Inhoud
Inleiding 7 Deel 1: Theorie
1. Kindermishandeling in het kort 13
1.1 Inleiding 13
1.2
Aard en omvang 13
1.3
Het ontstaan van mishandeling en verwaarlozing 18
1.4
Gevolgen van kindermishandeling 27
1.5 Kernpunten 31
2. Hulp na kindermishandeling: wat werkt? 33
2.1 Inleiding 33 2.2 Werkzame factoren 33
2.3
Stoppen van kindermishandeling en herhaling voorkomen 39
2.4
Gevolgen voor kinderen beperken 43
2.5 Kernpunten 45 Deel 2: Praktijk
3. Onderzoeken wat er aan de hand is 49
3.1
Systematisch en zorgvuldig werken 50
3.2 Beoordelen: veiligheidstaxatie 61
3.3
Beoordelen: oorzaken en in stand houdende factoren 69
3.4 Beoordelen: risicotaxatie 73 3.5 Kernpunten 75
4. Praten over veiligheid tijdens het onderzoek 77
4.1 Basishouding 78
4.2
Context en volgorde van de gesprekken 79
4.3
Gesprek met de ouders 82
4.4
Praten met kinderen 87
4.5 Kernpunten 91
5. Aan de slag met het gezin: het hulpverleningsplan 93
5.1
Het maken van een hulpverleningsplan 93
5.2 Het veiligheidsplan 95 5.3 Hulpverleningsdoelen opstellen 97
5.4
Oplossingen in gezin en netwerk 99
5.5
Inzetten van professionele interventies en werkwijzen 104
5.6
Monitoren en evalueren 119
5.7 Kernpunten 121
6. Samen werken aan hulp voor mishandelde kinderen en hun ouders 123
6.1 Onderzoek naar samenwerking bij hulp na kindermishandeling
124
6.2
Samenwerken: een ontwikkelingsproces 125
6.3
Succesfactoren en belemmeringen 127
6.4 Checklist ‘SamenWerken aan hulp voor mishandelde kinderen en hun ouders’ 140
6.5 Kernpunten 144 Literatuur 145 Bijlagen
Bijlage 3.1 Vragenlijsten voor onderzoek rond
Bijlage 4.1
Bijlage 5.1 Beschrijving van interventies: stoppen van
kindermishandeling 155 Checklist Veilig thuis? 161 kindermishandeling en herhaling voorkomen 163
Bijlage 5.2 Beschrijving van interventies: gevolgen voor kinderen beperken 169
Het Nederlands Jeugdinstituut: kennis over jeugd en opvoeding 173
Stoppen en helpen7
Inleiding
Waarom deze handreiking? Kinderen hebben een veilige opvoedingsomgeving nodig om gezond en wel op te groeien. Voor sommige kinderen is een veilige opvoedingssituatie niet vanzelfsprekend. Hun opvoeders zijn niet in staat hen de zorg, aandacht en/of bescherming te bieden die zij nodig hebben. In Nederland zijn naar schatting bijna 119.000 kinderen slachtoffer van kindermishandeling (Alink e.a., 2011). Deze kinderen zijn afhankelijk van volwassenen die signaleren dat zij thuis niet veilig zijn en actie ondernemen om de kindermishandeling te stoppen. Alle mishandelde kinderen en hun ouders hebben, ongeacht de aard van de mishandeling, recht op adequate hulp om de kindermishandeling zo snel mogelijk te stoppen, herhaling te voorkomen en de schadelijke gevolgen te beperken. Zij moeten kunnen rekenen op beroepskrachten die, met kennis van zaken, samen met hen in kaart brengen wat er aan de hand is en welke hulp nodig is. Om vervolgens deze hulp rondom het gezin te organiseren zodat de mishandeling stopt en gezinsrelaties zo mogelijk worden hersteld. De afgelopen jaren is in Nederland hard gewerkt aan een betere aanpak van kindermishandeling. Ondersteund door het actieplan Kinderen Veilig Thuis (Programmaministerie voor Jeugd en Gezin, 2007) en de Regionale Aanpak Kindermishandeling (Kooijman e.a., 2011)1, hebben instellingen, beroepskrachten en overheden zich samen ingespannen om kindermishandeling zo veel mogelijk te voorkomen, beter te signaleren en snel te stoppen. Er is veel bereikt, vooral op het gebied van preventie en signalering, maar er is ook nog veel te doen (Kooijman, 2011). Beroepskrachten en mensen in de omgeving van een gezin signaleren vaker dat een kind mogelijk mishandeld wordt. Ook weten zij steeds beter waar ze terecht kunnen met hun zorgen. Goede hulp om kindermishandeling te stoppen en de schadelijke gevolgen voor het kind te beperken, is echter nog lang niet overal ontwikkeld of beschikbaar (Gezondheidsraad, 2011; Kooijman, 2011). Er is een tekort aan goede diagnostiek en er wordt nog weinig gewerkt met effectieve interventies of effectieve elementen in het hulpaanbod. Voor kinderen,
1 Voor meer informatie over de landelijke aanpak van kindermishandeling zie: www.nji.nl/kindermishandeling, www.aanpakkindermishandeling.nl.
8
Inleiding
ouders, beroepskrachten en burgers is het teleurstellend en demotiverend als na het signaleren van kindermishandeling onvoldoende actie volgt die ouders en kinderen daadwerkelijk verder helpt. Nu preventie en signalering van kindermishandeling goed op gang zijn gekomen, is het tijd om te investeren in het hulpaanbod. In de praktijk blijkt het vormgeven van een goed hulpaanbod niet gemakkelijk. Gezinnen waar kindermishandeling speelt, hebben vaak problemen op meer levensgebieden, waardoor hulp uit verschillende sectoren nodig is. Dat vraagt om afstemming en samenwerking tussen de betrokken hulpverleners. In de praktijk is dat nog niet vanzelfsprekend. Daarnaast is kennis over wat voor deze doelgroep het beste werkt beperkt en de beschikbare kennis is niet bij alle professionals bekend. Deze publicatie is tot stand gekomen in het kader van een vervolg op de Regionale aanpak kindermishandeling en met financiering van de Bernard van Leer Foundation. Met deze handreiking wil het Nederlands Jeugdinstituut een bijdrage leveren aan de verbetering van het hulpaanbod aan mishandelde kinderen en hun ouders. De handreiking richt zich op fysieke en emotionele mishandeling en verwaarlozing binnen het gezin. Seksueel misbruik en kindermishandeling buiten het gezin vallen buiten het bestek van dit boek, hoewel bepaalde onderdelen (zoals behandeling) wel bruikbare algemene informatie bevatten voor deze problematiek. De handreiking biedt beroepskrachten informatie, tips en hulpmiddelen voor het beoordelen van (vermoedens van) kindermishandeling, het bieden van hulp bij het stoppen en verwerken daarvan en het praten met ouders en kinderen. De nadruk ligt daarbij op de psychosociale zorg; er wordt niet specifiek ingegaan op medische zorg en civielrechtelijke of strafrechtelijke interventies. Ten slotte wordt aandacht besteed aan mogelijke succesfactoren voor het realiseren van een samenhangend hulpaanbod en effectieve samenwerking tussen beroepskrachten.
Voor wie is deze handreiking bedoeld? Deze handreiking is bedoeld als ondersteuning van professionals die in en met gezinnen werken in de jeugdzorg, de jeugdbescherming en de jeugd-ggz, en daarbij kindveiligheid beoordelen of hulp bieden bij (vermoedelijke) kindermishandeling. Denk hierbij bijvoorbeeld aan medewerkers van bureaus jeugdzorg, jeugdzorgaanbieders of centra voor jeugd en gezin, of hulp-aan-huis-werkers. Daarnaast kan de handreiking behulpzaam zijn voor professionals die vanuit hun zorg voor de
Stoppen en helpen9
gezondheid of het welzijn van kinderen of ouders betrokken zijn bij het stoppen van kindermishandeling of het beperken van de gevolgen, zoals (jeugd)artsen, maatschappelijk werkers of werkers in de verslavingszorg of vrouwenopvang. De handreiking is niet primair bedoeld voor preventiewerkers of beroepskrachten die vooral een signaleringsverantwoordelijkheid hebben (zoals leerkrachten of werkers in de kinderopvang), hoewel sommige onderdelen voor hen mogelijk wel informatief zijn. De heterogeniteit van de doelgroep professionals waarop dit boek zich richt, brengt met zich mee dat professionals voor zichzelf kunnen nagaan welke elementen in hun eigen werkpraktijk toepasbaar zijn.
Leeswijzer Deze handreiking bestaat uit een theoretisch deel (deel 1) en een praktijkgericht deel (deel 2). Deel 1 bevat algemene informatie over het probleem kindermishandeling en effectieve interventies. Het eerste hoofdstuk geeft basisinformatie over het ontstaan en de gevolgen van kindermishandeling. Hoofdstuk 2 beschrijft wat uit onderzoek bekend is over effectieve hulp: wat werkt in de hulp na kindermishandeling? Deel 2 is bedoeld ter ondersteuning van professionals bij het beantwoorden van de vragen: ‘wat is er aan de hand?’ en ‘wat moet er gebeuren?’ In hoofdstuk 3 wordt allereerst ingegaan op het onderzoeken van situaties van (vermoedelijke) kindermishandeling. In hoofdstuk 4 worden tips gegeven voor het praten met ouders en kinderen over veiligheid en kindermishandeling. Hoofdstuk 5 beschrijft wat er moet gebeuren om de situatie voor het kind (weer) veilig te maken en de gevolgen voor het kind te beperken. Het maken van een hulpverleningsplan en het inzetten van effectieve interventies staan daarin centraal. Hoofdstuk 6 beschrijft mogelijke succesfactoren voor het realiseren van samenwerking in het hulpaanbod op uitvoerend en organisatieniveau. De handreiking is gebaseerd op literatuurstudie, aangevuld met praktijkervaringen. Voor hoofdstuk 4 is daarnaast gebruik gemaakt van de publicatie Veilig Thuis? (Ten Berge & Bakker, 2005).Voor de literatuurstudie zijn systematische searches gedaan in de nationale en internationale vakliteratuur. Om de leesbaarheid te bevorderen, zijn details daarover niet in de tekst opgenomen.
10
Inleiding
Ten behoeve van de leesbaarheid worden in dit handboek de termen ‘beroepskracht’, ‘professional’ en ‘hulpverlener’ door elkaar gebruikt. Daarmee wordt bedoeld alle volwassenen die beroepshalve betrokken zijn bij onderzoek of diagnostiek van kindermishandeling en/of hulp bieden aan mishandelde kinderen of hun ouders. Wanneer in de tekst wordt gesproken over ‘kindermishandeling’ of ‘mishandelde kinderen’ wordt kindermishandeling in de brede zin bedoeld, tenzij uitdrukkelijk verwezen wordt naar een specifieke vorm van mishandeling of verwaarlozing. De term ‘kinderen’ verwijst naar alle jeugdigen tot en met achttien jaar, tenzij anders vermeld.