzet van vrijwilligers die steeds meer nodig zullen zijn.” De CDA-leden namen de klussen in de tuinen op zich: plantjes erin zetten, posters ophangen, tuintafel lakken, voelbord ophangen. Dat laatste is een houten plank met verschillende soorten borstels erop. Voor cliënten die op het niveau van baby’s of peuters functioneren, is voelen erg belangrijk en zo’n bord is dan heel aantrekkelijk. Dagcentrum Amstel-Meer, zo legde teamleider Sander Vastenhout van tevoren bij de koffie uit, is een dagcentrum voor zo’n 80 mensen met een verstandelijke beperking. Iedereen heeft een eigen programma op maat. Op een dag als NL Doet wordt dat programma even opzij gezet en zijn er andere activiteiten. Zoals met elkaar pannenkoeken eten en wandelen. Zoveel extra handen van vrijwilligers betekent dat er meer mensen naar buiten kunnen. Justin
Genieten met vrijwilligers Het was een grote groep cliënten die op pad ging, vrijdagochtend bij NL Doet op dagcentrum Amstel-Meer. 22 cliënten, waarvan 12 in een rolstoel, stonden samen met 12 vrijwilligers buiten klaar voor een flinke wandeling. Binnen ging een andere groep vrijwilligers aan de slag met allerhande klussen en twee mensen bakten pannenkoeken die natuurlijk aan het eind van de ochtend heerlijk verorberd werden.
Er waren vanuit allerlei geledingen mensen als
vrijwilliger bij Amstel-Meer bezig. Onder andere iemand die normaal als accountmanager bij Schiphol werkt en nu enthousiast pannenkoeken ging bakken. Een paar vaste vrijwilligers van Amstel-Meer kwamen een extra ochtendje. De ABN Amro was vertegenwoordigd, net als het CDA uit Aalsmeer. Tijdens het planten van bollen en viooltjes kon nog even de laatste raadsvergadering besproken worden. Jaap Overbeek, fractievoorzitter, vertelde dat het CDA met maandelijkse werkbezoeken en acties als NL Doet zijn maatschappelijke betrokkenheid wil laten zien. “We zien zo wat er leeft in de samenleving. Het maandelijkse werkbezoek combineren we nu met klussen. We maken ons wel zorgen over alle ontwikkelingen in de zorg. De vrijwilligerscentrale speelt een rol bij NL Doet en kan dat ook doen bij
10| P a r t i c i p a t i e Ons Tweede Thuis Nov. 2014
keek er al de hele week naar uit: “Mag ik met de burgemeester”. Geen probleem, burgemeester Theo van Eijk ging enthousiast op pad en duwde … jawel, de rolstoel van Justin. De wandeling begon met een koude wind, maar na het rondje om kinderboerderij Boerenvreugd kon er genoten worden van een warme bak koffie en een gevulde koek op woonvoorziening Beethovenlaan. Helaas, niet alleen was er de koude wind, maar er viel ook een flinke sneeuwbui en uiteindelijk kwam iedereen nat en moe van het duwen weer aan op dagcentrum Amstel-Meer. Gelukkig waren tegen die tijd de pannenkoekenbakkers al klaar. De spullen van het klussen werden opgeruimd en iedereen kon genieten van de pannenkoeken. Alle vrijwilligers werden bedankt voor hun inzet. Het was voor de cliënten van Amstel-Meer een groot succes.
Maatschappelijk verantwoord ondernemen:
meer dan een
De Morgenster helpt Kwakelse Veiling
eenmalige gift
Een aantal cliënten van arbeidstrainingscentrum
Vanuit Ons Tweede Thuis heeft De Zevenster al langer een klantrelatie met de Rabobank. Begin dit jaar wilde de Rabobank iets meer doen dan alleen onze bankzaken. Ze wilde echt iets betekenen voor onze kinderen. Om dit vorm te geven hebben medewerkers van de bank een middag geholpen met diverse activiteiten met de kinderen. Dit was heel iets anders dan hun dagelijkse werk maar ze kijken terug op een zeer inspirerende middag.
rapen gebeurde in de kantine van sportvereniging
De Morgenster uit Uithoorn hielp mee met catalogussen rapen voor de Kwakelse Veiling. Het KDO in De Kwakel. Leden van de sportvereniging en inwoners uit De Kwakel raapten daar samen 2100 catalogussen. Op 25 oktober en 1 november was de Kwakelse veilingavond. De opbrengst van die veiling werd traditiegetrouw verdeeld onder alle Kwakelse verenigingen. De cliënten van De Morgenster hebben hun steentje bijgedragen.
Tijdens een afsluitend kopje koffie ontstond een gesprek over het maatschappelijk belang van dit soort activiteiten door ondernemingen. De kracht moet niet zitten in een eenmalige grote activiteit maar veel meer in een structurele afspraak. Al snel vormde zich een idee om één keer per maand een activiteit te doen. De Rabobank was zeer gretig om hier aan mee te werken. Vanaf die dag komen Joke van Rijn en Brenda Verspeek iedere maand zwemmen met de jongeren van de groep ‘Fluitenkruid’. De jongeren en de medewerkers genieten enorm van deze extra activiteit. Bij de Rabobank is dit mooie initiatief al zo bekend geworden dat ze al een invalrooster hebben gemaakt voor de keren dat een van de dames op vakantie is. We hopen dat we met dit mooie voorbeeld van maatschappelijk ondernemen ook andere bedrijven in de regio kunnen inspireren tot vergelijkbare initiatieven.
De jongeren en de medewerkers genieten enorm van deze extra activiteit. Par ticipa tie Ons Tweede Thuis Nov. 2014
|11
IN|BEELD
In gesprek met Petri Embregts:
AUTONOMIE VRAAGT OM VERBINDING
Wat is er nodig om de reële participatiemogelijkheden van mensen met een verstandelijke beperking te vergroten? Wat vraagt dit van zorgaanbieders op organisatorisch- en beleidsniveau? “Zowel in de praktijk als in onderzoek wordt regelmatig gesuggereerd dat participatie voor mensen met een verstandelijke beperking lang niet altijd een reële mogelijkheid is. Zo blijkt uit onderzoek dat participatie vaak beperkt blijft tot fysieke integratie (bijvoorbeeld in de wijk wonen). Mensen zijn dan wel aanwezig in de maatschappij, maar maken er niet echt deel van uit. Tegelijkertijd is men het er in de westerse wereld over eens dat participatie wel tot de reële mogelijkheden van mensen met een beperking zou moeten behoren. Effectieve mogelijkheden tot participatie kunnen o.a. vergroot worden door gerichte acties of interventies op meerdere niveaus: wet- en regelgeving, ondersteuning bij maatschappelijke participatie, anti-stigma- en anti-discriminatie-initiatieven en monitoring van belemmerende factoren. Hoewel wet- en regelgeving niet automatisch leidt tot het realiseren van participatie, kunnen wetten daarin de alledaagse praktijk wel behulpzaam bij zijn. Voorbeelden zijn de Participatiewet en de Wet passend onderwijs. Ondersteuning van maatschappelijke participatie kan bijvoorbeeld door interventies aan te bieden, gericht op het onderhouden en uitbreiden van het sociale netwerk van mensen met een verstandelijke beperking. Denk bijvoorbeeld aan sociale netwerkanalyse, psycho-educatie, netwerkberaad of de inzet van buurtcirkels. Wat ook belangrijk is, zijn anti-stigma- en antidiscriminatie-initiatieven. Volgens onderzoekers is de houding die in de samenleving bestaat ten opzichte van mensen met een beperking, even belangrijk voor het slagen van werkelijke participatie als de beperking zelf. Initiatieven op dit gebied binnen de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking zijn er echter nog slechts in beperkte mate. Om effectieve antistigma-interventies te kunnen ontwikkelen is
De capability-benadering is een politiek filosofische stroming die een interessant denkkader kan bieden voor de conceptuele benadering van het begrip participatie (Embregts e.a., 2014 NtZ). Binnen de capability-benadering is ruimte voor de heterogeniteit en eigenheid van de doelgroep en wordt participatie gezien als iets wat tot de reële mogelijkheden van mensen moet behoren. Het begrip capability verwijst naar de daadwerkelijke mogelijkheden van mensen om te bereiken wat men waardevol vindt, zoals fysieke gezondheid, deel zijn van de maatschappij, of het hebben van vrienden. Wanneer iemand geld heeft om lid te worden van een sportclub, maar het vervoer erheen ontbreekt, of er worden op de sportclub vervelende opmerkingen gemaakt, dan mist de persoon de relevante capability om daadwerkelijk lid te worden van de sportclub. Sociaal beleid, individueel welzijn of sociale voorzieningen moeten dan ook vanuit dat oogpunt worden geëvalueerd. De capabilitybenadering wordt in veel disciplines toegepast en in toenemende mate ook binnen de zorg voor mensen met een beperking.
onderzoek naar de factoren die participatie bevorderen of belemmeren hard nodig. Door wetenschappelijk onderzoek kunnen interventies beoordeeld worden op kwaliteit en effectiviteit. Dit kan politiek en maatschappelijk bewustzijn creëren en zorgen voor verandering in de gewenste richting. Aan al deze interventies kunnen zorgaanbieders op organisatorisch- en beleidsniveau uiteraard een bijdrage leveren. Overigens is het duidelijk dat de professional (begeleider) een belangrijke rol blijft spelen; hij of zij is een belangrijke ondersteuner voor de mensen met een beperking om tot Par ticipa tie Ons Tweede Thuis Nov. 2014
|13
IN|BEELD daadwerkelijke participatie te kunnen komen. Dit alles vraagt van begeleiders en zorgorganisaties (eigenlijk de gehele samenleving) een omslag in denken, namelijk van ‘gericht op zorgverlening’ naar ‘gericht op ondersteuning’. Een positieve houding van begeleiders ten opzichte van
Er is onderzoek gedaan naar de ervaringen van professionals met het uitbreiden en versterken van netwerken van volwassenen met een lichte verstandelijke beperking wonend in de wijk. Het blijkt dat zij zich vooral richten op wat er voor de cliënt mogelijk is en niet zozeer op
Dit alles vraagt van begeleiders en zorgorganisaties (eigenlijk de gehele samenleving) een omslag in denken, namelijk van gericht op zorgverlening naar gericht op ondersteuning. participatie is dan vereist. Een probleem hierbij is dat begeleiders de afgelopen jaren steeds meer gestimuleerd zijn te gaan werken volgens protocollen en regels. Deze zijn bedoeld om mensen te beschermen. Maar als we willen dat mensen met een beperking daadwerkelijk kunnen en gaan deelnemen aan de samenleving, dan zullen professionals de cliënt toch weer wat meer los moeten laten. Ik zou willen spreken van anders vast gaan houden, ruimte geven, en soms ook risico’s durven nemen. Dat vraagt een alerte blik van de begeleiders om de risico’s goed in te schatten en erop te anticiperen of er oplossingen voor te bedenken. Ook moeten zij weten hoe zij met incidenten om kunnen gaan. Training en coaching van professionals is daarom ontzettend belangrijk. Ook zij zullen zich gesteund moeten voelen.”
Wat kunnen professionals doen om inclusie in de wijk te bevorderen? “Bij inclusie zijn twee aspecten belangrijk: interactie met anderen (familie, vrienden, kennissen, mensen in de samenleving) en participatie in de samenleving. Fysieke integratie is geen garantie voor sociale inclusie en meedoen met activiteiten is geen garantie voor betekenisvol sociaal contact. Professionals spelen een belangrijke rol in het faciliteren van sociale inclusie. Wanneer netwerken klein zijn of onvoldoende steun bieden, kunnen professionals de cliënt coachen in het uitbreiden en het versterken van het netwerk.
14| P a r t i c i p a t i e Ons Tweede Thuis Nov. 2014
wat er vanuit de samenleving ondernomen kan worden. Dit laatste is echter wel heel relevant. Een belangrijke conclusie van het onderzoek is dan ook dat professionals gezien kunnen worden als de brug naar de samenleving. Zij vormen als het ware de smeerolie tussen de cliënt en deze samenleving. Het is daarom belangrijk dat zij goed geïnformeerd zijn over de mogelijkheden en activiteiten in de wijk. Zij zouden medebewoners van een wijk mee kunnen nemen in een bepaalde mate van sensitiviteit voor de behoeften van mensen met een verstandelijke beperking en daarmee bij kunnen dragen aan een positief welkom voor mensen met een verstandelijke beperking in de samenleving.”
Is er binnen de WMO eigenlijk wel echt ruimte voor volwaardig burgerschap (participatie) voor mensen met een (licht) verstandelijke beperking? “Er kan inderdaad een spanningsveld zijn. Vanuit de participatiegedachte willen we dat mensen hun leven op hun eigen wijze vorm kunnen geven. Aan de andere kant is hun beperking chronisch en moeten ze in eerste instantie terug kunnen vallen op hun natuurlijke netwerk van ouders en familie in plaats van op professionals. Maar veel cliënten, zoals bijvoorbeeld mensen met een lichte verstandelijke beperking en een lichte zorgvraag, die straks onder de WMO vallen, willen helemaal niet altijd terugvallen op hun natuurlijke netwerk. Een alternatieve oplossing,
zoals hulp vragen bij anderen, bijvoorbeeld de buurman of een steunpunt in de wijk, is echter nog niet vanzelfsprekend. Mensen komen nog niet automatisch bij elkaar. Er is regelmatig sprake van vraagverlegenheid (schroom om hulp te vragen) bij mensen met een verstandelijke beperking. Daarnaast ie er juist ook aanbodverlegenheid bij netwerkleden (schroom om hulp aan te bieden). En dan is er ook nog het punt dat we vanuit de participatie- en inclusiegedachte gelijk aan elkaar willen zijn. Maar we kunnen pas echt gelijkwaardig aan elkaar zijn als we onderkennen dat mensen met een beperking kwetsbaar zijn. Als we dit begrijpen en daar oog voor hebben, kan participatie in mijn ogen pas slagen. Dan zijn we namelijk in staat om als samenleving mensen ruimte te geven maar ook sensitief te zijn en bereid te zijn zorg te dragen voor elkaar. Om naar elkaar om te zien en om ons om de ander, de kwetsbare ander, te bekommeren. Op dit moment zijn we in onze samenleving nog niet zover en hebben we professionals hard nodig om deze sensitiviteit en verantwoordelijkheid te ontwikkelen. Zij kunnen verschillende interventies toepassen. Een daarvan is bijvoorbeeld het organiseren van een netwerkberaad. In plaats van een gesprek aan te gaan met één persoon om na te gaan wat netwerkleden zouden kunnen bieden (en hen een rol toe te bedelen waar zij mogelijk niet op zitten wachten) kunnen verschillende netwerkleden gezamenlijk gevraagd worden om een avond mee te denken met de persoon. Onder andere de sociale netwerkanalyse van Ons Tweede Thuis zet daarop in.”
Op welke wijze kunnen zorgaanbieders begeleiders toerusten en faciliteren om de participatie van mensen met een beperking te bevorderen?
netwerken. Dit komt bijvoorbeeld door: • het tussen wal en schip vallen van mensen met een lichte verstandelijke beperking; geen aansluiting vinden bij reguliere vrijetijdsbesteding, het gebrek aan vrijetijdsbesteding die speciaal voor deze doelgroep is ontwikkeld • het verschil in perceptie van het belang van sociale netwerken; een cliënt kan daar anders tegen aan kijken dan de professional die hem of haar begeleidt • complexe problematiek binnen sociale netwerken • een gebrek aan goede vrijwilligers • bezuinigingen en beperkte mogelijkheden (tijd/geld) voor professionals om mensen goed te begeleiden bij participatie en inclusie • kenmerken van de sociale netwerken van cliënten, maar ook kenmerken van de cliënt zelf zoals een gebrek aan sociale vaardigheden, zich moeilijk kunnen aanpassen en zich niet geaccepteerd voelen. Het is belangrijk dat zorgaanbieders deze belemmerende factoren onderkennen en professionals coachen en ondersteunen om ermee om te gaan. Daarnaast is het belangrijk dat zorgaanbieders werken aan het wegnemen van mogelijke impliciete vooroordelen bij professionals als het gaat om de participatiemogelijkheden van een cliënt of de kracht van een sociaal netwerk.
Prof. dr. P.J.C.M. (Petri) Embregts is bijzonder hoogleraar op de leerstoel Mensen met een verstandelijke beperking: Psychopathologie en behandeling aan de Universiteit van Tilburg.
“Uit promotieonderzoek van Ida van AsseltGoverts (2014) blijkt dat professionals in de praktijk van alledag nog veel belemmeringen ervaren bij het uitbreiden en versterken van Par ticipa tie Ons Tweede Thuis Nov. 2014
|15
Naast belemmerende factoren worden door de professionals die deelgenomen hebben aan het onderzoek, ook factoren genoemd, die juist bevorderend werken voor het versterken en uitbreiden van het sociale netwerk. Bijvoorbeeld het aansluiten bij de specifieke interesses van de persoon, de bewustwording van het belang van sociale netwerken, het leveren van maatwerk en het borgen van interventies in het ondersteuningsplan van de cliënt. Naast het feit dat er netwerkleden nodig zijn die daadwerkelijke emotionele of praktische ondersteuning kunnen bieden, zijn ook oppervlakkige contacten van belang bij het doen slagen van participatie. Iedere avond met dezelfde mensen een praatje maken als je je hond uitlaat, of bij een bezoek aan de plaatselijke bakker.”
Wat is uw gouden tip om de participatie van mensen met een verstandelijke beperking te bevorderen? “Om daadwerkelijke participatie te realiseren, om een samenleving na te streven die bereid is kwetsbare burgers op te nemen en, zich te bekommeren om mensen met een beperking en hun uniciteit en kracht te zien, is het van belang wederkerigheid in contacten te bevorderen. Tussen netwerkleden en de mensen met een beperking, tussen mensen met en zonder beperkingen die samen de maatschappij vormen. Of het nu in praktische zin is (ook mensen met een beperking kunnen vrijwilligerswerk doen), in emotionele zin (ook mensen met een beperking kunnen de ander steunen) of in oppervlakkige contacten. De zelfdeterminatietheorie biedt een prachtig kader: mensen met een beperking hebben recht op een zo autonoom mogelijk leven, ze mogen en kunnen eigen keuzes maken, maar het is aan ons, aan hulpverleners, aan netwerkleden, aan de samenleving om hen daarbij te ondersteunen, hen competent te maken vanuit een fundament van verbondenheid.”
16| P a r t i c i p a t i e Ons Tweede Thuis Nov. 2014
Boerin en de Kok Via een persoonlijke relatie werd Boerin en de Kok op het idee gebracht. Hoe geweldig zou het zijn, als de kookstudio een helpende hand kreeg en tegelijkertijd een actieve bijdrage zou leveren aan de maatschappij? Inmiddels weet Boerin en de Kok dat het een geweldige ervaring is. “De komst van Tamara is voor ons een grote aanvulling en de dynamiek is fantastisch,” aldus Eva, eigenaresse en de boerin. “Ik raad bedrijven aan om het te proberen. Het Bedrijfsverzamelgebouw biedt veel en doeltreffende ondersteuning aan zowel Tamara als aan ons. De aandacht die je er als bedrijf in stopt, komt absoluut terug. Wij zijn er super blij mee.” Ook Tamara is happy! Ze werkt twee dagen bij het Bedrijfsverzamelgebouw en twee dagen bij Boerin en de Kok. ”Het zijn aardige en lieve mensen hier. Ik werk op een mooie plek, je kan vanaf hier naar het weiland kijken”. De prachtige locatie van Boerin en de Kok wordt voor verschillende doeleinden gehuurd, maar de eigenaren organiseren zelf ook activiteiten, die de moeite waard zijn, vertelt Tamara trots. “Ik help bij die activiteiten. Daarom werk ik soms op andere dagen, of in het weekend. Ik kom als ze me nodig hebben.” Zowel Tamara als Eva geven aan dat
de maatschappij een onvolledig beeld heeft van Ons Tweede Thuis. “Veel mensen denken dat Ons Tweede Thuis er is voor zware gehandicapten,” vertelt Tamara, “maar dat ben ik niet. Ik ben goed in hard en netjes werken. Ik kan goed schoonmaken en ben beleefd en vriendelijk tegen klanten.” Volgens Eva is dat niet het enige. Tamara bedenkt zelf wat ze kan doen. Ze heeft inzicht en ziet werk. Boerin en de Kok heeft veel aan haar. “Tamara neemt haar verantwoordelijkheid. Als ze iets niet weet, weet ik zeker dat ze het zal vragen. Ze krijgt vrijheid, maar kan dat ook aan. Ik kan op haar vertrouwen”, aldus Eva. “Ik het begin was ik super verlegen. Ik weet nu hoe het werkt, durf te vragen en te praten. Het meeste werk vind ik leuk om te doen. Sommige dingen niet, soms omdat ik het nog nooit gedaan heb. Je kan niet alleen maar leuke dingen doen. We kletsen, maken grapjes en lachen samen en ik mag veel nieuwe dingen uitproberen.
IN|BEELD
Het is hard, maar gezellig werken hier!” Tamara is trots op haar werk, de gastvrijheid van Boerin en de Kok, de activiteiten die zij ondernemen, de tevreden gasten, de sfeer die het uitstraalt. Ze vertelt er graag over en voelt zich verbonden en betrokken bij ‘haar bedrijf’. Eigenlijk… is ze net zo trots als de Boerin en de Kok zelf! Trotse werknemers, daar droomt toch iedere werkgever van….
IN|BEELD
Voorzitter Centrale Familieraad: Kunt u de term ‘ontzorgen’ uitleggen? Er gaat de komende tijd veel veranderen, zoals WMO en AWBZ, Jeugdwet en Participatiewet en de nieuwe taken voor de gemeenten in onze regio. Maar voor een deel van de cliënten is het nog steeds onduidelijk wat dat precies gaat betekenen. Je kan zomaar de volgende vragen bedenken: welke cliënten krijgen met deze veranderingen te maken, gaan er voorzieningen sluiten, wordt de zorg beperkt, moeten we zelf gaan meebetalen aan die zorg enz. enz. Al deze vragen komen regelmatig aan de orde bij alle discussies die de Centrale Familieraad voert met de bestuurder. In 2013 is een nieuw beleidsplan opgesteld en is met name ook de visie op de zorg onder de loep genomen. Wij hebben als Centrale Familieraad ook aan deze discussie meegedaan. De zorgvisie is toen aangepast aan de toekomstige eisen die door cliënten worden gesteld. Maar ook de partijen die zorg bij Ons Tweede Thuis gaan inkopen spelen daarin een grote rol, zoals de gemeenten in deze regio. Want de gemeente waarin u woont, wordt in de toekomst een belangrijke partner, dus Ons Tweede Thuis zal daar ook rekening mee moeten houden. Maar goed, wij praten in de Centrale Familieraad dus regelmatig over participatie en familiebetrokkenheid. Wat ik mij dan vaak afvraag is wat u daar zelf van denkt of misschien wel over be-denkt. Want één ding is wel duidelijk: er gaan veel zaken veranderen voor de cliënten, dus voor onze familieleden, en wat kunnen wij daar zelf aan bijdragen, willen we dat eigenlijk wel en hoe gaan we dat aanpakken. De medewerkers van Ons Tweede Thuis, zowel de leidinggevenden, als ook de begeleiders zijn binnen Ons Tweede Thuis opgeleid en opgevoed
18| P a r t i c i p a t i e Ons Tweede Thuis Nov. 2014
vanuit de gedachte dat de zorg voor de cliënten zoveel mogelijk moest worden uitgevoerd door hen zelf. Op die manier was Ons Tweede Thuis de families aan het “ontzorgen”. Ons Tweede Thuis is daar de afgelopen jaren zeer goed in geslaagd, wat op zichzelf een compliment waard is, ware het niet dat daardoor ongewild bij een aantal cliënten de families gedeeltelijk uit beeld is geraakt. En dan hebben we dus met twee knelpunten te maken. Het eerste knelpunt: Ons Tweede Thuis zal opnieuw moeten leren om de families structureel te betrekken bij de zorg, en ze ook de ruimte geven om ze te laten participeren. Niet alleen in familiecommissies, maar juist bij de dagelijkse activiteiten waar de cliënten gebruik van maken. Want eerlijk gezegd, ik denk dat familieleden genoeg activiteiten kunnen uitvoeren, die nu nog worden uitgevoerd door de begeleiders. En juist daar kan veel in samengewerkt worden. Het tweede knelpunt: wij zullen onszelf als families meer moeten gaan realiseren dat het ‘ontzorgen’ door Ons Tweede Thuis in de toekomst niet meer houdbaar is. Tegelijkertijd kunnen wij ook onze eigen ervaringen, kennis en vaardigheden aanbieden aan de voorzieningen. Knelpunten benoemen is goed,
maar het draait om de oplossing. Vooral de familiecommissies en de Centrale Familieraad zullen de leidinggevenden van voorzieningen blijven aanspreken op de rol van families, en op de mogelijkheden om families in te zetten bij allerlei activiteiten. Ik denk dat bij elk gesprek tussen familieleden en de leiding van voorzieningen dit onderwerp besproken kan worden. En gebeurt dat niet, dan is dat een gemiste kans. Tot nu toe blijft het te vaak nog bij goede voornemens, maar als familiecommissies hulp aanbieden, dan moeten die voorzieningen dat aanbod ook serieus nemen. En geen gebruik maken van een aanbod is eigenlijk geen optie meer! Maar ook de families moeten zelf nagaan welke rol zij willen gaan spelen, welke activiteiten zij kunnen invullen en op welke wijze zij betrokken willen worden. Een voorbeeld: bent u een goede wandelaar of fietser, vraag dan of u dat kunt gaan doen samen met andere cliënten. En al is dat dan niet uw eigen familielid, vertrouw er dan op dat uw familielid daar toch baat bij heeft, want uw hulp levert altijd voordeel op voor de gehele voorziening. En op die manier wordt “ontzorgen” iets minder Ons Tweede Thuis, maar meer een gezamenlijke taak.
Robert Verberg Robert Verberg Voorzitter Centrale Familieraad
De voorzitter van de Centrale Familieraad schrijft ieder kwartaal een column in Ons Tweede Thuis Magazine. Deze column verscheen in maart 2014.
Morgenster helpt voedselbank Uithoorn Emiel, Dennis en Benjamin van De Morgenster sjouwen kratten. Veel kratten. Zo’n 70 stuks. Allemaal bedoeld voor de voedselbank Uithoorn. Een leuke en zinvolle klus voor deze enthousiaste mannen én een goede ondersteuning voor de mensen van de voedselbank. De Morgenster in Uithoorn is een arbeidstrainingscentrum voor mensen met autisme. De cliënten participeren volop in de samenleving, bijvoorbeeld door de Voedselbank te helpen. Elke week komt er een auto vol kratten aan in Uithoorn. De vrijwilligers van de Voedselbank zijn wat blij met de hulp van De Morgenster: “Heerlijk dat jullie dat doen. Moet je zo’n krat eens oppakken, dat is echt zwaar hoor.” Dat valt voor Emiel, Dennis en Benjamin wel mee en ze sjouwen de 70 kratten met gemak naar binnen. “Niet zo zwaar hoor, valt best mee”, aldus Benjamin. Voor Dennis is het een leuke uitdaging: “Ik was in mijn vorige werk gewend te sjouwen. Ik heb hier veel zin in, het is weer eens iets anders.” “En het is voor een goed doel”, vult Emiel aan. Dat was ook voor De Morgenster aanleiding om contact op te nemen met de voedselbank en hulp aan te bieden. Het is een mooie samenwerking en tot tevredenheid van alle partijen, dat is wel duidelijk.
Par ticipa tie Ons Tweede Thuis Nov. 2014
|19
IN|BEELD
Participatie voor kinderen en jeugdigen met een verstandelijke beperking? Natuurlijk! intensieve gezinsondersteuning en thuisondersteuning. Binnen al deze vormen van ondersteuning bevorderen we participatie en zelfredzaamheid. Daarbij kijken we goed naar wat een kind kan en aankan. Wij brengen het sociaal-emotionele ontwikkelingsniveau van het kind in kaart. We willen kinderen niet overvragen, maar ook niet ondervragen. Samen met ouders werken we methodisch en doelgericht aan de geformuleerde doelen. Deze leggen we vast in het persoonlijk ontwikkelingsplan van het kind.
Marion Stronks, orthopedagoog en GZ-psycholoog van Ons Tweede Thuis, vindt het heel vanzelfsprekend. Kinderen en jongeren met een verstandelijke beperking of ontwikkelingsachterstand moeten zoveel mogelijk kunnen participeren in de samenleving. Marion is hier als gedragsdeskundige nauw bij betrokken. Ons Tweede Thuis biedt persoonlijke verzorging, begeleiding, behandeling en verblijf aan kinderen en jeugdigen met een ontwikkelingsachterstand of verstandelijke beperking. Dit doen we in verschillende woonvormen en specialistische kinderdienstencentra (KDC). Ouders of vertegenwoordigers spelen hierbij een belangrijke rol. Zij kennen hun kind het beste. Daarom bieden we ook ondersteuning en behandeling aan ouders. In de vorm van: praktische pedagogische gezinsbegeleiding,
20| P a r t i c i p a t i e Ons Tweede Thuis Nov. 2014
De doelgroep kinderen en jeugdigen is heel divers van aard. Het ene kind heeft meer mogelijkheden om te participeren dan het andere. Toch zijn de begeleidings- of behandeldoelen bij alle kinderen en jongeren gericht op het bereiken van zo groot mogelijke participatie, zelfstandigheid en bijdrage aan de maatschappij.
Participatie in de praktijk: op regulier kinderdagverblijf In de KDC´s worden over het algemeen kinderen met een (zeer) ernstige, meervoudige en soms matige verstandelijke beperking behandeld. Waar mogelijk bereiden we kinderen voor op deelname aan het reguliere of speciale onderwijs. Een aantal kinderen maakt naast het KDC parttime gebruik van een regulier kinderdagverblijf onder andere gericht op integratie in de
eigen buurt. Omdat sommige kinderen net wat meer zorg en begeleiding nodig hebben dan het reguliere onderwijs of het kinderdagverblijf kan bieden, bestaat er de mogelijkheid van integratiebegeleiding. Eén kind van het KDC gaat inmiddels fulltime naar het reguliere kinderdagverblijf. De intensieve begeleiding en behandeling vanuit het KDC en de
Kinderen leren allerlei vaardigheden om hun kamer op te ruimen, zichzelf te verzorgen, boodschappen te doen, hun vrije tijd in te vullen, etc. We zoeken zoveel mogelijk aansluiting bij de voorzieningen in de buurt, zoals de buurtsuper en het zwembad om de hoek. Doordat de buurtsuper de jongeren leert kennen en weet wat ze zelf kunnen en waar ze wat hulp
Ons Tweede Thuis en het speciaal onderwijs in de regio werken steeds meer samen. integratiebegeleiding bleek steeds minder nodig! Dit is een mooi voorbeeld van hoe het kan gaan. Ons Tweede Thuis en het speciaal onderwijs in de regio werken steeds meer samen. Hierdoor ontstaan er gezamenlijke initiatieven, zoals een zorgklas. Dit is onderwijs voor leerlingen die extra begeleiding nodig hebben om te kunnen profiteren van het leeraanbod. Een ander mooi voorbeeld is een gezamenlijke wandelvierdaagse voor basisscholen en KDC. Maar denk ook aan het ontwikkelen van een alternatief communicatiesysteem met gebaren, foto´s en pictogrammen voor kinderen die door hun verstandelijke beperking of autisme niet kunnen praten. Of bijvoorbeeld een kind met een zeer ernstige meervoudige beperking, totaal afhankelijk van verzorging. Door middel van video-analyse is het gelukt de begeleiding beter af te stemmen op zijn tempo en belevingswereld. Hierdoor is zijn invloed op de omgeving, en daarmee zijn kwaliteit van leven, vergroot.
Participatie in de praktijk: in de wijk Het streven naar zo groot mogelijke participatie geldt natuurlijk ook binnen de woonvoorzieningen. Ook hier zijn mooie voorbeelden te vinden.
bij nodig hebben, kan een deel van de jongeren zelf boodschappen doen. In het voorjaar van 2014 hebben jongeren van voorzieningen in Aalsmeer de eerste Buurtaward van Ons Tweede Thuis uitgereikt aan een medewerkster van een buurtsupermarkt. Door haar kunnen onze cliënten zelfstandig boodschappen doen. Daar wilden we graag extra aandacht aan schenken. Binnen de kindersector wordt ook een appèl gedaan op maatschappelijk ondernemen van bedrijven. En het is zelfs zo dat bedrijven zelf aanbieden om een bijdrage te leveren aan de ondersteuning en participatie van kinderen en jongeren. Zo biedt de Rabobank volgens een roulatiesysteem zwemvrijwilligers aan! Dat is toch geweldig?
Empowerment van ouders en omgeving Ons Tweede Thuis streeft ernaar dat ouders zo veel mogelijk zelf de zorg voor hun kind blijven dragen. Dit is over het algemeen ook de wens van ouders. In het persoonlijk ontwikkelingsplan worden goede afspraken vastgelegd over taken die ouders zelf op zich nemen. Ook kijken we samen welke mensen in hun eigen omgeving het gezin kunnen ondersteunen. Een van de doelen van Par ticipa tie Ons Tweede Thuis Nov. 2014
|21
IN|BEELD de thuisondersteuner of degene die praktische pedogogische gezinsbegeleiding geeft in het gezin, is bijvoorbeeld om te onderzoeken hoe het gezin weer zelfstandig verder kan. Empowerment van ouders, familieleden en andere naasten krijgt veel aandacht.
Deskundigheid bevorderen Ons Tweede Thuis biedt niet alleen begeleiding in de thuissituatie, maar kan ook de deskundigheid van ouders en hun omgeving bevorderen. Een voorbeeld hiervan is een cursus gebarentaal voor ouders, grootouders en ook ooms en tantes. Een ander voorbeeld is de thuisondersteuner die probeert het sociale netwerk van een jongere te vergroten door contacten te leggen met lokale voorzieningen zoals het buurthuis en de sportclub. Hierdoor zorgen we voor meer inbedding in omringende sociale netwerken. Uitgangspunt hierbij is: speciaal waar nodig, gewoon waar kan.
Op adem komen Uiteraard zijn er situaties denkbaar waarbij de jongere niet zo gemakkelijk aansluiting vindt bij leeftijdsgenoten of club in de buurt. Of waarbij de zorg voor het kind binnen het gezin en de omgeving te zwaar wordt. Bijvoorbeeld omdat er behoorlijke gedragsproblemen zijn. Of omdat er vanwege de ernstige meervoudige beperking continu specialistische zorg en behandeling nodig is. Toch streven wij er altijd naar om het kind zoveel mogelijk in het eigen gezin en in de eigen buurt te laten opgroeien. Soms hebben ouders het nodig om even op adem te komen. Ouders van een kind met een beperking hebben het in de regel zwaarder doordat hun kind intensievere begeleiding vraagt en vooral blijft vragen. Denk ook aan de contacten met instanties en specialisten die veel energie vergen. Ons Tweede Thuis heeft de wens om samen met vrijwilligersorganisaties een gastgezinnenproject te starten, met als doel crisisopname en permanent verblijf zo veel mogelijk te voorkomen.
22| P a r t i c i p a t i e Ons Tweede Thuis Nov. 2014
Kinderen op bezoek Kinderen van de Kids Club 8+ van Levantjes Kinderopvang Amstelveen bezochten dagcentrum Westwijk. Dit in het kader van het project ‘Ken onze wijk’. De kinderen van de Kids Club willen graag een rol spelen in hun wijk, in dit geval Westwijk Amstelveen. Eerder werd een deel van Westwijk al door de kinderen vrijgemaakt van zwerfvuil. In de zomer brachten de kinderen van Levantjes Kinderopvang een bezoek aan het dagcentrum Westwijk van Ons Tweede Thuis. De kinderen zien de cliënten van het dagcentrum vaak lopen in het winkelcentrum of in de wijk. De kinderen wilden wel eens meer weten over deze mensen. Karin Koot, clustermanager van Westwijk is eerst langs geweest bij de Kids Club om de kinderen te vertellen over syndroom van Down en andere verstandelijke beperkingen en over autisme. Tijdens het bezoek aan het dagcentrum kregen de kinderen een rondleiding door het gebouw en uitleg. Vooral de snoezelruimte maakte veel indruk. Daarna hebben de Levantjes Kids samen met de cliënten zeepkettingen gemaakt. Het werd een indrukwekkende dag waar de kinderen heel veel van geleerd hebben. De kinderen kijken nu met andere ogen naar de mensen van Ons Tweede Thuis. Wij bedanken iedereen van OTT voor de ontvangst en de begeleiding, we hopen zeker nog een keer langs te komen.
Recyclen Recylen oftewel hergebruiken: je wordt er regelmatig aan herinnerd, maar doe je het ook? In de praktijk staan de flessen- en de plasticcontainers net wat verder weg en komt het er gewoon niet van. Op dagcentrum Roerdomplaan in Aalsmeer dachten ze: daar kunnen we wat aan doen! Drie jaar geleden is het project gestart en het draait nu op volle toeren. Wat doen jullie precies? Marinda: “We gaan langs de deuren bij de mensen, dan bellen we aan. Als ze de deur opendoen vragen we, heeft u nog glas of plastic?”
Jochem: “We doen dat voor die mensen, dan is het gemakkelijker voor ze en sommige zijn slecht ter been. Ze weten precies dat we komen. Iedere eerste en tweede maandag van de maand. Dan hebben ze alles al klaargezet bij de voordeur.” Roy: “We trekken eropuit met twee skelters met aanhangkarren en een handkar.”
Jochem:
“De mensen zijn erg blij; ze vinden dat we het goed doen en ze vinden het mooi dat we ervoor zorgen dat de flessen en het plastic opnieuw worden gebruikt. Dat is ook goed voor het milieu.” Paul: “We brengen het naar de verzamelbakken hier in de buurt. Daar staat een glasbak en een plasticbak. Daarin wordt alle plastic in elkaar gedrukt zogezegd.” Pascal: “Er worden allemaal nieuwe dingen gemaakt van dat plastic: cd-hoesjes, plastic flessen, opbergkratjes en van die grote klikobakken.” Paul: “En de flessen smelten ze om voor nieuw glas.” De buurvrouw: “Ik vind het heel fijn dat ze langskomen. Ze nemen je echt werk uit handen. Doordat ze twee keer per maand langskomen is het voor ons huishouden veel minder moeilijk om een bijdrage te leveren aan het scheiden van afval en dus aan een schoner milieu.”
Is het leuk werk? Roy: “Ja heel leuk, echt werk voor sterke mannen.” Patricia: “Ho, ho ik kan het ook, ik ben hartstikke sterk.” Marinda: “Het is wel hard werken hoor. We halen vaak heel veel op en dan zitten alle karren helemaal vol. Maar ik vind het fijn om te doen, dus het is niet erg.” Paul: “Zeker, en lekker naar buiten. Beter dan zitten op je achterwerk.” Par ticipa tie Ons Tweede Thuis Nov. 2014
|23
IN|BEELD
N E D D I M
in de ing v e l n same
Mario werkt twee dagen per week bij verzorgingshuis Theresia en twee dagen op een beschutte werkplek in werk- en dagcentrum Middelpolder. Juist die combinatie maakt dat hij kan participeren in de samenleving. “Ik werk in de keuken bij Theresia, op maandag en vrijdag. Om tien voor acht begin ik met allerlei voorbereidingen voor het ontbijt. Dat is belangrijk. Mensen kunnen dan gelijk aanschuiven en lekker eten. Het is leuk om te doen. Ik wil het altijd een beetje gezellig maken
24| P a r t i c i p a t i e Ons Tweede Thuis Nov. 2014
voor mensen. Als ik koffie rondbreng, zeg ik “Kan ik u blij maken met een lekker kopje koffie?”. Je moet het een beetje aankleden. Na het eten was ik af en maak ik alles schoon. Schoon is belangrijk in de keuken. Het werken bij Theresia geeft me een voldaan gevoel. Je doet iets voor mensen. Op dinsdag en woensdag werk ik bij Middelpolder. Dat is ook enorm leuk. Ik kan hier experimenteren met schilderen in het atelier. Op woensdagmiddag heb ik dienst bij de telefoon, dan heb ik ook tijd om gedichten te schrijven. Dat schilderen en gedichten schrijven, dat ben ik. Ik heb ook een cursus facilitair medewerker gedaan. Daar leerde ik hoe
ik met mensen om moet gaan of hoe ik moet tillen en over hygiëne in de keuken. Het geeft een beetje extra inzicht en je wordt je meer bewust wat je werk inhoudt, waarom je iets doet.Waarom ik het prettig vind om zowel bij Middelpolder als bij Theresia te werken? Het gaat om de balans in alles wat ik doe. Ik zou heel graag willen dat het anders was maar dat is het niet. Ik heb die balans nodig. Als ik vijf dagen bij Theresia zou werken, zou ik heel moe worden. Moe van de continuïteit, achter elkaar bezig zijn. Dat is wel leuk maar dat lukt niet. Middelpolder geeft mij rust. Daar kan ik ook dingen doen die ergens anders niet kunnen zoals schilderen, tekenen en gedichten maken. Die balans, ik zou er wel vanaf willen maar je moet reëel blijven, dat is het allermoeilijkste maar dan gaat het goed. Er is een verschil tussen een gewoon iemand en ik. Ik kan minder prikkels aan. Ik heb meer tijd nodig om die prikkels te verwerken. Dat is best moeilijk. Om me heen zie ik dat anderen van alles kunnen maar ik kan niet alles bereiken. Nu de balans goed is, heb ik ’s avonds nog energie om te trainen. Ik doe mee aan hardloopwedstrijden op de 5 en 10 kilometer.”
Als je in de Arendstraat in Badhoevedorp loopt, word je vanzelf nieuwsgierig naar wat er achter nummer 5 zit. Vanaf de straat zie je in de etalage leuke producten, plus een paar gezellige tafels en stoelen die uitnodigen om er te gaan zitten voor een kop koffie. En vooral, als de deur open staat, komt een heerlijke taartlucht je tegemoet. De Goede Buur: werkplek voor mensen met een beperking maar ook ontmoetingsplek voor de buurt.
Werken bij De Goede Buur Een bezoekster heeft net lege jampotjes afgegeven en neemt even de tijd voor een kop koffie en stukje appeltaart. In het bakkerijgedeelte komen prachtige appeltaarten uit de oven. Esther heeft die ochtend boodschappen gedaan. “We kijken elke dag wat we nodig hebben aan meel, appels, rozijnen, custard of suiker. Op woensdag doe ik boodschappen voor de ouderensoos van het verzorgingshuis De Schuilhoeve. Dat is erg leuk, vooral de contacten met de mensen daar. Even een praatje maken, daar hou ik wel van. Ik doe hier ook allerlei andere dingen. Appels schillen en kralen op kleur uitzoeken. We moeten zelf het sanitair schoonmaken en de kantine. Ik heb ook bij Dorpshuis Badhoevedorp gewerkt, voor we hierheen gingen. Hier is veel meer ruimte en dat is veel lekkerder werken. We krijgen steeds meer bestellingen van appeltaart. We maken elke week wel 70 taarten.” Lenie heeft net allemaal oude cupjes van koffie leeggehaald en schoongemaakt. Daar maken anderen weer kettingen van, armbanden of slingers. “Je moet die cupjes met een hamer platslaan, dat durf ik niet hoor, met zo’n hamer. Ik doe ook boodschappen voor de ouderensoos en ik schil appels. Ik kan geen deeg kneden maar wel schillen. Ik vind het leuk om in de winkel te helpen of mensen te bedienen. Ik heb het hier reuze naar m’n zin. O ja, ik help ook mee met jam maken.”
Brenda is bijna klaar met de winkel schoonmaken. Alles ziet er weer tiptop uit. Zij houdt vooral van het knutselen: “We maken vliegengordijnen en sieraden van kralen of van die koffiecupjes, en mapjes van oude fietsbanden en kaarten om te versturen. Knutselen is het leukste en in de winkel helpen. Vragen wat mensen willen en ze bedienen. Koffie, thee, appeltaart.”
Wat is De Goede Buur: De Goede Buur is er voor mensen met een beperking maar ook voor vrijwilligers die hun talenten en vakkennis willen delen. Buurtbewoners kunnen er een kopje koffie drinken. Er zijn leuke decoratieve producten te koop. Cliënten van De Goede Buur kunnen verschillende werkzaamheden verrichten in de buurt, bv. de straat schoonhouden of speelgoed van een school schoonmaken. De Goede Buur staat open voor vernieuwing en aanpassingen en richt zich naar de vraag van haar gebruikers. Par ticipa tie Ons Tweede Thuis Nov. 2014
|25
IN|BEELD hulpverleners hebben de zorg op deze manier ontwikkeld met als resultaat dat mensen met een beperking steeds beter worden verzorgd en ondersteund.
Ouderparticipatie is een langdurig proces
Te weinig aandacht voor ouders
Jurriaan Fransman is de vader van Quinten. Quinten is al een tijd uit huis. Hij woont in een woonvoorziening van Ons Tweede Thuis. Zijn ouders hebben de zorg voor hun zoon voor een groot deel overgedragen aan de voorziening. Wat is nu hun rol in het leven van Quinten en gaat die rol veranderen met de participatiemaatschappij als nieuwe horizon van de zorg? Quintens ouders hebben goed contact met de voorziening. Zijn moeder beheert de financiën, koopt kleding en zit in de klankbordgroep van Quintens dagcentrum. Zijn vader maakt met twee andere ouders de nieuwsbrief van de woonvoorziening. Hij schrijft zelf stukjes en redigeert die van anderen. Voor hem gaat dat van nature. Hij is o.a. journalist geweest, communicatieadviseur en universitair docent. Schrijven vormt een belangrijk deel van zijn werkende bestaan. De nieuwsbrief verschijnt met regelmaat en komt bij ouders en personeel digitaal in de bus. Zo is iedereen op de hoogte van het reilen en zeilen van de woonvoorziening.
Zorg overgenomen Fransman beaamt het belang van participatie van ouders. Het is echter niet vanzelfsprekend. Lange tijd hebben de voorzieningen de zorg juist overgenomen van de ouders. Op zich was dat niet verkeerd. In de voorziening werd het kind
26| P a r t i c i p a t i e Ons Tweede Thuis Nov. 2014
een zelfstandiger persoon. Dat is belangrijk, benadrukt Fransman. Het is een grondrecht van ieder mens en dus ook van diegene met een beperking. De meeste ouders willen het ook wel. Ze hebben vaak langdurig voor hun opgroeiende kind gezorgd. Een zware taak en na twintig of dertig jaar ben je ook blij als je een groot deel van die zorg kan overdragen.
Bedenkingen Toen kwam de crisis. De integrale zorg leek te duur om te handhaven en er werd in hoog tempo gezocht naar manieren om te bezuinigen. De kostbare integrale zorg van de voorzieningen moest plaats maken voor participatie van de gehele maatschappij in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. Fransman heeft er grote bedenkingen over. Hoe kan je iets wat de afgelopen 40 jaar met grote zorgvuldigheid is opgebouwd, in één keer veranderen. Generaties
overprikkeld raakt en om zich heen begint te slaan. Er is geen professionele begeleider aan boord die de situatie had kunnen voorkomen. Het ongeluk is die avond nog in het nieuws en de volgende dag zijn er Kamervragen: hoe heeft dit kunnen gebeuren?
Tegelijkertijd is er bij de huidige plannen veel te weinig aandacht voor de ouders, familie en Het resultaat is aanscherping van het verzorgers die kinderen met een beperking vrijwilligersbeleid waardoor een groot deel van hebben grootgebracht. Het zijn vaak 20 tot deze mensen niet meer aan de eisen kan voldoen 30 zware jaren geweest. Ondanks de hulp en zijn heil ergens anders zoekt. Er komt weer een van de buurvrouw, professionele en ooms, tantes en Tegelijkertijd is er bij de huidige plannen veel ervaren betaalde vrienden bleef het busbegeleider. Het te weinig aandacht voor de ouders, leeuwendeel van is maar een klein familie en verzorgers die kinderen met een voorbeeld, maar de, ingewikkelde handicap hebben grootgebracht. zorg, bij de ouders wel illustratief voor liggen. Ze zijn moe de grenzen van de en nu blijkt datgene waar ze naartoe hebben participatie in zoiets ingewikkelds als de zorg gewerkt: namelijk dat het kind het huis uit gaat voor mensen met een verstandelijke beperking. omdat het toe is aan een nieuwe fase van Leren kennen zelfstandigheid, opeens niet meer mogelijk is. Ondertussen is Fransman wel voorstander van Proces de participatie maar hij wil het plaatsen in de Participatie is volgens Fransman een proces. Iets tijd. Het is een proces waarin je elkaar als ouder, wat tijd kost en wat zijn grenzen heeft. Natuurlijk vrijwilliger en voorziening opzoekt en in overleg is het goed dat de maatschappij deelneemt gaat; als je een cliënt mee op stap neemt, waar aan de zorg. Iedereen wordt er beter van. De moet je dan beginnen. Van het opbouwen van cliënt ziet meer mensen, krijgt een bredere blik, vertrouwen in een wandelingetje van twintig doet dingen waar anders geen tijd voor zou minuten tot aan het organiseren van een zijn. De vrijwilliger wordt zich bewust van de stoere fietsvakantie naar een Waddeneiland. kwetsbaarheid van de wereld om zich heen en Langzamerhand leer je elkaar kennen en neemt daar zijn verantwoordelijkheid in. Maar krijg je de noodzakelijke handvatten om het hoe gaat dat in de praktijk. Fransman ervaart vrijwilligerswerk op een verantwoorde manier te dat als een soort slingerbeweging. Je kan allerlei doen. Het is een proces en dat kost tijd en wil je mensen inzetten in de zorg en iedereen zal daar de participatie tot een succes maken, dan mag je enthousiast over zijn. Tot op het moment dat het dat proces niet overslaan. busje met de goed bedoelende vrijwilliger van de weg raakt doordat één van de inzittenden Par ticipa tie Ons Tweede Thuis Nov. 2014
|27
IN|BEELD
Foto: Bob Geilings
Werken bij een uitvaartverzorging
“Prachtig en dankbaar werk” Sinds een paar maanden doet Maaike waar ze altijd van gedroomd heeft: ze werkt bij een uitvaartverzorging. Een bijzondere werkplek waar ze heel graag, samen met Rob Meijer van uitvaartverzorging De Witte Zwaan, over vertelt. “Ik wilde dit al zo lang. Ik had, toen ik 17 was, stage gelopen bij Westgaarde. Ik dacht ‘als er iets is dat ik wil gaan doen, dan is het in de uitvaart werken’. Het is zo mooi werk. Je kunt mensen echt helpen in verdrietige situaties. Als ze zeggen ‘hij is begraven zoals hij was’, dan grijpt dat me aan, daar doe ik het voor. Je bent er voor iemand die je nodig heeft. Een, hoe noem je dat, afleggen is zo’n raar woord… laatste verzorging vind ik prachtig en dankbaar werk. Nadeel is dat ik door mijn epilepsie een gigantisch reukorgaan heb, soms is dat echt vreselijk. Maar dan breng ik mijn gedachte gewoon op iets anders. Het was in het begin natuurlijk wel spannend. Ik heb een epileptische wegraking gehad, puur van de spanning.” Rob springt daarop in: “Van tevoren hadden we, samen met de jobcoach van BW Re-integratie van Ons Tweede Thuis, besproken dat dat kon gebeuren. Daardoor wist ik wat ik moest doen. Ik ben erg blij met
28| P a r t i c i p a t i e Ons Tweede Thuis Nov. 2014
Maaike. Ik had op Facebook gelezen dat iemand met het Syndroom van Down een eigen bedrijf uitvaarthulp Doodgewoon had opgericht. Ik dacht ‘wat daar kan, kan hier ook’. Via leidinggevenden van Ons Tweede Thuis die ik kende van uitvaarten, kwam ik in contact met Maaike.” Maaike: “Rob zei tegen me ‘loop maar gewoon mee en zeg het als je iets nog niet wilt’. Er was snel een klik en ik durfde ook direct dingen te vragen. Ik help Rob waar het kan. Ik haal bijvoorbeeld iets uit de auto zodat Rob rustig met de nabestaanden verder kan praten. Ik help met de rouwboeketten. Laatst moest Rob zijn auto nog parkeren en zei hij dat ik voor de rouwauto kon gaan staan. ‘O,o, welke kerk is het’, dacht ik. Er stonden er twee bij elkaar en de klok luidde nog niet…. Gelukkig zag ik waar ik heen moest lopen. Het was spannend maar er ging een vloed door me heen: hier ben ik!” Rob: “Ik was verrast. Opeens zag ik de hele stoet in beweging komen, twee rouwauto’s en drie volgers. Ik probeer Maaike bij alles te betrekken. Ze heeft in wooncentrum Westwijk meegeholpen toen daar iemand overleden was. Zij heeft aangifte gedaan. Ik wil haar echt een rol geven. Dat is voor allebei prettig.” Maaike: “Ik krijg veel complimenten van mensen.” Rob: “Ja, mensen zeggen vaak als Maaike er niet is ‘doe Maaike de groeten’. Ik vertel altijd dat zij mijn assistente is en ik leg uit dat zij een lichte arbeidsbeperking heeft. Ik bel haar bijvoorbeeld nooit na zes uur. Ze heeft behoefte aan rust en regelmaat.” Maaike: “Ik werk verder op dagcentrum Spoorzicht bij de afdeling licht-industrieel. Dat is leuk werk hoor, maar ik hoop altijd dat de telefoon gaat en dat ik Rob mag helpen.”
Martijn is sinds februari 2014 werkzaam bij Scholte & De Vries-Estoppey (SV-E), een professionele groothandel voor de bouw en industrie. “Ik vind het heel erg leuk bij SV-E! Het is plezant, zoals ik het noem, en heel anders dan werken bij een dagcentrum.”
Afstand tot de arbeidsmarkt? Gewoon aan de slag! werkdag bij SV-E vond Martijn spannend:
M
artijn heeft een afstand tot de arbeidsmarkt. Werkgevers zijn soms, om verschillende redenen, terughoudend in de samenwerking met mensen die een afstand tot de arbeidsmarkt hebben. Vestigingsmanager van SV-E, Martin Vos, herkent dit. Hij geeft aan dat de afwachtende houding vaak voortkomt uit onbekendheid en de angst om tijd te investeren in een samenwerking, die werkgevers als mogelijk risicovol zien. Martin Vos is van mening dat een goede inhoudelijke invulling van het werk deze doelgroep juist kansen kan bieden. SV-E is in januari 2014 verhuisd naar een nieuwe locatie, nabij het Bedrijfsverzamelgebouw (BVG) van Ons Tweede Thuis. De samenwerking tussen SV-E en het BVG is ontstaan tijdens deze verhuizing. Martin Vos vertelt: “Door de samenwerking tijdens de verhuizing is er vertrouwen ontstaan en de wens om de samenwerking te continueren. De klussers die ons hielpen bij de verhuizing, bleken meer in hun mars te hebben dan verwacht! Er blijft bij ons veel werk liggen, dat uitstekend uitgevoerd kan worden door mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.” De eerste
“Mijn eigen begeleider van het BVG hield mijn hand vast! Het was erg fijn dat ik door mijn eigen begeleiding ingewerkt werd, op een voor mij onbekende werkplek”. Martijn verricht diverse werkzaamheden bij SV-E. Hij richt winkelstellingen in en verricht aanpassingen als het assortiment wisselt. Momenteel is hij aan het schilderen op het buitenterrein. Het betreffen werkzaamheden zonder deadline, waardoor de werkdruk laag gehouden kan worden. “Over het algemeen werk ik alleen, maar ik kan altijd om hulp vragen. Bij nieuwe werkzaamheden start ik samen met collega’s van SV-E op, totdat ik begrijp wat er verwacht wordt”, aldus Martijn. Martin Vos is zeer te spreken over Martijn: ”Hij is erg plezierig in de omgang. Hij voert zijn werkzaamheden volgens de instructies en afspraken uit, denkt zelf na over de werkzaamheden en kan goed zelfstandig functioneren. De medewerkers van SV-E hebben daardoor zeer positief gereageerd op zijn komst. Martijn is een graag geziene collega!” De samenwerking tussen het BVG en SV-E wordt als positief ervaren: “Hoor en wederhoor. De contacten zijn laagdrempelig en overleg is snel gebeurd.” In de toekomst hoopt Martijn zijn werkdagen bij SV-E uit te breiden. “Het werk en de sfeer is anders in een echt bedrijf. Het leukste is de groep collega’s waar ik mee werk. Ik werk hard, maar het is ook erg gezellig!” Par ticipa tie Ons Tweede Thuis Nov. 2014
|29
IN|BEELD
In gesprek met Heleen Dupuis: ‘Ik zie dat er veel creativiteit wordt aangeboord die tot zorginnovatie leidt’ U bent nu vijf jaar voorzitter van de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland. Het inclusiedebat werd vijf jaar geleden heel scherp gevoerd binnen de VGN, maar is nu naar de achtergrond verdwenen. Wellicht ook door alle maatschappelijke ontwikkelingen en het overheidsbeleid? “Degenen die eigenlijk voor inclusie zijn, hebben
die echt niet tot enige vorm van zelfstandig
maximaal hun zin gekregen nu wetgeving in die
leven in staat zijn. Die moeten ook een goed
richting plaatsvindt.
huis hebben en goed verzorgd worden. Het blijft van belang om voor beide groepen
Dit neemt niet weg dat we ook een zeer aanzienlijke groep cliënten en bewoners overhouden die onder de wet langdurige zorg, de WLZ, gaan vallen, waar wel degelijk opname in een instelling aan de orde is.
cliënten te blijven pleiten.”
U bent onlangs als voorzitter bij de opzet van het onderzoeksprogramma Nationaal Programma Gehandicapten betrokken geweest.
Misschien wel meer dan vroeger. Dat is nog een ingewikkeld punt. Er zijn namelijk
“Ja, ik heb er hard aan getrokken en heb
persoonsgebonden budgetten, of te wel
geprobeerd alle hoogleraren op een lijn te
PGB’s, die worden uitgekeerd bij extreme
krijgen en dat is inderdaad gelukt. Dit is aan
zorgzwaarte thuis.
gaan vaak ver
de hoogleraren te danken. We hebben een
over de honderdduizend euro, terwijl als
overkoepelende titel gekozen waarin we de
dezelfde persoon in een instelling voor
transitie in studie nemen en op deelgebieden
gehandicaptenzorg zou verblijven, die kosten
bekijken; wat wordt er beter, wat wordt er
lager zouden zijn. Het zou mij niet verbazen als
slechter? Dat is dus nu in een groot onderzoek
op termijn toch een plafond aan dat PGB wordt
samengebald. Ik hoorde trouwens net dat er
gesteld. Dus: inclusie is voor degenen die het
toch weer problemen zijn met de financiële
kunnen, natuurlijk een uitermate goede zaak,
fundering van het project. Het idee is dat de
daar is iedereen het over eens en de wetgever
hele transitie en met name de toenemende
ook. Maar we moeten ons tegelijk realiseren
participatie veel vergt van de gemeenten en
dat er een grote groep is onder onze cliënten
veel vergt van onze cliënten. Dat zijn eigenlijk
Die
allemaal onderwerpen die bestudeerwaardig Par ticipa tie Ons Tweede Thuis Nov. 2014
|31
IN|BEELD zijn en dat moet ook gebeuren. Daar zijn we het
“Dat vind ik niet zo erg, het is een wisselwerking
Er is een wijkconsulent voor als er problemen
op de stoep en er kwamen drugsdealers langs.
allemaal over eens. Nu nog de poen, zal ik maar
tussen onderzoek en praktijk. Er zijn financiële
zijn. De maximale participatie. Dat moet je
Mensen verdoolden in deze samenleving. Daar
zeggen.”
kaders waarbinnen gemeenten werken en
durven. Dit kan op grond van de normale
heeft de Inspectie een heel kritisch rapport over
dat betekent dat niet alles kan. Je moet ook
vergoedingen. Ik noem Abrona, maar er zijn
geschreven een jaar of twee, drie geleden. Ook
realistisch zijn.
echt heel veel instellingen die hele originele
verontruste ouders hebben zich laten horen die
dingen bedenken. We willen proberen hen in
vonden dat het te ver ging. Natuurlijk, je moet het
de toekomst op de ledenvergaderingen kort het
doen voor de mensen die dat kunnen, maar de
woord te geven om anderen dit ook te vertellen.
rest moet je echt maximaal ondersteunen en dat
We hopen ook dat dit op kennisplein terecht
zal niet anders worden. Dan kun je de wet maken
komt zodat iedereen van elkaars ervaring kan
zoals je wilt, maar deze mensen zullen altijd
profiteren. Ik ben bij vele instellingen geweest
onze maximale steun nodig hebben. Wij moeten
en daar heb ik van alles gezien. Er zijn heel
ervoor vechten dat onze instellingen daartoe in
veel mensen die het ongelofelijk goed doen en
staat zullen zijn. Dat is eigenlijk onze blijvende taak als brancheorganisatie.”
Er zijn drie gebieden waar het onderzoek zich op zal gaan richten, gezondheid, gedrag en participatie. In de onderzoeksopzet is duidelijk aangegeven wat het conceptueel kader voor onderzoek moet zijn. “De vraag is, doen we het goed genoeg als verzorgers, als mensen die omgaan met onze
Het budget van onze gezondheidszorg is al waanzinnig hoog vergeleken met andere Europese landen en dat kan niet eindeloos doorgaan, dus dat je de tering naar de nering zet, lijkt mij volkomen terecht.
cliënten. Dus is de zorg voor onze cliënten goed. Wat zijn de beperkingen van participatie, wat
Maar wat je wilt, is natuurlijk dat iedereen die
die hele transitie goed doormaken. Dat is zo
kan wel en wat kan niet en hoe richt je dat dan
aan onze zorg is toevertrouwd zo min mogelijk
mooi om te zien, dan loopt het gewoon. Ook
in en hou je oog voor de verscheidenheid van
last heeft van de transitie en een zo normaal
met moeilijke gemeenten soms, maar vaak
cliënten, want die is natuurlijk heel groot. Het
mogelijk leven leidt. Dat is onze missie, daar
doen gemeenten het ook heel goed. Sommige
maakt groot verschil of je op de rand van een
gaat het toch om? Ik heb zelf altijd weinig
hebben al lang voorzien wat er moest gaan
IQ van 70 functioneert, of een IQ hebt van 50
op met eindeloze missiedebatten, want daar
gebeuren en hebben hun zaakjes op orde.
of lager.”
kun je toch niet van mening over verschillen?
Daar hoor ik ook echt heel positieve verhalen
Je hebt verschillende wegen om dat doel te
over.”
Een hele andere doelgroep?
bereiken en een daarvan is om door middel van wetenschappelijk onderzoek te kijken wat
“Ja, en dat je natuurlijk die groepen goed kunt
de ruimte is en wat de tools zijn die je dan hebt
diagnosticeren is belangrijk. Dus is de diagnostiek
om mensen inderdaad in een goede positie te
goed genoeg als het gaat over de verstandelijke
brengen zodat ze met succes in de wijk tussen
beperkingen, maar ook hoe is het met de
andere mensen kunnen wonen.”
In de jaren 90 hebben wij gezien dat participatie van mensen met een verstandelijke beperking ook zijn keerzijde heeft gehad en heeft geleid tot overvraging. Hoe kijkt u daar tegenaan?
medische situatie van onze bewoners? Want we hebben een niet medisch gerichte cultuur van verzorging in onze instellingen.”
Het onderzoeksprogramma stelt dat zonder begrip van de betekenis van participatie, niet duidelijk is waar beleid en praktijk zich op moeten richten. Wat vindt u ervan dat het Programma wordt opgezet nu de decentralisaties al zijn ingezet?
32| P a r t i c i p a t i e Ons Tweede Thuis Nov. 2014
Hoe zouden zorgaanbieders naar uw idee het beste om kunnen gaan met de kaders die gemeenten stellen?
“Daar moeten we goed op letten en er moet ook een soort weerstandsfonds komen, dat als mensen echt tussen de wal en het schip vallen, er een opvang mogelijk is. Daar hebben we het ook
“Er is zo veel mogelijk. Ik was laatst op
met de staatssecretaris uitvoerig over gehad. Ik
werkbezoek bij Abrona. Ik ben diep onder de
stel het nu positief voor en die positiviteit heeft
indruk van wat die doen door de huizen van
best een reden, maar de participatie in het
cliënten zo te bouwen dat tussen de huizen van
verleden die toen nog inclusie heette, is soms
de burgers door gewoon onze cliënten wonen.
gewoon te ver gegaan. Er stonden loverboys
Heleen Dupuis Van 1986 tot 2003 was Heleen Dupuis bijzonder hoogleraar medische ethiek aan de Universiteit Leiden. Sinds 8 juni 1999 is ze lid van de Eerste Kamer der StatenGeneraal voor de VVD. In de Eerste Kamer houdt Dupuis zich bezig met financiën, volksgezondheid, welzijn, sport, onderwijs, wetenschapsbeleid en hoger onderwijs. Zij is tevens vicevoorzitter van de commissie medische ethiek van het Leids Universitair Medisch Centrum. Sinds 1 november 2009 is ze ook voorzitter van de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN).
Par ticipa tie Ons Tweede Thuis Nov. 2014
|33
IN|BEELD
Eén verhaal Voor het eerst hebben de hoogleraren uit verschillende disciplines in de gehandicaptenzorg gezamenlijk een onderzoeksprogramma opgesteld. Met participatie door mensen met beperkingen als doelstelling. Niet alleen op papier. ‘Het voelt ook echt zo.’‘Toen we voor het eerst met al die hoogleraren bij elkaar zaten, ging iedereen zijn eigen hoofdstuk schrijven’, zegt Heleen Evenhuis, zelf hoogleraar Geneeskunde voor verstandelijk gehandicapten in Rotterdam. Nu kennen we elkaar zo goed dat we echt samen onderzoek gaan opzetten.
“We zijn niet alleen op papier tot één verhaal gekomen, het voelt ook echt zo”, voegt Petri Embregts, hoogleraar Mensen met een verstandelijke beperking in Tilburg, eraan toe. Tien hoogleraren hebben de koppen bij elkaar gestoken om na te denken over de manier waarop het onderzoek in de toekomst het best kan worden vormgegeven. Ze deden dit onder voorzitterschap van Heleen Dupuis, voorzitter
belangrijk issue: kan ik meedoen in de samenleving? Maar aan ‘Krachten bundelen’ deden ook onderzoekers mee die zich bezig houden met gezondheid en welbevinden van mensen met ernstige meervoudige beperkingen. Zij vertelden dat problemen die mensen op die gebieden hebben hen uiteindelijk ook hinderen bij participatie. We vinden daarom dat je die drie domeinen niet los van elkaar
‘Krachten bundelen’ heette dit initiatief. Het resultaat is een rapport waarin de deelnemers de bouwstenen voor een Nationaal Programma Gehandicapten beschrijven.
Heleen Dupuis (VGN), Carlo Schuengel (Vrije Universiteit Amsterdam), Petri Embregts (Tilburg University), Heleen Evenhuis (Erasmus Universiteit Rotterdam), Henny van Schrojenstein Lantman-deValk (Radboud Universiteit Nijmegen), Robbert Didden (Radboud Universiteit Nijmegen), Yvonne Heijnen Kaales (VGN), Ruth van Nispen (VU Amsterdam), Marian Jongmans (Universiteit Utrecht), Wil Buntinx (adviseur), Hans van Balkom (Radboud Universiteit Nijmegen), Marion Kersten (VGN), Renate Klop (ZonMw), Alice Schippers (Disability Studies). Niet op de foto: Leopold Curfs (Maastricht University), Bram Orobio de Castro (Universiteit Utrecht), Matthijs Vervloed (Radboud Universiteit Nijmegen) en Carla Vlaskamp (Universiteit Groningen).
van de VGN en zelf emeritus-hoogleraar medische ethiek. En naast de hoogleraren schoof ook een aantal andere sleutelfiguren aan, zoals onderzoekers op het gebied van visuele beperkingen en Disability Studies. ‘Krachten bundelen’ heette dit initiatief. Het resultaat is een rapport waarin de deelnemers de bouwstenen voor een Nationaal Programma Gehandicapten beschrijven. Met het gereedkomen van het rapport is de klus van Dupuis geklaard. Drie hoogleraren coördineren nu samen de inhoudelijke vervolgstappen: Evenhuis, Embregts en Carlo Schuengel, hoogleraar ontwikkelingspedagogiek aan de VU in Amsterdam. De bouwstenen in het rapport liggen, naast kennisverspreiding en implementatie, op drie inhoudelijke gebieden: gezondheid, gedrag (geestelijke gezondheid en welzijn) en participatie. Tijdens een consultatiebijeenkomst in december 2013 benoemden ervaringsdeskundigen van de Landelijke Belangenbehartiging (LFB, voor en door mensen met een beperking) participatie als kernthema.
Microniveau Schuengel: “Bij mensen met een lichte verstandelijke beperking is dat altijd al een
34| P a r t i c i p a t i e Ons Tweede Thuis Nov. 2014
moet onderzoeken, maar in relatie met elkaar. Dat is het unieke van dit initiatief!” Embregts: “In discussies over participatie gaat het vaak over meedoen in de samenleving. Maar wij kijken ook naar het microniveau: in hoeverre belemmeren bijvoorbeeld gedragsproblemen een goede samenwerking tussen hulpverlener en hulpvrager?” Evenhuis: “En het gaat ons niet alleen om de participatie door mensen die gebruik maken van langdurige zorg. We kijken ook naar die veel bredere populatie die dat niet doet. Toen we de bouwstenen gingen aanbieden bij VWS spraken ze over een Nationaal Programma Gehandicaptenzorg. Wij hebben dat beleefd gecorrigeerd: wij willen dat ‘zorg’ er graag af hebben, want juist nu moet het programma bedoeld zijn voor alle mensen met verstandelijke beperkingen.”
Preventie De hervorming van de langdurige zorg, die op dit moment vorm krijgt, moet ertoe leiden dat er een groter beroep wordt gedaan op de eigen kracht van mensen met beperkingen en hun omgeving zelf. De hoogleraren willen Par ticipa tie Ons Tweede Thuis Nov. 2014
|35
IN|BEELD hier met hun programma nauw op aansluiten. “De huidige transitie is een uitwerking van een ideaal dat al heel lang leeft,” zegt Schuengel. Hij omschrift het als: ‘Help mij om het zelf te doen.’ Daarvoor is de juiste ondersteuning nodig. Schuengel: “Wat de mensen die ondersteuning bieden precies doen, dat is een kwestie van kennis en opleiding. Onze taak als onderzoekers en opleiders is hen met de juiste kennis toe te rusten. Maar we willen de toegang tot relevante kennis ook zo goed mogelijk regelen voor mensen uit de eigen omgeving van mensen met beperkingen.”
Longitudinale cohortstudies
ZonMw
Over de rol die VGN-voorzitter Dupuis heeft gespeeld is het drietal enthousiast. “Ze deed het op een overstijgende manier”, zegt Embregts. En Schuengel: “Ze liet ons verder kijken dan het directe eigen belang. Ze wees erop dat het belangrijk is de rijen te sluiten. De ouderenzorg, waar al een nationaal programma draait, laat zien hoe ver je kunt komen als je het gemeenschappelijk belang definieert.”
“Het is heel mooi dat deze partijen het initiatief hebben genomen om hun krachten te bundelen”, zegt Renata Klop. Zij is programmacoördinator bij ZonMw, de organisatie die onderzoek in de gezondheidszorg financiert en stimuleert dat ontwikkelde kennis wordt gebruikt. “De deelgebieden zijn goed gekozen, zeker als participatie de leidraad is. We vinden het wel belangrijk dat cliënten en hun ouders of vertegenwoordigers in verschillende fasen van het programma ook een rol gaan spelen.” Zodra er een opdracht van VWS komt, wil Klop de bouwstenen gebruiken bij het schrijven van een ZonMw-programma. “Hoe bruikbaar ze precies zijn, is afhankelijk van de opdracht.” Er valt nog veel te doen, vindt Klop. “Er is nog weinig bekend over welke methoden evidence based zijn, zeker op individueel niveau, en of ze bijdragen aan dat grote doel: inclusie. Dat maakt het ook leuk om je hiervoor in te zetten. Er is nog een wereld te winnen.” Staatssecretaris Martin van Rijn heeft inmiddels in antwoord op Kamervragen van Vera Bergkamp van D66 laten weten: “Ik ben op dit moment bezig de mogelijkheden van een nationaal programma voor de gehandicaptensector te onderzoeken. Ik verwacht u deze zomer hierover nader te berichten.”
“Ik was oorspronkelijk niet van plan om iets met de VGN samen te doen”, zegt Evenhuis. “Ik was bang dat zoiets ons alleen zou ophouden. Nou,
‘Om ervoor te zorgen dat de huidige transitie tot iets goeds leidt, moet de kennis heel sterk gebundeld worden. Evenhuis: “Als woonbegeleiders bijvoorbeeld meer kennis over gezondheid hebben, kan er meer aan preventie worden gedaan. Dat is nu extra urgent: gemeenten moeten weten waarmee ze straks te maken krijgen. Het gaat niet alleen over zelfredzaamheid, maar ook over gezondheid.” Embregts: “Om ervoor te zorgen dat de huidige transitie tot iets goeds leidt, moet de kennis heel sterk gebundeld worden. Kennis over beroepscompetenties die ontwikkeld is voor begeleiders - hoe ga je om met mensen met verstandelijke beperkingen? -wordt bijvoorbeeld ook belangrijker voor huisartsen. Doordat wij in ons programma verbindingen leggen, kan gebruik worden gemaakt van expertise uit andere domeinen. We hoeven niet telkens op nul te beginnen.”
36| P a r t i c i p a t i e Ons Tweede Thuis Nov. 2014
dat heeft het ook gedaan, maar in positieve zin, want de VGN is continu bezig om VWS en andere stakeholders op de hoogte te houden. Dat hadden wij als professoren nooit gekund.” Als aanpak in de bouwstenen wordt gekozen voor zogeheten longitudinale cohortstudies. Dat zijn langlopende onderzoeken bij verschillende groepen. “Door een aantal mensen langere tijd te volgen, kun je beter zie welke oorzaak nou tot welk gevolg leidt”, legt Schuengel uit. “En dan weet je ook hoe je die gevolgen kunt beïnvloeden. Tot nog toe hebben we meestal slechts op één moment van alles gemeten. Dat heeft te maken met de financiering, die vaak hapsnap is. Je moet dan heel veel moeite doen om een onderzoeksgroep samen te stellen. De meerwaarde om met veel minder moeite een tweede onderzoek bij diezelfde groep te doen is heel groot. Dan komen bijvoorbeeld de gevolgen van ouder worden in beeld, maar ook de gevolgen van de bestuurlijke transities. De financiering daarvan krijg je alleen van de grond door samen te werken.”
door Johan de Koning, werkzaam bij VGN als coördinator Markant Noot redactie: De intentie is er, de voorbereidingen zijn gestart, er is nog geen besluitvorming over looptijd en budget, bron: VGN
Samenwerking Tuingroep met Van Voorthuijsenschool De Van Voorthuijsenschool is een school voor speciaal onderwijs. Als de kinderen klaar zijn met hun opleiding moeten ze ‘aan de slag’. Maar waar? Eén van de mogelijkheden is de Tuingroep van Ons Tweede Thuis. André van Wijk van de Tuingroep heeft 15 jaar geleden contact gezocht met de Van Voorthuijsenschool en de samenwerking is in de jaren er na jaren goed op gang gekomen. Doelstelling van de tuingroep is om cliënten die op één of andere manier niet kunnen aanhaken bij sociale werkplaatsen, toch een mogelijkheid te geven om aan de slag te gaan. Ze doen er werkervaring op als hovenier op en praktische zelfstandigheid en, niet onbelangrijk, eigenwaarde. Er zijn nu al tien jongens doorgestroomd naar de Tuingroep. Drie daarvan werken inmiddels helemaal of gedeeltelijk voor een werkgever in het vrije bedrijf . Voor een aantal anderen bleek de Tuingroep de ideale plek om te werken en twee jongens zijn doorgestroomd naar andere werkprojecten binnen Ons Tweede Thuis. Anke Verslagers van de Van Voorthuijsenschool is zeer tevreden over de samenwerking: “Het is mooi om te horen dat de jongens zich zo goed ontwikkelen en dat er een andere zinvolle werkbesteding van hun dag wordt gevonden als ze niet mee kunnen komen. Nu zie ik ze weer terug. Onlangs hebben we namelijk een nieuwe patio op onze school gerealiseerd. De tuingroep heeft daar echt flink werk geleverd. Ze waren meteen een mooi voorbeeld voor de leerlingen die nu nog op school zitten!” Par ticipa tie Ons Tweede Thuis Nov. 2014
|37
Structuur
Mensen een toekomst geven Dave en Egon werken bij Natural Spices in Mijdrecht, een bedrijf dat kruiden importeert en mengt. Geen baan die ze zelf bedacht hebben, maar het bevalt goed. Directeur Yvo Keijlewer heeft er geen spijt van dat hij hen de kans op werk heeft gegeven. Egon vult zakjes en potjes met laurierblaadjes, peper, paprikapoeder, etc.: “In het begin, een jaar geleden, moest ik vooral enorm niezen, door de peper. Maar je went er snel aan. Waar ik ook aan moest wennen zijn de strenge hygiëneregels. Kap over je haar, overall aan, veel bezemen en schoonmaken. Ik moest veel leren. Ook hoe je je werk organiseert. Hoe doe je iets nauwkeurig en toch snel. Hoe zorg je dat het geen chaos wordt.” Dave, sinds een half jaar bij Natural Spices, deed eerst een opleiding als automonteur: “Dat lukte niet echt en nu werk ik dus hier in de kruiden. Totaal iets anders, dat wel, maar ik leer veel. Dat komt ook wel door Harm Stolzenberg. Hij is de collega die mij en Egon begeleidt. Hij heeft geduld en neemt de tijd om ons dingen uit te leggen. Voor mij is dat erg prettig. Ik heb PDD-NOS en mensen moeten me niet al te veel informatie tegelijkertijd geven want dat kan ik niet verwerken. Ondertussen is het wel belangrijk dat we goed werk leveren en op tijd.”
38| P a r t i c i p a t i e Ons Tweede Thuis Nov. 2014
Aan Harm zal het niet liggen. Hij ziet dat de jongens hun best doen en wil ze daar graag bij ondersteunen: “Je moet dingen wat vaker op een dag uitleggen en wat meer structuur geven, maar daar krijg je wel wat voor terug. De jongens draaien volop mee en zijn echt belangrijk in het productieproces. Ze zijn niet hetzelfde. Egon wil een duidelijke taak hebben en kan die dan ook de hele dag doen. Dave kan wel wat meer variatie gebruiken en wil ook graag met machines werken. Ze leren allebei wat het is om een echte baan te hebben. Met alle verantwoordelijkheden die daar bij horen. We zijn nu ook al zo ver dat we tijdens drukke periodes de jongens kunnen vragen even een tandje harder te werken zonder dat ze daar stress van krijgen.” Kees Duijn, de jobcoach die elke week even langs komt, vertelt dat Natural Spices aan belangrijke voorwaarden voldoet voor werknemers met een beperking: elkaar respectvol bejegenen en veel duidelijkheid.
Kans niet laten liggen Yvo Keijlewer, directeur van Natural Spices: ”Ik hoorde dat er druk gezocht werd naar werk voor mensen met een verstandelijke beperking. Ik ben eens gaan rondvragen en hoorde van een klant dat hij daar goede ervaringen mee had. Ik kwam vervolgens in contact met BW Re-integratie van Ons Tweede Thuis en zag om wat voor jonge jongens het ging. Op die leeftijd moet je echt gaan meedoen in de maatschappij en dat betekent dat je een baan moet hebben. Als je dat als bedrijf kan faciliteren dan laat je die kans toch niet liggen? Ik heb er geen spijt van gehad.”
JIJ
IK
Colofon Redactie Hetty Siemeling Marianne Mak Gast redactie Mirjam Wouda Matthijs van der Boom Marion Stronks Vormgeving Vanessa Dekker Drukker Noordhoek Offset BV Redactieadres Ons Tweede Thuis Vuurdoornstraat 11 1431RM Aalsmeer 0297 353800
[email protected] Dienstencentrum Ons Tweede Thuis Vuurdoornstraat 11 1431 RM Aalsmeer 0297 353800 www.onstweedethuis.nl Overname van artikelen is met bronvermelding en toestemming van de redactie toegestaan.