Uitnodiging Suriname reis 20 t/m 30 oktober 2008
Paramaribo Anton de Kom Universiteit Faculteit der Maatschappijwetenschappen
Leren van duurzame verandering
Geachte (potentiële) deelnemer aan de reis, Reeds eerder waren wij in contact over de Suriname-reis van de Rodingroep. Ons plan was eerst gericht op een reis in mei 2008 maar de voorbereiding vroeg meer tijd en is bovendien sterk beïnvloed door de activiteiten van Kees van der Wolf aan de Anton de Kom Universiteit in Paramaribo. Wij wilden als Rodin een bijdrage leveren aan de educatieve ontwikkeling van doelgroepen in Suriname. Pas nu is ons programma voldoende geborgd aan de binnenkant van de Surinaamse samenleving. Wat is het (voorlopige )programma? 20 21/22/23
oktober: oktober:
24/25/26 27/28/29 30
oktober: oktober oktober:
vliegen naar Paramaribo Rodin-programma met onderwijsvertegenwoordigers uit Suriname met schoolbezoeken (bijlage 2) toeristisch programma in het binnenland internationaal congres in Paramaribo (zie bijlage 1) (nachtvlucht) naar huis: overdag Paramaribo
Dit programma gaan we de komende maanden verder uitwerken en deze mail is te beschouwen als een eerste belangstellingsregistratie. Wij mikken op een groep van ten minste 10 mensen. Als voorbereiding op het programma komen we op 11 september tussen 16.00 en 20.00 uur onder leiding van Kees van de Wolf bijeen om de reis voor te bereiden. In juni zullen wij met alle deelnemers een intakegesprek voeren om een optimale match te krijgen tussen wederzijdse verwachtingen. Een eerste kostenberekening brengt ons op ongeveer € 2.200,. Aangezien een deel van het programma toeristisch is lijkt het ons redelijk daar een eigen van € 500,- voor te reserveren. Wij adviseren u derhalve uw organisatie een subsidie van € 1.700,- te vragen. Uiteraard bent u vrij om dat zelf op een andere wijze te regelen. Graag vragen wij u om zsm aan ons te mailen of u belangstelling heeft voor deelname of dat de datum of de opzet niet past in uw loopbaan c.q. werkprogramma. Een eenvoudige reply met ja of nee is voldoende.
Met vriendelijke groet, Yvonne Douw/ Ruud Emmerik/ Kees van der Wolf Bijlage 1: programma conferentie Bijlage 2: state of the art onderwijs in Suriname
2
Bijlage 1: Themabeschrijving van het Internationale Congres ‘Psychologische, onderwijskundige, en criminologische aspecten van gedragsproblemen en delinquentie bij kinderen en adolescenten’ . (Paramaribo, Anton de Kom Universiteit, Faculteit der Maatschappijwetenschappen, 27, 28 en 29 oktober 2008) Gedragsproblemen en jeugdcriminaliteit behoren tot de moeilijkste sociale problemen waarmee een samenleving wordt geconfronteerd. Daarom vereist studie van deze onderwerpen meer dan de gebruikelijke zorgvuldigheid en kritisch denken. Wil men voor kwetsbare jongeren een geïntegreerd beleid ontwikkelen, dan zijn eenduidige, realistische doelstellingen van belang. Hiermee is direct het centrale thema van het congres geformuleerd. De wetenschappelijke, zowel als de maatschappelijke relevantie vormen het leidende principe. De adolescentie, zo ongeveer de fase tussen 12 en 18 jaar, wordt gekenmerkt door ingrijpende veranderingen in het intellectuele, sociaal-emotionele en gedragsmatige functioneren van jonge mensen. Er is geen andere levensfase waarin mensen in zo korte tijd met zoveel belangrijke levensopgaven worden geconfronteerd (begin van de puberteit, veranderende relatie met ouders, toenemend belang van de peer-group, overstap naar een nieuw schoolsysteem, biologische en psycho-sexuele veranderingen, identiteitsconflicten, veranderingen in morele ontwikkeling). De manier waarop adolescenten genoemde veranderingen hanteren is van groot belang voor het toekomstig persoonlijk en beroepsmatig leven In beleidskringen en in de wetenschap bestaat grote belangstelling voor en soms ook zorg over de ontwikkeling van adolescenten. Toenemende schoolse en maatschappelijke eisen kunnen de draagkracht van een deel van de adolescenten te zeer belasten. Dit kan er toe leiden dat het proces van de intellectuele ontwikkeling en de identiteitsvorming ongunstig wordt beïnvloed. In ongunstige gevallen bestaat er samenhang met jeugdcriminaliteit. Geschat wordt dat de jeugdfase bij 15-20% van de jongeren om veel verschillende redenen in meerdere of mindere mate problematisch verloopt. Er ligt een grote verantwoordelijkheid bij elke samenleving om hieraan een positieve wending te geven. Opzet van het congres Het congres beslaat drie dagen. Het concept-programma ziet er als volgt uit:
Dag 1 (27 oktober 2008): Psychologische en onderwijskundige aspecten van gedragsproblemen Tijdens deze dag zal verslag worden gedaan van een internationaal onderzoek naar de prevalentie en de ernst van gedragsproblemen op scholen. In dit onderzoek participeerden onderzoekers uit de Verenigde Staten, Rusland, India, China (Hongkong), Zuid-Afrika, Italië, Suriname en Nederland. Meer dan 3000 leraren werden geënquêteerd. In het kwantitatieve
3
deel van het onderzoek is nagegaan welke schoolinterne factoren (kenmerken van de schoolorganisatie, ‘beliefs’, overtuigingen en kenmerken van leraren) samenhangen met het voorkomen van gedragsproblemen. Een cross-culturele vergelijking wordt gepresenteerd. In het kwalitatieve gedeelte van het onderzoek is leraren gevraagd aan te geven wat er gedaan kan worden om gedragsproblemen in de schoolsetting te voorkomen of te verhelpen. Hieraan kunnen beleidsaanbevelingen op school- en beleidsniveau worden ontleend. Ook andere onderzoekers (psychologen, (ortho)pedagogen, onderwijskundigen) zullen binnen dit thema hun onderzoek presenteren. Dag 2 (28 oktober 2008) Sociologische en criminologische aspecten van jeugdproblematiek Op de tweede dag staat de ‘Self-Reported Delinquency Study’ centraal, die 15 jaar geleden is gestart. In 33 landen (waaronder Nederland, Verenigde Staten, Duitsland, Zwitserland, Polen, Denemarken, Rusland, Canada, Hongarije, Venezuela, Portugal, Bosnië, België, Litouwen, Slovenië, Schotland, Cyprus, Estland, Tsjechië, Italië, Oostenrijk, Frankrijk, IJsland, Finland, Noord-Ierland, Spanje, Noorwegen en Armenië) is dit omvangrijke onderzoek uitgevoerd . Gekoppeld hier aan is in de afgelopen periode bij de eerste drie jaar van het voortgezet onderwijs in Suriname onderzoek gedaan naar aard en omvang van de jeugdcriminaliteit. Regionale vergelijking is ook mogelijk, omdat ook Venezuela, de Ned. Antillen en Mexico meededen. De landenvergelijking heeft een aantal interessante wetmatigheden opgeleverd over de oorzaken van jeugdcriminaliteit. Sociologen en criminologen zullen ook ander onderzoek rapporteren. Dag 3 (29 oktober 2008) Implicaties voor beleid op overheids- en schoolniveau De derde dag van het congres zal in zijn geheel besteed worden aan het doordenken van preventie- en interventie-beleid ten aanzien van gedragsproblemen en jeugdcriminaliteit. In beleidsgerichte workshops zullen concrete maatregelen worden ingebracht en vastgelegd op het terrein van het (pedagogische en justitiële) jeugdbeleid, zowel in preventieve als in curatieve zin.
4
Bijlage 2: state of the art van het onderwijs in Suriname Het Surinaamse onderwijs kent vele structurele en inhoudelijke problemen (weinig effectieve schooldagen vanwege vergaderingen, stakingen, trainingen, feestelijkheden en jubilea, weinig actieve leertijd voor de leerlingen, een sterk uniform, klassikaal frontaal onderwijsaanbod, gerichtheid op geheugentraining in plaats van op inzicht, weinig appel op zelfwerkzaamheid, een onverantwoordelijke overschatting van de betekenis van rapportcijfers en van de beslissingen die ‘het systeem’ (de lerarenvergadering) over de leerlingen neemt, overbelaste docenten die om financiële redenen verschillende banen hebben, een vrij groot aantal ‘spookleraren’, die helemaal niet op het werk verschijnen). In vergelijking met omringende en vergelijkbare landen wordt er in Suriname vrij veel geld uitgetrokken voor de educatieve sector. Ongeveer 5 % van het bruto-nationaal product gaat naar het onderwijs, 30% van de werkgelegenheid van de overheid is gericht op het onderwijs en 20% van het totale overheidsbudget. Helaas komt niet al dit geld in het primair proces terecht. Er is sprak van een zeer grote overhead (ambtenaren), zonder merkbare impact en kwaliteit. Men kan spreken van ‘educational waste’; het systeem werkt slecht. Het beroepsonderwijs in Suriname heeft een ernstig imago-probleem, terwijl er toch veel behoefte bestaat aan goed opgeleide praktische professionals. De agrarische sector bijvoorbeeld, waar Suriname in economisch opzicht flinke slagen zou kunnen maken, wordt als minderwaardig ervaren. Er liggen veel kansen in de tuinbouw. Ook in het technisch onderwijs bestaan problemen. De relatie met het bedrijfsleven is problematisch. De bedrijven staan niet open voor de scholen. Terwijl de scholen zich te weinig richten op wat er in het bedrijfsleven verlangd wordt. Toch is er bij Suralco, Billiton, Staatsolie, EBS en Telesur behoefte aan goed geschoold personeel. Dit geldt ook voor de diensten- en toerismesector. Hoewel de Kamer van Koophandel pogingen doet om de relatie te verbeteren is er nog veel te winnen. In het beroepsonderwijs is er van ‘ doorgaande leerlijnen’ of ‘een educatieve beroepskolom’ nog geen sprake. Wel input, maar geen output Het huidige systeem houdt zich vooral bezig met inputs en heel weinig of niet met resultaten. Dat leidt er bijvoorbeeld toe dat scholen weinig financiële incentives krijgen om de kwaliteit van hun werk te verbeteren of er voor te zorgen dat de inputs efficiënt besteed worden. Daar komt bij dat het systeem van bekostiging nu in hoge mate gecentraliseerd is (namelijk bij het Ministerie). Het onderwijsveld heeft geen controle of bewegingsvrijheid bij de besteding van middelen. De bestaande institutionele structuur beperkt in hoge mate verantwoordelijkheidsgevoel voor de prestaties in de educatieve sector. Schooldirecteuren en anderen in een verantwoordelijke positie hoeven geen verantwoording af te leggen aan hun belangrijkste klanten, de ouders van leerlingen. De concentratie van zoveel functies op een Ministerie beperkt ook de mogelijkheid om taken als strategische planning, regelgeving, monitoring en het formuleren van prestatiestandaards ter hand te nemen.
5
De inbreng van de Rodin-groep Het Nederlandse (v)mbo en hbo kent een zeer grote diversiteit aan lesprogramma’s en beschikt over een docentencorps dat voor een vrij groot deel afkomstig is uit of goed bekend met het bedrijfsleven. Maar ook in Nederland is er nog veel te winnen, als het gaat om de relatie met het bedrijfsleven en de arbeidstoeleiding van jongeren. Op dit gebied bestaat een groot aantal initiatieven, waarvan er een aantal effectief is gebleken. Het ligt in de bedoeling dat een aantal vooraanstaande actoren uit het Nederlandse voorbereidend, middelbaar (ROC’s) en hoger beroepsonderwijs (Hoge Scholen) samenwerken met Surinaamse deskundigen uit vergelijkbare sectoren. Daarbij wordt gebruik gemaakt van door Rodin ontwikkelde werkwijzen en trainingsvormen (zie www.rodin-groep.com). De bedoeling van de Rodin-studiedagen in Suriname is om na te gaan of inzichten en werkwijzen die in Nederland op het terrein van het beroepsonderwijs zijn ontwikkeld kunnen worden vertaald naar de Surinaamse situatie. En andersom. Dit vereist een goed inzicht in de culturele, financiële en structurele aspecten van het Surinaamse (beroeps)onderwijs. Hiervoor is intensief overleg met een aantal belangrijke Surinaamse actoren van belang. Op dit moment worden er contacten gelegd met verschillende personen die in Suriname in ‘beslisposities’ zitten (het Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling, de Universiteit, het Instituut voor Opleiding van Leraren, de Kamer voor Koophandel, consultancy-bureaus, onderzoekers)
6