MAATSCHAPPELIJK WERK: EEN MULTIMETHODISCHE BENADERING Als we de geschiedenis van het maatschappelijk werk in Vlaanderen de laatste vijftig jaar bekijken, dan is de opleiding gegroeid en geëvolueerd van nog geen methodekennis met vooral filosofie en wetenschappen als psychologie, sociologie, economie, en toeleveringsvakken als statistiek, demografie en sociologisch onderzoek naar “geschiedenis en terreinkennis” van het “Maatschappelijk Dienstbetoon” en stages vanaf het eerste jaar en het derde bijna uitsluitend stagejaar met een serieus eindwerk als afsluiting dat moest verdedigd worden voor de centrale examenjury bij het Ministerie van Justitie. Halverwege de jaren vijftig deed de eerste methode nl. ”social casework” haar intrede in de basisopleidingen. Vanaf de jaren zestig deden ook “sociaal groepswerk”, “sociaal opbouwwerk” en “maatschappelijk onderzoek” hun intrede. Inschakeling van methoden, die een centrale plaats kregen in de Sociale Hogescholen, betekenden een doorbraak van het professioneel maatschappelijk werk. Deze evolutie is er gekomen in de jaren zestig en heeft zich verder ontwikkeld in de jaren zeventig, tachtig en negentig. Studenten in hun opleiding dienden een optiekeuze te maken, namelijk optie maatschappelijk werk, sociaal cultureel werk, personeelswerk, syndicaal werk en later ook sociaal beleid of sociaal adviseur. Binnen deze opties en binnen de optie Maatschappelijk Werk, dienden de studenten te kiezen voor èn een terrein èn een basismethode met kansen voor een tweede en zelfs een derde methode. Binnen de optie maatschappelijk werk kozen ze dan voor individueel en gezinsgericht maatschappelijk werk, of algemeen maatschappelijk werk of school maatschappelijk werk of medisch maatschappelijk werk en gezondheidszorg, of justitieel maatschappelijk werk. Binnen deze opties was verdere differentiatie mogelijk omdat ook die differentiatie op het werkveld aanwezig was en opleidingen geacht werden bevruchtend te werken naar het werkveld en, aan de slag te gaan en vice versa, nl. aan en van elkaar leren. (Verdere differentiatie binnen de opleidingen maatschappelijk werk werd later verder doorgevoerd naar specifieke doelgroepen). Daarnaast diende gekozen worden voor een basismethode en een bijkomende methode. Een basismethode was dan hulpverlenend handelen, sociaal groepswerk of sociaal opbouwwerk. Alle studenten, ongeacht hun optie, kregen een opleiding in rapportage, registratie en sociaal onderzoek; methodevakken die ze nodig hebben tijdens hun stage en later in hun beroep. Van de stichters en de bezielers van de opleidingen kregen Maatschappelijk Assistenten zeer sterk het belang mee van het bewustzijn van de noodzaak van sociale actie en van het opkomen voor sociale rechtvaardigheid. Gedurende jaren hebben oud-studenten dit belang meegegeven en gedeeld met studenten en collega’s. Vandaag wordt opnieuw nagedacht over het beroep “Maatschappelijk Assistent” en de opleiding daartoe. Wie of wat moet een Maatschappelijk Assistent zijn, kunnen en hoe moet de opleiding daartoe er uit zien? Vooraf
1
Dit artikel kon ik maar schrijven als ik ook beknopt kon zeggen hoe het maatschappelijk werk de laatste 50 jaren een degelijk professioneel en toch ook een steeds zoekend gezicht, heeft gekregen. Ik, en velen met mij, kunnen zich niet van de indruk ontdoen dat het maatschappelijk werk nood heeft aan herbronning, aan diepgang en afstemming op diegenen en datgene waarvoor het er altijd geweest is en best hoort te blijven, of misschien zelfs opnieuw moet worden.
Dit artikel is de neerslag van 50 jaar beroepservaring als maatschappelijk assistente gesteund door de basisopleiding Maatschappelijk Werk, door permanente studie en vorming en voortdurende toetsing van theorie en praktijk. Zowel eigen praktijk als ervaring opgedaan in gesprekken met cliënten, supervisie van studenten en cursisten in opleiding als intervisie met maatschappelijk werkers op het werkveld heeft mij veel geleerd. Elk van hen, maar heel in het bijzonder Kris Raemdonck, ben ik heel dankbaar. Wat is maatschappelijk werk? Maatschappelijk werk is professioneel werk, een beroep dat bedreven wordt vanuit de persoon en met inzet van de persoon. Aangezien het over professioneel werk gaat, is de vorming en de ontwikkeling van de beroepspersoonlijkheid van de maatschappelijke assistent van kapitaal belang. Op professionele wijze gebruikt hij, zo geïntegreerd en zo paraat mogelijk zijn kennis en kunde (zijn toegepast wetenschappelijke kennis, zijn kennis van wetgeving en organisatiekunde van sector en doelgroepen, zeer zeker zijn methodiekenkennis en –kunde. Hij zet zijn verstandelijke en emotionele mogelijkheden, zijn creativiteit, zijn intuïtie, zijn gezond verstand, zijn zin voor fijne humor. Van een beroepspersoon verwacht men terecht een persoonlijkheid die kwaliteiten, capaciteiten en attitudes verinnerlijkt (heeft) op zo’n wijze en in zo’n mate dat hij de medemens, op een respectvolle, ‘vaardige’ wijze, tegemoet treedt vanuit het diepe besef van gelijkwaardigheid hoe groot de ongelijkheid ook mag zijn. De ongelijkheid bevindt zich op alle levensdomeinen in elke samenleving. Ongelijkheid is inherent aan elke samenleving. Jammer genoeg wordt ongelijkheid ook vaak onevenwaardigheid. Daarom is bouwen aan emancipatie en bevrijding zeker met wat men zo vaak “achtergestelden“ noemt zo’n belangrijke, boeiende maar ook moeilijke opdracht, een uitdaging. Aan het niet omgaan met hen als gelijkwaardigen, bezondigen zich vaak en zeker te veel verantwoordelijken op alle niveaus, binnen welk kader, binnen welke functie ook, binnen elke taak en elke rol. Ook hulpverleners in de psychosociale, materiële zorg overschrijden – jammer genoeg – wel eens de grens van de gelijkwaardigheid zonder er zich bewust van te zijn. Eigen aan het maatschappelijk werk is dat het gericht is op personen, gezinnen, groepen, kleine gemeenschappen die geconfronteerd worden met spanningen en/of conflicten in hun sociaal functioneren. Maatschappelijk werk is tegelijk generalistisch en holistisch en zo wenselijk ook specialistisch. Tegelijk is het multimethodisch.
2
1.1 Generalistisch Generalistisch omdat de maatschappelijke werker geacht wordt een generalist te zijn, met andere woorden, een helikoptervisie heeft waardoor hij het geheel en binnen het geheel de grote lijnen en de onderliggende verbanden ziet. Hij wordt geacht deze te blijven zien en te blijven bewaken opdat de betrokkenen zouden kunnen ontvangen en verwerven waar zij recht op hebben. 1.2 Holistisch Tegelijk is het holistisch omdat hij kijkt naar en zorg heeft voor de totaliteit van de mens in deze situatie en dit in het besef dat die totaliteit anders en meer is dan de som van alle delen. Met alle delen worden hier ook bedoeld alle personen die bij deze personen in deze situatie betrokken zijn. Vandaar dat maatschappelijk werkers bekwaam mogen worden geacht een integrale zorgcultuur voor de persoon, de personen, het gezin, de groep, de gemeenschap op gang te brengen, te begeleiden en mogelijks af te ronden, maar in elk geval deze te bewaken en te behoeden. 1.3 Specialistisch Het maatschappelijk werk kan ook specialistisch zijn ten behoeve van personen, gezinnen, groepen met een specifieke problematiek, al dan niet verblijvend in hun eigen milieu of binnen een dienst/voorziening die specifiek gericht is op hen. Ik denk aan ziekenhuismaatschappelijk werk, maatschappelijk werk binnen een bejaardenvoorziening, een voorziening voor personen met een beperking, een revalidatiecentrum, het gevangeniswezen, de jeugdbescherming, enz. 1.4 Multimethodisch Van maatschappelijk werkers mag verwacht worden dat zij, wanneer ze met deze groepen werken, een redelijke bagage hebben met betrekking tot deze personen in deze specifieke situaties en dat zij over de daaruit voortvloeiende specifieke kennis, attitudes en vaardigheden met betrekking tot de regelgeving, tot de dienst- en hulpverlening, beschikken. Ook binnen deze specifieke settings hoort de maatschappelijke werker generalistisch en holistisch te werk te gaan. Hiermee bedoel ik dat de maatschappelijke werker betrokken aandacht en zorg heeft voor en zorg geeft aan de specifieke persoon met zijn specifieke problematieken in deze situatie. Een persoon is niet ‘opdeelbaar’. Ook hier blijft hij een integraal mens die zo goed als kan en haalbaar, met respect voor zijn uniciteit geïntegreerd hoort te zijn of hoort te worden in deze situatie. Zeer zeker als het gaat over blijvende of zeer langdurige verblijfsituaties. Het bewaken van en het behoeden voor een fragmentarische en al te partiële aanpak is hier wel heel belangrijk. Dit alles vereist van maatschappelijk werkers een meerfrontenbekwaamheid, zowel op vlak van kennis van als op vak van omgaan met personen, groepen, gemeenschappen die problemen hebben binnen hun sociaal functioneren. Hun kennis betreft dan kennis van de personen in kwestie: over 3
wie gaat het? Kennis en inzicht in zijn problemen: wat is zijn vraag? Wat is zijn nood? Wat en hoe is zijn situatie hier en nu? Wat en hoe was zijn situatie voordien? Wat verwacht hij van de toekomst? Hoe ziet hij die en wat heeft hij daarvoor nodig? Wat verwacht hij van mij? Van deze organisatie? Van de maatschappelijke werker mag dan verwacht worden dat hij of zij met deze gegevenheid respectvol, doelgericht, efficiënt en zo duurzaam mogelijk kan omgaan. Met andere woorden, een proces kan op gang brengen op methodische wijze die het meest aansluit bij de persoon en de situatie van de betrokkene. Een probleem is wel dat maatschappelijk werkers moeten functioneren binnen steeds groter wordende territoria die tegelijk ook multifunctioneler worden en zij krijgen daartoe onvoldoende mogelijkheden om multimethodisch te kunnen en te leren werken. Zeker de opleidingen hebben hier een fundamentele opdracht. 1.5.Maatschappelijk werk is cliëntgericht Maatschappelijk werk is professioneel werk. Dit vereist professionele bagage en mensbetrokkenheid. Methodiekenkennis en methodiekenkunde zijn daarbij noodzakelijk. Deze staan echter niet op zichzelf. In methoden gaat het over het hoe, maar tegelijkertijd over ‘wie’ en over ‘wat’. Deze componenten dienen wel onderscheiden te worden, maar horen onlosmakelijk met elkaar verbonden te blijven. In maatschappelijk werk gaat het om het bouwen aan verbindingen: verbinding van de persoon met zichzelf, met zijn omgeving, met veel anderen en voor velen ook met Iets dat of Iemand die hen overstijgt. Verbondenheid is verschillend van gebondenheid. Maatschappelijke werkers dienen er over te waken mensen niet te binden noch aan een instelling, noch aan hen als beroepsbeoefenaars. Maatschappelijk werk kan maar bedreven worden vanuit een professionele relatie. Een professionele relatie is sowieso een asymmetrische relatie : een hulpvrager, een cliënt wendt zich tot een hulpverlener. Zonder deze relatie is van professionele hulpverlening geen sprake. Ze is nooit doel op zich maar wel noodzakelijk middel om aan professionele hulpverlening te kunnen doen. De maatschappelijke werker moet goed voor ogen houden dat hij vertrekt vanuit een professionele ongelijkheid maar tegelijk en evenzeer vanuit een gelijkwaardigheid waarbinnen men de hulpvrager benadert als volwaardig mens die recht heeft geheim te blijven tot op de hoogte die hij zelf bepaalt. Daarom is het belangrijk dat de maatschappelijk werker bespreekt, in een voor de cliënt toegankelijke taal, wat het doel is van deze relatie, wat de mogelijkheden en de consequenties zijn. Op die basis kan een hulpverleningsproces op gang gebracht worden. Maatschappelijk werker en hulpvrager bouwen een relatie op vanuit respect. Dat houdt ook in: erkenning van het recht op de bescherming van de intimiteit en de privacy van de cliënt. Maar ook: het behoeden van de eigen privacy, de eigen intimiteit. Geen vriendschappelijke relatie, wel een betrokken geëngageerde (warm)menselijke relatie., wederzijds respectvol.
4
Een correct besef van spreekplicht en zwijgplicht, van spreekrecht en zwijgrecht zijn zeer belangrijk. Maatschappelijke werkers horen nabij te kunnen zijn, maar niet te dicht, distantie te houden, maar niet te groot. In een hulpverleningsrelatie is er ondanks de ongelijkheid, een wederzijdse afhankelijkheid. Een maatschappelijk werker kan niets doen zonder de medewerking die de cliënt van binnenuit moet wensen en willen. Een vertrouwensrelatie noch hulpverlening kunnen afgedwongen worden en gelukkig maar! De cliënt is op zijn beurt afhankelijk van de maatschappelijke werker die, hoewel hij gemachtigd is tot hulpverlening, ten volle dient te beseffen wat zijn mogelijkheden en zijn grenzen zijn, zowel vanuit deze organisatie waarbinnen hij werkzaam is als vanuit zijn beroepspersoonlijkheid: ook hier geldt “schoenmaker blijf bij uw leest”. DRAAGKRACHT - DRAAGLAST In elke hulpverleningsrelatie gaat de maatschappelijke werker na: wat is draaglast, draagkracht, wat is het draagvlak van deze persoon, personen, het gezin, de groep, deze gemeenschap. Maar ook: wat is de eigen draagkracht. Bij draaglast en draagkracht van de cliënt gaat het over de materiële, fysische, psychosociale en ook existentiële belasting van deze persoon, gezin, groep, gemeenschap in hun gegeven situatie. En wat is de belastbaarheid? Respectvol draagkracht en draaglast in kaart brengen en open en toegankelijk bespreken met de cliënt en/of zijn omgeving. Bij deze bespreking is het belangrijk de draagkracht van de betrokkene(n) goed en zorgzaam in te schatten en er tactvol maar eerlijk mee om te gaan; nogmaals: omgaan met mensen in waarheid is zo belangrijk. Een kerntaak van de maatschappelijke werker hierbij is de kwaliteit en de effectiviteit van relaties en intenties te herstellen, te verbeteren, te stabiliseren. Het gaat dus over een breed domein van breukvlakken waardoor het sociale functioneren van mensen belemmerd, verstoord, verhinderd wordt en waar alleen door een goed gehanteerde professionele relatie veranderingen kunnen worden gebracht. Zonder relatie is psychosociale hulpverlening, onder welke vorm dan ook, niet mogelijk. Maatschappelijk werkers hoeven niet alles te kennen noch te kunnen. Zij hebben uiteraard mogelijkheden, de enen meer dan de anderen. Elke maatschappelijk werker heeft zijn beperkingen en heeft daar ook recht op. Dit recht mag echter niet zijn ten koste van diegenen en datgene waarvoor men is aangeworven. Daarbij blijft het belangrijkst: bekwaam en geëngageerd vertegenwoordiger zijn van zijn beroep “assistent(e)” mogen zijn van mensen. 1.6 Maatschappelijk werk is professioneel Om dit pakket van taken aan te kunnen heeft de maatschappelijke werker een uitgebreide en degelijke kennis nodig van toegepaste sociale filosofie, van de basiswetenschappen als psychologie, pathologie, sociologie en antropologie, van economie, vooral sociale economie, 5
en het complexe brede terrein van het recht. Allemaal is het essentieel noodzakelijke basiskennis waarop de maatschappelijke werker moet kunnen terugvallen en waarbinnen ook de maatschappelijk werk theorieën en methoden hun basis vinden. Het hele maatschappelijk werk optreden dient onderbouwd door en doorweven te zijn van een ethisch kader. Maatschappelijk werk kan namelijk niet waardenvrij worden bedreven. Dit alles is noodzakelijke beroepsbagage. Maar dit maakt iemand nog niet tot een maatschappelijk werker. Om dat te worden en te zijn, heeft hij verstandelijk en emotioneel inzicht nodig, intuïtie, empathisch vermogen, respect, gezond verstand, creativiteit, innovatief denken en handelen, verantwoordelijkheidszin, gezonde beschikbaarheid, een dosis gezonde humor… Het meest specifieke van de maatschappelijk werk-bekwaamheid is zijn geïntegreerde en een steeds meer en grondige kennis en kunde zeker methodenkennis, attitudes, vaardigheden, kortom handelingsbekwaamheid. Aangezien maatschappelijke werkers zoals uit het voorgaande blijkt, over meerfrontenbekwaamheid moeten beschikken, vereist het maatschappelijk werk evenzeer een multimethodische kennis en kunde. Ik zou durven zeggen: Het is ook een ambachtelijke kunst om op die manier in dit boeiende, onuitputtelijke werkveld te mogen staan. Het blijft een boeiende, uitdagende opdracht om samen met cliënten de weg te gaan waardoor zij als mens en medemens tot hun recht kunnen komen, met hun mogelijkheden en op hun wijze bij te mogen dragen aan een volwaardige participatie in de samenleving. Om dit recht op participatie mogelijk te maken, dienen maatschappelijk werkers een degelijk verslag te kunnen maken en degelijk sociaal onderzoek te kunnen verrichten en voor te leggen aan degene die met betrekking tot het toekennen van bepaalde rechten, beslissende bevoegdheden hebben. Daarom is het belangrijk dat maatschappelijk werkers zich altijd realiseren ‘Voor wie is dit rapport bestemd? Met welk doel maak ik het? En wat is het effect op de betrokkenen?’ Van maatschappelijk werkers mag verwacht worden dat zij de openheid hebben om naar de betrokken cliënten toe correcte en (zo mogelijk) volledige informatie te geven over de inhoud van het rapport en ook over de mogelijke consequenties. Omgaan met mensen in waarheid is zo iets fundamenteel en echt vertrouwenwekkend, vertrouwen dat zo wezenlijk is in hulpverlening. De cliënt en/of zijn naaste omgeving is/zijn namelijk de eerst en de meest betrokkenen. Een degelijk rapport kan kansen openen en aldus een antwoord zijn op de behoeften en de volwaardige verwachting van de cliënt: ‘ik ben iemand, ik kan iets en ik wil er graag bij horen op mijn geheel eigen wijze’. In die zin kan men ook van het maatschappelijk werk terecht zeggen én verwachten dat het bouwers zijn aan sociale rechtvaardigheid. Misschien is het nog beter te zeggen: aan een meer verdelende sociale rechtvaardigheid. Daarom kan ook terecht verwacht worden dat de rol en de taak van de maatschappelijk werker niet stopt bij hulpverlening. Hij heeft evenzeer een opdracht op vlak van signalering 6
van leemten en tekorten in onze samenleving waardoor personen, groepen, gemeenschappen niet tot hun recht kunnen komen en ook niet krijgen waar ze recht op hebben. Betrokkenen samen brengen, informerend, sensibiliserend, motiverend met hen samen werken om samen hen hun situatie te overstijgen. Daarbij dienen hulpverleners wel voor ogen te houden dat inspraak zonder inzicht leidt tot uitspraak zonder uitzicht. Geloof in hun mogelijkheden en hun krachten, respect voor hun grenzen bevordert participatie. Emancipatie, bevrijding kunnen ook zij, met hulp weliswaar, verwerven. Werken en bouwen aan rechten houdt tegelijk en evenzeer ook in: bouwen en werken aan plichten. Het ontbreekt vaak aan duidelijk en correct informatie- en registratiemateriaal, met respect voor de privacy. Uit deze opdrachten op vlak van sociale rechtvaardigheid vloeit ook voort dat maatschappelijk werkers medewerkers kunnen zijn en misschien zelfs moeten zijn op vlak van belangenbehartiging en pleitbezorging voor en met hen wiens belangen nu (nog) niet behartigd worden. Misschien moeten wij, met sommige maatschappelijk werkers, nog een stap verder durven gaan, namelijk ook echte pleiters zijn vanuit betrokkenheid en verantwoordelijkheidsbesef en op basis van degelijk registratiemateriaal opdat er meer verdelende sociale rechtvaardigheid zou kunnen gerealiseerd worden. Vanuit hun positie worden ze namelijk beroepshalve vaak en snel geconfronteerd met verdoken en ongekende sociale onrechtvaardigheid. Deze opdracht opnemen is niet aan iedereen binnen het maatschappelijk werk besteed. Het is een moeilijke en heel waarschijnlijk ook ondankbare opdracht omdat wie dit durft en doet, niet wordt gehoord of misschien zelfs monddicht wordt gemaakt. Omdat opkomen voor deze mensen en groepen niet past in de heersende maatschappij en machtsverhoudingen. Ook maatschappelijk werkers worden verleid of/en laten zich wellicht te vaak verleiden om in de eerste, de belangrijkste en soms ook wel in de enige plaats, vertegenwoordiger en belangenbehartiger te zijn van de organisatie, de dienst of het sociale systeem waarbinnen zij tewerkgesteld zijn en niet betrokken, geëngageerde vertegenwoordigers van hun beroep zijn. In dat beroep staat de persoon in nood centraal en zijn maatschappelijk werkers of ze horen dat te zijn, pleitbezorgers en belangenbehartigers van hen die het om welke reden dan ook, op eigen kracht of met hulp en steun van de omgeving, niet kunnen. Naast deze meest belangrijke opdracht, namelijk er zijn voor de cliënt, die als integraal wezen centraal gesteld wordt, is er de organisatie waarbinnen maatschappelijk werkers gemachtigd worden hun professioneel handelen inhoud en gestalte te geven ten behoeve van hen waarvoor zij aangesteld zijn, dit binnen de mogelijkheden en de doelstellingen van deze organisatie. Binnen deze organisatie dient de maatschappelijke werker zijn functie, zijn rol, zijn takenpakket inhoud en gestalte te geven. Maatschappelijk Werkers moeten er zich voor hoeden niet grensoverschrijdend te werken en er over te waken zich te richten op datgene wat tot hun beroep, hun functie, hun opdracht en de doelstelling van de organisatie valt. Doelgericht en efficiënt kunnen verwijzen zijn daarbij zeer belangrijk.
7
De basiskennis, basisattituden en vaardigheden heeft hij verworven of wordt hij geacht verworven te hebben binnen de opleiding Maatschappelijk Assistent en daar verder te blijven aan bouwen: maatschappelijk assistent(e) wordt men steeds meer. Daarbinnen is er zowel tijd en ruimte voor theoretische opleiding en vorming als voor praktijkgerichte opleiding en vorming die vooral verworven wordt tijdens stages. Binnen de basisopleiding maatschappelijk werk wordt redelijkerwijze verwacht dat aan kennis en kunde systematisch, gericht en doelbewust wordt gebouwd en dat gewerkt wordt aan de bagage waarover het in dit artikel gaat, wat “basiskennis” is en dus niet ”af”. Deze bagage dient verder te worden verdiept en verbreed eens de maatschappelijke werker in het werkveld staat. Daarbij is het van wezenlijk belang, zowel voor de basisopleiding als binnen de opleidings- en vormingsinstituten nadien, dat zij “maatschappelijk assistenten” (van, voor en met mensen) zijn en horen te blijven, en geen pseudo-therapeuten of therapeutisch werk horen te doen om volwaardige beroepskrachten te zijn op het terrein van het sociaal functioneren van mensen, groepen, gemeenschappen. Nogmaals, zowel vroeger als nu blijft waar: ‘schoenmaker, blijf bij uw leest’. Die leest is rijk genoeg om er boeiend op en mee te werken! Binnen de opleiding Maatschappelijk Werk is een breed en degelijk aanbod van methodisch, eigenlijk van multimethodisch handelen een noodzaak om, op professionele en toch mensbetrokken en mens-nabije wijze te kunnen inspelen op, aan de slag te gaan met de steeds wisselende en evoluerende behoeften en de noden van mensen in hun sociaal functioneren. Daarnaast en tegelijk is er de snelle evolutie van onze samenleving, van de wetenschappen, de technieken, de methoden en het groeiend aanbod waarbinnen keuzes moeten worden gemaakt. De vraag is groot, de middelen steeds meer beperkt. Accenten leggen en keuzes kunnen en durven maken -zeker voor de zwaksten, de meest kwetsbaren in onze samenleving- is dus noodzakelijk. Daarin kunnen maatschappelijk werkers een rol spelen en horen zij die ook te spelen als belangenbehartigers en pleitbezorgers van deze groepen. Maatschappelijk Assistenten dienen dus meerfrontenbekwaam te zijn/te worden. De duur van de opleiding is namelijk maar drie jaar en daarbinnen dienen keuzes gemaakt te worden en accenten te worden gelegd. Niet alles kan en ook niet alles hoeft of moet. Belangrijk is dat datgene wat als methodieken wordt aangeboden datgene is wat maatschappelijk werkers nodig hebben om met en voor mensen doelgericht en met effectiviteit dat te kunnen realiseren, wat mensen die deze hulp nodig hebben, verwachten. Eigenlijk is dit “doen” het realiseren en het valoriseren van het beroep. Maatschappelijk werk is een denk, praat, communicatief “doe”beroep. Jammer genoeg verdwijnt de laatste jaren steeds meer de inhoudelijke diepgang, de veelzijdige rijkdom van de toegepaste wetenschappelijke kennis, de noodzakelijke bagage van professionele methodische kennis en kunde en dit laat zich voelen op het werkveld. “Maatschappelijk Assistent” is een beschermde titel in dit land, maar maatschappelijk werk is geen beschermd beroep. De diffuusheid, de oeverloosheid (maatschappelijk werk zal 8
altijd, omwille van diegenen en datgene waarop het zich richt, diffuus en oeverloos zijn), de complexe regelgeving, het gebrek aan een ‘sterke’ beroepsvereniging een te zwak niveau en vaak een te zwakke beroepsfierheid van MA, hebben er in belangrijke mate mee toe geleid dat het maatschappelijk werk steeds toegankelijker is geworden voor een steeds grotere waaier van niet-maatschappelijk assistenten en dus tot een verscheidenheid van beroepsbeoefenaars. De maatschappelijke werk-eigenheid werd daardoor alleen maar onduidelijker, meer diffuus en chaotischer, wat jammer genoeg ook op de kwaliteit en het professionele niveau afstraalt. Het is de hoogste tijd om de eigenheid van dit beroep weer duidelijk en scherp te stellen. Opleidingen en werkers dienen zich de vraag te stellen en zich te verdiepen in de vraag: ‘wat is de eigen identiteit van het maatschappelijk werk; waardoor, in wat en hoe onderscheidt het zich van andere beroepen en heeft en geeft het van daaruit een meerwaarde aan het bouwen, het herstellen, het verbeteren van het welzijn, het zich welbevinden van mensen’. Het maatschappelijk werk heeft dringend behoefte aan de opbouw van een degelijke gereedschapskist van en voor de maatschappelijke werker zodat een cliëntgericht degelijk multimethodisch maatschappelijk werk-optreden kan gerealiseerd worden. Het lijkt er namelijk steeds meer op dat de cliënt minder en minder centraal staat en dat het vooral gaat over de hulpverlenende organisatie. In plaats van een zorgcultuur ten behoeve van de cliënt, van de hulpzoekende lijkt een zorgcultuur van en voor de zorgorganisatie steeds belangrijker te worden. Ook daartegen en daarvoor dienen maatschappelijk werkers zich te verzetten, maar dan wel op basis van een degelijke en sterke bagage en gedragen en gesteund door moedige, sterke, bezielde en bezielende, flexibele beroepspersoonlijkheden die zich bewust zijn van hun eigen maatschappelijk werk identiteit, maar zich ook bewust zijn van de noodzaak van en bereidheid tot samenwerking. Erkenning van de rijkdom van verscheidenheid en samenwerking komt ten goede van de mensen met wie, voor wat en voor wie en wat we er willen en mogen zijn. Het is maar vanuit het besef dat men iets te bieden heeft en dat men gedreven, bewogen, geëngageerd en toch bescheiden is als beroepskracht. Wij moeten terug naar onze eigen “beroepsziel”. Misschien is het nodig in plaats van altijd mee’ stroomafwaarts’ te varen, stroomopwaarts te durven varen om terug bij de bron te komen waarvoor het Maatschappelijk Werk ooit werd opgericht, namelijk op een geëigende wijze maatschappelijk isolement van mensen samen met hen doorbreken, hun sociaal functioneren te helpen verstevigen, te helpen herstellen of misschien zelfs voor het eerst op gang te brengen. Het gaat hier over “helpen”, niet over zelf doen, de betrokkene staat centraal, hij/zij is/zijn de hoofdrolspelers, wij mogen en kunnen “hun assistenten” zijn. Daarom is het misschien nodig en wenselijk om van bij de bron een nieuwe stroming te durven op gang brengen waarin de specificiteit van het Maatschappelijk Werk, de
9
professionaliteit van de maatschappelijk werker, bescheiden maar overtuigd en zeer terecht opnieuw inhoud en glans geven. Els Van Saene, februari 2012. Gewezen docente en supervisor van de Sociaal Hogeschool van de Poststraat
10