Scriptie
Mag er nog gelachen worden? Het gebruik van humor in de hulpverlening met multi-problemgezinnen Cleo Schuyesmans K O R T
Cleo Schuyesmans is sinds 2004 maatschappelijk assistent – afstudeerrichting maatschappelijk werk. De centrale vraag in haar scriptie luidt: “Wat kan humor betekenen in de hulpverleningsrelatie met multi-problemgezinnen?” Het eerste hoofdstuk beschrijft het fenomeen ‘humor’ en de aanwezigheid ervan in onze westerse samenleving en binnen de hulpverlening. Hoofdstuk 2 geeft een afbakening van de doelgroep, de multi-problemgezinnen. In hoofdstuk 3 worden humor en doelgroep aan elkaar gelinkt. Hoe kan humor bij deze gezinnen worden gebruikt? Waar liggen grenzen en mogelijkheden?‘ Hoofdstuk 4 vormt een soort leidraad voor het werken met humor en omvat tips en suggesties.
Ik wil in deze scriptie het begrip ‘humor’ een plaatsje geven binnen het hulpverleningsproces, op zoek gaan naar wat humor kan betekenen binnen de hulpverleningsrelatie en aftasten wat de mogelijkheden ervan zijn. Humor en hulpverlening lijken op het eerste zicht misschien wat moeilijk combineerbaar. Toch heb ik in deze scriptie een link gelegd tussen deze twee zaken. Ik wil in de eerste plaats aandacht schenken aan het feit dat er, naast de problemen die men als cliënt in de hulpverlening ondervindt, ook andere aspecten aanwezig zijn. Een gezin met problemen bestaat niet enkel uit de problemen alleen, er zijn nog een heleboel andere dingen aanwezig die los daarvan in het systeem vervat zitten. Vanuit dit idee heb ik deze scriptie geschreven. De focus van de hulpverlener richt zich vooral op de problemen, logischerwijs past dit ook binnen hun taak en beroepsprofiel. Maar dit betekent toch niet dat er geen ruimte kan zijn voor iets daar buiten? Lachen en humor is iets wat in het dagelijkse leven aanwezig is, dus waarom hier geen gebruik van maken binnen een hulpverleningsproces? Humor en lachen op de gepaste momenten en, niet te vergeten, bij de juiste personen kunnen een positieve bijdrage leveren binnen de hulpverlening. Ik wil in deze scriptie het begrip ‘humor’ een plaatsje geven binnen het hulpverleningsproces, op zoek gaan naar wat humor kan betekenen binnen de hulpverleningsrelatie en aftasten wat de mogelijkheden ervan zijn. Tijdens de eerste week van mijn stage maakte ik kennis met de verschillende gezinsbegeleiders. Ik ging mee met alle hulpverleners om de diverse stijlen te leren kennen. Een van hen is een zeer goedlachs iemand die me, door haar vreugdevol temperament, nieuwsgierig maakte naar haar manier van werken met cliënten. De eerste keer dat ik samen met haar op huisbezoek ging, was ik dan ook heel benieuwd. Gezinnen die toch wel een heleboel problemen hebben én iemand die zeer veel van lachen houdt, vond ik een beetje een aparte combinatie. Vanaf het eerste moment heb ik gemerkt dat humor kan worden gebruikt tijdens een begeleiding. Al vraagt het natuurlijk een inspanning van de hulpverlener om op zoek te gaan naar de juiste momenten, de correcte manier en de geknipte persoon om humor toe te passen.
Socia-cahier nr. 2
februari 2005
[ 35 ]
OVER HET GEBRUIK VAN HUMOR IN DE HULPVERLENING MET MULTI-PROBLEMGEZINNEN
Hoofdstuk 1: Humor Humor is een prachtige waterlelie die wortelt in het troebele water van verdriet. Godfried Bomans 1
1
Wat is humor?
1.1
Een subjectief begrip
Een sluitende definitie vinden voor wat ‘humor’ eigenlijk is én waar iedereen achter kan staan, is geen evidentie maar voor mij ook geen must. Humor is namelijk een subjectief begrip. Wat de ene leuk, grappig of humoristisch vindt, kan de andere ergeren, als flauwekul zien of niet eens om te lachen vinden. Humor is dus een persoonlijk begrip waaraan iedereen zijn eigen definitie kan geven, naargelang de eigen voorkeur. Niet alleen persoonlijkheid speelt een rol, ook datgene wat mee heeft bijgedragen tot de vorming van je ‘eigen ik’ heeft hier een niet onbelangrijke plaats. Vanuit het sociologisch onderzoek dat Giselinde Kuipers heeft gevoerd in Nederland heb ik enkele bepalende factoren bijeengebracht die het gevoel voor humor mee bepalen. Het gevoel voor humor dat je hebt, hangt samen met de achtergrond die je hebt als persoon, de sociale omgeving waaruit je komt en waarin je vertoeft. Ook de klasse, sekse, leeftijd, de genoten opleiding, opvoeding en dergelijke bepalen wie je bent als mens en hoe je tegenover humor staat.2 Afhankelijk dus van uit welk ‘nest’ je komt en hoe je persoonlijkheid is, kun je het ene wel en het andere niet als humor beschouwen. Ikzelf zie humor als een manier om de dingen in het leven van de aangename kant te bekijken, een soort van positieve ingesteldheid die mij ertoe aanzet het grappige van de situatie in te zien. Anders gezegd, de onaangename zaken die je in je leven tegenkomt trachten te relativeren om er op een positieve manier mee om te kunnen gaan.
1.2
Enkele definities
Ik wil humor op twee verschillende manieren benaderen. In eerste instantie de vrolijke, luchtige en grappige kant in de verf zetten. In tweede instantie zoeken naar het diepere kantje van humor, de ernst. [ 36 ]
Socia-cahier nr. 2
Humor als grap Ik vertrek vanuit een behoorlijk droge definitie en link er andere aan om een meer genuanceerd en breder beeld te kunnen geven van wat humor nu eigenlijk inhoudt of zou kunnen betekenen. Humor is: “Oog en gevoel voor vrolijkmakende tegenstrijdigheden tussen voorkomen en bedoeling of betekenis van zaken, handelingen en gebeurtenissen; de neiging het vrolijkmakende in gebeurtenissen het meest te doen uitkomen.”3 Misschien kunnen we humor omschrijven als “Alles wat de mensen grappig vinden.”4 Dit ligt dan vooral in de lijn van de subjectiviteit van het begrip waar ik in vorig punt over spreek. Het is een korte, niet gedetailleerde definitie die alles open laat. Men kan zelf zijn eigen invulling van humor bedenken, de enige voorwaarde is dat men het grappig moet vinden. In volgende definitie wordt er meer aandacht besteed aan de vorm van humor of, beter gezegd, aan alle vormen waarop humor kan worden geuit. “Met andere woorden, wij zien humor als welke boodschap dan ook die doorgegeven door middel van handelingen, taal, geschrift, beelden of muziek bedoeld is om een glimlach of een lach op te wekken.”5 Humor kan in verschillende verschijningsvormen worden aangebracht. De gekke bek, de knipoog, het grappige mailtje, de cabaretshow, het stripverhaal ... zijn allemaal vormen van humor. Humor wordt hier omschreven als een boodschap die op verschillende manieren kan worden overgebracht aan de ander. Het doel is een lach teweegbrengen. Hier is er zowel aandacht voor het communicatieve aspect van humor, de verscheidenheid aan uitingsvormen én het vooropgestelde eindresultaat. Vanuit deze verschillende uitingsvormen wil ik de aandacht vestigen op de verscheidenheid binnen humor. Humor is niet te vatten onder één enkele noemer. “Ook humor kent vele gezichten. Zo wordt er een onderscheid gemaakt tussen galgenhumor of zwarte humor, sprankelende, spottende, minachtende, en vrolijke humor; er is februari 2005
OVER HET GEBRUIK VAN HUMOR IN DE HULPVERLENING MET MULTI-PROBLEMGEZINNEN
humor die culturele grenzen overschrijdt en humor die gebonden is aan specifieke culturele codes.”6 Er zijn de grove grappen, de onschuldige, de racistische en de seksistische. Maar ook de cynische en ironische humor kennen we. Naast het lachen om grapjes en situaties bestaat er ook het uitlachen. Kortom, humor vind je in alle soorten en maten terug. Niet alleen het aanbod van de humor kan zeer uiteenlopend zijn, ook de reacties op dat aanbod kunnen danig verschillen. De ene barst in luid lachen uit, de ander glimlacht fijntjes en er zijn er ook die helemaal geen reactie vertonen. Hierover zijn er in het dagelijkse leven verschillende uitdrukkingen in omloop. Zo heb je: hij bulderde van het lachen, ik lig plat van het lachen, ik had de slappe lach, een binnenpretje ... Humor en ernst In de vorige definities ligt steeds de nadruk op de lach, het vrolijke en het leuke. De omschrijvingen van humor hieronder besteden vooral aandacht aan de ernst. Dit lijkt op het eerste zicht een tegenpool van humor. De focus op de ernst leggen brengt ons op een ander niveau ten aanzien van humor. Het gaat niet langer om het luchtige of de lach. Hier kijkt men van waaruit humor kan ontspruiten, in dit geval is de voedingsbodem de ernst. Ik breng hieronder enkele omschrijvingen die deze materie in zich dragen. “Humor is de uiting van een zekere wijsheid die achter het grappige ook de ernst ziet en die tevens in het tragische nog iets komisch kan ontdekken.”7 “De grondnotie van humor is het speels omgaan met ernstige zaken.”8 “Humor: de glimlach van iemand die weet hoe weinig er te lachen valt.”9 “Hoe meer een mens tot volkomen ernst in staat is, des te hartelijker kan hij lachen.”10 Hier wordt de nadruk gelegd op het feit dat humor vertrekt vanuit de ernst. Langs de andere kant wordt humor hier ook bekeken als een manier om die ernst te hanteren. Ik heb deze combinatie in dit hoofdstuk kort Socia-cahier nr. 2
belicht omdat dit samengaat met de spanning tussen humor en problemen. Hier wordt er een eerste stapje gezet in de richting van de idee die humor beschouwt als een soort van omgaan met de gegeven situatie (copingmechanisme), wat ik in hoofdstuk 3 verder zal bespreken.11
2
Een algemene kijk van de samenleving op humor Het leven is geen lachertje.
2.1
Waar is onze lach naartoe?
De heer Aerts legt de nadruk op het feit dat we lachend zijn geboren en dat we deze lach verleren na de periode van het kind-zijn.12 Onze eerste glimlach, rond de tweede à derde week, verschijnt als teken van psychosociaal welzijn bij onszelf, na het plassen en na de voeding. Pas later, vanaf de tweede à derde maand, is die gericht op iets buiten onszelf zoals de stem van de moeder.13 Deze twee vormen van lachen, die van het aantonen van het zich goed voelen en die als vorm van contactname, zijn aangeboren. In de puberteit treedt er een verandering op. Wanneer het kind lacht, is dit congruent met zijn innerlijke gevoelens: het is blij. Tijdens de puberteit echter gaan innerlijke gevoelens en uiterlijke kenmerken niet steeds meer samen. De lach kan hier worden gebruikt als masker voor een slecht gevoel of een kwade gedachte. Maar ook de lach wordt soms weggestoken achter een ernstig of verveeld gelaat.14 Voorbeeld: Het stoere gezicht van de dochter die papa wel grappig vindt maar het niet wil laten zien omdat dat niet ‘cool’ is. En de volwassenheid, die wordt gekenmerkt door de ernst.
2.2
Waarom zijn we onze lach verloren?
Ik haal hieronder drie zaken aan die onze humor en het gebruik ervan sterk beïnvloeden. Natuurlijk zijn er ook nog persoonlijke gebeurtenissen die dit beïnvloeden, maar ik wil het hebben over enkele algemene tendensen. februari 2005
[ 37 ]
OVER HET GEBRUIK VAN HUMOR IN DE HULPVERLENING MET MULTI-PROBLEMGEZINNEN
Volwassenheid Als kind lachen is geen enkel probleem. Ouders stimuleren dit, lokken het vaak zelf uit en genieten ervan hun kind te zien lachen. Maar bij het ouder worden stimuleert men het kind om serieuzer te worden. Je wilt dat de mensen je ernstig kunnen nemen, je moet namelijk geloofwaardig overkomen. Lachen wordt vaak gezien als kinderlijk en oppervlakkig, niet als volwassen. Hoe ouder je wordt, hoe duidelijker de spelregels van het ‘echte’ leven zich openbaren. Allerlei normen en waarden worden aangeleerd, je leert de taboes kennen en je kweekt een geweten dat de weerstand om te lachen beïnvloedt. De kinderlijke kwaliteiten, spontaniteit, lachen om van alles en nog wat, genieten, zijn we verloren in het proces naar volwassenheid. Ze hebben plaats geruimd voor de volwassen kwaliteiten zoals ambitie, rationeel denken en zelfpresentatie, die ons in het keurslijf van de ‘serieuze wereld’ en controle dwingen. Opnieuw leren lachen is dus een terugkeer naar het kind-zijn in onszelf. Datgene waarmee we vertrouwd zijn, het serieuze leven van de volwassen mens, moeten we durven loslaten om een stapje terug te zetten in de kindertijd.15 Dit durft nog al eens op weerstand te stuiten, zowel bij de persoon in kwestie als bij de omgeving. Voorbeeld Tijdens de workshop ‘de lachende mens’ vroeg de heer Aerts ons te lachen, gewoon vrijuit en om niets. Iedereen kijkt elkaar wat verlegen aan, geneert zich een beetje. Pas als er één iemand begint te lachen volgt de rest, maar het blijft zeer twijfelachtig ... Het is natuurlijk een feit dat, hoe ouder je wordt, hoe meer je van het leven te zien krijgt. Je komt meer en meer in contact met dingen die niet lopen zoals je het zelf zou willen. Het zorgeloze leven als kind, waarbij je ouders een heleboel verantwoordelijkheden op zich namen, heeft plaats gemaakt voor een leven met veel eigen verantwoordelijkheden. Arbeidsethos Onze cultuur staat voornamelijk in het teken van het arbeidsethos waarbij humor en la[ 38 ]
Socia-cahier nr. 2
chen ooit bestempeld werden als nietproductief. Ondertussen is al vaak aangetoond dat dit niet zo blijkt te zijn. Lachen vermindert de stress, zorgt ervoor dat we aandachtiger zijn en schept creativiteit. De arbeidsvreugde verhoogt, de relatie met collega’s krijgt een frisse wind in geblazen én het verhoogt de productiviteit.16 Vanuit dit laatste idee is men ook gestart met het geven van humortrainingen, zoals ‘Humor as management-tool’, aan leidinggevenden.17 En toch blijven we voornamelijk ernstig. Het leven is ernstig, we moeten het dan ook serieus nemen én zelf willen we ook au sérieux worden genomen . Langs de ene kant is er een neiging naar meer ernst, waar alles in vakjes, meetinstrumenten en logisch denken wordt gegoten. Langs de andere kant worden we in die mate overspoeld met indrukken dat we door het bos de bomen niet meer zien. Zo krijg je enerzijds de ernst van onze interesses en anderzijds de ongeïnteresseerde verveling door de vervlakking van het enorme aanbod aan indrukken. En blijkbaar is er nergens, al is dit te relativeren, een plekje voor humor en lachen.18 Hebben we nog wel tijd om te lachen? Onze maatschappij wordt gekenmerkt door het zinnetje “ik heb daar voor geen tijd” of “druk, druk, druk!”. Onze tijdsbeleving wordt sterk bepaald door de productiecultuur die er heerst in onze samenleving. De zaken die vasthangen aan een goede, drukke job, de statussymbolen, worden nog steeds als erg belangrijk ervaren. We streven naar succes en erkenning door hard te werken. Genieten van het leven, tijd maken voor de kleine dingen, zit er niet direct in op deze manier.19 “Welstand, materiële verzuchtingen en een prestatiegerichte maatschappij waarin we ons voortdurend met anderen vergelijken, dat zijn in een notendop de belangrijkste oorzaken die maken dat de moderne mens het lachen verleerd heeft. In de jaren vijftig lachten we nog 16 minuten per dag, vandaag nog amper 6 minuten. Tot die conclusie kwamen een vierhonderdtal wetenschappers tijdens het Internationaal Humorcongres in Genève.”20
februari 2005
OVER HET GEBRUIK VAN HUMOR IN DE HULPVERLENING MET MULTI-PROBLEMGEZINNEN
De heer Aerts benadrukt dat de werkelijke zure regen die onze wereld plaagt, misschien wel de afwezigheid is van humor en lachende mensen? We worden als mens voornamelijk geconfronteerd met spanning en stress, ontspanning is er maar in beperkte mate bij. Terwijl het gebruik van humor en lachen dit net zou kunnen tegengaan. We lijken wel slaaf geworden te zijn van onze eigen gewoontes waarin we vast zitten en die we automatisch lijken te volgen. Hij stelt zich de vraag of de lachende mens taboe is geworden.21 Opvattingen Vanuit het arbeidsethos, de religie en het nuttigheidsprincipe, zijn er zaken die ons remmen in de beleving en het omgaan met de realiteit. Het arbeidsethos en zijn invloed hierop heb ik hiervoor al beschreven. Het christendom hamerde lange tijd op hard werken en afzien op aarde om zo de ‘hemel’ te verdienen. Het alom gekende ‘ora et labora (bid en werk) is hier een sterk voorbeeld van. Het nuttigheidsprincipe hamert op het nut van de dingen die je doet, het moet als het ware iets opbrengen. De innerlijke drang om dingen te doen zit er bij ons ingebakken en een gevoel van schuld durft zich al eens op te werpen als we dan toch over durven gaan tot ‘lui zijn’. Die schuldgevoelens zijn een overblijfsel van onze christelijke voorgeschiedenis. Het gevoel iets te moeten doen, kent iedereen wel, maar is dit wel zo? Het lijkt wel dat het steeds om een ‘of dit of dat’ beslissing gaat, maar kan een ‘en dit én dat’ niet evengoed? Voorbeeld Je hoeft toch niet per sé of ernstig of humoristisch te zijn? Je kunt toch gewoon ook én ernstig én humoristisch zijn? Nog een andere vorm van ‘remmers’ is het idee dat je hebt over je eigen kunnen of persoonlijkheid. Voorbeeld Lachen is niets voor mij, ik ben daar te serieus voor. Ook angst voor afwijzing of commentaar door anderen spelen hierin een rol. Bang zijn om niet au sérieux genomen te worden.22
Socia-cahier nr. 2
Verwaal en The Tjong Tjioe stellen het op deze manier: “De levenshouding gebaseerd op de glimlach is een revolutionaire, regelrecht indruisend tegen algemeen aanvaarde waarden en normen. Het zachte, misschien halfzachte, waarmee in onze huidige cultuur de glimlach wordt geassocieerd, past er niet bij [...] De glimlach werkt ook niet verhullend maar onthullend, zij is geen teken van zwakte, maar juist van sterkte.”23 Er is doorgaans ook meer aandacht voor de serieuze dingen des levens. Bekijk maar eens een krant. Alle tragische verhalen, oorlogen, ongevallen ... worden er grondig en uitgebreid beschreven. Aangename of leuke zaken worden zelden in die mate aan ons meegedeeld. In het jeugdjournaal echter is er ook aandacht voor die dingen die wel leuk of grappig zijn. Blijft natuurlijk het feit dat het leven niet altijd een lachertje is. Niet enkel in de media wordt hierop de nadruk gelegd. Ook in het dagelijkse leven vinden we dit terug. Hoe veel makkelijker is het niet iets negatief te zeggen over een ander dan iets positief? Denk maar aan roddelen of aan de complimentjes die je zelden krijgt. Voorbeeld Tijdens practicum in het tweede jaar werd ons gevraagd vijf goede en vijf slechte kenmerken op te sommen van onszelf. Eerst viel het op dat bijna iedereen begon met de negatieve, achteraf bleek dat iedereen het veel moeilijker had om er ‘zoveel’ goede van zichzelf op te noemen.
2.3
Is er nog humor?
Na een niet zo positief beeld te hebben opgehangen over de aanwezigheid van humor in onze maatschappij is er ook een ander kantje. Mensen zoeken humor ook op. Humor wordt vaak gehouden voor ‘na de uren’. Men gaat ’s avonds naar een leuke cabaretvoorstelling kijken, hangt languit voor tv om dat ene komische programma toch maar te zien, of een gezellig etentje met vrienden waar vaak hard gelachen wordt met een goed glas wijn in de hand. Ook blijkt humor één van de kwaliteiten te zijn die men hoog aanschrijft in contactadvertenties.24 Er is dus nog wel degelijk interesse voor en drang naar humor. Wel lijkt het er op dat februari 2005
[ 39 ]
OVER HET GEBRUIK VAN HUMOR IN DE HULPVERLENING MET MULTI-PROBLEMGEZINNEN
men humor opzoekt op de momenten dat het uitkomt en wanneer het geoorloofd is. Het lijkt te behoren tot het onderdeel ‘ontspanning’ in ons leven.
2.4
Hoe vinden we hem terug?
In bovenstaande tekst heb ik het voornamelijk gehad over het verlies van onze lach, maar dit impliceert geen oplossing om hem terug te vinden. Ik beperk dit onderdeel tot een verwijzing naar literatuur hierover omdat dit onderwerp eigenlijk een hele scriptie zou kunnen bedragen. Om nieuwsgierige lezers niet met een vraag achter te laten verwijs ik, met alle plezier naar volgende werken of personen: ‘Lachmeditatie. Schaterend naar het paradijs in je buik’ en ‘Cahier ouderenzorg. Humor bij ouderen’. VZW Lach (Liga ter Activering van Creativiteit en Humor) raad ik aan voor diegenen die het direct in de praktijk willen beoefenen (www.lach-humor.be).
3
De aanwezigheid van humor binnen hulpverlening
Heel kort schets ik hier de verschillende stappen die in de geschiedenis gezet zijn rond humor en gezondheid en de helende functie van humor. Het is slechts een korte opsomming om een beeld te geven hoe humor binnengeslopen is in de gezondheidszorg. Lachen is gezond Freud schrijft in 1905 ‘De grap en haar relatie met het onderbewuste’ en in 1927 ‘De humor’. Freud ziet humor en lachen als een ideaal natuurlijk spanningsontladingsmechanisme. Het teveel aan psychische energie en spanning die nodig is om de ‘verboden’ gevoelens, de opgekropte lust- en onlustgevoelens (obsceniteiten, agressie ...) te onderdrukken, stroomt weg door het gebruik van humor en door het produceren van een lach. Als je lacht, schakel je alle remmingen uit, bespaar je op psychische inspanningen en win je aan lust. Het ‘Über-Ich’ (het geweten) wordt hierdoor omzeild, wat een ontspannend en opluchtend effect met zich meebrengt. Humor ziet hij als een hogere vorm van de grap die een uitstekend middel is om de mens te wapenen tegen het lijden uit het dagelijkse leven.25 [ 40 ]
Socia-cahier nr. 2
In 1930 krijgen we de ‘humor-use-movement’ beweging. Het motief voor deze artsen en hulpverleners is de vraag of hulpverlening en humor hand in hand zouden kunnen gaan. In de jaren vijftig beginnen therapeuten, vooral alternatieve, humortechnieken te gebruiken tijdens hun therapieën. Dit vanuit een holistische gedachte waarbij humor als helend werd beschouwd. In de jaren zestig gaat ‘the comic inspiration’ van start waarbij o.a. Koestler humor ziet als één type van creativiteit. 1976 was een belangrijk moment in deze geschiedenis. Aan de universiteit van Wales wordt ‘the first international conference on humor’ georganiseerd. Als het ware het startschot om gerichter en frequenter humor toe te passen binnen de verschillende takken van de gezondheidszorg. In 1979, in Canada, krijgen we het boek van Cousins ‘Anatomy of an illness as perceived by the patient’ waarin hij vertelt over zijn genezing door middel van humor. Later werd dit boek verfilmd onder de titel ‘Laughter is the best medicine’. Hij heeft het voornamelijk over de aanmaak van endorfines, die worden opgewekt door de lach en het gebruik van humor, die een pijnstillend effect teweegbrengen.26 Cousins vertrok vanuit de literatuur waarin werd omschreven dat een negatieve gemoedstoestand een ongezonde invloed heeft op het hormonale systeem. Hij besloot na te gaan of een omgekeerde werking, een positieve gemoedstoestand, ook een positieve invloed zou teweegbrengen. Door dit geslaagde zelfonderzoek is hij één van de grondleggers van de gelotologie, de wetenschap van de lach (gelos is Grieks voor lach).27 Cousins stichtte, na zijn wonderbaarlijke genezing door middel van zijn lach-therapie, de liga ‘Humor en gezondheid’. Deze liga financiert onderzoek rond humor en gezondheid. Vooral in de Angelsaksische landen werd deze materie onderzocht. Dit weerspiegelt zich duidelijk in hun literatuuraanbod, in tegenstelling tot het Belgische aanbod waarin rond dit thema minder te vinden is. Zo ontstonden in Amerika bijvoorbeeld de cliniclowns en kregen ziekenhuispatiënten daar lachfilms te zien gedurende hun opname. In eigen land dan krijgen we in 1995 de studiedag ‘Lachen is gezond: volkswijsheid of februari 2005
OVER HET GEBRUIK VAN HUMOR IN DE HULPVERLENING MET MULTI-PROBLEMGEZINNEN
medische ernst?’ in het Provinciaal Instituut voor Hygiëne te Turnhout. Deze studiedag handelde over het weldoende effect van humor en de lach op de psychische en fysieke gezondheid van de mens. Er zijn mensen uit verschillende disciplines (palliatieve zorg, humorconsulenten, dokters ...) aanwezig die zich de hele dag beraden over de ernst van humor. Christa Truyen, gezondheidscoördinator, nam het initiatief voor deze studiedag uit nieuwsgierigheid naar de combinatie van humor en gezondheid.28 VZW Lach en BVBA Elinjo werden in 2000 gevraagd om humortrainingen te geven in verschillende OCMW’s. De confrontatie van hulpverleners met cliënten met een zware problematiek en de bijhorende werkdruk, doet de sector, volgens Aerts, naar adem snakken. Hij ziet hierin een rol weggelegd voor humor, die perfect dienst zou kunnen doen als 'ontmijner'. Hij hamert op het belang van een humoristische grondstemming waarmee je tegen het leven en je job aankijkt. Het is niet alleen helpend voor de hulpverlener, maar ook voor de cliënt die wordt aangestoken door deze grondstemming. Niet dat de realiteit ermee kan worden veranderd, maar ze kan hierdoor alleszins wat worden opgevrolijkt.29 In 2001 organiseert VZW Lach het eerste Vlaams Humorcongres. VZW Lach bestaat uit zo’n 15-tal mensen die in hun professionele bezigheden iets met humor doen. Er wordt aandacht besteed aan de helende werking van humor, de EHBO-doos (Eerste Humor Bij Ongemakken) wordt geïntroduceerd en een veranderende levenshouding die mensen zich beter in hun vel zou doen voelen wordt hier gepromoot.30 Deze signalen tonen aan dat het gebruik van humor bij ons stilletjes aan ernstig wordt genomen. De cliniclowns, de studiedagen binnen het OCMW rond het gebruik van humor, de aandacht in de media, ook in vaktijdschriften, humorcongressen, literatuur ... dit alles geeft aan dat de aandacht voor deze materie toeneemt.31 Is lachen gezond? Er zijn wetenschappers, o.a. psycholoog Rod Martin, die zich afvragen of lachen wel echt de gezondheid bevordert. Zijn twijfel ontstaat voornamelijk op basis van eerder onderzoek Socia-cahier nr. 2
hieromtrent. Er blijken gaten te zitten in het gevoerde wetenschappelijk onderzoek: er wordt niet gewerkt met controlegroepen, de verwerking van gegevens is slordig gebeurd ... Terecht stelt hij de vraag of humor en lachen de gezondheid effectief ten goede komt. Er zijn aanwijzingen dat humor zou kunnen bijdragen tot de gezondheid, maar medische bewijzen zijn er niet om dit aan te tonen.32 Ik wil dit toch even in de verf zetten om te vermijden dat men denkt dat het een onbetwistbaar feit is dat humor een medisch bewezen gezondheidsbevorderend medicijn is. Voor het gebruik van humor in de hulpverlening en de werking die het zou kunnen hebben, verwijs ik naar het derde en vierde hoofdstuk van deze scriptie33.
Besluit __________________ Een definitie vinden die voor iedereen opgaat, bestaat niet. Wel zijn er een aantal centrale gedachten die men doorgaans koppelt aan humor: − humor is een boodschap die men aan de andere wil overbrengen; − dit kan op verschillende manieren gebeuren; − de reacties kunnen zeer uiteenlopend zijn; − uiteindelijk is het doel de andere aan het lachen te krijgen. Maar humor is nog veel meer. Humor is ook een manier om om te gaan met de ernst van het leven. Onze samenleving lijkt op het eerste zicht behoorlijk humorloos, dit onder invloed van verschillende tendensen zoals volwassenheid, arbeidsethos en remmende opvattingen. Maar mensen gaan ook op zoek naar humor, voornamelijk dan in hun vrije tijd. Humor in de hulpverlening en in de gezondheidszorg heeft zijn opwachting gemaakt in het eerste gedeelte van de 20ste eeuw. Vooral Engeland en Amerika zijn hierbij de koplopers. De laatste jaren is er ook in eigen land een groeiende interesse voor deze materie
__________________________
februari 2005
[ 41 ]
OVER HET GEBRUIK VAN HUMOR IN DE HULPVERLENING MET MULTI-PROBLEMGEZINNEN
Hoofdstuk 2 Het multi-problemgezin In dit hoofdstuk tracht ik een duidelijker beeld te geven van de gezinnen die ik als doelgroep heb gekozen. Deze keuze is gemaakt op basis van de cliëntengroep waarmee ik voornamelijk heb gewerkt op mijn stageplaats en die ik van daaruit ook het beste ken. Eerst maak ik een algemene schets en spits ik mij toe op een begripsomschrijving van de term ‘multi-problemgezin’. Een afgebakend profiel dat opgaat voor elk gezin zal hieronder niet worden beschreven, wel een algemeen beeld van hoe deze wordt beschreven binnen de literatuur en hoe ik deze cliëntgroep zie. Nadien probeer ik een duidelijker beeld te scheppen van deze gezinnen aan de hand van een opsomming van de meest voorkomende problemen binnen deze gezinnen. Niet elk gezin heeft te kampen met al deze problemen, dit is enkel een selectie van deze die zich mogelijks kunnen voordoen en kenmerkend zijn voor deze term. Dat ik hieronder enkel de problemen bespreek, betekent geenszins dat er geen zaken zijn die wel goed zouden lopen. Ik haal de term ‘multi-problemgezin’ uit elkaar en tracht zo duidelijkheid te scheppen over deze doelgroep.
1
Het gezin
1.1
Begripsomschrijving
Een sluitende definitie brengen waarin iedereen zich kan vinden, is geen evidentie. Elke definitie heeft zo zijn beperkingen. Afhankelijk van de positie ten aanzien van deze gezinnen, de opleiding die je genoten hebt als hulpverlener en de eigen denkkaders zal de ene definitie beter bij het eigen idee aansluiten dan de andere. Ik richt mij vanuit dit idee dan ook op de definities die naar mijn gevoel de doelgroep waarmee ik heb gewerkt het beste omschrijven. Definitie van het multi-problemgezin van Baartman (1988): “Een multi-problemgezin is een gezin waarin door de complexiteit en de chroniciteit van de problematiek veranderingen ten goede van binnenuit en van buitenaf zeer moeizaam tot stand komen.”34 [ 42 ]
Socia-cahier nr. 2
Deze definitie is voor mij het meest aannemelijk. Het is een vrij algemene definitie zonder te specificeren naar problemen toe of naar de omschrijving van het gezin ‘an-sich’. De nadruk wordt gelegd op de aard van de problemen en niet op die van het gezin. Er zijn natuurlijk ook definities die zich echt gaan richten op de problemen en van hieruit een algemeen beeld proberen scheppen. Hier wordt meer de nadruk gelegd op de problemen die eigen zijn aan multi-problemgezinnen. De definitie van Shalit en Davidson (1986): “The family is described as a multi-problem family, characterized by several or all of the following: (1) low socio-economic status, (2) marital problems, (3) father described by others as weak, peripheral and violent, (4) learning difficulties, often in several of the children, (5) social and behavioural problems, (6) physical illness.” 35 Het gevaar bij deze definitie is dat je op die manier een bepaald type van gezinnen gaat creëren. Zo wordt er een soort van grens getrokken waarbij het ene gezin wel en het andere niet tot de multi-problemgezinnen wordt gerekend. Op zich is dat geen enkel probleem, alleen als er geturfd wordt en je moet voldoen aan deze kenmerken om tot deze doelgroep te horen, heeft deze definitie zijn beperkingen.
1.2
Kenmerken van het gezinssysteem
Er zijn twee grote groepen te onderscheiden. Enerzijds heb je de eenoudergezinnen, anderzijds de tweeoudergezinnen. De tweeoudergezinnen bestaan deels uit oorspronkelijke gezinnen maar er is ook een enorme groep van nieuw-samengestelde gezinnen. Bij de eenoudergezinnen ziet men vaak alleenstaande moeders.36 Het aantal kinderen ligt bij de multiproblemgezinnen opvallend hoog, het gaat over een gemiddelde van drie tot vier kinderen per gezin. Dit is een stuk hoger dan het gemiddelde aantal kinderen per gezin in Vlaanderen, dat ongeveer twee is.37 Er is meestal maar weinig ondersteuning vanuit de familie en omgeving. De gezinnen worden veelal gekenmerkt door een complex netwerk van problemen op verfebruari 2005
OVER HET GEBRUIK VAN HUMOR IN DE HULPVERLENING MET MULTI-PROBLEMGEZINNEN
schillende vlakken, namelijk op materieel, relationeel, sociaal en individueel vlak. Opvallend is ook het chronische karakter van de aanwezige problematiek. Vaak slepen de problemen al een hele tijd aan en kun je spreken over een transgenerationele problematiek.38
2
De problemen
2.1
Kenmerken van problematiek
Voor de structuur van dit hoofdstuk heb ik mij gebaseerd op het boek van Pol Ghesquière ‘multi-problemgezinnen’.39 Ik heb mij ook deels gebaseerd op het organisatieverslag dat ik heb gemaakt in mijn tweedejaarsstage.40 De voorbeelden die ik geef kunnen misschien zeer ‘basic’, ‘cru’ en ongenuanceerd overkomen. Dit is een bewuste keuze om op die manier een duidelijke illustratie te geven bij het besproken begrip. De problematiek van het multi-problemgezin kan worden omschreven volgens de volgende kenmerken: Veelvuldig en complex De problemen zijn veelvuldig en complex, vandaar de term ‘multi’. Kenmerkend voor deze gezinnen is dat er sprake is van een veelvuldigheid aan problemen. Eveneens opvallend is de complexiteit er van. Deze gezinnen hebben niet één afgebakend probleem, het gaat over een kluwen van zeer diverse problemen die nauw met elkaar verweven zijn. Deze problemen houden andere in stand, versterken elkaar en bewerkstelligen nieuwe problemen. Het is zeker van belang deze problemen niet als losstaande zaken te bekijken maar wel als een netwerk. Als je aan het ene probleem raakt, zet dit een proces in gang waarbij er verschillende andere problemen ook zullen moeten worden bekeken. Je kunt, met andere woorden, het rijtje van problemen niet afgaan totdat elk probleem afzonderlijk is opgelost of verlicht. De complexiteit ervan maakt het moeilijk de oorsprong van de problemen te vinden, wat zijn gevolgen heeft bij de aanpak ervan. Voorbeeld Als je een laaggeschoolde, alleenstaande moeder uit de werkloosheid wilt halen om zo de financiële problemen sneller van de baan te krijgen, krijg je te kampen met Socia-cahier nr. 2
nieuwe problemen. In eerste instantie moet ze van haar straatvrees verlost worden. Er moet kinderopvang worden gezocht, het loon is vaak niet meer dan de werkloosheidsuitkering en de verhoogde kinderbijslag samen, er komen vervoerskosten bij kijken, de schuldenput geraakt hierdoor niet sneller gevuld ...
Verscheiden De problemen zijn zeer verscheiden van aard. Het gaat over een complex netwerk van problemen op verschillende domeinen: materieel, relationeel, sociaal en individueel. De problemen manifesteren zich vaak op de volgende levensdomeinen: “Huishoudelijke organisatie, de positie binnen de maatschappij, de partnerrelatie en de relatie ouder-kind, het individueel welzijn van de gezinsleden en de opvoeding”.41 Voorbeeld Beide ouders zijn werkloos, hebben een lage uitkering waardoor ze maar een kleine, slecht onderhouden woning kunnen huren. Twee kinderen hebben ADHD en hebben te weinig bewegingsruimte omdat er geen tuintje is aan het huis, waardoor de spanning vaak hoog oploopt. De relatie tussen moeder en vader wordt hierdoor zwaar op de proef gesteld. Vader durft al eens zijn toevlucht nemen tot de fles en moeder vertoont depressieve neigingen.
Chronisch en transgenerationeel Kenmerkend is ook het chronische karakter van de aanwezige problematiek. Vaak slepen de problemen al een hele tijd aan en waren er al moeilijkheden in de vorige generatie waardoor er sprake is van een transgenerationeel karakter. Het gezin van herkomst kampt vaak, maar zeker niet altijd, met dezelfde problemen. Ook het feit dat het ene probleem het andere opvolgt, steeds maar opnieuw, past binnen het idee van chroniciteit. Voorbeeld Moeder was een ongewenst kind en is van bij de geboorte verstoten van thuis. Na een jeugd vol pleeggezinnen, tehuizen, jeugdrechtbanken, e.d. gaat ze op haar 17 alleen wonen via een dienst begeleid zelfstandig wonen. Ze bevalt op haar 17 van een dochter, de vader van het kind laat zich niet meer zien na het nieuws van de zwangerschap. Later krijgt de moeder nog twee zonen, alle drie de kinderen zijn van verschillende vaders. februari 2005
[ 43 ]
OVER HET GEBRUIK VAN HUMOR IN DE HULPVERLENING MET MULTI-PROBLEMGEZINNEN
Haar dochter is net ontslagen uit een meisjestehuis na een maatregel vanuit de Jeugdrechtbank, haar tweede kind is geplaatst in een MPI en haar jongste zoontje is geplaatst in een pleeggezin. De strijd om haar kinderen thuis te krijgen sleept al jaren aan. Moeder verwacht van haar 15-jarige dochter de zelfstandigheid die zij zelf had op die leeftijd. Dit loopt geregeld uit de hand: het meisje komt soms een week niet naar huis, pleegt strafbare feiten ... Moeder heeft een enorme schuldenberg, is werkloos ... Ernstig en weerbarstig De ernst van elk probleem apart springt eveneens in het oog, het zijn verschillende deelproblemen die allemaal aandacht vragen en niet zomaar in één, twee, drie kunnen worden opgelost. Het is vaak een weerbarstige problematiek waarbij slechts moeizame verbeteringen optreden. Door het chronische karakter ervan zijn deze problemen vaak diep genesteld en hebben ze zich al een tijd kunnen inwerken binnen het systeem. Voorgaande voorbeelden tonen dit voldoende aan. Zowel het probleemoplossende vermogen van deze gezinnen als de hulpverlening wordt hierbij genoemd als versterkers van de weerbarstigheid van de problematiek. Gebrek aan samenwerking en coördinatie tussen de verschillende hulpverlenende diensten en de onbekwaamheid of onwetendheid om met deze problematiek om te gaan, kunnen hier een rol spelen.42
2.2 Omschrijving van problematiek Ook hier heb ik voor de structuur gebruik gemaakt van het boek van Pol Ghesquière ‘multi-problemgezinnen’.43 De inhoud is deels gebaseerd op het organisatieverslag44 van mijn tweedejaarsstage en op de registratiegegevens45 van Mobilé. Problemen op socio-economisch vlak Financieel Kenmerkend is de vrij lage sociaaleconomische status van de gezinnen. Op financieel vlak is er vaak sprake van een beperkt inkomen. Een groot deel van de gezinnen leeft van vervangingsinkomens, werk[ 44 ]
Socia-cahier nr. 2
loosheids- of invaliditeitsuitkering, waardoor kinderbijslag en alimentatiegeld zeker onmisbaar worden. Opvallend is ook het aantal leningen en schulden die de mensen hebben open staan. Ook de manier van omgaan met geld heeft hierbij een belangrijke functie. Misschien verklaart dit waarom veel van deze gezinnen in budgetbeheer of –begeleiding zijn. Al deze zaken bepalen het gezinsinkomen dat in het algemeen als vrij laag kan worden omschreven. Het feit dat een eenoudergezin maar één inkomen krijgt maar wel dezelfde vaste kosten heeft als een gezin waar twee inkomens voor handen zijn, heeft zo zijn gevolgen. Arbeidssituatie Een gedeelte van de gezinnen heeft een inkomen vanuit arbeid, een andere groep heeft een inkomen door arbeidsongeschiktheid of werkloosheidsvergoeding. De werkloosheid brengt met zich mee dat een groot deel van de gezinnen geen gestructureerde dagbesteding heeft. Huisvesting Op gebied van wonen zijn er veel gezinnen die huisvestingsproblemen hebben. De hoge huurprijzen op de privé-markt en het tekort aan sociale woningen brengen met zich mee dat veel van deze gezinnen leven in een te kleine en vaak slecht onderhouden woning. “Vaak is de woning in een slechte toestand, zijn er onvoldoende voorzieningen en is er sprake van plaatsgebrek”.46 Problemen op psychosociaal vlak Er is zowel sprake van problemen op individueel niveau als op het niveau van het gezinssysteem. Daarnaast zijn er vaak problemen als het gaat over contacten met andere systemen. Op het individuele niveau kunnen we spreken over leerproblemen, delinquentie, psychische problemen, mentale achterstand ... Op systeemniveau kijken we eerder naar opvoedingsproblemen, de echtelijke relatie en het organiseren van de huishouding. En op interactieniveau met andere systemen is er vaak sprake van conflictueuze relaties met de familie en sociaal isolement hierdoor. De opvoedingsproblemen worden als het meest karakteristiek voor deze gezinnen gezien.47
februari 2005
OVER HET GEBRUIK VAN HUMOR IN DE HULPVERLENING MET MULTI-PROBLEMGEZINNEN
Opvoeding De ouder-kindrelatie vertoont bepaalde stoornissen. Deze kunnen verschillende vormen aannemen. Het ontbreken van het stellen van duidelijke grenzen en deze opvolgen, aan de kinderen tonen dat ze graag gezien zijn, probleemgedrag stopzetten, straffen en belonen op een adequate wijze en positief kunnen bevestigen van de kinderen zijn enkele voorbeelden van de moeilijkheden die zich manifesteren op vlak van opvoeding. Ook parentificatie komt vaak voor bij multiproblemgezinnen, vooral bij de eenoudergezinnen. Een kind neemt als het ware de taak van de afwezige ouder op zich. De verantwoordelijkheden zijn niet leeftijdeigen, en het kind komt in een symmetrische relatie, terwijl een kind per definitie een asymmetrische relatie heeft met zijn ouders. Het feit dat het kind hiervoor geen erkenning krijgt, maakt parentificatie problematisch.48 Vaak hebben de moeders het moeilijk met het handhaven van discipline en regels, terwijl de vaders het niet gemakkelijk vinden om op een positieve manier om te gaan met de kinderen. Hierbij mag zeker niet over het hoofd worden gezien dat ook de ouders zelf vaak een moeilijke jeugd achter de rug hebben en niet altijd de juiste dingen hebben meegekregen van thuis uit op vlak van opvoedkunde. Gezondheid Doorgaans kun je stellen dat de gezondheid minder goed is dan bij andere gezinnen. De vaak slechte huisvesting speelt hierin zeker een belangrijke rol. De relatie met de huisarts is vaak goed, deze wordt dan ook (te) vaak geconsulteerd. Naast huisvesting speelt ook tewerkstelling hier een belangrijke rol. Een laag diploma leidt tot ongeschoolde en vaak gevaarlijke arbeid, wat op zich weer te linken is aan arbeidsongeschiktheid. Zo is de cirkel rond en komen we terug bij het fysieke welzijn van de persoon in kwestie. Sociaal afwijkend gedrag Hier gaat het voornamelijk over normoverschrijdend gedrag. Drank- en drugsverslaving, delinquent gedrag ... Ook kindermishandeling, seksueel misbruik en verwaarlozing zouden vaker voorkomen in multiproblemgezinnen, dan in andere gezinnen. Socia-cahier nr. 2
Contacten met derden Veel gezinnen leven in een sociaal isolement. Er zijn contacten met familie en vrienden, maar deze lopen niet altijd van een leien dakje. Contacten met hulpverleners zijn er vaak in grote mate. Het OCMW, het CLB, collectieve schuldbemiddeling, de huisarts, de sociale huisvestingsmaatschappij, revalidatiecentra e.d. zijn diensten die ik vaak ben tegengekomen doorheen de begeleiding van deze gezinnen tijdens mijn stage. Het feit dat de problematiek zeer verscheiden is van aard brengt met zich mee dat er vaak een heleboel verschillende diensten en hulpverleners aanwezig zijn. Partnerrelatie Echtelijke ruzies komen natuurlijk in de beste huishoudens voor. Vaak zijn er niet alleen problemen in de huidige relatie, ook de relatie met de ‘exen’ verloopt vaak niet erg vlot. Bezoekrecht en alimentatiegeld spelen hierbij vaak een sleutelrol. Scholingsgraad van de ouders De scholingsgraad van ouders is vaak laag. Er zijn slechts weinigen die verder hebben gestudeerd, velen hebben bijzonder onderwijs genoten en een deel heeft nooit het secundair onderwijs afgemaakt. Ook dit heeft onvermijdelijk zijn weerslag op de arbeidssituatie.
Besluit __________________ Het is een doelgroep met zeer specifieke kenmerken. De problemen bestrijken verschillende gebieden, zijn chronisch van aard en zijn verweven met elkaar. De problemen situeren zich zowel op socio-economisch als op psychosociaal vlak. _____________
Hoofdstuk 3: Humor in de hulpverlening Ik werk hier uit wat humor zou kunnen betekenen binnen een hulpverleningsrelatie. Dit bekijk ik vanuit het standpunt van de hulpverlener. Daarnaast overloop ik ook de goede en slechte kanten van het gebruik van humor, vertrekkende vanuit de persoon van de cliënt.
februari 2005
[ 45 ]
OVER HET GEBRUIK VAN HUMOR IN DE HULPVERLENING MET MULTI-PROBLEMGEZINNEN
1
Verhouding tussen problemen en humor “Humor is overwonnen droefheid.” Godfried Bomans49
1.1
Negatief en positief
Het gebruik van humor linken aan iets wat een negatieve connotatie oproept, problemen in dit geval, lijkt in de eerste instantie iets vreemd. We bekijken dit vaak als iets dat niet samen kan gaan, als twee los van elkaar staande zaken. Het is niet gemakkelijk om aan iets negatief, iets positief toe te schrijven of het op die manier te bekijken. “Op het eerste gezicht is humor bestemd voor als het goed gaat en verleert men het lachen in moeilijke momenten. Wellicht heeft de natuur ons humor ter beschikking gesteld juist voor de moeilijke momenten. Dan is het wel vereist dat we oefenen in goede en in kwade tijden.”50 Bovenstaand citaat geeft het dubieuze gevoel aan dat we hebben bij de vreemde combinatie van humor en ‘miserie’. Maar het gaat ook een stapje verder, het wijst op de moeilijke momenten in ons leven en koppelt juist daar de humor aan. Als we in het negatieve blijven hangen en niet de drang hebben om de positieve toer op te gaan, kan er ook een andere vorm van humor worden gehanteerd om met de werkelijkheid om te gaan. Het gaat dan voornamelijk over donkere humor in al zijn vormen, zoals ironie, sarcasme en cynisme.51 Deze vormen van humor wil ik bannen uit mijn scriptie. Ik wil het over de positieve vormen van humor hebben die ons helpen om vooruit te geraken. Niet een vorm van humor waarbij we ons ‘wentelen in ons ongeluk’. Het gebruik van humor kan de negatieve spiraal waarin we ons kunnen bevinden even doorbreken om op adem te komen. Dit kan de problemen draaglijker maken, zodat we de ruimte krijgen om na te denken over de aanpak ervan.
1.2
Eigen beleving
Elke mens neemt de situatie waarin hij zich bevindt op een andere en een eigen manier waar. De feiten kunnen dezelfde zijn maar de beleving ervan heeft een ruim assortiment [ 46 ]
Socia-cahier nr. 2
aan mogelijkheden. Vanuit deze beleving ontstaat er een manier van omgaan met de situatie die zich aandient, wat ook een heel arsenaal van mogelijkheden in zich draagt. En deze aanpak heeft weer zijn invloed op het waarnemen van de situatie.52 Voorbeeld Zo kan de ene persoon na een ontslag op het werk in zak en as zitten, depressieve gevoelens hebben en bij de pakken blijven zitten. Het gevoel van niets waard te zijn groeit met de dag en de neiging om opnieuw te gaan solliciteren blijft uit, uit schrik om weer afgewezen te worden. Een ander zou misschien juist de drang krijgen om zich wel te willen bewijzen. Hij gaat als een gek solliciteren, neemt een job aan en toont wat hij waard is. Het gevoel deze tegenslag getrotseerd te hebben zegeviert. Datgene wat er fout loopt, neemt bijna steeds grotere proporties aan dan die zaken die wel goed lopen, in onze beleving althans. Ik denk hier bijvoorbeeld aan het antwoord dat vaak volgt op de vraag “Hoe is het ermee?” “Goed, maar ...”. Meestal volgt er na de ‘maar’ een opsomming van zaken die er op wijzen dat alles toch niet zo goed lijkt te gaan. Zeggen dat het ronduit slecht met je gaat is iets wat niet sociaal aanvaard lijkt te zijn. “De wereld van problemen is een serieuze zaak.”53 Mensen die in de problemen zitten hebben het recht serieus genomen te worden, men verwacht ook dat deze als ernstig zullen worden beschouwd. Dit moet je in de eerste plaats dan ook doen. Je kunt niet zomaar een probleem weglachen. Maar als je het aanvaardt, aanhoort en ernstig neemt, is een humoristische opmerking toch geen probleem?
1.3
Maar er is meer!
Naast beperkingen, problemen en zaken die niet lekker lopen, heeft een gezin ons nog heel wat meer te bieden. Een gezin kan warmte en plezier geven, een lekker kopje koffie bij elk huisbezoek of een leuke tekening van een van de kinderen. Wij, in de rol van hulpverlener, zijn het gewoon ons voornamelijk te focussen op datgene wat niet goed loopt bij diegenen die bij ons hulp komen vragen. Vanuit de idee om te helpen hebben wij voornamelijk aandacht februari 2005
OVER HET GEBRUIK VAN HUMOR IN DE HULPVERLENING MET MULTI-PROBLEMGEZINNEN
voor datgene waarbij wij zouden kunnen helpen, problemen dus. Gelukkig hebben we ook een andere kant, die van het positief bekrachtigen van datgene wat wel goed loopt. Vanuit de aandacht voor de zaken die wel vlotten, maak ik de koppeling naar humor. Naast het geven van ruimte aan de problemen, kan er ook ruimte worden gemaakt voor deze aangename zaken en is het gebruik van humor niet uitgesloten. De gezinnen hebben problemen, maar ze bestaan niet enkel daaruit.
2
2.1
Wat kan humor betekenen in de hulpverlening? Aanvaarding teweegbrengen
Het leven confronteert ons met een heleboel zaken. We komen zowel aangename als minder aangename dingen tegen tijdens onze levensweg. Het ene nemen we met open armen aan, het andere zien we liever niet opduiken bij onszelf. Jammer genoeg loopt niet alles zoals we zouden willen. “Het leven zit vol hindernissen, door jezelf, door anderen en door het leven zelf. De ene komt hier vaker mee in contact dan de ander.”54 De manier waarop we omgaan met die ongewenste dingen kan zeer verschillend zijn: We kunnen het proberen verdringen in de hoop dat het zich van zelf zal oplossen; we kunnen ons kwaad maken op het leven dat zo onrechtvaardig is; we kunnen alles over ons heen laten gaan in de hoop dat het ergens zal ophouden ... Maar we kunnen ook proberen te aanvaarden wat ons overkomt. Aanvaarden dat het leven ons dingen brengt die niet passen binnen het ideaalbeeld dat we hoopten te bereiken én aanvaarden dat het nu eenmaal zo is en niet anders. Het verschil dat we opmerken tussen realiteit en ideaal kan ons brengen tot humor.
er afstand van te nemen. Pas dan kun je spreken van acceptatie.56 Pas als je de situatie aanvaardt waarin je zit, kun je vanuit een ander perspectief naar een probleem kijken. Dit hernieuwde perspectief kan dan dienen als vertrekpunt voor een nieuwe aanpak. Het gebruik van humor geeft nieuw inzicht en kan dienen als opstapje naar een andere manier van omgaan met de problemen. Het is van belang de bomen door het bos nog te kunnen zien. Het gebruik van humor kan hier toe bijdragen, zodat we ons niet langer verliezen in de veelheid aan problemen. Voorbeeld Een vrouw heeft het gevoel dat alles wat er zou kunnen mislopen, effectief misloopt. Ze heeft panne met de auto op de dag dat het openbaar vervoer staakt, mist een belangrijke sollicitatie omdat de elektriciteitspanne ervoor zorgde dat de wekker niet afliep, zond een mail naar een collega met de mededeling dat ze een andere collega niet kon luchten aan alle collega’s enzovoort. Deze vrouw heeft het er erg moeilijk mee en wordt steeds onzekerder. Ik vertelde haar over de ‘wet van Murphy’ en dat ze me daar deed aan denken. Ze vond het een zalig idee dat er een boekje bestond over ‘haar probleem’. Ze voelde zich niet langer de enige met dit probleem. Tijdens de begeleiding werd het een gevleugelde uitspraak “En, wat is er nu weer allemaal misgelopen?”, waar we allebei konden om lachen. Het viel ook op dat er niet altijd iets misliep.57 Als hulpverlener kunnen wij proberen door het gebruik van humor het probleem in een ander perspectief te plaatsen zodat de cliënt er wat afstand van kan nemen. Het aanvaarden van een probleem is van belang voor de motivatie om er mee aan de slag te gaan. Zolang een probleem niet wordt aanvaard, zolang het wordt ontkend of verdrongen, is het een helse karwei om mensen te bewegen tot een constructieve aanpak ervan.
2.2 “Lachen heeft alles te maken met acceptatie: op het moment dat je de situatie, de ander, of jezelf totaal accepteert, kun je er ook mee lachen. Acceptatie is niet lijdzaam berusten, het is een actief proces!”55 De situatie accepteren zoals ze is, kan enkel door deze eerst te relativeren en te trachten
Socia-cahier nr. 2
Vertrouwen scheppen
Hier is de rol van humor wat dubbel. Enerzijds is het van belang al vertrouwen te krijgen van de cliënt vooraleer je aan de slag gaat met humor. Het is van belang de situatie al wat te kennen en deze veilig te stellen voor de cliënt. Anderzijds kan humor het vertrouwen bevorderen (zie hoofdstuk 458). februari 2005
[ 47 ]
OVER HET GEBRUIK VAN HUMOR IN DE HULPVERLENING MET MULTI-PROBLEMGEZINNEN
Er wordt vaak gelachen met de oppervlakkige gebreken van jezelf of de ander. Maar niet alleen de gebreken zijn een vertrekpunt voor humor, ook de kwaliteiten lenen zich hier toe.59
geschaad. Een cliënt kan het vertrouwen in jouw kennis en kunde verliezen wanneer hij het gevoel heeft dat je ‘te lacherig’ bent. Of als humor wordt gebruikt op een verkeerd moment (zie hoofdstuk 4).
Soms schuilt er humor in het feit dat ik als hulpverlener ook maar een mens ben en geen superman of -vrouw. Het stelt cliënten gerust en kan vertrouwen scheppen als zij merken dat ook een hulpverlener fouten kan maken. Het is dan een kwestie om jezelf wat onderuit te halen en de aandacht te vestigen op jouw ‘gebrek’.
2.3
Voorbeeld Je vergeet zowat elk huisbezoek bij het gezin Van Vleeteren je agenda, je schrijfgerief, je handtas ... Na de derde keer dat de vrouw je aan de deur naroept dat je iets vergeten bent, zeg je:“Amaai Suzanne, ik zou mijn hoofd hier nog eens vergeten, gelukkig heb ik u nog, wat zou ik zonder u moeten beginnen?” Hier leg je enerzijds de nadruk op jouw gebrek en anderzijds bekrachtig je de vrouw in kwestie op een positieve manier over iets wat zij goed doet. Er is voorzichtigheid gewenst bij het lachen om de gebreken van de cliënt. Je moet hem al zeer goed kennen om te weten of hijzelf daar ook mee kan lachen. Humor is een middel om mensen samen te brengen, het bevordert de verbondenheid, wat bij het scheppen van vertrouwen een belangrijk gegeven is. Wanneer je een lach tentoon spreidt aan de ander is dit een teken van vriendschap, je wilt de ander op zijn gemak stellen door aan te tonen dat je het goed meent. Het is jouw ‘visitekaartje’ dat je toont aan de ander. Samen om iets kunnen lachen, draagt bij tot samenhorigheid en geeft ook wel een gevoel van samenzweerderigheid. Het verkleint de afstand tussen beide partijen.60 Dat is dan weer goed om een vertrouwensband te creëren. Het is van belang als hulpverlener voldoende vertrouwen te krijgen van de cliënt. Je gaat tenslotte aan de slag met hun problemen, hun gezin. In sommige situaties en gezinnen dien je voorzichtig te zijn met het gebruik van humor. Vertrouwen kan er ook door worden [ 48 ]
Socia-cahier nr. 2
Communicatie bevorderen
Ik heb al gesproken over humor als een boodschap, een vorm van communicatie.61 Dit aspect van humor kan zeer bruikbaar zijn in de hulpverlening om de communicatie op gang te brengen of te bevorderen. Naast de humor en de lach wordt er ook een boodschap doorgegeven. Om deze boodschap draait het in de hulpverlening. De boodschap is een vertrekpunt om iets ter sprake te brengen. Het hanteren van humor kan worden gezien als een uitnodiging. Het is een uitnodiging tot een lach maar eveneens een uitnodiging om op die boodschap verder te gaan. Humor kan bepaalde problemen op een andere manier benaderen waardoor ze plots wel bespreekbaar gesteld kunnen worden.62 Het is als het ware en ernstige boodschap in een cadeauverpakking van humor. Iets ter sprake brengen dat steeds vermeden wordt, maar onderhuids wel voelbaar is, kan door deze humoristische benadering in de communicatie worden gebracht. “Humor is vaak het achterpoortje waarlangs het contact met de cliënt vergemakkelijkt en/of verruimd wordt. De spanning valt weg en het krampachtig verzwegen item kan gerelativeerd en kenbaar worden gemaakt.”63 Voorbeeld De dochter van 15 jaar woont in principe bij haar moeder maar verblijft grotendeels bij haar vriendje van 25 jaar oud. Zowel moeder als dochter ratelen aan één stuk door dat ze slaapt bij de zus van haar lief, ze geen seks heeft en nooit met hem in één bed ligt. Op een gegeven moment onderbreekt de gezinsbegeleidster dit spervuur aan ontkenningen en zegt droog: “Schatjes, of dochterlief nu op, onder of naast haar vriendje slaapt, zal me een worst wezen. We weten allemaal dat ‘ze het doen’. Het enige wat me interesseert is of ze het ook veilig doen.” Iedereen valt stil, zelfs de gezinsbegeleidster schrikt even van zichzelf. Dan start er een onwennig gelach en ... kan het gesprek eindelijk over voorbehoedsmiddelen gaan.
februari 2005
OVER HET GEBRUIK VAN HUMOR IN DE HULPVERLENING MET MULTI-PROBLEMGEZINNEN
Het is niet altijd wat je zegt dat mensen tegen de borst stuit of bedreigend overkomt. De manier waarop je het zegt, is van groot belang.64 Natuurlijk dient een onderscheid te worden gemaakt tussen ernstige en delicate problemen. Een ernstig thema aanbrengen door middel van humor kan het beladen gesprek wat luchtiger doen verlopen. Bij delicate onderwerpen zoals seksueel misbruik en dergelijke zou ik hiermee zeer omzichtig omgaan.65 Humor als ijsbreker kennen we allemaal. De spanning bij een eerste contact tussen hulpverlener en cliënt is soms te snijden. De spanning en de angst die hiermee gepaard gaan, kunnen worden gereduceerd door het gebruik van humor. Voorbeeld Een eerste contact met het gezin heeft plaats in de Jeugdrechtbank. De plaats en het feit dat het om een opgelegde maatregel gaat, spelen mee bij het ongemakkelijk gevoel van het gezin. “Nou, wat woont u hier chique!” zegt de hulpverlener tegen de consulent, en knipoogt naar het gezin. Iedereen schiet in de lach en de spanning van het eerste moment is verdwenen. Of tijdens het intakegesprek wanneer de hulpverlener de hele tijd aan het woord is geweest om de werking van de dienst voor te stellen. “Ik ga nu stoppen met praten, want straks ga ik hier nog buiten zonder jullie verhaal gehoord te hebben, wat nu net het belangrijkste is.” Het gesprek op gang laten komen door even de ernstige en soms beklemmende situatie wat te verlichten door het gebruik van humor kan een manier zijn om mensen op hun gemak te stellen. Maar het kan eveneens stuiten op verzet omdat de cliënt in kwestie zich misschien heeft voorbereid op zo’n ernstig moment, waarbij humor verwarring kan zaaien.
2.4
Gevaren
Lachen om en lachen met Diegene die lacht, zet zichzelf op een voetstuk en lacht ten koste van de ander. Het is een kwetsend en spottend lachen waarbij de ander wordt uitgelachen. Het is een lachen met iemand of iets. Dit is niet bevorderend voor de relatie. Socia-cahier nr. 2
Lachen om is iets helemaal anders. Je kunt lachen om hetzelfde maar op een respectvolle en liefdevolle manier voor de persoon in kwestie. Je lacht om de situatie en niet met de persoon 'an sich'. Enkel deze humor is bruikbaar en positief binnen het hulpverleningsproces.66 Het is als hulpverlener ondenkbaar om mensen uit te lachen. In persoonlijke relaties vinden wij dat zelf niet prettig, laat staan in een professionele relatie. Ikzelf zou het als een ernstige beroepsfout durven zien. Humor kan kwetsen Het gebruik van humor kan cliënten kwetsen. De cliënt kan het gevoel hebben dat hij niet serieus wordt genomen of dat hij belachelijk wordt gemaakt. Het is van belang de problemen ernstig te nemen en pas nadien, als je als hulpverlener aanvoelt dat een grapje of een positieve noot kan, over te gaan op humor. Ook hiervoor verwijs ik naar het vierde hoofdstuk van deze scriptie.67 Verwarring Het gebruiken van humor kan verwarring zaaien bij de cliënt. De transparantie van het gesprek kan zo verdwijnen of op de achtergrond geraken. Het maken van een grapje kan het gesprek in die mate verstoren dat de cliënt de draad van zijn verhaal kwijt raakt. Wat je zegt kan door de andere partij op een andere manier worden begrepen. Niet enkel wat je zegt kan anders worden geïnterpreteerd dan bedoeld is maar ook de beoogde humor. Als hulpverlener is het van belang om bij de cliënt te toetsen of de boodschap wel op de juiste manier is overgekomen, om misverstanden te vermijden. Door humor te gebruiken wordt de afstand en nabijheid in de relatie met de cliënt beïnvloed. Cliënten kunnen het gevoel krijgen dat je niet professioneel bezig bent als hulpverlener, het vertrouwen verliezen en je aan de deur laten staan. Maar ze kunnen eveneens opgelucht zijn geen ‘controlerende, stijve hulpverlener’ over de vloer te krijgen en je als vriend binnenhalen. Al naargelang de beeldvorming van de cliënt kan het risico erin zitten dat ze te familiair worden. De rol van de hulpverlener wordt dan verward met de rol van kennis of vriend.
februari 2005
[ 49 ]
OVER HET GEBRUIK VAN HUMOR IN DE HULPVERLENING MET MULTI-PROBLEMGEZINNEN
3
Het gebruik van humor heeft twee kanten
Hieronder maak ik een opsomming van de voor- en nadelen van het gebruik van humor. Deze keer bekijk ik het vanuit het cliëntsysteem, in dit geval het multi-problemgezin.
3.1
Positief gebruik
Copingmechanisme68 Humor kan worden gezien als een copingmechanisme, een manier van omgaan met de gegeven situatie. Dit kan zowel in positieve als in negatieve zin worden geïnterpreteerd. Humor kan helpen om een situatie op een andere manier te bekijken en een vernieuwende aanpak aanreiken. Hiervoor verwijs ik naar een citaat van Freud, die humor ziet als een defensiemechanisme. “Het ‘ik’ weigert zich door de oorzaken uit de realiteit te laten krenken en tot lijden te laten dwingen, het houdt vol dat de trauma’s van de buitenwereld het niet kunnen aangrijpen, en bewijst zelfs dat ze ze slechts als aanleidingen tot lustwinst ervaart.”69 Maar humor kan ook worden gebruikt om de situatie ‘weg te lachen’ en de aanpak ervan te maken tot een ‘ver van mijn bed show’ humor.70 Controlefunctie Het gebruik van humor kan een andere kijk op de zaak bewerkstelligen. Wanneer er met de situatie en met jezelf kan worden gelachen, en er van hieruit kan worden gerelativeerd, wordt de stresssituatie op een andere manier beleefd. Het gevoel controle te hebben over de situatie en het leven kan dan dienst doen als een soort van buffer tegen de stress.71 Door middel van humor kun je het probleem voor jezelf hanteerbaar maken, wat een positieve invloed heeft op het idee van een aanpak ervoor. “Stress tast het immuunsysteem van het lichaam aan en verstoort het hormonale evenwicht. Een positieve reactie kan het omgekeerde effect hebben. Lachen is daarbij een van de meest voor de hand liggende fenomenen.”72 Ventileren Het gebruik van humor is een frisse manier om te ventileren over datgene wat er gebeurd [ 50 ]
Socia-cahier nr. 2
is of wat zich voorgedaan heeft. Lachen volgt vaak na een moment van opgekropte spanning, het is een soort van uitlaatklep om deze spanning te ontladen. “De humor grenst aan het spel, omdat hij zoveel ontspanning brengt. Het fysiek en psychisch gespannen zijn wordt grotendeels omgezet door de bevrijdende lach en glimlach.”73 Zowel psychisch als fysisch reageren wij op deze ontlading door middel van humor. “Het is een combinatie tussen een emotioneel aspect, een leuk gevoel, en een lichamelijk aspect, de spierontspanning.”74 In een lachsituatie maakt ons lichaam endorfine aan, de natuurlijke versie en door de mens geproduceerde morfine. Het werkt lustverhogend, ontspannend en heeft effect op zwaarmoedigheid en pijn. Ook de productie van serotonine en dopamine stijgt, wat een antidepressieve werking heeft. Na het lachen daalt onze bloeddruk, ligt onze hartfrequentie lager en zijn alle spieren ontspannen.75
3.2
Negatief gebruik
Humor als masker De negatieve kant aan het gebruik van humor vat ik onder deze titel samen. Als de problematiek niet aanvaard wordt, kan het gebruik van humor proberen deze problematiek te verbergen. Hier kom ik terug op de negatieve kant van humor als copingmechanisme, via de humor trachten het probleem te verdringen, te verdoezelen of te ontkennen. Voorbeeld Tijdens mijn stage ging ik wekelijks op huisbezoek bij het gezin De Bruyne. Wanneer de moeder aanwezig was, vlotte het gesprek traag maar werden de essentiële punten van de begeleiding wel besproken. Wanneer enkel de vriend van de moeder aanwezig was, was het enorm moeilijk om het gesprek te houden bij de begeleiding. Hij vertelde steeds maar nieuwe grapjes, kwam op de proppen met een nieuw recept om konijn te maken, hield ons voor de gek ... En dit gebeurde telkens wanneer er een onderwerp werd aangeraakt dat te dichtbij kwam. Op momenten dat een mens zich geen raad meer weet met de situatie die zich aandient, wordt men op zichzelf terug geworpen. Hufebruari 2005
OVER HET GEBRUIK VAN HUMOR IN DE HULPVERLENING MET MULTI-PROBLEMGEZINNEN
mor kan dan dienst doen als een bliksemafleider van het eigen onaangename gevoel dat men heeft bij de situatie. Het is een soort van vlucht in het komische. Het is afstand nemen in die mate dat de situatie naar de achtergrond wordt verdrongen.76
Besluit __________________ De spanning tussen problemen en het gebruik van humor heeft te maken met de eigen beleving en met het leggen van een moeilijke link tussen positieve en negatieve zaken. Maar er wordt ook aandacht besteed aan het feit dat er naast problemen ook andere dingen zijn die een gezin binnen de hulpverlening ons te bieden heeft. Het gebruiken van humor als hulpverlener kan een positieve weerklank hebben bij het helpen aanvaarden van een probleem, bij het scheppen van een vertrouwensband en bij het bevorderen van de communicatie. Toch zijn er enkele gevaren die de aandacht vragen bij het hanteren van humor binnen een hulpverleningsrelatie. Het risico bestaat dat de cliënt zich uitgelachen voelt of gekwetst wordt. Ook kan humor verwarring zaaien bij de cliënt. De cliënt kan ook voordelen ondervinden door humor te gebruiken. Humor kan dienst doen als copingstijl, helpt om te ventileren op een aangename manier en kan helpen bij het verminderen van de stress door het gevoel controle te hebben over de situatie. Ook hier is een valkuil aan verbonden. Humor kan eveneens dienst doen als masker om zaken te verbergen. __________________
Hoofdstuk 4: Het gebruik van humor in de hulpverlening Met dit hoofdstuk wil ik een leidraad meegeven voor diegenen die zich door deze scriptie aangesproken voelen en zelf aan de slag willen gaan met humor doorheen het hulpverleningsproces. Het zijn een aantal handvaten dat ik aanreik om zo te komen tot een gezonde, gepaste en respectvolle vorm van humor ten aanzien van de cliënt. Als basis voor deze indeling heb ik gebruik gemaakt van drie essentiële vragen:77
Socia-cahier nr. 2
1) Is het verantwoord humor te gebruiken in deze situatie? 2) Hoe staat humor?
de
hulpverlener
tegenover
3) Hoe staat de cliënt tegenover humor? Deze drie hoofdvragen dient men als hulpverlener steeds in het achterhoofd te houden wanneer men eraan denkt humor te gebruiken in de situatie die zich aandient. Net zoals je er als hulpverlener over nadenkt om bijvoorbeeld directief of confronterend te werk te gaan, moet je aftasten of humor wel een optie is.
1
Humor binnen de hulp verlening: voor wie?
1.1
Cliënt
De cliënt is een unieke persoon, in een unieke situatie met een uniek gevoel voor humor. Op deze manier dient hij dan ook te worden benaderd, binnen het gehele hulpverleningsproces en binnen het kleiner geheel dat humor zou kunnen betekenen hierin. Van belang is als hulpverlener te beseffen dat humor niet bij elke cliënt toepasbaar is. Sommigen hebben enkel oog voor hun problemen en verwachten van de hulpverlener hetzelfde. Anderen hebben geen gevoel voor humor en vinden dit dan ook een storend element doorheen het proces. En nog anderen vinden een grapje een welkome adempauze binnen de zwaarte die de problemen met zich meebrengen. Je moet als hulpverlener afwegen of de persoon in kwestie er wel mee gediend zal zijn. Ook aftasten of de client hier wel voeling mee heeft, anders zou dit bij hem voor nogal wat wrevel kunnen zorgen. Maar ook de manier of de vorm van humor die je gebruikt, is niet voor iedereen toepasbaar. De manier waarop je humor aanbrengt, is bepalend voor de reactie. Je humor moet afgestemd zijn op het ‘lachniveau’ én het mentale niveau van de cliënt. Je kunt niet zomaar in het wilde weg bij elk gezin hetzelfde grapje maken. Bij de ene wordt dit gezien als een grap, bij de andere als een belediging of als een onbegrijpelijke opmerking. Hiervoor verwijs ik naar hoofdstuk 1 waar ik de subjectiviteit van humor78 beschrijf. Wat jij
februari 2005
[ 51 ]
OVER HET GEBRUIK VAN HUMOR IN DE HULPVERLENING MET MULTI-PROBLEMGEZINNEN
als hulpverlener grappig of leuk vindt, vindt de cliënt niet noodzakelijk om te lachen. De manier waarop de cliënt zelf met zijn problemen omgaat, is voor mij hierin ook een centraal gegeven. Zich als hulpverlener empathisch opstellen om aan te voelen en zich in te leven in de situatie acht ik nodig om van daaruit te besluiten wel of niet over te gaan tot het gebruik van humor.79 Je dient de beleving van de cliënt centraal te zetten en pas nadien over te gaan tot humor.
1.2
Hulpverlener
Het belangrijkste bij de hulpverlener vind ik de eigen motivatie om met humor te willen werken. Het heeft geen zin geforceerd en tegen de eigen wil in wat grapjes uit de mouw te gaan schudden. Ik vind ‘echtheid’ hierin een belangrijk sleutelwoord. Echtheid betekent ‘zichzelf zijn’.80 Jezelf tonen zoals je bent, dus ook als je wel of niet humoristisch aangelegd bent. Je moet aandachtig zijn voor het eigen referentiekader én dat van de cliënt en diens context. Je humor kan pas aansluiting krijgen als deze aangepast is aan de situatie en aan de cliënt. Iedereen heeft een eigen humorstijl, daarmee dient zeker rekening te worden gehouden. Naast het gebruik van humor mag je de professionaliteit niet uit het oog verliezen. Het doel van het gebruik van humor moet op een positieve manier bijdragen tot het functioneren van de cliënt. Het hoeft ook geen lachfestijn te worden waar er enkel maar gelachen wordt. Je rol als hulpverlener blijft je richtlijn om om te gaan met humor. Naast het feit dat humor bevorderend kan werken binnen de hulpverleningsrelatie, heeft humor ook nog een andere functie voor de hulpverlener. Ook voor hem kan humor een ontspanning betekenen. Na een drukke dag even een goed bedoeld grapje maken over een gezin in begeleiding, of een grappige situatie die je meemaakte, kan zeker geen kwaad. Om zelf de stress en de toch wel zware problematieken waarmee je in aanraking komt een beetje te relativeren, een burn-out te vermijden en om de contacten met de collega’s eens over een andere boeg te gooien naast het enkel praten over alles wat er misloopt, lijkt humor mij een zeer bruikbaar instrument. [ 52 ]
Socia-cahier nr. 2
2
Humor en hulpverlening: wanneer?
2.1
In het algemeen
Ik wil het hier hebben over aftasten wat kan in die bepaalde situatie en dit afstemmen op de beleving van de cliënt. Je maakt als hulpverlener doorheen het hulpverleningsproces constant momenten mee waar aftasten een belangrijke kwaliteit is. Even je voelsprieten uitsteken en aanvoelen wat kan en wat niet en op welk moment. Het is afwegen zoals je doet op momenten waarop je nadenkt over je aanpak. Zal ik hard confronteren of probeer ik het nog eens voorzichtig aan te brengen? Bespreek ik dat nu of kan ik beter wachten tot volgende week als de gemoederen wat geluwd zijn? Ook de stemming die er op dat moment heerst, is van cruciaal belang. Op sommige momenten is het (ronduit) ongepast humor te gebruiken. Bijvoorbeeld na een traumatische ervaring, tijdens het begin van het verwerkingsproces na een groot verlies of bij mensen met een zware depressie.81 Het is natuurlijk niet evident in te schatten welke reactie het gebruik van humor kan teweegbrengen bij de verschillende cliënten. De kans dat je je vergist in een reactie is er altijd. “Waar de zingeving in het leven verdwenen is, is vaak ook geen humor meer.”82 Langs de ene kant is het van belang de situatie zeer goed af te tasten vooraleer je humor gaat gebruiken. Langs de andere kant kan het gebruik van humor kaderen binnen het aftasten van de situatie. Hiermee bedoel ik dat een hulpverlener humor kan gebruiken om te toetsen of er nog gelachen kan worden door de cliënt in kwestie. Natuurlijk houdt dit enkele gevaren in. Dit kan door de cliënt als zeer kwetsend worden ervaren en het kan als zeer ongepast overkomen.
2.2
Volgens de fasering van het hulpverleningsproces
Doorheen een hulpverleningsproces zijn er verschillende fasen. Het is een dynamisch proces waarbij de fasen elkaar soms netjes opvolgen, zichzelf herhalen of in een omgekeerde volgorde aan de orde komen. Voor de februari 2005
OVER HET GEBRUIK VAN HUMOR IN DE HULPVERLENING MET MULTI-PROBLEMGEZINNEN
structuur heb ik gebruik gemaakt van de fasering uit ‘Social casework in de 21e eeuw’.83 Je kunt natuurlijk geen tijdschema uitstippelen om te bepalen wat het beste moment is voor het introduceren van humor. Dit is steeds afhankelijk van situatie, persoon, gebeurtenissen, relatie met de cliënt ... Exploreren In de intake- en verkenningsfase kan humor worden gebruikt, al kan het gevaren met zich mee brengen. De hulpverlener en cliënt kennen elkaar nog niet, er is nog geen vertrouwen ... De cliënt wil vaak in de eerste plaats worden gehoord, wil zijn verhaal kunnen vertellen en wil erkenning krijgen. Humor kan hier ongepast zijn en storend voor de cliënt die hoopt bij jou een luisterend oor te vinden. Langs de andere kant kan humor hier wel dienen om het ijs te breken. Zo’n eerste gesprek met iemand die je niet kent, is altijd wel spannend. Zowel voor de cliënt als voor de hulpverlener kan deze spanning worden doorbroken door het gebruik van humor. Dialogisch diagnosticeren en actie Tijdens de begeleidingsfase heeft de relatie tussen hulpverlener en cliënt al wat meer de kans gehad om vorm te krijgen. Je leert elkaar al wat beter kennen, er is meer vertrouwen en je weet als hulpverlener al wat beter wat wel en niet door de beugel kan. Het gebruik van humor kan hier de relatie tussen cliënt en hulpverlener bevorderen of gewoon aangenamer maken. Slotfase Hier is het einde van de begeleiding in zicht. Afscheid is in sommige gevallen niet gemakkelijk. Zeker na een langdurige begeleiding die als positief ervaren werd door beide partijen kan dit de cliënt (en de hulpverlener) zwaar vallen. Een ‘vleugje’ humor kan dit soms zware moment wat verlichten. Voorbeeld “Hopelijk niet tot ziens.”
Socia-cahier nr. 2
3
Humor binnen de hulpverlening: hoe?
Het gebruik van humor mag datgene wat de cliënt je aanbiedt, zijn verhaal, een probleem, een vertwijfeling, niet naar de achtergrond doen verschuiven. Datgene moet in de belangstelling blijven staan en gerespecteerd worden door de hulpverlener. Het feit dat iemand dit aan jou vertelt, heeft zijn redenen, verberg het dus niet door humor te gebruiken. Respect opbrengen voor en aanvaarden van waar de cliënt mee zit, evenals aandacht hebben voor zijn gevoelens van kwaadheid of verdriet blijven van essentieel belang. Pas vanuit dit idee kun je trachten hieraan een positieve noot toe te voegen. Als hulpverlener moet je in eerste instantie kunnen aanvoelen hoe de cliënt zich situeert ten aanzien van zijn probleem, en van hieruit voelen of humor wel een gepaste manier is om te communiceren. Humor is een vorm van communicatie. Van belang bij communicatie is dat de ander begrijpt wat je zegt. Ook bij humor blijft dit gelden. Het is van belang dat de cliënt begrijpt wat hem wordt aangereikt, en dat hij er om kan lachen. Het doel van jouw humor is een reactie teweegbrengen, het is een uitdaging tot lachen. “Het schijnt dat de lach een echo nodig heeft.”84 Dit citaat illustreert dit op een mooie manier. Je verwacht of hoopt als hulpverlener een reactie, het liefst dan ook een positieve reactie vanuit de cliënt. Je hoopt dat de cliënt in deze uitdaging meegaat. Natuurlijk kun je nooit zeker weten hoe zijn reactie zal zijn. “De humorvolle benaderingswijze gaat uit van respect voor de cliënt. Respect middels humor kan alleen dan worden getoond als de humor zowel verbaal als non-verbaal wordt afgestemd op het ontwikkelingsniveau, de persoonlijkheidskenmerken en de interesses van de cliënt.”85 Bij het gebruik van humor is het essentieel de persoon die voor jou zit niet te vergeten. Het is een persoon met een eigen humorstijl, met zijn mogelijkheden en interesses. Kom niet af met een ingewikkelde woordspeling als de cliënt slechts een beperkte verbale cultuur heeft. Bij zwakbegaafde cliënten is voorzichfebruari 2005
[ 53 ]
OVER HET GEBRUIK VAN HUMOR IN DE HULPVERLENING MET MULTI-PROBLEMGEZINNEN
tigheid zeker aanbevolen. Als humor niet begrepen wordt, kan dat aanleiding zijn voor een cliënt om kwaad te worden of om zich gekwetst te voelen. Toetsen bij de cliënt of de boodschap juist is overgekomen, is van belang om misverstanden te vermijden. Met andere woorden, je moet dus je humor afstemmen op de cliënt in kwestie. En dit steeds op een respectvolle manier, je moet je cliënt in zijn waarde laten. Bij de ene kun je een platte mop vertellen, bij de andere een subtiele woordspeling. Deskundigheid en professionaliteit spelen hierin een belangrijke rol. Cliënten uitlachen is een ernstige vorm van ‘ondeskundig’ gedrag, en is dus altijd te vermijden. Humor hoeft ook niet steeds verbaal te gebeuren. Een knipoog of een gekke bek of beweging kunnen eveneens humor zijn. Vooral naar kinderen toe is deze manier zeker toepasselijk. Voorbeeld Een tijdje geleden bracht een gezinsbegeleidster een jongetje van 9 jaar, met ADHD, naar zijn internaat aan zee. Het was nogal een lange rit voor een ventje dat met moeite vijf minuten kan stilzitten. Er lagen nog enkele cd’s met grappige liedjes in de auto. En zo heeft de ‘schetensymfonie’ van Bert en Ernie deze rit voor beiden een stuk aangenamer gemaakt. Het doel van het gebruik van humor binnen het hulpverleningsproces is en blijft natuurlijk dat het als positief ervaren wordt door de cliënt én door de hulpverlener.
Besluit __________________ Vanuit bovenstaande tekst concludeer ik dat humor doordacht, geplaatst en respectvol dient te zijn. Het gebruik van humor en methodieken vereist een dynamisch balanceren van en tussen de verschillende componenten van het hulpverleningsproces. De hulpverlener en de cliënt op individueel vlak, de relatie tussen beiden, de taak waarrond zij samen werken en de omgevingsfactoren bepalen het toepassingsgebied van humor.86 ______
[ 54 ]
Socia-cahier nr. 2
Algemeen besluit Vanuit de omschrijving van de twee hoofdcomponenten, humor en hulpverlening, ben ik gekomen tot twee hoofdstukken die specifiek handelen over deze ‘tandem’, namelijk humor in de hulpverlening. Hierin probeer ik een antwoord te formuleren op de vraag die aan dit werk voorafging. Naar mijn gevoel is de vraag, “Wat kan humor betekenen in de hulpverleningsrelatie met multi-problemgezinnen?” beantwoord. Al kan het antwoord ook ruimer bekeken worden dan enkel voor deze ene doelgroep. Het gebruik van humor door de hulpverlener kan zeker een meerwaarde betekenen doorheen het hulpverleningsproces. Het kan helpen om de relatie tussen cliënt en hulpverlener te stimuleren in positieve zin. Zowel het bevorderen van de communicatie als het scheppen van vertrouwen kan hiertoe bijdragen, op een humoristische wijze. Het samen op zoek gaan naar een nieuwe ingang, een andere kijk op de problemen kan op deze manier zijn nut hebben. Een nieuwe en meer aangename manier om problemen te bekijken kan hier toe leiden en helpen om een andere aanpak te vinden die groeit vanuit het aanvaarden van de situatie. Natuurlijk zijn er twee kanten aan de medaille. Naast de positieve kant van het hanteren van humor is er ook een negatieve kant. Het gevaar om mensen te kwetsen of uit te lachen bestaat altijd. Deze valkuilen heb ik beschreven vanuit het idee dat je ook de gevaren moet kennen indien je als hulpverlener humor wilt toepassen. Het is niet voldoende te weten hoe het wel moet, het is ook van belang te weten hoe het niet moet . Al heb ik niet de pretentie mezelf een kenner te noemen op dit vlak. Dit verscherpt de aandacht bij het gebruik van humor, wat zeker geboden is in de hulpverlening. Humor is een instrument dat kan worden gebruikt binnen een hulpverleningsproces, mits voldoende aandacht voor alle elementen die hieraan te pas komen. Humor hoeft niet op te houden bij de hulpverlener. Het kan tevens positief zijn als ook de cliënt humor hanteert, al zijn ook hier enkele valkuilen te bespeuren.
februari 2005
OVER HET GEBRUIK VAN HUMOR IN DE HULPVERLENING MET MULTI-PROBLEMGEZINNEN
Humor hanteren om dat wat op je afkomt te kunnen plaatsen, er afstand van te kunnen nemen en de controle op het gebeuren te hervinden. Het ventileren door het gebruiken van humor kan helpen om de zaken op een aangename en meer positieve manier te verwerken en te verwoorden. Het is een ingesteldheid die bevorderlijk is om dat wat het leven je brengt op een andere manier te bekijken. Het kan ruimte scheppen in een soms overweldigende stroom van problemen die zich aandient. Zoals al gezegd, is er ook hier een negatief kantje aan de zaak. Afstand nemen van het gebeurde door het gebruiken van humor kan zo’n omvang aannemen dat het meer heeft van een vlucht uit de realiteit. Hier kan humor fungeren als masker of als bliksemafleider door datgene wat eigenlijk als probleem op de voorgrond zou moeten komen te verbergen voor de ander. De meer praktische kant van de zaak, namelijk het effectief hanteren van humor als hulpverlener, plaats ik onder de noemer ‘voorzichtigheid’. Het is een constant aanvoelen van de cliënt, de situatie en het moment. Om niet in herhaling te vallen met bovenstaande tekst tracht ik dit te omschrijven aan de hand van een metafoor. De relatie tussen een hulpverlener en een cliënt is als balanceren op een slappe koord met z’n tweeën. Een act die prachtig kan verlopen maar even goed een act die mislukt bij de minste verkeerde beweging. Daarom is voorzichtigheid vereist bij het gebruik van humor, maar evenzeer in het algemeen in een hulpverleningsrelatie. Het is een zachtjes aftasten van welke stappen er kunnen worden genomen, op welk moment en op welke manier.
Wanneer je als koorddanser een andere partner hebt, kan de act helemaal anders verlopen. Weer moet je aftasten wie de andere is, je aanpassen aan de nieuwe situatie en proberen om de act tot een goed einde te brengen. Je merkt dat de rol van de koorddanser, of hulpverlener niet gemakkelijk is. Het is constant op je tellen letten en proberen alles in goede banen te leiden. Het is van belang zowel jezelf als persoon van hulpverlener als de persoon van de cliënt te respecteren. Jezelf niet forceren om humor te hanteren en de andere respecteren in zijn situatie. Ik heb gemerkt tijdens het werken aan deze scriptie dat de aandacht voor het gebruik van humor in de hulpverlening in stijgende lijn loopt. Vooral in het werkveld zien we dat er ook effectief iets mee gedaan wordt. Misschien kan een volgende stap betekenen dat humor in de kijker wordt gezet alvorens we het werkveld betreden en nog volop aan het leren zijn? De interesse voor dit thema die ik al vooraf had, is door het schrijven van mijn scriptie alleen maar gegroeid. Ik heb doorheen dit proces een veel bredere en meer genuanceerde kijk gekregen op het gebruik van humor als hulpverlener én als mens in het algemeen. Het stil staan bij dit onderwerp en het koppelen aan de praktijk heeft me eveneens de kwetsbaarheid en de gevaren ervan doen inzien. Kortom, ik ben tevreden over de afgelegde weg.
Eindnoten 1
2
3
4
5
6 7 8 9
SUTORIUS, D., Lachmeditatie. Schaterend naar het paradijs in je buik. ’s-Gravenhage, BZZTôH, 1996, blz. 42. Vrij naar: KUIPERS, G., Goede humor, slechte smaak. Nederlanders over moppen. Amsterdam, Boom, 2001, blz. 10. GEERTS, G. en HEESTERMANS, H., Van Dale groot woordenboek der Nederlandse taal. deel a-i, Utrecht/Antwerpen, Van Dale lexicografie, 1992, blz. 1 218. VAN ALPHEN, P.J.M., Humor in de psychiatrie. Over diagnostische en therapeutische toepassingen van humor en lachen in de psychiatrie. Amsterdam/Lisse, Swets en Zeitlinger, 1992, blz. 119. BREMER, J. en ROODENBURG, H., (red.), Homo Ridens. Humor van de oudheid tot heden. Amsterdam, Boom, 1999, blz. 13. Ibid., blz. 254. HOSTE, A., Humor. Een vorm van overleven. Tielt, Lannoo, 1993, blz. 76. Ibid., blz. 16. DE VALCKENAERE, J., geciteerd in: HOSTE, A., op.cit., blz. 95.
Socia-cahier nr. 2
februari 2005
[ 55 ]
OVER HET GEBRUIK VAN HUMOR IN DE HULPVERLENING MET MULTI-PROBLEMGEZINNEN
10
SCHOPENHAUER, A., geciteerd in: TRUYEN, C., (red.), Cahier ouderenzorg. Humor bij ouderen. Diegem, Kluwer, 1999, blz. 68. 11 Zie: Copingmechanisme. blz. 50. 12 Vrij naar: AERTS, G., De lachende mens. Interactieve workshop, Eeklo, CM-Meetjesland, 9 maart 2004. 13 Vrij naar: PERNEEL, P., Ontwikkelingspsychologie. niet-gepubliceerde cursus, Arteveldehogeschool - Opleiding Sociaal werk, 2002-2003, blz. 37. 14 Vrij naar: TRUYEN, C., (red.), Cahier ouderenzorg. Humor bij ouderen. Diegem, Kluwer, 1999, blz. 67. 15 Vrij naar: Ibid., blz. 21-22. 16 Vrij naar: Ibid., blz. 67-92. 17 Vrij naar: WELLAND, M., Wie zich doodlacht leeft het langst. Psychologiemagazine, jrg. 19, nr. 9, 2000, blz. 16. 18 Vrij naar: TRUYEN, C., (red.), op.cit., blz. 67-92. 19 Vrij naar: CRAEN, W., De praktijk van het genieten. Leuven/Amersfoort, Acco, 1999, blz. 16-30. 20 Ibid., blz. 20. 21 Vrij naar: AERTS, G., op.cit., 9 maart 2004. 22 Vrij naar: CRAEN, W., op.cit., blz. 36-54. 23 TRUYEN, C., (red.), op.cit., blz. 76. 24 Vrij naar: Grappen als mentale vakantie. Psychologiemagazine, jrg. 13, 1994, nr. 4, blz. 15. 25 Vrij naar: JANSSENS, M., Humor een relativerende begeleidingsmethode. Anders omgaan met verstandelijk gehandicapten in specifieke situaties. Soest, Nelissen, 2003, blz. 26. Vrij naar: TRUYEN, C., (red.), op.cit., blz. 66. Vrij naar: WELLAND, M., op.cit., blz. 14. 26 Vrij naar: TRUYEN, C. en PORTAEL, V., (red.), Lachen is gezond. Volkswijsheid of medische ernst? Humor in de gezondheidszorg. Leuven/Apeldoorn, Garant, 1996, blz. 16-26. 27 Vrij naar: WELLAND, M., op.cit., blz. 14. 28 Vrij naar: RAMAEKERS, L., Wetenschappers moeten volksmond gelijk geven. Helende kracht van humor niet te onderschatten. Het belang van Limburg, 9 mei 1995, blz. 7. 29 Vrij naar: GALLE, C., OCMW’s kiezen voor ‘eerste humor bij ongevallen’. Sociale sector ontdekt humor als breekijzer bij sociale uitsluiting. De Morgen, 8 december 2000, blz. 8. 30 Vrij naar: VANDERSMISSEN, M., Humorcongres lanceert EHBO, Eerste humor bij ongemakken. Al lachend zegt de zot de waarheid. De Standaard, 29 november 2001, blz. 6. 31 Vrij naar: TRUYEN, C. en PORTAEL, V., (red.), op.cit., blz. 9. 32 Vrij naar: SPIERING, H., Lachen helpt niet. De Standaard, 17 september 2001, blz. 26. 33 Zie: Hoofdstuk 3 Humor in de hulpverlening. blz. 45. Zie: Hoofdstuk 4 Het gebruik van humor in de hulpverlening. blz. 51. 34 GHESQUIÈRE, P., Multi-problem gezinnen. Problematische hulpverleningssituaties in perspectief. Leuven/Apeldoorn, Garant, 2001, blz. 30. 35 Ibid., blz. 28. 36 Vrij naar: Inhoudelijke bespreking 2002. Niet-gepubliceerd registratierapport thuisbegeleidingsdiensten, Sint-Amandsberg, Mobilé, 2003, blz. 1-9. 37 Vrij naar: Ibid., blz. 1-9. 38 Vrij naar: SCHUYESMANS, C., Organisatieverslag over stageplaats thuisbegeleidingsdienst Mobilé. nietgepubliceerd organisatieverslag, Gent, Arteveldehogeschool – Opleiding Sociaal werk, 2003, blz. 19. 39 Vrij naar: GHESQUIÈRE, P., op.cit., 266 blz. 40 Vrij naar: SCHUYESMANS, C., op.cit., 28 blz. 41 GHESQUIÈRE, P., op.cit., blz. 35. 42 Vrij naar: Ibid., blz. 34. 43 Ibid., blz. 34-73. 44 Vrij naar: SCHUYESMANS, C., op.cit., blz. 19. 45 Vrij naar: Inhoudelijke bespreking 2002. … blz. 1-9. 46 GHESQUIÈRE, P., op.cit., blz. 68. 47 Vrij naar: Ibid., blz. 34-36. 48 Vrij naar: CLEMENT, H., Mondelinge mededeling, via les ‘Inleiding in de algemene systeemtheorie en communicatietheorie’, academiejaar 2002-2003. Vrij naar: GOETHALS, A. en VAN VOOREN, C., Mondelinge mededeling, via les ‘Gezinsbegeleiding vanuit systeemtheoretische, communicatief en contextueel denkkader’, academiejaar 2003-2004. 49 BOMANS, G., Humor is overwonnen droefheid. Amsterdam, Manteau, blz. 17. 50 TRUYEN, C. en PORTAEL, V., (red.), op.cit., blz. 28. 51 “Cynisme: ongeloof in het goede en dit op een spottende of scherpe wijze uiten.” “Ironie: spottend of schamper prijzen van wat men eigenlijk afkeurt.” “Sarcasme: bittere, bijtende spot” uit: GEERTS, G. en HEESTERMANS, H., op.cit., blz. 592, 1304 en 2634. 52 Vrij naar: AERTS, G., op.cit., d.d. 9 maart 2004. 53 WIJNBERG, J., De lachende therapeut. Provocatie als medicijn. Utrecht/Antwerpen, Kosmos-Z&K, 2001, blz. 68. 54 WIJNBERG, J., Lachen als levensvisie. Humor en uitdaging in de psychologische praktijk. Utrecht/Antwerpen, Kosmos-Z&K, 1999, blz. 47. 55 SUTORIUS, D., op.cit., blz. 57. 56 Vrij naar: WIJNBERG, J., Lachen als ..., blz. 48. 57 Vrij naar: BEIRNAERT, C., (gezinsbegeleidster Mobilé), Mondelinge mededeling, via informeel gesprek, d.d. 16 april 2004. 58 Zie: Volgens de fasering van het hulpverleningsproces. blz. 53
[ 56 ]
Socia-cahier nr. 2
februari 2005
59
Vrij naar: BERGSON, H., Het lachen. Essay over de betekenis van het komische. Amsterdam, Boom, 1993, blz. 101-102. 60 Vrij naar: TRUYEN, C., (red.), op.cit., blz. 19. 61 Zie: Enkele definities, blz. 36. 62 Vrij naar: TRUYEN, C. en PORTAEL, V., (red.), op.cit., blz. 98. 63 Ibid., blz. 98. 64 Vrij naar: COUSSENS, N., (gezinsbegeleidster Mobilé), Mondelinge mededeling, via informeel gesprek, d.d. 16 april 2004. 65 Vrij naar: CLAEYS, S., (gezinsbegeleidster Mobilé), Mondelinge mededeling, via informeel gesprek, d.d. 16 april 2004. 66 Vrij naar: www.uvv.be/uvvs/pub/carte/vdzheid/pdf/v4257.pdf 67 Zie: Hoofdstuk 4 Het gebruik van humor in de hulpverlening. blz. 51. 68 “Min of meer vast gedragspatroon dat individuen en systemen ontwikkelen waardoor ze zich in moeilijke situaties kunnen handhaven en het evenwicht bewaren.” Uit: VLAEMINCK, H., MALFLIET, W. en SAELENS, S., Social casework in de 21e eeuw. Een praktisch handboek voor kwaliteitsvol hulpverlenen. Mechelen, Kluwer, 2002, blz. 27. 69 FREUD, S., De grap en haar relatie met het onbewuste. De humor. Meppel/Amsterdam, Boom, 1988, blz. 271. 70 Zie: Humor als masker, blz. 50. 71 Vrij naar: COMPERNOLLE, T., Stress, vriend en vijand. Vitaal stressmanagement op het werk en in het gezin. Tielt, Lannoo, 1993; blz. 54-55. 72 SUTORIUS, D., op.cit., blz. 28. 73 HOSTE, A., op.cit., blz. 39. 74 VAN ALPHEN, P.J.M., op.cit., blz. 121. 75 Vrij naar: TRUYEN, C. en PORTAEL, V., (red.), op.cit., blz. 19-20. 76 Vrij naar: PLESSNER, H., Lachen en wenen. Een onderzoek naar de grenzen van het menselijke gedrag. Utrecht/Antwerpen, Spectrum, 1965, blz. 122-126. 77 Vrij naar: TRUYEN, C., Lachen als therapie. Over de ernst van humor. Sociaal, jrg.16, nr.2, 1995, blz. 6-9. Het woord ‘verpleegkundige’ heb ik vervangen door ‘hulpverlener’; het woord ‘patiënt’ heb ik vervangen door ‘cliënt’. 78 Zie: Een subjectief begrip, blz. 36. 79 Vrij naar: DEMETER, G., e.a., Inleiding tot de hulpverlening. niet-gepubliceerde cursus, Gent, Arteveldehogeschool - Opleiding Sociaal werk, 2002-2003, blz. 48-50. 80 Vrij naar: Ibid., blz. 44-46. 81 Vrij naar: GELDOF, S., Humor helpt. Sociaal, jrg. 15, nr. 2, 1994, blz. 15. 82 TRUYEN, C. en PORTAEL, V., (red.), op.cit., blz. 40. 83 Vrij naar: VLAEMINCK, H., MALFLIET, W. en SAELENS, S., op.cit., blz. 63. 84 BERGSON, H., op.cit., blz. 31. 85 JANSSENS, M., op.cit., blz. 16. 86 Vrij naar: KNOCKAERT, J. en VIENNE, S., Programmeren van agogische activiteiten. niet-gepubliceerde cursus, Gent, Arteveldehogeschool – Opleiding Sociaal werk, 2002-2003, blz. 9-10. (de vier elementen van thema gecentreerde interactie)
Bronnenlijst Schriftelijke bronnen Boeken BERGSON, H., Het lachen. Essay over de betekenis van het komische. Amsterdam, Boom, 1993, 141 blz. (oorspronkelijk verschenen in 1899; revue De paris, Essai sur la signification du comique.) BREMER, J. en ROODENBURG, H., (red.), Homo Ridens. Humor van de oudheid tot heden. Amsterdam, Boom, 1999, 303 blz. BOMANS, G., Humor is overwonnen droefheid. Amsterdam, Manteau, herziene uitgave, 76 blz. COMPERNOLLE, T., Stress, vriend en vijand. Vitaal stressmanagement op het werk.en in het gezin. Tielt, Lannoo, 1993; 300 blz. CRAEN, W., De praktijk van het genieten. Leuven/Amersfoort, Acco, 1999, 224 blz. FREUD, S., De grap en haar relatie met het onbewuste. De humor. (psychoanalytische duiding – 5), Meppel/Amsterdam, Boom, 1988, 310 blz. GEERTS, G. en HEESTERMANS, H., Van Dale groot woordenboek der Nederlandse taal. 3 delen, Utrecht/Antwerpen, Van Dale lexicografie, 1992, 3897 blz. GHESQUIÈRE, P., Multi-problem gezinnen. Problematische hulpverleningssituaties in perspectief. 3e druk, Leuven/Apeldoorn, Garant, 2001, 266 blz. HOSTE, A., Humor. Een vorm van overleven. 1e bijdruk, Tielt, Lannoo, 1993, 127 blz. JANSSENS, M., Humor een relativerende begeleidingsmethode. Anders omgaan met verstandelijk gehandicapten in specifieke situaties. Soest, Nelissen, 2003, 128 blz. KUIPERS, G., Goede humor, slechte smaak. Nederlanders over moppen. Amsterdam, Boom, 2001, 256 blz. PLESSNER, H., Lachen en wenen. Een onderzoek naar de grenzen van het menselijke gedrag. (Aula-boeken), Utrecht/Antwerpen, Spectrum, 1965, 193 blz. SUTORIUS, D., Lachmeditatie. Schaterend naar het paradijs in je buik. ’s-Gravenhage, BZZTôH, 1996, 128 blz. TRUYEN, C. en PORTAEL, V., (red.), Lachen is gezond. Volkswijsheid of medische ernst? Humor in de gezondheidszorg. Leuven/Apeldoorn, Garant, 1996, 123 blz.
Socia-cahier nr. 2
februari 2005
[ 57 ]
OVER HET GEBRUIK VAN HUMOR IN DE HULPVERLENING MET MULTI-PROBLEMGEZINNEN
TRUYEN, C., (red.), Cahier ouderenzorg. H umor bij ouderen. Diegem, Kluwer, 1999, 192 blz. VAN ALPHEN, P.J.M., Humor in de psychiatrie. Over diagnostische en therapeutische toepassingen van humor en lachen in de psychiatrie. Amsterdam/Lisse, Swets en Zeitlinger, 1992, 144 blz. VLAEMINCK, H., MALFLIET, W., en SAELENS, S., Social casework in de 21e eeuw. Een praktisch handboek voor kwaliteitsvol hulpverlenen. Mechelen, Kluwer, 2002, 254 blz. WIJNBERG, J., Lachen als levensvisie. Humor en uitdaging in de psychologische praktijk. Utrecht/Antwerpen, Kosmos-Z&K, 1999, 159 blz. WIJNBERG, J., De lachende therapeut. Provocatie als medicijn. Utrecht/Antwerpen, Kosmos-Z&K, 2001, 152 blz. Tijdschriften GELDOF, S., Humor helpt. Sociaal, jrg. 15, nr. 2, 1994, blz. 13-15. Grappen als mentale vakantie. Psychologiemagazine, jrg. 13, 1994, nr. 4, blz. 16-18. TRUYEN, C., Lachen als therapie. Over de ernst van humor. Sociaal, jrg.16, nr.2, 1995, blz.6-9. WELLAND, M., Wie zich doodlacht leeft het langst. Psychologiemagazine, jrg. 19, nr. 9, 2000, blz. 12-16. Cursussen, rapporten, verslagen DEMETER, G., e.a., Inleiding tot de hulpverlening. niet-gepubliceerde cursus, Gent, Arteveldehogeschool Opleiding Sociaal werk, 2002-2003, 104 blz. Inhoudelijke bespreking 2002, niet-gepubliceerd registratierapport thuisbegeleidingsdiensten, SintAmandsberg, Mobilé, 2003, 9 blz. KNOCKAERT, J. en VIENNE, S., Programmeren van agogische activiteiten. niet-gepubliceerde cursus, Gent, Arteveldehogeschool - Opleiding Sociaal werk, 2002-2003, 85 blz. PERNEEL, P., Ontwikkelingspsychologie. niet-gepubliceerde cursus, Arteveldehogeschool - Opleiding Sociaal werk, 2002-2003, 142 blz. SCHUYESMANS, C., Organisatieverslag over stageplaats thuisbegeleidingsdienst Mobilé. niet-gepubliceerd organisatieverslag, Gent, Arteveldehogeschool - Opleiding Sociaal werk, 2003, 28 blz. Krantenartikels GALLE, C., OCMW’s kiezen voor ‘eerste humor bij ongevallen’. Sociale sector ontdekt humor als breekijzer bij sociale uitsluiting. De Morgen, 8 december 2000, blz. 8. RAMAEKERS, L., Wetenschappers moeten volksmond gelijk geven. Helende kracht van humor niet te onderschatten. Het Belang van Limburg, 9 mei 1995, blz. 7. SPIERING, H., Lachen helpt niet. De Standaard, 17 september 2001, blz. 26. VANDERSMISSEN, M., Humorcongres lanceert EHBO, eerste humor bij ongemakken. Al lachend zegt de zot de waarheid. De Standaard, 29 november 2001, blz. 6.
Mondelinge bronnen AERTS, G., De lachende mens. Interactieve workshop, Eeklo, CM-Meetjesland, 9 maart 2004. BEIRNAERT, C., (gezinsbegeleidster Mobilé), Mondelinge mededeling, via informeel gesprek, d.d. 16 april 2004. CLAEYS, S., (gezinsbegeleidster Mobilé), Mondelinge mededeling, via informeel gesprek, d.d. 16 april 2004. CLEMENT, H., Mondelinge mededeling, via les ‘Inleiding in de algemene systeemtheorie en communicatietheorie’, academiejaar 2002-2003. COUSSENS, N., (gezinsbegeleidster Mobilé), Mondelinge mededeling, via informeel gesprek, d.d. 16 april 2004. GOETHALS, A. en VAN VOOREN, C., Mondelinge mededeling, via les ‘Gezinsbegeleiding vanuit systeemtheoretische, communicatief en contextueel denkkader’, academiejaar 2003-2004.
Elektronische bronnen www.uvv.be/uvvs/pub/carte/vdzheid/pdf/v4257.pdf
[ 58 ]
Socia-cahier nr. 2
februari 2005