Kleinschalig Ondernemen 2006 Structuur en ontwikkeling van het Nederlandse MKB
Zoetermeer, juni 2006
ISBN: 90-371-0969-1 Bestelnummer: A200604 Prijs: € 60,Dit onderzoek maakt deel uit van het programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap, dat wordt gefinancierd door het Ministerie van Economische Zaken.
Voor alle informatie over MKB en Ondernemerschap: www.eim.nl/mkb-en-ondernemerschap.
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij EIM bv. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van EIM bv. EIM bv aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
The responsibility for the contents of this report lies with EIM bv. Quoting numbers or text in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means, or stored in a retrieval system, without the prior written permission of EIM bv. EIM bv does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections.
2
Inhoudsopgave
S am env atti n g
5
1
Inl eidi ng
9
2
S tr uc tu ur be el d MKB
11
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Algemeen beeld van het MKB Ondernemingen Afzetmarkten Werkgelegenheid Inkomensvorming
11 12 13 17 19
3
S t emming o nd er on der n em er s i n h et MK B
23
3.1 3.2 3.3
Vertrouwen in de economie en het economische beleid Verwachtingen voor eigen bedrijfsprestaties Stemming naar sector
23 25 27
4
O nd e r n em i n g en
29
4.1 4.2
Ontwikkeling van het aantal ondernemingen Ontwikkeling van het aantal ondernemingen naar sector
29 29
5
Afz etontwi kkeling i n het MK B
33
5.1 5.2 5.3
Afzetontwikkeling Buitenlandse afzetontwikkeling Binnenlandse afzetgroei
33 33 35
6
W e r kg el e gen h e i d
39
6.1 6.2 6.3 6.4 6.5
Ontwikkeling werkgelegenheid in het MKB De werkgelegenheid van werknemers en zelfstandigen De werkgelegenheid naar sector Werkgelegenheid naar grootteklasse Vacatures, arbeidsaanbod en werkloosheid
39 39 40 42 43
7
Ko st en -, pr ij s - en win s t on twi kkel in g
45
7.1 7.2 7.3
Kostenstructuur Ontwikkeling van de kostprijs en afzetprijs Winstgevendheid
45 46 49
8
I n k om ens v a n z el fs t an di g e n en di r e ct e u r en g ro ot a an deel h ou d ers
51
Ontwikkelingen wet- en regelgeving Inkomensontwikkeling zelfstandigen Inkomensontwikkeling directeuren-grootaandeelhouders (dga’s)
51 54 57
8.1 8.2 8.3
3
9
Inv esteringen
61
9.1 9.2
Investeringsbereidheid van ondernemers De investeringen in het MKB
61 63
10
F i n an c i er i n g
67
10.1 10.2 10.3
Activastructuur Vermogensstructuur Kengetallen
67 69 70
Bi jl ag en I II III
4
Kerngegevens Uitgebreide inkomenstrajecten zelfstandigen en directeurengrootaandeelhouders Definitie gehanteerde begrippen
77 101 103
Samenvatting In de publicatie Kleinschalig Ondernemen 2006 wordt een beeld gegeven van de structuur en economische ontwikkeling in het bedrijfsleven, verdeeld naar grootteklassen en sectoren. Het midden- en kleinbedrijf (MKB) staat hierbij centraal. In Kleinschalig Ondernemen worden de ontwikkelingen van afzet, werkgelegenheid, winstgevendheid en investeringen bij het MKB besproken. Andere onderwerpen die aan bod komen, zijn de ontwikkeling van het aantal ondernemingen, de inkomensontwikkeling van ondernemers en de financiering van het MKB. Tabel 1 geeft een overzicht van de belangrijkste kerngegevens voor het MKB. tabel 1
Kerngegevens MKB, 2004-2007 2004
2005
2006
2007
Niveau (x mld. euro)
Volumemutaties t.o.v. voorafgaand jaar in %
omzet
554
1,50
3,25
3,50
afzet
363
1,25
2,75
3,00
- buitenlandse afzet
66
3,50
4,75
5,25
- binnenlandse afzet
297
0,50
2,25
2,50
bruto toegevoegde waarde
169
1,50
3,00
3,25
loonsom
88
-1,00
1,25
2,25
arbeidsproductiviteit (x 1.000 euro)
58
2,50
1,75
1,25
waarvan:
Mutaties t.o.v. voorafgaand jaar in % overige gegevens besteedbaar inkomen zelfstandigen (x 1.000 euro in 2005)
22,2
6,00
3,25
(x 1.000 euro in 2005)
36,6
2,00
2,25
winst uit onderneming (nominaal)
47
8,75
6,00
besteedbaar inkomen DGA's
Niveau (x 1.000)
5,50
Mutaties t.o.v. voorafgaand jaar (x 1.000)
arbeidsvolume MKB
2.951
-27
30
54
aantal banen MKB
3.642
-22
47
75
wv:
2.788
-26
41
67
854
4
7
8
werknemers zelfstandigen
Bron: Prognose kerngegevens MKB; Inkomens van ondernemers.
Vertrouwen van ondernemers neemt verder toe In het voorjaar van 2006 is gebleken dat het vertrouwen in de economie onder ondernemers in het MKB verder is toegenomen. Het aantal ondernemers dat zegt (enigszins) vertrouwen te hebben in de Nederlandse economie is dit voorjaar, in vergelijking met het voorjaar van 2005, gestegen van 80% naar 85%. Vanaf 2004 is het ondernemersvertrouwen ieder jaar flink toegenomen. Door het ingezette economische herstel kijken ondernemers ook positiever naar het economische beleid. Ongeveer 60% van de on-
5
dernemers geeft aan (enigszins) positief gestemd te zijn over het economische beleid. De drie jaren daarvoor was dit rond de helft van de ondernemers. Over de eigen bedrijfsprestaties zijn ondernemers dit jaar optimistischer dan vorig jaar. Dit geldt zowel voor de omzet, de winst als de werkgelegenheid. Zo verwachte de helft van de MKB-ondernemers in 2005 een omzetgroei. Dit jaar is het percentage ondernemers dat een omzetstijging voorziet toegenomen naar 57%. Bijna de helft van de ondernemers had begin 2005 positieve verwachtingen over de winst. Voor dit jaar verwacht 55% van de MKB-ondernemers een toename van de winst. Vooral in de bouw, groothandel, transportsector en zakelijke dienstverlening zijn ondernemers optimistisch. In de op de consument gerichte sectoren, zoals de detailhandel, de horeca en de autosector, zijn ondernemers iets minder optimistisch. Flinke groei aantal ondernemingen De groei van het aantal ondernemingen bedraagt dit jaar 2,75%. Enerzijds is deze groei het gevolg van de economische groei, de toenemende vraag naar dienstverlening en het overheidsbeleid richting starters. Anderzijds hebben de reorganisaties van bedrijven en (dreigende) werkloosheid veel mensen ertoe gezet een eigen bedrijf op te richten. Dit laatste effect speelt volgend jaar geen rol meer, zodat in 2007 de groei van het aantal ondernemingen afzwakt tot 2%. Vooral in de bouw en de financiële en zakelijke dienstverlening groeit het aantal bedrijven het hardst. Door de lage toetredingsdrempels is het eenvoudig om als zelfstandige in deze sectoren te starten. De schaalvergroting remt de groei van het aantal ondernemingen in de industrie, groothandel en detailhandel. Schaalvergroting doet de marktmacht van grotere bedrijven toenemen, waardoor het voor starters lastiger wordt om te concurreren. Groei buitenlandse en binnenlandse afzet De afzet van het Nederlandse MKB ontwikkelt zich dit jaar en volgend jaar gunstig met een groei van respectievelijk 2,75% en 3,0%. Hierbij neemt de buitenlandse afzet sterker toe dan de binnenlandse afzet. Vooral de sterk aantrekkende economische groei in de Europese landen draagt bij aan de groei van de buitenlandse afzet. Het industriële MKB profiteert sterk van de aantrekkende Europese groei, waardoor de export belangrijk kan toenemen. Ook de groothandel zal een forse exportgroei realiseren. Deze groei is mede te danken aan een sterke groei van de wederuitvoer. Zo vervult de Nederlandse groothandel voor Europa een belangrijke distributierol van goederen die uit China komen. Een andere sector die sterk voordeel heeft van de exportgroei is de transportsector. In het bijzonder het internationale goederenwegvervoer kan dit jaar belangrijk in afzet toenemen. De aantrekkende Nederlandse economie doet de investeringsafzet toenemen, waardoor de bouwproductie dit jaar sterk toeneemt. Vooral de groei van investeringen in nieuwe kantoorpanden en de toename van de bouw van woningen draagt bij aan de groei van de bouwproductie. De afzet van de op de consument gerichte sectoren, zoals de detailhandel, horeca en autosector, zal toenemen. De afzetgroei zal wel achterblijven bij de gemiddelde groei van de afzetgroei in het MKB. De afzetgroei in de genoemde sectoren hangt samen met de toename van de particuliere consumptie. Deze neemt dit jaar toe met 1,25% en wordt mogelijk gemaakt door een stijging van het gemiddelde inkomen en een verbete-
6
ring van de vermogenspositie van gezinnen. Bovendien neemt het consumentenvertrouwen belangrijk toe. Door de verbetering van het economisch klimaat, ervaren consumenten een grotere baanzekerheid en daarmee ook een grotere zekerheid over het eigen inkomen. Ook de op zakelijke afzet gerichte sectoren nemen in afzet belangrijk toe. Zo neemt de afzet van het MKB in de financiële en zakelijke diensten dit jaar met 3% fors toe. Zo is er een sterke vraag naar informaticadiensten. Uitzendbureaus profiteren sterk van de toenemende bedrijvigheid. Bedrijven nemen doorgaans eerst flexibel personeel aan voordat vast personeel in dienst komt. Groei van de werkgelegenheid De werkgelegenheid in het MKB neemt dit jaar weer toe. Het aantal banen zal met bijna 50.000 groeien (1,25%). Hierbij neemt de arbeidsproductiviteit toe met 1,75%. Vorig jaar daalde het aantal banen nog met 20.000. Hiermee lijkt een einde te zijn gekomen aan allerlei saneringen. Bedrijven hebben de werkgelegenheid binnen hun organisatie weer op orde, en zijn nu door de aantrekkende economie weer op zoek naar personeel. Het MKB blijft in de werkgelegenheidsontwikkeling enigszins achter bij het grootbedrijf. Dit heeft te maken met een gunstiger afzetontwikkeling van het grootbedrijf. Door een grotere exportgerichtheid profiteert het grootbedrijf eerder van de huidige Nederlandse exportgroei. De werkgelegenheidsontwikkeling tussen de MKB-sectoren verschilt onderling. Vooral in de bouw en groothandel is de werkgelegenheidsgroei hoog. Ook de zakelijke dienstverlening laat een behoorlijke groei zien. De op de consument gerichte sectoren zoals de detailhandel en de horeca, dragen weinig of niet bij aan de werkgelegenheidsgroei. In de industrie is nog altijd sprake van krimp van de werkgelegenheid, al is deze krimp beduidend minder dan in voorgaande jaren. Winsten nemen toe De winstgevendheid van het MKB ontwikkelt zich voorspoedig. Dit jaar neemt de winst met 8,75% toe en volgend jaar met 6%. Dankzij een gunstige afzetontwikkeling, een goede kostenbeheersing en een beperkte loonkostenontwikkeling zal de winstgroei gunstig zijn. De sterkste winststijgingen doen zich dit jaar voor in de financiële en zakelijke diensten en de bouw. De sterk op consumptieve bestedingen gerichte sectoren zoals de detailhandel en horeca, blijven in hun winstontwikkeling achter bij de andere sectoren. In de detailhandel zet de sterke onderlinge concurrentie de marges onder druk. Inkomens zelfstandigen en DGA's Door de gunstige winstontwikkeling in het MKB, neemt het besteedbaar inkomen van ondernemers dit jaar toe. Het besteedbaar inkomen van zelfstandigen neemt dit jaar met 6,0% toe en voor directeuren-grootaandeelhouders (dga's) met 2,0%. De invoering van het nieuwe zorgstelsel heeft per saldo een negatief effect op het gemiddeld besteedbaar inkomen van ondernemers. Fiscale ontwikkelingen hebben vooral bij de dga's een negatief effect op het besteedbaar inkomen.
7
Forse groei van de investeringen Ondanks de groeiende winsten en de toenemende afzet, neemt het aantal ondernemers in het MKB met investeringsplannen slechts in beperkte mate toe. In het voorjaar van 2006 heeft 65% investeringsplannen. Een jaar eerder was dit 63%. De ondernemers stellen zich terughoudender op dan de vooruitzichten lijken te rechtvaardigen. De investeringsgroei voor 2006 wordt geraamd op 5%, waarbij een groot deel van deze groei veroorzaakt wordt door de bouw van nieuwe kantoorpanden. Volgend jaar zullen de investeringen met ruim 8% sterker toenemen dan dit jaar. Dan zullen er meer ondernemers zijn die tegen de grenzen aankomen van hun bezettingsgraad. Dit maakt aanvullende investeringen noodzakelijk.
8
1
Inleiding
In de publicatie Kleinschalig Ondernemen 2006 wordt een beeld gegeven van de structuur en economische ontwikkeling in het Nederlandse bedrijfsleven, verdeeld naar grootteklassen. Het midden- en kleinbedrijf (MKB) staat hierbij centraal. Doel De informatie in Kleinschalig Ondernemen 2006 is bestemd voor allen die op een of andere wijze betrokken zijn bij de besluitvorming binnen de overheid of het georganiseerde bedrijfsleven. Het geeft hen zicht op de ontwikkelingen in het MKB in het kader van de actuele macro-economische prognoses van het CPB. Kader Zowel in het voorjaar als in het najaar maakt EIM prognoses van het Nederlandse MKB. De voorjaarsprognoses van het MKB passen binnen het kader van het Centraal Econo1 misch Plan 2006 van het CPB . In Kleinschalig Ondernemen worden de ontwikkelingen van afzet, werkgelegenheid, kosten, prijzen en winstgevendheid bij kleine en middelgrote bedrijven besproken. Andere ontwikkelingen waarop in deze publicatie wordt ingegaan, zijn de inkomensontwikkeling van zelfstandige ondernemers, investeringen door en financiering van het MKB. De belangrijkste ontwikkelingen worden ook op sectoraal niveau besproken. Naast de sectorinformatie die in dit rapport is gegeven, publiceert EIM ook 'Ondernemen in de Sectoren' waarin uitgebreidere sectoranalyses worden gegeven. Deze publicatie verschijnt in het najaar en is gebaseerd op de najaarsprognoses van EIM. Data Bij het bepalen van de prognoses, zoals in dit rapport genoemd, is gebruik gemaakt van diverse modellen. Voor de algemene MKB-prognoses en de sectorprognoses is het model PRISMA-K gebruikt. Dit is een sectormodel naar grootteklasse voor de korte en middellange termijn, waarmee onder andere exploitatiegegevens en werkgelegenheidsgegevens geraamd worden. In het rapport worden gegevens die afkomstig zijn uit het PRISMA-K-model aangeduid met 'prognose kerngegevens MKB'. Ook is gebruik gemaakt van het FAMOS-model. Dit is een model waarmee de financiële positie van MKB-sectoren in kaart gebracht kan worden. In dit rapport worden gegevens die afkomstig zijn uit het FAMOS-model aangeduid met 'financiering MKB'. Tevens is het model BRUNET gebruikt. Met dit model wordt het actuele gemiddelde inkomenstraject van zelfstandigen berekend. In dit rapport worden gegevens die afkomstig zijn uit het BRUNET-model aangeduid met 'inkomens van ondernemers'. Ten slotte is gebruik gemaakt van het MKB-Beleidspanel. Dit is een panel van 2.000 ondernemers. Dit panel is gebruikt om de stemming onder MKB-ondernemers ten aanzien
1
Zie voor een aantal van deze gegevens: Centraal Planbureau, Centraal Economisch Plan 2006, Den Haag.
9
van de Nederlandse economie weer te geven. In dit rapport worden gegevens die afkomstig zijn uit dit panel aangeduid met 'MKB-Beleidspanel' De berekeningen met de diverse modellen zijn half april afgesloten. Data die hierna beschikbaar zijn gekomen, zijn niet meegenomen in de rapportage. De metingen onder het MKB-Beleidspanel zijn gehouden in de periode eind maart tot en met half april. L e e sw i j z e r Het rapport is als volgt ingedeeld. In hoofdstuk 2 wordt een structuurbeeld gegeven van het midden- en kleinbedrijf. In de overige hoofdstukken wordt ingegaan op de economische ontwikkelingen, waarbij in hoofdstuk 3 besproken wordt hoe ondernemers de huidige stand van de economie ervaren. In hoofdstuk 4 komt de ondernemingendynamiek aan de orde. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 ingegaan op de afzetontwikkeling in het MKB, in hoofdstuk 6 op de werkgelegenheidsontwikkeling en in hoofdstuk 7 op de ontwikkeling van kosten en winst in het MKB. In hoofdstuk 8 wordt hierbij tevens een inkomensbeeld gegeven van zelfstandigen en directeuren-grootaandeelhouders (dga's) in het MKB. In hoofdstuk 9 komen de (verwachte) investeringen door MKB-bedrijven aan de orde en in hoofdstuk 10 wordt de financiële positie van het MKB besproken. In de bijlagen bij dit rapport wordt informatie gegeven over omzet, afzet, werkgelegenheid, arbeidsproductiviteit en winst in de periode 2004-2007. Verder wordt, aanvullend op hoofdstuk 8, een gedetailleerd bruto-nettotraject voor het inkomen van zelfstandigen en directeuren-grootaandeelhouders gegeven.
10
2
Structuurbeeld MKB
In dit hoofdstuk wordt een beknopt beeld geschetst van de structuur van het MKB. Daarbij wordt onder andere de structuur van het MKB afgezet tegen die van het grootbedrijf. Als eerste volgt een algemene beschrijving van de structuur van het MKB. Daarna komen achtereenvolgens de volgende onderwerpen aan bod: het aantal ondernemingen, de afzetmarkten van het MKB, werkgelegenheid en inkomensvorming in het MKB. Genoemde onderwerpen komen verderop in dit rapport uitgebreider aan de orde, waarbij de recente ontwikkelingen centraal staan.
2.1
Algemeen beeld van het MKB Tot het midden- en kleinbedrijf (MKB) behoren alle actieve ondernemingen uit het bedrijfsleven met minder dan 100 werknemers. De volgende sectoren maken deel uit van het bedrijfsleven: − industrie − bouwsector − groothandel − detailhandel − autosector − horeca − transport- en communicatiesector − financiële en zakelijke diensten − persoonlijke dienstverlening − zorgsector 1 − overige sectoren . tabel 2-1
Kerngegevens van het MKB in vergelijking met het totale bedrijfsleven in 2005 totaal totaal MKB
omzet (in mld. euro)
566
bruto toegevoegde waarde (fk) (mld. euro)
grootbedrijf 664
bedrijfsleven 1.230
Nederlandse overheid
economie
80
1.311
173
218
391
52
443
2.924
2.635
5.559
797
6.356
725
6
731
4
735
omzet (%)
46
54
100
bruto toegevoegde waarde (fk) (%)
44
56
100
arbeidsvolume (%)
53
47
100
ondernemingen (%)
99
1
100
arbeidsvolume (x 1.000) ondernemingen (x 1.000)
Bron: Prognose kerngegevens MKB.
1
Tot de overige sectoren worden gerekend landbouw en visserij, delfstoffenwinning, nutsbedrijven en exploitatie van onroerend goed.
11
In Nederland waren in 2005 ongeveer 731.000 ondernemingen actief. Het merendeel van deze ondernemingen (circa 725.000) is actief binnen het MKB (zie tabel 2-1). Dit houdt in dat ruim 99% van alle ondernemingen in het bedrijfsleven behoort tot het MKB. Circa 6.000 bedrijven worden tot het grootbedrijf gerekend.
99% van de bedrijven behoort tot het MKB
Het MKB heeft een belangrijk aandeel in de totale omzet, bruto toegevoegde waarde en werkgelegenheid. In 2005 was het MKB goed voor 46% van de totale omzet van het bedrijfsleven en voor 44% van de totale bruto toegevoegde waarde. De werkgelegenheid in het MKB bedraagt circa 3 miljoen arbeidsjaar. Dit is meer dan de helft van de totale werkgelegenheid in het bedrijfsleven.
2.2 De financiële en zakelijke diensten tellen de meeste actieve ondernemingen
Ondernemingen In Nederland waren op 1 januari 2006 ongeveer 725.000 ondernemingen actief in het MKB. Tabel 2-2 laat zien dat veruit de grootste groep ondernemingen actief is in de financiële en zakelijke diensten. Bijna een kwart van de actieve ondernemingen in het bedrijfsleven behoort tot deze sector. Deze sector herbergt een breed scala bedrijven, zoals de assurantietussenpersonen, ingenieurs- en architectenbureaus en schoonmaakbedrijven. Ook in de detailhandel en de bouw zijn relatief veel ondernemingen actief, op de voet gevolgd door de persoonlijke dienstverlening. Samen zijn deze vier sectoren goed voor ruim 55% van het aantal actieve ondernemingen in het bedrijfsleven. tabel 2-2
Aantal actieve ondernemingen in het bedrijfsleven per 1-1-2006
sectoren
MKB
grootbedrijf
totaal
industrie
45.450
1.350
46.800
bouw
76.250
400
76.600
groothandel
59.050
450
59.500
detailhandel
80.150
250
80.450
autosector
22.050
100
22.200
horeca
36.050
100
36.150
transport en communicatie
27.000
400
27.400
172.800
1.200
174.000
financiële en zakelijke diensten persoonlijke dienstverlening
75.150
400
75.600
zorgsector
41.500
1.100
42.550
overige sectoren
89.500
150
89.600
724.950
5.850
730.850
totaal bedrijfsleven Bron: Prognose kerngegevens MKB.
De gemiddelde ondernemingsgrootte in het totale bedrijfsleven bedraagt 7,6 arbeidsjaar. De sectoren met de meeste ondernemingen, de financiële en zakelijke diensten, de bouw en de detailhandel, zijn relatief kleinschalig. Dit is te zien aan de gemiddelde ondernemingsgrootte, gemeten in arbeidsjaren (figuur 2-1). Kenmerkend voor de industrie is een procesgerichte manier van werken. In de industrie opereren naar verhouding veel grootschalige bedrijven. Ook in de transport- en communicatiesector komt de gemiddelde bedrijfsomvang hoog uit. Tot deze sector behoren onder andere spoorwegmaatschappijen en telecommunicatiebedrijven. Deze bedrijven zijn erg groot en beïnvloeden de gemiddelde bedrijfsomvang in opwaartse richting. In
12
de zorgsector is de gemiddelde ondernemingsgrootte het grootst. Dit heeft te maken met de grote omvang van zorginstellingen en ziekenhuizen. In hoofdstuk 4 wordt nader ingegaan op de ontwikkeling van het aantal ondernemingen. figuur 2-1 Gemiddelde ondernemingsgrootte in het bedrijfsleven naar sector in 2005 (in arbeidsjaren) 17,9
industrie 5,5
bouw
7,2
groothandel 5,7
detailhandel autosector
5,9 5,4
horeca
14,6
transport en communicatie 7,4
financiële en zakelijke diensten 4,2
persoonlijke dienstverlening
19,3
zorgsector 2,8
overige sectoren totaal
7,6 0
5
10
15
20
25
Bron: Prognose kerngegevens MKB.
2.3
Afzetmarkten De afzet van het MKB kan onderverdeeld worden in afzet op de binnenlandse markt en afzet op buitenlandse markten. Eerst wordt ingegaan op het belang van deze afzetmarkten binnen het MKB. Vervolgens wordt afzonderlijk aandacht besteed aan de binnenlandse en de buitenlandse afzetmarkt. Hoofdstuk 5 zal stilstaan bij de ontwikkeling van de afzet.
2.3.1 Verde ling van de afzetmark ten De afzetstructuur van het MKB wijkt duidelijk af van die van het grootbedrijf. Figuur 2-2 maakt dit duidelijk. Het MKB is sterk gericht op de binnenlandse markt. Het grootbedrijf 1 realiseert een groot deel van de afzet op buitenlandse markten . 29% van de totale afzet komt bij het grootbedrijf voor rekening van leveringen aan het buitenland. Bij het MKB ligt dit percentage op 18.
MKB meer gericht op binnenlandse afzetmarkt dan grootbedrijf
1
De export vindt plaats door de onderneming zelf, of via intermediairs. Zo wordt een groot deel van de MKB-afzet verzorgd door de groothandel.
13
figuur 2-2 Verdeling van de afzet naar binnenlandse afzet en buitenlandse afzet en naar grootteklasse in 2005 (in procenten)
29
grootbedrijf
71
18
MKB
82
0
25
50
75
export
100
binnenland
Bron: Prognose kerngegevens MKB.
Tussen de sectoren grote verschillen in afzetstructuur
Binnen het MKB verschilt het belang van de binnenlandse en buitenlandse afzet sterk per sector. In de industrie, de groothandel en de transport- en communicatiesector komt een belangrijk deel van de MKB-afzet tot stand uit exportactiviteiten (figuur 2-3). De bouw, de detailhandel, de horeca, de persoonlijke dienstverlening en de zorgsector zijn (vrijwel) geheel op de binnenlandse markt georiënteerd. figuur 2-3 Verdeling van de MKB-afzet naar binnenlandse afzet en buitenlandse afzet naar sector in 2005 (in procenten) 65
35
industrie bouw 2
98
detailhandel
68
32
groothandel
97
3
80
20
autosector horeca
100
transport en communicatie
71
29
financiële en zakelijke diensten
92
8
persoonlijke dienstverlening
95
5
zorgsector
100
overige sectoren
60
40 0%
25%
export
50%
75%
100%
binnenland
Bron: Prognose kerngegevens MKB.
2.3.2 Binnenlandse afzet door het MKB Leveringen aan andere bedrijven belangrijkste binnenlandse afzetcategorie voor MKB
De binnenlandse afzet vormt de belangrijkste afzetcategorie voor het MKB, met een aandeel van 82% in de totale afzet. De binnenlandse markt is onder te verdelen in leveringen aan bedrijven, die gebruikt worden in het productieproces van de andere bedrijven of als investeringsgoederen, en leveringen aan gezinnen, de zogenoemde consumptieve leveringen.
14
Twee derde van de binnenlandse afzet van het MKB komt voor rekening van de leveringen aan andere bedrijven. Deze leveringen bestaan uit grond- en hulpstoffen, maar ook uit halffabrikaten en diensten, die dienen voor verbruik in het productieproces, en uit investeringsgoederen. Tussen de sectoren zijn binnen het MKB grote accentverschillen te constateren. De industrie en de bouw leveren verreweg het grootste deel van de afzet aan andere bedrijven. Bij de industrie betreft het voornamelijk leveringen van grond- en hulpstoffen en halffabrikaten. In de bouwnijverheid bestaan deze leveringen vooral uit diensten van onderaannemers. Ook bij de financiële en zakelijke diensten en de transport- en communicatiesector ligt een zwaar accent op de zakelijke markt. De zorgsector, de horeca en de detailhandel zijn sectoren die in hoofdzaak gericht zijn op consumptieve leveringen.
2.3.3 Buite nlandse a fzet door het MKB: export Bijna een vijfde van de totale export in handen van het MKB
In 2005 kwam de Nederlandse export uit op ruim 350 miljard euro (zie tabel 2-3). Het MKB neemt 19% en het grootbedrijf 42% van de totale export voor zijn rekening. Hiermee bestaat bijna tweederde van de Nederlandse export uit binnenlands geproduceerde goederen en diensten. De overige export betreft wederuitvoer. De wederuitvoer bestaat uit goederen die niet industrieel zijn bewerkt, maar alleen het land passeren. Hieronder vallen ook goederen waarvan de verpakking wordt veranderd en waaraan gebruiksaanwijzingen worden toegevoegd. De marges van deze activiteit zijn gering, maar door de grote omvang van de wederuitvoer is deze activiteit belangrijk voor de Nederlandse economie. In het bijzonder is de wederuitvoer van belang voor de groothandel en de transportsector. tabel 2-3
Samenstelling van de Nederlandse export, uitgesplitst naar MKB, grootbedrijf en wederuitvoer in 2005 in miljarden euro's
MKB grootbedrijf
69
19
149
42
totaal bedrijfsleven wederuitvoer statistische verschillen totaal in Nederland
in procenten
218 126
61 36
9
3 353
100
Bron: Prognose kerngegevens MKB en CBS.
Industrie, groothandel en financiële en zakelijke diensten zorgen voor twee derde van de MKB-export
Bijna een derde van de totale export van het bedrijfsleven is afkomstig van het MKB. Enkele sectoren leveren relatief weinig tot geen bijdrage aan de MKB-export, zoals: de bouw, de detailhandel, de autosector, de horeca, de persoonlijke dienstverlening en de zorgsector. De industrie levert de belangrijkste bijdrage aan de MKB-export, gevolgd door de groothandel en de financiële en zakelijke diensten (zie tabel 2-4). De groothandel exporteert vooral veel voedings- en genotmiddelen. Daarnaast worden relatief veel agrarische producten en levende dieren geëxporteerd. Samen zijn de industrie, de groothandel en de financiële en zakelijke diensten goed voor twee derde van de export van het MKB.
15
tabel 2-4
Aandeel van sectoren in de MKB-export in 2005 (in procenten)
sectoren
aandeel in MKB-export
industrie
37
bouw
1
groothandel
19
detailhandel
1
autosector
3
horeca
0
transport en communicatie
9
financiële en zakelijke diensten
12
persoonlijke dienstverlening
2
zorgsector
0
overige sectoren
16
totaal
100
Bron: Prognose kerngegevens MKB.
14% van MKBbedrijven exporteert
Aantal exporterende bedrijven in het MKB Ruim 14% van de MKB-ondernemingen met meer dan één werknemer in het Nederlandse bedrijfsleven heeft in 2005 zelf exportactiviteiten ontwikkeld. Bij het grootbedrijf ligt dit percentage met 49 aanzienlijk hoger. De groothandel en de industrie tellen naar verhouding de meeste exporterende MKB-bedrijven, op afstand gevolgd door de vervoerssector (zie figuur 2-4). In de overige bedrijfssectoren zijn er relatief weinig bedrijven die exportactiviteiten hebben ontplooid. figuur 2-4 Aantal exporterende bedrijven in het MKB van bedrijven met meer dan één werknemer naar sector in 2005 (in procenten) 33,5
industrie 3,3
bouwnijverheid
42,4
groothandel 3,1
detailhandel
10,8
autosector 0,3
horeca
19,6
vervoer 9,1
dienstverlening
14,2
totaal MKB 0
10
20
Bron: EIM, op basis van ERBO (Kamers van Koophandel).
16
30
40
50
Exportoriëntatie Van de industrie is enige informatie bekend over de bestemming van de export. Het industriële MKB heeft een andere exportoriëntatie dan het grootbedrijf. Tabel 2-5 laat zien dat het MKB zich vooral richt op onze directe buurlanden. In Duitsland en België/Luxemburg behaalde het MKB 65% van zijn afzet. In het grootbedrijf ligt dit percentage op 37%. Het grootbedrijf heeft een meer wereldwijde exportoriëntatie. Ruim 1 een kwart van de export vindt plaats naar landen buiten de Europese Unie . Het verschil in exportoriëntatie komt onder andere doordat het accent van de export van het industriële MKB ligt op voedingsmiddelen en finale producten. Met name de export van voedingsmiddelen door het MKB is sterk gericht op de ons omringende landen. Het exportpakket van het industriële grootbedrijf bestaat voor een groot deel uit technisch hoogstaande goederen en producten van de basisindustrie.
MKB exporteert met name naar buurlanden, grootbedrijf heeft bredere exportoriëntatie
tabel 2-5
Bestemming van de export van MKB en grootbedrijf in de industrie, in procenten van de export
land
MKB
grootbedrijf
Duitsland
38
25
België/Luxemburg
27
12
Frankrijk
7
12
Groot-Brittannië
6
10
Italië
3
7
overige EU-landen
3
8
16
26
100
100
landen buiten EU totaal Bron: EIM.
2.4
Werkgelegenheid De totale werkgelegenheid in Nederland kwam in 2005 uit op bijna 6,4 miljoen arbeidsjaren. Hiervan komt 87% voor rekening van het bedrijfsleven. Het MKB zorgt voor een belangrijk deel van de werkgelegenheid: 53% van het totale arbeidsvolume in het bedrijfsleven komt voor rekening van het MKB. Het kleinbedrijf is goed voor 28% van de werkgelegenheid en het middenbedrijf voor 25%. In de autosector, de horeca en de persoonlijke dienstverlening (onder meer kappers, schoonheidsspecialisten e.d.) is het aandeel van MKB-bedrijven in de werkgelegenheid het grootst. Deze sectoren zijn over het algemeen zeer kleinschalig. De gemiddelde bedrijfsomvang in de zorgsector is zoals gezegd echter veel groter dan bij de andere sectoren vanwege de aanwezigheid van grote zorginstellingen. Het aandeel van de MKB-bedrijven in de totale werkgelegenheid blijft in deze sector dan ook beduidend achter bij de andere sectoren. In hoofdstuk 6 wordt verder ingegaan op de ontwikkeling van de werkgelegenheid.
MKB zorgt voor 53% van de werkgelegenheid in het bedrijfsleven
1
Het betreft de samenstelling van de Europese Unie vóór 1 mei 2004. De nieuwe lidstaten zijn dus nog niet opgenomen in tabel 2-5.
17
tabel 2-6
Arbeidsvolume en aandeel van MKB hierin, totaal en per sector in 2005
sectoren
totaal arbeidsvolume (x 1.000 jaren)
aandeel MKB (%)
industrie
838
42
bouw
424
73
groothandel
426
71
detailhandel
462
60
autosector
131
80
horeca
195
80
transport en communicatie
399
41
1.295
48
persoonlijke dienstverlening
318
76
zorgsector
823
22
overige sectoren
247
84
5.559
53
financiële en zakelijke diensten
totaal bedrijfsleven Bron: Prognose kerngegevens MKB.
Kwart van de werkzame personen in het MKB is zelfstandige
Ongeveer een kwart van de werkzame personen in het MKB is zelfstandig ondernemer. Het aandeel van zelfstandigen in de werkgelegenheid in het MKB verschilt per sector (figuur 2-5). Vooral in de persoonlijke dienstverlening zijn veel zelfstandigen werkzaam. De zelfstandigen nemen 35% van het arbeidsvolume voor hun rekening. Zij zijn veelal werkzaam als zelfstandig werkende kappers, schoonheidsspecialisten, voetverzorgers e.d. Ook in de horeca, detailhandel, bouw en zorgsector maken de zelfstandigen naar verhouding een belangrijk deel van het arbeidsvolume uit. De werkgelegenheid in de bouw wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van veel zelfstandigen zonder personeel. In de horeca wordt veel gebruik gemaakt van tijdelijke arbeidskrachten. Zij worden vooral ingehuurd tijdens hoogtijdagen: zon- en feestdagen en de zomerperiode. De zelfstandigen in deze sectoren hebben een aandeel van meer dan 20% in de werkgelegenheid. In de industrie en de groothandel zijn, met een aandeel van rond de 10%, naar verhouding weinig zelfstandigen te vinden. figuur 2-5 Aandeel zelfstandigen in het MKB naar sectoren in 2005 (in procenten van het arbeidsvolume) industrie
10
bouw
24
groothandel
12 32
detailhandel autosector
20
horeca
33
transport en communicatie
16 19
financiële en zakelijke diensten persoonlijke dienstverlening
35
zorgsector
22
overige sectoren
58 24
totaal 0
10
Bron: Prognose kerngegevens MKB.
18
20
30
40
50
60
70
Arbeidsproductiviteit 1 De arbeidsproductiviteit bedraagt in het MKB ongeveer 59.500 euro. De hoogte wordt mede bepaald door de schaal. Met de omvang van het bedrijf neemt de arbeidsproductiviteit toe. Het kleinbedrijf heeft een gemiddelde arbeidsproductiviteit van 55.000 euro en loopt daarmee flink achter op het midden- en grootbedrijf, waar de arbeidsproductiviteit respectievelijk 68.000 en 83.000 euro bedraagt.
Arbeidsproductiviteit in MKB lager dan in het grootbedrijf
Het MKB scoort in de sectoren financiële en zakelijke diensten, groothandel en transport en communicatie de hoogste arbeidsproductiviteit (zie figuur 2-6). De horeca, en met name de detailhandel blijven hierbij ver achter. Overigens wordt de gemiddelde arbeidsproductiviteit in de detailhandel gedrukt door de aanwezigheid van detaillisten die actief zijn uit overwegingen van hobby of liefdadigheid (zoals o.a. de wereldwinkels). Deze ondernemers zijn niet of nauwelijks afhankelijk van het inkomen dat in hun bedrijf gevormd wordt. Wel verlagen zij de gemiddelde arbeidsproductiviteit.
Hoogste arbeidsproductiviteit in financiële en zakelijke diensten, groothandel en transport en communicatie
figuur 2-6 Arbeidsproductiviteit in het MKB naar sectoren in 2005 (in euro's) industrie
57.500
bouw
54.250
groothandel
72.500 28.000
detailhandel autosector
50.250
horeca
38.000
transport en communicatie
60.000 87.500
financiële en zakelijke diensten persoonlijke dienstverlening
45.500
zorgsector
49.000
overige sectoren
57.250 59.750
totaal 0
20.000
40.000
60.000
80.000
100.000
Bron: Prognose kerngegevens MKB.
2.5
Inkomensvorming Er zijn verschillende methoden om een oordeel te geven over wat er in het MKB verdiend wordt in vergelijking met het grootbedrijf. De meest voor de hand liggende variabele om de inkomensvorming te meten is de winst. Aantal bedrijven dat winst maakt Een eerste indruk van de winstgevendheid in het MKB wordt gegeven door het percentage bedrijven dat winst maakt. Uit tabel 2-7 blijkt dat 83% van de bedrijven (met 2 of meer werkenden) in het MKB winst maakt. In de autosector ligt het percentage winstgevende bedrijven lager dan in de bouw, de groothandel, de horeca en de dienstverlening. De twee laatstgenoemde sectoren tellen naar verhouding veel zelfstandigen en
83% van de MKBbedrijven maakt winst
1
De arbeidsproductiviteit wordt gemeten als bruto toegevoegde waarde tegen factorkosten per arbeidsjaar.
19
weinig loontrekkers. De beloning van de zelfstandigen maakt deel uit van de winst, 1 waardoor de winst relatief hoog uitvalt . tabel 2-7
Percentage bedrijven in het MKB* dat winst maakt in 2005
sector
%
industrie
82
bouw
86
groothandel
85
detailhandel
80
autosector
78
horeca
83
transport en communicatie
82
dienstverlening
85
totaal MKB
83
* Met twee of meer werkenden. Bron: EIM op basis van ERBO (Kamers van Koophandel).
Winst voor belasting: totaal en per grootteklasse Van de totale winst voor belasting die het bedrijfsleven in 2005 behaalde, komt 49% voor rekening van het MKB (zie figuur 2-7). Hiermee draagt het MKB voor ongeveer de helft bij aan de totale winst voor belasting. Bij zelfstandigen maakt evenwel de beloning voor hun arbeid deel uit van de winst. Na correctie voor het toegerekende loon voor zelfstandigen blijft er een aandeel voor het MKB over van 33%. In hoofdstuk 7 wordt verder ingegaan op de winstontwikkeling.
MKB: bijna 50% bijdrage in de totale winst voor belasting
figuur 2-7 Bijdrage van klein-, midden- en grootbedrijf in de winst voor belasting in 2005 (in procenten)
30%
51%
19%
kleinbedrijf
middenbedrijf
grootbedrijf
Bron: Prognose kerngegevens MKB.
1
Zelfstandigen ontvangen geen loon. Hun beloning voor verrichte arbeid maakt deel uit van de winst. De winst na toegerekend loon is het bedrag dat overblijft indien verondersteld wordt dat de beloning voor zelfstandigen gelijk is aan de gemiddelde beloning voor werknemers in de betreffende branche en grootteklasse.
20
De winst voor belasting in het MKB, als percentage van de brutoproductie, lijkt met 13% gunstiger dan in het grootbedrijf (10%) (zie tabel 2-8). Het verschil in percentages is sterk vertekend doordat een belangrijk deel van de winsten behaald door het kleinbedrijf bestaat uit beloningen voor de ondernemer en meewerkende gezinsleden. Wanneer hiervoor gecorrigeerd wordt, komt de winst voor belasting gerealiseerd door het MKB in 2005 met 6% beduidend lager uit. De winst in het kleinbedrijf, met naar verhouding veel zelfstandigen, is met 2% in plaats van 19% vanzelfsprekend nog ongunstiger. tabel 2-8
Kosten en winst, in procenten van de brutoproductie in 2005 klein-
midden-
groot-
bedrijfs-
bedrijf
bedrijf
MKB
bedrijf
leven
brutoproductie
100
100
100
100
100
bedrijfskosten
81
91
87
90
89
winst voor belasting
19
9
13
10
11
2
9
6
10
8
winst, gecorrigeerd voor loon zelfstandigen Bron: Prognose kerngegevens MKB.
Winstgevendheid het hoogst in de groothandel en de zorgsector
Winst voor belasting: per sector Het winstniveau per MKB-sector verschilt sterk. De hoogste winstpercentages worden bereikt in de bouw, de groothandel, de financiële en zakelijke diensten en de zorgsector (zie figuur 2-8). Ook na correctie voor beloning zelfstandigen, is het winstpercentage in deze sectoren hoog. De laagste winstpercentages zijn geconcentreerd bij sectoren die overwegend op de consument gericht zijn, zoals de horeca, autosector en detailhandel. Na correctie beloning zelfstandigen, is het winstpercentage in de detailhandel zelfs fors negatief. Dit ongunstige winstpercentage is een gevolg van de zeer scherpe prijsconcurrentie in de detailhandel sinds 2003. Hiervoor zijn diverse oorzaken aan te wijzen. Niet alleen de prijzenslag in de supermarkt speelt hierbij een rol. Ook de concurrentie van internetwinkels heeft een prijs- en winstdrukkend effect. figuur 2-8 Winst voor belasting in het MKB, voor en na correctie beloning zelfstandigen naar sectoren in 2005 (in procenten van de brutoproductie) industrie
6
4
bouw
16
8
groothandel
20
16
detailhandel
11
-8
autosector
12
4
horeca
11
1
transport en communicatie
8
3
financiële en zakelijke diensten
16
10
persoonlijke dienstverlening
15
0
zorgsector
18
5
overige sectoren
15
-1
totaal
13
6 -10
-5
0 voor correctie
5
10
15
20
25
na correctie
Bron: Prognose kerngegevens MKB.
21
3
Stemming onder ondernemers in het MKB
De stemming onder MKB-ondernemers ten aanzien van de Nederlandse economie en de eigen bedrijfsprestaties staat in dit hoofdstuk centraal. Deze stemming is te beschouwen als een goede eerste indruk over de verwachte economische ontwikkeling van MKB-bedrijven in de nabije toekomst. De gegevens omtrent de stemming onder ondernemers zijn ontleend aan het MKB-Beleidspanel. Dit is een enquête onder bijna 2.000 ondernemers in het MKB. De laatste enquête is in het voorjaar van 2006 gehouden. Voor de concrete prognoses van de economische ontwikkeling van het MKB wordt verwezen naar de volgende hoofdstukken. De eerste paragraaf van dit hoofdstuk gaat in op het ondernemersvertrouwen ten aanzien van de Nederlandse economie en het economische beleid in Nederland. Daarna geeft paragraaf 3.2 een beeld van de verwachtingen van MKB-ondernemers over hun eigen bedrijfsprestaties (omzet, winst en werkgelegenheid). Ten slotte kijkt paragraaf 3.3 naar de stemming van ondernemers in de diverse sectoren.
3.1
Vertrouwen in de economie en het economische beleid
3.1.1 Vertrouwen in de economie Een eerste indruk over de stemming onder ondernemers in het MKB kan worden verkregen door te kijken naar de mate van vertrouwen die ondernemers hebben in de Nederlandse economie. In 2003 werd het dieptepunt bereikt van het ondernemersvertrouwen. Slechts een kwart van de MKB-ondernemers had toen vertrouwen in de ontwikkeling van de Nederlandse economie. Hiervoor was een aantal redenen aan te wijzen. Ten eerste was er grote onzekerheid onder ondernemers vanwege de gevolgen van de oorlog in Irak, die op dat moment op uitbreken stond. Ten tweede was er de kabinetformatie in de aanloop naar het kabinet-Balkenende II. Ten derde werden bedrijven geconfronteerd met een dalende afzet en een situatie van toenemende werkloosheid. Vertrouwen van MKBondernemers in de Nederlandse economie neemt flink toe tot 60%
Vanaf 2004 is het ondernemersvertrouwen ieder jaar flink toegenomen (zie figuur 3-1). In 2004 profiteerden bedrijven van de herstellende wereldeconomie. Met name de gunstige exportontwikkelingen stemden de MKB-ondernemers weer positiever. In 2005 bleef de mondiale economische groei zich sterk ontwikkelen. Ook werden de eerste signalen van een herstel van de Nederlandse economie zichtbaar. Het optimisme van ondernemers over de ontwikkeling van de economische ontwikkeling nam wederom toe. In 2006 lijkt het definitief gedaan te zijn met de lange periode van laagconjunctuur. Dit jaar trekt de particuliere consumptie aan, verbetert het investeringsklimaat, blijft de export op een hoog niveau en daalt de werkloosheid. Door deze positieve geluiden neemt het vertrouwen van ondernemers toe. Maar liefst 60% van de ondernemers in het MKB geeft dit jaar dan ook aan vertrouwen te hebben in de economische ontwikkeling.
23
figuur 3-1 Vertrouwen van ondernemers in het MKB in de economische ontwikkeling in Nederland, 2003-2006 (in % van het aantal ondernemers)
2003
26%
2004
39%
38%
2005
35%
34%
28%
48%
32%
60%
2006
0%
20%
25%
20%
40%
ja
60%
15%
80%
enigszins
100%
nee
Bron: MKB-Beleidspanel.
Aan de MKB-ondernemers is gevraagd om een rapportcijfer te geven voor de economi1 sche ontwikkeling van het bedrijf (zie figuur 3-2) . De MKB-ondernemers hebben een positief oordeel over zichzelf. Circa 90% van de MKB-ondernemers waardeert de economische ontwikkeling van hun bedrijf met een voldoende (6 of hoger). Twee derde van de ondernemers in het MKB geeft zelfs een zeven of hoger. De gemiddelde waardering kwam uit op een rapportcijfer van 6,8.
Economische ontwikkeling scoort een ruime voldoende
figuur 3-2 Rapportcijfer van ondernemers in het MKB voor de economische ontwikkeling van het bedrijf in 2006 (in % van het aantal ondernemers)
3%
lager dan 5
6%
5 tot 6
24%
6 tot 7
51%
7 tot 8
16%
8 of hoger
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
Bron: MKB-Beleidspanel.
1
Voor het rapportcijfer geldt dat 1 zeer slecht is en 10 uitmuntend. De ondernemers mochten ook een niet geheel cijfer geven, zoals 5,2 of 7,6.
24
3.1.2 Vertrouwen in he t economische bele id De afgelopen jaren waren ondernemers in het MKB ontevreden over het economische beleid. De afgelopen drie jaar gaf rond de helft van de ondernemers in het MKB aan ontevreden te zijn. De combinatie van kostenstijgingen door toenemende regelgeving en afnemende vraag door bezuinigingen zorgde voor een groot gevoel van algemeen onbehagen over het economische beleid onder MKB-ondernemers. Zoals figuur 3-3 laat zien, neemt in 2006 het vertrouwen van MKB-ondernemers in het economische beleid toe. Ongeveer 60% van de ondernemers in het MKB is (enigszins) positief gestemd. Door het ingezette economische herstel kijken ondernemers ook positiever naar het economische beleid.
Iets meer vertrouwen in het economische beleid
figuur 3-3 Vertrouwen van ondernemers in het MKB in het Nederlandse economische beleid, 2003-2006 (in % van het aantal ondernemers)
2003
19%
2004
19%
2005
20%
2006
35%
29%
52%
33%
31%
0%
46%
47%
30%
20% ja
40%
39%
60% enigszins
80%
100%
nee
Bron: MKB-Beleidspanel.
3.2
Verwachtingen voor eigen bedrijfsprestaties De verwachtingen van MKB-ondernemers voor de eigen bedrijfsprestaties worden gemeten door de verwachtingen over omzet, winst en werkgelegenheid. Over de gehele linie genomen, is het jaar 2005 voor de ondernemers tegengevallen. Maar over 2006 zijn de ondernemers (flink) optimistischer dan over 2005.
3.2.1 Omzet De helft van de MKB-ondernemers verwachtte voor 2005 een omzetgroei. Het uiteindelijke aantal groeiende bedrijven bleek conform de verwachtingen te zijn. Wel blijkt uit figuur 3-4 dat de gerealiseerde omzetontwikkeling in 2005 negatiever is dan de verwachting die ondernemers in het eerste kwartaal van 2005 hebben uitgesproken. Vooral het aantal MKB-bedrijven met een dalende omzet is aanzienlijk groter gebleken: een kwart van de ondernemingen liet een daling zien, tegenover 18% van de ondernemers dat een daling voorzien had. De verwachtingen over de ontwikkeling van de omzet van 2006 zijn aanzienlijk positiever dan de verwachtingen voor 2005, en zeker in vergelijking met de omzetrealisaties van 2005. Vooral het percentage ondernemers dat een daling van de omzet verwacht is kleiner. Het percentage ondernemers dat een omzetstijging voorziet neemt toe.
25
figuur 3-4 Verwachte omzetontwikkeling voor 2005 en 2006 en de gerealiseerde omzetontwikkeling in 2005 in het MKB (in % van het aantal ondernemers)
verwachte omzetontwikkeling 2005 (na 1e kwartaal 2005)
50%
omzetontwikkeling 2005 (realisatie)
32%
50%
verwachte omzetontwikkeling 2006 (na 1e kwartaal 2006)
25%
25%
57%
0%
20%
18%
31%
40% groei
12%
60%
80%
gelijk
100%
afname
Bron: MKB-Beleidspanel.
3.2.2 Winst Ondernemers in het MKB positief gestemd over de winst
Bijna de helft van de ondernemers in het MKB had begin 2005 positieve verwachtingen over de winst. Meer ondernemers dan verwacht hebben daadwerkelijk een winstgroei gerealiseerd. De gevolgen van kostenbesparingen (onder andere door te snijden in het personeelsbestand) die de afgelopen tijd zijn doorgevoerd, zien ondernemers nu terugkomen in hun winst. Aan de andere kant hebben ook meer ondernemers dan verwacht te maken gekregen met een winstdaling (zie figuur 3-5). De verwachtingen voor 2006 zijn nog weer positiever dan het geval was voor 2005. Voor dit jaar verwacht 55% van de MKB-ondernemers een toename van de winst. Slechts 9% van de ondernemers voorziet een winstdaling. figuur 3-5 Verwachte winstontwikkeling voor 2005 en 2006 en de gerealiseerde ontwikkeling in 2005 in het Nederlandse MKB (in % van het aantal ondernemers)
verwachte winstontwikkeling 2005 (na 1e kwartaal 2005)
48%
winstontwikkeling 2005 (realisatie)
53%
verwachte winstontwikkeling 2006 (na 1 kwartaal 2006)
20%
26
19%
36%
40% groei
14%
28%
55%
0%
Bron: MKB-Beleidspanel.
38%
60% gelijk
9%
80% afname
100%
3.2.3 Werk gelegenheid In 2005 voorzag iets meer dan een kwart van de ondernemers een werkgelegenheidsgroei. De realiteit pakte iets minder gunstig uit (figuur 3-6). Daarentegen moesten meer ondernemers hun personeelsbestand inkrimpen. Het percentage ondernemers dat geen verandering in werkgelegenheid kende, was conform verwachting. De verwachtingen voor 2006 zijn wat betreft de werkgelegenheidsgroei vergelijkbaar met een jaar eerder. Wel geven meer ondernemers aan dat de werkgelegenheid stabiel blijft. Vooral de omvang van de kleinere MKB-bedrijven is stabiel, of het nu goed of slecht gaat met het bedrijf. Steeds minder ondernemers denken aan het nog verder inkrimpen van het werkgelegenheidsbestand. In 2005 verwachtte nog 10% een inkrimping van het personeelsbestand. Een jaar later is dit met 6% een stuk lager. De meeste bedrijven hebben de afgelopen jaren de arbeidscapaciteit aangepast aan de afzetmogelijkheden. De aantrekkende economie zal de komende jaren weer ruimte bieden voor groei van de werkgelegenheid. figuur 3-6 Verwachte werkgelegenheidsontwikkeling voor 2005 en 2006 en de gerealiseerde ontwikkeling in 2005 in het Nederlandse MKB (in % van het aantal ondernemers)
verwachte werkgelegenheidsontwikkeling 2005 (na 1e kwartaal 2005)
26%
werkgelegenheidsontwikkeling 2005 (realisatie)
64%
23%
verwachte werkgelegenheidsontwikkeling 2006 (na 1e kwartaal 2006)
64%
25%
0%
10%
13%
69%
20%
40% groei
6%
60% gelijk
80%
100%
afname
Bron: MKB-Beleidspanel.
3.3
Stemming naar sector De stemming van ondernemers verschilt per sector (zie tabel 3-1). MKB-ondernemers in de groothandel en de financiële en zakelijke diensten zijn het meest optimistisch. Zij scoren op alle stemmingsindicatoren boven het gemiddelde. Ook ondernemers in de bouw en de transport en communicatie zijn positief gestemd. MKB-ondernemers in de vier genoemde sectoren zijn optimistischer dan gemiddeld. Kenmerkend voor deze sectoren is dat zij op zakelijke afnemers gericht zijn of exportgeoriënteerd zijn. Voor sectoren als de horeca, de persoonlijke dienstverlening en de detailhandel geldt dat de stemming onder ondernemers minder optimistisch is. Deze sectoren zijn vooral op de consument gericht.
27
tabel 3-1
Stemming onder ondernemers in het MKB naar sector, na eerste kwartaal 2006*
sector
stemming onder ondernemers
industrie
=
bouw
+
groothandel
++
detailhandel
-
autosector
--
horeca
--
transport en communicatie
+
financiële en zakelijke diensten
++
persoonlijke diensten
--
overige sectoren
+
*
De stemming onder MKB-ondernemers is gemeten aan de hand van vijf indicatoren: vertrouwen in de economie, vertrouwen in het economische beleid, omzetverwachting, winstverwachting en werkgelegenheidsverwachting.
++
ruim bovengemiddeld vertrouwen.
+
bovengemiddeld vertrouwen.
=
gemiddeld vertrouwen.
-
benedengemiddeld vertrouwen.
--
ruim benedengemiddeld vertrouwen.
Bron: MKB-Beleidspanel.
28
4
Ondernemingen
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ontwikkeling van het aantal bedrijven. In paragraaf 4.1 wordt eerst ingegaan op de ontwikkeling van het aantal ondernemingen in het totale bedrijfsleven. In paragraaf 4.2 worden de sectoren afzonderlijk onder de loep genomen. In beide paragrafen wordt aandacht besteed aan de factoren die ten grondslag liggen aan de mutatie van het aantal ondernemingen.
4.1
Ontwikkeling van het aantal ondernemingen De groei van het aantal ondernemingen is dit jaar met 2,75% vrij hoog. Een gunstig afzet- en winstperspectief voor veel sectoren, draagt hier belangrijk aan bij. Ook gunstig is een stimulerend overheidsbeleid gericht op ondernemerschap, waarbij het steeds eenvoudiger wordt om een bedrijf op te richten. Sinds 2004 stijgt het aantal starters, wat de groei van de ontwikkeling van het aantal bedrijven positief heeft beïnvloed.
Flinke groei van het aantal ondernemingen
Reorganisaties van bedrijven en (dreigende) werkloosheid hebben veel mensen vanaf 2004 ertoe gezet een eigen bedrijf op te richten. Een deel van deze nieuwe ondernemers werd door zijn oude werkgever geholpen met het opstarten van een eigen bedrijf. Aangezien het enige voorbereidingstijd kost om met een eigen bedrijf te beginnen, heeft dit in 2006 nog een gunstig effect op de ontwikkeling van het aantal ondernemingen. In 2007 zal dit effect niet of nauwelijks meer een rol spelen, waardoor de groei van het aantal ondernemingen afzwakt tot 2%.
4.2
Forse groei aantal zzp'ers in de bouw
Ontwikkeling van het aantal ondernemingen naar sector De ontwikkeling van het aantal ondernemingen wordt sterk door sectorspecifieke ontwikkelingen beïnvloed (zie tabel 4-1). Zo groeit in 2006 het aantal ondernemingen in de bouw zeer fors met 8,5%. Vooral de sterke groei van de bouwproductie vanaf 2005 is een krachtige impuls voor het aantal starters. Deze groei bestaat vooral uit zelfstandigen zonder personeel (zzp'ers). Het is in de bouw eenvoudig om als zelfstandige een eigen bedrijf te starten. Aantrekkelijk aan de bouwsector is het gunstige inkomens- en winstperspectief. Hierbij heeft de markt een sterk lokaal karakter en is er slechts in beperkte mate sprake van prijsconcurrentie. Ook de krappe arbeidsmarkt voor vakbekwaam personeel speelt een rol bij de groei van het aantal zzp'ers. Ook in de transportsector en de communicatiesector neemt het aantal ondernemingen toe als gevolg van een stijging van het aantal zzp'ers. Vooral de toenemende vraag van goederenvervoer over de weg zorgt voor een groei van het aantal ondernemingen. Deze groei bestaat grotendeels uit chauffeurs die als zzp'ers actief zijn. Het inkomensperspectief is voor deze chauffeurs weinig aantrekkelijk. Sterke concurrentie van chauffeurs uit de Oostbloklanden, speelt hierbij een belangrijke rol.
Technologische ontwikkeling een motor achter groei dienstverlening
De financiële en zakelijke diensten dragen ook stevig bij aan de groei van het aantal ondernemingen. Hier neemt het aantal bedrijven dit jaar met 5,5% toe. Met name de vraag naar (betrekkelijk) nieuwe dienstverlening zorgt ervoor dat het aantal ondernemingen toeneemt. De snelle ontwikkeling van ICT maakt het steeds eenvoudiger om kleinschalige diensten aan te bieden. Snelle internetverbindingen maken onderlinge communicatie steeds eenvoudiger.
29
tabel 4-1
Niveau en ontwikkeling van het aantal actieve ondernemingen in het totale bedrijfsleven in 2005-2007
sector
2005
2005
2006
2007
niveau (x 1.000)
mutaties t.o.v. voorafgaand jaar in %
industrie
46,8
0,75
0,75
0,25
bouw
76,6
3,50
8,50
7,25
groothandel
59,5
2,50
2,50
2,00
detailhandel
80,4
0,50
0,00
-0,75
autosector
22,2
2,75
2,00
1,25
horeca
36,2
-0,50
-1,25
-2,00
transport en communicatie
27,4
1,00
2,25
3,00
174,0
6,00
5,50
4,50
overige diensten
75,6
5,75
4,75
3,50
zorgsector
42,6
4,00
2,50
1,00
overige sectoren
89,6
-3,25
-2,50
-3,75
730,8
2,50
2,75
2,00
financiële en zakelijke diensten
totaal bedrijfsleven Bron: Prognose kerngegevens MKB.
De snelle technologische ontwikkelingen zijn ook een verklaring voor de groei van het aantal bedrijven in de overige dienstverlening. Zo is er een sterke groei van het aantal bedrijven in de sector cultuur en media. Met beperkte investeringen kan in deze sector gestart worden. Zo is het aantal kleine bedrijven dat zich toelegt op de ontwikkeling van computerspelletjes bijvoorbeeld sterk aan het toenemen. Het aantal bedrijven in de groothandel neemt dit jaar met 2,5% toe. Een zeer gunstige afzet en een gunstig inkomensperspectief doen in deze sector het aantal bedrijven toenemen. De groei wordt beperkt door schaalvergroting. Snel kunnen leveren en goede beheersing van de logistieke stromen zijn belangrijk. Dit vereist schaalgrootte. Ook in de industrie speelt schaalvergroting een belangrijke rol, waardoor het aantal bedrijven in deze sector slechts beperkt zal toenemen. Bedrijven groeien door schaalvergroting in elkaar over. Dit maakt het lastig om te concurreren en ontmoedigt startende ondernemers. Weinig groei in aantal bedrijven bij consumentgerichte sectoren
Er is weinig groei in het aantal ondernemingen bij sectoren die overwegend op de consument gericht zijn, zoals de detailhandel, de horeca en de autosector. Alleen in de autosector is nog sprake van groei van het aantal ondernemingen. In de detailhandel is het aantal ondernemingen stabiel en in de horeca is zelfs sprake van een daling. Kenmerkend voor alle consumentgerichte sectoren is de sterke prijsconcurrentie. De concurrentie op prijs bevordert de schaalvergroting in genoemde sectoren. Zo is het aantal foodspeciaalzaken in de detailhandel in de afgelopen drie jaar zeer sterk teruggelopen onder invloed van de prijsverlagingen van de supermarkten. De (prijs)concurrentie van internetwinkels heeft het aantal winkels in consumentenelektronica mede doen afnemen. Ook in de horeca neemt het aantal ondernemingen af. Ook hier speelt schaalvergroting een rol. Bovendien neemt aantal cafés af als gevolg van een dalende populariteit van deze horecavorm.
30
De groei van het aantal ondernemingen in de zorgsector wordt vooral bepaald door de groei van het aantal zelfstandig werkende paramedici. Zij nemen in toenemende mate taken over van huisartsen en specialisten. Het aantal ondernemingen in de overige sectoren daalt dit jaar flink, met als gevolg een sterke daling van het aantal landbouwbedrijven.
31
5
Afzetontwikkeling in het MKB
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de afzetontwikkeling van het MKB. Nadat in de eerste paragraaf is ingegaan op de totale afzetontwikkeling, wordt in paragraaf 5.2 ingegaan op de buitenlandse afzetontwikkeling. Hierbij komt de betekenis aan de orde van de economische ontwikkeling van de wereldeconomie voor de buitenlandse afzetgroei van het MKB. In paragraaf 5.3 zal ingegaan worden op de binnenlandse afzetontwikkeling.
5.1
Afzetontwikkeling De afzet van het Nederlandse MKB ontwikkelt zich dit jaar en volgend jaar gunstig met een groei van respectievelijk 2,75% en 3,0%. Hiermee ligt de groei fors hoger dan in 2005. Zowel een versnelling van de buitenlandse afzetgroei als de binnenlandse afzetgroei draagt bij aan de gunstige groeiontwikkeling van het MKB. Hierbij zijn het de bouw, de groothandel en de dienstverlening die de gunstigste groeicijfers laten zien. De meer op de consument gerichte sectoren, zoals de detailhandel en horeca, blijven achter bij de gemiddelde afzetgroei. tabel 5-1
Volumeontwikkeling van de totale afzet van het MKB naar sectoren, 20052007 2005
2006
2007
mutaties t.o.v. voorafgaand jaar in % industrie
-0,50
2,25
2,50
bouw
1,75
3,50
3,25
groothandel
3,25
5,25
5,50
detailhandel
0,00
0,75
1,00
autosector
-1,50
2,25
3,00
horeca
0,25
1,25
1,75
transport en communicatie
1,75
2,25
3,00
financiële en zakelijke diensten
2,00
3,00
3,50
persoonlijke dienstverlening
0,00
0,75
1,00
zorgsector
1,25
2,00
1,50
overige sectoren
0,50
2,75
3,25
totaal MKB
1,25
2,75
3,00
Bron: Prognose kerngegevens MKB.
5.2 Aantrekkende economische groei in Europa
Buitenlandse afzetontwikkeling De buitenlandse afzetontwikkeling is dit jaar met 4,75%, belangrijk hoger dan vorig jaar. Vooral een aantrekkende economische groei in Europa, maakt deze hogere afzetontwikkeling in het MKB mogelijk. De in de tweede helft van 2005 ingezette groeiversnelling in Europa zet zich in 2006 voort. De groei in Europa komt met name voor reke-
33
ning van toenemende uitvoeractiviteiten en toenemende investeringen. Vooral de vraag vanuit olieproducerende landen heeft de uitvoergroei in gang gezet. Meer vertrouwen in een economisch herstel zorgt voor een toename van de investeringen. Door verbetering van de arbeidsmarktsituatie, meer werkgelegenheid, zullen ook de consumptieve bestedingen naar verwachting wat sterker groeien. Voor 2007 wordt van een gelijkblijvende groei in Europa uitgegaan. Dit heeft vooral te maken met het begrotingsbeleid van Duitsland, waarbij een forse BTW-verhoging een belangrijke rol speelt.
Sterke groei wereldhandel
Niet alleen de Europese economie ontwikkelt zich gunstig, maar ook de Verenigde Staten en Japan zullen zich dit jaar gunstig ontwikkelen. De hoogste groei is geconcentreerd bij opkomende landen, waaronder China. De groei van de wereldeconomie zal dit jaar met 4,5% op een hoog niveau liggen, waarbij de wereldhandelsgroei op 9,0% zal uitkomen. Ook volgend jaar wordt een zeer gunstige ontwikkeling van de wereldeconomie verwacht. tabel 5-2
Volumeontwikkeling van de buitenlandse afzet van het MKB naar sectoren, 2005-2007 2005
2006
2007
mutaties t.o.v. voorafgaand jaar in % industrie
1,00
2,75
3,25
7,00
8,00
8,50
transport en communicatie
4,50
4,75
5,00
financiële en zakelijke diensten
3,00
6,00
6,25
overige sectoren
6,25
6,25
6,25
totaal MKB
3,50
4,75
5,25
bouw groothandel detailhandel autosector horeca
persoonlijke dienstverlening zorgsector
Bron: Prognose kerngegevens MKB.
Ontwikkeling van de grondstof- en energieprijzen is zeer onzeker
Stijging kapitaalmarktrente
De economische groei zorgt voor een toenemende vraag naar grondstoffen. Binnen de grondstoffenmarkt speelt de ontwikkeling van de olieprijs een belangrijke rol in de ontwikkeling van de wereldeconomie. De snelle groei van de wereldeconomie, en de hoge groei in China in het bijzonder, doet de vraag naar olie sterk stijgen. Doordat het aanbod slechts beperkt is gestegen, is de olieprijs in de afgelopen periode fors toegenomen. In 2005 steeg de olieprijs met maar liefst ruim 40%. De verwachting is dat de olieprijs in de komende jaren weer enigszins zal dalen, met name als gevolg van hogere productie in niet-OPEC-landen. De olieprijsontwikkeling is echter met grote onzekerheden omgeven en kan direct gevolgen hebben voor de ontwikkeling van de wereldeconomie. De kapitaalmarkt blijft zich positief ontwikkelen onder invloed van de wereldwijde gunstige economische ontwikkeling. Door de stijging van de rentetarieven van de centrale banken wordt wel enige stijging van de kapitaalmarktrentes voorzien. Deze stijging zal
34
waarschijnlijk dit jaar beperkt blijven. De centrale banken verhogen de rente om weerstand te bieden tegen de inflatiedruk. Door de snelle groei van de wereldeconomie, neemt de bezettingsgraad in de industrie toe. Dit kan een ongunstig effect hebben op de prijsontwikkeling. Van de gunstige ontwikkeling van de wereldeconomie profiteert vooral de groothandel. Deze sector ziet dit jaar zijn buitenlandse afzet met 8,0% toenemen. Ook de industrie, de transportsector en de dienstensector zien de buitenlandse afzet in belangrijke mate toenemen. Hierbij profiteert de groothandel niet alleen van de ontwikkelingen in de Europese economie, maar vooral ook van de hoge groei van de wederuitvoer. Zo vervult de Nederlandse groothandel voor Europa een belangrijke distributierol van goederen die uit China komen. Ook de toename van de binnenslands geproduceerde uitvoer draagt bij aan de gunstige afzetgroei in het buitenland. Volgend jaar zal de export van de groothandel eveneens fors toenemen, maar getemperd worden door de verwachte BTW-verhoging in Duitsland.
Krachtige groei groothandelsexport
De buitenlandse afzetontwikkeling van het MKB in de industrie blijft achter bij de groei van de groothandel. Doordat de industrie meer afhankelijk is van de ontwikkelingen in Europa, kan de industrie minder profiteren van de ontwikkeling van de wereldhandel. Bovendien heeft de industrie te kampen met een zeer sterke prijsconcurrentie uit opkomende landen zoals China. Dit geldt in het bijzonder voor de textiel-, kleding- en lederindustrie. Een sector die wel een belangrijke buitenlandse afzetgroei kan laten zien is de metaalindustrie. De metaalindustrie profiteert van het aantrekken van de investeringen in Europa. Ook binnen de aardolie-, chemische, rubber- en kunststofindustrie is sprake van een flinke groei. De voedings- en genotmiddelenindustrie zal slechts een bescheiden groei te zien geven. Hier ontwikkelen vooral de marksegmenten gezonde voeding en luxe gemaksvoedingsmiddelen zich positief. De ontwikkeling van de papier- en papierwarenindustrie is weinig positief. Dit is vooral een gevolg van de digitalisering van informatie.
Versnelling buitenlandse afzetgroei industrie
Een andere sector die sterk profiteert van de exportgroei is de transportsector. In het bijzonder het goederenwegvervoer kan dit jaar belangrijk in afzet toenemen. Het goederenwegvervoer profiteert niet alleen van de stijgende export van het Nederlandse bedrijfsleven, maar profiteert ook sterk van de toenemende doorvoer. Ook de goederendienstverlening en goederenoverslag in Rotterdam heeft veel voordeel van de toenemende doorvoer als gevolg van de sterke groei van de wereldeconomie.
Toename internationaal goederenvervoer
Tot slot neemt de buitenlandse afzet van de dienstensector ook relatief fors toe. In toenemende mate is dienstverlening minder plaatsgebonden. Door de toenemende ontwikkeling van ICT en snelle internetverbindingen, kunnen diensten eenvoudiger in het buitenland worden afgezet. Architectenbureaus zijn voorlopers in deze ontwikkeling. In toenemende mate dragen Nederlandse architectenbureaus bij aan buitenlandse ontwerpen van gebouwen en infrastructuur.
5.3
Binnenlandse afzetgroei Ook de binnenlandse afzetgroei is, met 2,25% dit jaar en 2,5% volgend jaar, fors hoger dan in 2005. Zowel de consumptieve afzet, de investeringsafzet als de intermediaire afzet neemt dit jaar sterker toe dan vorig jaar.
35
tabel 5-3
Volumeontwikkeling van de binnenlandse afzet van het MKB naar sectoren, 2005-2007 2005
2006
2007
mutaties t.o.v. voorafgaand jaar in % industrie
-1,25
2,25
2,25
bouw
1,75
3,50
3,25
groothandel
1,50
3,75
3,75
detailhandel
0,00
0,75
1,00
autosector
-2,00
1,75
2,75
horeca
0,25
1,25
1,75
transport en communicatie
0,50
1,50
2,00
financiële en zakelijke diensten
2,00
2,75
3,25
persoonlijke dienstverlening
0,00
0,75
1,00
zorgsector
1,25
2,00
1,50
overige sectoren
-3,25
0,50
1,25
totaal MKB
0,50
2,25
2,50
Bron: Prognose kerngegevens MKB.
Groei particuliere consumptie
Toename groei van luxe goederen en diensten
Betere bezettingsgraad hotels
Consumptieve afzet De particuliere consumptie neemt dit jaar toe met 1,25%. Deze toename wordt mogelijk gemaakt door een stijging van het gemiddelde inkomen en een verbetering van de vermogenspositie van gezinnen. Alle vermogenscategorieën nemen in waarde toe, zoals aandelenvermogen, spaargeld en het eigenwoningbezit. Het consumentenvertrouwen neemt sterk toe. Vooral het oordeel van consumenten over het economisch klimaat is belangrijk verbeterd. Door de verbetering van het economisch klimaat, ervaren consumenten een grotere baanzekerheid en daarmee ook een grotere zekerheid over het eigen inkomen. De groei van de particuliere consumptie uit zich in een afzetgroei in de consumentgerichte sectoren zoals de detailhandel, horeca en autosector. Hierbij is vooral de groei aan luxe goederen en diensten opvallend. Zo neemt in de detailhandel de vraag naar duurdere kleding en schoeisel toe. Ook de verkopen van consumentenelektronica nemen sterk toe. De verkoop van consumentenelektronica ondervindt een positieve impuls vanuit allerlei technologische innovaties, zoals platte tv-schermen, navigatiesystemen en dvd-recorders. Bovendien heeft het WK-voetbal ook een gunstig effect op de verkopen van consumentenelektronica. Met de ontwikkeling van speciaalzaken in de levensmiddelensector gaat het dit jaar beter dan in voorafgaande jaren. Toch blijven de speciaalzaken marktaandeel verliezen aan de supermarkten. Het toenemende prijsverschil tussen speciaalzaken en supermarkten is hier debet aan. Ook in de horeca nemen de bestedingen toe. Ook hier is de trend te zien dat consumenten vooral aan luxe goederen en diensten meer zullen besteden. Zo neemt de afzet van restaurants dit jaar sterk toe, maar zullen cafetaria's nauwelijks afzetgroei realiseren. Ook de ontwikkelingen in de hotelsector zijn gunstig. De bezettingsgraad loopt dn deze sector sterk op. Naar verwachting zal ook de verhuur van vakantiehuisjes toenemen. Na twee jaren van sterke krimp, door onder andere het slechte weer, zal er dit
36
jaar enig herstel optreden. Wel is hier sprake van sterke concurrentie van goedkope vakantievluchten naar zonnige streken.
Stijging afzetgroei automobielen
Afzetgroei fitnesscentra
In 2005 was nog sprake van een afzetdaling in de autosector, maar dit jaar zal de consument meer geld uitgeven aan nieuw en gebruikte auto's. Hierdoor zal de afzet van de autosector toenemen. De onderhoudsmarkt in de autosector staat onder druk. Enerzijds vergen auto's minder onderhoud, anderzijds worden reguliere beurten bij oudere auto's steeds vaker overgeslagen. Voor veel consumenten volstaat de APK-keuring. De toename van de particuliere consumptie heeft eveneens een gunstig effect op de afzet van persoonlijke diensten. Vooral fitnesscentra zullen relatief fors kunnen groeien. Hierbij profiteren zij van campagnes tegen overgewicht. De bereidheid van sommige verzekeraars om bij te dragen aan de kosten van fitnesscentra is een stimulans. Ook de vraag naar schoonheidsverzorging, en met name naar de luxueuzere producten, blijft gestaag toenemen. Door de vergrijzende bevolking neemt de vraag naar voetverzorging de komende jaren flink toe. In de kappersbranche is weinig groeiperspectief. Door hogere uitgaven per bezoek weet de branche nog groei te realiseren. Investeringsafzet De toenemende bedrijvigheid is een stimulans voor de investeringsafzet. Dit is gunstig voor de afzet van de kapitaalgoederenindustrie, de groothandel in investeringsgoederen en de bouwsector. De groothandel in investeringsgoederen ziet vooral de afzet van computers dit jaar sterk toenemen. In 2007 zal de afzetgroei van de groothandel in investeringsgoederen hoger liggen dan dit jaar. Volgend jaar zullen meer bedrijven tegen de grenzen van hun bezettingsgraad aanlopen. Dit zal de vraag naar investeringsgoederen doen toenemen.
Krachtige vraag naar nieuwe kantoorpanden
Sterke toename van uitzendarbeid
De bouwsector groeit dit jaar zeer fors door een sterk toenemende behoefte aan nieuwe kantoorpanden. Ook de woningbouwproductie neemt flink toe. Er is sprake van een krappe woningmarkt. De vraag naar nieuwbouwwoningen wordt extra gestimuleerd door de historisch gezien lage rente. Bovendien is de overheid sneller met vergunningverlening voor nieuwbouw. De groei in de grond-, water- en wegenbouw zal iets achterblijven, maar na 2006 zullen er weer meer infrastructuurprojecten worden opgestart, met name vanuit de overheden. Per saldo zal de afzetgroei in de bouwsector op 3,5% uitkomen. Volgend jaar wordt van een vergelijkbare groei uitgegaan. Intermediaire afzet De toenemende bedrijvigheid in Nederland komt ook tot uiting in een belangrijke stijging van de onderlinge leveringen van bedrijven (intermediaire afzet). Zo neemt de afzet van het MKB in de financiële en zakelijke diensten dit jaar met 3% fors toe. Zo is er een sterke vraag naar de diensten van computerservicebureaus. Uitzendbureaus profiteren sterk van de toenemende bedrijvigheid. Bedrijven nemen doorgaans eerst flexibel personeel aan voordat vast personeel in dienst komt. Toenemende bouwactiviteiten zijn gunstig voor de diensten van architecten. De afzet van ingenieurs is afhankelijk van de investeringsgeneigdheid van de overheid en het bedrijfsleven. Toenemend optimisme leidt dit jaar tot een beter investeringsklimaat. Grote aandacht voor veiligheid zal de afzet in de beveiligingsbranche gunstig beïnvloeden. De afzetontwikkeling bij het MKB in de financiële dienstverlening blijft iets achter, maar is nog altijd gunstig. Zo is er sprake van een toenemende kredietverlening aan bedrijven. Ook de assurantietussenpersonen zullen nog enige groei realiseren. De introductie van het nieuwe zorgstelsel heeft dit jaar geleid tot extra afzetgroei bij tussenpersonen.
37
6
Werkgelegenheid
Dit hoofdstuk gaat in op de ontwikkeling van de werkgelegenheid. Paragraaf 6.1 geeft een eerste indruk van de werkgelegenheidsontwikkeling in het MKB. In paragraaf 6.2 wordt afzonderlijk op de ontwikkeling van de werkgelegenheid van werknemers en van zelfstandigen ingegaan. Paragraaf 6.3 laat de werkgelegenheids- en productiviteitsverschillen tussen de sectoren zien. Paragraaf 6.4 gaat in op de werkgelegenheid naar grootteklasse en paragraaf 6.5 behandelt de ontwikkeling van vacatures, arbeidsaanbod en werkloosheid.
6.1
Ontwikkeling werkgelegenheid in het MKB De negatieve werkgelegenheidsontwikkeling van de afgelopen jaren is voorbij. Het economische herstel vertaalt zich in een toename van de vraag naar arbeidskrachten. Het aantal werkenden zal in 2006 naar verwachting met 1,25% toenemen, tegenover een daling met 0,5% in 2005 (zie tabel 6-1). De werkgelegenheid reageert vertraagd op de afzetontwikkeling. In eerste instantie zijn werkgevers nog terughoudend bij het aannemen van personeel. Om aan de toenemende vraag te kunnen voldoen nemen bedrijven doorgaans eerst flexibele uitzendkrachten aan voordat vast personeel in dienst wordt genomen. Voor volgend jaar wordt uitgegaan van een groei van het aantal werkenden van 2%. Bedrijven zullen dan meer overgaan tot het aannemen van vaste arbeidskrachten.
Toename van de werkgelegenheid in 2006 en 2007
tabel 6-1
Ontwikkeling van de werkgelegenheid en arbeidsproductiviteit in het MKB, 2005-2007 2005
2006
2007
mutaties t.o.v. voorafgaand jaar in % aantal banen
-0,50
1,25
2,00
arbeidsvolume
-1,00
1,00
1,75
2,50
1,75
1,25
arbeidsproductiviteit Bron: Prognose kerngegevens MKB.
De arbeidsproductiviteit neemt in 2006 met 1,75% toe. De productiegroei kan dit jaar nog deels worden opgevangen met bestaand personeel. Volgend jaar lukt dit niet meer. Bedrijven zullen dan meer overgaan tot het aannemen van vaste arbeidskrachten. Het gevolg is dat de arbeidsproductiviteit volgend jaar minder hard stijgt dan dit jaar.
Arbeidsproductiviteit stijgt, maar minder hard dan voorheen
6.2 Werkgelegenheidsstijging vooral door toename aantal werknemers
De werkgelegenheid van werknemers en zelfstandigen De totale werkgelegenheidsontwikkeling in het MKB bestaat uit twee componenten: de ontwikkeling van het aantal werknemers en de ontwikkeling van het aantal zelfstandigen en meewerkende gezinsleden. In 2005 daalde het aantal werknemers met 1%, en nam het aantal zelfstandigen toe met 0,5%. Dit jaar neemt de werkgelegenheid toe voor zowel werknemers als zelfstandigen. De stijging van de werkgelegenheid in het MKB in 2006 komt voornamelijk voor rekening van een toename van het aantal werk-
39
nemers. Het aantal werknemers neemt toe met 1,5%. Het aantal zelfstandigen stijgt met 0,75%. Voor 2007 wordt een nog sterkere toename van het aantal werknemers voorzien. De bedrijven krijgen te maken met een krappe bezetting. Het overtollige personeel is in voorgaande jaren weggesaneerd. Nu de productievraag versterkt toeneemt, kan men met de huidige bezetting niet meer aan de vraag voldoen. Nieuw personeel is noodzakelijk. Het werknemersbestand zal volgend jaar toenemen met 2,5% (tabel 6-2). tabel 6-2
Ontwikkeling van de werkgelegenheid in het MKB naar categorie werkzame personen, 2005-2007 (in personen en arbeidsjaren) 2005
2005
aantal (x 1.000)
mutaties t.o.v. voorafgaand jaar in %
2.763
-1,00
1,50
2,50
858
0,50
0,75
1,00
totaal (werkzame personen)
3.620
-0,50
1,25
2,00
werknemers (in arbeidsjaren)
2.225
-1,25
1,25
2,25
699
0,00
0,50
0,50
2.924
-1,00
1,00
1,75
werknemers (in personen)
2006
2007
zelfstandigen en meewerkenden (in personen)
zelfstandigen en meewerkenden (in arbeidsjaren) totaal (arbeidsjaren) Bron: Prognose kerngegevens MKB.
Het aantal zelfstandigen is in de afgelopen jaren minder sterk gedaald dan het aantal werknemers. In 2005 nam het aantal zelfstandigen alweer licht toe. In dat jaar was sprake van gunstige afzetperspectieven. Daarnaast hadden veel werklozen grote moeite met het vinden van een baan. Om toch voor inkomen te zorgen zijn zij voor zichzelf begonnen.
6.3 In alle sectoren herstel van de werkgelegenheid
De werkgelegenheid naar sector Werkgelegenheid Het herstel van de economie is in alle sectoren zichtbaar. In 2005 was in vrijwel alle sectoren in het MKB nog sprake van een daling van de werkgelegenheid. Dit jaar geeft een kentering te zien: in de meeste sectoren zal de werkgelegenheid weer toenemen. In 2007 wordt een verdere groei van de werkgelegenheid verwacht. Tussen de sectoren loopt de mate waarmee de werkgelegenheid verandert uiteen (zie tabel 6-3). In 2006 en 2007 doet de sterkste werkgelegenheidsgroei zich voor in de groothandel en de financiële en zakelijke diensten. In de groothandel zal de werkgelegenheid dit jaar sterk groeien met 2,75%. Ook de zakelijke dienstverlening laat een behoorlijke werkgelegenheidsgroei zien (2,5%). Deze sectoren profiteren van de exportgroei en een toenemende bedrijvigheid. Om aan de toenemende vraag te voldoen, is in deze sectoren meer arbeidscapaciteit nodig. Binnen de zakelijke diensten profiteert vooral de uitzendbranche, door een toenemende vraag naar uitzendkrachten. Een andere sector met een flinke werkgelegenheidstoename is de bouw. In 2005 was de bouw nog één van de sectoren met de sterkste werkgelegenheidsdaling. Een grote
40
productiestijging in de bouw geeft dit jaar een flinke ommezwaai te zien met een toename van het aantal arbeidsplaatsen van 2,5%. Ook volgend jaar zal de werkgelegenheid in de bouw met 2,5% toenemen. De detailhandel, autosector en horeca zijn sterk gericht op de consument. De afgelopen jaren kenden deze sectoren sterke werkgelegenheidsdalingen. Als gevolg van de aantrekkende consumentenbestedingen komt hier in 2006 een einde aan. Bij de horeca is sprake van een beperkte werkgelegenheidsgroei. In de autosector stabiliseert de werkgelegenheid dit jaar. De werkgelegenheid in de detailhandel zal nog met 0,25% afnemen. De detailhandel heeft last van een hevige prijsconcurrentie. Volgend jaar zal in deze sector de werkgelegenheid kunnen toenemen. In de industrie is echter nog altijd sprake van krimp van de werkgelegenheid, al is deze krimp beduidend minder dan in voorgaande jaren. tabel 6-3
Ontwikkeling van de werkgelegenheid in het MKB naar sector, 2005-2007 (in arbeidsjaren)
sectoren
2005
2005
2006
2007
aantal (x 1.000)
mutaties t.o.v. voorafgaand jaar in %
industrie
354
-2,50
-0,75
-0,25
bouw
311
-3,00
2,50
2,50
groothandel
303
0,00
2,75
4,75
detailhandel
277
-1,75
-0,25
0,50
autosector
106
-1,00
0,00
1,00
horeca
156
-1,25
0,75
1,00
transport en communicatie
163
-1,50
0,50
2,00
financiële en zakelijke diensten
626
1,50
2,50
3,75
persoonlijke diensten
240
0,00
0,75
1,00
zorgsector
180
1,25
1,50
1,50
207
-4,25
-2,25
-2,00
2.924
-1,00
1,00
1,75
overige sectoren totaal MKB
Bron: Prognose kerngegevens MKB.
Afnemende arbeidsproductiviteitsgroei in de komende jaren
Arbeidsproductiviteit In 2006 en 2007 neemt de arbeidsproductiviteit in het MKB toe, maar dit jaar sterker dan volgend jaar. De afgelopen jaren werden in het bedrijfsleven veel kostenbesparingen doorgevoerd. Efficiencymaatregelen waren aan de orde van de dag. Het gevolg was dat de arbeidsproductiviteit in de meeste sectoren flink kon toenemen. Dit jaar neemt de productiegroei weer toe. Een deel van de productiegroei wordt opgevangen door bestaand personeel. Daarnaast beginnen bedrijven weer personeel aan te nemen dat het andere deel van de productiegroei opvangt. De arbeidsproductiviteit kan hierdoor toenemen, maar minder sterk dan in 2005. De groothandel noteert dit jaar de sterkste groei van de arbeidsproductiviteit. Volgend jaar groeit de arbeidsproductiviteit in de groothandel veel minder hard. In 2007 zijn de mogelijkheden voor een arbeidsproductiviteitsgroei beperkter. Het huidige personeelsbestand kan de productiegroei niet voldoende opvangen. Als gevolg van de verdere groei van de werkgelegenheid is de productiviteitsstijging gematigder. Vooral in de dienstverlenende sectoren loopt vol-
41
gend jaar de arbeidsproductiviteit sterk terug. In de kapitaalintensieve sectoren, zoals de industrie, is de arbeidsproductiviteitsontwikkeling relatief hoog. tabel 6-4
Ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit per sector in het MKB, 20052007
sectoren
2005
2006
2007
mutaties t.o.v. voorafgaand jaar in % industrie
2,00
2,50
2,25
bouw
4,75
0,75
0,75
groothandel
5,00
3,50
1,75
detailhandel
2,25
1,50
0,75
autosector
0,00
1,50
1,25
horeca
2,00
0,25
0,25
transport en communicatie
3,00
2,25
1,25
financiële en zakelijke diensten
0,50
0,50
-0,25
persoonlijke diensten
0,25
0,25
0,00
-0,25
0,50
0,00
overige sectoren
3,50
4,75
5,50
totaal MKB
2,50
1,75
1,25
zorgsector
Bron: Prognose kerngegevens MKB.
6.4
Werkgelegenheid naar grootteklasse Het MKB neemt een groot deel van de werkgelegenheid in Nederland voor zijn rekening. Vergeleken met de totale werkgelegenheidsontwikkeling in Nederland, loopt de werkgelegenheid in het MKB achter. Met name het sectoreffect speelt hierbij een grote rol. Sectoren als de handel, horeca en autosector hebben een hoog aandeel MKBbedrijven. Deze sectoren zijn vooral gericht op de consument en kennen een geringere werkgelegenheidsgroei. In 2005 liep de werkgelegenheid in het MKB met 1% terug, terwijl in het grootbedrijf de werkgelegenheid gelijk bleef. In het kleinbedrijf liep de werkgelegenheid nog iets sneller terug, wat samenhangt met de hogere arbeidsintensiteit van kleinschalige bedrijven (zie tabel 6-5).
Verwachte groei werkgelegenheid in MKB kleiner dan in het grootbedrijf
In 2006 en 2007 loopt het herstel van de werkgelegenheid ook uiteen voor de verschillende grootteklassen. Dit jaar neemt de werkgelegenheid in alle grootteklassen toe. De sterkste groei doet zich voor in het groot- en middenbedrijf. Het kleinbedrijf herstelt zich het traagst. De totale werkgelegenheidsgroei komt dit jaar uit op 1,25%. Volgend jaar zet de werkgelegenheidsgroei zich in alle grootteklassen door. Het MKB blijft met een groei van 1,75% achter bij het grootbedrijf (2,25%), eveneens door een minder sterke groei in het kleinbedrijf.
42
tabel 6-5
Ontwikkeling van het arbeidsvolume naar grootteklasse, 2005-2007 (in arbeidsjaren) 2005
2005
2006
2007
aantal (x 1.000)
mutaties t.o.v. voorafgaand jaar in %
kleinbedrijf
1.543
-1,25
0,50
1,50
middenbedrijf
1.380
-0,75
1,50
2,25
MKB
2.924
-1,00
1,00
1,75
grootbedrijf
2.635
0,00
1,50
2,25
totaal bedrijfsleven
5.559
-0,50
1,25
2,00
797
-1,00
1,00
1,00
6.356
-0,50
1,25
2,00
overheid totaal Nederland Bron: Prognose kerngegevens MKB.
6.5
Vacatures, arbeidsaanbod en werkloosheid De arbeidsmarkt verandert snel van karakter. Door een groeiende werkgelegenheid en een dalende werkloosheid wordt de arbeidsmarkt krap. Het aantal vacatures is hoog en 1 zal in toenemende mate voor vervullingsproblemen zorgen . Dit zijn ontwikkelingen die niet alleen specifiek gelden voor het MKB, maar van toepassing zijn op het totale bedrijfsleven. Vacatures De vacaturegraad, het aantal openstaande vacatures per duizend banen, blijft toenemen. De opgaande lijn is begin 2004 ingezet. Het aantal openstaande vacatures kwam eind 2005 uit op 169.000, bijna een verdubbeling in twee jaar tijd. Afgaande op de ontwikkeling in het laatste kwartaal van 2005 lijkt de explosieve groei van het aantal vacatures voorbij te zijn. Toch blijft het aantal vacatures hoog. De vacaturegraad is het hoogst in de zakelijke dienstverlening. Niet alleen lag het aantal ontstane vacatures in 2005 op een hoger niveau dan in 2004, ook het aantal vervulde vacatures lag op een hoger niveau.
Meer openstaande vacatures
Arbeidsaanbod Het arbeidsaanbod neemt in 2006 naar verwachting met 60.000 personen toe. In 2007 komt de verwachte toename van het arbeidsaanbod uit op 70.000 personen. In 2006 komt een deel van de groei nog voort uit de invoering van de wet Verlenging Loondoorbetalingsverplichting bij Ziekte, waardoor 20.000 personen extra tot het arbeidsaanbod werden gerekend. De ontwikkeling van het arbeidsaanbod wordt de komende tijd vooral bepaald door: − de toename van de arbeidsparticipatie. Dit betreft vooral de toename van het aantal vrouwen op de arbeidsmarkt. Doordat bij vrouwen de jongere generaties een hogere arbeidsparticipatie hebben dan oudere generaties, stijgt het arbeidsaanbod met ongeveer 55.000 per jaar;
Arbeidsaanbod neemt toe
1
Analyse Arbeidsmarktanalyse 2006, Raad voor Werk en Inkomen, april 2006.
43
−
−
−
Werkloosheid daalt door toename werkgelegenheid
een negatief demografisch effect. Door veroudering van de beroepsbevolking neemt het aantal personen in de beroepsgeschikte leeftijd af. Veel 'babyboomers' zullen de komende jaren de arbeidsmarkt verlaten. In 2006 zal dit een neerwaarts effect op het arbeidsaanbod hebben van 30.000 personen en in 2007 van 35.000 personen; een aantal beleidsmaatregelen die het arbeidsaanbod positief beïnvloeden. De belangrijkste invloeden liggen bij de reeds ingevoerde herkeuringen in de WAO en de afschaffing van de vervolguitkering WW in combinatie met de aanscherping van de sollicitatieplicht. Naar verwachting leiden beleidsmaatregelen tezamen tot een extra groei van ongeveer 30.000 respectievelijk 25.000 personen in 2006 en in 2007; conjunctuureffect. In de afgelopen jaren was sprake van een zogenoemd 'discouraged worker effect': een ontmoediging van personen die wel willen toetreden tot de arbeidsmarkt door de hoge werkloosheid. Door het economisch herstel en het daarmee gepaard gaande herstel van de werkgelegenheid is dit effect dit jaar nagenoeg verdwenen. Volgend jaar is juist te zien dat de daling van de werkloosheid extra aanbod uitlokt, omdat de kans op het vinden van een baan groter wordt.
Werkloosheid Sinds 2001 steeg de werkloosheid. In 2004 was de werkloosheid nog met ruim 1% toegenomen. In 2005 bleef de werkloosheid op hetzelfde niveau. Gemiddeld was 6,5% van de beroepsbevolking zonder werk. Dit jaar vindt er een ommekeer plaats in de werkloosheid. Naar verwachting daalt deze dit jaar met circa 40.000 personen, gevolgd door een afname met 75.000 personen in 2007. Dit is met name het gevolg van een toename van de werkgelegenheid. De werkloosheid in procenten van de beroepsbevolking komt daarmee uit op respectievelijk 6% en 5%. Hoewel de werkgelegenheid groeit, profiteren niet alle groepen. Vooral onder langdurig werklozen, allochtonen en jongeren blijft de situatie zorgelijk.
44
7
Kosten-, prijs- en winstontwikkeling
In dit hoofdstuk wordt de kosten-, prijs- en winstontwikkeling in het MKB weergegeven. Deze wordt afgezet tegen die van het grootbedrijf. Om een goed beeld van de winstontwikkeling te krijgen is het nodig de achterliggende elementen te schetsen die van invloed zijn op de winstontwikkeling. Daarom wordt in de eerste paragraaf een overzicht van de kostenstructuur gegeven. In de daaropvolgende paragraaf wordt ingegaan op de ontwikkeling van de kostenelementen en afzetprijsontwikkeling. Na aftrek van de kosten resulteert de winst. De winstontwikkeling komt in de laatste paragraaf aan de orde.
7.1
Kostenstructuur Kostenstructuur van het MKB en het grootbedrijf Tabel 7-1 geeft een overzicht van de kostenstructuur in het MKB en het grootbedrijf. Door verschillen in de kostenstructuur kan de ontwikkeling van de kosten per eenheid product tussen het MKB en het grootbedrijf uiteenlopen. Ook bestaan er verschillen in de prijsontwikkelingen waarmee bedrijven in die grootteklassen geconfronteerd worden. tabel 7-1
Kostenstructuur van het MKB, het grootbedrijf en het totale bedrijfsleven in 2005 MKB
grootbedrijf
bedrijfsleven
in procenten brutoproductie
100
100
100
bedrijfskosten
87
90
89
28
31
30
1
3
2
waaronder: − grondstoffen/halffabrikaten − energiekosten − overig verbruik
22
21
21
− loonsom
24
24
24
− afschrijvingen
8
7
7
− rente
4
5
4
13
10
11
7
0
3
winst voor belasting waarvan: − gewaardeerd loon zelfstandigen Bron: Prognose kerngegevens MKB.
In het MKB hebben de kosten van de grondstoffen en halffabrikaten een lager aandeel in de brutoproductie dan bij het grootbedrijf: respectievelijk 28% en 31%. Dat komt voornamelijk door verschillen in sectorstructuur tussen MKB en grootbedrijf. De aandelen groeien wel naar elkaar toe door een teruglopend aandeel in het grootbedrijf. Grondstoffen en halffabrikaten zijn vooral belangrijk binnen de industrie, een sector die relatief grootschalig is. Ook maakt het grootbedrijf, veel meer dan het MKB, gebruik
45
van onderaannemers, hetgeen voor deze categorie bedrijven leidt tot hogere kosten voor halffabrikaten. Midden- en kleinbedrijven besteden in mindere mate de productie uit, omdat zij veel meer taken zelf uitvoeren. Het uitbesteden van productie vraagt om een intensieve begeleiding, waarvoor deze bedrijven veelal geen capaciteit beschikbaar hebben. Het MKB kent een arbeidsintensiever productieproces dan het grootbedrijf. Dit is niet direct te zien aan het aandeel van de loonkosten in de brutoproductie, maar wel wanneer daarnaast ook het aandeel van het gewaardeerde loon voor zelfstandigen erbij betrokken wordt. Inclusief het gewaardeerd loon voor deze zelfstandigen en meewerkende gezinsleden, komt het aandeel van de beloning voor geleverde arbeid in het MKB met 31% dan ook aanmerkelijk hoger uit dan bij het grootbedrijf. Daar bedraagt dit aandeel 24%.
Arbeidskosten in MKB relatief belangrijk
De afschrijvingskosten van MKB-bedrijven komen in 2005, als aandeel van de brutoproductie, gemiddeld uit op 8%. Dit ligt iets hoger dan bij het grootbedrijf: hier komt dit kostenaandeel uit op 7%. De energiekosten maken een belangrijker deel uit bij het grootbedrijf, 3%, ten opzichte van 1% bij het MKB. Ten slotte laat tabel 7-1 zien dat het aandeel van de winst voor belasting in het MKB hoger is dan in het grootbedrijf. In de winst van het MKB is echter de beloning voor de arbeid van zelfstandigen en voor meewerkende gezinsleden inbegrepen, want een vergoeding voor deze geleverde arbeid is immers niet opgenomen in de loonkosten. EIM heeft daarom een gewaardeerd loon voor zelfstandigen berekend. Als de winst hiervoor wordt gecorrigeerd, blijkt dat de winst in het midden- en kleinbedrijf slechts 6% bedraagt van de brutoproductie, tegen 10% in het grootbedrijf.
7.2
Ontwikkeling van de kostprijs en afzetprijs In de vorige paragraaf is gekeken naar de kostenstructuur. De kosten per eenheid product minus de winstmarge leveren de afzetprijs. Deze paragraaf gaat nader in op de kosten- en prijsontwikkeling. Daarbij wordt stilgestaan bij de kostenontwikkeling per eenheid product met specifieke aandacht voor de ontwikkeling van de kosten van grond- en hulpstoffen en energie en de loonkostenontwikkeling. Zij bepalen voor een groot deel de kosten per eenheid product.
Kosten per eenheid product nemen toe
Ontwikkeling kosten per eenheid product Tabel 7-2 geeft een overzicht van de bijdrage van de verschillende kostensoorten aan de ontwikkeling van de kostprijs per eenheid product in het MKB. De kostprijs per eenheid product zal dit jaar in het MKB naar verwachting met 1,5% toenemen. Volgend jaar zal de toename met 1,1% iets lager uitvallen.
46
tabel 7-2
Opbouw ontwikkeling van de kostprijs per eenheid product MKB, 20062007
omschrijving
2006
2007
mutaties t.o.v. voorafgaand jaar in % grond- en hulpstoffen en energie
0,9
0,4
overig verbruik
0,4
0,3
saldo belastingen en subsidies
0,1
0,0
afschrijvingen
0,1
0,0
saldo betaalde rente
0,1
0,0
loonkosten
0,0
0,4
kostprijs per eenheid product
1,5
1,1
Bron: Prognose kerngegevens MKB.
Kosten van grond- en hulpstoffen en energie nemen toe, maar groei zwakt af in 2007
Loonvoet stijgt beperkt in 2006 en versnelt licht in 2007
Kostenontwikkeling van grond- en hulpstoffen en energie De stijging van de kostprijs per eenheid product komt vooral door een sterke toename van de grond- en hulpstoffen en energiekosten. In 2005 stegen de grondstofprijzen wereldwijd flink als gevolg van de aantrekkende economische ontwikkeling en sterke stijging van de olieprijs. Dit jaar hebben met name de prijsverhoging van energie en een stijging van energiebelasting een opwaarts prijseffect. Als gevolg van de sterk gestegen olieprijs zullen de invoerprijzen van de grond- en hulpstoffen wederom flink toenemen. Deze toename blijft enigszins beperkt door de krachtige euro. De ontwikkelingen op de oliemarkt vormen een onzekere factor. Verwacht wordt dat de olieprijzen dit jaar niet verder stijgen, waardoor de hieraan gekoppelde energieprijzen volgend jaar eveneens geen kostprijsverhogend effect hebben. Loonkostenontwikkeling Met een aandeel van bijna 25% in de brutoproductie vormen de loonkosten van werknemers een belangrijke kostenpost. De ontwikkeling van loonkosten is dit jaar zeer beperkt als gevolg van een geringe toename van de loonvoet van 0,75%. Een lage inflatie en relatief bescheiden looneisen van vakbonden, hebben aan deze geringe toename bijgedragen. Onder invloed van de aantrekkende conjunctuur wordt voor 2007 een lichte versnelling van de loonvoetstijging per werknemer voorzien van 1,75%. Tabel 7-3 geeft een overzicht van de ontwikkeling van de loonvoetmutatie in het MKB voor 2006 en 2007. De loonvoetmutatie per werknemer is opgebouwd uit drie posten: het contractloon, het incidentele loon en de sociale lasten. Tussen deze drie posten treden dit jaar belangrijke verschuivingen op, die per saldo geen effect hebben op de loonvoetontwikkeling. Deze verschuivingen zijn een gevolg van groot aantal verschillende wetswijzigingen, zoals de invoering van de wet Verlenging Loondoorbetalingsverplichting bij Ziekte (VLZ), de Zorgverzekeringswet (ZVW), de wet VUT, prepensioen en levensloop (VPL) en de wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Het contractloon neemt dit jaar met 1,5% toe, waarvan 0,5% het gevolg is van de invoering van de wet VPL. Dit komt doordat veel werkgevers bijdragen aan de levensloopregeling. Hiertegenover staat een daling van 0,5% van de VUT- en prepensioenkosten voor werkgevers. Per saldo heeft hier de wet VPL geen invloed op de ontwikkeling van de loonvoet. Volgend jaar neemt de contractloonstijging met naar verwachting 1,75% toe.
47
Het incidentele loon neemt dit jaar af met 1%. Deze afname komt voor een deel voor rekening van de invoering van de Verlenging Loondoorbetalingsverplichting bij Ziekte (VLZ). De loondoorbetalingsverplichting is in 2005 verlengd van één jaar naar twee jaar. Dit leidt tot een stijging van het aantal (gezonde plus zieke) werknemers, terwijl de som van de brutolonen nauwelijks verandert. De VLZ heeft daardoor een negatief effect op het incidentele loon. Daarnaast wordt de incidentele loonontwikkeling negatief beïnvloed door de invoering van de Zorgverzekeringswet. De werkgeversbijdragen van particuliere ziektekosten zijn hierdoor komen te vervallen. Hier staat overigens een inkomensafhankelijke werkgeversbijdrage tegenover. In 2007 neemt de incidentele loonstijging licht toe. De sociale lasten voor werkgevers nemen naar verwachting in 2006 met 0,25% beperkt toe. De invoering van de Zorgverzekeringswet leidt tot een lastenverzwaring voor de werkgevers. Aan de andere kant leiden het vervallen van niet-aftrekbare premies voor VUT en prepensioen tot een daling van de sociale lasten voor werkgevers. De invoering van de WIA heeft een klein neerwaarts effect op de sociale lasten door een daling van de WAO-hiaatpremie. tabel 7-3
Ontwikkeling van de loonvoet per werknemer in het MKB, 2006-2007 2006
2007
mutaties t.o.v. voorafgaand jaar in % contractloon (incl. overloop) incidenteel*
1,50
1,75
-1,00
0,25
sociale lasten
0,25
-0,25
loonvoet per werknemer
0,75
1,75
* Na correctie voor de effecten van de invoering van de wet Verlenging Loondoorbetalingsverplichting bij Ziekte (VLZ) komt de incidentele loonontwikkeling voor 2006 uit op -0,75%. Bron: Prognose kerngegevens MKB.
Winstmarge neemt af
Ontwikkeling van de afzetprijzen De winstmarge is gedefinieerd als het verschil tussen de afzetprijs en de kosten per eenheid product. Tabel 7-4 geeft een overzicht van de ontwikkeling van deze elementen. Met een toename van de afzetprijs van 1%, neemt de winstmarge in 2006 zelfs af. Verwacht wordt dat de energieprijzen naar verhouding niet zo sterk meer zullen stijgen. Daarentegen wordt wel weer een verhoging van de loonkosten voorzien. Per saldo nemen volgend jaar de kosten per eenheid product af. Ook de afzetprijzen nemen minder sterk toe. Al met al zal de winstmarge volgend jaar nog verder afnemen. tabel 7-4
Ontwikkeling van de afzetprijs in het MKB, 2006-2007*
omschrijving
2006
2007
mutaties t.o.v. voorafgaand jaar in % kostprijs per eenheid product winstmarge afzetprijs
1,5
1,1
-0,4
-0,6
1,0
0,6
* Door afronding van de cijfers kan de optelling van de diverse cijfers verschillen van het totale cijfer. Bron: Prognose kerngegevens MKB.
48
7.3 Winststijging in 2006 en 2007 door aantrekken van afzet
Winstgevendheid De winstgevendheid van het MKB ontwikkelt zich voorspoedig. Dit jaar neemt de winst met 8,75% toe (zie tabel 7-5). Dankzij een gunstige afzetontwikkeling en een goede kostenbeheersing zal de winstgroei positief uitpakken. Bovendien is de ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit met 1,75% eveneens positief te noemen. Wel is het zo dat de winstontwikkeling van het MKB iets achterblijft bij de ontwikkeling van het totale bedrijfsleven. Ook volgend jaar nemen de winsten toe in het MKB. Dan zal de winstgroei 6% bedragen. Onder invloed van een verder verbeterende conjunctuur, zal volgend jaar de loonvoet sneller stijgen dan dit jaar, zij het bescheiden. De loonontwikkeling reageert met enige vertraging op de stand van de conjunctuur. Met name als gevolg van stijgende loonkosten zal de winststijging met 6% iets lager uitvallen. De arbeidsproductiviteitsgroei zal zich volgend jaar eveneens gunstig ontwikkelen, maar iets lager zijn dan dit jaar. tabel 7-5
Nominale winstontwikkeling in het MKB en het particuliere bedrijfsleven naar sector, 2006-2007 2006
2007 totaal
sector
MKB
bedrijfsleven
totaal MKB
bedrijfsleven
mutaties t.o.v. voorafgaand jaar in % industrie
6,75
8,00
15,00
10,00
bouw
9,25
9,75
6,25
6,25
groothandel
7,00
6,75
1,75
2,50
detailhandel
2,25
3,25
0,25
0,25
10,25
9,25
7,00
7,50
horeca
4,75
5,75
3,00
3,50
transport en communicatie
5,50
6,50
8,75
4,00
autosector
financiële en zakelijke diensten
9,50
9,50
7,50
7,00
overige diensten
6,25
7,25
2,75
2,75
zorgsector
12,50
9,75
0,75
3,75
overige sectoren
14,50
21,00
6,75
8,00
8,75
9,50
6,00
6,00
totaal Bron: Prognose kerngegevens MKB.
Sterkste winststijgingen voor de zorg, de autosector, de financiële en zakelijke diensten en de bouw
Tabel 7-5 laat de verwachte mutaties van de winst naar sector zien. Het beeld per sector verschilt sterk. Dit heeft te maken met verschillen in afzetontwikkeling en ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit. De sterkste winststijgingen doen zich dit jaar voor in de zorgsector, de autosector, de financiële en zakelijke diensten en de bouw. De autosector herstelt zich na een aantal jaren van teruglopende autoverkopen. De consumenten hebben weer meer vertrouwen en schaffen (uitgestelde) duurzame consumptiegoederen gemakkelijker aan. De financiële en zakelijke diensten profiteren van de toenemende bedrijvigheid. Het bedrijfsleven begint meer te investeren en neemt meer dien sten af. Als gevolg van de gunstige bouwvolumeontwikkeling en verdere efficiencyslagen, gepaard gaande met een (trendmatige) toename van de arbeidsproductiviteit, kan de winst van het MKB in de bouwnijverheid flink toenemen.
49
De meer op de buitenlandse markt georiënteerde sectoren industrie en groothandel profiteren van de toenemende internationale handel. Een goede kostenbeheersing draagt in deze sectoren eveneens bij aan de winststijgingen. Volgend jaar is een flinke winstverbetering te verwachten in de industrie, vooral als gevolg van een doorzettend economisch herstel en een stijging van de arbeidsproductiviteit. Hoewel minder sterk, zullen ook de eerder genoemde sectoren, met de transport- en communicatiesector, een bovengemiddelde winstgroei te zien geven. De sterk op consumptieve bestedingen gerichte sectoren detailhandel en horeca blijven in hun winstontwikkeling achter bij de andere sectoren. In de detailhandel zet bovendien de sterke onderlinge concurrentie de marges onder druk.
50
8
Inkomens van zelfstandigen en directeurengrootaandeelhouders
In dit hoofdstuk staat het besteedbaar inkomen van ondernemers centraal. Het besteedbaar inkomen van ondernemers wordt vooral bepaald door het bedrijfsresultaat van de onderneming. Daarnaast heeft (fiscaal) overheidsbeleid een belangrijke invloed op het besteedbaar inkomen. Beide aspecten komen in dit hoofdstuk aan de orde. In de eerste paragraaf wordt ingegaan op de belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van wet- en regelgeving. De tweede paragraaf beschrijft de ontwikkeling van de inkomens van zelfstandigen. De derde paragraaf gaat in op de inkomensontwikkeling van directeuren-grootaandeelhouders (dga’s). De berekening van de inkomensontwikkeling van ondernemers is tot 1 stand gekomen met behulp van het EIM-inkomensrekenmodel BRUNET .
8.1
Ontwikkelingen wet- en regelgeving Het loonstrookje van de gemiddelde Nederlander is ingrijpend gewijzigd in 2006 ten opzichte van 2005. In dit jaar zijn in de socialezekerheids- en belastingwetgeving drie belangrijke stelselwijzigingen geïntroduceerd. Het gaat om de invoering van de nieuwe zorgverzekering curatieve zorg, de hervorming van het WAO-stelsel (vervanging van de WAO door de WIA) en de afschaffing van de fiscale faciliëring van vut en prepensioen. De stelselwijzigingen worden hieronder kort beschreven, waarbij tevens wordt aangegeven in hoeverre de wijzigingen het inkomen van ondernemers beïnvloeden. Daarnaast is er aandacht voor een aantal wijzigingen in specifieke heffingskortingen. Ten slotte worden enkele tariefwijzigingen en veranderingen in (schijf)bedragen van diverse fiscale posten en socialezekerheidspremies in kaart gebracht. Nieuwe zorgverzekering curatieve zorg De belangrijkste stelselwijziging die van invloed is op het inkomen van ondernemers, is de verandering in het ziektekostenstelsel. Op 1 januari 2006 is de Zorgverzekeringswet (ZVW) van kracht geworden. Deze wet vervangt de vorige structuur van de ziektekostenverzekeringen (ZFW en particulier) door een nieuwe, privaat uitgevoerde, basisverzekering curatieve zorg. De nieuwe zorgverzekering is verplicht voor alle inwoners van Nederland, uitgezonderd militairen in actieve dienst en gemoedsbezwaarden. Het pakket van de ZVW correspondeert min of meer met dat van de Ziekenfondswet (ZFW) en de Wet op de toegang tot de ziektekostenverzekering (WTZ), en wordt door de overheid bepaald. Daarnaast bestaat de mogelijkheid tot aanvullende verzekering voor behandelingen die buiten de zorgverzekering vallen. Een deel van de geestelijke gezond-
Invoering Zorgverzekeringswet belangrijkste wijziging in wetgeving, van invloed op inkomen ondernemers
1
De cijfermatige basis van dit model wordt gevormd door data uit de Inkomensstatistiek van het CBS, waarin gedetailleerde inkomensgegevens vanuit verschillende fiscale administraties zijn opgenomen. In BRUNET is de relevante belastingwetgeving verwerkt tot het huidige jaar. Daarnaast wordt gewerkt met de beleidsaannames die het CPB hanteert. Voor een nadere toelichting zie bijvoorbeeld BRUNET 2003, te downloaden op www.eim.nl/mkb-en-ondernemerschap. De dataset, die de uitkomsten bevat van de berekeningen met BRUNET zijn uitgevoerd, wordt aangeduid met ‘inkomens van ondernemers’.
51
heidszorg (GGZ) wordt overgeheveld van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) naar de ZVW (per 1 januari 2007). De ZVW wordt gefinancierd door inkomensafhankelijke bijdragen en nominale premies. Deze zijn zo opgezet dat zij beide ongeveer 50% van de totale premieopbrengsten (alle verzekerden) genereren. De nominale premie is voor iedere volwassene min of meer gelijk. De exacte hoogte van de nominale premie wordt door elke verzekeringsmaatschappij afzonderlijk vastgesteld. Dit leidt tot enig verschil in premiehoogte. Personen jonger dan 18 jaar zijn verplicht verzekerd, maar voor hen hoeft geen premie te worden afgedragen. De inkomensafhankelijke bijdrage (6,5% in 2006) wordt geheven over het premieplichtig inkomen tot aan de maximum premie-inkomensgrens. Deze komt overeen met de maximumgrens zoals die binnen de ZFW gold. Voor werknemers en uitkeringsgerechtigden geldt dat de premie wordt betaald door de werkgever respectievelijk de uitkeringsinstantie. Zelfstandigen betalen een lagere inkomensafhankelijke premie (4,4%), maar krijgen die niet vergoed. Datzelfde geldt voor het pensioendeel van het inkomen van ouderen. Over de AOW betalen ze 6,5%. Er geldt, in tegenstelling tot de regelgeving vóór de invoering van de ZVW, geen verlaagde inkomensafhankelijke bijdrage over het aanvullend pensioen van 65-plussers en geen verlaagde maximumbijdrage voor zelfstandigen. Net als bij de ZFW wordt de werkgeversbijdrage belast; dat geldt niet voor zelfstandigen, maar wel voor dga’s. Een deel van de zelfstandigen geniet zowel inkomsten uit een dienstbetrekking, als inkomsten uit een onderneming. In dat geval kent de af te dragen procentuele premie gemiddeld genomen een werknemers- en een zelfstandigendeel. Het zelfstandigendeel wordt daarom gecorrigeerd voor het werknemersdeel, overeenkomstig de oude situatie. De procentuele premie voor zelfstandigen wordt verminderd (tot een minimum van 0) met de procentuele premie over het werknemersdeel ('loon gaat voor winst'). Aangezien de helft van de premie niet inkomensafhankelijk is, kunnen personen voor wie de premie in verhouding tot hun inkomen een te zware last vormt een financiële tegemoetkoming krijgen, de zogenaamde zorgtoeslag. De hoogte van de zorgtoeslag is afhankelijk van de financiële draagkracht van het huishouden, met een onderscheid tussen alleenstaanden en meerpersoonshuishoudens. Hervorming WAO-stelsel Een tweede grote stelselwijziging die is doorgevoerd in 2006 betreft de hervorming van het WAO-stelsel. De WAO-regelgeving is vervangen door de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). De arbeidsongeschiktheidsregeling bestaat nu uit twee aparte regelingen: één voor volledig arbeidsongeschikten en één voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten. Volledig arbeidsongeschikten krijgen een uitkering volgens de regeling Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA), terwijl de regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsongeschikten (WGA) geldt voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten. De WGA bevat financiële prikkels om de arbeidsongeschikte aan het werk te houden, op basis van de activiteiten waartoe deze nog wel in staat is. De overgang van het WAO-stelsel naar de nieuwe WIA-regelgeving heeft niet zoveel consequenties voor het inkomen van ondernemers; het aantal ondernemers dat een WAO-uitkering ontving is gering. De ondernemingsinkomsten van zelfstandigen en dga’s vallen buiten de WIA, net zoals dat bij de WAO het geval was. Afschaffing van de fiscale faciliëring van VUT en prepensioen Een andere stelselwijziging die ingaat in 2006 betreft het verdwijnen van de fiscale begunstiging van collectieve regelingen die een vervangende inkomensvoorziening ver-
52
schaffen bij uittreden voor het 65e levensjaar. VUT-premies en prepensioenpremies zijn niet langer aftrekbaar en prepensioenuitkeringen zijn niet langer belast voor de loon- en inkomstenbelasting. Deze maatregel heeft ten doel om de arbeidsparticipatie onder ouderen te verhogen. Voor zelfstandigen zal deze maatregel geen relevant inkomenseffect hebben, in ieder geval waar het de ondernemersactiviteiten betreft. Zelfstandigen bouwen zelf pensioen op, meestal in de vorm van de Fiscale Oudedagsreserve (FOR) en/of een lijfrente, waarbij ze jaarlijks een deel van de winst (met een maximum) opzij zetten en in de reserve stoppen. Ze bepalen vervolgens zelf wanneer ze stoppen met werken, waarbij ze vrijwel nooit gebruik maken van een specifieke VUT- of prepensioenregeling. Bovendien werken zelfstandigen gemiddeld genomen langer door, tot na hun 65e levensjaar. Gewijzigde regelingen met betrekking tot heffingskortingen Voor een aantal heffingskortingen is de fiscale systematiek licht gewijzigd in 2006. Tevens is een aantal nieuwe heffingskortingen geïntroduceerd. De regeling voor de kinderkorting is vereenvoudigd. Voortaan is er nog maar één kinderkorting, de aanvullende kinderkorting is komen te vervallen. De hoogte van de kinderkorting is afhankelijk van het gezamenlijke inkomen van belastingplichtige en partner. De kinderkorting bedraagt € 924 indien het gezamenlijke inkomen lager is dan € 28.521. Wanneer het gezamenlijke inkomen tussen € 28.521 en € 44.591 ligt, neemt de kinderkorting af vanaf € 924 met 5,75% van het bedrag boven € 28.521, tot nihil. De aanvullende ouderenkorting wordt vervangen door de alleenstaande-ouderenkorting. Een belastingplichtige heeft recht op de alleenstaande-ouderenkorting als hij recht heeft op een AOW-uitkering voor alleenstaanden. Anders dan bij de aanvullende ouderenkorting het geval was, geldt voor de alleenstaande-ouderenkorting geen maximum inkomensgrens. De alleenstaande-ouderenkorting bedraagt € 562. Binnen het kader van de nieuwe levensloopregeling, is met ingang van 2006 de levensloopverlofkorting geïntroduceerd. Bij een reguliere opname van levenslooptegoed ontstaat het recht op deze korting. De levensloopverlofkorting is gelijk aan het bedrag van het opgenomen levenslooptegoed, maar ten hoogste € 185 per jaar waarin is gestort in de levensloopregeling. Als in voorafgaande jaren gebruik is gemaakt van de levensloopverlofkorting, worden deze bedragen in mindering gebracht. Ten slotte is in 2006 de ouderschapsverlofkorting geïntroduceerd. Deze geldt voor de belastingplichtige die in 2006 gebruikt maakt van zijn wettelijke recht op ouderschapsverlof en deelneemt aan de levensloopregeling. De korting wordt berekend door het aantal uren ouderschapsverlof in het kalenderjaar te vermenigvuldigen met een bedrag van 50% van het bruto minimumuurloon per opgenomen verlofuur. De korting bedraagt niet meer dan de terugval in het belastbare loon in 2006 ten opzichte van 2005.
Overige ontwikkelingen voornamelijk tariefwijzigingen en veranderingen in schijfbedragen
Tariefwijzigingen en veranderingen in schijfbedragen Naast de hierboven genoemde stelselwijzigingen omvatten de ontwikkelingen op sociaal en fiscaal terrein nog enkele tariefwijzigingen en veranderingen in schijfbedragen in bestaande regelingen. - De jaarlijkse bedragen die in het kader van de zelfstandigenaftrek mogen worden afgetrokken, zijn in 2006 met gemiddeld 6% verhoogd. - De heffingskortingen zijn in 2006 aangepast: de algemene heffingskorting is verhoogd met 5%; ook de arbeidskortingspercentages zijn omhoog gegaan, terwijl de combinatiekorting is verlaagd met 36%. De aanvullende combinatiekorting is ver-
53
-
-
8.2
hoogd van € 389 naar € 608. Verder is de ouderenkorting verlaagd van € 454 in 2005 naar € 374 in 2006. Ten slotte zijn de jonggehandicaptenkorting en de alleenstaande-ouderkorting in lichte mate omhoog bijgesteld. De premie voor de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) is verlaagd van 13,45% in 2005 naar 12,55% in 2006. De WW-premies voor werkgevers en werknemers zijn gewijzigd (werkgeversdeel verhoogd van 4,2% in 2005 naar 4,95% in 2006; werknemersdeel verlaagd van 5,85% in 2005 naar 5,2% in 2006). De arbeidsongeschiktheidspremie voor werkgevers is verlaagd van 7,25% in 2005 naar 6,4% in 2006. De AOW-premie en Anw-premie, respectievelijk 17,9% en 1,25%, zijn ongewijzigd gebleven. In 2006 zijn de tarieven van de eerste en tweede belastingschijf verhoogd met respectievelijk 0,65%-punt en 0,4%-punt.
Inkomensontwikkeling zelfstandigen Zelfstandigenbegrip Zelfstandigen voeren een persoonlijke onderneming; kenmerkend voor deze ondernemingen is dat ze geen rechtspersoonlijkheid bezitten. Onderneming en ondernemer zijn juridisch één. De ondernemingen hebben als rechtsvorm de eenmanszaak, de vennootschap onder firma of de maatschap. Een zelfstandige is gedefinieerd als een persoon die winst uit onderneming opvoert op het aangifteformulier voor de inkomstenbelasting. Volgens deze definitie wordt verwacht dat het aantal zelfstandigen dit jaar ruim 1 865.500 bedraagt . Inkomenskarakteristieken zelfstandigen De functie van het inkomen van zelfstandigen is tweeledig. Enerzijds is het besteedbaar inkomen bedoeld om consumptieve bestedingen te verrichten en om te sparen, net zoals dat bij loontrekkers het geval is. Anderzijds is er, door het ontbreken van een scheiding tussen het privé-vermogen van de ondernemer en het ondernemingsvermogen, een investerings- en reserveringsfunctie. Een deel van het besteedbaar inkomen moet worden aangewend om in de onderneming te investeren om de continuïteit en de groei van de onderneming te waarborgen. Winst uit onderneming vormt vanzelfsprekend gemiddeld genomen de belangrijkste inkomensbron van zelfstandigen. De laatste jaren neemt het gemiddelde belang van inkomsten uit een dienstbetrekking toe, door de opkomst van het fenomeen hybride starters. Hybride starters zijn startende ondernemers, die zich met behoud van een (parttime) betrekking in loondienst op de paden van het ondernemerschap begeven. Dit kan dus worden gezien als een vorm van deeltijdondernemen. Het belangrijkste kenmerk van deze groep ondernemers is het risicomijdend gedrag. Het risico van het opzetten van een onderneming wordt grotendeels beperkt door de zekerheden die een baan in loondienst oplevert (bijvoorbeeld verzekeringen tegen arbeidsongeschiktheid of werkloosheid, pensioenopbouw). Pas wanneer de onderneming succesvol blijkt, zijn deze ondernemers bereid om de loonactiviteiten stilaan op te geven.
1
Huishoudelijke hulpen in de sector persoonlijke en overige dienstverlening niet meegerekend.
54
Het belang van de ondernemersfaciliteiten voor de hoogte van het besteedbare inkomen van zelfstandigen is enorm. De relatieve omvang van de belangrijkste ondernemersfaciliteiten is in de afgelopen twintig jaar zeer sterk toegenomen. De belangrijkste faciliteiten zijn in dit verband de zelfstandigenaftrek, de startersaftrek, de toevoeging aan de fiscale oudedagsreserve en de investeringsaftrek. Naast deze faciliteiten bestaan er tal van kleinere aftrekposten, die bij elkaar opgeteld een aanzienlijk belastingvoordeel kunnen opleveren.
Aanzienlijke winsttoename zelfstandigen
Belangrijkste ontwikkelingen inkomens zelfstandigen 2005-2007 De ontwikkeling van de winst uit onderneming is in belangrijke mate richtinggevend voor de rest van het bruto-netto inkomenstraject van zelfstandigen. Dit is te zien in tabel 8-1, waarin de ontwikkeling van het gemiddelde inkomen van zelfstandigen wordt weergegeven. Voor dit jaar wordt een winsttoename van 9,5% verwacht, voor volgend jaar wordt een groei van 5% voorzien. De positieve winstverwachtingen zijn het gevolg van de gunstige afzetontwikkeling, gecombineerd met de verbeterde kostenbeheersing binnen het MKB. Het totale bruto-inkomen bestaat voor ongeveer een vijfde uit looninkomsten. Dit illustreert het belang van de hybride ondernemers. Aangevuld met inkomsten uit bezittingen, en uitkeringen uit inkomensvoorzieningen (bijvoorbeeld op basis van ziekte, arbeidsongeschiktheid) en overige inkomsten (bijvoorbeeld alimentatie) bedroeg het bruto-inkomen in 2005 gemiddeld € 39.590. Voor 2006 wordt een toename van 8,25% verwacht, als gevolg van de gunstige winstverwachting.
Enorme toename ziektekosten zelfstandigen in nieuwe ZVW
Reële toename besteedbaar inkomen zelfstandigen in 2006 bedraagt 4,75%
De overgang naar de nieuwe zorgverzekering heeft een enorme impact op het inkomen van zelfstandigen. Verwacht wordt dat de uitgaven aan ziektekostenpremies in 2006 en 2007 enorm zullen stijgen met respectievelijk 46% en 6,75%. Deze stijging hangt deels samen met de (belaste) werkgeversbijdrage voor particulier verzekerden die in 2005 niet als zodanig in de gehanteerde gegevens is waargenomen. De nominale premie die voor iedereen geldt, is onder de ZVW aanzienlijk hoger dan onder de ZFW. Daarnaast zijn de premielasten voor zelfstandigen extra hoog ten opzichte van die voor werknemers, aangezien zij het inkomensafhankelijke deel van de premie zelf moeten betalen. Met name zelfstandigen met een laag inkomen zien de premielasten fors toenemen, zo ook zelfstandigen met niet-verdienende partner. De gemiddelde zorgtoeslag (in 2006 € 390) is niet toereikend om de hogere premies goed te maken. Alle bruto-inkomensmutaties resulteren in een toename van het nominale besteedbare inkomen van 6% dit jaar. Het gemiddelde besteedbare inkomen van zelfstandigen komt daarmee uit op € 23.510 in 2006. De inflatie in acht genomen (1,25% in 2006) betekent dit een reële toename van 4,75%. Voor volgend jaar wordt uitgegaan van een reële toename van 2%.
55
tabel 8-1
Verkort inkomenstraject van bruto naar besteedbaar inkomen van zelfstandigen in het MKB 2005-2007 mutatie 2005
winst voor investerings- en vermogensaftrek
24.230
9,50
26.560
5,00
27.890
9.150
2,25
9.360
1,50
9.490
-360
-58,25
-150
-113,25
20
2.900
5,25
3.050
1,00
3.080
uitkering sociale voorzieningen
560
10,75
620
1,50
630
overige inkomsten
140
7,25
150
0,00
150
bruto-inkomen
36.610
8,25
39.590
4,25
41.260
premies werknemersverzekeringen
-2.210
-4,50
-2.110
0,00
-2.110
overige betaalde premies
-1.160
0,75
-1.170
1,75
-1.190
inkomsten- en loonbelasting
-6.090
19,50
-7.280
9,00
-7.930
premies volksverzekeringen
-2.970
1,25
-3.010
1,25
-3.050
premies ziektekostenverzekeringen
-1.940
46,00
-2.830
6,75
-3.020
390
0,00
390
bruto-inkomen uit arbeid inkomsten uit bezittingen uitkering inkomensverzekeringen
zorgtoeslag overige posten besteedbaar inkomen
in %
mutatie
bestanddeel
0
n.v.t.
2006
in %
2007
-60
0,00
-60
0,00
-60
22.190
6,00
23.510
3,25
24.300
Bron: Inkomens van ondernemers.
Premie- en belastingdruk In tabel 8-2 wordt inzicht gegeven in het belang van de ondernemersfaciliteiten en de gemiddelde belasting- en premiedruk voor zelfstandigen in het MKB. De aftrekposten 1 die specifiek betrekking hebben op het ondernemerschap maken in 2006 21% uit van het belastbaar inkomen (verzamelinkomen, totaal van box I, II en III). Andere belangrijke fiscale faciliteiten waarvan zelfstandigen gebruik van maken zijn verrekening van verlie2 zen en het verdelen van gemeenschappelijke inkomensbestanddelen op basis van fiscaal partnerschap (vanaf 2001). Zelfstandigen met een negatief belastbaar inkomen hoeven geen inkomstenbelasting af te dragen. Indien zij in latere jaren wel positieve belastbare inkomens realiseren, kunnen zij onder bepaalde voorwaarden dit verrekenen met de toenmalige verliezen. Wat betreft het fiscaal partnerschap kunnen vooral zelfstandigen met relatief lage en hoge inkomens fiscaal voordeel op huishoudensniveau behalen, indien zij een partner hebben met substantiële inkomsten. Het belastbaar inkomen in box I (inkomen uit werk en woning) neemt in 2006 gemiddeld met 10,25% toe. De toegenomen winst en tegelijkertijd toename in de aftrekposten die betrekking hebben op het ondernemerschap zijn hiervoor in grote mate bepalend. Het belang van de zelfstandigenaftrek in deze is groot. Met name de zelfstandigen die een relatief hoge winst realiseren, zullen meer belasting gaan betalen, aange-
Belastbaar inkomen stijgt in 2006 met 10%
1
2
Waaronder de zelfstandigenaftrek (incl. startersaftrek voor startende ondernemers), meewerkaftrek en investeringsaftrek. Gemeenschappelijke inkomensbestanddelen zijn bijvoorbeeld inkomsten uit eigen woning, inkomen uit aanmerkelijk belang vóór vermindering met de persoonsgebonden aftrek, uitgaven voor kinderopvang en persoonsgebonden aftrek.
56
zien de zelfstandigenaftrek zo is opgebouwd dat de hoogte van het af te trekken bedrag afneemt naarmate het winstniveau toeneemt. De belastinginkomsten voor het Rijk (zowel absoluut als relatief) zullen in 2006 en 2007 toenemen. Ook de tariefverhogingen in de eerste en tweede belastingschijf dragen hiertoe bij. De som van de premies volksverzekeringen en de inkomstenbelasting bedraagt in 2006 € 10.290, een toename van 13,5% ten opzichte van 2005. Om een beter beeld te krijgen van de invloed van de betaalde overdrachten kan gekeken worden naar de gemiddelde premie- en belastingdruk. Deze is gelijk aan de som van de premies volksverzekeringen en de inkomstenbelasting, als percentage van het totale belastbaar inkomen. In 2006 bedraagt de gemiddelde belasting- en premiedruk 40%. Voor het komende jaar wordt een toename van 6,25% verwacht, door de toegenomen belastingverplichtingen.
Premie- en belastingdruk neemt toe tot 40% in 2006
tabel 8-2
Gemiddelde belasting- en premiedruk voor zelfstandigen in het MKB, 20052007 mutatie
bestanddeel
2005
in %
mutatie 2006
in %
2007
nominale bedragen aftrek ondernemerschap
5.820
3,75
6.040
0,25
6.060
2.970
1,25
3.010
0,00
3.010
6.090
19,50
7.280
9,00
7.930
23.840
10,25
26.300
5,00
27.640
530
5,75
560
9,00
610
1.550
10,25
1.710
10,50
1.890
25.920
10,25
28.570
5,50
30.140
22,4
4,00
23,3
0,25
23,4
11,5
1,50
11,6
0,00
11,6
heffingskorting) 2
23,5
19,50
28,1
8,75
30,6
totaal 1 en 2
35,0
13,75
39,7
6,25
42,2
premies volksverzekeringen (verminderd met heffingskorting) inkomsten- en loonbelasting (verminderd met heffingskorting) belastbaar inkomen box I belastbaar inkomen box II belastbaar inkomen box III verzamelinkomen
als % verzamelinkomen aftrek ondernemerschap premies volksverzekeringen (verminderd met heffingskorting) 1 inkomsten- en loonbelasting (verminderd met
Bron: Inkomens van ondernemers.
8.3
Inkomensontwikkeling directeuren-grootaandeelhouders (dga’s) Het begrip directeur-grootaandeelhouder In het navolgende is de volgende definitie van directeuren-grootaandeelhouders (dga's) gehanteerd. Dga's zijn personen die loon aan de directeur van een NV of BV opvoeren op het aangifteformulier van de inkomstenbelasting, en die niet verzekerd zijn voor werknemersverzekeringen. Dit laatste omdat zij op grond van de feitelijke gezagsverhouding tussen directeur en aandeelhouders van de vennootschap niet in loondienst zijn. Deze typering wordt vastgelegd op de loonbelastingkaarten van de Belastingdienst. Volgens deze definitie zijn er in 2006 ongeveer 169.500 dga's. Het zijn vooral 'succes-
57
volle' zelfstandigen met een hoog (verwacht) winstniveau die tot de populatie dga's toetreden. Bij een hoog winstniveau wordt het fiscaal aantrekkelijk om voor de rechtspersoon van NV of BV te kiezen. Inkomenskarakteristieken dga's De dga ontvangt in de hoedanigheid van directeur een beloning die belast is voor de inkomsten- en loonbelasting, waarbij de beloning aftrekbaar is bij de BV voor de vennootschapsbelasting. Tevens is er een formele scheiding aangebracht tussen het privévermogen van de ondernemer en het ondernemingsvermogen van de BV of NV waarvan de ondernemer directeur is. We beperken ons hier tot de IB-sfeer, mede in verband met de vergelijkbaarheid met zelfstandigen. Het voornaamste bestanddeel van het inkomen van dga's, het looninkomen, houdt verband met de bedrijfsuitkomsten van ondernemingen waarvan zij niet alleen de 'bestuurder' zijn, maar tevens een belangrijke aandeelhouder. Een 'belangrijke aandeelhouder' wil in dit verband zeggen een persoon 1 met aanmerkelijk belang . De dga kan als bestuurder van de onderneming zelf de hoogte van zijn salaris bepalen. Sinds 1 januari 1997 is het niet meer mogelijk om af te zien 2 van salaris, dan wel een onzakelijk laag salaris te genieten. Daartoe is een fictief loon ingesteld, dat de dga verondersteld wordt ten minste te genieten. Indien aannemelijk kan worden gemaakt dat het salaris op een hoger dan wel lager bedrag moet worden gesteld, kan hiervan worden afgeweken. Naast het toegekende loon zijn de inkomsten uit aanmerkelijk belang, de opbrengsten uit het aandelenbezit, voor de dga een belangrijke inkomensbron. Deze inkomsten uit aanmerkelijk belang bestaan uit zogenaamde reguliere voordelen (zoals dividend) en vervreemdingsvoordelen (zoals verkoopwinst), en worden belast in box II tegen een tarief van 25%. Hierbij moet worden aangetekend dat beloning via het toegekende loon fiscaal gezien de voorkeur geniet, aangezien dividend in feite een dubbele belastingheffing kent. Het dividendbedrag wordt toegewezen na de winstverdeling van de BV of NV waarover de heffing van de vennootschapsbelasting heeft plaatsgevonden. Daarbovenop komt nog de heffing van 25% over het dividendbedrag, in het kader van de inkomstenbelasting. Het is voor de dga dus aantrekkelijker om de winst binnen de onderneming te houden. B e l a n g r i j k st e o n t w i k k e l i n g e n i n k o m e n s d g a ’ s 2 0 0 5 - 2 0 0 7 Bij de doorberekening van het bruto-nettotraject van dga’s is rekening gehouden met dezelfde beleidsuitgangspunten als verwoord in de betreffende subparagraaf over zelfstandigen. Daarnaast is voor dga’s de inkomensvorming en belastingheffing van aanmerkelijk belang (box II) meegenomen in de berekeningen. In tabel 8-3 is de ontwikkeling van het gemiddelde inkomen van dga’s uiteengezet. Het bruto-inkomen van dga’s bestaat voor het grootste deel uit inkomsten uit arbeid. Merk op dat onder de dga’s een klein deel inkomsten uit onderneming geniet. Voor een deel zijn dit zelfstandigen die in de loop van het fiscale jaar de rechtsvorm van hun bedrijf hebben gewijzigd. De ontwikkeling van het gemiddelde bruto-inkomen volgt in grote lijnen de loonvoetontwikkeling, met een voorziene groei van 5% in 2006, en 3% het komende jaar. De toename in 2006 is tevens het gevolg van hogere sociale lasten
Bruto inkomen dga’s stijgt met 5% in 2006
1
2
Een persoon heeft een aanmerkelijk belang in een onderneming wanneer hij of zij, al dan niet samen met een partner, meer dan 5% van de aandelen van een onderneming bezit. Fictief loon bedraagt € 39.000 in 2006.
58
(werkgeversbijdrage) ten behoeve van de nieuwe zorgverzekering. In 2006 bedraagt het bruto-inkomen van de gemiddelde dga € 68.400. Reële toename besteedbaar inkomen dga’s in 2006 bedraagt 0,75%; ook voor dga’s forse toename premies ziektekosten
Het besteedbaar inkomen komt dit jaar gemiddeld uit op € 37.260. Voor volgend jaar wordt een nominale toename van 2,25% verwacht. Gecorrigeerd voor de inflatieontwikkeling is de reële groei dit jaar 0,75%, voor volgend jaar is sprake van een reële groei van 1,25%. De beloning van de directeur van de onderneming, voorzover het de looncomponent betreft, is deels afhankelijk van de loonontwikkeling onder de in het bedrijf werkzame personen. Evenals bij de zelfstandigen, stijgen de premies voor ziektekostenverzekering fors. Dga’s betalen in 2006 gemiddeld € 700 meer aan premies ten opzichte van vorig jaar. Dga’s komen gegeven hun hogere inkomens amper in aanmerking voor de zorgtoeslag. De verwachting is dat de lonen het komende jaar gaan stijgen, waarvan een positief effect uitgaat op de ontwikkeling van het besteedbaar inkomen. Ook hebben dga’s relatief meer profijt van de lagere AWBZ-premies dan zelfstandigen. Beide ontwikkelingen worden gedempt door de hogere nominale premie voor de basisverzekering ziektekosten en de hogere belastingen (progressieve tarieven). tabel 8-3
Verkort inkomenstraject van bruto naar besteedbaar inkomen van dga’s, 2005-2007 mutatie
bestanddeel winst voor investerings- en vermogensaftrek
2005
in %
mutatie 2006
in %
2007
1.960
9,75
2.150
5,00
2.260
54.790
4,00
56.920
1,75
57.880
inkomsten uit bezittingen
4.280
19,75
5.120
17,50
6.020
uitkering inkomensverzekeringen
3.570
1,00
3.610
1,50
3.660
520
11,50
580
1,75
590
10
0,00
10
0,00
10
bruto-inkomen
65.130
5,00
68.400
3,00
70.420
premies werknemersverzekeringen
-1.950
-3,50
-1.880
0,50
-1.890
overige betaalde premies
-1.250
0,75
-1.260
1,50
-1.280
inkomsten- en loonbelasting
-16.850
11,75
-18.810
5,50
-19.850
premies volksverzekeringen
-5.570
-1,00
-5.520
-1,00
-5.470
premies ziektekostenverzekeringen
-2.530
28,50
-3.250
5,75
-3.440
bruto-inkomen uit arbeid
uitkering sociale voorzieningen overige inkomsten
zorgtoeslag overige posten besteedbaar inkomen
10
0,00
10
-410
0
n.v.t. 2,50
-420
0,00
-420
36.560
2,00
37.260
2,25
38.080
Bron: Inkomens van ondernemers.
Premie- en belastingdruk Dga’s hebben in vergelijking met zelfstandigen betrekkelijk weinig aftrekposten (zie tabel 8-4). De ondernemersfaciliteiten (o.a. zelfstandigenaftrek) gelden niet voor dga’s. Uit de tabel blijkt verder dat dga’s substantiële inkomsten uit aanmerkelijk belang genieten (box II), meer dan een tiende van het totale belastbaar inkomen.
59
Belastbaar inkomen en premie- en belastingdruk dga’s nemen toe in 2006
De gemiddelde premie- en belastingdruk voor dga’s bedraagt in 2006 38%. Het gemiddelde inkomensniveau van dga’s is hoger ten opzichte van dat van zelfstandigen, waardoor zij naar verhouding meer inkomstenbelasting moeten afdragen, gegeven de progressieve belastingtarieven. De gemiddelde premie- en belastingdruk neemt verder toe in 2007 tot 40%. tabel 8-4
Gemiddelde belasting- en premiedruk voor dga’s, 2005-2007 mutatie
bestanddeel
2005
in %
mutatie 2006
in %
2007
nominale bedragen aftrek ondernemerschap
230
0,00
230
0,00
230
5.570
-1,00
5.520
0,00
5.520
heffingskorting)
16.850
11,75
18.810
5,50
19.850
belastbaar inkomen box I
50.700
5,50
53.470
2,25
54.620
7.310
6,00
7.740
8,75
8.410
5.310
11,50
5.920
11,50
6.600
63.310
6,00
67.130
3,75
69.630
premies volksverzekeringen (verminderd met heffingskorting) inkomsten- en loonbelasting (verminderd met
belastbaar inkomen box II belastbaar inkomen box III verzamelinkomen
als % verzamelinkomen aftrek ondernemerschap
0,4
2,75
0,4
0,25
0,4
8,8
-1,00
8,7
0,00
8,7
heffingskorting) 2
26,6
11,75
29,7
5,50
31,3
totaal 1 en 2
35,4
8,50
38,4
4,25
40,1
premies volksverzekeringen (verminderd met heffingskorting) 1 inkomsten- en loonbelasting (verminderd met
Bron: Inkomens van ondernemers.
60
9
Investeringen
In dit hoofdstuk komen de investeringen in het MKB aan de orde. De eerste paragraaf gaat in op de investeringsbereidheid van ondernemers. De bron hiervoor is het MKBBeleidspanel: een jaarlijkse enquête onder circa 2.000 ondernemers. De laatste enquête is in het voorjaar van 2006 gehouden. In de tweede paragraaf staat de feitelijke ontwikkeling van de investeringen in het MKB centraal.
9.1 Ondernemers in het MKB iets positiever over investeringen
Investeringsbereidheid van ondernemers Al vanaf 2004 zijn ondernemers in het MKB optimistischer over hun investeringen. Figuur 9-1 maakt duidelijk dat de investeringsbereidheid van ondernemers sinds 2004 ieder jaar licht toeneemt. In het voorjaar van 2004 gaf 61% aan te zullen investeren. Een jaar later was dat 63%. Het percentage ondernemers in het MKB met investeringsplannen is 65% in het voorjaar van 2006. Hoewel de winstmarges stijgen, is het voor ondernemers in het MKB klaarblijkelijk toch nog niet aantrekkelijk genoeg om over te gaan tot uitbreiding van de productiecapaciteit. Zij hebben een redelijk afwachtende houding als het gaat om investeren. figuur 9-1 Investeringsplannen van ondernemers in het Nederlandse MKB, 2003-2006 (in % van het aantal ondernemers)
52%
2003
11%
61%
2004
11%
63%
2005
0%
20% van plan te investeren
28%
10%
65%
2006
37%
27%
10%
40%
60% investeert misschien
25%
80%
100%
investeert niet
Bron: MKB-Beleidspanel, 2002-2006.
De afwachtende houding van MKB-ondernemers blijkt uit het feit dat meer ondernemers investeringen hebben gedaan dan vooraf verwacht. Zo had in 2005 63% van de ondernemers investeringsplannen. Uiteindelijk bleek de feitelijke realisatie 73% te zijn (figuur 9-2).
61
figuur 9-2 Investeringen: realisaties voor 2002-2005 in het Nederlandse MKB (in % van het aantal ondernemers)
71%
2002
29%
73%
2003
27%
70%
2004
30%
73%
2005
0%
20%
27%
40%
60%
geïnvesteerd
80%
100%
niet geïnvesteerd
Bron: MKB-Beleidspanel, 2002-2006.
MKB-ondernemers optimistischer over de investeringsgroei
Ondernemers zijn nu optimistischer dan een jaar geleden over de investeringsgroei. In het voorjaar van 2005 voorzag 34% van de ondernemers een groei van de investeringen (figuur 9-3). Ten tijde van de recessie werden investeringen uitgesteld, maar nu kunnen eerder uitgestelde investeringen moeilijk nog verder worden doorgeschoven naar de toekomst. Voor bedrijven is het noodzakelijk om deze vervangingsinvesteringen toch te doen, waardoor meer ondernemers een groei van de investeringen doormaakten dan verwacht werd. In 2006 verwachten dan ook meer ondernemers een groei van de investeringen (38%). figuur 9-3 Verwachte investeringsontwikkeling in het Nederlandse MKB, 2005-2006 (in % van het aantal ondernemers)
2005
34%
37%
38%
2006
0%
25%
20%
40% groei
Bron: MKB-Beleidspanel, 2005-2006.
62
29%
37%
60% gelijk
80% afname
100%
Opvallend is dat relatief meer ondernemers een afname van de investeringen verwachten: 29% in 2005 versus 37% in 2006. Vooral ondernemers in de detailhandel zijn negatief gestemd. Zij hebben de afgelopen jaren onder andere te maken gekregen met teruglopende consumentenbestedingen en prijzenoorlogen. Hierdoor hebben ondernemers in de detailhandel weinig tot geen marges op kunnen bouwen. Dit vertaalt zich naar een negatief beeld ten aanzien van de investeringen.
9.2
De investeringen in het MKB Het MKB investeert in andere goederen dan het grootbedrijf. Figuur 9-4 laat een schaaleffect zien bij de investeringen. Hoewel de verschillen niet heel groot zijn, steekt het MKB naar verhouding meer geld in transportmiddelen, en minder in outillage. In sectoren met een hoog MKB-gehalte zoals handel, horeca en grote delen van de dienstverlening spelen machines en andere uitrusting een veel minder prominente rol dan in de meer door het grootbedrijf gedomineerde industrie. Investeringen in gebouwen spelen er daarentegen een grotere rol. figuur 9-4 De investeringen in gebouwen, outillage, en transportmiddelen in het MKB en het grootbedrijf in 2005 (in procenten)
gebouwen 32%
transportmiddelen 33%
outillage 36%
MKB
transportmiddelen 25%
gebouwen 35%
outillage 40%
grootbedrijf
Bron: Prognose kerngegevens MKB.
Flinke groei van de investeringen in de komende periode
De ontwikkeling van de investeringen in het MKB is weergegeven in tabel 9-1. In 2005 kwam de ontwikkeling van de investeringen uit op 2,25%. Het investeringsklimaat zal dit jaar duidelijk verbeteren. Volgens de prognose voor het lopende jaar 2006 zullen de investeringen toenemen met 5% ten opzichte van 2005. Deze verwachting is gebaseerd op het toenemende optimisme bij het bedrijfsleven, het loskomen van eerder uitgestelde investeringen en de gunstige winstontwikkelingen die zorgen voor verbeterde financierbaarheid van de investeringen. Volgend jaar zal de investeringsgroei nog eens versterkt doorzetten en uitkomen op 8,75%. Gelet op de bevindingen van de voorgaande paragraaf stellen ondernemers zich terughoudender op dan de vooruitzichten lijken te rechtvaardigen. Dit hangt onder andere samen met de afhankelijkheid van het MKB van de binnenlandse bestedingen. Die waren een paar jaar onder de maat. Pas dit jaar zullen de binnenlandse bestedingen echt aantrekken. Zodra dit herstel concreet zal zijn, volgt er doorgaans een snelle reactie in de vorm van toenemende investeringen. De MKB-ondernemers zullen dan waarschijnlijk minder terughoudend zijn wat betreft hun investeringen.
63
tabel 9-1
Ontwikkeling en prognose voor de investeringen in het MKB, 2005-2007 (in procenten)
totaal investeringen
2005
2006
2007
2,25
5,00
8,75
Bron: Prognose kerngegevens MKB.
Investeringen naar sectoren De sterkste toename van de investeringen vindt plaats in de exportgeoriënteerde groothandel en de transport- en communicatiesector. Ook de bouw maakt een flinke groei door. De bouw profiteert vooral van de toenemende investeringen in woningen. De investeringen die het moeten hebben van de ontwikkeling van de binnenlandse bestedingen zoals de autobranche, de detailhandel, de horeca en de persoonlijke dienstverlening, blijven daarbij achter. Wel is het zo dat deze sectoren door de aantrekkende binnenlandse bestedingen een groeispurt doormaken als het gaat om investeringen.
Sterkste toename investeringen voor groothandel en transport en communicatie
Investeringen in computers De ontwikkelingen verschillen sterk per type investeringen. Zo namen vorig jaar de investeringen in computers flink toe. De zeer gunstige ontwikkelingen binnen de zakelijke dienstverlening hebben hieraan bijgedragen. Ook voor dit jaar hebben ondernemers in de zakelijke dienstverlening positieve verwachtingen. De investeringen in computers zullen daardoor blijven oplopen. De volumeontwikkeling bij de investeringen in computers is overigens maar voor een relatief klein deel toe te schrijven aan toename van het aan1 tal aangekochte apparaten en voor een veel groter deel aan kwaliteitsstijging .
Meer investeringen in computers
Investeringen in machines en bedrijfsgebouwen De investeringen in bedrijfsgebouwen en machines liepen sterk achter bij de investeringen in computers en woningen. Vorig jaar lieten de investeringen in bedrijfsgebouwen nog een daling zien, maar naar verwachting zal dit jaar een herstel optreden. In 2007 versnelt het groeitempo van de investeringen in gebouwen. De groei wordt veroorzaakt door de toenemende vraag naar kantoorpanden vanuit vooral de zakelijke dienstverlening. Ook door de werkgelegenheidsgroei zijn veel bedrijven genoodzaakt andere huisvesting te zoeken. Hoewel er momenteel een behoorlijke leegstand van kantoorpanden is, betreft deze leegstand vooral verouderde panden. Hierdoor sluit het aanbod van kantoorpanden niet aan bij de actuele vraag naar moderne panden. De vraag naar nieuwe kantoorpanden neemt toe en het bouwen van nieuwe bedrijfsgebouwen komt daardoor weer op gang. In 2006 zullen de investeringen in machines aantrekken. Daarvoor zijn twee redenen aan te wijzen. Ten eerste is er sprake van een aantrekkende exportvraag naar industriële producten. Ten tweede neemt de vraag vanuit de bouw toe. Door beide zaken herstelt de industriële productie zich. De bezettingsgraad zal daardoor snel oplopen. De capaciteitsuitbreiding bij de industrie en de bouw leidt tot een toename in de investeringen in machines. Voor 2007 wordt nog een iets hogere groei voorzien van de investeringen in machines.
In 2006 herstel investeringen in bedrijfsgebouwen en machines
Investeringen in transportmiddelen De investeringen in transportmiddelen bestaan uit bestelauto's, vrachtauto's, personenauto's en overige transportmiddelen, waaronder schepen en vliegtuigen. Vorig jaar 1
CPB (2006), Centraal Economisch Plan 2006, Den Haag.
64
daalden de investeringen in bestelauto's door fiscale beleidswijzigingen. Voor de komende jaren wordt een groei verwacht. De ontwikkelingen voor de investeringen in vrachtauto's zijn uitermate positief. Door de flinke toename van de wederuitvoer en de toenemende export van binnenslands geproduceerde goederen komt er meer en meer vraag naar wagencapaciteit. De vraag naar lease-auto's neemt dit jaar iets af door een afnemende vervangingsvraag. Volgend jaar nemen de verkopen van zakelijke personenauto's waarschijnlijk weer toe. De investeringen in de sterk cyclische markt van overige transportmiddelen ontwikkelen zich in 2005 negatief. Dit jaar is sprake van een herstel. Zo investeert het regionale busvervoer in milieuvriendelijke bussen.
65
10
Financiering Financiering van ondernemingen houdt in: het tijdig en op de meest doelmatige wijze kunnen beschikken over vermogen dat nodig is voor de aanschaf van activa, ofwel bedrijfsbezittingen. Activa zijn middelen die de onderneming toebehoren, en nodig zijn om het productie- en verkoopproces ten uitvoer te leggen. Hiertoe behoren bijvoorbeeld kapitaalgoederen zoals het bedrijfspand en machines, maar ook minder 'tastbare' middelen, zoals goodwill en patenten, kunnen als belangrijke bezittingen worden gezien. De keuze en omvang van de verschillende activa zijn een uitvloeisel van diverse investeringsbeslissingen die worden genomen in het belang van het bedrijf. Om de aanschaf van deze activa te financieren is vermogen nodig, dat zowel uit interne als externe bronnen kan worden verkregen. De financieringsstructuur die uit de verdeling van het beschikbare vermogen naar financieringsbron volgt, kan worden afgelezen uit de ba1 lansstructuur en de bijbehorende financiële kengetallen . In dit hoofdstuk bekijken we 2 de huidige financieringsstructuur van niet-financiële bedrijven en de ontwikkeling daarvan in de tijd. Bij de analyse van de financieringsstructuur wordt 'ingezoomd' op de verschillen tussen bedrijven uit het midden- en kleinbedrijf (MKB) en het grootbedrijf (GB). Daarbij wordt het MKB verder onderverdeeld in kleine bedrijven (KB) en middelgrote bedrijven (MB). Binnen de kleine bedrijven wordt onderscheid gemaakt tussen bedrijven zonder rechtspersoonlijkheid (bijvoorbeeld eenmanszaken en vennootschappen onder firma), en bedrijven met rechtspersoonlijkheid (bijvoorbeeld besloten en naamloze vennootschappen). Het cruciale verschil tussen deze twee typen bedrijven is dat bij de bedrijven zonder rechtspersoonlijkheid een formele scheiding tussen privévermogen en bedrijfsvermogen ontbreekt; de ondernemer is als natuurlijke persoon aansprakelijk voor de aangegane schulden. Schuldeisers kunnen vorderingen direct op het privévermogen verhalen. In paragraaf 10.1 wordt gekeken naar de activastructuur van het bedrijfsleven. Vervolgens staat paragraaf 10.2 stil bij de vermogensstructuur. Ten slotte gaat paragraaf 10.3 in op enkele financieringskengetallen waarmee in één oogopslag inzicht wordt verkregen in de financiële positie van het bedrijfsleven. Voor de samenstelling van de balanss tructuur en de financieringskengetallen is gebruik gemaakt van CBS-gegevens (Statistiek Financiën van Ondernemingen) en andere bronnen, die geactualiseerd zijn met een door EIM ontwikkeld financieringsmodel (het zogenoemde FAMOS-model).
10.1
Activastructuur Verhouding vaste en vlottende activa In tabel 10-1 is de huidige activastructuur van het bedrijfsleven weergegeven. Uit de tabel valt af te lezen dat de activastructuur verschillen vertoont tussen de onderscheiden grootteklassen van bedrijven. In vergelijking met het grootbedrijf investeert het MKB relatief minder in duurzame productiemiddelen en juist meer in vlottende activa.
Het MKB investeert minder in vaste activa dat het grootbedrijf
1
2
In bijlage III is een begrippenlijst opgenomen die een korte toelichting geeft op de in dit hoofdstuk gehanteerde begrippen. Het bank- en verzekeringswezen en de onroerendgoedsector blijven buiten de beschouwing.
67
tabel 10-1 Activastructuur van het bedrijfsleven, 2006
omschrijving
totaal
KB niet-
KB rechts-
MB rechts-
rechtspersoon
persoon
persoon
GB rechtsMKB
persoon
in % totaal vaste activa
50
47
42
38
40
56
- (im)materiële activa
32
45
30
31
33
31
- financiële activa
18
2
12
7
7
25
vlottende activa
50
53
58
62
60
44
- voorraden
11
15
8
18
15
9
- kortlopende vorderingen
29
16
32
32
29
28
- liquide middelen
10
22
18
12
16
7
Bron: Financiering MKB.
Het MKB investeert minder in financiële activa dan het grootbedrijf
Kleine nietrechtspersonen hebben relatief hoog aandeel (im)materiële activa
Grote bedrijven houden relatief weinig liquide middelen aan
Vaste activa Binnen de vaste activa is te zien dat het MKB relatief meer investeert in gebouwen, machines en immateriële activa, dan in financiële activa. Grote bedrijven hebben op basis van hun schaalgrootte de beschikking over meer financiële middelen om te investeren in andere bedrijven. Het rendement van grote bedrijven is ten opzichte van het MKB relatief hoger, omdat de gemiddelde kosten voor vermogensbeheer en transacties lager zullen zijn. Binnen het MKB is het aandeel van de (im)materiële activa bij de kleine bedrijven zonder rechtspersoonlijkheid hoger dan bij de kleine bedrijven met rechtspersoonlijkheid en het middenbedrijf. Bij de kleine niet-rechtspersonen wordt de eigen woning vaak tot de materiële activa van het bedrijf gerekend. Dit hangt samen met het feit dat bij deze bedrijven kapitaal en vermogen van bedrijf en ondernemer samenvallen. Vlottende activa De vlottende activa zijn bij MKB-bedrijven relatief belangrijker dan bij het grootbedrijf. Een voordeel van een hoog aandeel vlottende activa (met name wanneer het gaat om (courante) voorraden en liquide middelen) is dat er snel en beter kan worden ingespeeld op de voortdurend wisselende vraag naar producten en diensten. Daar staat wel tegenover dat deze bedrijven meer kosten moeten maken voor deze grotere flexibiliteit. Zo zullen hun voorraadkosten over het algemeen hoger zijn, en lopen zij rente-inkomsten mis als gevolg van het aanhouden van liquide middelen. Het grootbedrijf is - mede door ICT-toepassingen in logistieke processen - normaal gesproken beter dan het MKB in staat om het voorraadniveau laag te houden en zodoende de financieringskosten van de voorraden te drukken. Verder blijkt dat het grootbedrijf relatief weinig liquide middelen aanhoudt. De achterliggende reden is dat liquide middelen weinig opbrengsten genereren (lage rente) en beter kunnen worden belegd in financiële activa zoals obligaties en aandelen. Grote bedrijven zijn daartoe beter in staat dan het MKB, omdat zij over het algemeen een betere risicospreiding kennen, waardoor de ontwikkeling van de cash-flow minder onzeker is. Dit betekent dat noodzakelijke buffers minder hoeven te worden ingebouwd. Daarnaast zijn, zoals eerder gememoreerd, de gemiddelde vermogenskosten lager als gevolg van schaalvoordelen.
68
10.2
Vermogensstructuur Verhouding eigen en vreemd vermogen De huidige vermogensstructuur van het bedrijfsleven wordt weergegeven in tabel 10-2. De vermogensstructuur verschilt tussen de grootteklassen van bedrijven. In de tabel valt op dat het aandeel eigen vermogen veel lager is bij het MKB dan bij het grootbedrijf. Grote bedrijven zijn in staat om door middel van uitgifte van aandelen eigen vermogen aan te trekken via de effectenbeurs of onderhandse plaatsing bij institutionele beleggers. Deze mogelijkheid is nauwelijks voor het MKB weggelegd. De belangstelling van institutionele beleggers gaat doorgaans uit naar de grote beursgenoteerde bedrijven. Zij leveren vrijwel geen bijdrage aan de financiering van het MKB. Alleen een deel van de grootste bedrijven in het MKB kan aankloppen bij participatiemaatschappijen om risicodragend vermogen aan te trekken. In het MKB zijn inbreng van eigen geld en winstinhouding de belangrijkste bronnen van eigen vermogen.
Het MKB bezit relatief minder eigen vermogen dan het grootbedrijf
tabel 10-2 Vermogensstructuur van het bedrijfsleven, 2006
omschrijving
totaal
KB niet-
KB rechts-
MB rechts-
rechtspersoon
persoon
persoon
MKB
GB rechtspersoon
in % totaal eigen vermogen
30
20
26
23
23
34
vreemd vermogen
70
80
74
77
77
66
- lang vreemd vermogen
34
44
39
37
39
32
- kort vreemd vermogen
36
36
35
40
38
34
Bron: Financiering MKB.
Verhouding lang en kort vreemd vermogen Het blijkt dat het aandeel van kort vreemd vermogen bij het MKB procentueel hoger ligt dan bij het grootbedrijf. Dit heeft in grote mate te maken met de financieringsbehoefte van de MKB-bedrijven. Bij de behandeling van de activastructuur was te zien dat het MKB relatief meer investeert in vlottende activa. Deze worden volgens de gulden finan1 cieringsregel voornamelijk gefinancierd met kort vreemd vermogen . Het MKB maakt verder meer gebruik van leverancierskrediet en ook het gebruik van rekeningcourantfaciliteiten van banken ligt hier naar verhouding hoger. Vanwege het geringere aantal zekerheden en de hoger ingeschatte financiële risico's van MKB-bedrijven zijn banken in de regel minder snel geneigd langlopende leningen aan deze bedrijven te verstrekken. Banken kunnen de hieraan verbonden risico's minder goed inschatten, mede doordat kleinere bedrijven minder openheid over hun financiële situatie hoeven te verschaffen middels de jaarrekening, in tegenstelling tot grote bedrijven. Het gangbare beeld dat het MKB in vergelijking met het grootbedrijf minder (externe) financieringsbronnen tot zijn beschikking heeft, moet dan ook iets worden genuanceerd. Het MKB is traditioneel in hoge mate afhankelijk van de kredietverlening door banken en is daardoor minder vrij om zelf richting te geven aan de vorm en condities waaronder dit plaatsvindt.
Het MKB financiert relatief veel met kort vreemd vermogen
1
De gulden financieringsregel stelt dat de levensduur van de activa zo veel mogelijk moet overeenkomen met de looptijd van de financiering.
69
10.3
Kengetallen Met de financieringskengetallen kan in één oogopslag een indruk worden verkregen van de financiële positie van een bedrijf. Banken maken er gebruik van bij de beoordeling van kredietaanvragen. Deze kengetallen geven bijvoorbeeld weer in hoeverre bedrijven in staat zijn hun langlopende en kortlopende schulden af te lossen, of wat de termijnen zijn waarover debiteuren en crediteuren hun schulden betalen. In dit hoofdstuk komen liquiditeits-, solvabiliteits- en rentabiliteitsratio's aan de orde. Daarnaast is er een viertal activiteiten- en termijnratio's, te weten de omloopsnelheid van het ver1 mogen, de voorraadtermijn, de debiteurentermijn en de crediteurentermijn . Eerst wordt een aantal tabellen gepresenteerd waarin de zojuist genoemde kengetallen aan bod komen naar grootteklasse, in de tijd en naar sector. In tabel 10-3 staan de financieringskengetallen voor 2006 weergegeven voor de verschillende grootteklassen binnen het bedrijfsleven. In aansluiting hierop is in tabel 10-4 voor het MKB de ontwikkeling van deze kengetallen over de periode 2003-2006 weergegeven. Tabel 10-5 geeft ten slotte voor 2006 inzicht in de financiële kengetallen per sector in het MKB. Na de presentatie van de tabellen wordt vervolgens bij ieder kengetal stilgestaan en een korte beschrijving gegeven. tabel 10-3 Financieringskengetallen van het bedrijfsleven, 2006
omschrijving
totaal
liquiditeit (current ratio) (%)
KB niet-
KB rechts-
MB rechts-
rechtspersoon
persoon
persoon
GB rechtsMKB
persoon
140
145
165
156
157
128
solvabiliteit (%)
30
20
26
23
23
34
rentabiliteit eigen vermogen (%)
11
10
13
23
14
10
rentabiliteit totaal vermogen (%)
6
3
6
9
6
6
123
171
104
179
156
102
voorraadtermijn (dagen)
32
32
27
36
34
31
debiteurentermijn (dagen)
85
34
112
65
68
101
crediteurentermijn (dagen)
73
24
87
61
59
86
omloopsnelheid vermogen (%)
Bron: Financiering MKB.
1
Een toelichting op de genoemde kengetallen is te vinden in de bijlage.
70
tabel 10-4 Ontwikkeling van de financieringskengetallen van het MKB, 2003-2006 omschrijving
2003
2004
2005
2006
liquiditeit (current ratio) (%)
153
157
157
157
25
28
25
23
rentabiliteit eigen vermogen (%)
8
10
11
14
rentabiliteit totaal vermogen (%)
4
5
5
6
155
160
158
156
voorraadtermijn (dagen)
33
33
34
34
debiteurentermijn (dagen)
74
68
68
68
crediteurentermijn (dagen)
69
59
59
59
solvabiliteit (%)
omloopsnelheid vermogen (%)
Bron: Financiering MKB.
tabel 10-5 Financieringskengetallen voor het MKB naar sector, 2006 liquiditeit (cursector
rentabiliteit
rentabiliteit
omloopsnel-
voorraad-
debiteu-
crediteu-
rent ra-
solvabili-
eigen vermo-
totaal ver-
heid vermo-
termijn
rentermijn
rentermijn
tio) (%)
teit (%)
gen (%)
mogen (%)
gen (in %)
(dagen)
(dagen)
(dagen)
industrie
157
21
15
6
143
47
81
70
bouwnijverheid
163
25
32
13
149
26
82
70
autosector
161
19
11
5
250
47
31
25
groothandel
162
24
23
9
216
36
61
50
detailhandel
178
23
-13
-3
189
49
34
44
horeca
104
12
7
3
138
13
36
43
transport
132
29
8
6
137
3
62
56
zakelijke diensten
154
23
10
4
96
19
115
88
persoonlijke diensten
148
25
1
1
85
13
92
94
totaal MKB
157
23
14
6
156
34
68
59
Bron: Financiering MKB.
Het MKB heeft een betere liquiditeitspositie dan het grootbedrijf
Liquiditeit Het MKB heeft in 2006 een betere liquiditeitspositie dan het grootbedrijf. Dit komt omdat MKB-bedrijven naar verhouding over meer liquide middelen en voorraden (vlottende activa) beschikken dan grote bedrijven. Met het aanhouden van een hoog aandeel voorraden en liquide middelen kan snel en beter worden ingespeeld op de wensen van de consument. Daarnaast speelt de bufferfunctie bij MKB-bedrijven een grotere rol dan bij grote bedrijven. Bedrijven moeten een financiële buffer van liquide middelen aanhouden om in staat te zijn om onverwachte gelduitgaven te verrichten. De ontwikkeling van de cash-flow van kleine en middelgrote bedrijven is omgeven met meer onzekerheid door een mindere mate van differentiatie van product- en klantgroepen (en dus ook risicospreiding) ten opzichte van het grootbedrijf. Ook speelt mee dat veel producten van kleinere bedrijven zich, wat betreft de levenscyclus, relatief vaker in een minder volwassen stadium bevinden. Dit vergroot tevens de mate van onzekerheid over de te verwachten inkomsten. Bij een tegenvallende omzet moet dan een beroep kunnen worden
71
gedaan op de liquide middelen om het bedrijfsproces op gang te houden (bijvoorbeeld het voldoen aan betalingsverplichtingen zoals salarissen en kortlopende schulden). Liquiditeitspositie blijft stabiel ondanks conjunctuurbewegingen
De liquiditeitspositie van de horeca en de tranportsector is zwak. In de handelssectoren daarentegen is deze relatief gunstig
De solvabiliteitspositie van het MKB is zwakker dan die van het grootbedrijf
De solvabiliteitspositie van het MKB is afgenomen
De solvabiliteitspositie van de horeca is zwak. In de transportsector is de solvabiliteit gunstig
Uit tabel 10-4 blijkt dat de liquiditeitspositie van het MKB in de periode 2003-2006 stabiel is. Opvallend is dat de conjunctuur geen invloed heeft gehad op de mate waarin MKB-bedrijven aan hun betalingsverplichtingen op korte termijn kunnen voldoen. Een nadere analyse wijst uit dat zowel de vlottende activa als de kortlopende schulden afnemen. MKB-bedrijven hebben in de laatste jaren van de laagconjunctuur minder geïnvesteerd in vlottende activa (aanhouden van voorraden, liquide middelen), en hun financieringsgedrag daarop aangepast, door minder kortlopende schulden aan te gaan. Tussen de sectoren in het MKB zijn weinig verschillen te zien (zie tabel 10-5). Alleen de horeca en de transportsector laten een relatief zwakke liquiditeitspositie zien. In de horeca worden de vaste activa deels met kort vreemd vermogen gefinancierd. Bedrijven in de transportsector hebben vaak een vaste klantenkring waarvoor zij diensten verrichten, wat een stabiliserende werking heeft op de ontwikkeling van de cash-flow. Bovendien gaat het vaak om grote orders. Dit verkleint de noodzaak tot het aanhouden van vlottende activa in het kader van de bufferfunctie. De MKB-sector met de beste liquiditeitspositie is de detailhandel. Ook de autosector, de groothandel en de bouw hebben een relatief hoge current ratio. De detailhandel en de autosector bezitten relatief veel voorraden, terwijl de groothandel vooral veel gebruik maakt van betaling op rekening (hoog aandeel kortlopende vorderingen). Dit komt vooral doordat de groothandel veel vaste afnemers heeft, wat tevens de noodzaak vermindert om deze vlottende activa met kort vreemd vermogen te financieren. Op basis van opgebouwde klantenrelaties zijn de verwachte inkomsten immers minder onzeker. Solvabiliteit Uit tabel 10-3 blijkt dat de solvabiliteitspositie van het MKB achterblijft bij die van het grootbedrijf. Kleine bedrijven kampen vooral met een 'equity gap' (een tekort aan eigen vermogen c.q. problemen met het aantrekken daarvan). Dit komt met name doordat MKB-bedrijven door de beperkte toegang tot de effectenbeurs en open vermogensmarkten vooral zijn aangewezen op kredietverlening door banken. De belangrijkste bronnen van eigen vermogen voor kleinere bedrijven, winstinhouding en inbreng van eigen geld, vormen slechts een fractie van de bedragen die grote bedrijven kunnen aantrekken op de open vermogensmarkten (bijvoorbeeld door de emissie van aandelen). Een minder goede solvabiliteit leidt ook tot een beperktere leencapaciteit ten aanzien van vreemd vermogen: banken zijn vanwege de hogere financieringsrisico's van MKBbedrijven terughoudend in het verstrekken van relatief omvangrijke leningen en kredieten. Uit tabel 10-4 blijkt dat de solvabiliteitspositie van het MKB sinds 2004 is afgenomen. De investeringen van het MKB nemen weer toe, waardoor een toename van het vermogen plaatsvindt. Het eigen vermogen stijgt echter niet navenant mee, winstinhoudingen blijven beperkt. Zoals tabel 10-5 laat zien, bestaan er binnen het MKB verschillen tussen sectoren wat betreft de solvabiliteitspositie. De solvabiliteitspositie van de horeca is zwak. De bedrijven in de horeca zijn meestal van beperkte omvang en meer gericht op de bedrijfsvoering op korte termijn. Ook in de industrie en de autosector is de solvabiliteit aan de lage kant. De bedrijven uit deze sectoren kampen met het genoemde probleem van het aantrekken van eigen vermogen. De transportsector kent de gunstigste solvabiliteitspositie. Dit is een kapitaalintensieve sector, waarvan de bedrijven veel in vaste activa investeren.
72
De noodzaak om een gezonde solvabiliteitspositie te onderhouden is dan ook veel groter binnen deze sector. Ook de bouw en persoonlijke dienstverlening scoren hoog op de solvabiliteitsratio.
De rentabiliteit van het eigen vermogen is binnen het MKB relatief hoger dan binnen het grootbedrijf
Rentabiliteit eigen vermogen in het MKB neemt toe
Rentabiliteit Uit tabel 10-3 blijkt dat de rentabiliteit van het eigen vermogen (REV) in het MKB naar verhouding hoger is dan in het grootbedrijf. Ten aanzien van de rentabiliteit van het totale vermogen (RTV) zijn de verschillen tussen beide grootteklassen te verwaarlozen. De relatief hoge waarde van de REV ten opzichte van de RTV is het gevolg van de hefboomwerking, waarbij de winst na belasting als percentage van het eigen vermogen (REV) het rentetarief voor het gebruik van vreemd vermogen overtreft. Wanneer in dergelijke gevallen sprake is van een relatief lage solvabiliteit (verhouding eigen vermogen/vreemd vermogen), wordt de hefboomwerking versterkt. Dit effect is dus sterker binnen het MKB ten opzichte van het grootbedrijf. Bij het grootbedrijf is nauwelijks sprake van een hefboomwerking, gegeven de sterke solvabiliteitspositie. Verwacht wordt dat binnen het MKB de rentabiliteit van het eigen vermogen zal toenemen (zie tabel 10-4). Het winstherstel van het MKB, o.a. door reducties in het personeelsbestand, relatief lage loonkosten en lage rentekosten, leidt ook in verhouding tot het eigen vermogen tot stijgende rendementen. Ook de rentabiliteit van het totale vermogen neemt toe, zij het in een minder hoog tempo. Naar sector bezien is er sprake van relatief grote verschillen. Met name in de detailhandel en de persoonlijke dienstverlening zijn de rentabiliteitspercentages laag te noemen. De detailhandel kent zelfs negatieve rendementen op het vermogen (gecorrigeerd voor de arbeidslonen die zelfstandigen zichzelf toekennen), als gevolg van de scherpe prijsconcurrentie en krappe winstmarges. In de bouw, groothandel en industrie zijn de rentabiliteitspercentages verhoudingsgewijs hoog. Hieraan kunnen meerdere oorzaken ten grondslag liggen, zoals een relatief beperkt eigen vermogen in verhouding tot de nettowinst na belasting, een sterke hefboomwerking (lage solvabiliteit) en/of een relatief hoge netto toegevoegde waarde (winstgevendheid).
De omloopsnelheid van het vermogen is bij het MKB hoger dan bij het grootbedrijf
De omloopsnelheid van het vermogen neemt af binnen het MKB
Omloopsnelheid van het vermogen De omloopsnelheid van het vermogen bij het MKB ligt op een veel hoger niveau dan bij het grootbedrijf (zie tabel 10-3). Een belangrijke verklaring hiervoor is dat het grootbedrijf een veel hogere kapitaalintensiteit heeft (veel vaste activa) dan het MKB. MKBbedrijven houden relatief meer voorraden aan, die sneller te gelde kunnen worden gemaakt dan de bedrijfsmiddelen met een lange looptijd, en hebben meer geld in kas. Sinds 2004 is er sprake van een afnemende omloopsnelheid van het vermogen (zie tabel 10-4). De omzet in het MKB trekt aan, onder andere door impulsen van investeringen van bedrijven. Als gevolg hiervan is de vermogensbehoefte van MKB-bedrijven toegenomen, waarbij de groei van de investeringen de omzetgroei overtreft. Ook wordt weer meer geïnvesteerd in duurzame bedrijfsmiddelen. De dalende omloopsnelheid moet vooral in dat licht worden bezien. De aantrekkende investeringen hebben weliswaar geleid tot het opstuwen van de bedrijfsopbrengsten, maar met name de investeringen in vaste activa hebben (nog) niet geleid tot extra omzet.
73
De autosector en handel kennen een hoge omloopsnelheid van het vermogen. In de dienstverlening is deze laag
De voorraadtermijn is iets hoger voor het MKB dan voor het grootbedrijf
Tussen de sectoren in het MKB is sprake van grote verschillen (zie tabel 10-5). De omloopsnelheid in de autosector en de handel (detailhandel en groothandel) is bijvoorbeeld vele malen hoger dan in de dienstverlenende sectoren. De handelssectoren hebben een veel groter aandeel vlottende activa dan de zakelijke en persoonlijke dienstverlening, als gevolg van het aanhouden van voorraden. De dienstverlening kent slechts een beperkt aandeel voorraden, aangezien arbeid de belangrijkste productiefactor is. Naar verhouding investeert de dienstverlening dus meer in vaste activa, die minder snel in geld (omzet) kunnen worden omgezet. Voorraadtermijn De voorraadtermijn is voor het MKB iets hoger dan voor het grootbedrijf (zie tabel 103). Het MKB heeft een wat minder doelmatig voorraadbeheer dan het grootbedrijf. Het grootbedrijf kan putten uit belangrijke schaalvoordelen en werkt met vaste afnemers die grote partijen producten kunnen aanschaffen. Daardoor kan de voorraad beter worden afgestemd. De voorraadtermijn is de afgelopen jaren nagenoeg stabiel gebleven (zie tabel 10-4). De aantrekkende bedrijfsopbrengsten leiden nog niet tot aanpassing in het voorraadbeheer. Naar sector bezien, is de voorraadtermijn in de transportsector uitermate laag (zie tabel 10-5). Deze sector heeft amper met voorraden te maken. Dit geldt grotendeels ook voor de zakelijke en de persoonlijke dienstverlening. In de horeca is de voorraadtermijn om een andere reden aan de lage kant. Deze sector heeft voornamelijk te maken met voorraden met een relatief korte houdbaarheidstermijn (verse voedingsmiddelen, dranken). De detailhandel, de autosector en de industrie hebben relatief lange voorraadtermijnen.
De debiteurentermijn is in het MKB korter dan in het grootbedrijf
Debiteurentermijn De debiteurentermijn is in het MKB aanmerkelijk korter dan in het grootbedrijf (zie tabel 10-3). Dit heeft te maken met het feit dat grotere bedrijven meer zaken doen met grotere, vaste afnemers, waardoor klantenrelaties hechter worden en het betaalgedrag soepeler. Bovendien kunnen grotere bedrijven tegenvallers die ontstaan als gevolg van slecht betalende klanten beter opvangen. De debiteurentermijn voor het MKB blijft stabiel in 2006 (zie tabel 10-4). Bij de verschillen tussen de grootteklassen speelt vooral de sectorstructuur een rol (zie tabel 10-5). In de detailhandel, in de horeca en in de autosector wordt in belangrijke mate contant afgerekend, hetgeen leidt tot een korte debiteurentermijn. De bedrijven in deze sectoren behoren in belangrijke mate tot het MKB en 'duwen' de debiteurentermijn omlaag ten opzichte van het grootbedrijf, waarin zij in veel mindere mate vertegenwoordigd zijn. Tegenover de genoemde sectoren met korte debiteurentermijnen, staan de sectoren waar het 'betalen van rekeningen door klanten' relatief lang op zich laat wachten. Koploper is de zakelijke dienstverlening, waar men gemiddeld 115 dagen op zijn geld moet wachten, gevolgd door de persoonlijke dienstverlening, de bouw en de industrie.
74
De crediteurentermijn is voor het MKB iets korter dan voor het grootbedrijf
Crediteurentermijn De crediteurentermijn is voor het MKB iets korter dan voor het grootbedrijf (ziet tabel 10-3). Het moeten terugvallen op het relatief dure rekening-courantkrediet van banken als financieringsvorm houdt het MKB scherp om het gebruik van deze faciliteit zo veel mogelijk te beperken. Voor grotere bedrijven is het bovendien aantrekkelijk om het geld voor de betalingen nog een tijd binnen de onderneming te houden, om zo renteopbrengsten te genereren. Het grootbedrijf is hiertoe beter in staat doordat het door zijn schaalvoordelen gemiddeld lagere vermogenskosten (vermogensbeheer, transacties) heeft. De crediteurentermijn is evenals de debiteurentermijn nauwelijks veranderd de afgelopen jaren (zie tabel 10-4). In de autosector, de detailhandel en de horeca staan rekeningen van leveranciers gemiddeld het kortst open. Omdat in deze sectoren veel liquide middelen binnenkomen als gevolg van de grote mate waarin klanten contant afrekenen, betalen de MKBbedrijven in deze sectoren zelf ook in grote mate contant. Hierdoor blijven de transactiekosten laag. De zakelijke en de persoonlijke dienstverlening hebben de langste crediteurentermijnen.
75
Bijlage I Kerngegevens
tabel I.1
Omzet naar grootteklasse 2004
2005
2006
niveau (mld. euro)
volumemutatie in %
2007
kleine bedrijven industrie
16,7
-0,75
2,00
2,25
bouw
14,8
1,50
3,25
3,75
groothandel
50,7
2,25
4,25
4,50
detailhandel
21,7
-0,50
0,25
0,50
autosector
15,5
-1,75
2,25
3,00
horeca
7,4
0,25
1,00
1,50
transport en communicatie
8,5
1,50
2,00
2,50
financiële en zakelijke diensten
46,6
2,00
2,50
3,25
persoonlijke diensten
15,0
0,00
0,75
1,00
6,0
1,25
2,00
1,25
21,4
1,50
3,25
3,25
224,4
1,00
2,50
3,00
industrie
57,8
-0,25
2,50
2,50
bouw
27,4
2,00
3,50
3,00
groothandel
110,9
3,75
5,75
6,00
detailhandel
17,1
0,75
1,25
1,50
autosector
26,2
-1,50
2,25
3,00
4,2
0,25
1,25
1,75
transport en communicatie
16,9
2,00
2,50
3,00
financiële en zakelijke diensten
zorgsector overige sectoren totaal kleine bedrijven middelgrote bedrijven
horeca
48,4
2,00
3,25
3,75
persoonlijke diensten
9,1
0,00
0,50
0,75
zorgsector
5,5
1,25
2,00
2,00
overige sectoren
5,7
-4,00
1,75
3,25
329,2
1,75
3,50
4,00
industrie
74,6
-0,50
2,25
2,50
bouw
42,2
1,75
3,50
3,25
groothandel
161,7
3,25
5,25
5,50
detailhandel
38,8
0,00
0,75
1,00
autosector
41,7
-1,50
2,25
3,00
horeca
11,5
0,25
1,25
1,75
transport en communicatie
25,4
1,75
2,25
3,00
totaal middelgrote bedrijven kleine en middelgrote bedrijven
77
financiële en zakelijke diensten
2004
2005
2006
niveau (mld. euro)
volumemutatie in %
2007
95,0
2,00
3,00
3,50
persoonlijke diensten
24,1
0,00
0,75
1,00
zorgsector
11,6
1,25
2,00
1,50
overige sectoren
27,1
0,50
2,75
3,25
553,7
1,50
3,25
3,50
175,6
0,00
2,50
2,50
26,6
2,25
3,25
3,75
groothandel
114,9
3,25
5,25
5,50
detailhandel
36,4
1,25
1,75
2,00
autosector
20,9
-1,50
2,25
3,25
4,5
0,50
1,50
2,00
50,5
2,50
4,00
4,50
118,2
2,00
3,00
3,25
persoonlijke diensten
11,0
0,50
1,00
1,50
zorgsector
41,2
1,25
2,50
2,50
overige sectoren
40,0
-3,50
1,00
2,25
639,9
1,00
3,00
3,25
250,1
-0,25
2,50
2,50
68,8
2,00
3,50
3,50
groothandel
276,6
3,25
5,25
5,50
detailhandel
75,2
0,50
1,25
1,50
autosector
62,6
-1,50
2,25
3,00
horeca
16,0
0,25
1,25
1,75
transport en communicatie
75,9
2,25
3,50
4,00
totaal MKB-bedrijven grote bedrijven industrie bouw
horeca transport en communicatie financiële en zakelijke diensten
totaal grote bedrijven alle bedrijven industrie bouw
financiële en zakelijke diensten
213,2
2,00
3,00
3,50
persoonlijke diensten
35,2
0,25
0,75
1,00
zorgsector
52,8
1,25
2,25
2,25
overige sectoren
67,1
-2,00
1,75
2,50
1.193,6
1,25
3,00
3,50
totaal alle bedrijven Bron: Prognose kerngegevens MKB.
78
tabel I.2
Afzet naar grootteklasse 2004
2005
2006
niveau (mld. euro)
volumemutatie in %
2007
kleine bedrijven industrie
15,6
-0,75
2,00
2,25
bouw
14,0
1,50
3,25
3,75
groothandel
13,3
2,25
4,25
4,50
detailhandel
7,8
-0,50
0,25
0,50
autosector
4,5
-1,75
2,25
3,00
horeca
7,4
0,25
1,00
1,50
transport en communicatie
7,2
1,25
2,00
2,50
financiële en zakelijke diensten
46,6
2,00
2,50
3,25
persoonlijke diensten
13,4
0,00
0,75
1,00
6,0
1,25
2,00
1,25
21,1
1,50
3,25
3,25
156,9
1,00
2,50
2,75
industrie
54,4
-0,25
2,50
2,75
bouw
25,9
2,00
3,50
3,00
groothandel
26,7
3,75
5,75
6,00
zorgsector overige sectoren totaal kleine bedrijven middelgrote bedrijven
detailhandel
5,6
0,75
1,25
1,50
autosector
6,2
-1,50
2,25
3,00
horeca
4,2
0,25
1,25
1,75
transport en communicatie
14,6
2,00
2,50
3,00
financiële en zakelijke diensten
48,3
2,00
3,25
3,75
persoonlijke diensten
9,1
0,00
0,50
0,75
zorgsector
5,5
1,25
2,00
2,00
overige sectoren
5,6
-4,00
1,75
3,25
206,2
1,25
3,00
3,25
industrie
70,0
-0,50
2,25
2,50
bouw
40,0
1,75
3,50
3,25
groothandel
40,0
3,25
5,25
5,50
detailhandel
13,4
0,00
0,75
1,00
autosector
10,7
-1,50
2,25
3,00
horeca
11,5
0,25
1,25
1,75
transport en communicatie
21,8
1,75
2,25
3,00
financiële en zakelijke diensten
94,9
2,00
3,00
3,50
persoonlijke diensten
22,5
0,00
0,75
1,00
zorgsector
11,6
1,25
2,00
1,50
26,8
0,50
2,75
3,25
363,1
1,25
2,75
3,00
totaal middelgrote bedrijven kleine en middelgrote bedrijven
overige sectoren totaal MKB-bedrijven
79
2004
2005
2006
niveau (mld. euro)
volumemutatie in %
2007
grote bedrijven industrie
156,9
0,00
2,50
2,75
bouw
24,8
2,25
3,25
3,75
groothandel
26,3
3,25
5,25
5,50
detailhandel
12,7
1,25
1,75
2,00
autosector
4,8
-1,50
2,25
3,25
horeca
4,5
0,50
1,50
2,00
46,5
2,25
4,00
4,75
118,1
2,00
3,00
3,25
persoonlijke diensten
11,0
0,50
1,00
1,50
zorgsector
41,2
1,25
2,50
2,50
overige sectoren
40,0
-3,50
1,00
2,25
487,0
0,75
2,75
3,00
227,0
-0,25
2,50
2,50
bouw
64,8
2,00
3,50
3,50
groothandel
66,3
3,25
5,25
5,50
detailhandel
26,1
0,50
1,25
1,50
autosector
15,5
-1,50
2,25
3,00
horeca
16,0
0,25
1,25
1,75
transport en communicatie
68,3
2,25
3,50
4,00
213,1
2,00
3,00
3,50
persoonlijke diensten
33,5
0,25
0,75
1,00
zorgsector
52,8
1,25
2,25
2,25
overige sectoren
66,8
-2,00
1,75
2,50
850,1
1,00
2,75
3,00
transport en communicatie financiële en zakelijke diensten
totaal grote bedrijven alle bedrijven industrie
financiële en zakelijke diensten
totaal alle bedrijven Bron: Prognose kerngegevens MKB.
80
tabel I.3
Buitenlandse afzet naar grootteklasse 2004
2005
2006
niveau (mld. euro)
volumemutatie in %
2007
kleine bedrijven industrie
2,7
0,00
1,50
2,75
bouw
0,2
0,50
1,50
1,25
groothandel
3,1
5,50
6,50
7,00
detailhandel
0,3
0,50
1,25
1,25
autosector
0,9
0,50
4,00
3,75
horeca
0,0
0,25
1,25
1,50
transport en communicatie
2,2
3,75
4,00
4,25
financiële en zakelijke diensten
3,7
2,75
4,75
5,50
persoonlijke diensten
0,7
-0,25
0,25
0,50
zorgsector
0,0
0,00
0,00
0,00
overige sectoren totaal kleine bedrijven
8,2
7,25
6,75
6,50
22,0
4,25
5,00
5,25
middelgrote bedrijven industrie
21,8
1,00
2,75
3,25
bouw
0,5
1,00
1,50
1,50
groothandel
9,7
7,50
8,50
9,00
detailhandel
0,1
0,50
1,25
1,25
autosector
1,2
0,50
4,00
3,75
horeca
0,0
0,25
1,25
1,50
transport en communicatie
3,9
5,00
5,25
5,50
financiële en zakelijke diensten
4,1
3,25
7,00
7,00
persoonlijke diensten
0,4
0,00
0,00
0,50
zorgsector
0,0
0,00
0,00
0,00
overige sectoren
2,2
2,25
4,25
5,50
43,9
3,00
4,75
5,25
24,5
1,00
2,75
3,25
0,7
0,75
1,50
1,50
groothandel
12,8
7,00
8,00
8,50
detailhandel
0,5
0,50
1,25
1,25
autosector
2,1
0,50
4,00
3,75
horeca
0,0
0,25
1,25
1,50
transport en communicatie
6,1
4,50
4,75
5,00
totaal middelgrote bedrijven kleine en middelgrote bedrijven industrie bouw
financiële en zakelijke diensten
7,9
3,00
6,00
6,25
persoonlijke diensten
1,0
-0,25
0,25
0,50
zorgsector
0,0
0,00
0,00
0,00
overige sectoren
10,4
6,25
6,25
6,25
totaal MKB-bedrijven
66,0
3,50
4,75
5,25
81
2004
2005
2006
niveau (mld. euro)
volumemutatie in %
2007
grote bedrijven industrie
93,4
0,75
3,00
3,00
bouw
0,9
0,25
2,00
1,50
groothandel
6,8
7,50
8,50
9,00
detailhandel
0,7
0,50
1,25
1,25
autosector
0,4
0,50
4,00
3,75
horeca
0,0
0,25
1,25
1,50
transport en communicatie
14,3
5,25
5,75
6,00
financiële en zakelijke diensten
17,5
1,50
4,75
4,25
persoonlijke diensten
0,3
0,25
1,25
1,25
zorgsector
0,0
0,00
0,00
0,00
overige sectoren
7,2
1,50
2,75
4,25
141,4
1,75
3,75
3,75
117,9
1,00
2,75
3,00
1,6
0,50
1,75
1,50
groothandel
19,5
7,00
8,25
8,75
detailhandel
1,1
0,50
1,25
1,25
autosector
2,5
0,50
4,00
3,75
horeca
0,0
0,25
1,25
1,50
transport en communicatie
20,4
5,00
5,50
5,75
financiële en zakelijke diensten
25,3
2,00
5,25
5,00
persoonlijke diensten
1,3
0,00
0,50
0,75
zorgsector
0,0
0,00
0,00
0,00
17,6
4,25
4,75
5,25
207,4
2,25
4,00
4,25
totaal grote bedrijven alle bedrijven industrie bouw
overige sectoren totaal alle bedrijven Bron: Prognose kerngegevens MKB.
82
tabel I.4
Binnenlandse afzet naar grootteklasse 2004
2005
2006
niveau (mld. euro)
volumemutatie in %
2007
kleine bedrijven industrie
12,9
-1,00
2,00
2,25
bouw
13,9
1,50
3,25
3,75
groothandel
10,3
1,25
3,50
3,50
detailhandel
7,5
-0,50
0,25
0,50
autosector
3,6
-2,25
1,75
2,75
horeca
7,4
0,25
1,00
1,50
transport en communicatie
5,0
0,25
1,00
2,00
financiële en zakelijke diensten
42,8
2,00
2,25
3,00
persoonlijke diensten
12,7
0,00
0,75
1,00
6,0
1,25
2,00
1,25
12,9
-2,00
0,75
1,25
134,9
0,50
2,00
2,25
industrie
32,6
-1,25
2,25
2,25
bouw
25,4
2,00
3,50
3,00
groothandel
17,0
1,75
4,00
4,00
detailhandel
5,4
0,75
1,25
1,50
autosector
5,0
-2,00
2,00
3,00
horeca
4,2
0,25
1,25
1,75
transport en communicatie
10,7
0,75
1,50
2,00
financiële en zakelijke diensten
44,2
1,75
3,00
3,25
persoonlijke diensten
8,8
0,00
0,50
0,75
zorgsector
5,5
1,25
2,00
2,00
overige sectoren
3,5
-8,00
0,00
1,75
162,2
0,75
2,50
2,75
industrie
45,5
-1,25
2,25
2,25
bouw
39,3
1,75
3,50
3,25
groothandel
27,3
1,50
3,75
3,75
detailhandel
12,9
0,00
0,75
1,00
8,6
-2,00
1,75
2,75
horeca
11,5
0,25
1,25
1,75
transport en communicatie
15,7
0,50
1,50
2,00
financiële en zakelijke diensten
87,0
2,00
2,75
3,25
persoonlijke diensten
21,5
0,00
0,75
1,00
zorgsector
11,6
1,25
2,00
1,50
16,4
-3,25
0,50
1,25
297,2
0,50
2,25
2,50
zorgsector overige sectoren totaal kleine bedrijven middelgrote bedrijven
totaal middelgrote bedrijven kleine en middelgrote bedrijven
autosector
overige sectoren totaal MKB-bedrijven
83
2004
2005
2006
niveau (mld. euro)
volumemutatie in %
2007
grote bedrijven industrie
63,6
-1,25
2,00
2,00
bouw
23,9
2,25
3,50
3,75
groothandel
19,5
1,75
4,00
4,00
detailhandel
12,0
1,25
1,75
2,00
autosector
4,4
-1,75
2,25
3,25
horeca
4,5
0,50
1,50
2,00
32,2
1,00
3,25
4,00
100,7
2,00
2,75
3,25
persoonlijke diensten
10,7
0,50
1,00
1,50
zorgsector
41,2
1,25
2,50
2,50
overige sectoren
32,9
-4,50
0,50
1,75
345,6
0,50
2,50
2,75
109,1
-1,25
2,00
2,25
bouw
63,2
2,00
3,50
3,50
groothandel
46,8
1,75
4,00
4,00
detailhandel
24,9
0,50
1,25
1,50
autosector
13,0
-2,00
2,00
3,00
horeca
16,0
0,25
1,25
1,75
transport en communicatie
47,9
1,00
2,75
3,50
187,7
2,00
2,75
3,25
persoonlijke diensten
32,2
0,25
0,75
1,00
zorgsector
52,8
1,25
2,25
2,25
overige sectoren
49,2
-4,25
0,50
1,50
642,7
0,50
2,25
2,75
transport en communicatie financiële en zakelijke diensten
totaal grote bedrijven alle bedrijven industrie
financiële en zakelijke diensten
totaal alle bedrijven Bron: Prognose kerngegevens MKB.
84
tabel I.5
Bruto toegevoegde waarde tegen factorkosten naar grootteklasse 2004
2005
2006
niveau (mld. euro)
volumemutatie in %
2007
kleine bedrijven industrie
4,9
-0,75
1,50
1,50
bouw
6,7
1,50
3,25
3,75
groothandel
7,4
3,75
5,25
5,25
detailhandel
4,7
-0,25
0,75
0,75
autosector
2,3
-1,00
1,50
2,00
horeca
3,6
0,50
0,75
1,25
transport en communicatie
3,2
1,25
2,50
3,00
25,5
2,25
2,75
3,25
persoonlijke diensten
6,6
0,25
1,00
1,00
zorgsector
4,5
1,25
2,00
1,25
overige sectoren
8,6
1,00
2,75
3,00
78,0
1,25
2,50
2,75
15,2
-0,50
2,00
2,00
9,8
2,00
3,50
2,75
13,9
5,75
6,75
7,00
financiële en zakelijke diensten
totaal kleine bedrijven middelgrote bedrijven industrie bouw groothandel detailhandel
3,3
1,00
1,50
1,75
autosector
2,9
-0,75
1,75
2,00
horeca
2,1
0,50
1,00
1,50
transport en communicatie
6,3
1,75
3,00
3,50
26,2
2,25
3,50
3,75
persoonlijke diensten
4,1
0,25
0,75
0,75
zorgsector
4,2
1,25
2,00
2,00
financiële en zakelijke diensten
overige sectoren
3,1
-5,75
1,75
3,75
91,2
1,50
3,25
3,50
industrie
20,1
-0,75
1,75
2,00
bouw
16,5
1,75
3,50
3,25
groothandel
21,4
5,00
6,25
6,50
detailhandel
7,9
0,25
1,00
1,25
autosector
5,2
-0,75
1,50
2,00
horeca
5,7
0,50
1,00
1,25
transport en communicatie
9,5
1,50
2,75
3,25
financiële en zakelijke diensten
51,8
2,25
3,00
3,50
persoonlijke diensten
10,7
0,25
1,00
1,00
8,7
1,25
2,00
1,50
11,6
-0,75
2,50
3,25
169,2
1,50
3,00
3,25
totaal middelgrote bedrijven kleine en middelgrote bedrijven
zorgsector overige sectoren totaal MKB-bedrijven
85
2004
2005
2006
niveau (mld. euro)
volumemutatie in %
2007
grote bedrijven industrie
40,8
-0,50
2,00
2,25
8,4
2,25
3,50
3,50
groothandel
12,9
5,50
6,75
6,75
detailhandel
7,5
1,50
2,00
2,50
autosector
2,1
-0,75
1,50
2,25
horeca
2,4
0,75
1,25
1,75
transport en communicatie
22,9
2,00
4,75
5,00
financiële en zakelijke diensten
63,3
2,50
3,25
3,50
bouw
persoonlijke diensten
4,9
0,75
1,25
1,50
zorgsector
30,8
1,25
2,50
2,50
overige sectoren
15,9
-5,25
1,50
3,00
211,9
1,25
3,00
3,25
industrie
60,9
-0,50
2,00
2,25
bouw
24,9
2,00
3,50
3,25
groothandel
34,3
5,25
6,50
6,50
detailhandel
15,4
1,00
1,50
1,75
autosector
7,3
-0,75
1,50
2,00
horeca
8,1
0,75
1,00
1,50
32,4
1,75
4,25
4,50
115,1
2,50
3,25
3,50
persoonlijke diensten
15,6
0,25
1,00
1,00
zorgsector
39,5
1,25
2,50
2,25
overige sectoren
27,5
-3,50
2,00
3,25
381,1
1,25
3,00
3,25
totaal grote bedrijven alle bedrijven
transport en communicatie financiële en zakelijke diensten
totaal alle bedrijven Bron: Prognose kerngegevens MKB.
86
tabel I.6
Arbeidsvolume werknemers en zelfstandigen naar grootteklasse 2004
2005
aantal (x 1.000)
mutatie in %
2006
2007
kleine bedrijven industrie
109,9
0,50
0,25
0,25
bouw
149,5
0,00
0,00
0,00
groothandel
125,0
0,00
0,00
0,00
detailhandel
184,4
0,25
0,25
0,25
54,5
0,00
0,00
0,00
107,8
0,75
0,75
0,50
autosector horeca transport en communicatie
60,1
0,00
0,00
0,00
financiële en zakelijke diensten
317,8
0,50
0,50
0,25
persoonlijke diensten
166,9
0,25
0,25
0,00
92,5
0,25
0,25
0,25
193,0
0,25
0,25
0,25
1.561,3
0,25
0,25
0,25
industrie
253,3
0,25
0,25
0,25
bouw
171,0
0,00
0,00
0,00
groothandel
178,0
0,00
0,00
0,00
detailhandel
97,8
0,25
0,25
0,25
autosector
52,1
0,00
0,00
0,00
zorgsector overige sectoren totaal kleine bedrijven middelgrote bedrijven
horeca
49,9
0,75
0,75
0,50
transport en communicatie
105,7
0,00
0,00
0,00
financiële en zakelijke diensten
298,9
0,25
0,50
0,25
persoonlijke diensten
73,7
0,25
0,25
0,00
zorgsector
85,4
0,25
0,25
0,25
overige sectoren
23,4
0,00
0,00
0,25
1.389,3
0,25
0,25
0,25
industrie
363,2
0,25
0,25
0,25
bouw
320,5
0,00
0,00
0,00
groothandel
303,0
0,00
0,00
0,00
detailhandel
282,2
0,25
0,25
0,25
autosector
106,5
0,00
0,00
0,00
horeca
157,7
0,75
0,75
0,50
transport en communicatie
165,8
0,00
0,00
0,00
financiële en zakelijke diensten
616,7
0,25
0,50
0,25
persoonlijke diensten
240,6
0,25
0,25
0,00
zorgsector
177,8
0,25
0,25
0,25
216,4
0,25
0,25
0,25
2.950,6
0,25
0,25
0,25
totaal middelgrote bedrijven kleine en middelgrote bedrijven
overige sectoren totaal MKB-bedrijven
87
2004
2005
aantal (x 1.000)
mutatie in %
2006
2007
grote bedrijven industrie
496,1
0,25
0,25
0,25
bouw
115,8
0,00
0,00
0,00
groothandel
122,7
0,00
0,00
0,00
detailhandel
185,9
0,25
0,25
0,25
autosector
25,9
0,00
0,00
0,00
horeca
40,2
0,75
0,75
0,50
transport en communicatie
240,8
0,00
0,00
0,00
financiële en zakelijke diensten
659,7
0,50
0,50
0,25
persoonlijke diensten
77,5
0,25
0,25
0,00
633,2
0,25
0,25
0,25
40,2
-0,75
-0,25
0,00
2.637,9
0,50
0,25
0,25
industrie
859,2
0,25
0,25
0,25
bouw
436,3
0,00
0,00
0,00
groothandel
425,6
0,00
0,00
0,00
detailhandel
468,1
0,25
0,25
0,25
autosector
132,5
0,00
0,00
0,00
horeca
197,9
0,75
0,75
0,50
transport en communicatie
406,7
0,00
0,00
0,00
1.276,4
0,50
0,50
0,25
persoonlijke diensten
318,1
0,00
0,25
0,00
zorgsector
811,0
0,25
0,25
0,25
overige sectoren
256,6
0,00
0,00
0,00
5.588,5
0,25
0,25
0,25
zorgsector overige sectoren totaal grote bedrijven alle bedrijven
financiële en zakelijke diensten
totaal alle bedrijven Bron: Prognose kerngegevens MKB.
88
tabel I.7
Werkzame personen naar grootteklasse 2004
2005
aantal (x 1.000)
mutatie in %
2006
2007
kleine bedrijven industrie
134,0
-2,25
-0,75
-0,25
bouw
168,5
-3,00
2,50
3,00
groothandel
149,7
-1,00
1,75
3,75
detailhandel
253,9
-2,25
-0,25
0,75
65,5
-1,00
0,25
1,00
164,4
-0,75
1,50
1,75
autosector horeca transport en communicatie
73,8
-1,75
0,25
1,75
financiële en zakelijke diensten
402,5
2,00
2,50
3,75
persoonlijke diensten
214,8
0,00
0,75
1,25
zorgsector
123,8
1,75
1,75
1,50
overige sectoren
227,4
-3,75
-1,75
-1,75
1.978,1
-0,75
1,00
1,75
industrie
279,0
-2,25
-0,50
0,25
bouw
174,6
-2,50
2,75
2,25
groothandel
197,8
0,75
3,50
5,50
detailhandel
152,1
-0,75
0,50
1,50
59,6
-0,75
0,25
1,00
totaal kleine bedrijven middelgrote bedrijven
autosector horeca
77,6
-0,50
1,50
1,75
transport en communicatie
121,1
-1,00
1,00
2,25
financiële en zakelijke diensten
365,1
1,75
3,50
4,25
persoonlijke diensten zorgsector overige sectoren
90,2
0,00
0,75
0,75
117,0
1,50
1,75
2,25
30,2
-5,25
-2,75
-1,75
1.664,3
-0,25
1,75
2,50
industrie
412,9
-2,25
-0,50
0,00
bouw
343,0
-2,75
2,75
2,75
groothandel
347,5
0,00
2,75
4,75
detailhandel
406,0
-1,75
0,00
1,00
autosector
125,0
-0,75
0,25
1,00
horeca
242,0
-0,75
1,50
1,75
transport en communicatie
194,9
-1,25
0,75
2,00
financiële en zakelijke diensten
767,6
1,75
3,00
4,00
persoonlijke diensten
305,0
0,00
0,75
1,00
zorgsector
240,9
1,50
1,75
1,75
257,6
-4,00
-1,75
-1,75
3.642,4
-0,50
1,25
2,00
totaal middelgrote bedrijven kleine en middelgrote bedrijven
overige sectoren totaal MKB-bedrijven
89
2004
2005
aantal (x 1.000)
mutatie in %
2006
2007
grote bedrijven industrie
525,4
-2,25
-0,25
0,00
bouw
115,7
-2,25
2,50
2,75
groothandel
135,4
0,75
3,25
5,25
detailhandel
314,2
-0,25
1,00
2,00
autosector
29,9
-0,75
0,25
1,25
horeca
55,0
-0,50
1,75
2,00
transport en communicatie
276,0
-2,00
0,75
2,50
financiële en zakelijke diensten
850,7
1,75
3,25
4,00
persoonlijke diensten
95,0
0,50
1,00
1,50
884,7
1,75
2,25
2,50
54,5
-2,50
-1,00
-0,25
3.336,4
0,25
1,75
2,50
industrie
938,3
-2,25
-0,50
0,00
bouw
458,8
-2,50
2,75
2,75
groothandel
482,9
0,25
3,00
4,75
detailhandel
720,2
-1,00
0,50
1,50
autosector
154,9
-0,75
0,25
1,00
horeca
297,0
-0,50
1,50
1,75
transport en communicatie
470,9
-1,75
0,75
2,50
1.618,3
1,75
3,00
4,00
400,0
0,25
0,75
1,25
1.125,5
1,75
2,25
2,50
312,1
-3,75
-1,75
-1,50
6.978,8
-0,25
1,50
2,25
zorgsector overige sectoren totaal grote bedrijven alle bedrijven
financiële en zakelijke diensten persoonlijke diensten zorgsector overige sectoren totaal alle bedrijven Bron: Prognose kerngegevens MKB.
90
tabel I.8
Werknemers naar grootteklasse 2004
2005
aantal (x 1.000)
mutatie in %
2006
2007
kleine bedrijven industrie bouw
90,7
-3,00
-0,75
0,00
84,7
-7,00
1,25
2,50
groothandel
106,5
-1,75
2,25
5,00
detailhandel
148,6
-4,25
0,00
1,50
41,3
-2,00
1,25
2,25
105,5
-2,00
1,75
2,00
autosector horeca transport en communicatie
41,3
-3,25
0,25
2,75
financiële en zakelijke diensten
250,6
1,50
2,25
4,00
persoonlijke diensten
108,8
-1,25
0,00
0,50
zorgsector
74,6
1,25
2,00
1,50
overige sectoren
83,1
-2,50
0,25
-0,50
1.135,7
-1,75
1,00
2,25
industrie
279,0
-2,25
-0,50
0,25
bouw
173,6
-2,50
2,75
2,25
groothandel
196,6
0,75
3,50
5,50
detailhandel
149,7
-0,75
0,50
1,50
59,3
-0,75
0,25
1,00
totaal kleine bedrijven middelgrote bedrijven
autosector horeca
76,0
-0,50
1,50
1,75
transport en communicatie
119,9
-1,00
1,00
2,25
financiële en zakelijke diensten
364,7
1,75
3,50
4,25
persoonlijke diensten zorgsector overige sectoren
90,0
0,00
0,75
0,75
115,3
1,50
1,75
2,25
28,6
-5,25
-2,75
-1,50
1.652,6
-0,25
1,75
2,50
industrie
369,7
-2,50
-0,50
0,00
bouw
258,2
-4,00
2,25
2,25
groothandel
303,1
-0,25
3,00
5,25
detailhandel
298,2
-2,50
0,25
1,50
autosector
100,6
-1,25
0,75
1,50
horeca
181,6
-1,50
1,50
2,00
transport en communicatie
161,2
-1,50
0,75
2,50
totaal middelgrote bedrijven kleine en middelgrote bedrijven
financiële en zakelijke diensten
615,3
1,75
3,00
4,25
persoonlijke diensten
198,8
-0,75
0,25
0,75
zorgsector
189,9
1,50
1,75
2,00
111,7
-3,25
-0,50
-0,75
2.788,3
-1,00
1,50
2,50
overige sectoren totaal MKB-bedrijven
91
2004
2005
aantal (x 1.000)
mutatie in %
2006
2007
grote bedrijven industrie
525,4
-2,25
-0,25
0,00
bouw
115,7
-2,25
2,50
2,75
groothandel
135,4
0,75
3,25
5,25
detailhandel
314,2
-0,25
1,00
2,00
autosector
29,9
-0,75
0,25
1,25
horeca
55,0
-0,50
1,75
2,00
transport en communicatie
275,2
-2,00
0,75
2,50
financiële en zakelijke diensten
850,6
1,75
3,25
4,00
persoonlijke diensten
94,9
0,50
1,00
1,50
884,7
1,75
2,25
2,50
54,5
-2,50
-1,00
-0,25
3.335,4
0,25
1,75
2,50
industrie
895,0
-2,25
-0,50
0,00
bouw
374,0
-3,50
2,50
2,50
groothandel
438,5
0,00
3,00
5,25
detailhandel
612,4
-1,50
0,50
1,75
autosector
130,4
-1,00
0,50
1,50
horeca
236,6
-1,25
1,50
2,00
transport en communicatie
436,4
-2,00
0,75
2,50
1.465,9
1,75
3,00
4,00
293,7
-0,25
0,50
1,00
1.074,6
1,75
2,25
2,50
166,3
-3,00
-0,75
-0,50
6.123,6
-0,25
1,75
2,50
zorgsector overige sectoren totaal grote bedrijven alle bedrijven
financiële en zakelijke diensten persoonlijke diensten zorgsector overige sectoren totaal alle bedrijven Bron: Prognose kerngegevens MKB.
92
tabel I.9
Zelfstandigen naar grootteklasse 2004
2005
aantal (x 1.000)
mutatie in %
2006
2007
kleine bedrijven industrie
43,3
-0,75
-0,50
-0,50
bouw
83,8
1,25
3,75
3,75
groothandel
43,3
1,00
0,75
0,75
detailhandel
105,3
0,75
-0,75
-0,75
autosector
24,2
0,75
-1,25
-1,00
horeca
58,8
1,75
1,25
1,25
transport en communicatie
32,5
0,00
0,50
0,50
financiële en zakelijke diensten
151,9
2,75
3,00
3,25
persoonlijke diensten
106,0
1,50
1,75
1,75
49,3
2,25
1,75
1,25
overige sectoren
144,2
-4,50
-2,75
-2,50
totaal kleine bedrijven
842,5
0,50
0,75
1,00
industrie
0,0
-0,75
-0,25
-0,25
bouw
1,0
1,75
4,00
3,00
groothandel
1,1
2,75
2,25
2,50
detailhandel
2,4
2,00
0,25
0,25
autosector
0,3
1,00
-1,25
-1,00
horeca
1,6
1,75
1,50
1,50
transport en communicatie
1,2
0,50
0,50
0,50
financiële en zakelijke diensten
0,4
1,25
3,25
2,75
persoonlijke diensten
0,2
1,50
1,50
1,50
zorgsector
1,7
2,25
1,75
2,00
zorgsector
middelgrote bedrijven
overige sectoren
1,6
-6,25
-4,25
-2,50
11,7
0,75
0,75
1,00
industrie
43,3
-0,75
-0,50
-0,50
bouw
84,8
1,25
3,75
3,75
groothandel
44,4
1,00
0,75
0,75
detailhandel
107,7
0,75
-0,75
-0,50
autosector
24,5
0,75
-1,25
-1,00
horeca
60,4
1,75
1,25
1,25
transport en communicatie
33,7
0,25
0,50
0,50
financiële en zakelijke diensten
152,4
2,75
3,00
3,25
persoonlijke diensten
106,2
1,50
1,75
1,75
51,0
2,25
1,75
1,25
overige sectoren
145,8
-4,50
-2,75
-2,50
totaal MKB-bedrijven
854,1
0,50
0,75
1,00
totaal middelgrote bedrijven kleine en middelgrote bedrijven
zorgsector
93
2004
2005
aantal (x 1.000)
mutatie in %
2006
2007
grote bedrijven industrie
0,0
-0,50
0,00
0,00
bouw
0,0
2,00
3,75
3,50
groothandel
0,0
2,75
2,00
2,25
detailhandel
0,1
2,50
0,75
1,00
autosector
0,0
1,00
-1,25
-1,00
horeca
0,0
2,00
1,75
1,75
transport en communicatie
0,8
1,50
1,50
1,50
financiële en zakelijke diensten
0,1
0,50
2,25
1,75
persoonlijke diensten
0,1
2,00
2,00
2,25
zorgsector
0,0
2,50
2,25
2,50
overige sectoren
0,0
-6,00
-4,00
-2,00
totaal grote bedrijven
1,0
1,25
1,50
1,50
industrie
43,3
-0,75
-0,50
-0,50
bouw
84,8
1,25
3,75
3,75
groothandel
44,4
1,00
0,75
0,75
detailhandel
107,8
0,75
-0,75
-0,50
autosector
24,5
0,75
-1,25
-1,00
horeca
60,4
1,75
1,25
1,25
transport en communicatie
34,5
0,25
0,50
0,50
financiële en zakelijke diensten
152,5
2,75
3,00
3,25
persoonlijke diensten
106,3
1,50
1,75
1,75
51,0
2,25
1,75
1,25
overige sectoren
145,8
-4,50
-2,75
-2,50
totaal alle bedrijven
855,2
0,50
0,75
1,00
alle bedrijven
zorgsector
Bron: Prognose kerngegevens MKB.
94
tabel I.10
Arbeidsproductiviteit van werkenden per arbeidsjaar naar grootteklasse 2004
2005
niveau (x 1000 euro)
mutatie in %
2006
2007
kleine bedrijven industrie
45,1
2,00
2,50
2,00
bouw
44,9
4,75
0,75
0,75
groothandel
59,0
5,00
3,50
1,50
detailhandel
25,3
2,25
1,25
0,75
autosector
41,8
0,00
1,50
1,25
horeca
33,9
2,00
0,25
0,25
transport en communicatie
53,8
3,00
2,25
1,25
financiële en zakelijke diensten
82,3
0,50
0,50
-0,25
persoonlijke diensten
39,5
0,25
0,25
0,00
zorgsector
48,0
-0,25
0,50
0,00
overige sectoren
44,5
5,25
5,00
5,25
totaal kleine bedrijven
50,4
2,50
1,75
1,25
industrie
59,9
2,00
2,50
2,25
bouw
56,8
4,75
0,75
0,75
groothandel
78,2
5,00
3,50
1,50
detailhandel
33,0
2,25
1,25
0,75
autosector
57,4
0,00
1,50
1,25
horeca
43,1
2,00
0,25
0,25
transport en communicatie
60,7
2,75
2,00
1,25
financiële en zakelijke diensten
89,4
0,75
0,25
-0,25
persoonlijke diensten
56,0
0,25
0,25
0,00
zorgsector
48,6
-0,25
0,50
0,00
131,6
-0,25
5,00
5,50
66,0
2,25
1,75
1,25
industrie
55,4
2,00
2,50
2,25
bouw
51,3
4,75
0,75
0,75
groothandel
70,3
5,00
3,50
1,75
detailhandel
27,9
2,25
1,50
0,75
autosector
49,4
0,00
1,50
1,25
horeca
36,8
2,00
0,25
0,25
transport en communicatie
58,2
3,00
2,25
1,25
financiële en zakelijke diensten
85,7
0,50
0,50
-0,25
persoonlijke diensten
44,6
0,25
0,25
0,00
zorgsector
48,3
-0,25
0,50
0,00
overige sectoren
53,9
3,50
4,75
5,50
totaal MKB-bedrijven
57,7
2,50
1,75
1,25
middelgrote bedrijven
overige sectoren totaal middelgrote bedrijven kleine en middelgrote bedrijven
95
2004
2005
niveau (x 1000 euro)
mutatie in %
2006
2007
grote bedrijven industrie
82,2
2,00
2,75
2,25
bouw
71,9
4,75
0,75
0,75
groothandel
105,4
5,00
3,50
1,50
detailhandel
40,3
2,25
1,25
0,75
autosector
84,6
0,00
1,50
1,25
horeca
60,8
2,00
0,25
0,25
transport en communicatie
94,8
4,00
4,00
2,50
financiële en zakelijke diensten
96,5
1,25
0,50
0,00
persoonlijke diensten
64,4
0,25
0,25
0,00
zorgsector
48,1
-0,25
0,50
0,00
396,6
-3,50
2,25
3,25
80,4
1,25
1,50
1,00
industrie
70,9
2,00
2,75
2,25
bouw
56,8
4,75
0,75
0,75
groothandel
80,4
5,00
3,50
1,75
detailhandel
32,8
2,25
1,50
0,75
autosector
56,3
0,00
1,50
1,25
horeca
41,7
2,00
0,25
0,25
transport en communicatie
79,9
3,75
3,50
2,25
financiële en zakelijke diensten
91,3
1,00
0,50
0,00
persoonlijke diensten
49,4
0,25
0,25
0,00
zorgsector
48,1
-0,25
0,50
0,00
107,6
0,50
4,00
5,00
68,4
1,75
1,75
1,25
overige sectoren totaal grote bedrijven alle bedrijven
overige sectoren totaal alle bedrijven Bron: Prognose kerngegevens MKB.
96
tabel I.11
Winst (voor belasting) naar grootteklasse 2004
2005
2006
niveau (mld. euro)
volumemutatie in %
2007
kleine bedrijven industrie
1,6
5,00
3,25
10,25
bouw
3,5
9,00
7,75
6,50
groothandel
3,1
5,25
5,50
2,00
detailhandel
1,4
-2,00
1,25
0,25
autosector
0,7
2,25
6,75
4,75
horeca
1,0
7,25
3,50
2,50
transport en communicatie
1,0
3,25
2,75
5,50
financiële en zakelijke diensten
9,3
5,75
8,25
6,75
persoonlijke diensten
2,8
4,50
5,25
3,00
zorgsector
1,5
4,75
9,25
1,25
overige sectoren
3,1
-5,00
9,75
5,25
29,0
4,25
6,75
5,00
totaal kleine bedrijven middelgrote bedrijven industrie
2,2
7,25
9,25
18,50
bouw
2,4
14,25
11,50
6,00
groothandel
4,7
5,00
7,75
1,75
detailhandel
0,2
-25,50
11,25
1,50
autosector
0,5
1,25
15,75
10,00
horeca
0,2
21,75
12,00
5,25
transport en communicatie
0,7
8,50
8,75
13,00
financiële en zakelijke diensten
5,3
7,00
12,00
8,75
persoonlijke diensten
0,4
8,00
13,25
1,00
zorgsector
0,5
1,75
21,75
0,00
0,8
25,25
28,50
9,75
18,0
7,75
11,75
7,50
overige sectoren totaal middelgrote bedrijven kleine en middelgrote bedrijven industrie
3,8
6,25
6,75
15,00
bouw
5,9
11,25
9,25
6,25
groothandel
7,8
5,00
7,00
1,75
detailhandel
1,6
-5,00
2,25
0,25
autosector
1,2
1,75
10,25
7,00
horeca
1,2
9,25
4,75
3,00
transport en communicatie
1,7
5,25
5,25
8,75
financiële en zakelijke diensten
14,6
6,25
9,50
7,50
persoonlijke diensten
3,2
5,00
6,25
2,75
zorgsector
2,1
4,00
12,50
0,75
3,9
1,25
14,50
6,75
47,0
5,50
8,75
6,00
overige sectoren totaal MKB-bedrijven
97
2004
2005
2006
niveau (mld. euro)
volumemutatie in %
2007
grote bedrijven industrie
8,1
2,25
8,50
7,50
bouw
2,5
12,00
10,75
6,00
groothandel
5,1
4,75
6,75
3,25
detailhandel
0,9
-12,75
5,25
0,00
autosector
0,7
1,00
7,75
8,00
horeca
0,2
18,50
10,50
5,50
transport en communicatie
4,3
0,75
7,75
2,50
14,8
6,75
9,25
6,25
persoonlijke diensten
0,5
7,75
12,25
2,75
zorgsector
5,8
2,25
8,75
4,75
overige sectoren
4,5
25,50
25,50
8,75
47,5
6,50
10,50
6,00
11,9
3,50
8,00
10,00
8,3
11,50
9,75
6,25
groothandel
12,9
5,00
6,75
2,50
detailhandel
2,4
-7,75
3,25
0,25
financiële en zakelijke diensten
totaal grote bedrijven alle bedrijven industrie bouw
autosector
2,0
1,50
9,25
7,50
horeca
1,4
10,75
5,75
3,50
transport en communicatie
6,1
2,00
7,00
4,25
29,4
6,50
9,50
7,00
persoonlijke diensten
3,8
5,25
7,25
2,75
zorgsector
7,9
2,75
9,75
3,75
overige sectoren
8,4
14,25
21,00
8,00
94,4
6,00
9,50
6,00
financiële en zakelijke diensten
totaal alle bedrijven Bron: Prognose kerngegevens MKB.
98
tabel I.12
Ondernemingen 2004
2005
aantal (x 1.000)
mutatie in %
2006
2007
alle bedrijven industrie
46,5
0,75
0,75
0,25
bouw
74,0
3,50
8,50
7,25
groothandel
58,0
2,50
2,50
2,00
detailhandel
80,0
0,50
0,00
-0,75
autosector
21,6
2,75
2,00
1,25
horeca
36,4
-0,50
-1,25
-2,00
transport en communicatie
27,1
1,00
2,25
3,00
164,3
6,00
5,50
4,50
persoonlijke diensten
71,5
5,75
4,75
3,50
zorgsector
40,9
4,00
2,50
1,00
overige sectoren
92,6
-3,25
-2,50
-3,75
712,9
2,50
2,75
2,00
financiële en zakelijke diensten
totaal alle bedrijven Bron: Prognose kerngegevens MKB.
99
Bijlage II Uitgebreide inkomenstrajecten zelfstandigen en directeuren-grootaandeelhouders
tabel II-1
Gemiddelde inkomens (in euro’s) van zelfstandigen, 2005-2007
bestanddeel winst voor investerings- en vermogensaftrek
2005
mutatie in %
2006
mutatie in %
2007
24.230
9,50
26.560
5,00
27.890
5.820
3,75
6.040
0,75
6.090
990
2,00
1.010
1,00
1.020
4.790
4,50
5.000
0,75
5.040
30
0,00
30
33,25
40
8.000
0,75
8.060
1,75
8.200
-360
-58,25
-150
-113,25
20
2.850
1,00
2.880
1,00
2.910
w.v. uitkering i.v.m. werkloosheid
250
0,00
250
0,00
250
w.v. uitkering i.v.m. ziekte en arbeidsongeschiktheid
810
0,00
810
1,25
820
w.v. uitkering i.v.m. ouderdom en nabestaanden
1.790
1,00
1.810
1,75
1.840
sociale lasten, werkgeversbijdragen (loon en uitk.)
1.200
22,50
1.470
-0,75
1.460
uitkering sociale voorzieningen
560
10,75
620
1,50
630
overige inkomsten
140
7,25
150
0,00
150
36.610
8,25
39.590
4,25
41.260
2.210
-4,50
2.110
0,00
2.110
1.030
-7,75
950
-1,00
940
360
-5,50
340
0,00
340
60
-16,75
50
0,00
50
1.160
0,75
1.170
1,75
1.190
inkomsten- en loonbelasting
6.090
19,50
7.280
9,00
7.930
premies volksverzekeringen
2.970
1,25
3.010
1,25
3.050
w.v. AOW/AWW
1.690
5,25
1.780
3,25
1.840
w.v. AWBZ
1.280
-4,00
1.230
-1,75
1.210
premies ziektekostenverzekeringen (v.a. 2006 ZVW)
1.940
46,00
2.830
6,75
3.020
w.v. premie particuliere ziektekostenverzekering
1.090
-100,00
0
n.v.t.
0
840
-100,00
0
n.v.t.
0
aftrek i.v.m. ondernemerschap w.v. investeringsaftrek w.v. zelfstandigenaftrek w.v. meewerkaftrek bruto-inkomen uit arbeid (excl. sociale lasten) inkomsten uit bezittingen uitkering inkomensverzekeringen
bruto-inkomen premies werknemersverzekeringen w.v. sociale lasten werkgever w.v. sociale lasten werknemers w.v. sociale lasten ontvanger en uitkeringsinstantie overige betaalde premies
w.v. premie ZFW en ziekenfondswet zelfstandigen (zfz) zorgtoeslag overige posten besteedbaar inkomen
0
n.v.t.
390
0,00
390
60
0,00
60
0,00
60
22.190
6,00
23.510
3,25
24.300
101
tabel II-2
Gemiddelde inkomens (in euro’s) van directeuren-grootaandeelhouders, 2005-2007
bestanddeel
2005
winst voor investerings- en vermogensaftrek
mutatie in %
2006
mutatie in %
2007
1.960
9,75
2.150
5,00
2.260
aftrek i.v.m. ondernemerschap
230
0,00
230
0,00
230
w.v. investeringsaftrek
30
0,00
30
0,00
30
w.v. zelfstandigenaftrek
190
5,25
200
-5,00
190
w.v. meewerkaftrek
0
bruto-inkomen uit arbeid (excl. sociale lasten)
n.v.t.
0
n.v.t.
0
53.990
0,75
54.410
1,75
55.350
inkomsten uit bezittingen
4.280
19,75
5.120
17,50
6.020
uitkering inkomensverzekeringen
3.530
1,50
3.580
1,00
3.620
w.v. uitkering i.v.m. werkloosheid
110
0,00
110
0,00
110
w.v. uitkering i.v.m. ziekte en arbeidsongeschiktheid
590
1,75
600
1,75
610
w.v. uitkering i.v.m. ouderdom en nabestaanden
2.830
1,50
2.870
1,00
2.900
sociale lasten, werkgeversbijdragen (loon en uitk.)
840
203,50
2.550
0,75
2.570
uitkering sociale voorzieningen
520
11,50
580
1,75
590
10
0,00
10
0,00
10
65.130
5,00
68.400
3,00
70.420
1.950
-3,50
1.880
0,50
1.890
w.v. sociale lasten werkgever
770
-6,50
720
0,00
720
w.v. sociale lasten werknemers
260
-7,75
240
4,25
250
40
0,00
40
0,00
40
overige inkomsten bruto-inkomen premies werknemersverzekeringen
w.v. sociale lasten ontvanger en uitkeringsinstantie overige betaalde premies
1.250
0,75
1.260
1,50
1.280
inkomsten- en loonbelasting
16.850
11,75
18.810
5,50
19.850
premies volksverzekeringen
5.570
-1,00
5.520
-1,00
5.470
w.v. AOW/AWW
3.190
2,50
3.270
1,50
3.320
w.v. AWBZ
2.390
-5,75
2.250
-4,50
2.150
premies ziektekostenverzekeringen (v.a. 2006 ZVW)
2.530
28,50
3.250
5,75
3.440
w.v. premie particuliere ziektekostenverzekering
2.390
-100,00
0
n.v.t.
0
140
-100,00
0
n.v.t.
0
w.v. premie ZFW en ziekenfondswet zelfstandigen (zfz) zorgtoeslag
0
overige posten besteedbaar inkomen
102
n.v.t.
10
0,00
10
410
2,50
420
0,00
420
36.560
2,00
37.260
2,25
38.080
Bijlage III Definitie gehanteerde begrippen Algemene begrippen Kleinbedrijf Onderneming met minder dan 10 werknemers. Middenbedrijf Onderneming met 10 of meer werknemers en minder dan 100 werknemers. Grootbedrijf Onderneming met ten minste 100 werknemers. Omzet De verkoopwaarde van goederen en diensten (exclusief BTW), alsmede de waarde van de zelfvervaardigde producten voor eigen gebruik. Deze post wordt niet in de Nationale Rekeningen gehanteerd. Afzet De afzet is gelijk aan de omzet, verminderd met de inkoopwaarde van de handelsomzet. In het algemeen is dit gelijk aan de tegen verkoopprijzen berekende marktwaarde van goederen en diensten (van binnenlandse herkomst). Brutoproductie Dit is de marktwaarde van de afzet, vermeerderd met de waarde van de aan de voorraden toegevoegde hoeveelheden gereed product en onderhanden werk. Verbruik in het productieproces Hiertoe worden in de eerste plaats gerekend de grondstoffen, de halffabrikaten en de brandstoffen die, gedurende de periode waarover de toegevoegde waarde berekend wordt, in de bedrijven verbruikt zijn. Verder worden tot het verbruik gerekend de aanwending van diverse materialen, zoals emballage, kantoorbehoeften e.d., alsmede de diensten geleverd door vervoersbedrijven, accountants, juristen e.d. Winst uit onderneming Het resultaat dat voortvloeit uit de uitoefening van het bedrijf. Het bevat de winst en het ondernemersloon (gewaardeerd loon zelfstandigen en medewerkende gezinsleden). Gewaardeerd loon zelfstandigen Toegerekende beloning aan de zelfstandige en medewerkende gezinsleden, waarbij verondersteld is dat dit loon gelijk is aan het gemiddelde loon van een werknemer in de betreffende sector.
103
Bruto Toegevoegde Waarde tegen factorkosten = productie Deze wordt gevormd door het verschil tussen de brutoproductie en de waarde van het verbruik in het productieproces, verminderd met de indirecte belastingen en vermeerderd met de prijsverlagende subsidies. Arbeidsvolume Het arbeidsvolume omvat het gemiddelde aantal werkenden, uitgedrukt in arbeidsjaren. Tenzij anders vermeld, zijn onder de categorie zelfstandigen ook de medewerkende gezinsleden begrepen. Onder de werknemers zijn alle werkenden opgenomen voor wie een arbeidsovereenkomst bestaat (dus ook directeuren NV's/BV's).
Financieringsbegrippen Activa De activa van een onderneming weerspiegelen de bedrijfsbezittingen, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen vaste activa en vlottende activa. Current ratio Een kengetal voor liquiditeit, waarbij de vlottende activa gerelateerd worden aan de kortlopende schulden (vlottende activa gedeeld door kort vreemd vermogen maal 100%). Een bedrijf met een current ratio met een waarde hoger dan 100% is in staat om aan zijn kortlopende verplichtingen te voldoen. Crediteurentermijn De crediteurentermijn geeft een beeld van de termijn dat rekeningen van leveranciers openstaan. De crediteurentermijn wordt berekend door de waarde van de openstaande rekeningen (crediteuren) te relateren aan de omzet (crediteuren gedeeld door omzet maal 365 dagen). Debiteurentermijn De debiteurentermijn geeft een indicatie (in aantal dagen) van het betaalgedrag van klanten. De debiteurentermijn wordt berekend door de waarde van de vorderingen te relateren aan de omzet (vorderingen gedeeld door omzet maal 365 dagen). Eigen vermogen Het eigen vermogen is dat deel van het vermogen dat resteert van de activa na aftrek van het vreemd vermogen. Financiële activa De financiële activa betreffen onder andere deelnemingen in groepsmaatschappijen en beleggingen. Immateriële activa De immateriële activa omvatten minder tastbare bezittingen, zoals goodwill, patenten en octrooien. Het betreft bezittingen die wel een rol spelen in het financiële proces, maar nooit in het fysieke bedrijfsproces.
104
Kort vreemd vermogen Tot het kort vreemd vermogen behoren de schulden die een looptijd kennen van minder dan een jaar. Lang vreemd vermogen Schulden behoren tot het lang vreemd vermogen indien de verplichtingen een looptijd hebben van meer dan een jaar. Liquiditeit Een onderneming is liquide als er op korte termijn aan de betalingsverplichtingen kan worden voldaan. Materiële activa De materiële activa zijn de tastbare bezittingen, zoals gebouwen en machines. Omloopsnelheid vermogen De omloopsnelheid van het vermogen geeft de doelmatigheid van het aangewende vermogen weer: de gegenereerde omzet per euro geïnvesteerd vermogen. De hoogte van de omzet wordt gerelateerd aan het totale vermogen (omzet gedeeld door totale vermogen maal 100%). Hoe hoger deze ratio is, des te minder vermogen er nodig is om een bepaalde omzet te behalen. Rentabiliteit De rentabiliteit verwijst naar de relatie tussen de opbrengst van een onderneming en het vermogen waarmee die opbrengst is gegenereerd. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt naar de rentabiliteit van het totale vermogen en die van het eigen vermogen. Rentabiliteit van eigen vermogen De rentabiliteit van het eigen vermogen (REV) is het aandeel van de nettowinst (na belasting) in het eigen vermogen. De REV wordt uitgedrukt in procenten (ratio vermenigvuldigd met 100%). Rentabiliteit van totaal vermogen De rentabiliteit van het totale vermogen (RTV) relateert het totale inkomen uit vermogen (de som van de nettowinst voor belasting en de rentelasten over het vreemd vermogen) aan het totale in de onderneming geïnvesteerde vermogen (eigen + vreemd vermogen). De RTV wordt uitgedrukt in procenten (ratio vermenigvuldigd met 100%) Solvabiliteit De solvabiliteit geeft weer in hoeverre een onderneming aan haar langetermijnverplichtingen kan voldoen. Solvabiliteitsratio Een kengetal om de solvabiliteit weer te geven. De solvabiliteitsratio is hier berekend als het aandeel van het eigen vermogen in het totale vermogen (eigen vermogen gedeeld door totale vermogen maal 100%). Minimumnormen voor de solvabiliteitsratio liggen doorgaans rond de 20%.
105
Vaste activa Vaste activa zijn de bezittingen met een lange levensduur; lang wil in dit geval zeggen langer dan een jaar. Tot de vaste activa behoren de (im)materiële en financiële activa. Vermogensstructuur De vermogensstructuur van een bedrijf geeft weer op welke wijze de activa zijn gefinancierd. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt naar eigen vermogen en vreemd vermogen. Vlottende activa Vlottende activa zijn de bezittingen met een korte levensduur, met een looptijd van korter dan een jaar. Deze worden gebruikelijk onderverdeeld in voorraden (gereed product, grond- en hulpstoffen en onderhanden werk), vorderingen op handelsdebiteuren en liquide middelen (geld in kas of banktegoeden en snel verhandelbare vermogenstitels). Voorraadtermijn De voorraadtermijn geeft het aantal dagen aan dat goederen en/of grondstoffen gemiddeld in voorraad zijn. De voorraadtermijn wordt berekend door de waarde van de voorraad te relateren aan de omzet (voorraad gedeeld door omzet maal 365 dagen). Vreemd vermogen Het vreemd vermogen bestaat uit de verplichtingen, meestal in de vorm van schulden, die een bedrijf is aangegaan voor de financiering van bedrijfsactiviteiten. Bij het vreemd vermogen is een verdere verbijzondering mogelijk naar de duur waarvoor de schulden zijn aangegaan, namelijk in een verdeling in lang vreemd vermogen en kort vreemd vermogen.
106
De resultaten van het Programma MKB en Ondernemerschap worden in twee reeksen gepubliceerd, te weten: Research Reports en Publieksrapportages. De meest recente rapporten staan (downloadable) op: www.eim.nl/mkb-en-ondernemerschap.
Recente Publieksrapportages A200603
17-5-2006
A200602 A200601 A200516 A200515
12-4-2006 20-3-2006 14-2-2006 27-1-2006
A200514 A200513
19-1-2006 14-12-2005
A200512 A200511 A200510 A200509 A200508 A200507 A200506 A200505
31-1-2006 8-11-2005 3-11-2005 6-10-2005 20-9-2005 1-9-2005 19-7-2005 6-10-2005
A200504 A200503
27-6-2005 15-6-2005
A200502
17-5-2005
A200501 A200417
26-4-2005 11-4-2005
A200416 A200415 A200414 A200413 A200412 A200411 A200410 A200409 A200408 A200407
12-4-2005 29-3-2005 24-3-2005 21-3-2005 9-3-2005 17-2-2005 25-4-2005 5-1-2005 18-11-2004 14-3-2005
A200406
12-10-2004
A200405 A200404
14-9-2004 11-8-2004
A200403
11-8-2004
Internationale Benchmark 2005 : ondernemerschap, bedrijvendynamiek en snelle groeiers Bedrijfsopleidingen geen weggegooid geld Een blik op MKB en Ondernemerschap in 2015 Small Business Governance Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid; Periode 19872005 Kritisch kopen in het MKB Financiering van bedrijfsinvesteringen problematisch, of niet? Entrepreneurship in the Netherlands; Business transfer Internationale Benchmark Ondernemerschap 2004 Transsectorale innovatie door diffusie van technologie Creatieve bedrijvigheid in Nederland Ondernemen in de Sectoren Meer MKB-bedrijven in openbare aanbestedingen? Het Nederlandse MKB en de uitbreiding van de EU Entrepreneurship in the Netherlands; SMEs and International co-operation Kleinschalig Ondernemen 2005 Aandacht voor ondernemerschap in het HAVO- en VWOonderwijs Nieuw ondernemerschap in herstel : Global Entrepreneurship Monitor 2004 Spin-offs van grote bedrijven in Nederland Voorbeeldig ondernemen bij bedrijfsoverdracht in het MKB MKB-locaties Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid Internationalisering in het Nederlandse MKB MKB in een periode van deflatie; risico's en strategieën Ondernemen in de zorg De bron van vernieuwing Oudere versus jongere starters De kracht van de organisatie Succesvol op weg op de elektronische snelweg!! Toetredingsbarrières in de praktijk : Veranderingen in de hoogte van toetredingsbarrières in het notariaat en de makelaardij Ga direct naar een standaard reïntegratietraject, ga niet langs start Ondernemen in de Sectoren Innovatief ondernemerschap en de rol van de brancheorganisaties : Een exploratieve toets Starten in de recessie
107
A200402 A200401 A200318
5-7-2004 22-6-2004 15-6-2004
A200317 A200316
28-5-2004 22-4-2004
A200315 A200314
10-3-2004 12-3-2004
A200313 A200312 A200311 A200310 A200309
18-2-2004 12-2-2004 10-2-2004 5-2-2004 22-1-2004
A200308
20-1-2004
108
Kleinschalig Ondernemen 2004 Monitor Administratieve Lasten Bedrijven 2003 Maatschappelijk verantwoord ondernemen in het middenen kleinbedrijf Wordt de spoeling dun? Entrepreneurial Attitudes Versus Entrepreneurial Activities (GEM) Rechtsvormkeuze in het MKB Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid - periode 19872002 Het Eureka-gevoel van ICT-gebruik Ondernemen in het Ambacht 2004 Ondernemen in de Industrie 2004 Ondernemen in de Diensten 2004 Onevenredig belast! Administratieve lasten in het kleinbedrijf 2002 Ondernemen in de Detailhandel 2004