Rapport
KLANTTEVREDENHEIDS ONDERZOEK WMO
Gemeente Medemblik juli 2015
www.ioresearch.nl
COLOFON
Uitgave I&O Research Van Dedemstraat 6c 1624 NN Hoorn 0229-282555 Rapportnummer 2015/concept Datum Juli 2015 Opdrachtgever Gemeente Medemblik Postbus 45 1687 ZG Wognum Auteur(s) Jorn Bijkersma Wouter Andringa, MSc drs. Ankie Lempens
Bestellingen Exemplaren zijn verkrijgbaar bij de opdrachtgever.
Het overnemen uit deze publicatie is toegestaan, mits de bron duidelijk wordt vermeld.
Klanttevredenheidsonderzoek Wmo Colofon
INHOUDSOPGAVE Samenvatting ....................................................................................................................... 5 Inleiding ........................................................................................................................ 5 Belangrijkste uitkomsten ................................................................................................. 5 1.
2.
3.
4.
5.
Inleiding ...................................................................................................................... 8 1.1
Achtergrond........................................................................................................... 8
1.2
Werkwijze ............................................................................................................. 8
1.3
Respons ................................................................................................................ 8
1.4
Analyse ................................................................................................................. 8
1.5
Leeswijzer ............................................................................................................. 8
Wonen, leven en welzijn ............................................................................................ 10 2.1
Betrokkenheid bij de buurt .................................................................................... 10
2.2
Actief in de buurt ................................................................................................. 10
2.3
Oordeel woonomgeving ......................................................................................... 11
2.4
Voorzieningen ...................................................................................................... 12
Participatie ................................................................................................................ 14 3.1
Vrijwilligerswerk ................................................................................................... 14
3.2
Mantelzorg .......................................................................................................... 14
3.3
Verenigingen ....................................................................................................... 16
3.4
Sociale kracht ...................................................................................................... 17
Zelfredzaamheid ........................................................................................................ 19 4.1
Ondersteuningsbehoefte........................................................................................ 19
4.2
Sociale contacten ................................................................................................. 20
4.3
Huidige ondersteuning .......................................................................................... 20
4.4
Financiën............................................................................................................. 22
4.5
Levensbestendigheid woning / dorp ........................................................................ 22
Voorzieningen ........................................................................................................... 25 5.1
Informatie ........................................................................................................... 25
5.2
Hulpverlening wijkteam ......................................................................................... 26
5.3
Keukentafelgesprek .............................................................................................. 27
Bijlage 1. Achtergrondkenmerken ..................................................................................... 29
Klanttevredenheidsonderzoek Wmo Inhoudsopgave
SAMENVATTING
Klanttevredenheidsonderzoek Wmo Samenvatting
4
Samenvatting Inleiding De gemeente Medemblik heeft de sociale en eigen kracht van haar inwoners middels onderzoek in kaart gebracht. Dit onderzoek, dat is uitgevoerd door I&O Research, rapporteert over de onderwerpen: leefbaarheid, maatschappelijk meedoen en sociale samenhang. Deze thema’s zijn onderdeel van de 1meting van de Monitor Sociaal Domein Medemblik die in het kader van de drie decentralisaties in 2013 is gestart. Met de monitoring volgt de gemeente de situatie, de ontwikkelingen en prestaties rondom de zorgdienstverlening en de sociale kracht van de inwoners. Deze klantervaringsmeting geldt daarnaast als verantwoordingsinstrument in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo), die een jaarlijks onderzoek onder ‘een’ Wmo-doelgroep voorschrijft. In juni 2015 zijn de inwoners van Medemblik die lid zijn van het Westfrieslandpanel per e-mail uitgenodigd om een online vragenlijst in te vullen. 215 panelleden deden mee. Hieronder vatten we de belangrijkste resultaten van het onderzoek samengevat.
Belangrijkste uitkomsten Gemiddeld grote betrokkenheid bij de buurt en buren Inwoners van de gemeente Medemblik voelen zich betrokken bij de buurt en vinden het er prettig wonen. De sfeer, het groen en de veiligheid in de buurt worden met een ruime voldoende beoordeeld (7+). De verkeersveiligheid en het voorzieningenniveau kunnen beter, maar krijgen wel een voldoende (6+). Het ruimtelijke en landelijke karakter van Medemblik en ‘aardige buren’ zijn de meest gegeven onderbouwing van het ervaren woon- en leefplezier. Punt van aandacht: één op de vijf inwoners ervaart wel eens onveiligheidsgevoelens. Openbaar vervoer en voorzieningen voor jongeren kunnen verbeteren Het voorzieningenniveau kan op punten verbeteren, zo vindt een deel van de bewoners. Met name over het aanbod aan openbaar vervoer, uitgaansmogelijkheden en voorzieningen van jongeren is ongeveer één op de vijf inwoners ontevreden. Over het aanbod aan sport, dagelijkse boodschappen en medische en zorgvoorzieningen is weer ruim de helft tevreden. Om zelfstandig te kunnen blijven wonen, vinden bijna alle bewoners 1. de huisarts in de buurt, 2. internet en 3. vervoersmogelijkheden van belang. Drie van de vijf inwoners geven aan dat hun huidige woning – eventueel na enkele kleine aanpassingen – ook voor de oude dag geschikt is. Veel inwoners actief als vrijwilliger en dat kan nog groeien! Bijna tweederde van de inwoners is op de één of andere manier actief als vrijwilliger. Er bestaat een behoorlijk groeipotentieel aan inwoners die nu nog niet actief zijn om hun leefomgeving te verbeteren of om elkaar te ondersteunen, maar hiervoor wel belangstelling hebben. Zeventig procent van de inwoners doet wel eens iets voor hun buren: mannen doen dit iets vaker dan vrouwen. Bijna iedereen zegt bereid te zijn een ander te helpen of te ondersteunen, als het hen wordt gevraagd. De meeste mensen zijn bereid vervoer te bieden, te helpen met boodschappen of met klusjes in en om het huis. Slechts 7 procent van de inwoners is niet bereid (of in staat) een ander hulp te bieden. Mantelzorgers voelen zich het best ondersteund door vragen, aandacht en informatie Een derde van de inwoners verleent mantelzorg. Voor hen is waardering vanuit degene voor wie zij zorgen het meest van belang.
Klanttevredenheidsonderzoek Wmo Samenvatting
5
Ruim vier van de tien mantelzorgers hechten belang aan waardering voor de mantelzorgtaken vanuit hun omgeving. Ruim een derde deel geeft aan dat ze zich positief gewaardeerd voelen als andere mensen vragen hoe het met ze gaat en vragen stellen over de mantelzorg die zij bieden. Een kwart van de mantelzorgers vindt het belangrijk waardering voor hun taken te ontvangen vanuit de gemeente. Desgevraagd ziet ruim een kwart dit het liefst in de vorm van een eenmalig bedrag (het voormalig mantelzorgcompliment), 17 procent geeft de voorkeur aan een ‘leuke activiteit’ en 12 procent kiest voor beiden. Het grootste deel van de mantelzorgers geeft aan dat gemeentelijke waardering zich niet in natura hoeft te vertalen, zij wijzen op het belang van kwalitatief goede ondersteuning voor de zorgbehoevende en/of voor hunzelf. Daarbij wordt vooral informatie over vervangende zorg van belang geacht: 42 procent voelt zich vooral daardoor gewaardeerd. Minder gezond is Gemiddeld 27 procent van de inwoners geeft aan lichamelijk en/of geestelijk minder zelfredzaam te zijn en ongeveer 16 procent heeft behoefte aan één of andere vorm van hulp of ondersteuning. Van deze hulpbehoevenden krijgt ongeveer een derde momenteel geen hulp, het grootste deel van deze inwoners zegt zich (nog) wel te kunnen redden. Voor een aantal speelt schaamte of angst voor kosten een belemmerende rol om hulp te vragen. Zo’n tien procent vindt de eigen kring van kennissen te klein en een zelfde deel heeft niet iemand in zijn of haar omgeving bij wie zij met hun dagelijkse problemen terecht kunnen. Geestelijk en/of lichamelijk minder zelfredzame inwoners hebben vaker een gebrek aan sociale contacten, bij hen is het 20 procent. Deze minder zelfredzame inwoners durven ook minder goed naar anderen (of het wijkteam) te stappen met hun problemen. Ondersteuningsaanbod en veranderingen in de zorg bij veel inwoners onbekend In de bekendheid met het ondersteuningsaanbod valt nog een flinke slag te maken. Ongeveer de helft van de inwoners is niet bekend met de verschillende voorzieningen en instellingen uit het zorgaanbod van de gemeente. Slechts een kwart van de inwoners vindt zich goed geïnformeerd over het zorgaanbod en een nog kleiner deel is goed geïnformeerd over de veranderingen in de zorg. De mensen wie de veranderingen in de zorg het meeste aangaat, de minder zelfredzamen, vinden zich nog minder goed geïnformeerd dan gemiddeld. 57 procent vindt dat de gemeente hen niet goed geïnformeerd heeft. Het mantelzorgsteunpunt en de vrijwilligerscentrale zijn bij minder dan de helft van de inwoners bekend (respectievelijk bij 42 en 47 procent). Wat opvalt is dat het relatief nieuwe sociaal wijkteam, al wel bij ruim de helft van de inwoners bekend is. Deel inwoners met lager inkomen ervaart een financiële drempel om hulp te vragen en te sporten Een deel van de inwoners ervaart een financiële drempel om ondersteuning of hulp aan te vragen, ook bij een arts. Van de mensen met een bruto inkomen tot €1.800,- ervaart één op de vijf mensen ‘zeker’ een drempel bij het aanvragen van hulp of ondersteuning en nog eens 20 procent ervaart dit ‘een beetje’. Een krappe beurs staat voor sommigen ook deelname aan sport in de weg: één op de vijf mensen met een lager inkomen, ervaart hierin zeker een drempel. Het aantal mensen dat al een ervaring heeft met het wijkteam is gering: Om die reden was het in het kader van dit onderzoek niet mogelijk om een goed beeld van de ervaringen van inwoners met het wijkteam en het keukentafelgesprek te krijgen.
Klanttevredenheidsonderzoek Wmo Samenvatting
6
1 HOOFDSTUK
Inleiding
Klanttevredenheidsonderzoek Wmo Inleiding
7
1. Inleiding 1.1 Achtergrond Dit onderzoek geeft een beeld van de eigen en sociale kracht van de inwoners van Medemblik, hun ondersteuningsbehoefte, de bekendheid met de veranderingen in de zorg en met het lokaal zorgaanbod. Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van de Monitor Sociaal Domein Medemblik, die in 2013 werd opgezet, als structureel meetinstrument voor de decentralisaties. Daarnaast geldt het onderzoek als verantwoordingsinstrument voor de Wmo.
1.2 Werkwijze Het onderzoek is uitgevoerd in mei en juni 2014, parallel aan het onderzoek Monitor Sociaal Domein. Voor dit onderzoek zijn de inwoners van Medemblik die lid zijn van het Westfrieslandpanel per e-mail uitgenodigd om deel te nemen aan de online vragenlijst. De peiling bevatte 42 vragen over onder andere de leefbaarheid in eigen dorp of buurt, vrijwilligerswerk, mantelzorg, zelfredzaamheid en bekendheid met verschillende voorzieningen. Men had twee weken de tijd om de online vragenlijst in te vullen. Na een week is een herinneringsmail verstuurd.
1.3 Respons In totaal hebben 215 panelleden uit Medemblik de vragenlijst ingevuld. Om geldige uitspraken te kunnen doen is op de respons een weging toegepast naar leeftijd en geslacht waardoor de uitkomsten representatief zijn voor de bevolking van Medemblik.
1.4 Analyse Bij een aantal belangrijke indicatoren wordt er gekeken of er een statistisch verband is tussen leeftijd, geslacht en de indicator (bijvoorbeeld betrokkenheid bij de buurt, vrijwilligerswerk of mantelzorg).1 Hierbij is een betrouwbaarheidsmare van 95 procent aangehouden, dat wil zeggen dat het 95 procent zeker is dat een gevonden verband niet te wijten is aan toeval. Waar een dergelijk verband wordt gevonden, bijvoorbeeld tussen geslacht en het bieden van hulp aan anderen, wordt indien mogelijk ook vergeleken op welke onderdelen het hulpaanbod van mannen en vrouwen verschilt2. Een deel van de vragen is slechts door een beperkt aantal deelnemers ingevuld, omdat zij betrekking hadden op het gebruik van het wijkteam. Bij deze vragen is het niet altijd goed mogelijk om betrouwbare uitspraken te doen over alle inwoners van Medemblik. Waar dit voorkomt wordt in het rapport aangegeven dat deze resultaten indicatief zijn en voorzichtig geïnterpreteerd moeten worden. De antwoordcategorieën ‘weet niet’ en ‘geen antwoord’ zijn, mits anders aangegeven, buiten de analyse gehouden. Indien de percentages niet optellen tot 100 procent is dit het gevolg van afrondingsverschillen.
1.5 Leeswijzer De uitkomsten worden gepresenteerd in vier hoofdstukken. In hoofdstuk twee komen de thema’s wonen, leven en welzijn aan bod. Hoofdstuk drie gaat in op het thema participatie. Zelfredzaamheid is het onderwerp van hoofdstuk vier en het laatste onderwerp is voorzieningen (hoofdstuk vijf). De achtergrondkenmerken van de deelnemers aan deze peiling staan in de bijlage.
1 2
Door middel van de chi-kwadraattoets. Hierbij wordt de Bonferroni Correctie gebruikt voor het doen van meervoudige vergelijkingen.
Klanttevredenheidsonderzoek Wmo Inleiding
8
2 HOOFDSTUK
Wonen, leven en welzijn
Klanttevredenheidsonderzoek Wmo Wonen, leven en welzijn
9
2. Wonen, leven en welzijn De sociale kracht van de gemeenschap begint vaak bij de eigen omgeving. Dat zijn familie en vrienden, maar ook de buurt waarin men woont. Inwoners van Medemblik wonen gemiddeld 30 jaar in hun eigen buurt/dorp.
2.1 Betrokkenheid bij de buurt De meeste inwoners van Medemblik (54 procent) voelen zich enigszins betrokken bij hun buurt, iets meer dan een derde is heel betrokken (figuur 2.1). Inwoners voelen zich ook prettig in de buurt (64 procent), het aandeel inwoners dat zich zeer prettig voelt in de woonomgeving is iets kleiner dan een derde (figuur 2.2). Deze beleving verschilt niet naar geslacht en leeftijd. Figuur 2.1
Figuur 2.2
Hoe betrokken voelt u zich bij dit dorp / deze buurt?
Hoe prettig vindt u uw directe woonomgeving?
10%
1%
5%
heel betrokken
1% 2%
zeer prettig 29%
35%
enigszins betrokken
niet prettig, niet onprettig
nauwelijks betrokken 54%
prettig
onprettig
niet betrokken 64%
zeer onprettig
Tabel 2.1 Opmerkingen en suggesties van bewoners over de woonomgeving POSITIEVE ASPECTEN WOONOMGEVING
BELANGRIJKSTE AANDACHTSPUNTEN
ruimte aardige buren het landelijke rustige omgeving winkels dichtbij
hondenpoep op straat onderhoud wegen/groen parkeerplaatsen verkeersdrukte wegvallen voorzieningen
2.2 Actief in de buurt Actief zijn in de buurt is ook een vorm van betrokkenheid. We onderscheiden drie vormen: 1 de leefbaarheid en veiligheid in de buurt verbeteren door zelf dingen aan te pakken (denk aan schoonmaakacties, buurtpreventie enzovoorts); 2 activiteiten te organiseren om sfeer en contact in de buurt vergroten (denk aan bewonersbijeenkomsten, braderieën, fancy fairs, enzovoorts); 3 deel te nemen aan activiteiten die georganiseerd worden. Meer dan de helft van de inwoners van Medemblik heeft het afgelopen jaar deelgenomen aan activiteiten in de buurt (figuur 2.3). Twee op de vijf inwoners zijn ook betrokken geweest bij de organisatie hiervan. Een kwart van de inwoners heeft (ook) bijgedragen aan het verbeteren van de leefbaarheid en/of veiligheid. Daarnaast geeft 16 tot 36 % van de inwoners die nog niet actief is, wel aan hiervoor belangstelling te hebben. Er is dus groeipotentieel.
Klanttevredenheidsonderzoek Wmo Wonen, leven en welzijn
10
Gemiddeld heeft een derde van de inwoners geen behoefte om op een of andere manier betrokken te zijn in de buurt. Figuur 2.3 Actief zijn in de buurt Heeft u het afgelopen jaar deelgenomen aan leuke activiteiten in de buurt/het dorp?
58%
Bent u het afgelopen jaar actief geweest om de sfeer en het onderling contact in uw buurt/dorp te vergroten?
40%
Bent u het afgelopen jaar actief geweest in uw buurt/dorp om de leefbaarheid en/of veiligheid te…
26%
25%
28%
0% ja
16%
35%
36%
25%
50%
nee, maar wel belangstelling voor
36%
75%
100%
nee, en ook geen behoefte aan
De wijze waarop men actief is in de buurt hangt samen met leeftijd. Inwoners in de leeftijd van 40 tot 54 jaar zijn vaker actief om de sfeer en het onderling contact in de buurt te vergroten dan jongvolwassenen en ouderen. Deze inwoners nemen ook vaker deel aan leuke activiteiten in het dorp dan oudere bewoners. Betrokkenheid bij activiteiten in de buurt hangt niet samen met geslacht.
2.3 Oordeel woonomgeving Inwoners willen graag in hun buurt blijven wonen (figuur 2.4). Men vindt dat ze het maar getroffen hebben met hun woonomgeving en dat mensen op een prettige manier met elkaar om gaan. Iets meer dan de helft van de inwoners vindt ook dat er veel saamhorigheid is. Ongeveer tien procent van de inwoners denkt aan verhuizen. Verder voelt 20 procent van de inwoners zich wel eens onveilig in de eigen woonomgeving, vooral vanwege inbraken, verkeersdrukte of (verstikkende) sociale controle. Figuur 2.4 Stellingen woonomgeving De mensen in dit dorp/deze buurt blijven hier graag wonen
21%
Als je in dit dorp/deze buurt woont, heb je het getroffen
12%
De mensen gaan in dit dorp/deze buurt op een prettige wijze met elkaar om
11%
Dit is een dorp/buurt met veel saamhorigheid
7% 7%
0%
helemaal mee eens
mee eens
14%
52%
28%
66%
9%
Indien mogelijk verhuis ik uit dit dorp/deze buurt De mensen in dit dorp/deze buurt kennen elkaar nauwelijks
63%
45% 14%
17% 32%
34%
18%
10% 41%
47%
25%
neutraal
Klanttevredenheidsonderzoek Wmo Wonen, leven en welzijn
7%
50%
mee oneens
28%
75%
100%
helemaal mee oneens
11
Inwoners beoordelen de sfeer in de eigen woonomgeving met een 7,4 gemiddeld het hoogst van de verschillende aspecten van de woonomgeving (figuur 2.5). Ook de groenvoorzieningen en de veiligheid krijgen een ruime voldoende als rapportcijfer (7,1). De voorzieningen en de verkeersveiligheid krijgen een voldoende, hier zit de meeste ruimte voor verbetering. Figuur 2.5 Rapportcijfer aspecten woonomgeving (1=laag; 10=hoog) sfeer
7,4
groenvoorzieningen
7,1
veiligheid
7,1
voorzieningen
6,4
verkeersveiligheid
6,3
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
2.4 Voorzieningen Het aanbod aan winkels voor de dagelijkse boodschappen en sportvoorzieningen is volgens een ruime meerderheid van de inwoners van Medemblik wel voldoende. Bijna driekwart van de inwoners is hier (zeer) tevreden over (figuur 2.6). Het aanbod aan openbaar vervoer en uitgaansvoorzieningen is volgens de meeste inwoners (te) beperkt, hier zijn meer inwoners ontevreden over dan tevreden. Daarnaast mist 34 procent van de inwoners één of meerdere belangrijke voorzieningen in de buurt. Ook hier worden openbaar vervoer en uitgaans-/ontmoetingsmogelijkheden veel genoemd, maar ook specifieke winkels die men graag in de buurt zou hebben als een slager, drogist, of een Action. Tenslotte missen inwoners een aantal openbare voorzieningen zoals: bibliotheek, gemeentekantoor en politiebureau in de buurt. Figuur 2.6 Tevredenheid voorzieningen winkels voor dagelijkse boodschappen sportvoorzieningen sociale ondersteuning
22%
51%
11%
57%
7%
kinderopvangvoorzieningen
7%
speelplaatsen voor kinderen
6%
medische- en zorgvoorzieningen
6%
toegankelijkheid voetpaden
5%
59%
voorzieningen voor jongeren
27%
31%
0% tevreden
40%
Klanttevredenheidsonderzoek Wmo Wonen, leven en welzijn
14% 13%
24% 47%
25%
50% ontevreden
5%
11% 5% 20%
40%
neutraal
7% 16%
48% 43%
30%
9%
26%
47%
25%
5%
30%
39%
uitgaansvoorzieningen
7% 39%
54%
voorzieningen voor ouderen
zeer tevreden
44%
49%
19%
9%
27%
40%
welzijnsvoorzieningen 5% openbaar vervoer
14%
9% 14%
75%
7%
100%
zeer ontevreden
12
3 HOOFDSTUK
Participatie
Klanttevredenheidsonderzoek Wmo Participatie
13
3. Participatie 3.1 Vrijwilligerswerk Bijna tweederde van de inwoners van Medemblik is op de één of andere manier onbetaald actief (figuur 3.1a). Het gaat dan bijvoorbeeld om een vrijwilligersfunctie in een club, kerk, buurthuis, politiek of zorg. Inwoners in de leeftijd van 40-54 jaar zijn vaker dagelijks actief als vrijwilliger dan inwoners van boven de 55 jaar oud. Mannen en vrouwen zijn ongeveer even vaak actief als vrijwilliger. Een klein deel van de inwoners (17 procent) geeft aan dat zij zeker nog wel meer vrijwilligerswerk zouden willen doen, 52 procent wil dit misschien. Figuur 3.1a
Figuur 3.1b
Bent u op dit moment actief als vrijwilliger?
Bent u bereid in de nabije toekomst wel (of meer) vrijwilligerswerk te doen?
ja, dagelijks
8% 34%
23%
7%
14% 14%
ja, meerdere keren per week ja, 1 keer per week ja, minimaal 1 keer per maand minder dan 1 keer per maand nee
17% 31%
ja, zeker ja, misschien nee, zeker niet
52%
17 % is zeker bereid in de nabije toekomst wel (of meer) vrijwilligerswerk te doen
3.2 Mantelzorg Mantelzorg is de zorg die men geeft als een bekende uit de omgeving, zoals partner, ouders, kind, buren of vrienden, als deze persoon voor een langere tijd ziek, hulpbehoevend of gehandicapt is. Deze zorg kan bestaan uit het huishouden doen, wassen en aankleden, gezelschap houden, vervoer, geldzaken regelen etc. mantelzorg wordt doorgaans niet betaald. Bijna een derde van de inwoners van Medemblik geeft op dit moment mantelzorg (figuur 3.2). Dit zijn iets vaker vrouwen dan mannen. Op basis van dit onderzoek is het niet goed te bepalen of er verschillen zijn in het geven van mantelzorg naar leeftijd, daarvoor waren er te weinig deelnemers jonger dan 55 jaar.
30 % geeft op dit moment mantelzorg
Klanttevredenheidsonderzoek Wmo Participatie
14
Figuur 3.2 Geeft u op dit moment mantelzorg? 6%
ja, dagelijks 8% 11% 4% 1%
70%
ja, meerdere keren per week ja, 1 keer per week ja, minimaal 1 keer per maand minder dan 1 keer per maand nee
Voor deze mantelzorgers is de waardering van degene voor wie zij zorgen het belangrijkste (figuur 3.3). Over het belang van de waardering vanuit de gemeente is de meeste verdeeldheid. Waardering vanuit de gemeente voor de zorg is voor bijna de helft van de mantelzorgers (zeer) belangrijk, maar ook voor meer dan een kwart (zeer) onbelangrijk. Figuur 3.3 Hoe belangrijk is het voor u om waardering te krijgen voor het verlenen van mantelzorg? waardering van degene voor wie u zorgt
12%
49%
waardering vanuit de gemeente voor de 11% zorg waardering van de professionele 11% zorgverlener(s) van degene voor wie u… waardering vanuit uw omgeving voor de 5% zorg
37%
26%
37%
20%
50%
neutraal
onbelangrijk
6% 13%
40%
25%
belangrijk
11%
37%
37%
0% zeer belangrijk
26%
14%
5%
75%
100%
zeer onbelangrijk
Op de vraag waardoor mantelzorgers zich gewaardeerd gaan voelen voor de zorg die zij verlenen kwamen overwegend neutrale antwoorden (figuur 3.4). Praten met andere mantelzorgers draagt het minste bij aan het gevoel van waardering, de andere zaken wel iets, maar niet veel. Figuur 3.4 In welke mate voelt u zich gewaardeerd voor wat u doet, als … ? ... iemand me vraagt hoe het met me 5% 6% gaat
52%
... iemand mij informatie geeft over vervangende zorg
9%
6%
... er wordt geïnformeerd naar de zorg die ik geef
9%
6%
... ik met andere mantelzorgers kan praten
11%
43%
11%
Klanttevredenheidsonderzoek Wmo Participatie
2
50% 3
8%
32% 59%
25%
9%
34%
48%
0% Helemaal niet gewaardeerd - 1
28%
4
5% 20%
75%
100%
Zeer gewaardeerd - 5
15
De gemeente Medemblik wil graag (nog beter) haar waardering laten blijken aan mantelzorgers. Veel mantelzorgers hebben geen behoefte aan een blijk van waardering van de gemeente, liever ondersteuning (bij de zorg) in algemene zin. Mantelzorgers die wel een van de mogelijkheden hebben ingevuld hebben een voorkeur voor een eenmalig bedrag. Figuur 3.5 Hoe zou de gemeente (nog beter) haar waardering aan u als mantelzorgen kunnen laten blijken?
Iets anders namelijk:
eenmalig bedrag 28%
eenmalig bedrag en een leuke activiteit
43%
zelf sneller op zorgaanvragen reageren; geen idee, daarvan zou het niet mogen afhangen; hoeft van mij niet het voelt voor mij al goed; niet perse noodzakelijk maar voor anderen misschien wel. dit is persoonlijk.
een leuke activiteit 12% 17%
een andere blijk van waardering, namelijk:
3.3 Verenigingen Meer dan tweederde van de inwoners (68 procent) is betrokken bij een vereniging of club. Meestal zijn zij lid van een vereniging (46 procent). Eén op de drie doet vrijwilligerswerk voor een vereniging. Jongvolwassenen van 16 tot 39 zijn minder vaak betrokken bij een vereniging of club dan inwoners van 55 jaar of ouder. Figuur 3.6 Bent u betrokken bij een vereniging of club? (meerdere antwoorden mogelijk) ja, door lid te zijn van een vereniging of club
46%
ja, door vrijwilligerswerk te doen voor een…
35%
ja, door bestuurslid te zijn van een vereniging of… ja, door een vereniging of club financieel te… ja, op een andere manier
28% 20% 6%
nee, niet betrokken bij een vereniging of club
32%
0%
25%
50%
75%
100%
Verreweg de meeste inwoners (die lid zijn van een vereniging) zijn lid van een vereniging of club in de eigen buurt of dorp (figuur 3.7). Figuur 3.7 Waar is/zijn deze vereniging(en) gevestigd? (meerdere antwoorden mogelijk) in mijn eigen buurt/dorp
76%
niet in mijn eigen buurt/dorp, maar wel in mijn woongemeente
22%
buiten mijn woongemeente
24%
0%
Klanttevredenheidsonderzoek Wmo Participatie
25%
50%
75%
100%
16
3.4 Sociale kracht Meer dan tweederde van de inwoners helpt de buren wel eens, dit hoeven niet per se directe buren te zijn. Degenen die de buren momenteel niet helpen zouden dit wel doen als het gevraagd wordt, slechts 2 procent van de inwoners zou ook niet bereid zijn te helpen als het gevraagd werd.
70% helpt de buren wel eens
Mannen helpen de buren vaker dan vrouwen, maar dit kan ook zijn omdat mannen vaker een hulpvraag krijgen. De hulpbereidheid (ja of nee, maar zou het wel doen als het gevraagd wordt) is namelijk gelijk. Leeftijd maakt geen verschil voor de hulpbereidheid. De meest eenvoudige vorm van hulp die inwoners willen bieden is vervoer (halen of brengen); drie op de vijf inwoners wil dit wel doen voor de buren. Ook vaak genoemd zijn: helpen met boodschappen doen, klusjes in en om het huis, gezelschap bieden en advies of hulp bij geldkwesties. Mannen bieden liever advies of hulp bij geldkwesties, of het vinden van werk, vervoer of hulp bij klusjes in en om het huis. Vrouwen bieden liever een steuntje aan een gezin bij de opvoeding van kinderen, boodschappen doen of gezelschap (maatje voor iemand zijn). Figuur 3.8 Welke van de volgende vormen van ondersteuning bent u bereid te bieden aan iemand die daaraan behoefte heeft? (meerdere antwoorden mogelijk) vervoer bieden
61%
helpen met boodschappen doen
47%
klusjes in en om het huis
41%
gezelschap bieden
38%
advies of hulp bij geldkwesties
33%
advies of hulp bij psychische…
23%
steuntje bieden aan een gezin…
22%
voor iemand koken of samen eten
21%
advies of hulp bij vinden van werk
17%
advies of hulp bij huiselijk geweld
15%
anders
7%
ik zou geen hulp willen bieden
7%
0%
Klanttevredenheidsonderzoek Wmo Participatie
25%
50%
75%
100%
17
4 HOOFDSTUK
Zelfredzaamheid
Klanttevredenheidsonderzoek Wmo Zelfredzaamheid
18
4. Zelfredzaamheid 4.1 Ondersteuningsbehoefte Ongeveer een kwart van de inwoners van Medemblik schat de eigen gezondheid in als matig of slecht (figuur 4.1). Dit kan een indicator zijn voor een behoefte aan zorg en of hulp, nu of in de nabije toekomst. In totaal geeft 28 procent van de inwoners aan dat hun lichamelijke of geestelijke gezondheid matig of slecht is, deze groep is minder zelfredzaam. Figuur 4.1 Hoe schat u de volgende aspecten momenteel in? uw zelfredzaamheid binnenshuis
41%
uw zelfredzaamheid buitenshuis
53%
36%
uw geestelijke gezondheid
54%
32%
uw lichamelijke gezondheid
uitstekend
6%
56%
25% goed
8%
61%
18%
0%
6%
22%
50%
75%
matig
100%
slecht
De groep inwoners die aangeeft behoefte te hebben aan één of andere vorm van hulp of ondersteuning is iets kleiner dan het aandeel inwoners dat zichzelf lichamelijk of geestelijk minder zelfredzaam vindt, namelijk zestien procent (figuur 4.2). De grootste behoefte is er aan hulp bij klusjes in en om het huis en bij het huishouden. Andere hulpbehoefte die genoemd werd is vooral op het psychische/persoonlijke vlak. Figuur 4.2 In hoeverre heeft u behoefte aan hulp of ondersteuning (meerdere antwoorden mogelijk) bij klusjes in en om het huis
8%
bij het huishouden
6%
bij vervoer/begeleiding naar bezoeken buitenshuis bij de administratie/invullen van formulieren bij de opvoeding van mijn kinderen
3% 3% 1%
bij mijn werk/studie
1%
bij mijn persoonlijke verzorging
1%
anders
6%
Ik heb geen hulp nodig
84%
0%
25%
Klanttevredenheidsonderzoek Wmo Zelfredzaamheid
50%
75%
100%
19
4.2 Sociale contacten Een (uitgebreid) sociaal netwerk is belangrijk voor mensen om op terug te kunnen vallen wanneer mensen hulp nodig hebben met het één of ander. Een kleine meerderheid van de inwoners geeft aan dat er altijd wel iemand in hun omgeving is bij wie zij met hun dagelijkse probleempjes terecht kunnen. Er zijn ongeveer evenveel inwoners wiens sociale leven zich vooral in het eigen dorp/buurt plaatsvind als ook daarbuiten. Tien procent van de inwoners geeft aan dat zij hun kennissenkring te beperkt vinden. Figuur 4.3 Stellingen sociale contacten Er is altijd wel iemand in mijn omgeving bij wie ik met mijn dagelijkse probleempjes…
56%
Mijn sociale leven speelt zich vooral af in mijn eigen buurt/dorp Ik vind mijn kring van kennissen te beperkt
36% 10%
24%
22%
0% eens
33%
11%
40% 67%
25% neutraal
50%
75%
100%
oneens
Inwoners die zichzelf minder zelfredzaam vinden ervaren hun kenniskring eerder te beperkt dan inwoners die wel zelfredzaam zijn (19 procent t.o.v. 7 procent). Minder zelfredzame inwoners hebben ook vaker niemand in hun omgeving bij wie zij met dagelijkse probleempjes terecht kunnen (20 procent t.o.v. 7 procent).
4.3 Huidige ondersteuning Inwoners die hebben aangegeven dat zij behoefte hebben aan één of andere vorm van hulp is ook gevraagd in hoeverre zij op dit moment ook hulp krijgen. Eén op de drie hulpbehoevenden krijgt dit momenteel niet (figuur 4.4). Hulpbehoevenden die wel hulp krijgen, hebben hiervoor in gelijke mate hulp van familie, vrienden of kennissen en betaalde hulp (uit eigen middelen). Figuur 4.4 Krijgt u op dit moment hulp of ondersteuning van anderen? (meerdere antwoorden mogelijk) nee, dat krijg ik niet
35%
ja, van familie, vrienden, kennissen
23%
ja, er is betaalde hulp (uit eigen middelen)
23%
ja, er is hulp vanuit de Wmo / gemeente
14%
ja, er is (onbetaalde) hulp vanuit een vrijwilliger(s)organisatie/kerk
3%
ja, anders
17%
0%
Klanttevredenheidsonderzoek Wmo Zelfredzaamheid
25%
50%
75%
100%
20
De inwoners die hulp krijgen, ontvangen vooral hulp bij het huishouden (figuur 4.5) of bij klusjes in en om het huis. De groep inwoners die hulp ontvangt is te klein om statistisch betrouwbare uitspraken te doen (kleiner dan 50). Het is daarom ook niet mogelijk om verbanden tussen leeftijd/geslacht en hulp te duiden. Figuur 4.5 Welke hulp ontvangt u? (meerdere antwoorden mogelijk) bij het huishouden
48%
bij klusjes in en om het huis
22%
bij de administratie/invullen van formulieren/ financiën
13%
bij de opvoeding van mijn kinderen
9%
bij mijn persoonlijke verzorging
4%
bij mijn werk/studie
4%
anders
43%
0%
25%
50%
75%
100%
* let op: minder dan 50 waarnemingen, uitkomsten indicatief.
Hulpbehoevenden die momenteel geen hulp krijgen, geven ongeveer in gelijke mate aan dat zij niet weten hoe ze dit voor elkaar moeten krijgen, zich schamen om hulp te vragen (of zich er ongemakkelijk bij voelen) of dat het (te) veel geld kost. De meeste hulpbehoevenden geven bij deze vraag echter aan dat er een andere reden is waarom zij geen hulp krijgen: dat hulp eigenlijk ook nog niet noodzakelijk is. Dit komt ook terug bij de vervolgvraag, ‘heeft u eigenlijk (meer) hulp of ondersteuning nodig om uzelf goed te redden? Bijna alle deelnemers zeggen dat zij zich zo goed kunnen redden (13 van de 15). Figuur 4.6 Kunt u aangeven waarom u (nog) geen gebruik maakt van deze hulp of ondersteuning? ik weet niet hoe ik dat moet regelen/waar ik daarvoor moet zijn
16%
Ik weet niet dat dit bestaat/er is
0%
Ik heb er geen tijd voor om dat te regelen
0%
ik schaam me ervoor om hulp te vragen
25%
ik denk dat het (te) veel geld kost
17%
anders
59%
0%
25%
50%
75%
100%
* let op: minder dan 50 waarnemingen, uitkomsten indicatief.
Klanttevredenheidsonderzoek Wmo Zelfredzaamheid
21
4.4 Financiën In hoeverre speelt de financiële situatie van mensen een rol bij het vragen van ondersteuning of bij maatschappelijke deelname? Voor mensen met een lager inkomen kan geldgebrek een drempel zijn om deel te nemen aan het sociale leven (verenigingen e.d.) of om ondersteuning of hulp te vragen (tabel 4.1). Eén op de vijf ervaart ‘zeker’ een drempel om hulp of ondersteuning aan te vragen, om naar een arts te gaan en om lid te worden (of te blijven) van een sportvereniging. Twee op de vijf ervaart geen drempel om lid te worden van een sportvereniging of om ondersteuning te vragen. Voor de helft van de inwoners met een lager inkomen is geld geen drempel om naar een arts te gaan. Tabel 4.1 Ervaart u een financiële drempel om: (indien inkomen <1.800 euro per maand. JA, ZEKER
EEN BEETJE
NEE
NIET VAN TOEPASSING
Lid te worden / te blijven van een sportvereniging
19%
21%
40%
19%
Ondersteuning of hulp aan te vragen
21%
19%
40%
19%
Naar een arts te gaan
19%
13%
53%
15%
Door afrondingsverschillen tellen percentages niet op tot 100%.
4.5 Levensbestendigheid woning / dorp De zelfredzaamheid (in de toekomst) hangt mogelijk ook samen met levensbestendigheid van de eigen woning. Is de eigen woning er op ingericht of kan deze ingericht worden op de oude dag wanneer men mobiliteitsproblemen krijgt?. Een vijfde van de inwoners zegt dat de eigen woning absoluut geschikt is voor de oude dag (figuur 4.7). Twee vijfde van de inwoners zegt dat de woning met wat kleine aanpassingen geschikt zou kunnen worden gemaakt. Figuur 4.7 Is uw woning geschikt om tot op hoge leeftijd te bewonen, ook als uw mobiliteit (of die van een gezinslid) beperkt zou zijn? 10%
1% 20%
28%
42%
ja, daar is mijn woning absoluut geschikt voor ja, maar er zouden wat kleine aanpassingen gedaan moeten worden nee, tenzij er heel veel wordt aangepast nee, daar is mijn woning absoluut niet geschikt voor niet van toepassing
Anders dan verwacht zijn er geen (significante) verschillen tussen inwoners die in meer of mindere mate zelfredzaam zijn in de levensloopbestendigheid van hun woning. Als er al een verschil is dan lijkt het erop dat zelfredzame inwoners een positievere inschatting hebben van de levensloopbestendigheid van de woning dan minder zelfredzame inwoners.
Klanttevredenheidsonderzoek Wmo Zelfredzaamheid
22
Ook de omgeving is belangrijk voor mensen om op de oude dag in de eigen buurt / het eigen dorp te kunnen blijven wonen. Inwoners vinden een huisarts in de buurt de belangrijkste voorwaarde om zelfstandig te kunnen blijven wonen (figuur 4.8), 93 procent vindt dit (zeer) belangrijk. Internet, vervoersmogelijkheden, winkels voor de dagelijkse boodschappen en een veilige woonomgeving zijn daarna de belangrijkste aspecten. De andere aspecten worden relatief iets minder belangrijk gevonden. Figuur 4.8 Hoe belangrijk zijn de volgende aspecten volgens u om zelfstandig te kunnen blijven wonen in uw dorp/buurt? een huisarts
39%
internet vervoersmogelijkheden
een ontmoetingsplek in de directe omgeving
8%
hulp bij kleine klusjes in het huis
7%
anders zeer belangrijk
belangrijk
0% neutraal
Klanttevredenheidsonderzoek Wmo Zelfredzaamheid
14%
61%
12% 9%
13%
56%
24%
een boodschappenservice
10%
54%
28%
een sociaal netwerk in de directe omgeving
8%
58%
31%
een veilige woonomgeving
6%
55%
32%
winkels voor de dagelijkse boodschappen in de…
hulp in het huishouden
54%
36%
56%
25%
57%
6%
29%
52%
30%
59% 43%
11%
25% 14%
25% 50% onbelangrijk
36%
9% 8% 7%
75% 100% zeer onbelangrijk
23
5 HOOFDSTUK
Voorzieningen
Klanttevredenheidsonderzoek Wmo Voorzieningen
24
5. Voorzieningen 5.1 Informatie Bewoners met een ondersteuningsbehoefte kunnen in Medemblik bij verschillende voorzieningen en instellingen voor hulp terecht. De eerste stap is dan dat inwoners op zoek gaan naar (informatie over) deze hulp. De meeste inwoners van Medemblik geven aan geen moeite te hebben met het benaderen van anderen voor hulp bij problemen (figuur 5.1a). Meer dan tweederde van de inwoners durft dit te vragen aan anderen en meer dan de helft zegt hulp of ondersteuning weten te vinden. Inwoners die zelf minder zelfredzaam zijn geven vaker aan dat zij wel moeite hebben om bij problemen anderen in te schakelen of naar het wijkteam te stappen. Figuur 5.1a In hoeverre bent u het eens met de volgende stellingen? Als ik problemen heb, durf ik dit te vragen aan anderen
8%
63%
Als ik hulp of ondersteuning nodig heb, weet ik dit te vinden
55%
Als ik problemen heb, durf ik dit te vragen aan het wijkteam
mee eens
26%
41%
0% zeer mee eens
19%
neutraal
13%
40%
25%
50%
mee oneens
9%
10%
75%
100%
zeer mee oneens
Informatie over het hulp en zorgaanbod in de gemeente en de veranderingen in de zorg bereikt echter maar een gedeelte van de inwoners (figuur 5.1b). 44 % van de inwoners is het niet eens met de stelling dat zij door de gemeente goed zijn geïnformeerd over de veranderingen in de zorg. Ook vindt bijna dertig procent dat zij niet voldoende informatie over het hulp en zorgaanbod in de gemeente krijgen. Van de minder zelfredzame inwoners geeft zelfs meer dan de helft (57 procent) van de inwoners aan dat de gemeente hen niet goed geïnformeerd heeft over de veranderingen in de zorg. Figuur 5.1b In hoeverre bent u het eens met de volgende stellingen? Mijn gemeente heeft mij goed geïnformeerd over de veranderingen in de zorg
13%
Ik krijg voldoende informatie over het hulp- en zorgaanbod in mijn gemeente zeer mee eens
mee eens
0% neutraal
41%
27%
28% 43%
25% 50% mee oneens
16% 24%
75% zeer mee oneens
100%
Er zijn behoorlijke verschillen in de mate waarin inwoners bekend zijn met de voorzieningen en instellingen uit het zorgaanbod van de gemeente Medemblik (figuur 5.2). Het vrijwilligerspunt is de instelling waarmee inwoners het meest contact hebben gehad (11 procent). Maatschappelijk werk is het bekendst, zeven op de tien inwoners kent de instelling. Het minst bekend is het participatie budget, hier is slechts één op de zeven inwoners mee bekend. Er zijn verder geen verschillen in de bekendheid van deze instellingen tussen zelfredzame en minder zelfredzame inwoners.
Klanttevredenheidsonderzoek Wmo Voorzieningen
25
Figuur 5.2 Bent u bekend met de volgende voorzieningen/instellingen? Vrijwilligerspunt
11%
Wijkteam
36%
6%
Mantelzorgondersteuning
46%
5%
Maatschappelijk werk
53% 48%
37%
58%
5%
65%
Wmo-adviesraad
30%
44%
Veilig Thuis
52%
33%
Participatie budget
66%
14%
86%
0%
25%
50%
75%
100%
ja, ik ken de instelling en heb er ook contact mee (gehad) ja, ik ken de instelling, maar heb er geen contact mee (gehad) nee, ik ken de instelling niet
5.2 Hulpverlening wijkteam In totaal 13 deelnemers aan het onderzoek hebben contact met het wijkteam gehad. Aan hen is een aantal aanvullende vragen gesteld over hun ervaringen met de dienstverlening van het wijkteam. Gezien het lage aantal zijn onderstaande resultaten slechts indicatief. Er kunnen op basis hiervan geen uitspraken worden gedaan op het niveau van de gemeente. Het gemiddelde oordeel van de deelnemers over de hulp of ondersteuning die zij van het wijkteam hebben gekregen is 5,9. Het cijfer varieerde van een 1 tot een 8. De vier deelnemers die de hulp van het wijkteam met een onvoldoende beoordeelden gaven aan dat eigenlijk alles mis ging. Dit is (deels) terug te zien in de stellingen over de hulpverlening (figuur 5.3), een klein deel van de deelnemers vindt dat de ondersteuning over hen besliste in plaats van met hen en dat zij eigenlijk niets geleerd hebben van de ondersteuning. Een meerderheid is tevreden over de bereikbaarheid van het wijkteam. Figuur 5.3 Stellingen over hulpverlening van het wijkteam (let op: betreft geen percentages maar absolute aantallen) Ik heb met mensen uit mijn eigen netwerk/omgeving samengewerkt om mijn doelen te (gaan) bereiken
1
7
Ik ben tevreden over de bereikbaarheid van de hulpverlener
9
De medewerker van het Wijkteam besliste met mij over de ondersteuning in plaats van over mij Ik heb voldoende geleerd om na de ondersteuning van het Wijkteam zelf verder te gaan zeer mee eens
mee eens
Klanttevredenheidsonderzoek Wmo Voorzieningen
4
3
7
5
neutraal
1
1
3
mee oneens
1
3
1
3
zeer mee oneens
26
5.3 Keukentafelgesprek Een keukentafelgesprek is een gesprek dat burgers die een hulpvraag hebben samen met de gemeente voeren om in aanmerking te komen voor ondersteuning vanuit de gemeente. Tijdens het keukentafelgesprek komt de specifieke situatie van de burger aan bod: hoe ziet zijn leven eruit, wat is precies zijn vraag, wat wil hij daarmee bereiken? Met een keukentafelgesprek wordt bepaald wat iemand nodig heeft, wat hij zelf of wat zijn omgeving kan doen, en wat de gemeente zou kunnen doen. Het gesprek vindt plaats bij de burger thuis of op het gemeentehuis. In totaal 3 deelnemers aan de peiling hebben in 2014/2015 een keukentafelgesprek gehad. Bij één van deze deelnemers is van te voren duidelijk gemaakt dat men een (onafhankelijk) ondersteuner mag meebrengen, bij de andere twee niet. Het oordeel van deze personen voor de afhandeling van de hulpvraag is gemiddeld een onvoldoende (2, 4 en 8). De personen die een onvoldoende geven voor de afhandeling geven daarbij aan dat partijen langs elkaar heen werken en dat het hen nog steeds onduidelijk is waar zij aan toe zijn.
Klanttevredenheidsonderzoek Wmo Voorzieningen
27
1 BIJLAGE
Achtergrondkenmerken
Klanttevredenheidsonderzoek Wmo Bijlage Achtergrondkenmerken
28
Bijlage 1.
Achtergrondkenmerken
ACHTEGRONDKENMERKEN (1)
GEMIDDELDEN
Woonduur
30 jaar
Leeftijd
59 jaar
ACHTEGRONDKENMERKEN (2)
PERCENTAGES
Geslacht Man
49,8%
Vrouw
50,2%
Leeftijdscategorie 16-39 jaar
7,4%
40-54 jaar
20,5%
55 jaar of ouder
72,1%
Woonsituatie ik woon alleen
14,4%
Ik woon met partner en 1 of meer thuiswonende kinderen
28,8%
Ik woon met partner zonder thuiswonende kinderen
52,1%
Ik woon met 1 of meer kinderen, maar zonder partner
2,3%
Ik woon in bij ouder(s), verzorger(s) / bij broer(s) of zuster(s) / bij andere familie
1,9%
Andere woonsituatie
0,5%
Opleiding Geen onderwijs/basisonderwijs/cursus inburgering/cursus Nederlandse taal
1,4%
LBO / VBO / VMBO (kader- of beroepsgerichte leerweg) / MBO 1 (assistentenopleiding)
12,1%
MAVO / HAVO of VWO (eerste drie jaar) / ULO / MULO / VMBO (theoretische of gemengde leerweg) / voortgezet speciaal onderwijs
12,6%
MBO 2, 3, 4 (basisberoeps-, vak-, middenkader- of specialistenopleiding) of MBO oude structuur (vóór 1998)
24,2%
HAVO of VWO (overgegaan naar de 4e klas) / HBS / MMS / HBO propedeuse of WO Propedeuse
10,7%
HBO (behalve HBO-master) / WO-kandidaats -of WO-bachelor
30,7%
WO-doctoraal of WO-master of HBO-master / postdoctoraal onderwijs
7,0%
weet niet/wil niet zeggen
1,4%
Werksituatie (meerdere antwoorden mogelijk) Ondernemer met personeel
1,9%
ZZP-er/freelancer
7,4%
Werkzaam in loondienst voor minder dan 12 uur per week
1,9%
Werkzaam in loondienst voor meer dan 12 uur per week
35,8%
Arbeidsongeschikt
7,4%
Werkloos/werkzoekend/bijstand
4,2%
Gepensioneerd of VUT
36,3%
Studerend/schoolgaand
1,4%
Huisvrouw/huisman
12,1%
Anders
3,7%
Klanttevredenheidsonderzoek Wmo Bijlage Achtergrondkenmerken
29
Kerkelijk/lid levensbeschouwelijke groepering? Ja
32,1%
Nee
67,9%
Kerkbezoek (indien kerkelijk) Eens per week of vaker
27,5%
Eens per 2 weken
17,4%
Eens per maand
15,9%
Minder dan eenmaal per maand
30,4%
Nooit
8,7%
Inkomen minder dan € 1.050 per maand
5,6%
€1.050 tot €1.400 per maand
8,4%
€1.400 tot €1.800 per maand
7,9%
€1.800 tot €3.100 per maand
35,8%
€3.100 tot €4.400 per maand
12,6%
€4.400 per maand of meer
7,9%
Dat zeg ik liever niet
21,9%
Klanttevredenheidsonderzoek Wmo Bijlage Achtergrondkenmerken
30