Status: Dit kwalificatiedossier is opgesteld op basis van de formats en handleidingen, zoals deze bekend waren op 1 juni 2004. Dit kwalificatiedossier is ontwikkeld onder de verantwoordelijkheid van de paritaire commissies beroepsonderwijs bedrijfsleven van de kenniscentra Kenteq en VAPRO. De besturen van de kenniscentra Kenteq en VAPRO hebben op 1 mei 2005 de goedkeuring van het ministerie van OCW ontvangen. De delen 1 en 2 (blz. 1 tot 45 )geven de kern en de nadere uitwerking van het kwalificatieprofiel weer evenals het bijbehorende verantwoordingsdocument, waarin de keuzes van de paritaire commissie beroepsonderwijs en bedrijfsleven zijn toegelicht en verantwoord. In deel 3 (blz. 46 t/m 53 ) zijn de onderliggende brondocumenten opgenomen.
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
Inhoudsopgave DEEL 1
DE DOOR HET MINISTERIE VAN OCW/LNV VAST TE STELLEN KERN VAN HET KWALIFICATIEPROFIEL .............................................................................................................. 2
1
ALGEMENE INFORMATIE ............................................................................................................ 2
2
SPECIFIEKE INFORMATIE ........................................................................................................... 3
3
KERNTAKEN ..................................................................................................................................... 6
4
KERNOPGAVEN ............................................................................................................................... 7
5
COMPETENTIEMATRIX ................................................................................................................ 8
DEEL 2
DE DOOR HET BESTUUR VAN HET KENNISCENTRUM OP ADVIES VAN DE PARITAIRE COMMISSIE BEROEPSONDERWIJS BEDRIJFSLEVEN VAST TE STELLEN NADERE UITWERKING.................................................................................................................. 9
6
VERRIJKTE KERNTAKEN VAN HET TOTALE KWALIFICATIEPROFIEL ....................... 9
7
EVENTUELE KERNOPGAVEN BEHOREND BIJ EEN UITSTROOMDIFFERENTIATIE 16
8
BEROEPSCOMPETENTIES MET BEHEERSINGSCRITERIA............................................... 17
9
OPBOUW KWALIFICATIEPROFIEL ......................................................................................... 25
9.1 9.2
Kern....................................................................................................................................... 25 Uitstroomdifferentiaties ........................................................................................................ 25
10
CERTIFICEERBARE EENHEDEN............................................................................................... 27
11
COMPETENTIEMATRIX .............................................................................................................. 28
11.1 model 128 12
VERANTWOORDINGSDOCUMENT........................................................................................... 29
12.1 De onderliggende beroepscompetentieprofielen................................................................... 29 12.2 Naam en structuur van het kwalificatieprofiel ...................................................................... 30 12.2.1 De kern van het kwalificatieprofiel.......................................................................... 30 12.2.2 De beschrijving van eventuele uitstroomdifferentiaties........................................... 31 12.2.3 De aanwijzing van eventuele certificeerbare eenheden ........................................... 32 12.3 Van beroepscompetentieprofiel(en) naar kwalificatieprofiel................................................ 32 Vakvolwassen naar beginnend beroepsbeoefenaar ............................................................... 35 12.4 Leer- en burgerschapscompetenties ...................................................................................... 36 12.4.1. Verantwoording van de gemaakte keuzes................................................................. 36 12.4.2. Talen ......................................................................................................................... 36 12.5 Borging van de kwaliteit van examinering ........................................................................... 38 12.6 Doorstroomrechten................................................................................................................ 38 12.7 Het proces van totstandkoming van het Kwalificatiedossier ................................................ 39 12.8 Tabellen Schering en inslag: beroepscompetenties en Leer en Burgerschapscompetenties . 40 DEEL 3: BRONDOCUMENTEN...................................................................................................................... 49
Er bestaat in het Nederlands een dilemma als het gaat over het gebruik van woorden die als mannelijk en vrouwelijk geïnterpreteerd kunnen worden. We zouden consequent kunnen werken met 'hij/zij' en 'zijn/haar', maar dat geeft een gedwongenheid die wij stilistisch niet verantwoord vinden. De personen die in dit stuk de handelingen verrichten of beschreven worden, kunnen in onze optiek net zo goed mannen zijn als vrouwen. Kwalificatiedossier (10-5-2005)
1
DEEL 1 DE DOOR HET MINISTERIE VAN OCW/LNV VAST TE STELLEN KERN VAN HET KWALIFICATIEPROFIEL
Kwalificatieprofiel Assistent operator 1
ALGEMENE
datum: 10 mei 2005
versie: 4.2
INFORMATIE
Onder regie van kenniscentrum Kenteq en VAPRO
Ontwikkeld door
Ontwikkelaars van Kenniscentrum Kenteq en VAPRO in samenwerking met deskundigen uit bedrijfsleven en beroepsonderwijs
Bron- en referentiedocumenten Onderliggende beroepscompetentieprofielen: Assistent productietechnisch vakkracht (Kenteq) 11 november 2003 Basisoperator (VAPRO) 17 september 2004 Het door de Stuurgroep kwalificatiestructuur vastgestelde brondocument leren en burgerschap (mei 2004). De set ‘Algemene Beroepscompetenties’. (augustus 2004) Referentiedocument ‘Talen in de kwalificatieprofielen’: Moderne Vreemde Talen en Nederlands. (oktober 2004)
Verantwoording door/op
Paritaire commissie beroepsonderwijs bedrijfsleven van Kenniscentrum: Kenteq d.d. 26 april 2005 VAPRO d.d. 21 april 2005 Bestuur van Kenniscentrum: Kenteq d.d. 13 mei 2005 VAPRO d.d. 21 april 2005
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
2
2
SPECIFIEKE INFORMATIE
Korte typering van het kwalificatieprofiel
De assistent operator werkt in bedrijven die behoren tot de: - voedings- en genotmiddelenindustrie; - vleesindustrie; - textiel- en lederindustrie; - papierindustrie; - uitgeverijen en drukkerijen (grafische industrie); - aardolie industrie; - chemische industrie; - rubber- en kunststofindustrie; - basis metaalindustrie; - metaalproductenindustrie; - machine industrie; - elektrotechnische industrie; - transportmiddelen industrie; - hout, meubel en overige industrie. De assistent operator voert hoofdzakelijk eenvoudige productiewerkzaamheden uit met behulp van apparatuur1 van het productieproces. Bij een eenvoudig (deel)proces werkt de assistent operator vaak aan meerdere apparaten, terwijl hij bij een complex proces aan één apparaat werkt. Hij maakt daarbij gebruik van uiteenlopende eenvoudig te bedienen controle- en bedieningsapparatuur. De assistent operator werkt volgens procedures en voorschriften (het gaat om afgebakende verantwoordelijkheden). In afwijkende situaties schakelt hij een collega / leidinggevende in. De assistent operator verricht zijn werk doorgaans onder toezicht in een team of ploeg met collega-operators en assistent operators en een (meewerkend) teamleider. De assistent operator heeft een sterk uitvoerende rol. Hij werkt onder toezicht en is verantwoordelijk voor zijn eigen werk. De assistent operator is verantwoordelijk voor het werken volgens (mondelinge) instructies, specificaties, werkvoorschriften en voorschriften met betrekking tot kwaliteit, ARBO en milieu. De werkzaamheden van de assistent operator zijn eenvoudig, routinematig en uitvoerend van aard. De assistent operator voert zijn werk grotendeels uit volgens standaardprocedures. Het afbreukrisico van de werkzaamheden van de assistent operator is meestal laag. De assistent operator is zich bewust van de mogelijke gevolgen van zijn handelen. Hij is waakzaam en roept direct hulp in als hij (dreigende) storingen of problemen niet zelf kan oplossen. De assistent operator is voornamelijk inzetbaar op gelijksoortige werkplekken en beschikt over aanpassingsvermogen om met kleine veranderingen in het proces om te kunnen gaan. Daarnaast werkt hij veiligheids-, kwaliteits-, en milieubewust en is zich bewust van het afbreukrisico. De assistent operator is bereid om samen te werken in een team en wil zich blijven ontwikkelen.
1
Op de plaats van “apparatuur” moet in het gehele document: “machine(s), apparatuur en/ of installatie(s)” gelezen worden.
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
3
De assistent operator kan doorgroeien in een andere functie na aanvullende opleiding.
Kwalificatiestructuur
Het kwalificatieprofiel van de assistent operator behoort tot het brede werkgebied van de procesindustrie. Afhankelijk van de persoonlijke belangstelling, vermogens en ervaring is het voor de deelnemer met een diploma Assistent operator mogelijk door te groeien naar bijvoorbeeld ‘Operator’ [kwalificatieprofiel niveau 2]. Hieronder is de relatie tussen de verschillende operatorprofielen weergegeven. Niv. 4 Niv. 3 Niv. 2 Niv. 1
Hoofdoperator Allround operator Operator Assistent operator
Typering en niveau van de kwalificatie
Assistent, niveau 1
Uitstroomdifferentiaties
De uitstroomdifferentiaties en bijbehorende competentiematrix zijn vastgesteld door het bestuur van kenniscentrum Kenteq en VAPRO op advies van de paritaire commissie beroepsonderwijs bedrijfsleven behorend bij kenniscentrum Kenteq en VAPRO op basis van het mandaat van het ministerie van OCW. De uitstroomdifferentiaties zijn daarmee integraal onderdeel van het door het ministerie van OCW vastgestelde kwalificatieprofiel.
Vrije ruimte
De inhoud van de vrije ruimte wordt vastgesteld en onderhouden door het bevoegd gezag van de onderwijsinstelling.
Examinering
De onderwijsinstellingen bieden via de bedrijfstakgroepen (BTG’s) van de Bve Raad de paritaire commissie inzicht in de wijze waarop de examinering van dit kwalificatieprofiel wordt vormgegeven. De paritaire commissie kan hierover haar mening geven, maar heeft geen bevoegdheden inzake examinering.
Diploma
Ten bewijze dat is voldaan aan de eisen uit dit kwalificatieprofiel wordt het diploma Assistent operator toegekend, indien de examinering met een voldoende resultaat is afgerond. Mits voldaan is aan de daarvoor vastgestelde voorwaarden wordt op het diploma Assistent operator tenminste één van onderstaande uitstroomdifferentiaties vermeld:
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
4
-
Basisoperator, Assistent operator Productietechniek.
Certificeerbare eenheden
Er worden geen certificeerbare eenheden onderscheiden.
Wettelijke beroepsvereisten
N.v.t
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
5
3
KERNTAKEN
De volgende kerntaken maken deel uit van de kern van het kwalificatieprofiel 1. Bedienen en bewaken apparatuur 2. Uitvoeren kwaliteitscontroles 3. Verrichten eenvoudig onderhoud
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
6
4
KERNOPGAVEN
De volgende kernopgaven maken deel uit van de kern van het kwalificatieprofiel Kernopgave 1 Inschatten zelf oplossen versus hulp inroepen De assistent operator staat voor de opgave bij de uitvoering van zijn taken onmiddellijk te moeten bepalen wanneer en hoe hij moet handelen bij afwijkingen en storingen in het productieproces. Bij twijfel raadpleegt hij onmiddellijk een collega of leidinggevende. Het is bij dit alles belangrijk dat de continuïteit van de productie niet in gevaar komt. Kernopgave 2 Zorgdragen voor veiligheid De assistent operator staat voor de opgave om bij al zijn werkzaamheden zorg te dragen voor de eigen veiligheid en die van collega’s. Ook al worden de werkzaamheden en het oplossen van storingen routinematig uitgevoerd, dan nog moet de beroepsbeoefenaar onder alle omstandigheden alert blijven op de veiligheid. Kernopgave 3 Omgaan met veranderingen Door technologische vernieuwingen staat de assistent operator voor de opgave om te kunnen gaan met veranderingen in het productieproces en het product. Deze veranderingen kunnen consequenties hebben voor de taken van de assistent operator. Om hiermee om te kunnen gaan, moet hij bereid zijn om zijn deskundigheid op peil te houden.
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
7
5
COMPETENTIEMATRIX
In de competentiematrix zijn ten behoeve van de overzichtelijkheid de competenties opgenomen die bij de kern van dit kwalificatieprofiel een rol spelen. De matrix is een hulpmiddel en brengt in beeld welke competenties nodig zijn bij welke kerntaken en kernopgaven. Voor de nadere detaillering wordt geadviseerd het betreffende onderdeel in deel 2 van het kwalificatieprofiel te bekijken.
Competenties
Kerntaak
Kernopgave
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
3. Omgaan met veranderingen
Beroepscompetenties ontwikkelen Functioneren in de organisatie
8
2. Zorgdragen voor veiligheid
11 12
6 7
X
1. Inschatten zelf oplossen versus hulp inroepen
3. Verrichten van eenvoudig onderhoud 2. Uitvoeren kwaliteitscontroles 1. Bedienen en bewaken apparatuur
X X X X
9 10
Voorbereiden werkzaamheden Bedienen apparatuur Registreren en rapporteren gegevens Bewaken procesverloop Uitvoeren kwaliteitscontroles aan proces en/of product Onderhouden apparatuur Communiceren tijdens werkzaamheden Samenwerken Veilig en milieubewust werken Zorg dragen voor kwaliteit
1 2 3 4 5
X
X
X
X
X X
X X X
X X X
X X X
X X
X X
X X
X
X X X X
8
DEEL 2 DE DOOR HET BESTUUR VAN HET KENNISCENTRUM OP ADVIES VAN DE PARITAIRE COMMISSIE BEROEPSONDERWIJS BEDRIJFSLEVEN VAST TE STELLEN NADERE UITWERKING 6
VERRIJKTE KERNTAKEN VAN HET TOTALE KWALIFICATIEPROFIEL
Kerntaak 1 Bedienen en bewaken apparatuur Proces
De assistent operator neemt het proces over van de vorige ploeg. Daarbij raadpleegt hij productiegegevens en wisselt hij gegevens uit met collega’s. De assistent operator stelt onder toezicht de apparatuur af of assisteert bij het afstellen van apparatuur en controleert de afstelling aan de hand van de specificaties. De assistent operator houdt de apparatuur in werking. De assistent operator bewaakt het procesverloop en het product aan de hand van specificaties. Bij eventuele afwijkingen grijpt hij in overleg met collega’s/ leidinggevende in door het proces tijdig bij te sturen en zonodig stop te zetten. De assistent operator werkt binnen aangegeven grenzen en kaders en weet wanneer hij een collega/ leidinggevende moet raadplegen. De assistent operator registreert en rapporteert de product- en procesgegevens. De assistent operator werkt volgens (mondelinge) instructies, specificaties, werkvoorschriften en voorschriften met betrekking tot kwaliteit, ARBO en milieu. Hij houdt onder alle omstandigheden rekening met specifieke risico's van het bedrijf.
Rol/verantwoordelijkheden
De assistent operator werkt onder toezicht in ploeg- of teamverband en is verantwoordelijk voor zijn eigen werk. De werkzaamheden van de assistent operator zijn eenvoudig, routinematig en uitvoerend van aard. De assistent operator werkt binnen aangegeven grenzen en kaders en weet wanneer hij een meer ervaren collega moet raadplegen. Hij is verantwoordelijk voor het werken volgens de voorschriften.
Complexiteit
De assistent operator voert hoofdzakelijk eenvoudige routinematige (productie)werkzaamheden uit aan een onderdeel van het productieproces. De complexiteit wordt bepaald door afwijkende (minder routinematige) situaties. De assistent operator moet dan weten of hij de situatie zelf kan oplossen of dat hij de hulp in moet roepen van collega(s) en/of leidinggevende. De assistent operator heeft over het algemeen te maken met (deel) processen die relatief gemakkelijk te overzien zijn. Het afbreukrisico van de werkzaamheden is meestal laag. De combinatie van specificaties, werkvoorschriften en voorschriften met betrekking tot kwaliteit, ARBO en milieu spelen een belangrijke rol bij de uitvoering van de werkzaamheden.
Betrokkenen
Collega’s (eigen en/of andere afdelingen) en leidinggevende.
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
9
Hulpmiddelen
-
Procedures en voorschriften Apparatuur Persoonlijke beschermingsmiddelen Grondstoffen/hulpstoffen/halffabrikaten
Kwaliteit van proces en resultaat
Het productieproces verloopt optimaal2, de machines zijn goed afgesteld, de machines werken volgens de bedrijfsnormen en de operator grijpt tijdig in bij gesignaleerde afwijkingen. De productieplanning is gehaald volgens de kwaliteitseisen van het bedrijf. Het product voldoet aan de specificaties en voorschriften van het bedrijf.
Keuzes en dilemma’s
-
Moment bepalen wanneer hij moet overleggen met zijn leidinggevende. De assistent operator moet bij afwijkingen de afweging maken tussen een marge accepteren of ingrijpen in het productieproces. De assistent operator staat voor de opgave om pro-actief signalen uit het productieproces op te pakken die kunnen wijzen op storingen/afwijkingen en meldt deze.
Kerntaak 2 Uitvoeren kwaliteitscontroles Proces
De assistent operator voert kwaliteitscontroles uit aan het product en het proces aan de hand van voorschriften en specificaties. Hij neemt eventueel monsters en voert metingen uit. Hij noteert en controleert de meetwaarden, signaleert eventuele afwijkingen en indien nodig onderneemt hij in overleg met collega’s en/of leidinggevende actie. Hij registreert en rapporteert de gegevens. Bij de uitvoering van de kwaliteitsmetingen werkt hij binnen vastgestelde specificaties, werkvoorschriften (het gaat om afgebakende verantwoordelijkheden) en voorschriften met betrekking tot kwaliteit, ARBO en milieu. De assistent operator vergelijkt de meetwaarden van de kwaliteitsmetingen met die in de voorschriften, verwerkt meetwaarden en legt gegevens vast. Bij afwijkingen van de kwaliteitsnorm moet de assistent operator een collega/ leidinggevende raadplegen. Hij overlegt met collega’s en onderneemt de juiste actie.
Rol/verantwoordelijkheden
2
De assistent operator werkt onder toezicht in ploeg- of teamverband en is verantwoordelijk voor zijn eigen werk. De werkzaamheden van de assistent operator zijn eenvoudig, routinematig en uitvoerend van aard. De assistent operator werkt binnen aangegeven grenzen en kaders en weet wanneer hij een collega/ leidinggevende moet raadplegen. Hij is verantwoordelijk voor het werken volgens de voorschriften
Optimaal in de zin van kosten, veiligheid, milieu, kwaliteit en kwantiteit.
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
10
Complexiteit
De werkzaamheden van de assistent operator zijn eenvoudig, routinematig en uitvoerend van aard. De complexiteit wordt bepaald door afwijkende (minder-routinematige) situaties. De assistent operator moet dan weten of hij de situatie zelf mag oplossen of dat hij de hulp in moet roepen van collega(s) en/of leidinggevende. De combinatie van (mondelinge) instructies, specificaties, werkvoorschriften en voorschriften met betrekking tot kwaliteit, ARBO en milieu spelen een belangrijke rol bij de uitvoering van de werkzaamheden.
Betrokkenen
Collega’s (eigen en/of andere afdelingen) en leidinggevenden.
Hulpmiddelen
-
Kwaliteit van proces en resultaat
Het proces en het product zijn voldoende frequent en uitgebreid gecontroleerd, de controlegegevens zijn geregistreerd en afwijkingen en onvoorziene omstandigheden zijn gerapporteerd aan de leidinggevende. Product en proces voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen.
Keuzes en dilemma’s
-
Meetinstrumenten en analyse apparatuur Persoonlijke beschermingsmiddelen Voorschriften en procedures Registratiesystemen
Afweging maken of de meetwaarden binnen de marges vallen. Moment bepalen wanneer een collega en/of leidinggevende ingeschakeld moet worden.
Kerntaak 3 Verrichten eenvoudig onderhoud Proces
De assistent operator voert eenvoudige onderhoudswerkzaamheden uit of assisteert bij verschillende soorten onderhoudswerkzaamheden om de apparatuur in optimale conditie te houden. Tijdens zijn werkzaamheden signaleert de assistent operator bij de controle van apparatuur onderhoudsproblemen. Afhankelijk van de aard van de onderhoudsproblemen moeten deze direct opgelost worden of kunnen ze meegenomen worden bij het volgende geplande onderhoud. In overleg met zijn leidinggevende wordt dit bepaald. Daarnaast vindt er onderhoud (correctief) plaats als er een storing optreedt waardoor de productie niet meer volgens de specificaties kan plaatsvinden. In overleg met zijn leidinggevende wordt bepaald welke acties ondernomen moeten worden en wie deze gaat uitvoeren. Eenvoudige, sterk repeterende en routinematige onderhoudswerkzaamheden (gepland en correctief) voert de assistent operator zelf uit. Meer complexe omvangrijkere onderhoudswerkzaamheden worden uitgevoerd door meer ervaren collega operators of door specialisten. De assistent operator assisteert bij de onderhoudswerkzaamheden van anderen. Daarnaast voert de assistent operator schoonmaakwerkzaamheden uit in zijn eigen werkomgeving.
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
11
De assistent operator voert de werkzaamheden volgens (mondelinge) instructies, specificaties, werkvoorschriften en voorschriften met betrekking tot kwaliteit, ARBO en milieu uit. Na afloop van de uitgevoerde werkzaamheden legt de assistent operator de gegevens over het onderhoud vast.
Rol/verantwoordelijkheden
De assistent operator heeft een uitvoerende rol bij het in goede conditie houden van apparatuur onder toezicht. Hij signaleert problemen en raadpleegt collega’s/ leidinggevende over de noodzakelijke acties. Afhankelijk van de aard van de werkzaamheden voert hij deze zelf uit of worden ze uitgevoerd door specialisten. De assistent operator is er verantwoordelijk voor dat de werkzaamheden volgens voorschriften en procedures uitgevoerd worden en is zich bewust van het afbreukrisico.
Complexiteit
De complexiteit wordt bepaald door de afweging of bepaalde onderhoudswerkzaamheden zelfstandig uitgevoerd kunnen worden of dat er hulp van anderen ingeroepen moet worden. Eenvoudige sterk repeterende onderhoudswerkzaamheden aan apparatuur worden door de assistent operator zelf uitgevoerd. Complexere onderhoudswerkzaamheden worden door specialisten uitgevoerd.
Betrokkenen
Collega’s (eigen en/of andere afdelingen) en leidinggevenden.
Hulpmiddelen
-
Kwaliteit van proces en resultaat
De apparatuur is voortdurend gecontroleerd en de storingen worden tijdig volgens de bedrijfsspecificaties verholpen. De reparaties aan apparatuur zijn volgens voorschriften uitgevoerd De apparatuur is goed onderhouden en in optimale staat. De eigen werkomgeving is schoon.
Keuzes en dilemma’s
-
Gereedschap en hulpmiddelen Persoonlijke beschermingsmiddelen Procedures en voorschriften Onderhoudsmateriaal
Inschatten storing zelf verhelpen of specialist inschakelen. Bepalen wanneer er zich een onderhoudsprobleem voordoet. Beslissen wanneer hij moet overleggen met zijn leidinggevende/ ondersteunende diensten.
Kerntaak 1.1 Bewaken en bijsturen geautomatiseerde processen in de procesindustrie (uitstroom Basisoperator) Proces
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
De basisoperator is werkzaam aan een (deel van een) geautomatiseerd proces, waarbij onderdelen van het proces in meer of mindere mate zijn geïntegreerd. De basisoperator controleert de voortgang van het productieproces
12
aan de hand van geautomatiseerde systemen. Op basis van de procesvariabelen signaleert hij verstoringen en stuurt hij het proces bij door de procesvariabelen bij te stellen. De operator procesindustrie werkt daarbij volgens procedures en werkvoorschriften.
Rol/verantwoordelijkheden
De basisoperator werkt onder toezicht in ploeg- of teamverband en is verantwoordelijk voor zijn eigen werk. De werkzaamheden van de basisoperator zijn eenvoudig, routinematig en uitvoerend van aard. De basisoperator werkt binnen aangegeven grenzen en kaders en weet wanneer hij een collega/ leidinggevende moet raadplegen. Hij is verantwoordelijk voor het werken volgens de voorschriften
Complexiteit
De basisoperator voert hoofdzakelijk eenvoudige routinematige (productie)werkzaamheden uit aan een onderdeel van het productieproces. De basisoperator werkt aan de hand van procedures en voorschriften. Hij moet op basis van een aantal procesvariabelen het procesverloop bepalen en eventueel ingrijpen (binnen vastgestelde grenzen). Verder dient hij zicht te hebben op de relatie tussen het proces en het product (consequenties van ingrijpen). De complexiteit wordt bepaald door afwijkende (niet-routinematige) situaties. De basisoperator moet dan weten of hij de situatie zelf kan oplossen of dat hij de hulp in moet roepen van collega(s) en/of leidinggevende. De assistent operator heeft over het algemeen te maken met (deel) processen die relatief gemakkelijk te overzien zijn. Het afbreukrisico van de werkzaamheden is meestal laag. De combinatie van specificaties, werkvoorschriften en voorschriften met betrekking tot kwaliteit, ARBO en milieu spelen een belangrijke rol bij de uitvoering van de werkzaamheden.
Betrokkenen
Collega’s (eigen en/of andere afdelingen), leidinggevenden.
Hulpmiddelen
-
Kwaliteit van proces en resultaat
Afwijkingen in het procesverloop zijn gesignaleerd en het proces is zonodig op de juiste wijze bijgestuurd.
Meet- en regelsystemen Procedures en voorschriften Persoonlijke beschermingsmiddelen
Het productieproces verloopt optimaal.
Keuzes en dilemma’s
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
-
Juiste moment bepalen om in te grijpen. Beslissen wanneer te overleggen met collega’s of leidinggevende.
13
Kerntaak 2.1 Productieproces voorbereiden en afronden (uitstroom assistent operator Productietechniek) Proces
De assistent operator productietechniek ontvangt mondelinge en schriftelijke instructies. De assistent operator productietechniek voert materiaal aan (uit het magazijn) en controleert het materiaal visueel. De assistent operator productietechniek assisteert bij het bevestigen en afstellen van de gereedschappen, zowel bij de opbouw als bij de ombouw van de apparatuur. De assistent operator productietechniek voert materiaal (en eventuele hulpstof) direct in de apparatuur in, of indirect via de beladingsrobot. Hij assisteert bij het afstellen en opstarten van de apparatuur en eventuele besturingscomponenten. De assistent operator productietechniek controleert visueel eventuele (proef)bewerking. Op basis hiervan assisteert hij bij het zonodig bijstellen van de apparatuur, totdat deze productiegereed is. Na de productie rond de assistent operator productietechniek het productieproces af. Hij stelt de apparatuur buiten bedrijf, ontdoet de apparatuur van de gebruikte gereedschappen en van het gereed product. Hij maakt apparatuur en gereedschappen schoon, archiveert de gebruikte gereedschappen en instellingen en draagt zijn werk over in de productielijn. Hij voert het gereed product af en houdt productierapporten bij. Het productieproces voorbereiden en afronden vindt binnen het bedrijf plaats.
Rol/verantwoordelijkheden
De assistent operator productietechniek werkt onder toezicht in ploegof teamverband en is verantwoordelijk voor zijn eigen werk. De werkzaamheden van de assistent operator productietechniek zijn eenvoudig, routinematig en uitvoerend van aard. De assistent operator productietechniek werkt binnen aangegeven grenzen en kaders en weet wanneer hij een collega/ leidinggevende moet raadplegen. Hij is verantwoordelijk voor het werken volgens de voorschriften.
Complexiteit
De complexiteit van het productieproces voorbereiden en afronden wordt met name bepaald door de volgende factoren: - de complexiteit van de apparatuur en gereedschappen; - het volledig moeten beheersen van de apparatuur; - visueel controleren van een proefbewerking.
Betrokkenen
Collega’s (eigen en/of andere afdelingen), leidinggevenden en ondersteunende diensten.
(hulp-) middelen
Alle gangbare relevante apparatuur, gereedschappen en beschermingsmiddelen.
Kwaliteit van proces en resultaat
De voorbereidende werkzaamheden zijn zorgvuldig en volgens regels en voorschriften verricht. De (proef) bewerking is (visueel) gecontroleerd en de apparatuur is eventueel bijgesteld naar aanleiding
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
14
van het (proef)product. De apparatuur is klaar voor productie. Na afloop van het productieproces zijn de afrondende werkzaamheden verricht. Apparatuur en gereedschappen zijn klaar voor een volgend productieproces. De voorbereidende werkzaamheden bepalen in hoge mate de kwaliteit van het product.
Keuzes en dilemma’s
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
De assistent operator productietechniek staat voor de opgave op adequate wijze het productieproces voor te bereiden en af te ronden. Hierbij kan hij worden geconfronteerd met een situatie waardoor het werk niet meer optimaal kan worden uitgevoerd. Daarbij kan hij worden geconfronteerd met de volgende situaties: - onvolledige of onduidelijke informatie; - naar zijn mening onjuiste informatie; - fouten of afwijkingen in de materialen, gereedschappen of machine/installatie; - nieuwe machines/installaties, technieken en producten; - de constatering dat vertragingen in het productieproces zullen ontstaan; - de constatering dat hij voorschriften en regelgeving met betrekking tot arbeidsomstandigheden, veiligheid en milieu niet kan navolgen; - vertragingen in de voorbereiding van de productie kunnen leiden tot vertragingen in het gehele productieproces.
15
7
EVENTUELE KERNOPGAVEN BEHOREND BIJ EEN UITSTROOMDIFFERENTIATIE
De volgende kernopgaven maken deel uit van de uitstroomdifferentiaties van het kwalificatieprofiel Kernopgave 1.1 Flexibele inzetbaarheid in diverse vergelijkbare werkomgevingen binnen de
procesindustrie (uitstroom Basisoperator) De basisoperator staat voor de opgave om te kunnen omgaan met diverse processen, apparatuur, grondstoffen en producten, zodat hij afhankelijk van de persoonlijke belangstelling, vermogens en ervaring flexibel inzetbaar is op vergelijkbare werkplekken binnen het eigen bedrijf en met een beperkte inwerkperiode inzetbaar is bij vergelijkbare werkplekken bij andere bedrijven binnen de procesindustrie (transfer, horizontale loopbaanmogelijkheden). De basisoperator werkt vanuit een standaard benadering van bewerkingsprocessen, resulterend in een snelle inzetbaarheid van de basisoperator.
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
16
8
BEROEPSCOMPETENTIES MET BEHEERSINGSCRITERIA
Afkortingen: VM = vakmatig-methodische dimensie BOS = bestuurlijk-organisatorische en strategische dimensie SC = sociaalcommunicatieve dimensie ON = ontwikkelingsdimensie Beroepscompetentie 1. (VM)
Voorbereiden werkzaamheden De assistent operator is in staat om op adequate wijze de werkzaamheden voor te bereiden.
Beheersingscriteria gericht op Ontvangt werkopdracht/productieopdracht. het proces Overlegt over de werksituatie met collega’s. Werkt volgens procedures en voorschriften. Werkt nauwkeurig en planmatig. Maakt indien nodig materialen, gereedschappen en apparatuur klaar voor gebruik. Zorgt voor de aanvoer van grond- en hulpstoffen en/of andere benodigde materialen. Checkt de aangevoerde grond- en hulpstoffen en/of andere benodigde materialen aan de hand van de werkopdracht en meldt eventuele afwijkingen aan de leidinggevende. Schakelt indien nodig de leidinggevende of collega’s in. Gebruikt de voorgeschreven persoonlijke beschermingsmiddelen. De uit te voeren werkzaamheden zijn goed voorbereid. Resultaat Beroepscompetentie 2. (VM)
Bedienen apparatuur De assistent operator is in staat om op adequate wijze de apparatuur te bedienen zodat de productie volgens de gestelde normen verloopt.
Beheersingscriteria gericht op Start (indien van toepassing) in overleg de apparatuur op. het proces Stopt (indien van toepassing) in overleg de apparatuur. Houdt de apparatuur in werking (aan de hand van instructies). Stelt (onder toezicht) de apparatuur bij (indien van toepassing). Verhelpt eenvoudige problemen aan de apparatuur. Wisselt procesinformatie uit met teamleden en/of leidinggevende. Schakelt indien nodig de leidinggevende of collega’s in. Werkt volgens procedures en voorschriften. Werkt zorgvuldig en geconcentreerd. De apparatuur wordt zodanig bediend, dat de apparatuur volgens de Resultaat gestelde normen werkt en de productie op adequate wijze verloopt.
Beroepscompetentie 3.
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
Registreren en rapporteren gegevens
17
(VM)
De assistent operator is in staat om op adequate wijze productiegegevens te registreren en rapporteren zodanig dat de gegevens zijn vastgelegd en belanghebbenden zijn geïnformeerd..
Beheersingscriteria gericht op Legt relevante gegevens vast in de daarvoor van toepassing zijnde systemen. het proces Werkt volgens procedures en voorschriften. Geeft duidelijke, complete en relevante informatie. Werkt nauwkeurig. Rapporteert gegevens en bevindingen aan leidinggevende, collega’s en/of eventuele andere betrokkenen. De productiegegevens zijn geregistreerd en gerapporteerd en alle Resultaat belanghebbenden zijn geïnformeerd. Beroepscompetentie 4. (VM)
Bewaken procesverloop De assistent operator is in staat om op adequate wijze het productieproces waaraan hij werkzaam is, te bewaken zodanig dat het proces volgens de gestelde normen verloopt.
Beheersingscriteria gericht op Is voortdurend alert op afwijkingen. het proces Signaleert afwijkingen aan product en/of proces. Meldt afwijkingen of storingen. Werkt zorgvuldig. Grijpt in overleg met collega’s/ leidinggevende in. Wisselt procesinformatie uit met teamleden en/of leidinggevende. Werkt volgens procedures en voorschriften. Handelt binnen de grenzen van de eigen verantwoordelijkheid. Gebruikt de voorgeschreven persoonlijke beschermingsmiddelen. Roept indien nodig tijdig hulp in van anderen. Zorgt voor de afvoer van gereed product. Het productieproces verloopt volgens de gestelde normen. Resultaat De onvoorziene situatie en ondernomen actie zijn gecommuniceerd. Beroepscompetentie 5. (VM)
Uitvoeren kwaliteitscontroles aan product en/of proces De assistent operator is in staat om op adequate wijze kwaliteitscontroles aan het product en/of het proces uit te voeren.
Beheersingscriteria gericht op Voert (visuele) controles uit. het proces Registreert en rapporteert de gegevens. Vergelijkt de controlegegevens met de specificaties. Overlegt met collega’s en/ of direct leidinggevende. Gebruikt de voorgeschreven meetinstrumenten en analyse apparatuur. Gebruikt de voorgeschreven persoonlijke beschermingsmiddelen. Onderneemt in overleg met collega’s en of leidinggevende de juiste actie bij afwijkingen. Werkt volgens procedures en voorschriften. De kwaliteitscontroles aan het product en het proces zijn volgens Resultaat voorschrift uitgevoerd en gerapporteerd. Beroepscompetentie 6.
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
Onderhouden apparatuur
18
(VM)
De assistent operator is in staat om op adequate wijze klein onderhoud aan apparatuur uit te voeren, zodat de technische staat van de apparatuur voldoet aan de gestelde normen.
Beheersingscriteria gericht op Controleert de technische staat van de apparatuur aan de hand van een controle lijst. het proces Signaleert afwijkingen aan de apparatuur. Overlegt met collega’s en direct leidinggevende over afwijkingen. Werkt volgens procedures en voorschriften. Raadpleegt handleidingen indien nodig. Voert onderhoudswerkzaamheden uit. Gebruikt voorgeschreven gereedschap. Houdt zijn werkplek overzichtelijk en schoon. Laat na afloop de uitgevoerde werkzaamheden (voor ingebruikname van de installatie) controleren door collega’s/ leidinggevende. De technische staat van de apparatuur voldoet aan de gestelde normen. Resultaat Beroepscompetentie 7. (SC)
Communiceren tijdens werkzaamheden* De assistent operator is in staat om op adequate wijze met collega´s en leidinggevende te communiceren tijdens zijn werkzaamheden zodat deze volgens de gestelde normen kunnen verlopen.
Beheersingscriteria gericht op Hanteert correcte omgangsvormen. het proces Luistert aandachtig en toont geduld. Vraagt naar noodzakelijke informatie en vraagt zonodig door. Brengt een boodschap kort en duidelijk over. Deelt relevante informatie tijdig mee, stemt deze waar nodig af met anderen en zorgt voor een goede overdracht van het werk. Legt een probleem op duidelijke wijze voor aan de leidinggevende/betrokkenen. Neemt actief deel aan werkbespreking. Communiceert zowel schriftelijk als mondeling. Communiceert op passende wijze met betrokkenen. Betrokkenen zijn voldoende geïnformeerd, zodat de werkzaamheden Resultaat volgens de gestelde normen verlopen. Beroepscompetentie 8. (BOS)
Samenwerken De assistent operator is in staat om op adequate wijze samen te werken, zodat de werkzaamheden binnen het team zo goed mogelijk kunnen worden uitgevoerd.
Beheersingscriteria gericht op Houdt zich aan de afspraken. het proces Stelt gerichte vragen aan collega’s en geeft gerichte antwoorden. Houdt rekening met verschillen tussen mensen en hun manier van werken. Geeft feedback aan en ontvangt feedback van collega’s. Vraagt collega’s om hulp als hij er zelf niet uitkomt. Neemt actief deel aan werkbesprekingen. *
Zie de matrix van het Referentiedocument ‘Talen in de kwalificatieprofielen’: Moderne Vreemde Talen en Nederlands 12.4.2
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
19
Resultaat
Beroepscompetentie 9. (VM)
Stelt het gemeenschappelijk resultaat van het team centraal. Is gemotiveerd. Stelt zich collegiaal op bij de uitvoering van taken. Toont respect voor opvattingen en gewoonten van anderen. Spreekt anderen aan op uitingen/gedrag. Overlegt met collega’s en leidinggevende over de uit te voeren werkzaamheden. De operator werkt op adequate wijze samen, zodat het team effectief en efficiënt kan functioneren.
Veilig en milieubewust werken De assistent operator is in staat om op adequate wijze volgens voorschriften voor veiligheid, milieu en ARBO te werken zodat het werk verantwoord wordt uitgevoerd.
Beheersingscriteria gericht op Signaleert en meldt onveilige situatie en niet-milieubewust handelen. het proces Reageert alert en actief op (het ontstaan van) onveilige situaties. Weet hoe hij moet handelen in noodsituaties. Gaat efficiënt en bewust om met het materiaal. Doet suggesties voor verbetering bij de verantwoordelijke persoon. Houdt de eigen werkplek overzichtelijk en schoon. Gebruikt materialen, gereedschappen, materieel en persoonlijke beschermingsmiddelen op de juiste wijze. Verzamelt afval en restmateriaal, sorteert dit en voert dit af volgens voorschriften. Voert alle werkzaamheden uit met inachtneming van relevante wet- en regelgeving/voorschriften op het gebied van veiligheid, arbeidsomstandigheden, duurzaamheid en milieu. Het werk wordt conform de voorschriften voor veiligheid, milieu en Resultaat ARBO uitgevoerd. Beroepscompetentie 10. (VM)
Zorg dragen voor kwaliteit De assistent operator is in staat om op adequate wijze zorg te dragen voor een goede werkuitvoering zodat het af te leveren werk aan de gestelde bedrijfsnormen voldoet.
Beheersingscriteria gericht op Werkt volgens procedures en voorschriften. het proces Komt gemaakte afspraken na. Anticipeert op mogelijke verstoringen van de voortgang van het werk door tijdig in te grijpen of voorzorgsmaatregelen te treffen. Is kritisch op de (eigen) werkuitvoering. Is gemotiveerd. Signaleert knelpunten in het werkproces en doet verbetervoorstellen. Overziet de gevolgen van de eigen werkzaamheden in het grotere geheel. Een goede kwaliteit van het geleverde werk. Resultaat Beroepscompetentie 11.
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
Beroepscompetenties ontwikkelen
20
(ON)
De assistent operator is in staat om op adequate wijze beroepscompetenties te ontwikkelen om goed te blijven functioneren in zijn beroep.
Beheersingscriteria gericht op Brengt met de leidinggevende in kaart wat goed en nog niet goed gaat. het proces Bepaalt met de leidinggevende welke beroepscompetenties hij verder moet ontwikkelen. Bepaalt met de leidinggevende welke activiteiten hij daartoe moet ondernemen. Onderneemt de met de leidinggevende afgesproken activiteiten. Past in overleg nieuwe werkwijzen toe. Informeert regelmatig intern naar en staat open voor nieuwe ontwikkelingen. Houdt zich op de hoogte van documentatie. Bezoekt vakbeurzen, trainingen en/of cursussen. Stelt zich open voor persoonlijke ontwikkeling en handelt hiernaar. Een constante ontwikkeling van zijn eigen beroepscompetenties. Resultaat Flexibele, breed inzetbare werknemers die kunnen werken volgens de laatste stand van zaken in de techniek. Beroepscompetentie 12. (BOS)
Functioneren in de organisatie De assistent operator is in staat om op adequate wijze om te kunnen functioneren als werknemer in een industrieel bedrijf.
Beheersingscriteria gericht op Respecteert regels. het proces Volgt instructies van de leidinggevende op en vraagt aanvullende informatie bij onduidelijkheden. Stelt zich loyaal op t.o.v bedrijf en collega’s. Neemt actief deel aan functionerings- en/of beoordelingsgesprekken m.b.t. de eigen functie. Heeft vertrouwen in eigen kunnen. Neemt deel aan verkiezingen voor ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging. Werkt efficiënt, kostenbewust en met zorg voor de omgeving. Komt voor zichzelf op, zonder anderen te benadelen. Stelt zich op als een betrokken werknemer. Verkrijgt een geschikte en relevante arbeidsplaats. Gaat flexibel om met mogelijke veranderingen in taakstellingen. Volgt nieuwe werkinstructies op. De assistent operator functioneert binnen de organisatie. Resultaat Beroepscompetentie 1.1. (VM) (uitstroom Basisoperator)
Beheersingscriteria gericht op het proces
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
Bewaken geautomatiseerde processen De basisoperator is in staat om op adequate wijze geautomatiseerde processen te bewaken. Beoordeelt gegevens vanuit de meet- en regelsystemen. Signaleert verstoringen in de procescondities. Doorziet samenhang tussen verschillende onderdelen van het proces. Werkt volgens procedures en voorschriften. Werkt zorgvuldig en geconcentreerd.
21
Resultaat
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
Wisselt procesinformatie uit met teamleden en/of leidinggevende. Signaleert onveilige situaties. Tijdig gesignaleerde verstoringen. Een optimaal procesverloop.
22
Beroepscompetentie 1.2. (VM) (uitstroom Basisoperator) Beheersingscriteria gericht op het proces
Resultaat Beroepscompetentie 1.3. (ON) (uitstroom Basisoperator)
Beheersingscriteria gericht op het proces
Resultaat
Beroepscompetentie 2.1. (VM) (uitstroom assistent operator Productietechniek)
Bijsturen geautomatiseerde processen De basisoperator is in staat om op adequate wijze op basis van signalen geautomatiseerde processen bij te sturen. Gebruikt de meet- en regelsystemen op de voorgeschreven wijze. Stuurt procesvariabelen op de voorgeschreven wijze (volgorde, vastgestelde grenzen) bij. Stuurt procesvariabelen op het juiste moment bij. Overziet het totaal aan procesvariabelen die een bewerking beïnvloeden. Overlegt met collega’s of leidinggevende over hoe in te grijpen. Werkt volgens procedures en voorschriften. Handelt binnen de grenzen van de eigen verantwoordelijkheid. Houdt rekening met het effect van zijn handelen op de rest van het proces. Doorziet de gevolgen van zijn ingrijpen op het product. Optimaal procesverloop.
Verbreden inzetbaarheid De basisoperator is in staat om op adequate wijze zijn beroepscompetenties te ontwikkelen, zodat hij flexibel inzetbaar is in diverse vergelijkbare werkomgevingen in de procesindustrie. Toont bereidheid om zich te blijven ontwikkelen. Informeert regelmatig naar nieuwe ontwikkelingen. Neemt initiatief om op andere werkplekken in te leren. Doorziet de relatie tussen de bewerkingen in zijn proces met de processtappen bij klant of leverancier. Doorziet de procesomstandigheden in relatie met het doel van de processtap. De basisoperator is snel inzetbaar op een vergelijkbare werkplek.
Productievoorbereidende werkzaamheden verrichten De assistent operator productietechniek is in staat om op adequate wijze gegevens te interpreteren om productie voorbereidende werkzaamheden uit te voeren en de apparatuur klaar te maken voor productie.
Beheersingscriteria gericht op Ontvangt mondelinge en schriftelijke instructies en vormt zich een beeld van de werkzaamheden. het proces Voert materiaal aan. Controleert visueel materiaal of halfproduct. Assisteert bij het bevestigen van gereedschappen. Assisteert bij het afstellen van gereedschappen en apparatuur of eventuele besturingscomponenten volgens aangeleverde parameters. Belaadt apparatuur of beladingsrobot. Voert (proef)bewerking uit.
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
23
Resultaat
Beroepscompetentie 2.2. (VM) (uitstroom assistent operator Productietechniek) Beheersingscriteria gericht op het proces
Resultaat
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
Voert (visuele) controle uit. Controleert of parameters volgens proefproduct zijn ingesteld. Gaat zorgvuldig te werk bij het visueel controleren van het proefproduct op specificaties en kwaliteit. Overlegt of geconstateerde afwijkingen binnen de toleranties vallen. Assisteert bij het bijstellen van apparatuur naar aanleiding van (proef)product. Werkt volgens procedures en voorschriften. De voorbereidende werkzaamheden zijn verricht, de apparatuur is optimaal afgesteld/ingesteld en klaar voor productie. Afronden van productieproces De assistent operator productietechniek is in staat om op adequate wijze het productieproces af te ronden Rondt productieproces af door de apparatuur stop te zetten en het gereed product van de apparatuur af te nemen. Voert het gereed product af naar magazijn of expeditie. Stelt de apparatuur buiten bedrijf. Ontdoet de apparatuur van gereedschappen. Maakt de apparatuur, werkplek en gereedschappen schoon. Scheidt restmateriaal en voert dit af. Draagt werkzaamheden over in een productielijn. Administreert en registreert zorgvuldig aantal geproduceerde producten. Administreert en registreert zorgvuldig de kwaliteit van de productie. Administreert en registreert zorgvuldig de productiviteit. Het productieproces is afgerond, de apparatuur staat klaar voor een volgende bewerking.
24
9
OPBOUW KWALIFICATIEPROFIEL
9.1 KERN
Voor het kwalificatieprofiel van de assistent operator is de volgende inhoud van de kern vastgesteld. Kern
Assistent operator
De volgende kerntaken, kernopgaven en competenties maken deel uit van de kern Kerntaken 1 t/m 3 Kernopgaven
1 t/m 3
Competenties
1 t/m 12
9.2 UITSTROOMDIFFERENTIATIES Voor het kwalificatieprofiel Assistent operator zijn de volgende uitstroomdifferentiaties vastgesteld. Basisoperator Uitstroomdifferentiatie 1. Korte typering van de uitstroomdifferentiatie: De assistent basisoperator is werkzaam in zeer uiteenlopende sectoren binnen de procesindustrie. Dit betekent dat de context en de werksetting van de basisoperator sterk kan variëren, afhankelijk van branche- en bedrijfsspecifieke factoren (grondstoffen, machines/apparatuur, productieproces, producten). Naast de kerntaken en kernopgaven die genoemd zijn in het kerndeel, ligt bij de basisoperator de nadruk binnen zijn werkzaamheden specifiek op het bedienen en bewaken van procesonderdelen. De basisoperator werkt vanuit een standaard benadering van bewerkingsprocessen. Daarnaast speelt de basisoperator een rol bij het uitvoeren van kwaliteitscontroles. De basisoperator werkt in een omgeving waar milieu- en veiligheid van wezenlijk belang zijn. De volgende kerntaken, kernopgaven en competenties maken deel uit van deze uitstroomdifferentiatie Kerntaken
1 t/m 3 & 1.1
Kernopgaven
1 t/m 3 & 1.1
Competenties
1 t/m 12 & 1.1.; 1.2; 1.3
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
25
Uitstroomdifferentiatie 2.
Assistent operator Productietechniek
Korte typering van de uitstroomdifferentiatie: De assistent operator productietechniek is vooral werkzaam bij middelgrote en grote productiebedrijven, op de productieafdeling in diverse sectoren van industrie zoals bijvoorbeeld: - bedrijven in de metaalproductenindustrie, - gieterijen, elektrotechnische industrie, - machine-industrie, - transportmiddelen industrie, - hout- en meubelindustrie - en overige bedrijven in de procesindustrie. Hij is werkzaam in een mechanische omgeving waar zowel metaalproducten als andere producten worden geproduceerd. De assistent operator productietechniek bedient onder toezicht verschillende machines of installaties in de productie. Hij is verantwoordelijk voor het beladen en het op pijl houden van grond-, en/of hulpstoffen van deze machines of installaties, het bedienen daarvan, het monitoren van het productieproces en het afvoeren van (half)producten en restmaterialen. Zijn werk is seriematig en wordt gekenmerkt door routinematigheid (kort-cyclisch). Hij kan diverse apparatuur in de productie bedienen maar bedient niet meerdere machines/installaties tegelijkertijd. Soms wordt er ook met meerdere collega’s samen gewerkt aan één machine/installatie. Tevens verricht hij eenvoudig preventief onderhoud aan de machine of installatie. Hij hanteert hierbij de benodigde gereedschappen. Hij is verantwoordelijk voor de continuïteit van het deelproces waarbij hij is betrokken. Zijn zelfstandigheid wordt afgebakend door vastliggende voorschriften en procedures. De assistent operator productietechniek combineert nauwkeurigheid, zorgvuldigheid, kwaliteitsbewustzijn, signalerend vermogen met communicatieve vaardigheden in het kader van zijn taakuitoefening. De volgende kerntaken, kernopgaven en competenties maken deel uit van deze uitstroomdifferentiatie Kerntaken
1 t/m 3 & 2.1
Kernopgaven
1 t/m 3
Competenties
1 t/m 12 & 2.1, 2.2
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
26
10 CERTIFICEERBARE EENHEDEN Voor het kwalificatieprofiel van de Assistent operator worden geen certificeerbare eenheden onderscheiden.
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
27
11
COMPETENTIEMATRIX
11.1
MODEL 1
In de competentiematrix zijn ten behoeve van de overzichtelijkheid de competenties opgenomen die bij de kern en de uitstroomdifferentiaties van dit kwalificatieprofiel een rol spelen. De matrix is een hulpmiddel en brengt in beeld welke competenties nodig zijn bij welke kerntaken en kernopgaven en in welke uitstroomdifferentiaties. Voor de nadere detaillering wordt geadviseerd het betreffende onderdeel in deel 2 van het kwalificatieprofiel te bekijken.
Kerntaak Competenties
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
1.1 Flexibele inzetbaarheid in diverse vergelijkbare werkomgevingen binnen de procesindustrie
2.2
3. Omgaan met veranderingen
1.3 2.1
2. Zorgdragen voor veiligheid
1.2
processen Bijsturen geautomatiseerde processen Verbreden inzetbaarheid Productievoorbereidende werkzaamheden verrichten Afronden van productieproces
X
1. Inschatten zelf oplossen versus hulp inroepen
11 Beroepscompetenties ontwikkelen 12 Functioneren in de organisatie 1.1 Bewaken geautomatiseerde
X
2.1 Productieproces voorbereiden en afronden 1.1 Bewaken en bijsturen geautomatiseerde processen in de procesindustrie
8 9 10
X X X X
3. Verrichten van eenvoudig onderhoud
6 7
Voorbereiden werkzaamheden Bedienen apparatuur Registreren en rapporteren gegevens Bewaken procesverloop Uitvoeren kwaliteitscontroles aan proces en product Onderhouden apparatuur Communiceren tijdens werkzaamheden Samenwerken Veilig en milieubewust werken Zorg dragen voor kwaliteit
2. Uitvoeren kwaliteitscontroles
1. Bedienen en bewaken apparatuur
1 2 3 4 5
Kernopgave
Uitstroomdiff.
Kern
X
X
X
X X
X X X
X X X
X X X
X X
X X
X X
X
X X X X X X
X
X
X X
28
12 VERANTWOORDINGSDOCUMENT In deze verantwoording wordt de opbouw van het kwalificatieprofiel Assistent operator en de wijze van totstandkoming toegelicht en verantwoord. In de verantwoording worden zeven onderdelen behandeld: 12.1 De onderliggende beroepscompetentieprofielen 12.2. Naam en structuur van het kwalificatieprofiel 12.3. Van beroepscompetentieprofielen naar kwalificatieprofiel 12.4. Leer- en burgerschapscompetenties 12.5. Borging van de kwaliteit van examinering 12.6. Doorstroomrechten 12.7. Het proces van totstandkoming van het kwalificatiedossier De zeven onderdelen worden in de navolgende paragrafen verder uitgewerkt. 12.1
DE ONDERLIGGENDE BEROEPSCOMPETENTIEPROFIELEN
Het kwalificatieprofiel Assistent operator is gebaseerd op de volgende beroepscompetentieprofielen: Naam beroepscompetentieprofiel: Assistent productietechnisch vakkracht Basisoperator
Verantwoordelijk kenniscentrum: Kenteq VAPRO
Deze beroepscompetentieprofielen zijn opgenomen in deel 3 Brondocumenten. Deze profielen zijn samengevoegd in één kwalificatiedossier, omdat bij vergelijking van de beroepscompetentieprofielen brede overeenkomsten zijn gevonden in de beroepsuitoefening van de verschillende beroepsbeoefenaren. De verwantschap van deze profielen kenmerkt zich in de overeenkomstige beschrijvingen van kerntaken en beroepscompetenties. De assistent operators hebben uitvoerende taken binnen in meer of minder mate geautomatiseerde processen in de industrie. Het gaat daarbij om de bediening van machines en apparatuur, het bewaken van het proces, het uitvoeren van kwaliteitscontroles en het verrichten van eenvoudige onderhoudswerkzaamheden. De verantwoordelijkheid die de verschillende beroepsbeoefenaren hebben en de complexiteit van de werkzaamheden vertonen ook een hoge mate van verwantschap. De beroepsbeoefenaren zijn echter wel werkzaam in zeer uiteenlopende sectoren van de industrie, waardoor de context en de werksetting sterk kan variëren, afhankelijk van de branche maar ook bedrijfsspecifieke factoren (zoals grondstoffen, machines/apparatuur, productieproces, producten). Om de verschillende sectoren in één woord te kunnen omvatten, wordt het brede begrip procesindustrie gehanteerd. Binnen deze definitie vallen alle bedrijfstakken die in de Standaard Bedrijfsindeling (SBI 1993) van het CBS genoemd zijn onder industrie. Het gaat hier om de volgende bedrijfstakken: - voedings- en genotmiddelenindustrie; - vleesindustrie; - textiel- en lederindustrie; - papierindustrie; - uitgeverijen en drukkerijen (grafische industrie); - aardolie industrie; - chemische industrie; - rubber- en kunststofindustrie; - basis metaalindustrie; - metaalproductenindustrie; - machine industrie; - elektrotechnische industrie;
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
29
-
transportmiddelen industrie; hout, meubel en overige industrie; overige industrie De categorie ‘overige industrie’ omvat de vervaardiging van ‘overige goederen’ en ‘voorbereiding tot recycling van afval’. De keus is gemaakt om een apart beroepskwalificerend assistentenprofiel te ontwikkelen en niet aan te sluiten bij het brede arbeidsmarktkwalificerende assistentenprofiel. De reden hiervoor is dat aan het kwalificatieprofiel van de assistent operator een aantal door het bedrijfsleven erkende beroepscompetentieprofielen ten grondslag liggen. Het kwalificatieprofiel Assistent operator is wel een breed toepasbaar profiel in de industrie, maar richt zich duidelijk op een beroep waarbinnen een aantal specifieke kerntaken en kernopgaven te onderscheiden zijn. Door het clusteren van deze beroepscompetentieprofielen in één kwalificatieprofiel is in uitvoerende zin voor het onderwijs een brede opleidingsmogelijkheid gecreëerd. De civiele waarde voor deze kwalificatie, is herkenbaar in de beroepspraktijk. Bij de uitvoer van de beroepspraktijkvorming zal gekeken moeten worden naar de verschillende beroepscontexten, waarbinnen beroepservaring opgedaan kan worden. De verwachting is dat in de toekomst voldoende beroepspraktijkvormingsplaatsen beschikbaar zijn. Kenteq
Arbeidsmarkt Uit arbeidsmarktonderzoek van 2001 blijkt dat er binnen de onderliggende beroepscompetentieprofielen totaal ongeveer 24000 profielhouders zijn. Bij een geschatte vervangingsvraag van 9% gaat het om een potentieel van 2160 arbeidsplaatsen per jaar. Bron: Kenteq arbeidsmarktinformatie 2004-2005. Scholingsmarkt Uit de gegevens Cfi over deelnemer aantallen oktober 2003 blijkt dat er in totaal over de kwalificatie waarvan de uitstroomdifferentiatie een voortzetting is (10090), 93 deelnemers waren ingeschreven. Daar waar onvoldoende BPV - plaatsen beschikbaar zijn, zal een extra inzet van Kenteq en de onderwijsinstellingen worden gevraagd. Voor meer en actuele informatie m.b.t. BPV - plaatsen verwijzen we naar de website van Kenteq en het register van erkende leerbedrijven. Kenteq gaat zo spoedig mogelijk dit register ombouwen voor gebruik in de nieuwe kwalificatiestructuur VAPRO Voor meer en actuele informatie met betrekking tot beroepspraktijkvormingsplaatsen verwijzen wij naar het macrodoelmatigheidsadvies en het register van erkende leerbedrijven van VAPRO. 12.2
NAAM EN STRUCTUUR VAN HET KWALIFICATIEPROFIEL
12.2.1 De kern van het kwalificatieprofiel 12.2.1.1 Korte typering van het kwalificatieprofiel: Als naam voor het kwalificatieprofiel is gekozen voor Assistent operator. Deze naam wordt in de verschillende bedrijfssectoren van de industrie gehanteerd als naam voor deze beroepsbeoefenaar. Deze naam geldt tevens voor het diploma. De assistent operator kan werkzaam zijn in verschillende sectoren in de industrie, zoals beschreven in de vorige paragraaf. De assistent operator voert hoofdzakelijk eenvoudige productiewerkzaamheden uit met behulp van apparatuur van het productieproces. Hij maakt daarbij gebruik van uiteenlopende
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
30
eenvoudig te bedienen controle- en bedieningsapparatuur. De assistent operator werkt volgens procedures en voorschriften (het gaat om afgebakende verantwoordelijkheden). In afwijkende situaties schakelt hij een collega / leidinggevende in. De assistent operator verricht zijn werk doorgaans onder toezicht in een team of ploeg met collega-operators en assistent operators en een (meewerkend) teamleider. De werkzaamheden van de assistent operator zijn eenvoudig, routinematig en uitvoerend van aard. De assistent operator voert zijn werk grotendeels uit volgens standaardprocedures. Het afbreukrisico van de werkzaamheden van de assistent operator is meestal laag. Op basis hiervan wordt de assistent operator getypeerd als een assistent op niveau 1.
12.2.1.2 De beschrijving van de relatie tussen (beroeps-)competenties, kerntaken, kernopgaven en beroepscontext: Kijkend naar de onderliggende beroepscompetentieprofielen zijn er een drietal kerntaken herkenbaar die het beroep assistent operator typeren. Het gaat om de kerntaken: - bedienen en bewaken apparatuur; - uitvoeren kwaliteitscontroles - verrichten eenvoudig onderhoud. Deze drie kerntaken zijn in alle onderliggende beroepscompetentieprofielen terug te vinden. In de beroepscompetentieprofielen kan de benaming van de kerntaken afwijken van de hier gehanteerde benaming (in paragraaf 12.3 wordt dit per kenniscentrum nader omschreven). Naast de drie kerntaken zijn een drietal kernopgaven geformuleerd (afgeleid uit de beroepscompetentieprofielen) die de kritische beroepssituaties weergeven, die de assistent operator regelmatig tijdens zijn werk tegenkomt. Het gaat om de kernopgaven: - Inschatten zelf oplossen versus hulp inroepen; - Zorgdragen voor veiligheid; - Omgaan met veranderingen. De laatste kernopgave is niet geformuleerd als een keuze of dilemma, maar gaat om een regelmatig voorkomend fenomeen binnen de industrie dat invloed heeft op de werkzaamheden van de assistent operator en waarmee hij om moet kunnen gaan om inzetbaar te blijven. Daarbij kunnen deze veranderingen samenhangen met de verschillende kerntaken van de assistent operator en is daardoor kerntaak doorsnijdend. De context waarbinnen deze kerntaken en kernopgaven uitgevoerd worden, de beroepspraktijk, is bij de verschillende beroepscompetentieprofielen op verschillende aggregatieniveaus gedefinieerd. In het huidige kwalificatieprofiel is gekozen voor een brede beschrijving van de beroepscontext. De beroepsbeoefenaar moet over diverse beroepscompetenties beschikken, teneinde de kerntaken en kernopgaven in de beroepscontext te kunnen uitvoeren. De kerntaken en kernopgaven geven belangrijke informatie over de samenhang tussen de beroepscompetenties. Verschillende matrices in deel 1 en deel 2 van het kwalificatiedossier beschrijven de verbanden tussen de kerntaken, kernopgaven en beroepscompetenties in het kerndeel en de uitstroomdifferentiaties.
12.2.2 De beschrijving van eventuele uitstroomdifferentiaties Naast het kerndeel zijn de volgende uitstroomdifferentiaties vastgesteld: - Basisoperator; - Assistent operator Productietechniek. Het kwalificatieprofiel ziet er schematisch uit als in de volgende afbeelding. VAPRO
Kenteq
Basisoperator
Assistent operator ProductieKwalificatiedossier (10-5-2005) techniek
31
Gemeenschappelijke kern Assistent operator
De belangrijkste redenen voor de keuze van deze uitstroomdifferentiaties zijn de herkenbaarheid voor de arbeidsmarkt en de uitvoerbaarheid voor het onderwijs. Ondanks de grote mate van verwantschap tussen de beroepscompetentieprofielen zoals beschreven is in het kerndeel van het kwalificatieprofiel is het niet haalbaar om een kwalificatieprofiel zonder uitstroomdifferentiaties te ontwikkelen. Door de gedefinieerde uitstroomdifferentiaties ontstaat er een voor de arbeidsmarkt herkenbaar en voor het onderwijs uitvoerbaar kwalificatieprofiel. Bovenstaande aspecten hebben de structuur van het kwalificatieprofiel bepaald. Door deze structuur wordt het mogelijk dat deelnemers afstuderen met een specifieke inkleuring van de beroepscompetenties voor een bepaalde branche. Deelnemers krijgen hiermee de mogelijkheid om aan het eind van de beroepsopleiding in tenminste één beroepscontext een start als beginnend beroepsbeoefenaar te maken. Door het definiëren van een gezamenlijke kern worden voor een deelnemer de transfermogelijkheden vergroot en inzichtelijk gemaakt. De uitstroomdifferentiatie Basisoperator is herkenbaar in het onderliggende beroepscompetentieprofiel: - Basisoperator VAPRO De uitstroomdifferentiatie Assistent operator Productietechniek is herkenbaar in onderliggende beroepscompetentieprofielen: - Assistent productietechnisch vakkracht Kenteq
12.2.3 De aanwijzing van eventuele certificeerbare eenheden De kerntaken in het kerndeel van het kwalificatieprofiel hebben afzonderlijk gezien geen arbeidsmarktrelevantie. Daarom worden er in het kwalificatieprofiel assistent operator geen certificeerbare eenheden onderscheiden. 12.3
VAN BEROEPSCOMPETENTIEPROFIEL(EN) NAAR KWALIFICATIEPROFIEL
Om te komen van de beroepscompetentieprofielen naar het kwalificatieprofiel Assistent operator, zijn een drietal vertaalslagen aan de orde: - de vertaalslag van de beroepsbeschrijving, kerntaken (uitwerking), kernopgaven en beroepscompetenties; - de vertaling van vakvolwassen beroepsbeoefenaar naar beginnend beroepsbeoefenaar; - de integratie van de beroepscompetenties met de sets van Leer- en burgerschapscompetenties middels een vastgestelde methodiek; ‘Schering en inslag’ (zie paragraaf 12.4). Vertaalslag Er is een vergelijkende analyse gemaakt van de onderliggende beroepscompetentieprofielen op basis van de algemene beroepsbeschrijving, de kerntaken, kernopgaven en beroepscompetenties. Aandachtspunten hierbij waren de context, de rol en verantwoordelijkheden en de complexiteit van de beroepsuitoefening. Voor wat betreft het kwalificatieprofiel van de Assistent operator zijn de beroepsbeschrijving, kerntaken, kernopgaven en competenties uit de onderliggende beroepscompetentieprofielen gecheckt op substantiële overeenkomst. De uitkomst van deze vergelijking was dat de Kwalificatiedossier (10-5-2005)
32
beroepscompetentieprofielen veel overlap vertonen, maar dat de beroepsbeoefenaren werkzaam zijn in verschillende contexten. De grootste verschillen zitten dan ook enerzijds in het belang van een bepaalde kerntaak binnen een bepaalde context en anderzijds in de specifieke eisen die verbonden zijn aan het werken binnen een bepaalde context. Uit deze analyse zijn gezamenlijk titels van kerntaken en kernopgaven geformuleerd. Op basis van gemeenschappelijk geformuleerde kernwoorden is de verrijking van kerntaken en kernopgaven ontwikkeld en afgestemd. Met behulp van deze verrijkte kerntaken en kernopgaven zijn de competenties en beheersingscriteria opgesteld. Hierbij is gebruik gemaakt van de set “Algemene Beroepscompetenties” en de competenties uit de onderliggende beroepscompetentieprofielen. Met het opstellen van de gemeenschappelijke kerntaken, kernopgaven en competenties is het kerndeel van het kwalificatieprofiel bepaald. De kerntaken, kernopgaven en competenties zijn zodanig beschreven dat ze aansluiten bij de diverse beroepscontexten. Ten opzichte van de beroepscompetentieprofielen zijn competenties geclusterd, veralgemeniseerd en/of geherformuleerd. Dit is niet ten koste gegaan van de inhoud. De inhoud komt terug in het kwalificatieprofiel. De vertegenwoordigers vanuit onderwijs en bedrijfsleven van de betrokken kenniscentra hebben aangegeven dat een competentiegericht leertraject met bijbehorend examen in een onderwijsprogramma kan worden gerealiseerd. De opleidingsduur voor Assistent operator wordt ingeschat op 1 jaar. De beschrijvingen in het kwalificatieprofiel zijn door de paritaire commissie als herkenbaar en voldoende duurzaam en flexibel aangemerkt. De manier waarop alle kerntaken, kernopgaven en competenties omschreven zijn, maken het mogelijk om snel in te spelen op innovatieve ontwikkelingen in de branche. Kenteq De paritaire commissie geeft een positief advies. Stelt voor het kwalificatiedossier voor één jaar vast te stellen. De ervaringen die opgedaan worden met het dossier in de proeftuinen moeten meegenomen worden in het volgende vaststellingstraject. VAPRO In de paritaire commissie heeft verder een algemene discussie plaatsgevonden over de wijze waarop competenties en beheersingscriteria op dit moment in het format zijn uitgewerkt. De paritaire commissie streeft naar een beperkt aantal competenties per profiel en dringt er op aan om ook het aantal criteria onder een competentie te verminderen. Daarnaast heeft de paritaire commissie aangegeven dat het onderbrengen van de leer- en burgerschapscriteria door middel van schering en inslag een gekunsteld resultaat geeft. Afgesproken is dat er een revisieslag zal plaatsvinden waarbij ook gegevens uit experimenten worden meegenomen. De paritaire commissie heeft het kwalificatiedossier Assistent operator daarom voor één jaar vastgesteld. Dit kwalificatieprofiel is in samenwerking tussen twee kenniscentra ontwikkeld. Op basis van consensus is gezamenlijk de inhoud opgesteld, waarin elk kenniscentrum voldoende herkent van haar eigen onderliggende beroepscompetentieprofielen. Onderstaand wordt één en ander per kenniscentrum specifiek toegelicht. Kenteq Het brede kerndeel van het kwalificatieprofiel Assistent operator met ‘smalle’ uitstroomdifferentiaties biedt de mogelijkheid om afhankelijk van een situatie te kiezen voor een brede dan wel smalle opleidingsstructuur, afhankelijk van de vraag uit de arbeidsmarkt. Voor de beroepspraktijkvorming betekent de mogelijkheid van een bredere basis tevens een betere aansluiting op de arbeidsmarkt. De
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
33
herkenbaarheid voor de arbeidsmarkt zal gewaarborgd blijven in de relatie met beroepsgerichte uitstroomdifferentiaties en de beroepspraktijk. De samenhang tussen onderliggende beroepscompetentieprofielen van de verschillende kenniscentra, is met het clusteren/samenvoegen van onderliggende beroepscompetentieprofielen stringenter gemaakt door het vormgeven/herformuleren van de gemeenschappelijke kerntaken, kernopgaven en beroepscompetenties. De gemeenschappelijke kerntaken, kernopgaven en beroepscompetenties worden zonder duidingen van specifieke beroepscontexten weergegeven in het kerndeel van het kwalificatieprofiel Assistent operator. De beroepskenmerkende beschrijvingen zijn voor de kern van het kwalificatieprofiel sterk algemeen gehouden vanwege de keuze voor algemeen het brede kerndeel. Kenmerkende elementen die gelden voor de uitstroomdifferentiaties Assistent operator productietechniek en Basisoperator, zijn vanuit onderliggende beroepscompetentieprofielen assistent productietechnisch vakkracht en basisoperator samengevoegd in nieuw opgestelde kerntaken; Bedienen en bewaken apparatuur en Uitvoeren van kwaliteitscontroles, en drie beroepscompetenties; Bedienen van apparatuur, Bewaken van procesverloop en Uitvoeren van kwaliteitscontroles Voor de uitstroomdifferentiatie Assistent operator productietechniek geldt het kerndeel van het kwalificatieprofiel Assistent operator in de specifieke branche context. De specifiekere beroepscontext zoals beschreven in het voor Kenteq onderliggende beroepscompetentieprofiel assistent productietechnisch vakkracht, heeft een plek gekregen bij de korte typeringen van de corresponderende uitstroomdifferentiatie Assistent operator productietechniek. Het tot uitvoer brengen van de kerntaken en beroepscompetenties uit het kerndeel in de specifieke beroepscontext, en de extra kerntaak ‘Productieproces voorbereiden en afronden’ plus de extra beroepscompetenties, geeft een volledige beschrijving van het voor Kenteq onderliggende beroepscompetentieprofiel assistent productietechnisch vakkracht. Hiermee is het onderliggende beroepscompetentieprofiel Assistent productietechnisch vakkracht volledig beschreven. In projectteambijeenkomsten voor de totstandkoming van dit kwalificatieprofiel is met deskundigen uit het bedrijfsleven en het beroepsonderwijs onder de projectleiding van Kenteq op basis van het bronmateriaal de naam voor het kwalificatieprofiel vastgesteld op Assistent operator voor een beroepsbeoefenaar in dit beroepenveld. Voor de uitstroomdifferentiatie is de naam vastgesteld op Assistent operator productietechniek als meest herkenbare naam voor onderliggend beroepscompetentieprofiel Assistent productietechnisch vakkracht. Als niveau-indicatie wordt door het projectteam niveau 1 aangegeven voor de assistent operator productietechniek. Met als kantekening dat kerntaken en beroepscompetenties moeten worden beschouwd in het licht van zijn ‘beperkte’ takenpakket en verantwoordelijkheden. Er is met dit kwalificatieprofiel een beroepsgerichte kwalificerende mogelijkheid voor de assistent operator productietechniek zoals die herkenbaar is in de beroepspraktijk blijkens de onderliggende beroepscompetentieprofielen en waarbij een goede aansluiting wordt gecreëerd in de verticale beroepskolom voor de operator productietechniek. VAPRO Het beroepscompetentieprofiel Basisoperator is op een ander abstractieniveau geformuleerd dan de beroepscompetentieprofielen van Kenteq. Kenniscentrum VAPRO heeft een breed profiel beschreven voor basisoperators werkzaam in zeer uiteenlopende branches van de procesindustrie. Bij het samenvoegen van de verschillende beroepscompetentieprofielen tot één kwalificatieprofiel moesten de beschrijvingen op de verschillende abstractieniveaus bij elkaar gebracht worden. De in het kwalificatieprofiel opgenomen beroepsbeschrijving komt in grote lijnen overeen met de beroepsbeschrijving in het beroepscompetentieprofiel. Hier en daar zijn kleine aanpassingen gedaan om te zorgen dat de beroepsbeschrijving ook voor het andere kenniscentrum herkenbaar is. De kerntaken in het kerndeel van het kwalificatieprofiel wijken iets af van de kerntaken in het
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
34
beroepscompetentieprofiel. De reden hiervoor is dat het andere kenniscentrum zich niet kon vinden in het niveau van de beschreven kerntaken. In het beroepscompetentieprofiel zijn drie kerntaken onderscheiden. In de kern van het kwalificatieprofiel zijn drie kerntaken onderscheiden. De kerntaken in het kerndeel van het kwalificatieprofiel komen in grote lijnen overeen met de kerntaken in het beroepscompetentieprofiel. Hier en daar zijn zaken nu op een andere wijze geformuleerd, maar de inhoud komt overeen met de inhoud van het beroepscompetentieprofiel (hoewel natuurlijk de vertaalslag is gemaakt naar de beginnend beroepsbeoefenaar). Beide kernopgaven uit het beroepscompetentieprofiel zijn terug te vinden in het kwalificatieprofiel. Deze kerntaken zijn in iets andere bewoordingen terug te vinden in de uitstroomdifferentiatie. Beide kernopgaven uit het beroepscompetentieprofiel zijn terug te vinden in het kwalificatieprofiel. Kernopgave 1 is opgesplitst in een tweetal kernopgaven, te weten in kernopgave 1 ‘Inschatten zelf oplossen versus hulp inroepen’ en 2 ‘Zorgdragen voor veiligheid’. De kernopgave ‘Omgaan met veranderingen’ is iets afgezwakt, omdat de beschrijving in het beroepscompetentieprofiel te zwaar gevonden werd voor een beginnend beroepsbeoefenaar. Alle competenties met uitzondering van de competentie ‘Uitvoeren van logistieke werkzaamheden’ zijn terug te vinden in het kwalificatieprofiel. Daarbij zijn niet alle competenties letterlijk terug te vinden. Benamingen zijn veranderd of competenties uit het beroepscompetentieprofiel zijn gesplitst in meerdere competenties of juist samengevoegd. In het kwalificatieprofiel is bijvoorbeeld een competentie ‘Registreert en rapporteert gegevens’ opgenomen, terwijl in het beroepscompetentieprofiel de registratie en rapportage van gegevens een criterium was onder een aantal beroepscompetenties. De uitstroomdifferentiatie ‘Basisoperator’ is een brede uitstroom die ingezet kan worden binnen een groot aantal sectoren in de procesindustrie. De uitstroomdifferentiatie sluit aan bij de vraag vanuit de arbeidsmarkt voor breed opgeleide basisoperators die zich kunnen ontwikkelen tot flexibel inzetbare medewerkers op vergelijkbare werkplekken binnen een bedrijf en door kunnen stromen binnen de arbeidsmarkt en na een beperkte inwerkperiode kunnen functioneren op gelijksoortige werkplekken binnen een ander bedrijf in de procesindustrie. Om breed inzetbaar te kunnen worden, ligt de nadruk bij de ontwikkeling van de competenties op het procesmatig leren denken. Onder een proces wordt verstaan een serie (grotendeels geautomatiseerde) bewerkingen die grond- en hulpstoffen ondergaan om te eindigen in een half- of eindproduct. Binnen de bedrijven in de procesindustrie vinden gelijksoortige bewerkingen (eenheidsbewerkingen) plaats om te komen tot zeer diverse producten. Dit is terug te vinden in kernopgave 1.1 en beroepscompetentie 1.3. Van belang is om deze kernopgave en beroepscompetentie te zien in het licht van de taken en verantwoordelijkheden van de basisoperator en de complexiteit van de werkzaamheden in het geheel, waarbij beroepscompetentie 1.3 een verdere specificering is van beroepscompetentie 11 uit het kerndeel. Doordat binnen deze uitstroomdifferentiatie de nadruk ligt op het proces, is als extra kerntaak opgenomen ‘bewaken en bijsturen van geautomatiseerde processen in de procesindustrie’. Deze kerntaak is aanvullend op de kerntaak ‘bedienen en bewaken apparatuur’ uit het kerndeel. Bij de kerntaak ‘bewaken en bijsturen van geautomatiseerde processen in de procesindustrie’ ligt de nadruk op het werken met geautomatiseerde meet- en regelsystemen, waarbij de operator op basis van procesvariabelen het proces bij moet kunnen sturen (binnen vastgestelde grenzen). Uit deze kerntaak zijn een tweetal beroepscompetenties geformuleerd, te weten ‘bewaken geautomatiseerde processen’ en ‘bijsturen geautomatiseerde processen’. Vakvolwassen naar beginnend beroepsbeoefenaar De vertaling vakvolwassen naar beginnend beroepsbeoefenaar komt tot uiting in de kerntaken, kernopgaven en beheersingscriteria. Bij de vertaling vakvolwassen naar beginnend beroepsbeoefenaar zijn de volgende aspecten in ogenschouw genomen: • Rol en verantwoordelijkheden: Hierbij is gekeken naar de mate van zelfstandigheid, de beslissingsbevoegdheden in het kader van te maken keuzes, de mate van overleg met (meer ervaren) collega’s of leidinggevende. De beslissingsbevoegdheid van de beginnend
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
35
• •
beroepsbeoefenaar is beperkter dan die van een vakvolwassen beroepsbeoefenaar. Daardoor zal hij meer zaken afstemmen met collega’s of leidinggevende. Complexiteit: Hierbij is gekeken naar de mate van complexiteit ten aanzien van de uitoefening van zijn taken en de apparatuur waarmee de beroepsbeoefenaar werkt. Ervaringscomponenten: Hierbij is gekeken naar elementen die slechts na enige jaren ervaring in de beroepspraktijk haalbaar worden geacht.
12.4
LEER- EN BURGERSCHAPSCOMPETENTIES
Het is de taak van het middelbaar beroepsonderwijs om te voldoen aan de door het ministerie van OCW vereiste drievoudige kwalificering: voor een beroep, voor de doorstroom/loopbaan en voor de maatschappelijke inpassing. In het beroepsonderwijs dienen de leer- en burgerschapcompetenties geïntegreerd met de beroepscompetenties aangeboden te worden. Bij de ontwikkeling van kwalificatieprofielen worden de leer- en burgerschapcompetenties uit het brondocument leren en burgerschap geïntegreerd met de beroepscompetenties. Dit gebeurt met een door de stuurgroep kwalificatiestructuur vastgestelde methodiek (van schering en inslag). Voor het toepassen van deze methodiek zijn bij het voorliggende kwalificatieprofiel de volgende documenten gehanteerd: - Concept kwalificatieprofiel Assistent operator - Set van Algemene beroepscompetenties - Brondocument Leren en burgerschap - De methodiek Schering en inslag - Het Europese Referentiekader voor de talen, het CEF - Vertaaldocument Aequor
12.4.1. Verantwoording van de gemaakte keuzes Alle criteria van de leer- en burgerschapscompetenties zijn geplaatst in de beroepscompetenties van de kern. Hierbij is het vertaaldocument van Aequor gebruikt. De werkwijze is nader uitgewerkt in een tweetal tabellen, zoals de methodiek schering en inslag die voorschrijft. Deze tabellen zijn opgenomen als bijlage bij het verantwoordingsdocument, hoofdstuk 12.8. Voor de uitvoering van een kernta(a)k(en) is een gekoppelde set van beroepscompetenties nodig. Duidelijkheid hierover geeft de competentiematrix. Zowel vakmatige- als algemene beroepscompetenties zijn hierbij als één geheel van belang. De opgenomen criteria van leer- en burgerschap in de beroepscompetenties worden bij de uitvoering van de kernta(a)k(en) geïntegreerd in het beroepshandelen en zijn op deze wijze onlosmakelijk verbonden met de vakmatige beroepscompetenties. Door het op deze wijze integreren van de leer- en burgerschapcompetenties met de beroepscompetenties wordt gesteld dat hiermee ook de relatie wordt geduid tussen de leer- en burgerschapskerntaken en de beroepsgerichte kerntaken.
12.4.2. Talen 12.1.4.1 12.4.2.1 Nederlands In het Referentiedocument ‘Talen in de kwalificatieprofielen’: Moderne Vreemde Talen en Nederlands in de kwalificatieprofielen (CEF) wordt gesteld dat communicatie in het Nederlands een belangrijke vaardigheid is voor de werknemer op MBO-niveau. Dat geldt voor alle werknemers in alle sectoren. Van hen wordt verwacht dat zij met collega’s en leidinggevenden het dagelijkse werk bespreken en conflicten oplossen, deelnemen aan werkoverleg, met klanten en leveranciers communiceren, werkrapporten schrijven en bijblijven op het vakgebied door tijdschriften en websites te raadplegen. Met Nederlands wordt bedoeld de moedertaal, voor
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
36
deelnemers die van huis uit Nederlands spreken, of de omgevingstaal – de taal van school en werk en van de openbare ruimte voor deelnemers die een andere moedertaal hebben en in de familie – en vriendenkring geheel of gedeeltelijk een andere taal spreken. Er is geen scherpe scheiding tussen het Nederlands als eerste of moedertaal (NT1) en het Nederlands als tweede taal (NT2); er is eerder sprake van een glijdende schaal. Aan de ene kant van die schaal staan deelnemers met Nederlands als moedertaal, aan de andere kant deelnemers die op latere leeftijd naar Nederland zijn gekomen en het Nederlands als nieuwe taal hebben moeten leren. Daartussen bevindt zich de grote groep van deelnemers die in twee of meer talen leven. Deze deelnemers zullen over het algemeen veel extra inspanning moeten leveren om de voor het beroep benodigde taalvaardigheid te verwerven. In de onderliggende beroepscompetentieprofielen zijn kleine aanwijzingen gevonden voor het toepassen van Nederlands. In de beroepscompetentieprofielen is dit terug te vinden in het registreren en rapporteren van gegevens en van de assistent operator wordt verwacht dat hij kan samenwerken in een team. Dit betekent dat hij moet kunnen overleggen met collega’s. In het brondocument leren en burgerschap wordt Nederlands als hulpmiddel in verschillende domeinen genoemd. Het gaat dan over zaken als samenwerken, informatie verwerven en verwerken, gebruik maken van media en hulpbronnen, deelnemen aan bijeenkomsten en besprekingen reflecteren, doelen stellen, in de maatschappij functioneren als kritische consument, werknemer, kiezer. Het gaat ook om leren, op hogere niveaus in het MBO, om levenslang leren in arbeid en maatschappij. Om dit alles te kunnen uitvoeren is taalvaardigheid nodig. Het brondocument leren en burgerschap expliciteert de benodigde taalvaardigheid echter niet en geeft evenmin informatie over het niveau van taalvaardigheid Nederlands dat moet worden nagestreefd voor de verschillende opleidingsniveaus binnen het MBO. In vrijwel alle geformuleerde beroepscompetenties in het kwalificatie profiel komen taaluitingen aan de orde. Er wordt gebruik gemaakt van het taal competentieprofiel van het CEF. Het plaatje voor de assistent operator ziet er als volgt uit:
Luisteren
Lezen
Gesprekken voeren
Spreken
Schrijven
C2
C1
B2
B1
A2
A1
12.4.2.2. Moderne vreemde talen In de beroepscompetentieprofielen zijn geen aanwijzingen gevonden voor het toepassen van moderne vreemde talen.
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
37
In het brondocument leren en burgerschap wordt gesproken over het toepassen van twee moderne vreemde talen ‘adequaat voor de betreffende situatie’. In het Referentiedocument ‘Talen in de kwalificatieprofielen’: Moderne Vreemde Talen en Nederlands (CEF) wordt hierover een advies gegeven. Dit advies houdt in om in te zetten op een vreemde taal, bij voorkeur Engels, omdat dit een verplichte vreemde taal was in hun vooropleiding en zij daar als Europese burger het meeste profijt van zullen hebben. Voor de assistent operator is het advies om één vreemde taal op te nemen opgevolgd. Het plaatje voor de assistent operator ziet er als volgt uit: Luisteren
Lezen
Gesprekken voeren
Spreken
Schrijven
C2
C1
B2
B1
A2
A1
12.5
BORGING VAN DE KWALITEIT VAN EXAMINERING
De organisatie en uitvoering van examinering en diplomering behoort tot de verantwoordelijkheid van de Bve-instellingen. In het Verantwoordingsdocument kunnen adviezen gegeven worden m.b.t. tot de plaats van de examinering, de criteria met betrekking tot de uitvoering en de inrichting van de examens en de beoordeling daarvan. De onderwijsinstellingen bieden via de bedrijfstakgroepen (BTG’s) van de Bve Raad de paritaire commissie inzicht in de wijze waarop de examinering van dit kwalificatieprofiel wordt vormgegeven. De paritaire commissie kan hierover haar mening geven, maar heeft geen bevoegdheden inzake examinering. De nieuwe aanpak van competentiegericht beroepsonderwijs vraagt tevens een nieuwe aanpak van toetsen. Deze vorm van toetsen moet voldoen aan de geïntegreerde inzet van beroepsgerichte competenties, die in een herkenbare, levensechte situatie aantoonbaar is. Daarbij is van belang dat de deelnemer in de gelegenheid wordt gesteld, of sterker nog: wordt uitgedaagd, zijn of haar competenties te demonstreren. 12.6
DOORSTROOMRECHTEN
Afhankelijk van de persoonlijke belangstelling, vermogens en ervaring is het voor de deelnemer met een diploma Assistent operator mogelijk door te groeien naar bijvoorbeeld ‘Operator’ [kwalificatieprofiel niveau 2]. Vanuit het VMBO kan de deelnemer instromen in de opleiding Assistent operator conform wettelijke eisen.
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
38
Op dit moment is nog niet duidelijk of er nog andere kwalificatieprofielen aansluiten op het kwalificatieprofiel (als doorstroommogelijkheid voor de deelnemer). 12.7
HET PROCES VAN TOTSTANDKOMING VAN HET KWALIFICATIEDOSSIER
In december 2003 is de samenwerking gestart tussen de drie kenniscentra Aequor, SVO en VAPRO om de mogelijkheid te onderzoeken om gezamenlijke kwalificatieprofielen te ontwikkelen voor operatorberoepen. Enkele maanden later zijn ook de kenniscentra GOC, Kenteq, LIFT group aangehaakt, omdat zij ook beroepscompetentieprofielen hebben voor operatorachtige beroepen. Nadat duidelijk was geworden dat de beroepscompetentieprofielen voldoende overlap vertoonden om gezamenlijke kwalificatieprofielen te ontwikkelen, is een ontwikkelgroep geformeerd bestaande uit ontwikkelaars van de overeenkomstige kenniscentra. In het geval van het profiel van de Assistent operator gaat het om de kenniscentra Kenteq en VAPRO. Van de bijeenkomsten van de ontwikkelgroep bestaat een geaccordeerde verslaglegging. Er heeft overleg plaatsgevonden tussen de directies van de verschillende kenniscentra om afspraken te maken over de samenwerking en manier waarop het kwalificatieprofiel vormgegeven zou moeten worden op basis van voorstellen uit de ontwikkelgroep. De gemaakte afspraken zijn vastgelegd in een gezamenlijk afsprakendocument dat door de directies is geaccordeerd. Naast de ontwikkelgroep heeft er een stuurgroep gefunctioneerd, bestaande uit de managers kwalificatiestructuur van de verschillende kenniscentra. De taak van de stuurgroep was het monitoren van de voortgang en zonodig bijsturen en eventuele knelpunten oplossen. Nadat de ontwikkelgroep was geformeerd, is in een aantal stappen het kwalificatieprofiel tot stand gekomen. 1. Vergelijken onderliggende beroepscompetentieprofielen De ontwikkelgroep is begonnen met een eerste vergelijking op inhoud van de beroepscompetentieprofielen van de assistent operator op niveau 1. De vergelijking is gemaakt op het niveau van de kerntaken en de verrijkte kerntaken. Er is een eerste inschatting gemaakt van de overlap en de te verwachten uitstroomdifferentiaties. 2. Bepaling van de kerntaken en kernopgaven van het kwalificatieprofiel Vervolgens zijn er gezamenlijke kerntaken voor het kerndeel van de kwalificatie geformuleerd. Daarnaast zijn ook de gezamenlijke kernopgaven vastgesteld. 3. Bepaling van de competenties Op basis van de gezamenlijke kerntaken en de kerntaken, zijn de onderliggende competenties bepaald. 4. Bepaling van de beheersingscriteria Vervolgens zijn de competenties omgeschreven naar het beginnend niveau, waarbij de succescriteria omgezet zijn in beheersingscriteria. 5. Ontwikkelen uitstroomdifferentiaties De kenniscentra hebben een relevante uitstroomdifferentiatie ontwikkeld en afgestemd met hun eigen achterban. 6. Uitwerken overige onderdelen Kwalificatiedossier Naast het kwalificatieprofiel wordt de rest van het kwalificatiedossier uitgewerkt: het verantwoordingsdocument (waarin keuzes en onderbouwingen continue tijdens het ontwikkelproces worden bijgehouden); eventuele certificeerbare eenheden; eventuele richtlijnen wat betreft toetsing, naamgeving, etc.
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
39
7. Toetsen en legitimeren Kwalificatiedossier De inhoud van het kwalificatiedossier is tussentijds door ieder kenniscentrum afzonderlijk getoetst bij vertegenwoordigers van onderwijs en bedrijfsleven. Hiermee is overeenstemming bereikt over het gezamenlijke kerndeel. Het proces van totstandkoming is gelegitimeerd door de paritaire commissie van de desbetreffende kenniscentra. Daarnaast bekijkt elke paritaire commissie de kern en de voor het kenniscentrum relevante uitstroomdifferentiatie. De twee paritaire commissies hebben een positief advies gegeven en stellen het dossier vast voor één jaar. De ervaringen die opgedaan worden met het dossier in de experimenten en ook landelijke ontwikkelingen moeten meegenomen worden in het volgende vaststellingstraject. Tenslotte is het kwalificatiedossier vastgesteld door de besturen van de betreffende kenniscentra.
12.8 TABELLEN SCHERING EN INSLAG: BEROEPSCOMPETENTIES EN LEER EN BURGERSCHAPSCOMPETENTIES In de onderstaande tabel zijn de Leer- en burgerschapscompetenties aan de beroepscompetenties gespiegeld. De verwijzingen betreffen de volgende beroepscompetenties: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
Voorbereiden werkzaamheden Bedienen apparatuur Registreren en rapporteren gegevens Bewaken procesverloop Uitvoeren kwaliteitscontroles aan proces en product Onderhouden apparatuur Communiceren tijdens werkzaamheden Samenwerken Veilig en milieubewust werken Zorg dragen voor kwaliteit Beroepscompetenties ontwikkelen Functioneren in de organisatie Verwerkt in beroepscompetentie:
Leren Competentie Succescriteria Proces
Resultaat
De leerling is in staat om op adequate wijze leeractiviteiten uit te voeren. • • • • • • • • • • • • •
is gemotiveerd. heeft vertrouwen in eigen kunnen. Creëert mogelijkheden tot leren. kiest leeractiviteiten. weet wanneer externe sturing / zelfsturing noodzakelijk/mogelijk zijn. hanteert cognitieve leeractiviteiten. hanteert affectieve leeractiviteiten. hanteert regulatieve leeractiviteiten. combineert cognitieve leeractiviteiten met affectieve en regulatieve leeractiviteiten doorloopt de volledige leercyclus. stuurt in toenemende mate het leerproces zelf. beschikt over een repertoire aan leeractiviteiten. zet leeractiviteiten in passend bij de situatie in de leeromgeving en bij zichzelf.
Economische burgerschapscompetentie Competentie
11 11 11 11 11 11 11 11 11 11 11
Verwerkt in beroepscompetentie:
De burger is in staat om op adequate wijze: • zijn/haar employability te ontwikkelen,
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
40
• • Succescriteria Proces
als burger te participeren in beroeps- en bedrijfscontexten, te handelen als kritisch consument.
Employability: • zelfreflectie (beschouwing van capaciteiten en motivaties die van belang zijn voor de loopbaan). • werkexploratie (onderzoek van werk en mobiliteit in de loopbaan; • inschatting eigen mogelijkheden in relatie tot eisen en mogelijkheden van bepaald werk); raadpleegt bronnen en gebruikt hulpmiddelen om zelfinzicht te vergroten. • loopbaansturing: loopbaangerichte planning en beïnvloeding van leer- en werkproces. • Gebruikt zoekstrategieën om werk te vinden. Zoekt ondersteuning indien nodig. • zelfprofilering (presentatie op de interne en externe arbeidsmarkt gericht op loopbaanontwikkeling). • solliciteren. • netwerken en mobiliseren hulp. Werknemersrechten: • Arbeidscontract afsluiten en beëindigen, • verwoordt de eigen situatie; kent rechten en plichten. • respecteert regels en uitvoerders. • behartigt eigen belangen. • zoekt ondersteuning indien nodig. Participatie: • respecteert meningen van anderen. • handelt integer. Beroepsethische keuzen: • reflecteert op ethische aspecten eigen (beroeps)handelen; • respecteert meningen van anderen Kritisch consument: • formuleert en beargumenteert overwegingen en criteria. • raadpleegt bronnen. • zoekt ondersteuning indien nodig.
Sociale burgerschapscompetentie Competentie
Succescriteria Proces
10,11 12 11,12 11 12 12 12 12 12 3, 7 3 3,11 1,2 8,12 8, 9 10 8,12 7 11, 12 1,2 Verwerkt in beroepscompetentie:
De burger is in staat om op adequate wijze te functioneren op het publiek/private raakvlak: • in de eigen woon- en leefomgeving om te gaan (samen te leven) met anderen (in buurt, verkeer, uitgaansleven, op school, werk), • bij de organisatie van zorg (publiek-private arrangementen, instellingen), Centraal staat het vermogen bij te dragen aan een gewenste ontwikkeling vanuit het perspectief van kwaliteit, persoonlijke ontwikkelingsmogelijkheden, en maatschappelijke waarden, normen en verantwoordelijkheden. Samenleven/omgaan: • neemt eigen verantwoordelijkheid. • respecteert anderen. • houdt zich aan regels. Gebruik maken van voorzieningen en activiteiten: • houdt zich aan regels van voorzieningen en activiteiten. • plant en regelt zelf activiteiten m.b.t. gebruik van de zorginstelling of schakelt hulp in om deze activiteiten te regelen (informatie inwinnen, afspraken maken, deskundige raadplegen e.d.). • neemt initiatieven om vereiste procedures te doorlopen; houdt eventuele termijnen in acht.
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
8,10,12 8,12 9
9 12
3,9,12
41
•
coördineren, organiseren, overtuigen, besluiten, belangen afwegen, respectvol kritiek geven en ontvangen, plannen. Levensterreinen afstemmen: • onderzoekt alternatieven. • is in staat ethische vragen en dilemma’s te herkennen die zich kunnen voordoen bij de afstemming. Culturele burgerschapscompetentie Competentie
Succescriteria Proces
•
•
reflecteert op eigen maatschappelijk-culturele identiteit (belangrijke kenmerken; overwegingen, normen, waarden). toont respect voor andere gewoonten. reflecteert op interactieprocessen. receptief (lezen en luisteren) en productief (spreken en schrijven) gebruik van Nederlands op adequaat niveau voor de eigen situatie. gebruikt twee vreemde talen in voorkomende situaties op adequate wijze.
Politieke burgerschapscompetentie
Succescriteria Proces
Succescriteria Proces
1,2,12 Verwerkt in beroepscompetentie
8 7,8 8 X X Verwerkt in beroepscompetentie
De burger is in staat om op adequate wijze effectief om te gaan met de opgaven van het politieke domein: • zich een mening vormen over politiek relevante issues en daarmee actief of passief deel te nemen aan verkiezingen. • te participeren op formele en informele wijze in politieke besluitvorming en beleidsbeïnvloeding. • om te gaan met instanties en regelingen en deze te benutten. Deelnemen aan verkiezingen: • raadpleegt uiteenlopende bronnen. • verwoordt eigen standpunt. Participeren in besluitvorming en beleidsbeïnvloeding: • inventariseert en respecteert meningen. • verwoordt eigen standpunt. Omgaan met instanties en regelingen: • verwoordt de eigen situatie/vraag/behoefte. • respecteert anderen. • schakelt indien nodig derden in.
Normatieve burgerschapscompetentie Competentie
12
De burger is in staat om op adequate wijze te participeren in de pluriforme en multiculturele samenleving op nationaal en Europees niveau.
• • •
Competentie
8,12
11 3,7 7 7 7 8 1,2 Verwerkt in beroepscompetentie
De burger is in staat om op adequate wijze zelfstandig, sociaal betrokken en verantwoordelijk te handelen op basis van maatschappelijk geaccepteerde basiswaarden. • • • • • • •
stemt eigen handelen af op handelen van anderen. respecteert andere meningen (binnen basis normen en waarden). accepteert andere gedrag (binnen basisnormen en waarden). hanteert breed geaccepteerde sociale omgangsvormen. hanteert milieunormen. gaat kritisch om met eigen normen (cultuur, subgroep). oriënteert zich op verschillende opvattingen en vormt zich daarover een mening.
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
7,8 8 8 7,8 9,12 7,8 8,12
42
Organisatorische burgerschapscompetentie Competentie
Succescriteria Proces
Verwerkt in beroepscompetentie
De burger is in staat om op adequate wijze om te gaan met publieke organisatorische context(en) en daarbij behorende problemen binnen de relevante maatschappelijke domeinen en situaties. • • • • • • • • • •
plant en regelt de eigen activiteiten in de context van een maatschappelijk verband. Kan het eigen handelen situeren in het grotere geheel. kan samenwerken, coördineren en organiseren. toont overtuigingskracht, besluitvaardigheid, verantwoordelijkheidsgevoel, leidinggevend vermogen. hanteert eigen gevoelens. respecteert eigen grenzen en grenzen van anderen. doorloopt keuzeprocessen. brengt eigen inzichten overtuigend in. komt afspraken na. deelt kennis en ervaring.
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
1,9,10 10,12 10 7,10,12 8,12 7,8 3,8,11 7,12 8,12 8,11
43
In de onderstaande tabel zijn de beroepscompetenties aan de Leer- en burgerschapscompetenties gespiegeld. De verwijzingen betreffen de volgende leer- en burgerschapscompetenties: L E N S C O P
leercompetentie economische burgerschapscompetentie normatieve burgerschapscompetentie sociale burgerschapscompetentie culturele burgerschapscompetentie organisatorische burgerschapscompetentie politieke burgerschapscompetentie
Beroepscompetentie 1. (VM)
Voorbereiden werkzaamheden De assistent operator is in staat om op adequate wijze de werkzaamheden voor te bereiden.
Beheersingscriteria gericht op Ontvangt werkopdracht/productieopdracht het proces Overlegt over de werksituatie met collega’s Werkt volgens procedures en voorschriften Werkt nauwkeurig en planmatig Maakt indien nodig materialen, gereedschappen en apparatuur klaar voor gebruik Zorgt voor de aanvoer van grond- en hulpstoffen en/of andere benodigde materialen. Checkt de aangevoerde grond- en hulpstoffen en/of andere benodigde materialen aan de hand van de werkopdracht en meldt eventuele afwijkingen aan de leidinggevende L&B: E13,20 / S9 / P7 Schakelt indien nodig de leidinggevende of collega’s in. Gebruikt de voorgeschreven persoonlijke beschermingsmiddelen De uit te voeren werkzaamheden zijn goed voorbereid. Resultaat Beroepscompetentie 2. (VM)
Bedienen apparatuur De assistent operator is in staat om op adequate wijze de apparatuur te bedienen zodat de productie volgens de gestelde normen verloopt.
Beheersingscriteria gericht op Start (indien van toepassing) in overleg de apparatuur op het proces Stopt (indien van toepassing) in overleg de apparatuur Houdt de apparatuur in werking (aan de hand van instructies) Stelt (onder toezicht) de apparatuur bij (indien van toepassing) Verhelpt eenvoudige problemen aan de apparatuur Wisselt procesinformatie uit met teamleden en/of leidinggevende L&B: E13,20 / S9 / P7 Schakelt indien nodig de leidinggevende of collega’s in. Werkt volgens procedures en voorschriften Werkt zorgvuldig en geconcentreerd De apparatuur wordt zodanig bediend, zodat de apparatuur volgens de Resultaat gestelde normen werkt en de productie op adequate wijze verloopt. Beroepscompetentie 3. (VM)
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
Registreren en rapporteren gegevens De assistent operator is in staat om op adequate wijze productiegegevens te registreren en rapporteren zodanig dat de gegevens zijn vastgelegd en belanghebbenden zijn geïnformeerd.
44
Beheersingscriteria gericht op Legt relevante gegevens vast in de daarvoor van toepassing zijnde systemen het proces Werkt volgens procedures en voorschriften Geeft duidelijke, complete en relevante informatie Werkt nauwkeurig L&B: E10,11,12 / S6 / O7 / P2 Rapporteert gegevens en bevindingen aan leidinggevende, collega’s en/of eventuele andere betrokkenen.. De productiegegevens zijn geregistreerd en gerapporteerd en alle Resultaat belanghebbenden zijn geïnformeerd. Beroepscompetentie 4 (VM)
Bewaken procesverloop De assistent operator is in staat om op adequate wijze het productieproces waaraan hij werkzaam is, te bewaken zodanig dat het proces volgens de gestelde normen verloopt.
Beheersingscriteria gericht op Is voortdurend alert op afwijkingen het proces Signaleert afwijkingen aan product en/of proces Meldt afwijkingen of storingen Werkt zorgvuldig Grijpt in overleg met collega’s/ leidinggevende in Wisselt procesinformatie uit met teamleden en/of leidinggevende Werkt volgens procedures en voorschriften Handelt binnen de grenzen van de eigen verantwoordelijkheid Gebruikt de voorgeschreven persoonlijke beschermingsmiddelen Roept indien nodig tijdig hulp in van anderen Zorgt voor de afvoer van gereed product Het productieproces verloopt volgens de gestelde normen. Resultaat De onvoorziene situatie en ondernomen actie zijn gecommuniceerd. Beroepscompetentie 5. (VM)
Uitvoeren kwaliteitscontroles aan product en/of proces De assistent operator is in staat om op adequate wijze kwaliteitscontroles aan het product en/of het proces uit te voeren.
Beheersingscriteria gericht op Voert (visuele) controles uit het proces Registreert en rapporteert de gegevens Vergelijkt de controlegegevens met de specificaties Overlegt met collega’s en/ of direct leidinggevende Gebruikt de voorgeschreven meetinstrumenten en analyse apparatuur Gebruikt de voorgeschreven persoonlijke beschermingsmiddelen Onderneemt in overleg met collega’s en of leidinggevende de juiste actie bij afwijkingen Werkt volgens procedures en voorschriften De kwaliteitscontroles aan het product en het proces zijn volgens Resultaat voorschrift uitgevoerd en gerapporteerd. Beroepscompetentie 6. Onderhouden apparatuur
(VM)
De assistent operator is in staat om op adequate wijze klein onderhoud aan apparatuur uit te voeren, zodat de technische staat van de apparatuur voldoet aan de gestelde normen. Beheersingscriteria gericht op Controleert de technische staat van de apparatuur aan de hand van een controle lijst het proces Signaleert afwijkingen aan de apparatuur Overlegt met collega’s en direct leidinggevende over afwijkingen Werkt volgens procedures en voorschriften
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
45
Resultaat Beroepscompetentie 7. (SC)
Raadpleegt handleidingen indien nodig Voert onderhoudswerkzaamheden uit Gebruikt voorgeschreven gereedschap Houdt zijn werkplek overzichtelijk en schoon Laat na afloop de uitgevoerde werkzaamheden (voor ingebruikname van de installatie) controleren door collega’s/ leidinggevende De technische staat van de apparatuur voldoet aan de gestelde normen.
Communiceren tijdens werkzaamheden* De assistent operator is in staat om op adequate wijze met collega´s en leidinggevende te communiceren tijdens zijn werkzaamheden zodat deze volgens de gestelde normen kunnen verlopen.
Beheersingscriteria gericht op Hanteert correcte omgangsvormen. het proces Luistert aandachtig en toont geduld. Vraagt naar noodzakelijke informatie en vraagt zonodig door. Brengt een boodschap kort en duidelijk over. Deelt relevante informatie tijdig mee, stemt deze waar nodig af met anderen en zorgt voor een goede overdracht van het werk. Legt een probleem op duidelijke wijze voor aan de leidinggevende/betrokkenen. Neemt actief deel aan werkbespreking. Communiceert zowel schriftelijk als mondeling. L&B: E10,18 / N1,4,6 / C2 / Communiceert op passende wijze met betrokkenen. O4,6,8 / P2,3,4,5 Betrokkenen zijn voldoende geïnformeerd, zodat de werkzaamheden Resultaat volgens de gestelde normen verlopen. Beroepscompetentie 8. (BOS)
Samenwerken De assistent operator is in staat om op adequate wijze samen te werken, zodat de werkzaamheden binnen het team zo goed mogelijk kunnen worden uitgevoerd.
Beheersingscriteria gericht op Houdt zich aan de afspraken. het proces Stelt gerichte vragen aan collega’s en geeft gerichte antwoorden. Houdt rekening met verschillen tussen mensen en hun manier van werken. Geeft feedback aan en ontvangt feedback van collega’s. Vraagt collega’s om hulp als hij er zelf niet uitkomt. Neemt actief deel aan werkbesprekingen. Stelt het gemeenschappelijk resultaat van het team centraal. Is gemotiveerd. Stelt zich collegiaal op bij de uitvoering van taken L&B: E14,15,17/ N2,3,4,6,7 / Toont respect voor opvattingen en gewoonten van anderen. S2 / C2,3 / O5,6,9 / P 6 L&B: N8 /S1,7 Spreekt anderen aan op uitingen/gedrag. L&B: N1 / C1 / O6,7,10 Overlegt met collega’s en leidinggevende over de uit te voeren werkzaamheden.. De operator werkt op adequate wijze samen, zodat het team effectief en Resultaat efficiënt kan functioneren.
*
Zie de matrix van het referentiedocument Talen 12.4.2
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
46
Beroepscompetentie 9. (VM)
Veilig en milieubewust werken De assistent operator is in staat om op adequate wijze volgens voorschriften voor veiligheid, milieu en ARBO te werken zodat het werk verantwoord wordt uitgevoerd.
Beheersingscriteria gericht op Signaleert en meldt onveilige situatie en niet-milieubewust handelen. het proces Reageert alert en actief op (het ontstaan van) onveilige situaties. Weet hoe hij moet handelen in noodsituaties. Gaat efficiënt en bewust om met het materiaal. Doet suggesties voor verbetering bij de verantwoordelijke persoon. Houdt de eigen werkplek overzichtelijk en schoon. Gebruikt materialen, gereedschappen, materieel en persoonlijke beschermingsmiddelen op de juiste wijze. Verzamelt afval en restmateriaal, sorteert dit en voert dit af volgens voorschriften. L&B: E15 / N5 / S3,4,6 / O1 Voert alle werkzaamheden uit met inachtneming van relevante wet- en regelgeving/voorschriften op het gebied van veiligheid, arbeidsomstandigheden, duurzaamheid en milieu. Het werk wordt conform de voorschriften voor veiligheid, milieu en Resultaat ARBO uitgevoerd. Beroepscompetentie 10. (VM)
Zorg dragen voor kwaliteit De assistent operator is in staat om op adequate wijze zorg te dragen voor een goede werkuitvoering zodat het af te leveren werk aan de gestelde bedrijfsnormen voldoet.
Beheersingscriteria gericht op Werkt volgens procedures en voorschriften. het proces Komt gemaakte afspraken na. Anticipeert op mogelijke verstoringen van de voortgang van het werk door tijdig in te grijpen of voorzorgsmaatregelen te treffen. Is kritisch op de (eigen) werkuitvoering Is gemotiveerd L&B: S1 / O4 Signaleert knelpunten in het werkproces en doet verbetervoorstellen. L&B: E1,E16 / O1,2,3 Overziet de gevolgen van de eigen werkzaamheden in het grotere geheel. Een goede kwaliteit van het geleverde werk. Resultaat Beroepscompetentie 11. (ON)
Beroepscompetenties ontwikkelen De assistent operator is in staat om op adequate wijze beroepscompetenties te ontwikkelen om goed te blijven functioneren in zijn beroep.
Beheersingscriteria gericht op Brengt met de leidinggevende in kaart wat goed en nog niet goed gaat. het proces Bepaalt met de leidinggevende welke beroepscompetenties hij verder moet ontwikkelen. Bepaalt met de leidinggevende welke activiteiten hij daartoe moet ondernemen. Onderneemt de met de leidinggevende afgesproken activiteiten. Past in overleg nieuwe werkwijzen toe. Informeert regelmatig intern naar en staat open voor nieuwe ontwikkelingen. Houdt zich op de hoogte van documentatie. Bezoekt vakbeurzen, trainingen en/of cursussen.
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
47
L&B: L1 t/m 11 / E1,3,4,19 / Stelt zich open voor persoonlijke ontwikkeling en handelt hiernaar. O7,10 / P1 Een constante ontwikkeling van zijn eigen beroepscompetenties. Resultaat Flexibele, breed inzetbare werknemers die kunnen werken volgens de laatste stand van zaken in de techniek. Beroepscompetentie 12. (BOS)
Functioneren in de organisatie De assistent operator is in staat om op adequate wijze om te kunnen functioneren als werknemer in een industrieel bedrijf.
Beheersingscriteria gericht op Respecteert regels. het proces Volgt instructies van de leidinggevende op en vraagt aanvullende informatie bij onduidelijkheden. Stelt zich loyaal op t.o.v bedrijf en collega’s. Neemt actief deel aan functionerings- en/of beoordelingsgesprekken m.b.t. de eigen functie. Heeft vertrouwen in eigen kunnen. Neemt deel aan verkiezingen voor ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging. L&B: N5 / S1,7,9 / O2 Werkt efficiënt, kostenbewust en met zorg voor de omgeving. L&B: E12,14,17 / S2,5,7,8,9 / Komt voor zichzelf op, zonder anderen te benadelen. O4,5,8,9 L&B: E2,19 / N7 / S5,6 / O4,9 Stelt zich op als een betrokken werknemer. L&B: E3,5,6,7,8,9 Verkrijgt een geschikte en relevante arbeidsplaats. Gaat flexibel om met mogelijke veranderingen in taakstellingen. Volgt nieuwe werkinstructies op. De operator functioneert binnen de organisatie. Resultaat
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
48
DEEL 3: BRONDOCUMENTEN Om praktische redenen worden de brondocumenten als papierenversie of digitaal bestand aan het dossier toegevoegd.
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
49
Aequor-lijst Leren en Burgerschap Inleiding Door Cinop is het brondocument Leren en Burgerschap opgesteld. Door een werkgroep is dit brondocument vertaald in een groot aantal beheersingscriteria. Deze beheersingscriteria kenmerken zich door een sterke mate van detail en overlap. Een van de uitgangspunten van de competentiegerichte kwalificatiestructuur is het bieden van vrijheid aan de onderwijsinstellingen om het onderwijs vorm te geven. De gedetailleerde eindtermen worden vervangen door meer abstracte beheersingscriteria. De scholen kunnen de beheersingscriteria dan op verschillende manier vertalen. De vertaling van de beheersingscriteria is voor verschillende contexten anders. De gedetailleerde beheersingscriteria leren en burgerschap laten voor onderwijsinstellingen te weinig ruimte voor eigen invulling. Om tegemoet te komen aan de vraag van het onderwijsveld is door Aequor een vertaaldocument opgesteld. De wijze van formulering sluit nu beter aan bij de overige criteria. Vertaaldocument In onderstaande tabel zijn alle beheersingscriteria, zoals door de werkgroep opgesteld, opgenomen in de eerste kolom. De beheersingscriteria welke volgens Aequor samengenomen kunnen worden tot een meer abstract beheersingscriterium staan bij elkaar. In de tweede kolom wordt aangegeven wat het meer abstracte beheersingscriterium is dat door Aequor wordt ingevoegd in de kwalificatieprofielen. Zo is het eerste criterium dat door Aequor wordt opgenomen in de kwalificatieprofielen ‘communiceert op passende wijze met betrokkenen’. Dit beheersingscriterium vervangt tien beheersingscriteria uit de lijst van de werkgroep. Deze tien criteria staan in de eerste kolom. Nummer 1 C2, P3 E10, P2, P4, P5 O8, N1 C2, P3 N1,
N1 O6
N4, C2 E18 N6, O4 2 N8 N8
Algemene lijst (beheersingscriteria werkgroep)
Aequor (beheersingscriteria Aequor) Communiceert op passende wijze met betrokkenen. Stemt de communicatiestijl af op de ander en de Opmerking: Heel veel zaken die in de algemene lijst situatie Verwoordt de eigen situatie, standpunt en mening staan zijn impliciet aan de overkoepelende term communiceren (verwoorden eigen Geeft duidelijke en complete informatie, die ook mening, letten op non verbale communicatie). Ook de abstracte term fraude voorkomt ‘passende wijze’ impliceert heel veel uit de Stemt taalgebruik af op betrokkenen algemene lijst (afstemmen op de ander, Past verschillende gesprekstechnieken en gedragsstijlen toe, afgestemd op de situatie en de toepassen van verschillende gesprekstechnieken). klant Let op non verbale communicatie Vraagt naar wensen en behoeften van de klant Als je deze criteria opneemt, dan kan je alle Vraagt aan de klant of alles naar wens (verlopen) vragen die de beroepsbeoefenaar aan de klant kan stellen wel opnemen. Deze criteria is zijn meer beroepsgericht dan dat ze betrekking hebben op leren en burgerschap. Hanteert correcte omgangsvormen Formuleert en beargumenteert overwegingen en criteria Gaat beheerst om met eigen gevoelens
Spreekt anderen aan op racistisch, seksistisch of tendentieus taalgebruik Spreekt anderen aan op fouten, verstoringen en afwijkingen
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
Spreekt anderen aan op uitingen/gedrag. Opmerking: De criteria uit de algemene lijst hebben allemaal te maken met het aanspreken van anderen. Het onderwerp waarover de ander
50
S7
Geeft respectvol kritiek
S1
Neemt eigen verantwoordelijkheid
N8, S7
Spreekt anderen aan op hun handelen
3
Toont respect voor opvattingen en gewoonten van anderen. Respecteert mening van anderen (van de klant) Opmerking: In de criteria uit de algemene lijst staat in wezen steeds hetzelfde: het gaat om het Toont respect voor andere gewoonten respecteren van anderen. (Het ene criterium Houdt rekening met belangen en normen van slaat op de gewoonten van anderen, het anderen Houdt rekening met verschillen tussen mensen en andere criterium op de mening van anderen, maar de basis is het respecteren van hun manier van werken anderen.) Gaat respectvol om met mensen van andere disciplines en culturen Respecteert eigen grenzen en grenzen van anderen Hanteert correcte omgangsvormen Komt afspraken na Oriënteert zich op verschillende opvattingen en vormt zich een meningen Gaat beheerst om met eigen gevoelens
E14, E17, S2,N2 C2, P6 N2, N3, C3 N2, N3, C3 C2 O6, E15 N4, C2 O9 N7 O5, N6
aangesproken wordt hoeft er niet bij te staan, het gaat om het meer abstracte principe van het aanspreken van anderen.
4
Rapporteert gegevens en bevindingen aan leidinggevende, collega’s en/of eventuele andere betrokkenen. P2, E10, Rapporteert fouten, verstoringen en afwijkingen Opmerking: E11, S6 aan betreffende functionaris De eerste twee criteria zeggen hetzelfde: de beroepsbeoefenaar moet rapporteren. Het P2, E10, E12 Rapporteert volgens de richtlijnen O7 Bepaalt welke informatie relevant is voor degene laatste criterium uit de algemene lijst is impliciet. Als hij rapporteert, moet hij ook aan wie hij rapporteert bepalen wat hij rapporteert. Het rapporteren is meer beroepsgericht dan dat het betrekking heeft op leren en burgerschap, in veel van de kwalificatieprofielen zal dit criterium derhalve al opgenomen zijn. 5
N5,E15, S6, S3 S4
Houdt rekening met regelgeving rondom veiligheid, arbeidsomstandigheden, duurzaamheid en milieu Houdt zich aan regels van voorzieningen en activiteiten
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
Voert alle werkzaamheden uit met inachtneming van relevante wet- en regelgeving/voorschriften op het gebied van veiligheid, arbeidsomstandigheden, duurzaamheid en milieu. Alle niveaus Opmerking: Wanneer je volgens de wet- en regelgeving dient te werken, moet je ook de ontwikkelingen bijhouden (is dus impliciet). Dit is meer beroepsgericht dan dat het
51
O1
Houdt ontwikkelingen bij m.b.t. wet- en regelgeving en handelt ernaar
6
E10,11,12
Zorgt ervoor dat wettelijke en bedrijfsvoorschriften bekend zijn bij medewerkers. Zorgt dat de voorschriften op het gebied van veiligheid, milieu en Arbo bekend zijn bij de medewerkers
7
E10,11 / S1
N5 S1 S7, S9
Ziet erop toe, dat gewerkt wordt volgens de relevante voorschriften op het gebied van veiligheid, milieu en arbeidsomstandigheden
Gaat efficiënt en kostenbewust om materialen, gereedschappen, materieel, tijd en energie Gaat efficiënt en zorgzaam om met materialen, gereedschap/instrumenten Zorgt na afloop voor een opgeruimde werkplek Beperkt hinder tengevolge van de werkzaamheden tot een minimum
9
S1, O4
O4
Analyseert het probleem (of brengt het probleem in kaart) Signaleert fouten, verstoringen en afwijkingen in het eigen werk- of productieproces en dat van anderen en onderneemt actie binnen het eigen werk- of productieproces en dat van anderen Doet voorstellen voor verbetering van de kwaliteit van het werk Stelt richtlijnen op voor verbetering van de kwaliteit van het werk Doet voorstellen voor het op- en bijstellen van richtlijnen/voorschriften op het gebied van veiligheid, milieu en arbeidsomstandigheden
10 N1, C1 O6 O10
Opmerking: Alleen voor niveau 3 en niveau 4.
Ziet toe op toepassing van wettelijke en bedrijfsvoorschriften.
8 O2, N5
betrekking heeft op leren en burgerschap, in veel van de kwalificatieprofielen zal dit criterium derhalve al opgenomen zijn.
Stemt de aanpak van werken zonodig af met de leidinggevende en/of andere betrokkenen Stelt gerichte vragen aan collega’s om alle relevante informatie boven water te krijgen Deelt kennis en ervaring
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
Opmerking: Alleen voor niveau 3 en niveau 4.
Werkt efficiënt, kostenbewust en met zorg voor de omgeving. Heeft allemaal te maken met verantwoordelijkheid, efficiëntie en kostenbewustheid. Het zorgen voor een opgeruimde werkplek is hier een voorbeeld van, als deze wordt opgenomen dan kunnen ook andere voorbeelden worden toegevoegd.
Signaleert knelpunten in het werkproces en doet verbetervoorstellen Opmerking: Het signaleren van knelpunten is een wat meer abstracte term dan de termen zoals gebruikt in de criteria in de algemene lijst. Knelpunten kunnen fouten, verstoringen, problemen e.d. zijn. Wanneer de beroepsbeoefenaar knelpunten heeft gesignaleerd doet hij ook, wanneer mogelijk, verbetervoorstellen
Overlegt met collega’s en leidinggevende over de uit te voeren werkzaamheden Opmerking: Alle criteria draaien om het overleg met anderen, niet puur individueel de werkzaamheden uitvoeren.
52
O7
Vraagt feedback aan collega’s
11 L1 L2 L3, E4
Toont motivatie om te leren Heeft vertrouwen in eigen kunnen Creëert mogelijkheden tot leren en het uitvoeren van leeractiviteiten O10 Deelt kennis en ervaring met anderen O7 Vraagt feedback aan collega’s O7 Geeft feedback aan collega’s L11, E4 Stuurt eigen leerproces L4 Kiest leeractiviteiten L10 Doorloopt de volledige leercyclus E19, E3, P1 Raadpleegt bronnen en gebruikt hulpmiddelen om zelfinzicht te vergroten E1 Zelfreflectie L6,L7,L8,L9 Hanteert diverse leersstrategieën L5 Heeft zicht op eigen capaciteiten en mogelijkheden 12 O2 O1, O3 E1, E16, C3
Situeert het eigen handelen in het grotere geheel Stelt het gemeenschappelijke resultaat van het team centraal Reflecteert op processen
13 E12, S5, S7 E14, E17, O6, S2 O5 S8 O7, S9 O8 O4
Behartigt eigen belangen Respecteert eigen grenzen en grenzen van anderen Geeft aan wanneer de werkdruk te hoog is Onderzoekt alternatieven in de balans tussen werk en privé Geeft overwegingen voor keuzen m.b.t. balans werk en privé Formuleert eigen mening/standpunt m.b.t. normatieve aspecten van het beroep Toont overtuigingskracht, besluitvaardigheid en verantwoordelijkheid
14 E13, E20, P7 Zoekt ondersteuning indien nodig S9 Legt een probleem en/of oplossing op duidelijke wijze voor aan de leidinggevende 15 Maakt gebruik van rechten en plichten
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
Stelt zich open voor persoonlijke ontwikkeling en handelt hiernaar. Opmerking: Alle criteria hebben te maken met het willen leren/willen ontwikkelen.
Overziet de gevolgen van de eigen werkzaamheden in het grotere geheel Opmerking: Beide criteria gaan over het verder kijken dan de eigen werkzaamheden.
Komt voor zichzelf op, zonder anderen te benadelen Opmerking: Alle criteria hebben betrekking op opkomen voor jezelf, jezelf niet onder laten sneeuwen. De beroepsbeoefenaar dient, ook al komt hij voor zichzelf op, wel anderen te respecteren.
Schakelt indien nodig de leidinggevende of collega’s in Opmerking: Beide criteria gaan om het inschakelen van de hulp van anderen. Stelt zich op als een betrokken werknemer Opmerking:
53
S5 E2
N7 O4 O9 S6, E19 S6, E19
Maakt gebruik van activiteiten m.b.t. personeelsvoorzieningen Neemt initiatieven m.b.t. personeelsvoorzieningen Neemt deel aan verkiezingen voor de ondernemingsraad Participeert in besluitvorming en beleidsbeïnvloeding Onderbouwt keuze tot participatie Handelt uit normatieve aspecten van het beroep Formuleert eigen mening/standpunt m.b.t. normatieve aspecten van het beroep Toont overtuigingskracht, besluitvaardigheid en verantwoordelijkheid Komt gemaakte werkafspraken na Gebruikt protocollen en/of handboek kwaliteitszorg Werkt volgens het kwaliteitssysteem van de werkgever
16
E9 E5 E6, E7, E8 E3 E7
Opmerking: De criteria hebben allemaal te maken met hoe er op bij de specifieke werkgever gewerkt dient te worden. Het werken zoals het hoort bij de werkgever heeft ook te maken met betrokkenheid Verkrijgt een geschikte en relevante arbeidsplaats. Opmerking: Het plaatsen van dit criterium is een lastig punt. Eventueel zou het passen bij de competentie ‘ontwikkelen beroepscompetenties’, maar eigenlijk past het niet echt bij een beroepscompetentie.
Sluit en beëindigt arbeidscontract Gebruikt zoekstrategieën om werk te vinden en zoekt ondersteuning Onderneemt passende activiteiten om werk te vinden Heeft inzicht in de ontwikkelingen en mogelijkheden in de arbeidsmarkt
Opmerking: Door te kiezen voor de term ‘plaats op de arbeidsmarkt’ kan het ook slaan op een stage/leerplaats. Opmerking: Heeft allemaal te maken met het zoeken naar een dienstverband en het aangaan van een dienstverband.
Is in staat om te solliciteren
17 O4
De criteria hebben allemaal te maken met een actieve/betrokken houding in de organisatie.
Verdeelt zonodig de werkzaamheden en let daarbij op de kwaliteiten van medewerkers
18
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
Verdeelt de werkzaamheden op basis van de kwaliteiten van medewerkers. Niveau 3 en 4. Dit heeft te maken met leidinggeven, wat meer beroepsgericht is dan dat het te maken heeft met leren en burgerschap. Waarschijnlijk is dit al opgenomen in het kwalificatieprofiel Plant en regelt de eigen activiteiten.
54
O1
Plant en regelt de eigen activiteiten
O2, O3
Organiseert en coördineert activiteiten
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
Niveau 2 In een aantal gevallen zal het plannen en regelen een competentie zijn in plaats van een beheersingscriterium. Wanneer dat het geval is komt het niet terug als beheersingscriterium. Coördineert en bewaakt werkuitvoering. Niveau 3 en 4 Dit heeft te maken met leidinggeven, wat meer beroepsgericht is dan dat het te maken heeft met leren en burgerschap. Waarschijnlijk is dit al opgenomen in het kwalificatieprofiel. In een aantal gevallen zal het plannen en bewaken een competentie zijn in plaats van een beheersingscriterium. Wanneer dat het geval is komt het niet terug als beheersingscriterium.
55
De Aequor-lijst Er is per competentie uit de kern van het kwalificatieprofiel van de operator aangegeven waar de beheersingscriteria van Aequor terug te vinden zijn. Nummer Niveau Beheersingscriteria
L&B competenties
1
Alle
2 3
Alle Alle
4
Alle
E10,18 / N1,4,6 / C2 / O4,6,8 / P2,3,4,5 N8 /S1,7 E14,15,17/ N2,3,4,6,7 / S2 / C2,3 / O5,6,9 / P 6 E10,11,12 / S6 / O7 / P2
3
5
Alle
E15 / N5 / S3,4,6 / O1
9
6
3, 4
Communiceert op passende wijze met betrokkenen. Spreekt anderen aan op uitingen/gedrag. Toont respect voor opvattingen en gewoonten van anderen. Rapporteert gegevens en bevindingen aan leidinggevende, collega’s en/of eventuele andere betrokkenen. Voert alle werkzaamheden uit met inachtneming van relevante wet- en regelgeving/voorschriften op het gebied van veiligheid, arbeidsomstandigheden, duurzaamheid en milieu. Zorgt ervoor dat wettelijke en bedrijfsvoorschriften bekend zijn bij medewerkers.
E10,11,12
X
7
3, 4
Ziet toe op toepassing van wettelijke en bedrijfsvoorschriften.
E10,11 / S1
X
8
Alle
N5 / S1,7,9 / O2
12
9
Alle
S1 / O4
10
10
Alle
N1 / C1 / O6,7,10
8
11
Alle Alle
L1 t/m 11 / E1,3,4,19 / O7,10 / P1 E1,16 / O1,2,3
11
12 13
Alle
14
Alle
15 16
Alle Alle
17
3, 4
18
2 3, 4
Werkt efficiënt, kostenbewust en met zorg voor de omgeving Signaleert knelpunten in het werkproces en doet verbetervoorstellen Overlegt met collega’s en leidinggevende over de uit te voeren werkzaamheden Stelt zich open voor persoonlijke ontwikkeling en handelt hiernaar Overziet de gevolgen van de eigen werkzaamheden in het grotere geheel Komt voor zichzelf op, zonder anderen te benadelen Schakelt indien nodig de leidinggevende of collega’s in Stelt zich op als een betrokken werknemer Verkrijgt een geschikte en relevante arbeidsplaats Verdeelt de werkzaamheden op basis van de kwaliteiten van de medewerkers Plant en regelt de eigen activiteiten Coördineert en bewaakt werkuitvoering
Kwalificatiedossier (10-5-2005)
Operator Competentie 7 8 8
10
E12,14,17 / S2,5,7,8,9 / O4,5,8,9 E13,20 / S9 / P7
12 1, 2
E2,19 / N7 / S5,6 / O4,9 E3,5,6,7,8,9
12 12
O4
X
O1 O2,3
X X
56