Klas 1: Grieken en Romeinen
Auteur
Joyce Landman
Laatst gewijzigd
19 November 2015
Licentie
CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie
Webadres
http://maken.wikiwijs.nl/66858
Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijsleermiddelenplein. Wikiwijsleermiddelenplein is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, vergelijkt, maakt en deelt. Stel zo voor iedere onderwijssituatie de optimale leermiddelenmix samen.
Inhoudsopgave Inleiding 1. De Grieken 2. Het Romeinse Rijk 3. Een goed georganiseerd leger 4. Romeinse goden 5. Het dagelijks leven in het Romeinse Rijk 6. Het einde van het Romeinse Rijk 7. Afronden Over dit lesmateriaal
Pagina 1
Klas 1: Grieken en Romeinen
Inleiding In het dit geschiedenis hoofdstuk gaan we kijken naar de tijd van Grieken en Romeinen. Dit tijdvak wordt bij geschiedenis ook wel de Oudheid genoemd. Deze tijd duurt van ongeveer 500 v. Chr. tot 500 n. Chr. Hieronder staan de leerdoelen van dit hoofdstuk. Deze leerdoelen moet je weten voor de toets over dit hoofdstuk. Leerdoelen: 1. Je weet welke Griekse goden er zijn. 2. Je kunt uitleggen hoe de Grieken hun goden vereerden. 3. Je kunt uitleggen hoe de Grieken hun stadstaten bestuurden. 4. Je kunt uitleggen wat een feit is. 5. Je kunt uitleggen wat een mening is. 6. Je weet vanaf wanneer het Romeinse Rijk ontstond. 7. Je weet hoe groot het Romeinse Rijk op het hoogtepunt was. 8. Je kan uitleggen hoe het Romeinse Rijk werd bestuurd. 9. Je weet wat een castellum is. 10. Je kan verklaren waarom het Romeinse leger zo belangrijk en goed was. 11. Je weet wat romaniseren was. 12. Je weet wat polytheïsme betekent. 13. Je weet wat monotheïsme betekent. 14. Je kan meerdere Griekse en Romeinse goden benoemen. 15. Je weet hoe het christendom is ontstaan. 16. Je weet waarom het christendom zoveel aanhangers kreeg. 17. Je kan uitleggen hoe arme en rijke Romeinen woonden en leefden. 18. Je kunt voorbeelden geven van romeinse bouwwerken. 19. Je kunt uitleggen waarom er een einde kwam aan het Romeinse Rijk.
Pagina 2
Klas 1: Grieken en Romeinen
1. De Grieken Een van de eerste beschavingen die in Europa ontstond was die van de Grieken. Net als de mensen in Mesopotamië vereerden de Grieken meerdere goden. Deze goden zouden er volgens de Grieken uitzien aan jonge mooie mensen die onsterfelijk waren. Zij leefden met ze allen op de heilige berg Olympus en maakte allerlei avonturen mee. De verhalen van deze avonturen noemen we mythes.
Om deze goden tevreden te houden maakte de mensen offers bij het altaar, maar ook dachten zij dat je een offer kon doen met een lichamelijke prestatie zoals het winnen van een wedstrijd. Daarom werden er eens in de vier jaar een groot evenement georganiseerd: de Heilige Spelen. De moderne Olympische Spelen zijn hier een opvolging van. Deze werd voor het eerst in 776 v.Chr. georganiseerd onderaan de berg Olympus. Elke god bestond voor een bepaald iets. De meeste bekende en belangrijkste god is de oppergod Zeus, hij was de koning van alle goden. Zijn vrouw Hera was de godin van het huwelijk. De god poseidon was de god van de zee en Ares de god van de oorlog. Griekenland was tijdens de tijd van de oude Grieken niet een land zoals we dat nu kennen, het bestond toen uit verschillende stadstaatjes, waarin iedere stad zijn eigen bestuur had. Elke stadstaat was eigenlijk een land en elke stadstaat had zijn eigen bestuur. Sommige stadstaten werden bestuurd door een koning, dit noemen we een monarchie. Andere werden bestuurd door de rijkste families, een aristocratie. En er werden ook stadstaten bestuurd door het hele volk, een democratie. De Grieken hadden verschillende bestuursvormen, dit komt omdat iedereen een andere mening heeft over wat goed is. Een mening is wat iemand vind, iets wat je kunt bewijzen is een feit. Opdracht 1: Kopieer het schema naar je Word-document en geef een omschrijving van de begrippen. Grieken Mythes Heilige Spelen Bestuur Monarchie Aristocratie Democratie Mening Feit
Pagina 3
Klas 1: Grieken en Romeinen
Opdracht 2: Bekijk het plaatje van de goden, noteer alle namen van de goden in je Word-document en zet daar achter wat hun taak was. Gebruik het onderstaande filmpje en google om je antwoorden te vinden.
https://youtu.be/qniyTxGFu8Q
Opdracht 3: Leg uit met drie voorbeelden uit het bovenstaande filmpje waarom de Grieken de goden zo belangrijk vonden. Opdracht 4: Bij de Grieken zie je drie bestuursvormen. a. Welke vind jij het beste? b. Leg uit waarom jij dit vind.
Pagina 4
Klas 1: Grieken en Romeinen
2. Het Romeinse Rijk In Italië aan de rivier de Tiber ligt een klein dorpje: Rome. Dit dorpje wordt steeds groter en groter, dat je het eigenlijk helemaal geen dorpje meer kan noemen maar een land. Ook beginnen de inwoners met het veroveren van andere gebieden hierdoor word het land zo groot dat we uiteindelijk spreken van het Romeinse Rijk. Er bestaat ook een mythe over hoe het Romeinse Rijk is ontstaan, die van Romulus en Remus:
https://youtu.be/KndYEp5WZ3A
Het Romeinse Rijk werd bestuurd door een keizer, hij besloot alles alleen. Hij kreeg wel hulp van de senaat, dit was een groep van wijze mannen benoemd door de keizer. Deze senatoren stonden hem bij met advies. Het rijk te groot werd om in zijn geheel te besturen, daarom werd het opgedeelt in provincies. In elke provincie werkten ambtenaren onder leiding van een gouverneur, deze gourverneur was namens de keizer de baas over de provincie. De gourverneur moet wel verslag uitbrengen naar de keizer over hoe het ging in de provincie en mocht grote beslissingen niet zelf maken. De gebieden die verovert werden door de romeinen werden vaak een bondgenoot van de romeinen. Dit deden de romeinen om opstanden in de toekomst te verkomen. Ze maakten afspraken met de mensen die in dit gebied woonden: Er moest belasting worden betaald aan de romeinen. Er moesten soldaten voor het leger worden geleverd. Het gebied mocht bestuurd blijven worden door de mensen van het gebied zelf. Het gebied kreeg bescherming van de romeinen.
Uitbreiding van het Romeinse Rijk van 380 v.Chr. tot 117 n.Chr.
Pagina 5
Klas 1: Grieken en Romeinen
Opdracht 5: Kopieer het schema naar je Word-document en geef een omschrijving van de begrippen. Keizer Senaat Senatoren Ambtenaren Gouverneur Bondgenoot Opdracht 6: Bekijk bron 2.07 op blz. 31 van je boek en noteer de antwoorden van de vragen in je Word-document. a. Wie is de hoogste leider in het Romeinse Rijk? b. Van wie krijgt de leider advies? c. Wie helpt de leider met het besturen van de provincies? d. Door wie word deze persoon van vraag C bijgestaan? e. Wie beschermen het rijk? f. Wie staan er onderaan en wat is hun belangrijkste taak? Opdracht 7: Bekijk het plaatje over de uitbreiding van het Romeinse Rijk en noteer de antwoorden van de vragen in je Word-document. a. Met welk land begon het rijk? b. In welke periode kwamen Spanje en Griekenland bij het rijk? c. In welke periode kwam Nederland bij het rijk. d. Welke landen kwamen er in dezelfde periode als Nederland bij het rijk? e. In welke periode kwam het onderste gedeelte van Engeland en het noord-westelijke stukje van Afrika bij het rijk? f. Hoeveel jaar heeft het geduurd tot dat het rijk was zoals het op zijn grootst was?
Pagina 6
Klas 1: Grieken en Romeinen
3. Een goed georganiseerd leger
Om het grote rijk te
beschermen was er een goed georganiseerd leger nodig. De romeinen hadden dit. Als je in het leger ging kreeg je als soldaat een goede opleiding en een goede uitrusting. Na je opleiding kwam je terecht in een legioen, legioenen zijn groepen van ongeveer 5000 soldaten. Een legioen stond onder leiding van een leider en ze trainen elke dag. De legioenen zijn gelegerd door het hele rijk heen, vooral bij de grenzen. De verblijf plaats van een legioen noem je een fort of een castellum. Hierin heb je slaapgebouwen, werkplaatsen maar ook ruimten voor administratie. Soldaten hadden naast dat ze het rijk moesten beschermen ook de taak om goede wegen aan te leggen. De romeinen vonden het belangrijk dat het leger zich snel zou kunnen verplaatsen in tijden van oorlog en onrust. Ze legden daarom goede harde wegen aan, waarover je makkelijk kun lopen, ook met slecht weer, en waarbij je gemakkelijk karren kon verplaatsen. Deze wegen hielpen het leger ten tijden van oorlog, maar waren ook erg belangrijk voor de handelaren. Die konden ook gebruik maken van deze verharde wegen. Door het aanleggen van deze wegen was het heel makkelijk om van de ene kant van het rijk te reizen naar de andere kant. De handel binnen het rijk was zo goed dat producten uit bijvoorbeeld Egypte, Rome en Londen overal in het rijk te koop waren. De gebieden die verovert werden leverden soldaten aan het romeinse leger, maar in deze gebieden werd ook vaak een castellum gebouwd. Hierdoor kwamen er ook Romeinen in de nieuwe gebieden te wonen. De mensen uit de veroverde gebieden waren vaak onder de indruk van de Romeinen en namen de gewoontes van de Romeinen over. Dit noem je romaniseren. Zij spraken bijvoorbeeld Latijn, droegen toga's en dronken wijn. Image not found or type unknown
Pagina 7
Klas 1: Grieken en Romeinen
Opdracht 8: Kopieer het schema naar je Word-document en geef een omschrijving van de begrippen. Legioenen Castellum Handel Romaniseren Latijn Opdracht 9: Bekijk bron 2.10 op blz. 32 van je boek. Noteer in je Word-document drie dingen waaraan je kunt zien dat romeinen een goede uitrusting hadden voor gevechten. Opdracht 10: Bekijk het onderstaande filmpje en beantwoord daarna de vragen. Noteer de antwoorden in je Worddocument.
https://youtu.be/Y1S0FjwIW6Y
a. Waarom veroveren de romeinen alleen het zuiden van Nederland? b. Welk volk woonden er aan de Rijn? c. Noem een verschil tussen de huizen van de romeinen en Bataven. d. Noem drie dingen die de romeinen hebben gemaakt in ons land. e. Waarom zijn de Bataven blij met de komst van de romeinen? f. Waarom zijn de Bataven goede soldaten? g. Welk voordeel hebben gezinnen waarvan er jongens in het leger zitten? h. Waarom krijgen de Bataven en de romeinen ruzie?
Pagina 8
Klas 1: Grieken en Romeinen
4. Romeinse goden De romeinen geloofden net als de Grieken in meerdere goden, dit noem je polytheïsme. Alleen de romeinen hadden andere namen voor hun goden. Zo werd Zeus Jupiter genoemd en Hera Juno. Naast dat de romeinen hun goden vereerden, vereerden zij ook de keizer. Dit hadden zij overgenomen van een van de volken die de romeinen verovert hadden. Zij geloofden dat de keizer contact had met de goden. De keizer maakte hier natuurlijk handig gebruik van om zijn macht te vergroten. In een Romeinse provincie, Judea, woonden het joodse volk. Zij geloofden maar in één god, dit noem je het monotheïsme. De joden hadden wel afgesproken dat zij naast hun god ook die van de romeinen zouden vereren. Er was alleen één man die het hier niet mee eens was, Jezus. Jezus trok met zijn ideeën door Judea en andere delen van het Romeinse Rijk. Al snel kreeg hij veel volgelingen. Jezus vertelde namelijk over de hemel. Hij zei dat als je goed zou leven je in de hemel terecht zou komen. Dit vonden veel mensen, vooral arme mensen, een aantrekkelijk idee. Er
ontstond een nieuwe godsdienst: het christendom.
De romeinen waren niet echt blij met Jezus. Jezus zei namelijk dat zijn volgeling maar één god moesten vereren en niet die van de romeinen. Daarom lieten de romeinen Jezus in 33 n.Chr. oppakken en kruisigen. Ondertussen had Jezus al veel volgelingen verzameld en zij gingen door met het vertellen over Jezus en zijn ideeën. De romeinen probeerden het christendom tegen te houden. Christenen werd opgepakt en vervolgd. Uiteindelijk maakt keizer Constantijn hier in 313 n.Chr. een einde aan, hij gaf de christenen godsdienstvrijheid. Hij werd namelijk zelf een christen. Na een paar jaar, in 395 n.Chr., werd het christendom zelfs de staatsgodsdienst van het rijk, iedereen moest christen worden. Met de geboorte van Jezus begint de moderne jaartelling. We beginnen alleen niet in het jaar nul, maar in het jaar één. Bij alles wat daarvoor gebeurd spreken we van "voor christus" = v.Chr. en alles wat daarna gebeurd is "na christus" = n.Chr. Opdracht 11: Kopieer het schema naar je Word-document en geef een omschrijving van de begrippen. Polytheïsme Monotheïsme Christendom Godsdienstvrijheid
Pagina 9
Klas 1: Grieken en Romeinen
Staatsgodsdienst
Opdracht 12: Griekse en romeinse goden zijn eigenlijk hetzelfde alleen hebben een andere naam. Bij opdracht 2 ben je opzoek gegaan naar de taken van verschillende Griekse goden. Kopieer dit rijtje en plak deze in je Word-document bij opdracht 12. Ga nu opzoek via google naar de romeinse namen van de goden en zet die achter die van de Griekse goden. Tip: gebruik ook bron 2.13 op blz. 34 van je boek. Opdracht 13: Hieronder staat een verhaaltje, kopieer dit naar je Word-document en vul de juiste woorden bij de vraagtekens in. Je hebt de keuze uit de volgende woorden: joodse volk - 313 n.Chr. - staatsgodsdienst - kruisingen Jezus - 395 n.Chr. - godsdienstvrijheid In het jaar ...?... werd het christendom ...?... van het Romeinse Rijk. Maar hier ging een hele geschiedenis aan vooraf: In de romeinse provincie woonden het ...?... Een van de mensen die hier woonden was ...?... Hij wilde de romeinse goden niet vereren. Hij trok met zijn ideeën door het Romeinse Rijk heen. De romeinen waren hier niet blij mee en lieten hem oppakken en ...?... Jarenlang werden de volgelingen van Jezus vervolgt, totdat in ...?... keizer Constantijn de christenen ...?... gaf.
Pagina 10
Klas 1: Grieken en Romeinen
5. Het dagelijks leven in het Romeinse Rijk Zoals je al eerder heb gelezen praten de romeinen Latijn, zijn er goede wegen en was er goede handel. Maar hoe ziet het leven de romeinen er nou uit? In het Romeinse Rijk zag je duidelijk het verschil tussen arme en rijke mensen. De rijke mensen hadden vaak veel macht en de arme niet. De rijke mensen woonden in mooie villa's en de arme in kleine huisjes zonder toilet, douche en tuin. Om de arme mensen tevreden te houden organiseerden de rijke mensen vaak evenementen. Tijdens deze evenementen werden de mensen getrakteerd op eten en allerlei voorstellingen. De bekendste zijn de gladiatoren gevechten, waarbij twee slaven elkaar bevochten tot dat er een winnaar uit naar voren kwam. Romeinen hielden zich ook bezig met bouwkunst, omdat het rijk zo enorm groot was waren er gebouwen nodig waar veel mensen tegelijk konden zijn. Een van de bekendste bouwwerken van de romeinen is het colosseum, een grote gevechtsarena die je nog steeds in Rome kunt bewonderen. Ook werden er openbare toiletten en thermen (grote badhuizen) gebouwd, omdat de mensen geen badkamer in hun huizen hadden. Om de thermen van water te voorzien werden er aquaducten gebouwd om het water te verplaatsen. De romeinen gebruikten in hun bouwwerken de volgende
bouwelementen:
1. beton dat in houten vormen kon worden gegoten; 2. baksteen; 3. boogconstructies met wigvormige stenen. Tellen in het Romeinse rijk ging ook anders, romeinen tellen met letters: I=1 V=5 X = 10 L = 50 C = 100 D = 500 M = 1000
Pagina 11
Klas 1: Grieken en Romeinen
Hierbij horen nog een aantal regels: 1. 2. 3. 4.
Opschrijven van groot naar klein Als er een kleiner getal voor een groter getal staat, dan gaat het er vanaf, voorbeeld IV = 4 Nooit meer dan 3 dezelfde getallen achter elkaar. Dit mag: III ,dit niet: IIII. Zo kort mogelijk opschrijven.
Opdracht 14: Kopieer het schema naar je Word-document en geef een omschrijving van de begrippen. Slaven Thermen Aquaducten Opdracht 15: Zoek een afbeeldingen van de volgende gebouwen: - Villa - Colosseum - Thermen - Aquaducten Opdracht 16: a. Zet onderstaande Romeinse cijfers in gewone getallen: DCXI XVI MMVIII b. Zet nu je eigen geboortedatum in Romeinse cijfers. c. Zet de volgende getallen in Romeinse cijfers: 1750 15670 345 Opdracht 17: Bedenk nu zelf eens twee toetsen vragen over het dagelijks leven van de romeinen.
Pagina 12
Klas 1: Grieken en Romeinen
6. Het einde van het Romeinse Rijk Het Romeinse Rijk heeft veel strijd moeten leveren om te blijven bestaan, zo waren er in het jaar 9 en 69 n.Chr. grote opstanden. In 410 n.Chr. wist Alarik een leider van een volk buiten het Romeinse Rijk, de Visigoten, helemaal tot Rome te komen. Gelukkig konden de romeinen hem na drie dagen plunderend door Rome heen te verslaan. Uiteindelijk, met de inval van Odoacar de leider van de Hunnen, is het Romeinse Rijk in 476 n.Chr. ten onder gegaan. Dit heeft verschillende oorzaken, de belangrijkste zijn: 1. Volksverhuizingen: Volkeren buiten het Romeinse Rijk waren de hele tijd in oorlog met de romeinen. Zij wilden graag delen van het rijk veroveren om daar zelf te kunnen wonen.
2. Burgeroorlogen: De romeinen moeten steeds meer belasting betalen om de oorlogen van de keizer te betalen, hier waren zij ontevreden over en komen daarom regelmatig in opstand. 3. Het leger: Veel soldaten in het leger kwamen uit veroverde gebieden, deze mannen moesten vaak verplicht het leger in. Dit maakte het leger zwakker. 4. Corruptie: Veel gouverneurs waren corrupt geworden. Belastinggeld voor het rijk werd in hun eigen zak gestoken. 5. Onderlinge strijd tussen machtshebbers: Er was jarenlang een strijd om wie de keizer moesten worden. Hierdoor werden er geregeld keizers afgezet en weer een nieuwe keizer aangesteld. Opdracht 18: Kopieer het schema naar je Word-document en geef een uitleg van de begrippen. Volksverhuizingen Burgeroorlogen Corruptie
Pagina 13
Klas 1: Grieken en Romeinen
Opdracht 19: Bekijk het filmpje over het einde van het Romeinse Rijk. http://www.schooltv.nl/video/welkom-bij-de-romeinen/#q=welkom%20bij%20de%20romeinen
Pagina 14
Klas 1: Grieken en Romeinen
7. Afronden Hier maak je nog een aantal opdrachten waarbij je nog eens gaat kijken naar het hele hoofdstuk. Opdracht 20: Geef bij elk leerdoel een omschrijving en noteer deze in je Word-document. 1. Je weet welke Griekse goden er zijn. 2. Je kunt uitleggen hoe de Grieken hun goden vereerden. 3. Je kunt uitleggen hoe de Grieken hun stadstaten bestuurden. 4. Je kunt uitleggen wat een feit is. 5. Je kunt uitleggen wat een mening is. 6. Je weet vanaf wanneer het Romeinse Rijk ontstond. 7. Je weet hoe groot het Romeinse Rijk op het hoogtepunt was. 8. Je kan uitleggen hoe het Romeinse Rijk werd bestuurd. 9. Je weet wat een castellum is. 10. Je kan verklaren waarom het Romeinse leger zo belangrijk en goed was. 11. Je weet wat romaniseren was. 12. Je weet wat polytheïsme betekent. 13. Je weet wat monotheïsme betekent. 14. Je kan meerdere Griekse en Romeinse goden benoemen. 15. Je weet hoe het christendom is ontstaan. 16. Je weet waarom het christendom zoveel aanhangers kreeg. 17. Je kan uitleggen hoe arme en rijke Romeinen woonden en leefden. 18. Je kunt voorbeelden geven van romeinse bouwwerken. 19. Je kunt uitleggen waarom er een einde kwam aan het Romeinse Rijk.
Opdracht 21: Maak een Powerpoint over dit hoofdstuk. Over elke paragraaf moet je twee dia's maken. Over elke paragraaf moet je ook één plaatje in je Powerpoint hebben verwerkt. Opdracht 22: Vraag aan je docent een nakijkblad en kijk alles na.
Pagina 15
Klas 1: Grieken en Romeinen
Over dit lesmateriaal Colofon Auteur
Joyce Landman
Laatst gewijzigd
19 November 2015 om 10:04
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om: het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden. Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie
Aanvullende informatie over dit lesmateriaal Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar: Eindgebruiker
leerling/student
Moeilijkheidsgraad gemiddeld
Pagina 16
Klas 1: Grieken en Romeinen