eme e
Cultuur
n t e
9 g
Begraven en cremeren in de prehistorie Rond kerkhoven, begraafplaatsen en andere zaken die met de dood te maken hebben, hangt vaak een waas van geheimzinnigheid en mystiek. Zeker prehistorische begraafplaatsen als hunebedden en grafheuvels, spreken sterk tot de verbeelding. Wellicht is de reden hiervoor, dat deze bouwwerken ook nu nog steeds omgeven zijn door raadsels en onbegrepen zaken. Het is dan ook niet voor niets dat hunebedden en grafheuvels in verband worden gebracht met spoken en boze geesten. Hun opvallende plaats in het landschap versterkt het mysterie. En het is de vraag of we ooit wel op alle vragen een antwoord zullen krijgen…
Deze brochure gaat over de manier waarop in de prehistorie de overledenen werden begraven . In Apeldoorn en omgeving zijn tegenwoordig nog overblijfselen te zien van begraafplaatsen uit de Nieuwe Steentijd ofwel het Neolithicum (4900-2000 voor Chr.), de Bronstijd (2000800 voor Chr.) en de IJzertijd (800-12 voor Chr.). In die lange periode van zo’n 5000 jaar zijn er veel ontwikkelingen geweest op het gebied van begraven en cremeren.
historisch
Apeldoorn
Hunebedden en vlakgraven De oudste grafmonumenten die duidelijk zichtbaar zijn en tot ieders verbeelding spreken, zijn de hunebedden. Ze zijn gebouwd door het volk van de Trechterbekercultuur dat van ongeveer 3400 tot 2850 voor Chr. in Nederland leefde. Zij bouwden de hunebedden, of grafkamers, van zwerfstenen die wel duizenden kilo’s zwaar zijn. Oorspronkelijk waren ze bedekt met een aarden heuvel. In tegenstelling tot Drenthe, waar de meeste hunebedden voorkomen, zijn dergelijke hunebedden op de Veluwe nooit gevonden. De reden hiervoor is waarschijnlijk, dat op de Veluwe geen grote en zware zwerfstenen voorkomen die nodig waren voor het bouwen van de hunebedden. Dat wil echter niet zeggen dat het volk van de Trechterbekercultuur in deze omgeving niet voorkwam. De Trechterbekercultuur kende namelijk ook vlakgraven. Dat zijn kuilen waarin de overledenen werden begraven.
Een hunebed in Drenthe
Tijdsbalk Nieuwe Steentijd (4900 - 2000 voor Christus)
Het eerste vlakgraf van de Trechterbekercultuur dat in ons land is opgegraven, is gevonden in Apeldoorn, bij het Uddelermeer. De vondst werd in 1908 gedaan door de oudheidkundige dr. J. H. Holwerda. Aan de oppervlakte van dergelijke vlakgraven is eigenlijk niets te zien. Hun eenvoud en het feit dat er in elk vlakgraf maar één keer werd begraven, bieden echter voordelen die we vaak missen bij de imposante hunebedden waarin over langere tijdsperioden meerdere mensen werden bijgezet. Doordat er geen verstoring heeft plaatsgevonden, zijn de grafgiften die de overledene meekreeg voor het hiernamaals in deze vlakgraven helemaal bewaard gebleven! Ze bieden ons dus een vollediger beeld van het verleden dan de hunebedden, omdat daarvan de meeste in de loop van de tijd werden leeggeroofd of opgegraven.
Grafheuvels Tijdens het laatste deel van de Nieuwe Steentijd kwam er verandering in het grafritueel. De doden werden nog steeds in individuele graven bijgezet, maar vervolgens werd over elk graf een heuvel opgeworpen. Vanaf die tijd behoren grafheuvels, zowel in als buiten ons land, tot de bekende verschijnselen in het landschap. In Nederland alleen al zijn er zo’n 1300! De meeste treffen we aan op zandgronden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er veel terug te vinden zijn op de Veluwe. In de gemeente Apeldoorn liggen er zelfs meer dan 150. Net als elders in het land stammen onze Veluwse grafheuvels niet alleen uit het laatste deel van de Nieuwe Steentijd, aangezien de grafheuveltraditie zich voortzet in de Bronstijd.
Grafheuvel bij Hoog Soeren
Bouw van een grafheuvel Oorspronkelijk werd eerst de overledene begraven waarna over het graf de heuvel werd opgeworpen. Het graf kwam hierbij centraal onder de heuvel te liggen. Tenslotte kon rond de grafheuvel nog een greppel gegraven of een krans van palen aangebracht worden. Op de Veluwe kennen we zowel grafheuvels met greppels als grafheuvels met paalkransen. Daarnaast komen hier grafheuvels voor zonder een dergelijke structuur. Van de paalkransen en de greppels is tegenwoordig niets meer als zodanig te zien; het hout van de palen is weggerot en de greppels dichtgeslibd. Aan verkleuringen in de grond weten we echter dat ze er geweest zijn. Het vermoeden is, dat de prehistorische boeren deze paalkransen en greppels aanbrachten om zo een duidelijke grens te trekken tussen de wereld van de doden en die van de levenden. De prehistorische boeren die de grafheuvels opwierpen, gebruikten daarvoor gewoonlijk materiaal dat in hun gebied ruimschoots voorhanden was. Op de zandgronden – en dus ook in Apeldoorn en de Veluwe – werden voor de bouw van de grafheuvels plaggen gebruikt die vol zaten met zand. Deze plaggenstructuur is tegenwoordig een duidelijk kenmerk voor de grafheuvels in onze omgeving.
Bronstijd (2000 - 800 voor Christus)
a) Grafheuvel met een centrale begraving. b) Grafheuvel met een centrale begraving en een nabijzetting in de voet van heuvel. c) Grafheuvel met een nieuwe (tweede) centrale begraving waar overheen een nieuwe ophogingslaag is aangebracht. d) De begraving van crematieresten onder in de kuil van een paalkrans. (Naar L. Theunissen)
IJzertijd (800 - 12 voor Christus)
Inhumatie- en crematiegraven
Aanvankelijk werden de doden in de grafheuvels bijgezet. We hebben dan te maken met de zogenaamde inhumatiegraven. Op een gegeven moment ging de mens er echter toe over om de overledenen eerst te cremeren alvorens ze te begraven. En daarmee krijgen we de crematiegraven. Lange tijd komen crematie en inhumatie naast elkaar voor, maar in de Late Bronstijd komen in ons land uitsluitend crematies voor. De grafheuvel kon daarbij direct over crematieresten opgeworpen worden maar ook konden de resten eerst in een doek of een stuk huid gewikkeld worden. Een andere mogelijkheid was om de crematieresten in een aardewerken pot, een urn, te stoppen.
een idee van de benodigde hoeveelheid hout te geven: men neemt aan dat als voor de crematie dennenhout gebruikt is, men voor een volwassen persoon van 70 kilo zeker 140 kilo hout nodig heeft gehad. Dat is dan ongeveer 2,8 kubieke meter. De crematie zelf moet – afhankelijk van allerlei factoren – drie tot acht uur in beslag hebben genomen.
Waar de crematies op de Veluwe hebben plaatsgevonden, is niet bekend. Voor verbrandingslocaties zijn geen aanwijzingen aangetroffen. Wel is duidelijk dat voor de crematies een brandstapel van hout nodig is geweest. Welk hout daarvoor in deze contreien is gebruikt, is onbekend. Om
Hergebruik
Nepheuvel
Soms werd de heuvel hergebruikt. Er vond dan aan de bovenkant, in het midden van de heuvel een nieuwe begrafenis plaats. Vervolgens werd de heuvel opgehoogd en vergroot waarbij ook de eventueel aanwezige paalkrans of greppel vernieuwd moest worden. Een dergelijke heuvel noemen we een tweeperiodenheuvel. Als er meer begravingen bijkwamen, spreken we van een meerperiodenheuvel. Dergelijke begravingen konden in de zijkant van de heuvel plaatsvinden. Men heeft ze echter ook wel langs de rand van de heuvel aangetroffen, echter steeds binnen de greppel of paalkrans als deze aanwezig waren.
Naast de genoemde soorten grafheuvels is de ‘nepheuvel’ het vermelden waard. De wind kan zand opstuiven waardoor stuifzandheuvels kunnen ontstaan. Soms is de gelijkenis zo sterk, dat alleen archeologisch onderzoek uit kan wijzen of we met een echte grafheuvel of met een stuifzandheuvel te maken hebben.
Weinig grafheuvels teruggevonden Als grafmonument moesten de grafheuvels de herinnering aan de dierbare overledenen levend houden. Maar het aantal van 1300 grafheuvels in Nederland maakt ons duidelijk dat niet iedere dode in een grafheuvel terechtgekomen is. Waarschijnlijk hebben velen hun laatste rustplaats in een vlakgraf gekregen. Dat soort graf is bijzonder moeilijk terug te vinden, waardoor veel informatie hierover ontbreekt. Een andere mogelijke manier om de doden bij
zich te houden, was door het lijk bloot te stellen aan de elementen. Daarna konden de ontvleesde beenderen in huis bewaard worden. Dergelijke gebruiken zijn in onze ogen misschien wat vreemd, maar elders op aarde zijn ze ook tegenwoordig nog steeds de gewoonste zaak van de wereld.
Urnenvelden Tegen het einde van de Bronstijd diende zich opnieuw een opvallende verandering aan. De mensen bleven hun dierbare overledenen gewoon cremeren, maar de begraving van de resten vond nu plaats in urnenvelden. De urnen met de crematieresten werden in kleine, ondiepe kuiltjes geplaatst. Daarna kwam er een heel klein heuveltje overheen: de grafheuvel was daarmee teruggebracht tot een kleine grafbult. De urnenvelden kennen hun hoogtepunt – voor zover we daar van kunnen spreken – tijdens de IJzertijd.
Urnenvelden waren vaak enkele eeuwen in gebruik. Uit deze gebruiksduur en het aantal aanwezige urnen kan worden afgeleid dat ze door hooguit enkele gezinnen gebruikt werden. We hebben dus met een soort familiebegraafplaatsen te maken. Net zoals de grafheuvels treffen we de urnenvelden vooral op de hogere zandgronden aan. In de gemeente Apeldoorn is een aantal urnenvelden teruggevonden.
Grafgiften en stuifmeel: belangrijke informatiebronnen In het merendeel van de onderzochte grafheuvels zijn niet alleen menselijke resten of sporen daarvan aangetroffen. Er zijn ook grafgiften gevonden. Tot die grafgiften behoren vuurstenen gereedschappen zoals pijlpunten en dolken, maalstenen van zandsteen, bekers van aardewerk waarin wellicht voedsel of drank zat, en sieraden van onder andere barnsteen. Dergelijke grafgiften vertellen ons over het dagelijks leven in de prehistorie. Overigens leveren urnenvelden in vergelijking met grafheuvels weinig informatie over het verleden op. De reden hiervoor is dat ze doorgaans alleen crematiegraven bevatten; grafgiften komen er vrijwel niet in voor.
Urn - zijaanzicht
Behalve de grafgiften, is ook de bodem direct onder de grafheuvels vaak een belangrijke informatiebron over het leven in de Nieuwe Steentijd en de Bronstijd. Sinds het opwerpen van de grafheuvel is de grond direct eronder namelijk niet meer verstoord geweest. Er kan daar stuifmeel (pollen) voorkomen van planten en bomen die in het gebied groeiden toen de heuvel opgeworpen werd. Door dit te onderzoeken, kan men meer te weten komen over hoe de flora er in die tijd in dat gebied uitzag.
Urn met crematieresten
Waar woonden de prehistorische mensen ? Op de Veluwe zijn honderden grafheuvels en tientallen urnenvelden te vinden. Woonden de mensen hier destijds dicht bij of kwamen ze van ver om hun doden te begraven? Afgaand op de huidige kennis mogen we aannemen dat de meeste nederzettingen zich aan de rand van de Veluwe bevonden, in de nabijheid van de begravingen.
Klokbeker
Bescherming van prehistorische grafmonumenten De prehistorie leeft met haar oude grafmonumenten tot in onze tijd voort. Grafheuvels en urnenvelden vragen om onze bescherming want anders zullen ze ooit definitief tot het verleden behoren. In de loop der tijd zijn al heel wat grafheuvels verloren gegaan door schatgraverij en door plaggen steken. Vroeger gebruikte men deze plaggen als een soort stro in de stallen van het vee. Verder betekenden heideontginningen vaak het einde van urnenvelden. Door deze grafmonumenten de status van archeologisch monument te geven, krijgen ze de bescherming die ervoor zorgt dat verdere teloorgang een halt wordt toegeroepen. Toch is deze bescherming geen garantie voor het ongeschonden voortbestaan van deze oeroude grafmonumenten.
Konijnen trekken zich niets van onze wetten aan en gaan lustig verder met het graven van hun holen in grafheuvels. Ook bomen op grafheuvels en urnenvelden kunnen schade veroorzaken. Hun wortels kunnen onder de grond heel wat ravage aanrichten. Regelmatige controle van onze archeologische grafmonumenten is dan ook geen overbodige luxe. Deze controle kan men laten uitvoeren door daarin gespecialiseerde bedrijven. Zo laat de gemeente Apeldoorn onder andere archeologische grafmonumenten regelmatig controleren en onderhouden door de Archeologische Monumentenwacht. Als u als particulier een grafheuvel op uw terrein heeft, kunt u zich voor advies en eventueel subsidie richten tot de gemeente.
Grafheuvels bekijken Van de vele grafheuvels die op het grondgebied van de gemeente Apeldoorn aanwezig zijn, ligt maar een beperkt deel op of langs vrij toegankelijke plaatsen. Wie ze met eigen ogen wil aanschouwen, kan daarvoor onder andere terecht bij Hoog Soeren. Als men Hoog Soeren in zuidelijke richting verlaat, in de richting van de Asselsche Heide, liggen rechts van de weg drie grafheuvels. De heuvels liggen vlak na het wildrooster in de Soerenseweg en zijn vanaf de weg goed zichtbaar. Ook in het Spainkbos aan de Loolaan, nabij het centrum van Apeldoorn, zijn enkele grafheuvels te zien. Zo op het eerste gezicht lijkt het bezoek aan deze prehistorische ‘dodenakker’ niet veel voor te stellen, want op één na zijn ze nauwelijks zichtbaar. Die ene uitzondering is echter wel bijzonder; de grafheuvel is niet alleen een stuk groter dan de rest, maar heeft in de loop van de tijd ook voor nogal wat discussie gezorgd. Want was het wel een grafheuvel? Onlangs bood de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek uitkomst. Het twijfelgeval bleek een meerperiodengrafheuvel!
Colofon Uitgave Gemeente Apeldoorn, Afdeling Bouwtoezicht en Monumenten Foto’s en illustraties CODA / Gemeente Apeldoorn Opmaak Update Design, Apeldoorn Druk Felua-groep, Apeldoorn Oplage 2000 augustus 2004 Verantwoording Voor deze brochure is onder andere gebruik gemaakt van informatie uit teksten van H.J. Reusink en L. Theunissen.