Project Prehistorie, Grieken en Romeinen DEF Week 1DEF: Algemeen Info: Prehistorie De geschiedenis in Nederland begint al heel lang geleden. Lang voordat de Romeinen in Nederland kwamen, waren er al mensen. De tijd voor de Romeinen noemen we de prehistorie. Er waren toen nog geen boeken of teksten. Door bronnen weten we ongeveer hoe de mensen toen leefden. Voorbeelden van bronnen uit de prehistorie zijn: grottekeningen, speerpunten en hunebedden, wapens en potten, pannen en bekers. Deze voorwerpen vinden we nu nog wel eens tijdens opgravingen. Mensen die in de grond zoeken naar voorwerpen en sporen van vroeger, noem je archeologen. De prehistorie eindigt overal op een ander moment. Dit komt omdat niet overal op hetzelfde moment de mensen begonnen op te schrijven. Een hunebed is gemaakt van enorme stenen. De stenen kwamen in Nederland tijdens de ijstijd. IJs duwde de keien vanuit Scandinavië naar Nederland. Mensen gebruikten de keien om een hunebed mee te maken. Een hunebed was een graf waar mensen onder werden begraven. De prehistorie kun je verdelen in drie tijdperken. Het oudste tijdperk heet de steentijd. In deze periode leefden de mensen als jagers. Daarna kwam de bronstijd. In die periode werden de materialen gemaakt van brons. De eerste metalen die mensen konden smelten waren van koper en tin. De combinatie van koper en tin werd brons. Daarna kwam de ijzertijd. Die begon ongeveer rond het jaar 700 voor Christus. De tijdperken kregen hun naam door het materiaal waarvan de wapens waren gemaakt. Extra Info: De ijstijd Een ijstijd is een periode van duizenden jaren waarin het kouder is dan ervoor en erna. Nederland kende ook ijstijden. Tijdens één ijstijd bedekte het ijs de helft van Nederland. De temperatuur was gemiddeld 6 graden kouder dan tegenwoordig. Dieren die leefden in de ijstijd zijn wolven, beren, paarden, bizons, mammoeten en sabeltandtijgers. Waarom de mammoet is verdwenen, weten we niet precies. Het kan zijn dat het te warm werd voor de mammoet. Er leefden tijdens de ijstijd ook mensen. Ze leefden van de jacht. De mensen gebruikten de huiden van dieren als kleding. De zwerfkeien van hunebedden zijn de grootste overblijfselen uit de ijstijd. Zij werden door de grote ijsmassa uit Scandinavië als een bulldozer voor de massa uitgeschoven. Toen het ijs smolt, bleven de grote keien achter. Ook zijn er botten van dieren uit de ijstijd achtergebleven.
Week 2DEF: Jagers Info: Jagers Jagers en verzamelaars leefden in kleine groepen bij elkaar. Zo’n groep noem je een stam. Elke stam had een leider. Een stam bestond uit 25 tot 50 mensen. Meer dan zoveel mensen was niet handig: men moest dan veel meer eten zoeken en ook de organisatie van een grote groep was veel moeilijker. De jagers moesten op zoek naar hun eigen voedsel. De mensen leefden van de natuur. Ze vingen de dieren om ze op te eten. Van de huid werden kleding en tenten gemaakt. Van de botten werden naalden gemaakt. Wapens en andere voorwerpen werden vaak van botten gemaakt. Soms waren botten niet sterk genoeg. Dan werd er steen gebruikt. Vooral voor de grotere speerpunten werd er vuursteen gebruikt. Van de darmen en pezen van de dieren werd touw gemaakt. Als het eten in de buurt op was, trok de stam weer verder naar een ander gebied. Daar was dan wel weer eten. Extra Info: Kunst in de prehistorie De jagers en verzamelaars leefden in tenten of in grotten. In deze grotten zijn afbeeldingen gevonden van jachtrituelen en dieren. Er zijn twee soorten prehistorische muurkunst: tekeningen en schilderingen. Bij tekeningen werden de lijnen in de muur gekrast of gegutst. Bij schilderingen werd gebruik gemaakt van een soort verf. Die werd gemaakt van planten of gekleurde aarde. De jagers en verzamelaars maakten ook beeldjes van kalksteen. Vaak stelden de beeldjes een dik vrouwenlichaam voor. Misschien van een vrouw in verwachting. Maar misschien vonden de mensen een dikke vrouw gewoon mooi. De jagers en verzamelaars maakten ook sieraden van steentjes, botten en schelpen. Als stammen hun goden wilden bedanken of iets vragen, gingen ze dansen en zingen. Alle voorwerpen, sieraden en instrumenten maakten ze zelf.
Week 3DEF: Boeren Info: De eerste boeren De jagers kwamen er achter dat ze ook zelf voedsel konden laten groeien. Ook konden ze dieren tam maken. Dan hoefden ze niet meer te jagen. Zo konden ze op dezelfde plek blijven wonen. De boeren bouwden hun huizen op heuvels. Dit deden ze omdat hun huizen dan niet konden overstromen. De boeren leefden samen met hun vee in één ruimte. De muren van een huis of boerderij waren gevlochten van takken en bladeren. In het midden van de kamer maakte men een vuur. Er woonden in een dorpje ongeveer 100 mensen. De boeren geloofden in een leven na de dood. Ook geloofden ze in goden. In hun graven namen ze mooie spullen mee. Dat noem je grafgiften. Ze geloofden dat de goden hier blij mee zouden zijn. Tegenwoordig zijn er ook boeren. Deze boeren maken gebruik van moderne technologie om voor hun dieren te zorgen. Vaak verbouwen ze maar één ding, of hebben ze maar één soort dier op hun boerderij. Ook wonen ze in een boerderij met allemaal verschillende kamers, niet bij het vee. Extra Info: Zo makkelijk is het allemaal niet De boeren hadden niet altijd een makkelijk leven. Soms mislukte de oogst door het slechte weer. Dan was er weinig te eten en hadden de mensen honger. Soms was het mooi weer, maar dan groeiden de planten nog niet goed. De boeren kwamen er achter dat je de grond soms een jaar moest laten rusten. Dan kwam er weer voeding voor de planten in de grond. Misoogsten waren heel erg voor boeren. Ze konden ontstaan door te warm of te koud weer, erosie en uitputting van de grond. Boeren hebben tegenwoordig ook nog te maken met misoogsten. Dieren zoals insecten, vogels of knaagdieren kunnen een oorzaak zijn. Maar ook het weer kan een oorzaak zijn van misoogsten. Bijvoorbeeld door te veel of te weinig regen. Het gevolg daarvan is dat er minder oogst van het land komt en dat de prijs in de winkel omhoog gaat. Boeren proberen misoogsten te voorkomen door te sproeien bij droogte en waar mogelijk eerder te oogsten als het veel regent. Ook bemesten boeren de grond om het vruchtbaar te houden. De boeren besproeien soms ook hun producten om insecten te doden of zetten vallen om knaagdieren te weren. Om de grond los te maken, gebruikten de boeren eerst stokken en botten. Later vonden ze de ploeg uit. Daar kon je de grond makkelijk mee losmaken. Een andere belangrijke uitvinding was het (houten) wiel. Hierdoor konden er karren gebruikt worden. En ook kwamen de boeren er achter dat de poep van dieren goed was voor het land en de gewassen. Tegenwoordig noemen we dat mest. De boeren werden eerder ziek dan de jagers. Dat kwam omdat ze met meer mensen en dieren bij elkaar leefden. Ook aten ze minder gezonde dieren en ander eten. De dieren in hun huizen namen insecten mee en er kwamen ratten en muizen. Hierdoor werden ze sneller ziek.
Week 4DEF: Grieken Info: Het oude Griekenland 2500 Jaar geleden konden de Grieken al lezen, schrijven, mooie kleren maken en grote gebouwen neerzetten. Dat kwam, omdat de Grieken goed konden nadenken. Dingen die ze hadden bedacht, probeerden ze uit. Voorbeelden hiervan zijn: - op zoek gaan naar betere grond; soms veroverden ze die grond. - ze gaven de bewoners de macht. Iedereen was gelijk. Ze noemden dit een democratie. Toch was het niet helemaal zoals tegenwoordig: alleen mannen mochten stemmen. Vrouwen moesten thuisblijven en voor het huishouden zorgen. Ook slaven en buitenlanders mochten zich niet met deze zaken bemoeien. De Grieken hielden erg van sport. De eerste Olympische Spelen zijn in Griekenland georganiseerd. Dit was in het jaar 776 vóór Christus bij de berg Olympus. Mensen die veel nadachten over moeilijke vragen noemt men filosofen. Zij zochten de antwoorden door over vragen na te denken of door er met elkaar over te praten. Bij de oude Grieken waren er voor het eerst mensen die de antwoorden op ‘waaromvragen‘ gingen zoeken in de natuur. Ze probeerden de vragen op te lossen door het te onderzoeken. Deze onderzoekers noemt men wetenschappers. Extra Info: Goden en helden De oude Grieken kenden veel goden. Verhalen over deze goden noem je mythen. Zeus was de oppergod. Hij was de baas over de hemel en de aarde. Zeus kreeg ook kinderen. De goden leken op mensen. Ze konden alles wat mensen ook kunnen. Ze konden alleen niet doodgaan. Voorbeelden van goden zijn: Zeus: oppergod van hemel en aarde Aphrodite: godin van de liefde Artemis: godin van de jacht Ares: god van de oorlog Pallas-Athene: godin van de kunst en van wijsheid en het verstand. Er waren ook mythen over helden. Helden gingen wel dood. Voorbeelden van helden: Heracles: hij was heel sterk en zou als baby al twee slangen hebben gewurgd. Toen hij groot was heeft hij twaalf bovenmenselijke opdrachten voltooid. Odysseus: Hij was een belangrijk man in de oorlog met de stad Troje. Hij bouwde een enorm groot paard. Daar verstopte hij zichzelf en zijn leger in. De bewoners van Troje trokken het paard naar binnen. Zo konden ze de stad Troje veroveren.
Week 5DEF: Romeinen Info: Romeinen Toen de Romeinen Nederland veroverden, eindigde de prehistorie in Nederland. De Romeinen konden lezen en schrijven en schreven ook boeken. De Romeinen en de Grieken leken veel op elkaar. De Romeinen hadden bijvoorbeeld ook een groot en sterk leger. Julius Caesar was een belangrijke man in Rome. Samen met zijn leger heeft hij bijna heel West-Europa veroverd. De rivier de Rijn was de grens. De mensen die toen in Nederland woonden, heetten Germanen. De Romeinen wezen een Germaanse stam aan die de baas mocht worden. Dat waren de Bataven. De Romeinen bouwden grote en sterke steden zoals Nijmegen, Voorburg, Maastricht, Utrecht en Heerlen. De Romeinen spraken Latijn. Het geloof van de Romeinen leek in het begin op het geloof van de Grieken. Er waren veel goden en één oppergod. De oppergod van de Romeinen was Jupiter en de oppergod van de Germanen was Wodan. Vanaf het jaar 300 werd het christendom de belangrijkste godsdienst voor de Romeinen en de Germanen. Extra Info: Romeinse architectuur De gebouwen van de Grieken en Romeinen lijken op elkaar. Bijvoorbeeld: De Grieken bouwden hun theater als een halve cirkel. De Romeinen bouwden ze helemaal rond. Dat noemde je een amfitheater. Amfitheater betekent dubbel theater. Een beroemd theater is het Colosseum in Rome. Daar werden veel gevechten gehouden. Zowel zeegevechten als gevechten tussen gladiatoren. De Romeinen bouwden ook tempels. De tempel was een plaats op aarde voor de goden. De tempel had de vorm van een driehoek. Een bekende tempel is het Pantheon in Rome. Zuilen zijn grote pilaren en werden gebruikt om iemand te bedanken. Of om een overwinning te vieren. Thermen zijn een soort badhuizen. Er waren thermen voor belangrijke mensen en voor gewone mensen. Mensen gingen naar de thermen omdat ze thuis geen badkamer hadden. Ook vonden ze het in de thermen vaak gezellig. Wegen waren voor de Romeinen erg belangrijk. Zo konden ze overal makkelijk en snel komen. Handig als ze ergens snel moesten zijn om een gevecht te leveren. De wegen begonnen allemaal in Rome. Wij kennen nog het spreekwoord: ‘Er zijn meerdere wegen die naar Rome leiden.’ Dit betekent dat er meer manieren zijn om je doel te bereiken. Een aquaduct is een brug om water te verplaatsen. De Romeinen hadden aquaducten nodig omdat er nog geen waterleidingen water. Via een aquaduct werd het water vanuit de zee, een rivier of meer, naar de (bad)huizen gebracht.