Lees ook van Hans Kuyper Gered door de honden Spooktocht in het donker Jacht op de tekenaar Schaatsen in de mist Actie voor twee zeehondjes Het geheim van het 100e doelpunt Het geheim van de ponydief 10+ De fluisterkelders Walviseiland Woud van de wind Operatie Noorderlicht met maren stoffels Je bent van mij! 12+ Ik had je zo lief
Hans Kuyper
F-Side Story Tekeningen Annet Schaap
leopold / amsterdam
Voor Anne-Marie, met heel veel dank!
Eerste druk 2013 © 2013 tekst: Hans Kuyper © 2013 omslag en illustraties: Annet Schaap / www.annetschaap.com Omslagontwerp: Annemieke Groenhuijzen / www.aggv.nl Uitgeverij Leopold, Amsterdam / www.leopold.nl isbn 978 90 258 6273 2 / nur 283
Uitgeverij Leopold drukt haar boeken op papier met het fsc®keurmerk. Zo helpen we waardevolle oerbossen te behouden.
Inhoud
De eerste woorden 5 De bende 10 Er gaat iets gebeuren 16 Dansen in de gymzaal 22 Maria 27 Niet zomaar een avond 33 Amerika 39 Hou je hoofd erbij 45 Hand in hand 50 Het gevecht 55 Betoverd 60 Er moet een plek zijn 66 Hé, wijkagent 72 Zo’n jongen toch 77 Finale 82 Hans Kuyper over dit boek 87
De eerste woorden
Naomi was geen bang meisje. Nou ja, meestal niet. Extreem grote spinnen ging ze liever uit de weg, en al te opdringerige honden hield ze ook graag op veilige afstand. Maar voor de rest kon ze de wereld wel aan. Zelfs toen haar moeder meldde dat ze een nieuwe baan had gevonden, en dat ze daarvoor naar Amsterdam moesten verhuizen, had Naomi alleen maar even geslikt. 020. Het was niet anders... En ze begreep het ook wel, na alles wat er gebeurd was. Maar nu ze dan voor haar nieuwe klas stond, met papa’s Feyenoord-sjaal om, voelde ze zich toch behoorlijk onzeker. En die meester hielp ook niet echt. Hij leek nog het meest op een paasei, met dat ronde hoofd boven die te wijde wollen trui en de zweetdruppeltjes op zijn slapen. Een zachtgekookt paasei... ‘Nou, Naomi,’ zei hij. ‘Stel jezelf maar voor.’ Naomi haalde diep adem. Ze liet haar blik even dwalen over de klas zoals die daar zat.
5
De tafels stonden twee aan twee in strakke rijen. Niet in een gezellige chaos door elkaar, zoals op haar school in Rotterdam. Het zag er allemaal een stuk strenger uit hier. Maar misschien was dat wel nodig. De meisjes verschilden uiterlijk niet veel van de vriendinnen die ze had moeten achterlaten. Maar de jongens waren anders. Gel, veel gel. Een paar stekelkoppies ook. Neptattoos hier en daar. Veel rood-wit en zwart, hier en daar nog wat babyblauw van het vorige uit-shirt. Heel, heel erg 020. Goed, daar moest ze dus tegenin. ‘Ik ben Naomi en ik kom uit 010, wen er maar aan want ik laat het ook zien,’ rapte ze zomaar. Geen idee waar dat opeens vandaan kwam. Maar het voelde goed. Naomi rechtte haar rug en keek de klas rond. Het bleef stil. Alleen een meisje op een van de achterste banken giechelde zacht. De jongens met het gelhaar schuifelden wat met hun voeten. ‘Zo zeg,’ zei de meester. ‘Dat weten we dan! Oké! Stoer!’ Dat hielp ook niet echt. Maar goed, hoeveel hulp kun je verwachten van een paasei als het al bijna mei is? ‘Je ziet wel dat de meeste kinderen in deze klas meer voor Ajax zijn,’ meldde de meester totaal overbodig. ‘Maar dat is verder geen probleem, toch, jongens? Leven en laten leven, wij zijn één klas.’ Een paar van de gelhoofden vertrokken hun mond tot een nepgrijns. Eentje deed zelfs alsof hij moest overgeven. ‘Maar zondag niet,’ mompelde een jongen. ‘Zondag maken we ze helemaal af.’ Het paasei fronste zijn wenkbrauwen. ‘Jari, gedraag je! Weet je wat, Naomi, ga zolang maar even aan de tafel van Yo zitten. Die is ziek vandaag. In het speelkwartier scharrelen we wel ergens een eigen tafel voor je op.’ Paasei, scharrelei... Nou, leuk. Nog niet eens een eigen tafel.
6
Dat hadden ze toch van tevoren kunnen regelen, zou je denken. Maar gelukkig stond die tafel van zieke Yo wel achter in de klas en alleen, zonder directe buurman. Een rustig plekje om te wennen. Naomi liep zo nonchalant mogelijk tussen de rijen door naar achteren. Ze zette haar tas op de vloer en wilde net gaan zitten, toen achter haar een hese stem siste: ‘010, 010, laat je tieten maar eens zien...’ Naomi draaide zich bliksemsnel om. Een paar jongens zaten breed te grijnzen. Ze kon niet zien wie van hen gesproken had. Naomi haalde diep adem. Het meisje dat eerder had zitten giechelen boog zich over het gangpad naar haar toe. ‘Laat ze maar, hoor,’ fluisterde ze. ‘Het zijn vuilbekken, allemaal...’ Ja, dat was duidelijk. Naomi ging zitten en schoof snel de la open. Ajax-schriften, Ajax-pen... Ze had niet anders verwacht, natuurlijk. ‘Alles in orde, Naomi?’ vroeg de meester. ‘We beginnen hier elke dag met stil lezen. Pak Yo’s boek maar even.’ Achter in de la vond Naomi een stukgelezen boekje. Ze legde het voor zich op tafel en las de titel. En las de titel nog een keer. En nog eens. ‘Meester...’ zei ze zachtjes, ‘dit kan echt niet hoor...’ Ze hield het boekje omhoog. De klas barstte uit in bulderend gelach. ‘Wat is het?’ vroeg de meester. ‘Ik kan het niet lezen.’ ‘Ik ook niet,’ mompelde Naomi.
7
‘Ze heeft Ajax wint altijd altijd, meester!’ riep een jongen. De meester grijnsde. Als een paasei met een grote barst erin. ‘Nou ja,’ zei hij, ‘helemaal niet slecht. Een leuk boek. En goed voor je inburgering. Kun je je vast voorbereiden op de wedstrijd van zondag. Stil allemaal!’ Het werd rustig in de klas. Naomi zuchtte nog maar eens en sloeg het boek open. Verder dan een halve bladzij kwam ze niet. Ze was dol op lezen, en dit boek was goed geschreven, maar het voelde als verraad. Verraad aan haar vader. Naomi strekte zich en keek uit het kleine, hoge raam naast haar tafel. Buiten, aan de overkant van de smalle straat, stonden bomen. Het leek een park, maar dat was het niet. Naomi had op weg naar school al gezien dat het een begraafplaats was. Een bruggetje over de sloot leidde ernaartoe. Op dat bruggetje stond een oude dame een beetje besluiteloos om zich heen te kijken. Af en toe deed ze een paar passen naar voren of naar achteren, maar ze bleef op de brug. Het leek wel of ze verdwaald was. Naomi boog zich naar het meisje aan de andere kant van het gangpad. ‘Die vrouw doet raar,’ fluisterde ze. Het meisje volgde haar blik. ‘Dat is Maria,’ zei ze, terwijl ze haar vinger opstak. ‘Wacht maar.’ ‘Zeg het eens, Marissa,’ zei de meester. ‘Meester, Maria staat op de brug. Misschien moet iemand haar thuisbrengen.’ ‘Maria?’ vroeg de meester. ‘O, Maria. Ja. Ja, doe dat maar even als je wilt.’
8
Marissa keek even opzij. ‘Mag Naomi mee?’ vroeg ze. Dat was aardig! Naomi hoopte heel erg dat het paasei het goed zou vinden. Maar nee, hij schudde zijn hoofd. ‘Volgende keer,’ zei de meester. ‘Naomi moet eerst maar eens aan de school wennen.’ Marissa stond op en liep de klas uit. Even later zag Naomi haar de straat oversteken. De oude vrouw op de brug leek haar niet te herkennen, maar ze liep wel mee toen Marissa haar een arm gaf. Samen gingen ze rechtsaf. Naomi bleef kijken totdat ze hen niet meer kon zien. Vreemde dingen gebeurden hier. Maar misschien was dat wel normaal, in Amsterdam. ‘Boeken weg,’ zei de meester. ‘We gaan aan het rekenen. Kunnen we meteen zien hoe ver ze daar in Rotterdam mee zijn. Maar dat zal wel goed zitten. Het is een handelsstad natuurlijk. Net als Amsterdam.’ Ja, net als Amsterdam. Maar dan anders.
9
De bende
Zo gauw de school uitging, kwam Marissa naast Naomi lopen. ‘Waar woon je?’ vroeg ze. ‘Aan de andere kant van de grote weg, in die flats.’ Marissa giechelde. ‘Daar stond vroeger het stadion van Ajax,’ zei ze. ‘Wist je dat?’ Ja, dat wist Naomi. Een man in trainingspak, die naar de verhuizing was komen kijken, had het allemaal verteld, gistermiddag. De straten in de wijk waren naar voetbalstadions genoemd en de bruggetjes naar beroemde voetballers. Amsterdamse voetballers, natuurlijk. Tussen de hoge flats was een pleintje met een betonnen voetbal in het midden. Die gaf de plaats aan waar lang geleden de middenstip had gelegen.
10
‘Nou ja, zo ongeveer dan,’ had de man gezegd, met een lach, ‘ze hebben er een paar meter naast gezeten.’ Evengoed geen leuk idee. Naomi had zich voorgenomen altijd met een grote boog om die grijze bol heen te lopen. Net zoals die man met haar had gedaan trouwens: zo gauw ze haar Feyenoord-sjaal uit de cabine had gepakt, was hij verdwenen. Zonder nog een woord te zeggen. ‘Zal ik je thuisbrengen?’ vroeg Marissa. ‘Best,’ zei Naomi, net iets minder aardig dan ze het bedoelde. Ze staken de grote weg over. Halverwege moesten ze wachten tot de tram voorbij was. ‘Lijn negen,’ zei Marissa. ‘Kan je mee naar Artis.’ ‘Vind jij de meester ook een paasei?’ vroeg Naomi. ‘Een paasei?’ ‘Ja, met dat kale hoofd en die wollen trui... Net een paasei in een eierwarmer.’ Marissa giechelde weer. Dat deed ze blijkbaar graag. ‘Nooit zo over gedacht,’ zei ze. ‘Maar nu je het zegt...’ Ze liepen naar de onderdoorgang die naar Naomi’s wijk leidde. Kinderen hadden er een grote muurschildering gemaakt en aan de andere kant was het kantoortje van de bewonersvereniging. jofelbuurtje.nl stond op een poster. Naomi zuchtte nog maar eens. Jofel buurtje. Met zicht op de oude middenstip van Ajax. Met een buurman in trainingspak die zelf nog bij Ajax had gespeeld. Hij was eraf geschopt toen hij vijftien was, dat had hij eerlijk verteld. Maar toch. Jofel buurtje. Met groepjes jongens in rood en wit die een hard soort Nederlands spraken, niet het zangerige taaltje dat Naomi zo goed kende van Rotterdam. Het taaltje van haar vader. Het taaltje waar ze zo vreselijk veel van hield. ‘O, daar heb je Jari met de bende,’ zei Marissa opeens. ‘Kom, we gaan de andere kant op.’ ‘Ik moet rechtdoor,’ zei Naomi.
11
‘Beter van niet...’ Iets verder op het voetpad, op het midden van de houten brug, stonden een paar jongens uit Naomi’s nieuwe klas. Ze hadden zich schouder aan schouder opgesteld, zodat niemand erlangs kon. Marissa trok Naomi aan haar arm mee naar links. Anfield Road heette de straat. Welke club speelde op Anfield Road? Liverpool? ‘Laffe kakkerlak!’ Naomi rukte zich los en draaide zich om. De jongens grijnsden weer, net als vanochtend in de klas. ‘Wie zei dat?’ riep Naomi. ‘Kom nou mee,’ fluisterde Marissa. ‘Je moet écht geen ruzie met ze maken.’ ‘Ik maak geen ruzie, zíj maken ruzie.’ De jongens waren in beweging gekomen. Langzaam, met hun handen in hun zakken, liepen ze de brug af. Marissa begon nu echt zenuwachtig te worden. ‘Kom nou,’ smeekte ze. Maar Naomi was geen bang meisje. Ze had zich stoer voorgesteld, vanochtend in de klas, dus kon ze niet meteen weglopen. Wat kon haar gebeuren, op klaarlichte dag midden in de wijk? ‘Ik woon hier nu,’ zei ze. ‘Wen er maar aan. Want voorlopig zijn we hier niet weg.’ ‘Wie, we?’ vroeg Jari. ‘Jij en je kakkerlakkenbroertje? Of je kakkerlakkenzusje? Of je kakkerlakkenpapa?’ Dat was té erg. Naomi rende naar Jari toe en greep hem bij zijn jas, met zo veel kracht dat hij op zijn tenen moest staan. ‘Begin niet over mijn vader!’ snauwde ze. Jari leek geschrokken, maar hij herstelde zich snel. Met één maai van zijn armen sloeg hij Naomi van zich af en trok hij de Feyenoord-sjaal van haar hals. Hij draaide hem als een gymnastieklint boven zijn hoofd. ‘Geef terug!’ riep Naomi.
12