1
Een woordje uitleg over het examen literatuur Inhoud 1 2 3 4
Overzicht van de bruikbare tekstfragmenten (p. 1) Tekstervarende en -bestuderende vragen (p. 2) Enkele mogelijke vragen over de teksten (p. 6) Bijlagen: extra teksten (p. 16)
1 Overzicht van de bruikbare tekstfragmenten Hierna volgt een overzicht van teksten die u bij het kerstexamen kunt gebruiken. Uw keuze hangt in de allereerste plaats af van wat in de klas behandeld is. We gaan ervan uit dat u op het einde van het jaar een mondelinge proef afneemt over de behandelde teksten en over de huislectuur. Mogelijke teksten: a Niet-behandelde teksten uit de delen van Focus 6 die in de klas behandeld werden. b
Teksten op de website Teksten die aansluiten bij het thema van deel 1 en te vinden zijn op de website van hoofdstuk 1.3: 1 Een of meer gedichten van Anna Achmatova, Pablo Neruda of Wislawa Szymborska. 2 De engelenmaker van Stefan Brijs. 3 Wij van Jevgeni Zamjatin. 4 Groenten uit Balen van Walter Van den Broeck. 5 Cirkel in het gras van Oek de Jong. 6 Slaap! van Annelies Verbeke (sluit ook aan bij deel 2). 7 Naar de toekomst van Annelies Verbeke. Teksten die aansluiten bij het thema van deel 3 en te vinden zijn op de website van hoofdstuk 3.16: 1 Verloren zoon van J. Bernlef. 2 Water van Jef Geeraerts. Teksten die aansluiten bij het thema van deel 4 en te vinden zijn op de website van hoofdstuk 4.3: 1 Een of meer gedichten van Herman De Coninck, Jean Pierre Rawie of Jotie T’Hooft (4.3, opdracht 1). 2 Een of meer gedichten over de dood (4.3, opdracht 2). 3 Een roos van vlees (Jan Wolkers) (4.3, opdracht 3). Deze tekst sluit aan bij Sprookje van Kristien Hemmerechts (cf. De presentatie: 1.3) en eventueel ook bij De uren van Michael Cunningham (cf. 1.3).
c
Teksten die volgen als bijlage 1 De Kapellekensbaan (Louis Paul Boon), een fragment dat aansluit bij Daens (hoofdstuk 1.2). 2 Hellegat (Paul Koeck), een fragment uit het scenario voor de gelijknamige film van Patrick Le Bon uit 1980. Het sluit aan bij het thema van deel 1. 3 Zonder titel (Meriem Gazzah), een kortverhaal dat aansluit bij Los (hoofdstuk 3.12).
2
2 Tekstervarende en –bestuderende vragen Hoewel het accent in de derde graad op tekstbestudering ligt, blijft tekstervaring erg belangrijk. a. Tekstbestudering Het accent ligt hier op de toepassing van het begrippenapparaat, dat geen doel op zich is. Er zijn drie aspecten: De analyse van de tekst, zowel de vorm als de inhoud. De interpretatie van de tekst, gebaseerd op een degelijke analyse. De beoordeling, gebaseerd op een degelijke analyse en interpretatie. b. Tekstervaring De leerlingen moeten hun uitspraken over hun beleving van de tekst altijd kunnen staven met wat in de tekst staat (voorbeelden, passages …). Om zulke vragen te beantwoorden, is overigens vaak behoorlijk wat literaire competentie vereist. Eigenlijk is er geen scherpe scheiding tussen beide manieren om met literatuur om te gaan. Als we onze ervaring van een tekst onder woorden brengen, bestaat deze altijd uit zowel affectieve als cognitieve elementen. Het accent bij de tekstervarende methode ligt echter vooral op verbanden met ons eigen leven en onze eigen persoonlijkheid. Twee voorbeelden ter verduidelijking: - In welke mate kun jij je identificeren met personage X? Een goed antwoord veronderstelt een behoorlijk inzicht in het karakter van dit personage, wat bepaalde tekstbestuderende vaardigheden impliceert. In het antwoord moet je echter eigen ervaringen of inzichten koppelen aan deze karaktereigenschappen. Het volstaat dus niet het karakter te beschrijven of losweg over eigen ervaringen te praten. Hoewel het antwoord dus persoonlijk is, zijn er toch een aantal criteria waaraan het moet voldoen,onder meer de volgende: o Er moeten voldoende verbanden zijn tussen de lezer en het personage. o Ze moeten gaan over zaken die de lezer herkenbaar vindt, bij zichzelf of bij bekenden. o Deze verbanden moeten zinvol zijn en duidelijk uitgelegd worden. o De gegevens over het personage moeten juist en duidelijk uitgelegd zijn. o De belangrijkste eigenschap(pen) van het personage moet(en) zeker voorkomen; het mag dus niet uitsluitend gaan over detailkenmerken. o De lengte van het antwoord moet corresponderen met wat is opgegeven (aantal regels of woorden). - Wat vind je van de tekst? Is je leeservaring positief? Waarom (niet)? Spreekt de tekst je zo aan dat je hem zou aanbevelen aan leeftijdgenoten? Waarom (niet)? Hoewel niet wordt gevraagd de tekst zo objectief mogelijk te evalueren, helpt het wel als je een en ander weet over literatuur en als je bepaalde criteria (bv. aangrijpend, spannend, goed voorstelbare personages, herkenbare situaties …) of begrippen (bv. thema, cliffhanger, ironie) kent, want dan kun je je ervaring beter onder woorden brengen. In de klas (eventueel ook nog bij toetsen of bij het examen) kan gewerkt worden met een reeks hulpvragen. Het accent ligt in elk geval op de eigen ervaring. - Welke evaluatiecriteria kunnen worden gebruikt? o Er moeten voldoende persoonlijke elementen in het antwoord zitten, d.w.z. verbanden met het eigen leven en de eigen leeservaring. o Er worden voldoende verschillende argumenten pro en/of contra gebruikt, dus niet uitsluitend één argument. Eventueel (indien opgegeven) gaat het zowel over de inhoud als de manier van schrijven. o De argumenten worden voldoende en duidelijk uitgelegd. o De gegevens uit de tekst zijn correct en worden goed uitgelegd. o De juiste literaire begrippen worden op een correcte manier gebruikt. o De lengte van het antwoord moet corresponderen met wat is opgegeven (aantal regels of woorden).
3
Hoewel de klemtoon bij een tekstbestuderende aanpak ligt op een zo objectief mogelijke beschrijving van kenmerken van de tekst zelf, zijn subjectieve elementen nooit uit te sluiten. Het gaat tenslotte om literatuur. Het verschil bij de formulering van bijvoorbeeld een oordeel is wel dat geprobeerd wordt een zo veelzijdig mogelijke argumentatie te gebruiken en die zo veel mogelijk te objectiveren. Het woord ‘ik’ of directe verwijzingen naar eigen ervaringen komen er niet in voor, hoewel uiteraard alles wat er staat een persoonlijk oordeel blijft. Het doel van het literatuuronderwijs bestaat erin dat de leerlingen in de derde graad in staat zijn, bijvoorbeeld bij de formulering van hun oordeel, zowel tekstervarende als -bestuderende elementen zinvol te integreren. Ook wanneer ze hun heel persoonlijke ervaring verwoorden, gebruiken ze daarbij de juiste literaire begrippen en trachten ze hun oordeel zo veel mogelijk te objectiveren. Voorbeelden van tekstervarende en -bestuderende vragen Tekstervarende vragen Onderwerp of thema - Vind je het onderwerp of thema interessant? Waarom? - Heeft de tekst je aan het denken gezet? Hoe? Ben je bv. anders over het onderwerp beginnen denken? - Vind je de gebeurtenissen herkenbaar? - Met welk probleem wordt de hoofdfiguur geconfronteerd? Heb je al gelijkaardige zaken meegemaakt? - Vind je de gekozen oplossing voor het probleem de beste? Zou je dat ook gedaan hebben of ken je een betere oplossing? - Vind je alle gebeurtenissen en handelingen geloofwaardig? Personages - Vind je de hoofdpersoon een echte held? Waarom (niet)? - Zou je op de hoofdfiguur willen lijken? Waarom (niet)? - Met wie leef je het meeste mee? Waarom? - In welke mate kun je je identificeren met de hoofdfiguur? - Wie vind je het meest of minst sympathiek/fascinerend …? - Wat vind je van het gedrag van de personages? Vind je het begrijpelijk, aanvaardbaar, bewonderenswaardig, af te keuren …? - Gedraagt het hoofdpersonage zich volgens jou altijd consequent? - Hoe vind je het beeld van de indianen, zwarten, jongeren, vrouwen, mannen …? Vertelstandpunt - Had een ander personage het verhaal
Tekstbestuderende vragen -
-
-
-
-
-
-
Wat is het hoofdthema en wat zijn de eventuele neventhema’s? De uitwerking van het thema is erg stereotiep. Leg uit. Geeft de titel het thema goed weer? Met welk probleem wordt de hoofdfiguur geconfronteerd? Hoe wordt het opgelost? Leg uit. Welk beeld krijgen we van de maatschappij en de mens? Welke gelijkenissen en verschillen zie je met tekst X? Ken je andere teksten over dit onderwerp? Welke gelijkenissen en verschillen zijn er? Typeer de hoofdfiguur. Wie is de protagonist? En de antagonist? In welke zin verandert het hoofdpersonage in de loop van de tekst? Hoe? Waardoor? De hoofdfiguur is geen echte held, maar een antiheld. Leg uit. Hebben we te doen met vlakke of ronde karakters? Krijg je voldoende informatie over X om hem/haar helemaal te begrijpen? Waarom eventueel niet? De personages zijn karikaturen. Leg uit. Welke stereotypen vind je terug? Hoe is het beeld van de indianen, zwarten, jongeren, vrouwen, mannen …? Vergelijk de belangrijkste personages in deze tekst met die in tekst X. Beschrijf het vertelstandpunt.
4
-
beter kunnen vertellen? Waarom? Stel dat het verhaal verteld zou worden door X (= ander personage). Wat zou dat veranderen voor jouw leeservaring? Houd je van verhalen die verteld worden in de ik-vorm?
Opbouw en literaire technieken - Wat vond je de leukste of zwakste scène? - Welke scène vond je overbodig? - Was het verhaal niet te voorspelbaar? - Vond je het spannend? - Houd je van dit genre? Ga je nog meer fantasy, horror, SF, poëzie … lezen? - Wat vind je leuk of minder leuk aan theater? - Vind je het leuk als het gedicht rijmt? - Vind je het verhaal/gedicht/toneelstuk niet te ingewikkeld? Houd je van complexe teksten, verschillende verhaallijnen …? - De vorm is ongewoon. Wat vind je daarvan? - Heb je zelf veel tussen de regels moeten lezen, heb je zelf veel zaken moeten aanvullen (bv. wat er precies gebeurd is, hoe iemand echt is)? Vond je dat leuk of ergerlijk? - Welke einde vond je het beste: dat van de tekst, jouw einde of dat van een klasgenoot? - Houd je van zo’n open einde? - Houd je van een happy end of vind je het onnatuurlijk? - Hoe geloofwaardig vind je het slot? Is het niet te veel een deus ex machina?
-
-
-
Taalgebruik en stijl - Vind je de manier waarop de jongeren praten herkenbaar? - Ken je mensen die zo praten? Hoe sta je tegenover hen? - Vind je het taalgebruik ouderwets, leuk, moeilijk …? - Vind je het taalgebruik passen bij de personages? - Houd je van de humor? - Vond je het gedicht mooi klinken? - Vind je het gedicht niet te hoogdravend of plechtig? Tijd en ruimte - Vind je dat de plaats en tijd goed,
-
-
Welke implicaties heeft dit voor het verhaal en de interpretatie? Wat zijn de voor- en nadelen van de ikvorm voor deze tekst? De verteller is onbetrouwbaar. Leg uit. Welke gelijkenissen en verschillen zie je met tekst X? Hoe is het verhaal opgebouwd? Beschrijf de structuur. Is de structuur functioneel? Is de opbouw logisch? Welke gelijkenissen en verschillen zie je wat de opbouw betreft met tekst X? Wordt er afgeweken van de chronologie? Waar? Zijn er verschillende verhaallijnen? Welke kenmerken van het sprookje/ soap/griezelroman … vind je terug? Tot welke romansoort behoort dit boek? Wat is de belangrijkste scène? Waarom? Hoe wordt de spanning opgebouwd? Welke technieken worden daarbij gebruikt? Zijn er vertragingen en versnellingen? Zijn er cliffhangers? Het einde is echt wel een deus ex machina. Leg uit. Welke symbolen herken je? Welke motieven vind je terug? Bespreek de beeldspraak. Welke dichtvorm herken je? Welke kenmerken van het sonnet vind je terug? Hoe is het rijmschema? Maakt de auteur gebruik van de drie eenheden? In welke zin bevat het verhaal een cirkelstructuur? Typeer de stijl. Hoe functioneel is deze? Welke gelijkenissen en verschillen zie je met tekst X? Welk register wordt gebruikt? Is het functioneel? Welke humor komt in de tekst voor? Leg uit. Geef voorbeelden van ironie. Vergelijk de humor met die in tekst X. De schrijver gebruikt een nogal archaïsche stijl. Wat is de functie hiervan? Beschrijf de ruimte.
5 overtuigend, levendig … beschreven zijn? - Kun je je alles levendig voorstellen of ontbreekt er volgens jou wat aan de sfeerschepping? - In welke mate beïnvloedt de tijd of de plaats jouw leeservaring? - Zou jij in die tijd en/of op die plaats willen leven? Situering - Ben je zelf een romanticus? Lees je graag romantisch werk? - Wat boeit je in deze stroming? - Moet kunst realistisch zijn of verkies je werken met meer fantasie? - Wat vind je van de wereldvisie van de naturalisten? - Wat vind je leuk, irritant … aan experimentele teksten? - Houd je van geëngageerde literatuur? Oordeel - Welke passage(s) boeide(n) jou het meest of minst? - Vergelijk jouw leeservaring met die van de recensie die je krijgt. Hebben jullie de tekst op dezelfde manier ervaren? Verklaar de eventuele verschillen. - Bekijk een aantal uitspraken over de tekst: wat zeggen deze reacties over die persoon zelf? - Vond je het boek beter dan de film of omgekeerd? - Is het soapgehalte niet te hoog? - Is deze schrijver iemand van wie je nu meer wilt lezen? - Zou je ook zo’n gewaagd boek hebben durven schrijven?
-
-
-
-
-
-
Welke rol speelt de plaats waar het zich afspeelt? Is er een verband tussen de weersomstandigheden en het verhaal? Beschrijf wat kenmerkend is voor de tijd waarin het zich afspeelt. Is de tijd van belang of kan het zich evengoed in een andere periode afspelen? Tot welke stroming hoort deze tekst? Welke kenmerken ervan vind je terug? Wordt er verwezen naar andere literaire teksten? Hoe? Waarom? Situeer de tekst historisch. Welke gelijkenissen en verschillen zie je met tekst X? In welke zin is dit een typische kolonialistische roman? X is een geëngageerde schrijver. Hoe blijkt dit uit deze tekst? Geef je oordeel. Gebruik daarbij minimaal drie verschillende soorten waardeoordelen en motiveer ze. Lees een of twee recensies: analyseer de argumentatie en formuleer jouw oordeel hierover. Vergelijk de kwaliteit van deze tekst met die van de andere over hetzelfde onderwerp die we al behandeld hebben. Verkies je het boek of de filmversie? Waarom? Hoe geslaagd is de tekst als parodie?
6
3 Enkele mogelijke vragen over teksten U kunt drie soorten vragen stellen: 1 Vragen over de nieuwe tekst die van hetzelfde type zijn als bij de behandelde teksten. 2 Vragen waarbij de leerlingen vergelijkingen moeten maken tussen een behandelde en nieuwe tekst. 3 Vragen over de behandelde teksten (leerstofvragen).
a Vragen die bij elke tekst bruikbaar zijn (en ook al gesteld zijn tijdens het schooljaar) /4
1 Wie van alle personages uit de in de klas behandelde teksten spreekt jou persoonlijk het meest aan? Waarom? Leg uit in minimaal zeven regels. Je wordt beoordeeld op de kwaliteit van je uitleg, de mate waarin er persoonlijke elementen in verwerkt zijn en hoe goed je dit personage begrijpt. Het antwoord is persoonlijk. De belangrijkste voorwaarden voor een correct antwoord: - voldoende argumenten; - persoonlijke elementen (verbanden met het eigen leven of de maatschappij vandaag); - duidelijke en correcte uitleg (de informatie over het personage moet juist zijn); - voldoende regels. Uit de uitleg moet blijken dat de leerlingen de tekst begrepen hebben en persoonlijk verwerkt. U bepaalt vooraf hoe u te werk gaat: u trekt bv. een of meer punten af afhankelijk van het tekort aan goede argumenten, een of twee punten als er weinig of geen persoonlijke elementen zijn …
/4
2 Hoe sympathiek vind je het hoofdpersonage? Waarom? Leg uit in minimaal zeven regels. Het antwoord is persoonlijk. De belangrijkste voorwaarden voor een correct antwoord: - duidelijke en correcte uitleg (de informatie over het personage moet juist zijn); - voldoende uitleg en argumenten; - persoonlijke elementen (verbanden met het eigen leven of de maatschappij vandaag); - voldoende regels. Uit de uitleg moet blijken dat de leerlingen de tekst begrepen hebben en persoonlijk verwerkt. U bepaalt vooraf hoe u te werk gaat: u trekt bv. een of meer punten af afhankelijk van het tekort aan goede argumenten, een of twee punten als er weinig of geen persoonlijke elementen zijn …
/4
3 Hoe herkenbaar vind je deze tekst? Vergelijk met zaken uit je eigen leven of in de maatschappij in het algemeen. Leg uit in minimaal vijf regels. Bij de beoordeling wordt gekeken naar: - de kwaliteit van het gelegde verband (het gaat niet om onbelangrijke details uit de tekst, maar om zinvolle verbanden); - de duidelijkheid van de uitleg; - de juistheid van de informatie; - de lengte. U bepaalt vooraf hoe u te werk gaat: u trekt bv. een of meer punten af afhankelijk van de kwaliteit van het verband, één punt als de uitleg niet zo duidelijk is …
/3
4 Met welk personage uit een van de behandelde teksten kon je je het meest identificeren? Leg uit waarom (min. 5 regels). Bij de beoordeling wordt gekeken naar: - de kwaliteit van de uitleg en argumentatie (bv. niet te gefixeerd op 1 detail, maar een ruimere interpretatie);
7 -
de verbanden met hun eigen leven; de mate waarin een en ander klopt met wat in de tekst staat; de lengte.
/5
5 Welke in de klas behandelde tekst vond je de beste of slechtste? Waarom? Leg uit in minimaal 10 regels. Let wel: Behandel zowel de vorm als de inhoud. In je antwoord moeten zowel verwijzingen naar de tekst zitten als persoonlijke elementen. Bij de beoordeling wordt gekeken naar: - de kwaliteit van de uitleg en argumentatie; - de persoonlijke verwerking (voldoende persoonlijke elementen); - aandacht voor zowel vorm als inhoud; - de juistheid van de informatie; - de lengte. U bepaalt vooraf hoe u te werk gaat: u trekt bv. een of meer punten af afhankelijk van het tekort aan goede argumenten, een of twee punten als er weinig of geen persoonlijke elementen zijn, een of anderhalf punt als er niets over de vorm staat …
/5
6 Formuleer je oordeel over De helaasheid der dingen van Dimitri Verhulst. Bespreek zowel de inhoud als de vorm. Leg uit in minimaal acht regels. Je wordt beoordeeld op de kwaliteit van je argumentatie, hoe goed je de tekst begrijpt en de mate waarin er persoonlijke elementen in verwerkt zijn. Bij de beoordeling wordt gekeken naar: - de kwaliteit van de uitleg en argumentatie; - de persoonlijke verwerking (voldoende persoonlijke elementen); - aandacht voor zowel vorm als inhoud; - de juistheid van de informatie; - de lengte.
b Vragen over een nieuwe, niet-behandelde tekst Voor de genoemde teksten vindt u telkens enkele mogelijke vragen. Soms overlappen ze met elkaar. De engelenmaker (Stefan Brijs)
/3
Zie de tekstbespreking op de website bij onderdeel 1.3. Enkele voorbeelden van vragen: 1 Het hoofdpersonage lijdt aan aan een vorm van autisme, het syndroom van Asperger. Daardoor toont hij weinig of geen emoties en kan hij zich moeilijk in anderen inleven. Geef hiervan twee duidelijke voorbeelden uit de tekst. Hij lijkt weinig te voelen voor de kinderen. Hij noemt ze in zijn notities V1, V2 en V3, en beschrijft ze heel zakelijk en uitvoerig (per kind en per jaar één album). Hij beseft niet dat hij meer uitleg moet geven over de kinderen aan Frau Maenhout of de mensen uit het dorp: - Hij zegt op café dat ze geen moeder hebben en tegen Frau Maenhout dat hij weinig over haar weet. - Hij vertelt niet hoe het komt dat ze een wonde hebben in hun aangezicht, plots kaal worden, een tatoeage hebben … - Hij legt niet uit waarom ze binnen moeten blijven en niet naar school mogen. - Hij verklaart niet wat hij met de kinderen in zijn behandelkamer doet. Hij begrijpt niet waarom Frau Maenhout zegt dat alles zijn schuld is. Hij zegt gewoon
8
dat hij alleen maar goed heeft gedaan. Hij ziet geen nuances: iemand is goed of slecht.
/4
2 Geef twee thema’s die in de tekst voorkomen en leg ze duidelijk uit. Ethische normen in de wetenschap. Hoever kun je gaan met medische experimenten? Mag je levende wezens klonen, zeker als de techniek onvolmaakt is? Overmoed en bedrog. Dokter Hoppe wil als eerste dieren en daarna mensen klonen, maar daarbij schuwt hij bedrog en fraude niet. Victor probeert de genetische fouten bij de drieling te herstellen zoals de hazenlip en de ziekte waardoor ze snel verouderen (progeria). De mogelijke mishandeling van drie kinderen door een gekke wetenschapper. Frau Maenhout vermoedt dat Victor zijn kinderen heel slecht behandelt omdat hij ze nooit naar buiten laat komen, hij allerlei vreemde zaken in zijn behandelkamer doet …
/6
3 Geef drie technieken die de auteur gebruikt om spanning te creëren en leg ze telkens duidelijk uit, met voorbeelden uit de tekst. Het vertelstandpunt We zien hier alles uitsluitend door de ogen van de bezorgde en angstige Frau Maenhout, die vreselijke zaken vermoedt en bepaalde gegevens wil achterhalen. Informatie doseren De auteur houdt informatie achter en geeft deze slechts gedeeltelijk op bepaalde momenten: wat is er aan de hand met de kinderen, wat zal Frau Maenhout ontdekken, kloppen deze gegevens, hoe zal Victor erop reageren …? Er is een vertraging wanneer Victor niet direct naar boven gaat en het eindigt met een soort cliffhanger: ze is dood. Interessante karakters Een mysterieuze dokter, vreemde kinderen, een nieuwsgierige oude vrouw. Verwachtingen scheppen Bv. de auto die terugkomt, de verwijzingen naar griezelverhalen.
Wij (Jevgeni Zamjatin)
/4
/4
Zie de bespreking van de tekst op de website bij onderdeel 1.3. Enkele voorbeelden van vragen: 1 Geef twee belangrijke karakterkenmerken van D-503 en leg uit hoe je ze terugvindt. Aanvankelijk een modelburger, koel en rationeel. Hij gaat met veel enthousiasme in op de vraag om een tekst te schrijven die de staat moet verheerlijken. I-330 brengt hem aan het twijfelen. Hij krijgt bv. zin om met haar te redetwisten of tegen haar te schreeuwen. Hij kan zich echter beheersen en vertrekt naar een verplichte cursus in het auditorium. Toch gaat hij niet direct naar het Bureau der Beschermers om haar aan te geven. I-330 heeft onbekende erotische gevoelens bij hem opgewekt en hij is allicht ook jaloers op de onbekende op wie zij wacht. Afgunstig is hij later eveneens op R-13, een schrijver, die een van haar vaste sekspartners is. 2 Geef twee belangrijke karakterkenmerken van I-330 en leg uit hoe je ze terugvindt. Opstandig. Ze is lid van een geheime revolutionaire beweging en probeert D-503 aan haar kant te krijgen. Ze wordt eerst een sekspartner. Vervolgens nodigt ze hem uit voor een bezoek aan het Huis der Ouden, waar ze blijkbaar vaak komt. Ze houdt ook van de zogezegde primitieve chaos ervan. Zij zorgt ervoor dat hij zijn zelfbeheersing verliest, o.a. door zich ‘antiek’ te kleden en het voorstel om bij haar te blijven dankzij een vals medisch attest. Sluw: ze kent hem blijkbaar voldoende om te weten dat hij haar niet zal aanklagen.
9 /4
3 De tekst bevat scherpe kritiek op een (toekomstige) totalitaire maatschappij. Alles is strikt rationeel georganiseerd en alle persoonlijkheid is verloren gegaan. De Vereende Staat wil het ‘wiskundig feilloze geluk’, ‘het wiskundig volmaakte leven’ realiseren. Geef vier kenmerken van deze staat waaruit de kritiek erop duidelijk blijkt en leg ze kort uit. De leider, de Weldoener, wordt elk jaar opnieuw zogezegd ‘gekozen’ op de Dag van de Eensgezindheid. De mensen hebben geen namen, maar nummers. Ze dragen ook allemaal een soort uniform. Niemand mag de gelijkheid verstoren door zich te onderscheiden door bv. originele kleding. Het leven is tot in de details geregeld door een Tafel der Uren. Daarin staat bv. wanneer je moet opstaan, wanneer je moet werken, hoelang je moet slapen, hoeveel tijd je hebt om te eten en zelfs zaken als hoeveel je op iets moet kauwen bij het eten. Eenmaal per dag moet iedereen een educatieve lezing bijwonen, die gegeven wordt door een robot. Per dag zijn er maar twee vrije, persoonlijke uren. De inwoners kunnen dan bv. geordend in rijen van vier gaan wandelen op de maat van de Mars van de Vereende Staat, gezongen door de Muziekfabriek. Ze kunnen ook seks hebben met een willekeurig ander nummer. Daartoe moeten ze zich vooraf inschrijven bij een Seksueel Bureau. Huwelijken en gezinnen bestaan in de Vereende Staat niet meer. Enkel wie aan de Vader- of Moedernormen voldoet, mag kinderen produceren, maar die worden wel gemeenschappelijk opgevoed. De mensen wonen in doorzichtige gebouwen en worden overal in het oog gehouden door de Bewakers en afluisterapparatuur. Overtredingen (bv. het grondgebied verlaten) worden zwaar bestraft. Terechtstellingen worden uitgevoerd door de Weldoener zelf en gebeuren met een machine die de misdadigers meteen doet oplossen. Adam en Eva hadden volgens de dichter R-13 de keuze tussen geluk zonder vrijheid of vrijheid zonder geluk. Domweg kozen ze voor de vrijheid. Vandaag leven de mensen van de Vereende Staat weer in het Paradijs omdat ze gekozen hebben voor het geluk door allerlei beperkingen te aanvaarden.
Groenten uit Balen (Walter Van den Broeck) Zie de bespreking van de tekst op de website bij onderdeel 1.3.
Cirkel in het gras (Oek de Jong) Zie de bespreking van de tekst op de website bij onderdeel 1.3.
Slaap! (Annelies Verbeke) Zie de bespreking van de tekst op de website bij onderdeel 1.3.
Een roos van vlees (Jan Wolkers) /6
1 Geef de belangrijkste gelijkenis en het belangrijkste verschil in de manier waarop Daniël in Een roos van vlees (Jan Wolkers) en de ik-figuur in Sprookje (Kristien Hemmerechts) omgaan met de dood van hun kind(eren). Leg alles goed uit. Let wel: als je twee personages vergelijkt, moet je over allebei wat zeggen.
10 a
b
Belangrijkste gelijkenis Ze zijn allebei getraumatiseerd, voelen zich schuldig en zijn daardoor uiteindelijk gescheiden. Daniël heeft tien jaar na de gebeurtenissen nog nachtmerries en ook als hij gaat wandelen, denkt hij voortdurend aan zijn verongelukte dochter (het bad, bij het kerkhof, het waterhoen). Hij trekt zich op aan zijn twee andere kinderen. Bij de ik-figuur is alles veel recenter. Zij is zwaar depressief, maar pleegt geen zelfmoord want ze heeft nog een levend kind. Belangrijkste verschil Daniël lijkt er in dit fragment minder erg aan toe, ook omdat het al langer geleden is. De ik-figuur in Sprookje stuurt zichzelf hevige verwijten toe: haar blinde hoogmoed, haar domheid i.v.m. wiegendood, haar slechtheid … Ze wil zichzelf straffen door haar haar af te scheren, zichzelf te verminken en uit te hongeren. Ze wil geen vrouw meer zijn. Ze vindt God een sadist. Soms komt ze ook gevoelloos over, maar dat is omdat ze haar ongeluk niet meer aankan. Twee voorbeelden: 1 ‘Ken je die mop van die mensen die een kindje hadden verloren? Ze hebben er nog eentje verloren.’ 2 Na de dood van Ben zegt ze dat de dood een geruststelling is want nu hoeft ze niet bang meer te zijn dat hij zal sterven. Wanneer Rob sterft, denkt ze ook zo: ‘Bewust of onbewust wachtte ik altijd op die tik. Ik sliep niet, maar sluimerde. Na zijn dood dacht ik: nu kan ik eindelijk slapen. De volgende dag ging ik naar de bioscoop.’ Ze heeft zelfs de moed niet van hem afscheid te nemen. Op de crematie lacht ze wanneer een klasgenote zegt dat ze lijkt op een non.
/3
2 Met wie van beiden sympathiseer jij het meest? Waarom? Leg uit in min. 5 regels. Het antwoord is persoonlijk. De belangrijkste voorwaarden voor een correct antwoord: - voldoende regels; - persoonlijke elementen (verbanden met het eigen leven of de maatschappij van-daag); - correcte uitleg (de informatie over het personage moet juist zijn).
/4
3 Wat met het waterhoen in Een roos van vlees gebeurt, is duidelijk symbolisch. Leg uit. Zijn dochter is gestorven doordat ze een bad kreeg met te heet water. Op de vloer van de douche vond hij nadien een stuk van haar huid. Het waterhoen is vastgevroren in het ijs. Stukken geschubde huid blijven ook vastzitten. Omdat hij vindt dat hij zijn dochter in de steek gelaten heeft, probeert hij extra te zorgen voor dit dier. Wanneer het hoen sterft, zegt hij: “Misschien ben je wel aan mijn medelijden doodgegaan.” Voordien hebben we vernomen dat hij zijn vrouw nooit had leren kennen en dus nooit een dochter had gehad als zijn vriend geen medelijden met hem had gehad, en dat medelijden dus een slechte raadgever is. De Kapellekensbaan (Louis Paul Boon)
/6
1 Geef drie karaktertrekken van Ondine en leg uit ze telkens uit met één duidelijk voorbeeld uit de tekst. Zelfzuchtig, egoïstisch. Voorbeelden: - Ze ziet de wereld van Ter-Muren ‘als een wereld voor haar alleen’ (29). - Ze vindt alles wat ze heeft, vanzelfsprekend en ze moppert om wat ze niet heeft (97-98). Trots, voelt zich beter dan de anderen. Voorbeelden: - Aan hun deur hangt een bord waarop staat dat zij de sleutel van de kapel bewaren (79 e.v.). Ze vindt het zelfs ‘een schromelijk onrecht’ (85) dat ze ook niet de sleutels van de overweg mogen bewaren.
11 -
Ze kan niet aanvaarden dat ze tot de mensen behoort die moeten gehoorzamen. Ze vindt dat ze recht heeft op een leven zoals de vrouw van de kasteelheer. (110 e.v.) - Ze kan niet aanvaarden dat haar ouders arm zijn en veracht ze (132-133!). Haar vader is een trappenmaker. Hij is een zonderling die door de mensen ‘vapeur’ wordt genoemd omdat hij knutselt aan een soort perpetuum mobile dat de wereld moet veranderen. Ze kijkt op hem neer omdat hij getrouwd is met ‘zotte zulma’. Roekeloos, wreed, sadistisch. Voorbeelden: - Zij steekt met de ‘bak op houten wielen’ waarin haar vierjarige broer Valeer (met het monsterachtige hoofd) zit, de spoorweg over vlak voor een trein. Ze doet dit omdat ze vindt dat ze een beter lot verdient. Nadien lacht ze zich ‘ziek’ als de mensen gechoqueerd zijn. - Ze biedt haar moeder een kokendhete kop koffie aan en kijkt toe hoe ze haar vingers verbrandt (167-168). Wanneer ze echter een gloeiende kool uit de kachel geeft, huilt haar moeder en is Ondine beschaamd. Door haar leeftijd is ze nog naïef. Voorbeelden: - Ze is te ‘ontvankelijk’ om alles helemaal te begrijpen (74). - Ze verwart God met Derenancourt (35-37). - Ze dacht dat alle armen dom en alle rijken verstandig waren (160).
/4
2 Hoe sympathiek en/of antipathiek vind jij Ondine? Leg uit met de nodige argumenten en voorbeelden uit de tekst in minimaal vijf regels. Het antwoord is persoonlijk. De belangrijkste voorwaarden voor een correct antwoord: - duidelijke en correcte uitleg (de informatie over het personage moet juist zijn); - voldoende uitleg en argumenten; - persoonlijke elementen (verbanden met het eigen leven of de maatschappij vandaag); - voldoende regels. Uit de uitleg moet blijken dat de leerlingen de tekst begrepen hebben en persoonlijk verwerkt. Voor concrete details verwijzen we naar vraag 1. Voor Ondine spreekt dat ze nog erg jong is (tien à elf jaar) en naïef. Bovendien dromen veel kinderen van een beter leven zonder goed te beseffen dat dit in werkelijkheid en zeker toen erg moeilijk of zelfs onmogelijk is. U bepaalt vooraf hoe u te werk gaat: u trekt bv. een of meer punten af afhankelijk van het tekort aan goede argumenten, een of twee punten als er weinig of geen persoonlijke elementen zijn …
/3
3 Wat is het thema van het Ondineverhaal? Leg uit. We krijgen een beeld van het leven in Aalst in de buurt van de Kapellekensbaan rond 1890. Aan de ene kant heb je de rijke kasteelheer, aan de andere kant de fabrieken. Daartussen leven de arbeiders in ellende, waaronder Ondine, die zich anders en beter voelt.
/2
4 Wat is het vertelstandpunt in het Ondineverhaal? Geef één voorbeeld waaruit dit duidelijk blijkt. Auctoriaal, maar zo veel mogelijk vanuit het standpunt van Ondine. Bv. ‘midden het volk van ter-muren, daar langs de kapellekensbaan, leefde de kleine ondine die best mogelijk tot een schone vrouw kon rijpen, maar onbewust daarvan op haar klompjes liep en het bruine haar in 2 stijve vlechtjes op de rug droeg, en zeer zelfzuchtig de wereld van ter-muren als een wereld voor haar alleen beschouwde.’ (25-29) Ook bv.134 (‘dacht ze’).
/6
5 Geef drie duidelijke voorbeelden van sociale kritiek. Leg ze duidelijk uit. Een meisje is verkracht in de buurt van het kasteel van de Derenancourts. Een figuur uit een oude sage, Kledden met de bokkenpoten, krijgt daarvoor de schuld, maar wanneer een nachtwaker sporen ontdekt die naar het kasteel leiden, wordt hij ontslagen.
12
Toen Ondine voor het eerst over de almacht van God hoorde spreken, dacht ze dat het over mijnheer Derenancourt ging. Later blijkt dat de mensen zich niet alleen slaafs gedragen tegenover de kasteelheer, maar ook tegenover de pastoor. Hoewel ze geen stemrecht hebben, vechten de arbeiders van verschillende fabrieken met elkaar omdat hun bazen andere politieke opvattingen hebben: Derenancourt is katholiek en de directeur van de Labor is liberaal. Johan Janssens: ‘Ik zou berichten geven … over ongelukken in de garenfabriek de filature, over meneer derenancourt op zijn kasteel van de konijnenberg, en een kind verbrand of een boom omvergewaaid aan de eerste vuile huizen achter het niemandsbos.’ ‘Vuile huizen achter het niemandsbos’ (75), ‘lage huisjes’ (75) ‘en de kleine ondine voelde zich daardoor gewichtiger dan de andere meisjes die in de modder of het stof van ter-muren speelden, of aan de barreel van de ijzerenweg hingen en zich om en om draaiden met hun vuile billekens bloot ...’(79-81) ‘toen de mensen in honger en gebrek voortwoekerden gelijk de konijnen, en men snoenens hutsepot at en savonds tatjespap.’ (98-99) De mensen leren als kind al dat ze eerbied moeten hebben voor de pastoor en Derenancourt. Ondine begon te merken dat haar eigenlijk gedoogde op voorwaarde dat zij heel beleefd goedendag ze. ‘Haar vader kroop, haar moeder boog zich slaafs naar de grond als er een heer over de drempel kwam’ (102-105) Ondines oom (die wegens zijn baard ‘christus’ wordt genoemd) is meesterknecht en heeft een ‘winkel-en-herberg’. Daar alleen mogen de arbeiders zich zat zuipen en daar moeten ze de lof zingen van mijnheer Derenancourt, anders worden ze afgedankt. Ondines moeder was meid op het kasteel van mijnheer Derenancourt. Ze is op een bepaald moment ontslagen en waarschijnlijk heeft ze abortus moeten plegen. Ze was al niet zo verstandig en is nu een echte ‘zottin’. De meesterknecht die hierover wat zegt, wordt ontslagen en zegt men: hij dronk, en schopte dan kinderen van 9 jaar die bij hun werk in slaap vielen.’ (150-151)
/4
6 Tussen welke oude en nieuwe machthebbers zitten de arbeiders geprangd? Welke zaken worden ermee geassocieerd? Leg uit. Aan de ene kant heb je het kasteel, dat staat voor de oude machthebbers, die samenwerken met de pastoor. Hier sluiten ook allerlei oude legenden bij aan, waaronder die over Kledden, en allerlei vormen van bijgeloof. Daartegenover staat de moderne wereld van de fabrieken, die voor werk zorgt, maar de armoede en ellende zijn niet verdwenen, eigenlijk zelfs verergerd. Deze grauwe wereld contrasteert met de eindeloze velden.
/3
7 In De Kapellekensbaan discussiëren de personages in de actuele roman over de manier waarop je over de sociale ellende vroeger kunt schrijven. Geef twee opvattingen die aan bod komen. Boontje wil het verleden beschrijven om het heden te verklaren (het tegenovergestelde van wat Mossieu Colson doet) (48). Johan Janssens is een journalist en wil een erg directe roman met krantenknipsels.
/2
8 Welke van deze opvattingen correspondeert het beste met wat Louis Paul Boon in Pieter Daens heeft gedaan? Waarom? De opvatting van Johan Janssens. Pieter Daens is een documentaire roman waarvoor Boon veel research gedaan heeft. Hij heeft zich gebaseerd op allerlei verslagen en documenten. Hij zegt in zijn inleiding zelfs dat ‘geen enkel woord fantasie in het hele boek te vinden is. Al het beschrevene is naakte nare werkelijkheid geweest, nog niet zo heel lang geleden.’ Het boek bevat behalve reproducties van foto's, tekeningen en documenten een bibliografie en inhoudsopgave.
13 /5
9 Welke tekst vind je de beste: het stuk uit De Kapellekensbaan of dat uit Pieter Daens? Waarom? Leg uit in minimaal tien regels. Let wel: Behandel zowel de vorm als de inhoud. In je antwoord moeten zowel verwijzingen naar de tekst zitten als persoonlijke elementen. Bij de beoordeling wordt gekeken naar: - de kwaliteit van de uitleg en argumentatie; - de persoonlijke verwerking (voldoende persoonlijke elementen); - aandacht voor zowel vorm als inhoud; - de juistheid van de informatie; - de lengte. U bepaalt vooraf hoe u te werk gaat: u trekt bv. een of meer punten af afhankelijk van het tekort aan goede argumenten, een of twee punten als er weinig of geen persoonlijke elementen zijn, een of anderhalf punt als er niets over de vorm staat …
/3
10 In een film staan conflicten en handelingen centraal. Met welk conflict waarin Ondine betrokken is, zou je een verfilming van De Kapellekensbaan kunnen beginnen? Let wel, het moet Ondine zo veelzijdig mogelijk typeren. - Zeg welk conflict je gebruikt. - Leg uit hoe typerend het is voor Ondine. Ondine vindt dat ze in het verkeerde milieu opgroeit (voor details zie vraag 1). Je zou kunnen beginnen met de scène aan de overweg: bv. eerst een ruzie in verband met de sleutels en dan de scène met Valeer, waarna ze een klap krijgt van een arbeidster, waarna de deze vrouw uitscheldt. Een andere mogelijkheid is de scène met de hete koffie, waarna ze ruzie heeft met haar vader, die zij daarna uitmaakt.
Zonder titel (Meriem Gazzah) /4
1 In welke mate kun je sympathiseren met het hoofdpersonage uit Zonder titel van Meriem Gazzah? Hoe herkenbaar vind je haar problemen of met gelijkaardige moeilijkheden? Leg uit in min. vijf regels. Het antwoord is persoonlijk. De belangrijkste voorwaarden voor een correct antwoord: - persoonlijke elementen (verbanden met het eigen leven of de maatschappij van-daag); - correcte uitleg (de informatie over het personage moet juist zijn); - voldoende regels. De leerlingen moeten eveneens kunnen abstraheren en voldoende empathie hebben. Ook al gaat het over een jonge vrouw die uitgehuwelijkt wordt, dergelijke problemen komen in de media. Bovendien moeten jongeren vaak ook zaken doen (bv. bepaalde studies) omdat hun ouders dit eisen. Er zijn daarenboven behoorlijk wat allochtonen bij ons, waardoor we geregeld geconfronteerd worden met cultuurverschillen.
/6
2 Wat zijn de hoofdthema’s van Zonder titel? Leg ze ook degelijk uit. De positie van de vrouw: gedwongen huwelijk Haar vader heeft haar naar Tunesië gebracht, waar ze al een maand zit te wachten tot ze verneemt met wie ze moet trouwen. Blijkbaar heeft haar man haar kunnen keuren bij haar aankomst op de luchthaven. Ze leeft als het ware in ballingschap, droomt over de pijn die zal komen, is haar vrijheid kwijt. Ze verwijt haar vader dat hij niet heeft afgerekend met het verleden, d.w.z. is teruggekeerd naar Tunesië. Cultuurverschillen Ze bevindt zich tussen twee culturen en is in geen van beide helemaal thuis. Ze stelt bv. de volgende verschillen vast: - De mensen zijn hier heel druk.
14 -
Ze blijken nooit naar bed te gaan, moeten hard werken want hun huis raakt niet afgebouwd. - Ze zijn erg geduldig, niets lijkt hier te veranderen. - Mannen zijn de bevelhebbers van de familie. - Er is ook schijnheiligheid: ze drinken zogezegd niet of gebruiken geen suiker. Het lot Ze is een eerstejaarsstudente en wil liever in Nederland blijven, maar ze moet haar lot aanvaarden: ‘Inshallah, als God het wil, zo gebeurt het en zo zal het ge-beuren en ik volg de weg die me naar Noord-Afrika leidde.’ /1
3 Hoe interpreteer jij de laatste zin? Leg kort uit. Mogelijke interpretatie: alles is voorbestemd door God (cf. ook bv. 106). Het licht, de zon verbindt haar met haar land van oorsprong, waar altijd zon is.
/5
4 Hoewel Los over vergelijkbare problemen gaat, is het taalgebruik van Tom Naegels in dit werk heel anders. Leg uit met de nodige voorbeelden. Tom Naegels gebruikt over het algemeen een eenvoudige, journalistieke stijl. Wat echter het meest opvalt, is zijn gebruik van ironie. Enkele voorbeelden: zie 3.12. Hellegat (Paul Koeck)
/3
1 Lees het fragment uit het filmscenario van Hellegat. Typeer Henri Lagasse. Leg uit. Niet geïnteresseerd in zijn arbeiders. Enkele voorbeelden: - Het feestje voor Louis, die 49 jaar voor zijn bedrijf heeft gewerkt, duurt erg kort en is gauw in elkaar gestoken. - Maakt flauwe grappen en geeft verkeerde informatie: 30 i.p.v. 49 jaar. - Verbaasd wanneer Louis nog wat wil zeggen. - Hij vindt de speech vervelend en negeert de kritiek van Louis. Uit op geld en gemakkelijke winst. Voorbeelden: - Hij wil dat de arbeiders snel weer werken: enkele loodsen moeten gerepareerd worden. - Louis heeft kritiek op het winstbejag (Lagasse heeft een prikklok ingevoerd en heeft het werkritme opgedreven), maar vooral op het vuil van de stad dat hij laat dumpen in een put vlak naast het huis van Louis. Het gevolg: ratten, stank en gezondheidsproblemen …
/4
2 Wie van alle personages in alle dit trimester behandelde teksten of in Hellegat spreekt jou persoonlijk het meest aan? Waarom? Leg uit in minimaal zes regels. Evaluatie: de uitleg moet voldoende argumenten bevatten waaruit blijkt dat de leerlingen de tekst begrepen hebben en persoonlijk verwerkt.
c
Voorbeelden van vragen over behandelde teksten (leerstof)
De engelenmaker (Stefan Brijs) /5
1 De engelenmaker (Stefan Brijs) gaat onder meer over ethische normen in de wetenschap en de relatie tussen ouders en kinderen. Er is echter nog een (belangrijker) thema. Welk? Leg het ook uit. Overmoed, godsdienstwaanzin Dokter Hoppe wil als eerste dieren en daarna mensen klonen. Hij schept dus leven, niet zozeer om beroemd te worden maar om God te overtreffen.
15 -
Voor God heeft hij geen respect omdat Hij Zijn zoon in de steek heeft gelaten en voor veel ellende op aarde heeft gezorgd. God de Vader is voor hem de oorzaak van het kwaad. - Victor probeert de genetische fouten bij de drieling te herstellen zoals de hazenlip en de ziekte waardoor ze snel verouderen (progeria). Hij bewondert Jezus, die goed heeft gedaan, maar daarvoor werd gestraft. Victor vreest dat met hem hetzelfde gebeurt. Hij identificeert zich in het boek steeds meer met Jezus. Door het syndroom van Asperger ziet hij geen nuances: iemand is goed of slecht. /5
2 Intertekstualiteit. In De engelenmaker (Stefan Brijs) zitten nogal wat verwijzingen naar en gelijkenissen met Frankenstein. Or the modern Prometheus (Mary Shelley) (1817). Leg uit. De voornaam van Dr Frankenstein is Victor: - Victor betekent overwinnaar (ironisch?). De naam ‘Frankenstein’ komt waarschijnlijk van het gelijknamige kasteel aan de Rijn. - In het boek van Mary Shelley wordt Frankenstein vergeleken met Prometheus, een mythologische figuur die de mensen wou helpen en daarom vuur stal van de goden. Dr. Frankenstein overtreedt eveneens de wetten van God door leven te willen scheppen en wordt net als Prometheus gestraft voor zijn overmoed. - Vadercomplex: zoals het monster problemen heeft met zijn schepper, zo ook heeft Victor Hoppe moeilijkheden met zijn vader en God.
Pieter Daens en Daens /3
1 Film is een visueel medium. Hoe blijkt dit wanneer je Pieter Daens (L.P. Boon) vergelijkt met Daens (Stijn Conincx)? Leg uit. Geef daar bij ook een duidelijk voorbeeld. Films beschrijven niet, maar laten alles zoveel mogelijk zien en horen. We krijgen dus geen uiteenzetting over de sociale wantoestanden, alles wordt in de gewone handelingen verwerkt. Enkele voorbeelden: - We zien meteen kinderen in een fabriek werken. - Wanneer Adolf Daens door de armoedige straten loopt, zien we hongerige kinderen aardappelen stelen van een vrouw die helemaal niet rijk is. - Daarna zien we een doodgevroren meisje, waarop Adolf Daens een café binnenstapt waar de arbeiders na hun harde werk wat vertier zoeken en hun geld opzuipen. - Een kind komt om in de fabriek en het protest van de arbeiders wordt door soldaten bloedig onderdrukt. - Als Daens in de kerk praat (i.p.v. in het parlement zoals in het boek), zie je niet alleen de reacties van de diverse groepen, maar je ziet ook de bazen massaal opstappen. De helaasheid der dingen (Dimitri Verhulst)
/3
/3
1 De houding van Dimitri Verhulst t.o.v. van zijn jeugd en familie in De helaasheid der dingen is dubbelzinnig. a Welke twee tegenstrijdige aspecten vind je erin terug? Een van de thema’s is de spanning tussen gehechtheid aan je familie en de noodzaak eraan te ontsnappen. De ik-figuur is blij wanneer hij er later in slaagt uit zijn milieu weg te vluchten (armoede, drankzucht …) en een echte toekomst voor zichzelf kan opbouwen, toch is er een zekere weemoed: het blijft zijn familie en een deel van zijn leven. Hij uit kritiek, maar blijft relatief mild. b Hoe sta jij hiertegenover? Zou jij in zijn situatie ook zo schrijven? Leg uit in min. vijf
16 regels. In je antwoord moeten zowel verwijzingen naar de tekst zitten als persoonlijke elementen. Het deel van het antwoord is persoonlijk. De belangrijkste voorwaarden voor een correct antwoord: - voldoende regels; - het moet zeker gaan over de gevaren van een te sterk idealisme; - persoonlijke elementen (verbanden met het eigen leven of de maatschappij vandaag); - correcte uitleg (de informatie moet juist zijn). Gesprek op het graf van Oldenbarnevelt (Vondel) /5
1 Hoe sta jij tegenover de Vondel van het gedicht Gesprek op het graf van Oldenbarnevelt? Wat vind je van wat hij wil bereiken en hoe hij dat heeft aangepakt? Leg uit in min. zeven regels. In je antwoord moeten zowel verwijzingen naar de tekst zitten als persoonlijke elementen (bv. iets uit jouw leven, iets uit de actualiteit). Het antwoord is uiteraard persoonlijk. De belangrijkste voorwaarden voor een correct antwoord: - voldoende regels; - het moet zeker gaan over de gevaren van een te sterk idealisme (opkomen tegen de prins om een onrecht aan te klagen waardoor je je leven riskeert); - persoonlijke elementen (verbanden met het eigen leven of de maatschappij vandaag); - correcte uitleg (de informatie i.v.m. Vondel en het gedicht moet juist zijn). Sprookje (Kristien Hemmerechts)
/3
/3
Zie de tekstbespreking op de website bij deel 1.3. Enkele voorbeelden van vragen: 1 Sommige critici vinden dat Kristien Hemmerechts in Sprookje gevoelloos overkomt. a Waarom zeggen ze dit? Leg uit aan de hand van twee voorbeelden uit de tekst. - ‘Ken je die mop van die mensen die een kindje hadden verloren? Ze hebben er nog eentje verloren.’ - Na de dood van Ben zegt ze dat de dood een geruststelling is want nu hoeft ze niet bang meer te zijn dat hij zal sterven. Wanneer Rob sterft, denkt ze ook zo: ‘Bewust of onbewust wachtte ik altijd op die tik. Ik sliep niet, maar sluimerde. Na zijn dood dacht ik: nu kan ik eindelijk slapen. De volgende dag ging ik naar de bioscoop.’ Ze heeft zelfs de moed niet van hem afscheid te nemen. Op de crematie lacht ze wanneer een klasgenote zegt dat ze lijkt op een non. b Wat vind jij hiervan? Leg uit in min. vier regels. Wat volgt is een mogelijke reactie. Eigenlijk kan ze al die ellende niet aan en probeert ze afstand te nemen van haar emoties uit zelfbescherming. Daardoor vervalt ze bv. al eens in sarcasme. Ze geeft echter zichzelf de schuld van alles, gelooft dat ze haar lot verdient en denkt zelfs aan zelfmoord. De uren (Michael Cunningham) Zie de tekstbespreking op de website bij deel 1.3. Allerlei vragen aansluitend bij een tekst
/2
/2
Verklaar de volgende literaire begrippen. 1 Een sleutelroman Je beschrijft een bepaalde situatie, maar met andere namen, vaak ook andere gebeurtenissen. Alleen insiders kunnen alles goed begrijpen. 2 Een dystopie of dystopische roman. Geef ook een duidelijk voorbeeld.
17
/3
In een utopisch verhaal wordt een denkbeeldige ideale maatschappij beschreven, in een antiutopie of dystopie een maatschappij die de auteurs vrezen en verwerpen. Een voorbeeld is Wij van Zamjatin. 3 Intertekstualiteit. Geef ook een duidelijk voorbeeld. Dit heb je wanneer een schrijver in een tekst verwijst naar andere teksten. Voorbeelden: verwijzingen naar Frankenstein in De engelenmaker (zelfde voornaam, Victor; creëren van leven; overmoed en (mogelijke) straf; vadercomplex) en verwijzingen naar sprookjes in Sprookje (wel ironisch en sarcastisch: er was eens een kind dat leefde; tragisch einde).
4 Bijlagen 1 De Kappellekensbaan, of de 1ste illegale roman van Boontje (Louis Paul Boon) (1953) De Kapellekensbaan heeft een ongewone structuur. Er zijn twee vertelniveaus: a De actuele roman (of: schrijversroman) Het hoofdpersonage, boontje, is (tussen 1947 en 1949) volop bezig aan zijn boek over de arme Ondine en het leven rond de Kapellekensbaan. Hij krijgt bezoek van allerlei vrienden en kennissen, en praat met hen o.m. over zijn roman en de toestand van de wereld. b De historische roman (of: de Ondineroman) Het boek dat boontje in de actuele roman aan het schrijven is, behandelt de periode van ongeveer 1890 tot 1950 en gaat over het arbeiderskind Ondine. De Kapellekensbaan is een raamvertelling. De actuele roman is het kaderverhaal dat de historische roman omsluit (het binnenverhaal). Eigenlijk is er nog een derde niveau, dat bestaat uit de teksten van de journalist Johan Janssens, een van de gasten van boontje en een ander alter ego van Louis Paul Boon. In de uittreksels hierna zijn de fragmenten uit de actuele roman gecursiveerd. De andere stukken komen uit de historische roman of hebben er direct mee te maken. (In de originele tekst is het net omgekeerd, maar omdat de meeste stukken hier uit niveau b komen, leek dit voor de leesbaarheid beter.) In het begin van het boek wordt onder meer de Kapellekensbaan in Aalst beschre-ven rond 1890. Ondine is 10 of 11 jaar. Boon gebruikt een wat aparte taal en spel-ling. Op bladzijde 4 vind je wat uitleg.
5
10
15
DE KAPELLEKENSBAAN Het heeft een beetje geregend over de konijnenberg en over het niemandsbos maar nu begint de zon al te schijnen, en alles wordt veel schoner dan het is: en ge leest de 1ste bladzijde van uw romantaplan die in 7 woorden de beschrijving van de omgeving is: de beslijkte kapellekensbaan kronkelde naar het gehucht ter-muren langs de eindeloos lange muur van de dekenfabriek de labor, en langs het kreupelveld van de konijnenberg, dat de laatste verwaarloosde grond was van het kasteel der derenancourts. Het was daar eenzaam. Dwaallichtjes, die de zielen van doodgeboren kinderen zijn, zwermden er in de donkerte over de heesters. Kledden met zijn bokkenpoten overviel er de late fabrieksmeisjes die langs de donkere weg door de modder ploeterden, en een onder hen, de schoonste die men in een mensenleven ooit had weten openblommen, was daar verkracht geweest. Zonde was het, zo schoon te zijn en zo deerlijk verminkt te moeten worden door de hoornen van kledden. En een nachtwaker die meende sporen ontdekt te hebben leidend naar het kasteel, werd uit zijn ambt ontheven want hoogstwaarschijnlijk was hij weer zat geweest. En daarbij, als beklemmendste bewijs, diezelfde week brak de gevreesde pokziekte uit: het volk van ter-muren sloeg zich in de avond een groot en zwijgend kruis.
18
20
25
30
35
40
45
50
55
60
65
70
Samenvatting van het hier weggelaten stuk De kantieke schoolmeester vraagt zich af waarom boontje van een lelijk huis van rijkelui een kasteel maakt waar Derenancourt zou wonen. En waarom schrijft hij over het verleden en niet over vandaag? “En mossieu colson van tminnesterie knikt en geeft de kantieke schoolmeester gelijk: maar het was toch schoon, zegt hij, die beschrijving van de kapellekensbaan.” DE HELDIN TUSSEN 2 FABRIEKEN En iedereen lacht omdat mossieu colson van tminnesterie dat zo overtuigend zegt, en gij ook, en na de beschrijving van de omgeving tracht ge uw heldin voor te stellen: midden het volk van ter-muren, daar langs de kapellekensbaan, leefde de kleine ondine die best mogelijk tot een schone vrouw kon rijpen, maar onbewust daarvan op haar klompjes liep en het bruine haar in 2 stijve vlechtjes op de rug droeg, en zeer zelfzuchtig de wereld van ter-muren als een wereld voor haar alleen beschouwde. Het begin van de lange muur van de dekenfabriek de labor beschouwde zij echter als het begin van een andere wereld ... en de grauwe regenhemel, waar de rokende schouwen van de garenfabriek de filature tegen afstaken, beschouwde zij als de hemel van de filature. Zij had het gevoel of haar wereld geprangd zat, aan de ene kant tussen de eindeloze velden waar een laatste boer over zijn braak gebogen hing, en aan de andere kant tussen de rokende en stinkende stad waar het volk van ter-mu-ren in de fabriek van meneer derenancourt ging werken. Toen zij de eerste keer over god hoorde spreken, die almachtig was, dacht zij dat men meneer derenancourt van tkasteel bedoelde, die in de zomer op de konijnenberg woonde en in de winter in de stad van de rokende schouwen van de filature. Als het volk van de garenfabriek de filature langs de kapellekensbaan naar huis kwam, zag de kleine ondine hen vechten tegen het volk van de dekenfabriek de labor, dat ginder in de eerste vuile huizen achter het niemandsbos woonde: ter-muren was encycliek omdat meneer derenancourt dat was, en de eerste vuile huizen waren libertijn omdat meneer van de labor dat was: overigens hadden zij geen van allen kiesrecht ... iets dat de kleine ondine toen nog niet wist. En mossieu colson van tminnesterie schiet wakker als hij die laatste woorden over het kiesrecht hoort. Misschien, zegt hij, zal de kantieke schoolmeester weeral zeggen wat hij zal zeggen, maar aan het feit dat de mensen van ter-muren tegen elkander vochten en toch nog geen kiesrecht hadden, wil ik toevoegen dat de dag van vandaag in tminnesterie ... En mossieu colson van tminnesterie doet juist het tegenovergestelde van wat gij hebt willen doen: hij trekt de dingen uit de verleden tijd op de vandaagse tijd terug. Ha ziet ge, juist wat ik wou zeggen, juicht johan janssens, dichter en dagbladschrijver: in mijn hoedanigheid van dagbladschrijver zou ik al die poëtische dingen vermijden, 'zij dacht, zij had het gevoel, zij beschouwde ...', en zou ik veel liever een directe roman van dagbladknipsels fabriceren, vanaf 1800-en-zoveel tot op de dag van vandaag. Ik zou berichten geven over het cijnskiesstelsel, over ongelukken in de garenfabriek de filature, over meneer derenancourt op zijn kasteel van de konijnenberg, en een kind verbrand of een boom omvergewaaid aan de eerste vuile huizen achter het niemandsbos: zou me dat een roman worden waarin mijn dagbladschrijverlijk hart kloppen kan ... ik moet me inhouden of ik begin te spreken in mijn hoedanigheid van dichter. EEN HOOPJE MENS Het schijnt dat het, in deze vallende zondagavond, kermis is aan de 1ste vuile huizen achter het niemandsbos. En de motregen die tegen de goesting langs uw venster zabbert, moet dan eveneens tegen de goesting de tentzeilen van de paardenmolen en het schietkraam nat maken. Een avond dus waarin de wereld aan het nadenken is of zij nog moeite zou doen om verder te draaien. Maar de kantieke schoolmeester en zijn schone vrouw lucette zijn toch nog tot aan uw huis geraakt, zeggend dat er weinig volk op straat is: alleen een paar doden moeten ons voorbij gestapt zijn. En ge hangt hun natgezabberde regenfrakken weg en sluit de straatdeur af en zegt: nu dat het toch een verloren avond is, zal ik u maar eens iets voorlezen uit het leven van de kleine ondine, het snotjong dat nu al jaren mijn leven aan het stelen is, en zich niet wil voegen tot een fatsoenlijke romanheldin. En terwijl de schone vrouw lucette samen met uw vrouw begint te fezelen over de tijd en het dure leven en de lippenstift rouge atomic, zet de kantieke schoolmeester zich schrap om niet in slaap te vallen: de kleine ondine was nog te
19
75
80
85
90
95
100
105
110
115
120
125
ontvankelijk om de wereld van ter-muren in haar werkelijke verhouding te zien. Zij was zelfzuchtig en eigende zich alle flitsen en indrukken toe, om die ergens zeer diep in haar op te stapelen zonder er verder over na te denken. Ze haalde de wereld binnen in zich, een vervormde wereld weliswaar, een kleine-ondine-wereld, met haar rug naar de lange muur van de dekenfabriek de labor en naar de 1ste vuile huizen achter het niemandsbos. En zo zag zij de lage huisjes van ter-muren nog lager, en het veld eromheen, met de zwarte gestalte van een naar de aarde gekromde boer, nog eindelozer. Aan de deur waar ondine woonde, met haar moeder zulma en haar vader carolus, hing een plak 'hier bewaerdt men de sleutels van de kapel, onze lievevrouw ter-muren', en de kleine ondine voelde zich daardoor gewichtiger dan de andere meisjes die in de modder of het stof van ter-muren speelden, of aan de barreel van de ijzerenweg hingen en zich om en om draaiden met hun vuile billekens bloot ... maar zij aanzag het als een schromelijk onrecht dat er boven hun deur ook geen plak hing 'hier bewaerdt men de sleutels van de barreel van de ijzerenweg'. En om hierover haar ergernis te tonen – kinderen steken mij toch wat uit! – haalde zij haar kleine broertje naar buiten, die een week vormloos lichaam had met een monsterachtig dik hoofd, en in een bak lag op houten wielen. Hij was 4 jaar en al wat hij kon was dat monsterachtig hoofd enkele centimeters van de rode sargie oplichten, valeer heette hij, maar wat betekende een naam bij zo een hoopje mens? En nu overblufte zij de anderen (door) met de bak langsheen de spoorbaan te rollen en in wilde vaart de barreel over te steken, vlak vóór de gillend-naderende trein. De houten wielen hotsten over de sporen en het hoofd in de bak hotste mee. Iemand schreeuwde, een vrouw stond van de hand gods geslagen, maar de kleine ondine stond zich aan de overzijde ziek te lachen. 1800-EN-ZOVEEL De kleine ondine aanzag alles wat ze bezat als vanzelfsprekend, maar om al wat ze niet bezat, monkte ze. En daar ter-muren ... gekneld tussen de konijnenberg met het kasteel van meneer derenancourt, en het niemandsbos met de 1ste vuile huizen en de rokende schouwen van de 2 fabrieken ... een zeer arm gehucht was, monkte ze haast heel de dag door. Het was de tijd lang vóór de andere oorlog, toen de mensen in honger en gebrek voortwoekerden gelijk de konijnen, en men snoenens hutsepot at en savonds tatjespap. Het was de tijd dat men van kindsbeen af een ongehoorde eerbied werd ingestampt voor meneer de paster van ter-muren en meneer derenancourt van tkasteel. De kleine ondine begon te merken dat de wereld waarin zij leefde toch niet voor haar alleen was, doch dat men er haar eigenlijk in gedoogde, op voorwaarde dat zij, heel beleefd, goedendag meneer de paster zei ... het was haast niet te geloven, zij die toch de sleutel van de kapel bewaarde! Haar vader kroop, haar moeder boog zich slaafs naar de grond als er een heer over de drempel kwam, en van haar eiste men ... ja wat? dat zij de vloer vaagde met haar 2 bruine vlechtjes? O dit wil niet zeggen dat zij in opstand kwam, verre vandaar, maar ze kon onmogelijk geloven dat ze behoorde tot dezen die moesten gehoorzamen. Zij dacht geboren te zijn om met een pruilige monk rond de mond te lopen, gelijk de oude madame van tkasteel ... zij dacht geboren te zijn om te ontvangen en te bevelen. En dat het nu precies anders scheen te zijn, daar moest zij heimelijk om lachen: morgen zou iemand haar komen zeggen dat men zich vergist had. Men zag haar nu dieper buigen dan eender wie, alsof zij trachtte uit te voeren wat zij zich zomaar had voorgesteld: zo diep te nijgen dat haar vlechtjes over de schouders vielen en in het zand van de vloer dweilden. Maar de glimlach ging niet weg van rond haar mond, die glimlach betekende: begrijpt ge mij, ik verlang naar de dag van Morgen ... Zij was best in staat om niet alleen tot een schone, maar ook tot een verstandige vrouw te rijpen. Ze wist aan de overzijde van de barreel de winkel-en-herberg van haar oom, waar buiten een petroolstande en een zak met zout niets te vinden was dan rekken met houten kloefen. Ze vond het vreemdkoddig dat de mensen zo weinig nodig hadden, wat zout om over de aardappelen te strooien, en een beetje petrool in de lamp om hun werkkleden bij te verstellen. Maar het voornaamste was toch de slechte jenever die achter in de keuken werd geschonken. Haar oom was meesterknecht op de garenfabriek de filature, en omdat hij een baard droeg, noemde het volk van ter-muren hem christus, als hij het niet hoorde ... maar toch bleven zij verplicht zich bij hem zat te zuipen en de lof te zingen van meneer derenancourt, of afgedankt
20
130
135
140
145
150
155
160
165
te worden op tfabriek. En eens hoorde de kleine ondine dat men ook haar vader een bijnaam gaf, dat men in zijn gezicht carolus zei, maar dat men hem achter zijn gat vapeur noemde. Zij was toen lastig omdat hij niet alwetend was, zij rammelde toen met de sleutels van de kapel, en tot onze lievevrouw van ter-muren zei ze dat het eindigen moest met de ongehoorde domheid van haar vader. Straks peinst men dat wij maar doodgewone domme armemensen zijn gelijk iedereen, dacht ze. ONDINE EN HAAR ZOTTE MOEDER Als ge u de kleine ondine voorstelt, ziet ge dat haar moeder zotte zulma moest zijn, van wie de mensen te ter-muren zegden: 'uw moeder in de tijd kon alleen maar op de vingers tellen, en al wat daarboven ging, noemde ze zo groot als de locht, en ja-zeg: ze zat in de lering voor haar plechtige communie en vroeg niet eens om haar kleine behoefte te mogen doen, ze deed het waar ze zat'. En omdat christus haar broer was, mocht ze op het kasteel op de konijnenberg meid worden van de oude madame derenancourt, maar eens binnen achter het hek van het park van tkasteel mocht ze niet meer buiten, want de oude meneer derenancourt deed vertellen dat zij ... neen niet simpel ... maar zenuwziek was geworden. Het volk van ter-muren begreep dat vaneigens niet, waar ging het naartoe als men een zottin niet langer meer een zottin mocht noemen, maar een zenuwzieke? En almeteens kwam zij voorgoed terug van achter de hekspijlers van tkasteel, en zat zij hele avonden achter de kachel bij christus, luisterend naar alles met een stil en dom en eigenlijk ietwat bang lachje. Zij lachte met de anderen mee, toen die dwaas van een vapeur te ter-muren arriveerde, maar ze weende toen de libertijnen op een nacht blauwsel tegen de gevel kwamen strijken, en een meesterknecht van de labor riep: dat er nu in het bos op de konijnenberg een kleine senatoor begraven lag. Doch misschien was dat wel uit de lucht gegrepen, misschien had deze meesterknecht van de labor dat maar geroepen uit haat tegen een meesterknecht van de filature. Maar zie, tot zijn grote verwondering werd hij afgedankt, men zegde dat hij geen al te beste meesterknecht was: hij dronk, en schopte dan kinderen van 9 jaar die bij hun werk in slaap vielen. Maar begrijpen kon hij het toch niet goed, hij bedronk zich en stond aan de poort van de labor te lawaaien dat hij het heuveltje in het bos van tkasteel wel zou ontdekken. Men was hem komen wegsleuren en in de bak steken, en daar had hij zijn roes uitgezongen dat alle rijkemensen smeerlappen waren, en dat ze allen, van welke partij ze ook zijn, onder hetzelfde hoedje spelen! Toen de kleine ondine dat de eerste keer hoorde vertellen, begreep ze alleen dat de armemensen dom waren en de rijkemensen verstandig, en ze was daar zeer verheugd om. Dom mens, zei ze, als ze haar moeder aan het venster zag naar buiten zitten kijken, en haar nu en dan in een dwaze lach hoorde schieten. O om een niemendal lachte ze, om een blad dat aan de kapel van een boom dwarrelde, om een trein die aan de barreel gillend voorbij joeg. En als vapeur kwam kijken wat daar wel te zien mocht zijn, en er was dan niets, dan keek zulma op haar beurt verwonderd naar hem, waarom hij daar aan het venster kwam staan. Ja, de kleine ondine voelde voor haar vader een steeds stijgende verachting omdat hij met een zottin was getrouwd. Zottin, zei ze, en ze bood haar moeder een kokendhete tas koffie aan en keek toe hoe zij zich de vingers brandde. En al deed zij het sanderendaags opnieuw, nooit leerde zulma inzien dat iets heet kon zijn. Maar toen zij haar moeder een gloeiende kool uit de kachel aanbood, toen bekeek zulma haar dochter en weende ze, zodat ondine er beschaamd onder werd. (Louis Paul Boon, De Kapellekensbaan of de 1ste illegale roman van Boontje (teksteditie en nawoord van Kris Humbeeck en Bart Vanegeren), De Arbeiderspers, Amsterdam – Antwerpen, 200028) Woordverklaring armemensen: arme mensen barreel: slagboom, overweg een braak: toestel om mee te ploegen het cijnskiesstelsel: kiessysteem dat afhangt van de betaalde belasting dwaallicht: een blauwachtig beweeglijk vlammetje boven moerassen en
kerkhoven, ontstaan door de langzame verbranding van moerasgas encycliek: katholiek ijzerenweg: spoorweg kantiek: katholiek (betekent eigenlijk ‘kerkzang’), orthodox, antiek (ouderwets)???
21
kledden (meestal Kludde): een kwelgeest die 's nachts tevoorschijn komt kloef: klomp libertijn: liberaal locht: lucht monken: mokken, mopperen, pruilen openblommen: openbloeien de paster: de pastoor petrool: petroleum petroolstande: lamp die werkt op petroleum pruilig: pruilerig, geneigd te mokken rijkemensen: rijke mensen romantaplan: wat spottend woord voor het plan voor zijn roman
sargie: deken savonds: ’s avonds senatoor: senator (hier wordt een jongetje bedoeld, het illegale, pasgeboren kind van de kasteelheer) snoenens: ’s middags tatjespap: pap van ‘patatten’ vaneigens: natuurlijk vapeur: een trappenmaker, die ‘vapeur’ wordt genoemd omdat hij knutselt aan een soort perpetuum mobile dat de wereld moet veranderen (= een machine die eeuwig blijft bewegen zodra ze is gestart) vreemdkoddig: vreemd en tegelijk koddig, grappig
2 Hellegat (Paul Koeck) In 1980 schreef de romanschrijver Paul Koeck het scenario voor de film Hellegat van Patrick Le Bon. Het verhaal speelt zich af te midden van de steenbakkerijen van de troosteloze Rupelstreek, een industriegebied in verval. Veel van de oude kleiputten worden er gebruikt om er allerlei soorten afval, al dan niet legaal, te dumpen. Vlak naast het huis van Louis, de hoofdfiguur, bevindt zich zo’n stortplaats. Wanneer hij aan het begin van de film naar de steenbakkerij fietst waar hij werkt, wordt hij bijna van de weg gedwongen door een van de vele gele vuilniswagens. Ook de jonge Sam rijdt hem met zijn motor bijna omver. De laatste werkdag van de 65-jarige Louis is tegelijk de eerste van Sam. In de loop van de film hebben we al behoorlijk wat vernomen over de sociale situatie in de Rupelstreek. In het volgende fragment zijn we getuige van de rake speech die Louis geeft op het feestje dat voor hem is ‘georganiseerd’ omdat hij met pensioen gaat. Henri Lagasse is de baas van de fabriek, Kamiel Van Dyck zijn assistent. Wat volgt zijn de dialogen van deze filmscène. SEKW: 36-2 / BUREAU LAGASSE / DINSDAGMIDDAG
5
10
15
Lagasse staat bij Van Dyck. Lagasse (tegen Van Dyck) Oké. We zullen dat na de receptie regelen. Hij loopt nu tot voor zijn bureau en drukt Louis joviaal de hand. Hij praat in feite voor iedereen. Lagasse De Louis, zie. En hoe voelt ge u? Gaat ge ertegen kunnen? Louis (droogjes) Tegen wat? Lagasse Tegen het nietsdoen, tiens. Het rentenieren. Dolce far niente! Louis Dat doet niet zeer, eh. Lagasse Pas op. Er zijn er nog die dat gezegd hebben en een paar maanden later stonden ze hier terug voor halftime werk. Louis Die waren dan op hun kop gevallen?
22
20
25
30
35
40
45
50
55
60
65
70
Lagasse (glimlachend) Pas op, pas op. Als ge zo dertig jaar gewend bent in dezelfde fabriek te ... Louis (droogjes) Negenenveertig. Lagasse Negenenveertig! Kijk eens aan! Dan was er van mij nog geen sprake toen gij al voor mijn vader werkte. Dat moet gevierd worden! Hij neemt een pak van zijn bureau. Lagasse (wat officiëler) Louis, hier hebben al uw collega's een bijdrage voor geleverd. Gij bent altijd een voorbeeld geweest voor de jongeren en ik hoop dat ik die familiale geest nog lang in onze fabriek zal kunnen handhaven. Louis, profiteer van een zorgeloze toekomst en geniet ten volle van dit geschenk, dat u van harte gegund is. Alstublieft. In naam van ons allemaal. Hij overhandigt het pak. Louis begint het te openen. Dora en Martje helpen hem een handje. Suzy, de secretaresse verschijnt met een dienblad vol gevulde champagneglazen. Ze passeert Sam, die een glas neemt. Ook de anderen tasten toe, onder andere Sus en Fons. Sus (neemt een goede slok) Miljaar! Da's geen afwaswater! Louis haalt een kamerjas uit het pak, een harig ding met veel kleuren. De vrouwen kijken bewonderend toe. Lagasse staat bij zijn bureau met een glas in de hand. Van Dyck slaat naast hem. Lagasse Daar gaat ge van kunnen genieten, eh Louis? Dora (betast de kamerjas) Dat is echt kamelenhaar. Sus (neemt een nieuw glas van het dienblad) Trek hem eens aan, Louis! Louis aarzelt, grimast, dat officiële gedoe en die grapjes liggen hem niet. Fons neemt de kamerjas uit zijn handen en hangt die om de schouders van Louis. Er wordt bewonderend gefloten (Sus) en gemompeld. Martje Ge staat echt goed met die kleuren, Louis. Sus Een echte baron! Gelach. Op de achtergrond kijkt Sam wat afwezig toe. Hij nipt van zijn glas. Lagasse (steekt zijn glas in de hoogte) Op het nieuwe leven van Louis! Louis heeft nog geen glas. Charel biedt het zijne aan. Louis bedankt met een gebaartje. Hij tast in zijn binnenzak. Van Dyck (stil tegen Lagasse) Er zijn enkele loodsen die weer dringend wat timmerwerk nodig hebben. Lagasse (loopt om zijn bureau) Laat dat maar in orde brengen, eh Kamiel. Louis komt een stapje naar voor, hij heeft een geel omslagje in de hand. Louis Meneer Lagasse, ik zou ook nog iets willen zeggen. Lagasse (reeds achter zijn bureau, kijkt verwonderd op) Jaja ... Natuurlijk, Louis. Sus en Fons Speech! Speech! Louis vouwt de omslag open. Het wordt stil. Louis (over zijn schouder) Neem dat eens weg, Charel.
23
75
80
85
90
95
100
105
110
115
120
125
Charel neemt de kamerjas weg. Hij houdt die over de arm. Louis knikt een beetje nerveus naar Lagasse. Louis Meneer Lagasse. Toen ik op deze fabriek begon, was ik 16 jaar. We verdienden toen 88 centiemen per 1000 stenen. Een vriendelijk knikje van Lagasse. Louis Ik stond in de ploeg van een goeie steenmaker, ene van 7000 stenen per dag. Ik heb uitgerekend dat in die tijd één arbeider goed was voor 198 kubieke meter steen per jaar. In één kubieke meter gaan 1350 bakstenen. Lagasse blijft vriendelijk kijken. Van Dyck gluurt naar zijn horloge. Louis Per jaar zorgde iedere arbeider dus voor 198 x 1350, dat zijn 267.300 bakstenen. Dat is juist. Ik heb de negenproef gemaakt. Louis kijkt even op. Sam is op de achtergrond nu één en al aandacht. Hij observeert de anderen. Louis Zo heb ik hier 31 jaar gewerkt. Altijd bij dezelfde steenmaker. De Lit, die zult u niet meer gekend hebben. Op die 31 jaar heb ik dus gekarweid voor 31 x 267.300 stenen. Dat zijn er 8 miljoen 286.900. Dat moet u nu eventjes onthouden. De glimlach van Lagasse wordt ietwat kunstmatiger. Charel kijkt bewonderend naar Louis. Louis Toen kocht uw vader, meneer Henri, een paar machines. Het waren er nog primitieve, maar kom, elke arbeider produceerde dan toch 357.750 stenen per jaar. Dat heeft zowat tien jaar geduurd en dat is dus gemakkelijk uit te rekenen: ge moet er maar gewoon een nulletje achter zetten. 3 miljoen 577.500 stenen. En toen hebt u het hier overgenomen, meneer Lagasse. Lagasse begint iets ernstiger te kijken. Louis wordt iets bitterder. Louis U bracht een prikklok mee. U plaatste de machines die er nu nog staan en per arbeider worden er nu 502 kubieke meter steen gemaakt. Al 8 jaar. Per arbeider zijn dat zomaar eventjes 5 miljoen 421.600 bakstenen. Ik heb dat allemaal samengeteld en dan kom ik op die 49 jaar dat ik hier werk, aan 17 miljoen 285.400 bakstenen. A peu près natuurlijk. Lagasse verandert van steunbeen, hij tracht zo subtiel mogelijk te laten merken dat het hem begint te vervelen. De collega's van Louis kijken nog neutraal, maar ze voelen toch dat er een spanning begint te heersen. Sam is één en al aandacht. Louis Wel, daar heb ik mijn huisje van gekocht. Daar steken ongeveer 45.000 bakstenen in. En samen met Lisette, mijn vrouw, en met mijn dochter, die nu in de stad woont, heb ik gemiddeld voor zo'n 2000 stenen per maand verbruikt. Dat is alles bij mekaar, met mijn huis erbij, 1 miljoen 221.000. Nu moet u die twee getallen eens naast mekaar zetten: ik heb 17 miljoen 285.400 bakstenen opgebracht en daar heb ik er 1 miljoen 221.000 van opgedaan. Dat is een verschil van 16 miljoen 64.400. Nu vraag ik: waar zijn die 16 miljoen bakstenen naartoe? Gegeneerde glimlachjes bij de collega's. Sam kijkt nieuwsgierig naar de reactie van Lagasse. Ook Van Dyck kijkt aarzelend naar een onbewogen Lagasse. Louis Een paar stenen zijn natuurlijk gemakkelijk terug te vinden. Die flessen champagne bijvoorbeeld. Neem dat die 200 stenen waard zijn. Die trek ik eraf. Maar dat verandert
24
130
135
140
145
150
155
zogoed als niks. Ik wou die stenen gaan zoeken, maar ik ben niet zover geraakt omdat ik dacht dat ik deze rekening pas morgen zou moeten presenteren. Ik denk dat er een hoop van mijn bakstenen in deze fabriek steken. Maar ja, op een baksteen staat geen naam en die ben ik dus kwijt ... Van Dyck (nogal paniekerig) Maar enfin, Louis. Ge kunt toch niet ... Lagasse legt zijn hand op de arm van Van Dyck en gebaart dat Louis verder mag praten. Louis vouwt het briefje op, steekt het weg. Hij raakt nu steeds meer geëmotioneerd. Louis Meneer Lagasse. Uw villa staat in een bos van twee hectaren, midden in de residentiebuurt van Aartselaar. Niet dat ik u dat niet gun. Uw vader heeft daar hard voor gewerkt. Maar mijn 45.000 baksteentjes staan te wankelen op de rand van één van uw putten. De put die u laat volstorten met het vuil van de stad. Door dat vuil zitten mijn bakstenen vol ratten en die ratten hebben al drie van mijn beste duiven kapotgebeten. Ik weet niet hoeveel bakstenen die waard zijn ... En als de wind verkeerd zit, meneer Lagasse, dan pakt de stank zodanig op de adem van mijn vrouw, dat ze sterke medicamenten moet nemen. Hoeveel stenen ik daar moet voor aanrekenen ... Dat weet ik ook niet ... Hij kan zijn emotie nog maar nauwelijks de baas. Louis Enfin ... Dat is eigenlijk alles wat ik wou zeggen ... Er heerst een absolute stilte. Louis (stil) Goeienavond ... Hij loopt naar de deur, voorbij Sam. De collega's staren hem na. Charel heeft nog altijd de kamerjas over de arm. Louis sluit de deur achter zich. Sam staart nadenkend naar de gesloten deur. Lagasse (geforceerd opgewekt) Dat was dan alles. Het feestje is afgelopen. De collega 's verlaten zwijgend het bureau. Sam vertrekt als laatste. (Uit het Nieuw Vlaams Tijdschrift, 1980)
3 'Zonder titel’ (Meriem Gazzah)
5
10
15
Het is halftien 's avonds. Mijn opa rookt nog een sigaret. Uit de moskee klinkt Allahu akbar, God is groot, maar de familie ligt al in bed. Zo warm als deze avond is het nog niet geweest. De straat is leeg, maar leeft altijd. De thee is inmiddels koud, maar het vuur is nog aan. En zo blijft alles zoals het altijd is geweest. De tv staat hard. Het volkslied klinkt. Ben Ali zingt mee, zijn borst ferm vooruit. Mijn oma hoort niets, al jaren niet meer. Ze slaapt. Voor mij is haar gesnurk een rustgevend geluid geworden. Sidi Khouiya is naar het café. Kaarten, kletsen. Roken en roddelen. Rai op de radio. Thee en nog veel meer thee. Ondanks de bedwelming van de thee zit het de jeugd tegenwoordig niet mee. Ik denk terug aan vroeger: is het nog maar één maand geleden? Kennen mijn vrienden in Nederland mijn leed? Ik was op de goede weg: een eerstejaarsstudente. Het mocht niet zo zijn, nu ben ik hier (opnieuw) gewend geraakt. Gewend aan het land, aan de gedachte dat ik aan iemand ben toegewezen. Al die jaren in Nederland heb ik dat nooit geweten. Ik stelde me mijn land als baraka, zegening, voor. Nu weet ik dat niet alles in Tunesië rozengeur en maneschijn is. Amsterdam was chaos. Door al de Marokkanen zag je het bos niet meer. Ik had altijd een
25
20
25
30
35
40
45
50
55
beetje op hen neergekeken. Uit jaloezie of machteloosheid misschien. Een zootje ongeregeld vond ik hen. Zonder opleiding, zonder werk. Maar op de dag van mijn vertrek benijdde ik hen allemaal, zij bleven immers, illegaal of niet, in dit lieve kikkerlandje. Wat heeft het leven in Nederland mij gebracht? De overgave aan mijn studie. Geen tienergedrag, geen drank, geen drugs. En nu ben ik terug. Matebkish, guli hada mektoubi, niet huilen, zeg maar dat het voorbestemd is. De hele dag luister ik naar de stemmen in mijn hoofd, van de chebs en de chebbas, de jongens en de meisjes. Ze hebben altijd gelijk. Monastir was druk, maar de Tunesiërs waren drukker. Het is dat ik zelf Arabische ben, anders zou ik denken: wat een druktemakers zijn het toch. Maar Nederlanders zijn ook niet perfect. Breng ons naar huis. 'Huis?' Waar staat je huis als er twee soorten bloed door je aderen stromen? Als er twee talen in één hoofd spreken? Als het land waar je woont, nooit het beloofde paradijs was? Ik sta alleen op het vliegveld te wachten tot mijn vader terugkomt met de bagage. Hé, een licht flitst in mijn oog. Ik kijk vanachter mijn zonnebril. Een jonge knaap loopt voorbij met zijn kleine broertje aan zijn hand. Wat wil-ie nou? Ik kijk nog een keer. Pas dan zie ik een spiegeltje in de hand van de kleine. Hij draait en mikt en laat de zonnestralen vallen waar hij maar wil. Er is in dit land ook zoveel zon dat het bijna zonde is er niet van te profiteren of er ten minste mee te spelen. Grote broer lacht naar me en zwaait zijn hand dreigend naar zijn broertje. Niet doen hoor: geen meisjes pesten die eventjes alleen zijn gelaten door hun vader die op zoek is naar een bagagekarretje zonder kruier of gids die altijd weer om fooien vragen. Zeker aan 'buitenlandse' Tunesiërs. Ik schrik op uit mijn gedachten. Een zwerfkat streelt haar kopje geruisloos langs mijn blote benen. Ik gil, maar tot mijn verbazing reageert niemand. Behalve de kat die geschrokken wegloopt. Opa kijkt onverstoorbaar naar de tv. Hij heeft één goed oog dat gefascineerd is door de bewegende beelden. Vroeger heeft hij nooit de tijd gehad om stil te staan bij het leven. Daarom geeft de tv hem nu misschien het gevoel dat hij kan zien wat er in de wereld gebeurt zonder er zelf een rol in te spelen. Oma’s gesnurk trilt door de lucht. En zo blijft alles zoals het altijd geweest is. Ik besluit dat het voor vandaag genoeg is en maak aanstalten om naar bed te gaan. Ik voel de druk van de warmte nog steeds. Hebben de Arabieren kleine oogjes om overdag urenlang zonder zonnebril in de zon te kunnen lopen? En dient die weelderige haardos om hun hersenpan tegen de zon te beschermen? Overal proef je de zon. Tunesië en zon zijn onlosmakelijk verbonden. Zoals Nederland en geen zon.
60
65
Ik loop nog even over de veranda naar de voorkant van het huis. Ik speur de straat af: alles wat ik zie zijn een paar straatkatten die het vuilnis onderzoeken. Gek, hier jaag ik de katten weg, terwijl ik in Nederland uren kon spelen met de dikke kat van de buren. Die buren beschouwden het dier als hun derde zoon en ze zouden hier in huilen uitbarsten bij de aanblik van vier kansloze straatkatten. Aan de overkant brandt nog licht. Die lui gaan echt nooit naar bed. Misschien werken ze de hele nacht. Dat is ook nodig want na vijf jaar is het huis nog niet afgebouwd, laat staan dat de muren zijn geverfd. Geduld is een schone zaak, zeggen de Arabieren: Sabr sabri. Maar geduld betaalt de rekeningen niet.
70 Ik doe mijn ogen even dicht. Ik droom over het leven dat ik niet zal hebben, over al de pijn die nog gaat komen. Ik voel me machteloos, levend in ghorba, in ballingschap. Tussen mij en
26 mijn moederland is haat en liefde. Tussen mij en mijn vaderland schijnt altijd de zon. 75
80
85
90
95
Kijk, zo moeilijk is het allemaal niet. Vaders en grootvaders zijn nog steeds de bevelhebbers van de familie. En wie ben ik om dat te veranderen? Hoe herkennen we de moordenaars en hoe beschermen we de onschuldigen? Ze spreken immers dezelfde taal, komen uit hetzelfde dorp en hebben beiden een gezin. En ze vinden dat niemand gelijk heeft en wijzen elkaar na. De mensen die het geluk wegstoppen achter in de kast. Waar de whisky staat die ze niet drinken. Waar de suiker staat die ze zogenaamd niet gebruiken. Wie ben ik om hen te verraden? Ik heb het zo niet gewild, maar ze laten me geen keus. Inshallah, als God het wil, zo gebeurt het en zo zal het gebeuren en ik volg de weg die me naar Noord-Afrika leidde. 'Heya ukhti, hé zus', roept een stem vanuit de duisternis. Langzaam verschijnen twee zwalkende benen onder het licht van de lantaarnpaal. Mijn broertje komt aan-gezwabberd. 'Wat doe je nog zo laat buiten? Meisjes horen binnen op dit uur.' Hij is kennelijk nog helder genoeg om te weten dat het inmiddels behoorlijk laat is. Door al mijn gepieker was ik de tijd vergeten. Ik mompel wat over straatkatten en maak het hek voor hem open. Ik waarschuw hem zachtjes te doen, want pa en ma slapen al. Als ik in bed lig, hakt een mannetje met een bijl op de maat van de drum. Steeds opnieuw word ik van het leven beroofd. De klaagzangen in mijn hoofd herhalen zich: 'Je leerde me eerlijk te zijn en rechtvaardig. Maar je kent geen vergiffenis en berouw. De spijt is in mij, de fout ligt bij jou. Gerechtigheid bestaat niet echt. Jij die me een naam gaf, gaf me geen vrijheid. In naam van wie schreeuw je het uit? In naam van wie nam je je besluit? Alles wat ik wil, is slechts een beetje vrijheid, jij betaalde alles voor me, maar je rekende niet af met je verleden. En wie betaalt nu de rekening?' Opeens wordt de maat onderbroken door het geluid van een omvallende emmer. Ik zie licht onder de spleet van de badkamerdeur. Een zwevende geest kun je nu eenmaal geen beperkingen opleggen. Voordat ik er erg in heb, heeft het ritme van de klaagzang weer bezit genomen van mijn gedachten … Ik had nooit gedacht dat mijn land me kwaad zou maken.
100
105
110
115
120
125
Zo ging het door, nachten, dagen, weken, maanden. Tot het zover was. Al die tijd wilde mijn vader niks zeggen. Ook de rest van de familie wist niet wie de bruidegom van de jonge bruid zou worden. De buurjongen? Ik hoopte van niet. Als ik dan trouwde, moest ik het goed doen en niet met mijn achterneef. Wat een kwelling om te weten dát je trouwt, maar niet met wie. Toen de dag daar was, was de spanning te snijden. Ik stapte de kamer binnen waar mijn toekomstige man wachtte. Het was ongelooflijk. Was dit toeval of voorbestemd? In de kamer zat de jongen die ik op het vliegveld had gezien! Normaal gesproken heb ik mijn woordje klaar, maar nu was ik met stomheid geslagen. Een flits in mijn oog. Ik kijk op en zie dat de lentezon met een voorzichtig straaltje naar binnen schijnt en via de spiegel reflecteert in mijn oog. Alweer een spiegel, alweer die zon. Er is maar één zon. Eentje die zich met mij verbindt. Met het land en mijn lot. Ik zie een klein jongetje dat stilletjes in de hoek staat. Het kleine broertje. Nog steeds met het spiegeltje in zijn hand. Zou hij mijn lot bepaald hebben toen hij mij op het vliegveld als mikpunt koos voor zijn lichtspelletje? Of was het een speling, een grapje van iemand daarboven, die voor mij alvast een tipje van mijn sluier oplichtte? Net zo'n grapje als die levensgrote zandbak die de achtertuinen van de drie buurlanden verbindt. Of het grapje om barbaren in een land los te laten lopen die de bevolking als makke lammeren afslachten. Nee, dat zijn geen grapjes. Dat zijn keiharde feiten. Daar moeten de Arabieren mee zien te leven. Daar moet de hele wereld mee zien te leven. Ik dus ook. Ik durf nog niet goed naar de jongen toe te gaan. Ik beweeg me in de richting van het kleine broertje. Ik buig mijn hoofd naar zijn gezicht en vraag hem: 'Hoe heet je?' 'Nouredinne.' Licht van het geloof. Toen werd alles me duidelijk. (Meriem Gazzah, Uit het hart: schrijvers in twee culturen, De Geus, Amsterdam, 1998.)