Klanttevredenheid pilots Modernisering financieel toezicht gemeenten Meting van klanttevredenheid bij de (2) pilots die zijn uitgevoerd in de provincies Noord-Brabant en Limburg
Adviespunt Onderzoek Provincie Limburg Maastricht, oktober 2009
Inhoud
1.
Samenvatting
pag.
3
2.
Inleiding
6
3.
Resultaten: invulling financiële taak gemeenten
8
4.
Resultaten: werking pilot
14
5.
Resultaten: meerwaarde pilot
17
6.
Resultaten: aansluiting pilot bij behoefte gemeenten
22
7.
Resultaten: enkele specifieke aspecten voor Noord-Brabant
25
8.
Resultaten: enkele specifieke aspecten voor Limburg
33
Bijlage 1: Korte beschrijving pilot Noord-Brabant Bijlage 2: Korte beschrijving pilot Limburg Bijlage 3: Gewenste verandering pilot Limburg
38 39 40
2
1
Samenvatting
Achtergrond van de pilots en de enquête In de provincies Noord-Brabant en Limburg lopen sinds 2005 2 aparte pilots in het kader van modernisering van het financieel toezicht van de Provincie op de gemeenten. Onder de gemeenten in Noord-Brabant en Limburg is een digitale enquête gehouden, waarin gemeenteraden, portefeuillehouders financiën en hoofden financiën zijn bevraagd naar hun ervaringen en meningen over de pilot zoals die in hun provincie wordt uitgevoerd. De pilot in Noord-Brabant kenmerkt zich door een zeer terughoudende vorm van financieel toezicht van de Provincie op de gemeenten. Bij de pilot is de nadruk van het financiële toezicht meer bij de eigen horizontale controle van de gemeenten gelegd. De verantwoordelijkheid voor het vaststellen van een sluitende begroting kwam daarmee geheel bij de raad te liggen, zonder een toets achteraf door de Provincie. Bij de pilot in Limburg heeft de Provincie als financieel toezichthouder zich juist veel actiever opgesteld naar gemeenten toe. De Provincie Limburg biedt de gemeenten in de pilot, naast uitvoering van de formele toezichthoudende functie, diverse extra zaken aan ter ondersteuning van hun financiële taken. De enquête, die is uitgevoerd in het kader van een bredere evaluatie van de pilots, is bedoeld om na te gaan wat de betekenis, de resultaten (meerwaarde) en tevredenheid van de gemeenten is met de in de pilot uitgevoerde vorm van toezicht. Alle uitkomsten van de enquête overziende kunnen de volgende zaken eruit worden gelicht.
Financiële taakuitvoering gemeenteraden, portefeuillehouders en hoofden financiën ¾
¾
¾
Veel gemeenteraden, zowel in Noord-Brabant als Limburg, vinden ten tijde van de pilot dat verbetering nodig is om hun kaderstellende en controlerende taak op financieel gebied beter waar te kunnen maken (in hst. 3 en 8 worden voorbeelden gegeven van zaken die volgens de raden verbeterd kunnen worden). Op de vraag of men zich in staat voelt zijn taak op financieel gebied goed te vervullen, geeft circa 20% van de raden aan hiertoe onvoldoende in staat te zijn. Dit geldt zowel voor Noord-Brabant als Limburg. In tegenstelling tot de gemeenteraden geven portefeuillehouders financiën en hoofden financiën veel minder vaak aan dat verbetering nodig is om zijn/haar financiële taken goed uit te voeren. Toch signaleert nog een redelijk aantal portefeuillehouders en hoofden financiën in zowel Noord-Brabant als Limburg dat zaken verbeterd kunnen worden. Ondanks het signaleren van mogelijkheden tot verbetering, vinden bijna alle ondervraagde portefeuillehouders en hoofden financiën in zowel NoordBrabant als Limburg - in tegenstelling tot de gemeenteraden - dat zij in staat zijn hun financiële taken goed uit te voeren. In Noord-Brabant voert de Provincie een nauwelijks merkbaar financieel toezicht uit op de gemeenten. Opvallend is dat veel ondervraagden in Noord-Brabant, de helft van de gemeenteraden en ruim driekwart van de portefeuillehouders en hoofden financiën, vinden dat zij zonder merkbaar
3
¾
toezicht heel goed in staat zijn hun financiële taken waar te maken. Voorts valt op dat dit cijfer veel hoger ligt dan in Limburg, waar de Provincie een actieve rol vervult naar gemeenten toe. Bij de Limburgse pilot is, gezien de kern van de pilot, expliciet gevraagd in hoeverre de pilot c.q. de rol van de Provincie daarbij, bijdraagt aan de financiële taakuitvoering van gemeenten. De pilot blijkt met name een positieve invloed te hebben op de taken van de portefeuillehouders financiën en hoofden financiën en in veel mindere mate op die van de gemeenteraden. De financiële verdiepingsonderzoeken, de brieven in voor-/najaar en de vraagbaakfunctie hebben voor een kwart tot een derde van de portefeuillehouders en hoofden financiën veel betekent voor hun taakuitvoering. De organisatie van seminars en de provinciale website hebben in mindere mate iets betekent voor gemeenten.
Effecten pilots ¾
In de Limburgse pilot signaleren de gemeenteraden veel vaker (lichte) voordelen als gevolg van de pilot dan bij de pilot Noord-Brabant. Ook portefeuillehouders en hoofden financiën signaleren in Limburg veel vaker dan bij de pilot Noord-Brabant (voornamelijk lichte) positieve effecten op de financiële positie en het financieel beleid van de gemeente als gevolg van de pilot. In Noord-Brabant wordt relatief vaak aangegeven dat de pilot weinig of geen invloed c.q. effect heeft gehad op de financiële positie of beleid van de gemeente. ¾ In de Limburgse pilot signaleren portefeuillehouders en hoofden financiën veel vaker dan bij de pilot Noord-Brabant, dat de pilot hen in staat heeft gesteld zijn/haar financiële taken (in lichte mate) beter te vervullen. In de Noord-Brabantse pilot wordt verhoudingsgewijs vaak aangegeven dat de pilot hierin geen verschil heeft uitgemaakt. ¾ In de Noord-Brabantse pilot signaleren portefeuillehouders en hoofden financiën veel vaker dan in Limburg een licht efficiencyvoordeel als gevolg van de pilot. Het efficiencyvoordeel betreft vooral tijdwinst (minder overleg, minder rapportages e.d.) en minder administratieve lasten (minder procedures e.d.). In Limburg wordt nauwelijks een efficiencyvoordeel opgemerkt. ¾ Bij de pilot Noord-Brabant is, vanwege de kern van de pilot, expliciet gevraagd of de horizontale controle/toezicht door de pilot is versterkt. Een redelijk deel van de ondervraagden signaleert een doorgaans lichte positieve verbetering in de horizontale controle, vooral ten aanzien van de deskundigheid/instrumenten van het ambtelijk apparaat en functioneren gemeenteraad (circa 40% signaleert hierbij een dergelijke licht positieve verandering). Doorgaans vindt een meerderheid van de ondervraagden echter dat er nauwelijks of geen verandering in de horizontale controle is opgetreden. Bijna alle portefeuillehouders en hoofden financiën in Noord-Brabant vinden dat de horizontale controle/toezicht goed is ingericht in hun gemeente. Alleen de gemeenteraden wijken hier vanaf: 21% vindt dat dit niet het geval is.
Tevredenheid met de pilot ¾
De pilot Noord-Brabant blijkt in zijn algemeenheid veel beter aan te sluiten bij de behoefte van gemeenteraden, portefeuillehouders en hoofden financiën dan de Limburgse pilot. Ook is de mate waarin ondervraagden tevreden zijn over de wijze waarop het financieel toezicht in de pilot is geregeld, in Noord-Brabant groter dan in Limburg. Uit de toelichtingen van respondenten in NoordBrabant blijkt, dat zij vooral de eigen gemeentelijke verantwoordelijkheid waarderen, dat ze
4
¾
¾
efficiencyvoordelen ervaren en dat men zelf in staat is goed financieel beleid en controle uit te oefenen, waardoor financieel toezicht niet nodig is c.q. niet nodig hoeft te zijn. Bij beide pilots geeft slechts een kleine minderheid van raden, portefeuillehouders en hoofden financiën aan dat de pilot weinig of niet aansluit bij hun behoefte. Ook geeft in beide provincies slechts een kleine minderheid aan dat men ontevreden is met de wijze waarop het financieel toezicht in de pilot is geregeld. De verschillen bij beide pilots zijn op dit punt (ontevredenheid) vergelijkbaar klein. In Noord-Brabant geven de ondervraagden veel vaker dan in Limburg aan, dat de pilot heel goed aansluit bij de eigen gemeentelijke verantwoordelijkheid.
Tot slot ¾
¾
¾
¾
¾
In de Limburgse pilot onderkennen veel ondervraagden (lichte) positieve effecten van de pilot op de uitvoering van hun financiële taken. In Noord-Brabant is dit in veel mindere mate het geval. Desondanks zijn de ondervraagden in Noord-Brabant meer tevreden over de wijze waarop het toezicht in de pilot is geregeld dan in Limburg en vinden zij ook vaker dat de pilot heel goed aansluit bij hun behoefte. Bij de pilot Noord-Brabant is nog expliciet gevraagd of gemeenten (vormen van) financieel toezicht van de Provincie hebben gemist. Een ruime meerderheid van de gemeenteraden en portefeuillehouders geeft aan geen vormen van financieel toezicht te hebben gemist en hier ook geen behoefte aan te hebben. Opvallend is dat ruim tweederde van de hoofden financiën juist wel aangeeft behoefte te hebben aan een of meer vormen van toezicht. Men heeft dan vooral behoefte aan communicatie met de Provincie in de vorm van overleg, advies (op afroep), vraagbaakfunctie, fungeren als financieel sparringpartner, leveren van kengetallen/brochures. Bij de pilot Noord-Brabant is de gemeenten ook expliciet gevraagd hoe de ideale vorm van toezicht er voor hen uitziet. Voor driekwart van de gemeenteraden en portefeuillehouders en bijna tweederde van de hoofden financiën is het toezicht zoals dat in de pilot is geregeld, de ideale vorm. Een beperkt deel van de ondervraagden geeft aan dat er wat hen betreft een lichte vorm van ‘toezicht’ door de Provincie mag zijn. In beide provincies blijkt nog ruimte te zijn voor de nodige verbeteringen. Een redelijk groot deel van vooral de gemeenteraden, maar - in mindere mate - ook van portefeuillehouders en hoofden financiën, geeft aan dat zaken nog verbeterd kunnen worden om financiële taken beter te kunnen uitvoeren. Dit betreft dan diverse zaken die een gemeente hierbij ter beschikking (kunnen) staan. Voor de gemeenteraden kunnen vooral de art. 213a onderzoeken van B&W en de deskundigheid/ instrumenten van de eigen gemeente verbeterd worden en in mindere mate de inbreng via de Lokale Rekenkamer. Dit geldt voor beide provincies. De positie van de gemeenteraden is een bijzondere. Vooral de gemeenteraden achten in beide pilots vaak verbetering nodig om hun financiële taken beter te kunnen vervullen. Ook acht een vijfde deel van de raden in beide pilots zich niet in staat zijn taken goed waar te maken. In Limburg valt nog op dat gemeenteraden verhoudingsgewijs vaker aangeven weinig bekend te zijn met de inhoud van de pilot.
5
2
Inleiding
Beleidsachtergrond In de Provincies Noord-Brabant en Limburg loopt sedert 2005 een pilot met een andere vorm van financieel toezicht van de Provincie op de gemeenten. In Noord-Brabant behelst de pilot dat de Provincie een zeer terughoudende vorm van financieel toezicht uitoefent (voor een korte beschrijving van de inhoud van de pilot, zie bijlage 1). In de pilot is door terugtreding van de toezichthoudende rol van de Provincie de nadruk komen te liggen op de horizontale controle van de gemeente zelf. De verantwoordelijkheid voor het vaststellen van een sluitende begroting kwam daarmee geheel bij de raad te liggen, zonder een toets achteraf door de toezichthouder. In Limburg houdt de pilot in, dat de Provincie zich op het vlak van financieel toezicht in vergelijking met Noord-Brabant juist meer actief opstelt naar de gemeenten toe. De Provincie stelt in de pilot algemene en specifieke financiële kennis ter beschikking aan de gemeenten (voor een korte beschrijving van deze pilot, zie bijlage 2). Beide pilots hebben instemming van het ministerie van BZK en worden conform afspraken met het Ministerie BZK geëvalueerd, waarbij de evaluatie bestaat uit twee onderdelen: 1. Het meten van de klanttevredenheid. 2. Het nagaan of er financiële rampen bij gemeenten zijn opgetreden. Zijn er artikel 12-aanvragen geweest of zijn die op korte termijn te verwachten? Onderdeel 1 is in 2009 gemeten en maakt samen met onderdeel 2 deel uit van een totale evaluatie van beide pilots in 2010. In het voorliggende rapport wordt verslag gedaan van de uitkomsten van de klanttevredenheidsmeting (onderdeel 1). Voor deze meting is in juni/juli 2009 een digitale enquête uitgezet onder alle 40 gemeenten in Limburg en onder 62 van de 68 gemeenten in Noord-Brabant, die hebben meegedaan aan de pilot. Binnen elke gemeente is de gemeenteraad, portefeuillehouder financiën en hoofd financiën aangeschreven. De uitkomsten van de evaluatie zullen benut worden bij de landelijke discussie die in 2010 gevoerd gaat worden over de modernisering van het financieel toezicht, waarbij betrokken zijn het Ministerie van BZK, de VNG, het IPO en de toezichthouders van alle provincies. Op basis van deze discussie zal de staatssecretaris van BZK een besluit nemen over voorstellen tot wijziging van de wettelijke bepalingen met betrekking tot het financieel toezicht. De enquête is opgesteld, uitgevoerd en gerapporteerd door het onafhankelijke Adviespunt Onderzoek van de Provincie Limburg. De opstelling van de enquête is in overleg gebeurd met de opdrachtgevers i.c. het Bureau Interbestuurlijke Betrekkingen en Toezicht van de Provincie Noord-Brabant en de Cluster Financiën van de Provincie Limburg.
6
Doel enquête Via de enquête onder de gemeenten in Noord-Brabant en Limburg dient inzicht verkregen te worden in de mate waarin gemeenten tevreden zijn over de pilot. In de digitale enquête zijn de gemeenteraden, de portefeuillehouders financiën en de hoofden financiën benaderd. Zij zijn bevraagd op de werking van de pilot, de meerwaarde (resultaten) van de pilot en hun tevredenheid met de pilot. De vragen zijn zoveel mogelijk identiek gehouden om een vergelijking tussen beide pilots mogelijk te maken. Daarnaast zijn per provincie nog enkele specifieke vragen toegevoegd als gevolg van het specifieke karakter van de pilot op een aantal punten. Het voorliggende rapport beschrijft de uitkomsten van de enquête voor beide pilots gezamenlijk, waarbij beide pilots c.q. provincies en de diverse partijen binnen de gemeenten steeds te onderscheiden zijn. In de laatste hoofdstukken worden een aantal specifieke uitkomsten per pilot weergegeven. Het rapport sluit af met een korte slotbeschouwing.
Respons De respons op de digitaal uitgevoerde enquête viel, ook na rappellering, enigszins tegen. De respons is echter voldoende om per pilot en per partij (raden, portefeuillehouders, hoofden financiën) een voldoende representatief beeld te kunnen schetsen. De respons zag er procentueel gezien als volgt uit: gemeenteraden Noord-Brabant: 39% (n = 24) gemeenteraden Limburg: 53% (n = 21) portefeuillehouders Noord:Brabant: 40% (n = 25) portefeuillehouders Limburg: 55% (n = 22) hoofd financiën Noord-Brabant: 56% (n = 35) hoofd financiën Limburg: 53% (n = 21). De respons is per pilot en per partij voldoende representatief, echter ze is niet voldoende om bij respondenten een onderscheid te kunnen maken naar bijv. grootte van gemeente of naar regio. Dergelijke specificaties naar doelgroep blijven in het rapport derhalve achterwege.
7
3
Resultaten: invulling financiële taak gemeenten
In de enquête is aan gemeenteraden, portefeuillehouders financiën en hoofden financiën in Noord-Brabant en Limburg de vraag voorgelegd in hoeverre bepaalde zaken bijdragen aan het goed kunnen vervullen van hun taak op het gebied van financiën (om te zorgen voor een sluitende begroting). De volgende grafieken laten zien in hoeverre diverse zaken als deskundigheid/instrumenten eigen gemeente, lokale Rekenkamer, accountantsrapporten en onderzoeken B&W (art. 213a onderzoeken) hieraan bijdragen.
Bijdrage aan taken: deskundigheid/instrumenten eigen gemeente NB GR LI GR
8% 4% 24%
29%
58% 52%
24%
NB PF LI PF
80% 82%
12% 8% 18%
NB HF LI HF
89% 76%
9% 3% 14% 5% 5%
(heel) veel Redelijk (zeer) weinig NVT/geen mening
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Bijdrage aan taken: Lokale Rekenkamer 29% 19%
NB GR LI GR
NB PF 4% LI PF 9%
33% 43%
40% 18%
31% NB HF LI HF 5%5% 0%
20%
29% 38%
(heel) veel
44% 68%
12% 5%
63%
6% 10%
81% 40%
8%
60%
80%
Redelijk (zeer) weinig NVT/geen mening
100%
8
Bijdrage aan taken: accountantrapporten 54% 48%
NB GR LI GR
33% 33%
8% 4% 19% (heel) veel
68%
NB PF LI PF
20%
50% 43%
NB HF LI HF
46%
24% 0%
4% 8% 9%
41%
52% 20%
40%
60%
9% 3% 19% 5% 80%
Redelijk (zeer) weinig NVT/geen mening
100%
Bijdrage aan taken: onderzoeken B&W naar doelmatigheid/doeltreffendheid NB GR 4% LI GR 10%
25% 19%
54% 48%
NB PF LI PF
32%
40%
18%
41%
34%
43%
33% 0%
20%
32%
14%
NB HF LI HF
20%
17% 24%
60%
8% 9% 9% 19%
48% 40%
(heel) veel
80%
Redelijk (zeer) weinig NVT/geen mening
100%
Circa 80% van de portefeuillehouders en de hoofden financiën vinden, zowel in Noord-Brabant als in Limburg, dat de eigen deskundigheid en instrumenten van de gemeente (heel) veel bijdragen aan een goede uitvoering van hun taken op financieel gebied. De gemeenteraden in beide provincies zijn hier in mindere mate van overtuigd: in beide gevallen vindt ruim de helft (circa 55%) dat dit inderdaad het geval is. Bijna een kwart van de gemeenteraden in Limburg (24%) vindt dat de eigen deskundigheid/ instrumenten van de gemeente hier weinig aan bijdraagt. Voor Noord-Brabant ligt dit cijfer lager, op 8%. Ook de accountantsrapporten leveren volgens redelijk veel, circa de helft van de respondenten nog een grote bijdrage aan het vervullen van hun taken op financieel gebied. Dit geldt zowel voor gemeenteraden, portefeuillehouders als hoofden financiën en voor zowel Noord-Brabant als Limburg (m.u.v. de hoofden financiën in Limburg waar dit cijfer lager ligt). De bijdrage van de Lokale Rekenkamer en van de onderzoeken die door B&W worden geëntameerd (art. 213a onderzoeken naar doelmatigheid/doeltreffendheid) is voor alle partijen in beide provincies relatief beperkt. Wat daarbij opvalt is dat de gemeenteraden aan de bijdrage van de Lokale Rekenkamer beduidend meer belang toekennen dan portefeuillehouders en hoofden financiën doen én dat portefeuillehouders aan de onderzoeken van B&W beduidend meer belang toekennen ten opzichte van wat gemeenteraden hiervan vinden.
9
In de enquête is aan de gemeenten gevraagd of zij verandering ten aanzien van bepaalde zaken nodig vinden om hun taak op financieel gebied beter waar te kunnen maken.
Verandering nodig : D es kundig heid/ins trumenten eig en g emeente 80% 70% 58% 60% 52% 48% 50% 42% 40% 30% 20% 10% 0% NB G R L I G R
72%
68%
63%
62% Ja
32%
33%
29%
Nee
20% 9%
8%
NB P F
L I P F
NB HF
5%
NV T/geen mening
L I HF
Verandering nodig: Lokale Rekenkamer 67% 70% 57% 60% 50% 38% 40% 29% 30% 20% 5% 4% 10% 0% NB GR LI GR
59% 52%
57%
52% Ja
32% 28%
19% 14%
9%
NB PF
29%
29%
20%
LI PF
NB HF
Nee NVT/geen mening
LI HF
Verandering nodig: Accountantrapporten 100% 80%
75%
84%
83%
86%
73%
71%
Ja
60% 40%
Nee
25%
29%
20%
27% 9% 9%10% 5%
8% 8%
NVT/geen mening
0% NB GR LI GR
NB PF
LI PF
NB HF
LI HF
10
Verandering nodig: Onderzoeken B&W naar doelmatigheid/doeltreffendheid 80% 71%
68%
60% 40% 20%
64%
57%
54%
38% 25% 4%
36% 20%
5%
12%
37%
57% Ja Nee
29% 9%
14%
NVT/geen mening
0% NB GR
LI GR
NB PF
LI PF
NB HF
LI HF
Vooral de gemeenteraden signaleren, zowel in Noord-Brabant als Limburg, dat er verandering nodig is om hun taken op het gebied van financiën beter te kunnen waarmaken. Het gaat hierbij vooral om: a. onderzoeken van B&W naar doelmatigheid/doeltreffendheid. 71% Van de gemeenteraden in Noord-Brabant en 57% van de gemeenteraden in Limburg vindt dat hier verbetering nodig is. Bij de portefeuillehouders en hoofden financiën ligt dit cijfer in beide provincies veel lager. Ongeveer een derde van hen vindt dat verandering hierbij noodzakelijk is (bij de portefeuillehouders Noord-Brabant ligt dit cijfer nog lager, n.l. op 20%); b. financiële deskundigheid en/of instrumenten van de eigen gemeente. 42% Van de gemeenteraden in Noord-Brabant en 52% van de gemeenteraden in Limburg vindt dat hierin verbetering nodig is. Veel minder portefeuillehouders en hoofden financiën in beide provincies zijn deze mening toegedaan. Ongeveer 30% van hen vindt dat verbetering op dit punt noodzakelijk is (ook hier ligt het cijfer bij de portefeuillehouders Noord-Brabant nog lager, n.l. op 20%). Op het gebied van de Lokale Rekenkamer en de accountantsrapporten wordt in mindere mate verandering nodig geacht om financiële taken beter te kunnen vervullen. Echter ook hier vinden gemeenteraden vaker dan portefeuillehouders en hoofden financiën dat verbetering nodig is. a. Zo vindt 29% van de gemeenteraden in Noord-Brabant en 38% van de gemeenteraden in Limburg dat verandering nodig is ten aanzien van de Lokale Rekenkamer. Bij de portefeuillehouders en hoofden financiën varieert dit cijfer tussen de 19% en 32%. b. Wat betreft de accountantsrapporten vindt 25% van de gemeenteraden in Noord-Brabant en 29% van de Limburgse raden dat verbetering nodig is. Bij de portefeuillehouders en hoofden financiën ligt dit cijfer veel lager, rond de 10%; alleen bij de portefeuillehouders Limburg ligt het hoger, op 27%. Door de ondervraagden worden de volgende suggesties gedaan om zaken te verbeteren. Gemeenteraden Noord-Brabant: alle gemeentelijke beleidsstukken meer ‘smart’ formuleren, incl. moties en amendementen die raadsleden zelf inbrengen (2x genoemd). Hiervoor kan voor ambtenaren en raadsleden een cursus georganiseerd worden; cursus voor raads- en commissieleden over hoe te handelen met gemeentelijke beleidsstukken (deskundigheidsbevordering);
11
-
meer belangstelling bij raadsleden voor financiële aspecten/zaken; meer financiële deskundigheid in de raad, bijv. door instelling van een breed gedragen, apolitieke financiële raads(leden)commissie, die e.e.a. voor de raad voorbewerkt en adviseert; toevoegen van een financiële component aan de Rekenkamer; snellere behandelprocedures voor rapportages Rekenkamer, zodat zaken actueel blijven; de Rekenkamer kan met relevante onderzoeken nog beter inzicht geven, hetgeen ook gaat gebeuren; minder oppervlakkigheid in accountantsrapporten; de raad moet een beter gebruik maken van Rekenkamer, accountantsrapporten, auditcommissie, 213a onderzoeken; meer en diepgravender art. 213a onderzoeken B&W (2x genoemd); meer rekening houden met de vragen die vanuit de raad komen; raadsleden kunnen moeilijk sturen op basis van de te algemene informatie uit de programmabegroting; het toezicht zou anders ingevuld moeten worden, waarbij naast baten, lasten etc. ook wordt aangegeven wat goed is en wat niet. Gemeenteraden Limburg: deskundigheidsbevordering bij raadsleden; bij dualisering is verzuimd om ook de financiële component van de zijde van de raad om te zetten in formatie. De raad staat hierdoor teveel op afstand voor uitoefening kaderstellende en controlerende taak en kan deze daardoor ook te weinig in stelling brengen; meer initiatief vanuit de Rekenkamer om zelf met ideeën voor onderzoek te komen; meer en diepgravender art. 213a onderzoeken B&W; een transparanter financieel beleid zodat het geheel van budgetten voor projecten beter kan worden overzien; verbetering eigen P&C instrumenten gemeente. Portefeuillehouders Noord-Brabant: meer deskundigheid bij gemeenten op vlak treasury, cashmanagement en cashflowplanning; meer externe onderzoeken zodat met een nieuwe blik naar bestaande zaken wordt gekeken; betere rapporten Rekenkamer. Deze worden door externe bureaus uitgevoerd, die vaak veel knippen en plakken uit andere onderzoeken en daardoor vaak met dezelfde conclusies komen; verbetering onderzoeksthema’s en diepgang van onderzoek. Portefeuillehouders Limburg: meer art. 213a onderzoeken; andere keuze van onderzoeksonderwerpen door de Rekenkamer zodat ze ook voor portefeuillehouders interessant zijn. Ook meer diepgang in de onderzoeken (2x genoemd). Hoofden financiën Noord-Brabant: kortere procedure van aanlevering financiële stukken aan de raad/commissie; permanente aandacht voor verbetering kwaliteit, deskundigheid, instrumenten (2x genoemd); meer aandacht voor verbeterplannen n.a.v. onderzoeken; kleine gemeenten beschikken helaas over beperkte deskundigheid en instrumenten; overleg met de Rekenkamer zodat de onderzoeken meerwaarde opleveren;
12
-
onderzoeken Rekenkamer worden onvoldoende serieus genomen door raadsleden. Er is alleen aandacht voor indien er zaken fout gaan; art. 213a onderzoeken gebruiken om doelmatigheid/doeltreffendheid te verbeteren en niet om af te rekenen. Dit verhoogt de waarde ervan. Hoofden financiën Limburg: art. 213a onderzoeken zijn te duur in relatie tot de resultaten/effecten ervan. NB. In dit hoofdstuk is aan de orde geweest in hoeverre een aantal algemene zaken bijdragen aan het goed vervullen van financiële taken bij gemeenten. De Limburgse pilot kenmerkt zich - in tegenstelling tot Noord-Brabant - door een actieve provinciale rol naar gemeenten. Voor de bijdrage van de Provincie Limburg aan de financiële taken van gemeenten en de daarin gewenste veranderingen wordt verwezen naar hoofdstuk 8, waar wordt ingegaan op enkele specifieke aspecten van de Limburgse pilot.
13
4
Resultaten: werking pilot
In de enquête is aan gemeenten gevraagd in hoeverre het financieel toezicht zoals dat in de pilot is geregeld, hen in staat stelt hun financiële taken waar te maken. Hierover zijn gemeenteraden, portefeuillehouders financiën en hoofden financiën een aantal stellingen voorgelegd.
De wijze waarop het financieel toezicht is geregeld in de pilot, stelt mij heel goed in staat mijn taak op financieel gebied waar te maken 50%
NB GR 14%
LI GR
21% 43%
8% 8% 8% 4% 24%
10% 10%
Helemaal mee eens Gedeeltelijk mee eens
NB PF
12% 4%
84% 55%
LI PF NB HF
23% 77%
0%
20%
17% 29%
52%
LI HF
40%
23%
60%
Gedeeltelijk niet mee eens
6%
10% 10% 80%
Niet mee eens/niet mee oneens
Helemaal niet mee eens Niet van toepassing
100%
In de Provincie Noord-Brabant voert de Provincie een nauwelijks merkbaar financieel toezicht uit op de gemeenten. Opvallend is dat juist de gemeenteraden, portefeuillehouders en hoofden financiën in deze provincie vinden dat zij - met weinig provinciaal toezichthoudende activiteiten - heel goed in staat zijn hun financiële taken waar te maken. Zo is 50% van de Noord-Brabantse gemeenteraden, 84% van de portefeuillehouders en 77% van de hoofden financiën deze mening toegedaan. In Limburg voert de Provincie een zeer actief financieel toezicht uit op de gemeenten. Ondanks diverse provinciale toezichthoudende activiteiten vinden de Limburgse gemeenteraden, portefeuille-houders en hoofden financiën - vergeleken met de situatie in Noord-Brabant - dat zij minder goed in staat zijn hun taken op financieel heel goed waar te maken. ‘Slechts’ 14% van de Limburgse gemeenteraden, 55% van de portefeuillehouders en 52% van de hoofden financiën vinden dat zij hier heel goed toe in staat zijn. Omgekeerd hieraan vindt circa een vijfde van de gemeenteraden zowel in Noord-Brabant als Limburg, dat zij gedeeltelijk of helemaal niet in staat zijn hun taken goed uit voeren. Bij portefeuillehouders en hoofden financiën vindt bijna niemand dat zij hier onvoldoende toe in staat zijn. Eén mogelijke reden voor de uitkomsten bij de gemeenteraden in Limburg kan zijn, dat men vaker weinig kennis heeft van de (inhoud van de) pilot, waaraan in de stelling expliciet wordt gerefereerd, waardoor zij deze stelling minder positief hebben beantwoord dan in Noord-Brabant. Een aantal toelichtingen bij deze stelling door de raden duidt hierop. Wat daarbij ook opvalt is dat de categorie ‘niet mee eens/niet mee oneens’ in Limburg veel groter is dan in Noord-Brabant. Enkele portefeuillehouders en hoofden financiën in Limburg geven als toelichting bij deze stelling, dat in de stelling expliciet wordt gerefereerd aan taken die door de pilot (heel) goed worden waargemaakt.
14
Echter zo wordt enkele malen aangegeven, men beschikt zelf al over voldoende deskundigheid om taken goed te vervullen en dit is dus niet te danken aan de pilot. Deze toelichting en de toelichting van de raden kunnen voor Limburg één mogelijke verklaring zijn waarom Limburg ten opzichte van Noord-Brabant een afwijkend beeld vertoont ten aanzien van deze stelling. Deze verklaring kan overigens ook van toepassing zijn bij de volgende tabel. Echter e.e.a. laat onverlet dat nagenoeg alle ondervraagden in beide provincies - op de gemeenteraden in zowel Noord-Brabant als Limburg na - zich in staat voelen hun taken (redelijk) goed te vervullen. In de enquête is aan gemeenten de vraag voorgelegd in hoeverre de wijze waarop het financieel toezicht in de pilot is geregeld, hen een goed inzicht biedt in hun financiële situatie. De wijze waarop het financieel toezicht is geregeld in de pilot, zorgt ervoor dat ik een heel goed inzicht heb in de financiele situatie van mijn gemeente 38%
NB GR
21%
21% 43%
19%
LI GR
4% 13% 4%
19%
Helemaal mee eens
5% 14%
Gedeeltelijk mee eens
16%
56%
NB PF 32%
LI PF
19%
LI HF 0%
23%
36% 51%
NB HF
29% 20%
40%
12% 4% 12%
29% 29% 60%
5% 5%
14% 3% 3% 5% 19% 80%
Niet mee eens/niet mee oneens Gedeeltelijk niet mee eens Helemaal niet mee eens Niet van toepassing
100%
De gemeenteraden, portefeuillehouders en hoofden financiën in Noord-Brabant vinden vaker dan bij de pilot in Limburg dat de wijze waarop het financieel toezicht in de Noord-Brabantse pilot is geregeld een heel goed inzicht biedt in de financiële situatie van hun gemeente. Ruim een derde van de NoordBrabantse gemeenteraden en ruim de helft van de portefeuillehouders en hoofden financiën vindt dat de huidige regeling inzake financieel toezicht in dit opzicht goed is. In Limburg is een kleiner aantal gemeenteraden (19%), portefeuillehouders (32%) en hoofden financiën (19%) deze mening toegedaan. Als we omgekeerd kijken naar het aantal respondenten dat aangeeft door de huidige regeling weinig of geen goed inzicht te hebben in de financiële situatie van hun gemeente, dan ligt het beeld genuanceerder. Zo geeft zowel in Noord-Brabant als in Limburg bijna 20% van de gemeenteraden aan dat de huidige regeling van financieel toezicht geen goed inzicht biedt in de gemeentelijke financiële situatie. Ook bij de portefeuillehouders is het verschil tussen Noord-Brabant en Limburg op dit punt niet groot; resp. 4% en 10% geeft aan geen goed inzicht te hebben. Bij de hoofden financiën is er wel verschil tussen Noord-Brabant en Limburg: 6% van de Noord-Brabantse hoofden geeft aan dat de huidige regeling weinig of geen goed inzicht biedt in de financiële situatie van hun gemeente. In Limburg geeft 24% van de hoofden dit aan. In de enquête is aan gemeenten gevraagd of de wijze waarop het financieel toezicht in hun provincie is geregeld, onontbeerlijk is voor het verkrijgen van een gezonde financiële situatie in hun gemeente. Slechts een beperkt deel van de gemeenteraden, portefeuillehouders en hoofden financiën in NoordBrabant en Limburg acht de wijze waarop het financieel toezicht via de pilot is geregeld onontbeerlijk voor
15
een gezonde financiële situatie. Voor de gemeenteraden in Noord-Brabant en Limburg is dit bij circa een kwart van de raden het geval. Bij de portefeuillehouders en hoofden financiën is dit zowel in NoordBrabant als Limburg bij minder dan 17% van hen het geval. Toelichting: Als toelichting hierbij wordt voor Limburg een aantal malen (door portefeuillehouders) aangegeven, dat men zelf al voldoende financieel inzicht heeft en dat de pilot hier weinig aan toevoegt. In de enquête is aan de gemeenten gevraagd in hoeverre de wijze waarop het financieel toezicht is geregeld in de pilot helemaal recht doet aan de eigen gemeentelijke verantwoordelijkheid.
De wijze waarop het financieel toezicht is geregeld in de pilot, doet helemaal recht aan de eigen gemeentelijke verantwoordelijkheid 67%
NB GR 24%
LI GR
8% 38%
17%
24%
8% 10% 5%
Helemaal mee eens Gedeeltelijk mee eens
84%
NB PF 36%
LI PF
45%
12% 4%
Niet mee eens/niet mee oneens
18%
Gedeeltelijk niet mee eens Helemaal niet mee eens
83%
NB HF
17%
62%
LI HF 0%
20%
14% 40%
60%
19% 80%
Niet van toepassing
5% 100%
Vooral de partijen in Noord-Brabant vinden dat de pilot helemaal recht doet aan hun eigen verantwoordelijkheid. Bij de gemeenteraden vindt 67% dit; bij de portefeuillehouders 84% en bij de hoofden financiën 83%. In Limburg is men veel minder vaak deze mening gedaan. Bij de gemeenteraden vindt ‘slechts’ 24% van de raden dat de pilot helemaal recht doet aan de eigen verantwoordelijkheid van de gemeente; bij de portefeuillehouders is dit 36% en bij de hoofden financiën 62%. Hierbij valt in Limburg het grote verschil op tussen wat de raden en de hoofden financiën hiervan vinden. Hun mening loopt op dit punt ver uiteen. De portefeuillehouders nemen hierbij een tussenpositie in. In de enquête is de gemeenten gevraagd of het financieel toezicht in de pilot precies voldoende van omvang is, dat wil zeggen niet teveel en niet te weinig. Voor het overgrote deel van de respondenten zowel in Noord-Brabant als in Limburg is de omvang van het financieel toezicht voldoende. Slechts een klein deel van de respondenten beoordeelt de omvang als niet voldoende: bij de gemeenteraden circa 10% en bij de hoofden financiën circa 5%. Bij de portefeuillehouders wisselt dit beeld: in Noord-Brabant vindt geen enkele portefeuillehouder de omvang niet goed; in Limburg is dit voor 18% wel het geval. Toelichting: Respondenten hebben weinig toelichting gegeven bij deze vraag. In de weinige gevallen waar dit wel gebeurde, wisselt het beeld. In Noord-Brabant wordt enkele malen vermeld dat er wat meer toezicht mag zijn (“Een onafhankelijk en kritisch oog is altijd op zijn plaats”; “Een goed advies is nooit weg”; “Een vraagbaak is nuttig”). In Limburg wordt een enkele maal gezegd dat het wat minder mag zijn (“Het heeft geen meerwaarde en is betuttelend”).
16
5.
Resultaten: meerwaarde pilot
In de enquête is aan de gemeenteraden in Noord-Brabant en Limburg de vraag voorgelegd of de wijze waarop het financieel toezicht in de pilot is geregeld de raad voordeel heeft opgeleverd ten opzichte van de periode vóór de pilot.
Heeft de wijze waarop het financieel toezicht is geregeld uw gemeenteraad voordeel opgeleverd? Ja, veel
NB GR
13%
25%
29%
33%
Ja, redelijk veel Ja, iets
LI GR 5% 10%
38%
29%
19%
Nee, geen Weet niet/geen mening
0%
20%
40%
60%
80%
100%
In Noord-Brabant geeft 38% van de gemeenteraden aan voordeel te hebben ervaren als gevolg van de pilot. In Limburg ligt dit cijfer een stuk hoger, namelijk op 53%. In beide provincies gaat het vooral om een zeer lichte vorm van voordeel: het heeft niet (redelijk) veel, maar ‘iets’ opgeleverd. Toelichting: In Limburg worden slechts twee voorbeelden van voordeel genoemd: de pilot levert concrete en overzichtelijke informatie op; de uitvoering van het verdiepingsonderzoek heeft de gemeente wakker geschud en er is een verbeterplan opgesteld. In Noord-Brabant worden vaker voorbeelden van voordeel genoemd: er is hard gewerkt aan het inzichtelijker maken van rapportages; de administratieve lastendruk is verminderd (2x genoemd); er is meer bewustwording bij de raad van de toezichthoudende rol; er is minder betutteling; zaken zijn nu makkelijker te organiseren; het heeft tijdwinst opgeleverd. Zowel in Noord-Brabant als in Limburg geeft 29% van de raden aan dat de pilot hen geen voordeel heeft opgeleverd. Er is de gemeenteraden ook gevraagd of de pilot hen nadeel heeft opgeleverd. Dit bleek voor geen enkele raad, zowel in Noord-Brabant als Limburg niet, het geval te zijn. In de enquête is ook aan de portefeuillehouders en hoofden financiën in Noord-Brabant en Limburg de vraag voorgelegd of zij voor- en/of nadelen ondervinden van de pilot.
17
Heeft de pilot invloed gehad op de financiele positie van uw gemeente? NB PF 4% 8%
76%
12% Ja, in ruime postieve mate
9%
LI PF
36%
5%
41%
9%
Ja, in lichte postieve mate Ja, in lichte negatieve mate Ja, in ruime negatieve mate
NB HF LI HF
6% 10% 0%
17%
3% 24%
20%
66% 5%
9%
52%
40%
10%
60%
80%
Nee, geen enkele invloed weet niet/geen mening
100%
Heeft de pilot invloed gehad op het financieel beleid van uw gemeente? NB PF
32%
LI PF
32%
52% 36%
16% 5%
23%
Ja, in ruime postieve mate
5%
Ja, in lichte postieve mate Ja, in lichte negatieve mate Ja, in ruime negatieve mate
NB HF
9%
LI HF
10% 0%
29%
60% 52%
20%
40%
3% 29%
60%
80%
10%
Nee, geen enkele invloed weet niet/geen mening
100%
Uit de enquête blijkt dat in Limburg vaker dan in Noord-Brabant wordt aangegeven dat de pilot, vooral in lichte mate, een positieve invloed heeft op de financiële positie en het beleid van de gemeente. In Limburg vindt 45% van de portefeuillehouders en 34% van de hoofden financiën dat er sprake is van positieve effecten ten aanzien van de financiële positie (opstellen structureel sluitende begroting). Ten aanzien van het financieel beleid liggen deze cijfers nog hoger; resp. 68% voor de portefeuillehouders en 62% bij de hoofden financiën. (NB. Met invloed op financieel beleid wordt bedoeld: regels anders uitvoeren, nieuwe regels opstellen e.d). In Noord-Brabant ervaart een ruime meerderheid van de respondenten geen enkele invloed van de pilot op de financiële positie of het financieel beleid van hun gemeente. Echter ook in Noord-Brabant signaleert men (vooral lichte) positieve effecten, echter in veel minder mate dan in Limburg. Zo signaleert 12% van de portefeuillehouders en 23% van de hoofden financiën een positieve invloed ten aanzien van de financiële positie. Ten aanzien van het financieel beleid signaleert circa een derde van de portefeuillehouders (32%) en hoofden financiën (38%) een (licht) positief effect. Toelichting bij deze vragen: In Noord-Brabant wordt enkele malen als toelichting aangegeven dat de gemeente zelf verantwoordelijk is voor een verantwoord (sluitend) financieel beleid/positie, en hiernaar streeft, en dat dit niet afhankelijk is van toezicht van een toezichthouder. Ook in Limburg wordt enkele
18
malen aangegeven dat de doelstelling van een structureel sluitende begroting behoort tot de verantwoordelijkheid/doelstelling van de gemeente. Daarnaast wordt een enkele maal opgemerkt, dat externe factoren van grotere invloed kunnen zijn op de financiën dan de pilot. Als voorbeelden van positieve invloed van de pilot worden in Limburg genoemd: het betekent een extra stimulans om de eigen doelstelling met nog meer verve na te streven; de Provincie scherpt regels soms op eigen wijze aan; de reserves zijn weer terug op niveau gebracht; een actieve rol van de Provincie vergemakkelijkt het proces om te komen tot een structureel sluitende begroting en men voelt zich meer verantwoordelijk voor de eigen financiële huishouding; de pilot heeft meegeholpen om het op peil houden van voorzieningenniveau structureel af te dekken in de begroting; contacten en vraagbaakfunctie werken faciliterend; meer aandacht/verdieping van risicomanagement (2x genoemd); opstellen nieuwe beheerplannen; er zijn nieuwe kaders opgesteld voor een structureel sluitende meerjarenbegroting (2x genoemd).
Heeft de pilot uw gemeente efficiencyvoordeel opgeleverd? 67%
70% 60%
52%
54%
50%
Nee, er is geen verschil
50% 40% 32% 30% 20% 10%
32%
31% 24%
12% 4%
Nee, de kosten zijn toegenomen Ja, in lichte mate Ja, in ruime mate
9%9%
6%9%
5%5%
Weet niet/geen mening
0% NB PF
LI PF
NB HF
LI HF
In Noord-Brabant signaleren veel ondervraagden een efficiencyvoordeel als gevolg van de pilot. 64% Van de portefeuillehouders en 60% van de hoofden financiën merkt een - doorgaans licht – efficiencyvoordeel op. In Limburg is dit in veel mindere mate het geval: slechts 9% van de portefeuillehouders en 5% van de hoofden financiën vindt dat de pilot een licht efficiencyvoordeel heeft gebracht. Alleen in Limburg wordt in beperkte mate gesignaleerd dat de pilot heeft geleid tot extra kosten: 9% van de portefeuillehouders en 5% van de hoofden financiën signaleert dit. In Noord-Brabant geeft niemand aan dat de pilot tot extra kosten heeft geleid. Toelichting: In Noord-Brabant wordt verschillende malen als toelichting vermeld dat de pilot heeft geleid tot minder overleg c.q. rapportages/procedures/administratieve lasten, hetgeen leidt tot tijdwinst c.q. vrijkomen van tijd voor gemeentelijke medewerkers. Naast efficiencyvoordeel constateert ongeveer een vijfde tot een kwart van de respondenten, zowel in Noord-Brabant als Limburg, nog andere voordelen als gevolg van de pilot. In Noord-Brabant heeft 20% van de portefeuillehouders en 17% van de hoofden financiën nog andere voordelen opgemerkt. In Limburg is dit bij resp. 27% en 14% het geval. 19
Toelichting: In Noord-Brabant worden in dit verband de volgende voordelen genoemd: de kwaliteit van financiële producten is verbeterd en er is een betere integrale afstemming met P&C producten; de pilot legt de verantwoordelijk waar hij thuis hoort (enkele malen genoemd); een groter gevoel, bewust zijn van eigen verantwoordelijkheid (enkele malen genoemd); snellere interne communicatie en doorlooptijden; snellere verwerking van gegevens; In Limburg worden genoemd: steun voor eigen opvattingen portefeuillehouder (2x genoemd); drukmiddel voor opstellen beheerplannen en financiële vertaling hiervan; het is handig naar de gemeenteraad toe; meer begrip in de organisatie en gemeenteraad voor belang van de begroting en de P&C cyclus (2x genoemd); meer aandacht en verdieping in toekomstige risicobronnen; het biedt meer duidelijkheid voor de langere termijn; het houd je een spiegel voor en levert ook bij een positief beeld enkele verbeterpunten op. Slechts enkele respondenten, zowel in Noord-Brabant als in Limburg, constateren een nadeel aan de pilot. Hierbij wordt de volgende toelichting gegeven. Noord-Brabant: men ontvangt minder feedback van de Provincie; men ontvangt geen informatie vanuit de Provincie; de klankbordfunctie van de toezichthouder ontbreekt. Limburg: onjuistheden in de rapportage leiden tot veel tijd/overleg om onjuiste conclusies van tafel te krijgen; de timing in de kredietcrisis is lastig en de relatie met de bestuurskrachtmonitor onduidelijk; de pilot leidt tot extra werk.
Heeft de pilot u in staat gesteld uw financiële taken beter te vervullen? 60% 52% 50%
50%
54%
40%
33%
30% 20% 10%
Nee, er is geen verschil
43%
18% 16% 12% 20%
Nee, het heeft nadeel opgeleverd Ja, in lichte mate
23% 23% 9%
11% 3%
9%
5%
10%
0% NB PF
LI PF
NB HF
10%
Ja, in ruime mate Weet niet/geen mening
LI HF
20
In Limburg signaleert een meerderheid van de portefeuillehouders (59%) en hoofden financiën (53%) dat men door de pilot beter in staat is zijn/haar taken op financieel gebied waar te maken. Het gaat hierbij vooral om een lichte mate van positief effect. Anderzijds signaleert een minderheid van 18% van de portefeuillehouders en 33% van de hoofden financiën geen positief (of negatief) effect als gevolg van de pilot. In Noord-Brabant geeft ongeveer een derde van de portefeuillehouders (28%) en hoofden financiën (34%) aan dat men door de pilot zijn/haar taken beter kan vervullen. Ook hierbij gaat het vooral om een licht positief effect. Ruim de helft van de portefeuillehouders en hoofden financiën in Noord-Brabant signaleert op dit punt geen positief (of negatief) effect.
21
6.
Resultaten: aansluiting pilot bij behoefte gemeenten
In de enquête is aan de gemeenten gevraagd in hoeverre de wijze waarop het financieel toezicht in de pilot is geregeld, voldoet aan hun behoefte.
De wijze waarop het financieel toezicht is geregeld, beantwoordt helemaal aan mijn behoefte 38%
NB GR LI GR
25%
14%
21% 33%
43% 64%
NB PF LI PF
23%
0%
24% 18%
45% 57% 52%
NB HF LI HF
20%
34% 29% 40%
4% 13% 5% 5%
60%
12% 9% 5% 3%3%3% 10% 5% 5%
80%
Helemaal mee eens Gedeeltelijk mee eens Niet mee eens/niet mee oneens Gedeeltelijk niet mee eens Helemaal niet mee eens Niet van toepassing
100%
De pilot blijkt vooral heel goed aan te sluiten bij de behoefte van de portefeuillehouders in Noord-Brabant (bij 64% van hen) en bij de hoofden financiën in zowel Noord-Brabant (57%) als Limburg (52%). De pilot sluit in mindere mate goed aan bij de behoefte van de gemeenteraden: 38% van de raden in Noord-Brabant en 14% van de raden in Limburg vinden dat de pilot helemaal voldoet aan hun behoefte. (NB. In Limburg speelt vaker mee dat raden niet bekend zijn met de pilot. Bij hen is de categorie ‘niet mee eens/niet mee oneens’ relatief groot). Voor 23% van de portefeuillehouders in Limburg voldoet de pilot helemaal aan hun behoefte. Omgekeerd zeggen verhoudingsgewijs weinig respondenten dat de wijze waarop het financieel toezicht in de pilot is geregeld weinig of niet beantwoordt aan hun behoefte. Dit geldt ‘slechts’ voor 17% van de gemeenteraden in Noord-Brabant; voor 10% van de gemeenteraden in Limburg; voor 0% van de portefeuillehouders in Noord-Brabant; voor 14% van de Limburgse portefeuillehouders; voor 6% van de hoofden financiën in Noord-Brabant en voor 10% van de Limburgse hoofden. Toelichting gemeenteraden Noord-Brabant: eigen verantwoordelijkheid is van belang; pilot leidt tot vermindering van administratieve lastendruk; tijdwinst (2x genoemd); minder betutteling; de vraag is of er een directe relatie is tussen raad en B&W enerzijds en provinciaal en lokaal bestuur anderzijds; er is behoefte aan inbreng van Provincie (2x genoemd): benchmarkgegevens; toezicht afhankelijk maken van financiële staat gemeente.
22
Toelichting gemeenteraden Limburg: de pilot is niet of weinig bekend (7x genoemd); de (controlerende) taakuitvoering is niet afhankelijk van het provinciaal toezicht; het gemeentelijk financieel beleid moet transparanter zodat er meer inzicht en overzicht is in budgetten voor projecten. Toelichting portefeuillehouders Noord-Brabant: gemeente is zelf verantwoordelijk; verantwoordelijkheid ligt waar hij thuishoort (5x genoemd); pilot biedt efficiencyvoordeel (in tijd, menskracht, snellere communicatie/doorlooptijd), (4x genoemd); de zaken zijn al goed geregeld binnen de gemeente; toezicht Provincie is niet nodig; er is behoefte aan inbreng van Provincie (6x genoemd): meer feedback; inroepen deskundigheid bij complexere zaken voor kleine gemeenten; leveren kengetallen; bekijken gevolgen bezuiniging op gemeentefonds; adviesrol omdat Provincie brede blik heeft over alle gemeenten. Toelichting portefeuillehouders Limburg: men heeft weinig zicht op de pilot; Provincie mag meer seminars organiseren, vooral gekoppeld aan de provinciale brieven; het belang van het toezicht ligt vooral bij de ambtelijke organisatie. Toelichting hoofden financiën Noord-Brabant: gemeente streeft zelf naar goed financieel beleid en controle en wil c.q. kan dit goed doen; dit staat los van financieel toezicht. In principe moet financieel toezicht niet nodig zijn (7x genoemd); pilot biedt efficiencyvoordeel (tijdwinst, minder procedures, vermindering administratieve lasten, snellere doorlooptijd), (6x genoemd); is eigen verantwoordelijkheid gemeente (4x genoemd); er is behoefte aan inbreng van Provincie: advies/informatie op afroep (5x genoemd); vraagbaakfunctie (2x genoemd); benchmarkgegevens (2x genoemd); kritisch meekijken (2x genoemd); begrotingsbrief met bevindingen/ aanbevelingen; sparringpartner; klankbord. Toelichting hoofden financiën Limburg: is erg afhankelijk van de kwaliteit van de individuele toezichthouder; de pilot heeft geen meerwaarde; de pilot biedt een kritische toets/blik, hetgeen welkom is. Op het einde van de enquête is ter afsluiting, alle vragen overziende, de gemeenten gevraagd aan te geven in hoeverre men wel/niet tevreden is over de wijze waarop het financieel toezicht in de pilot is geregeld.
23
In hoeverre bent u tevreden over de wijze waarop het financieel toezicht is geregeld? NB GR
8%
50%
LI GR 5%
21%
29%
38%
4% 8% 10% 5%
8% 14%
Zeer tevreden Tevreden
24%
NB PF
48%
9%
LI PF
12%
68%
8%
14%
8% 9%
Redelijk tevreden Redelijk ontevreden Ontevreden
46%
NB HF LI HF
10% 0%
31% 43%
20%
11% 3%6%3% 33%
40%
60%
5% 10% 80%
Zeer ontevreden Weet niet/geen mening
100%
De tevredenheid met de pilot blijkt vooral groot te zijn in Noord-Brabant bij de portefeuillehouders en hoofden financiën. Resp. 25% en 46% van hen geeft aan zeer tevreden te zijn met de manier waarop het financieel toezicht in de pilot is geregeld. Als we de categorie ‘zeer tevreden’ en ‘tevreden’ samenvoegen, dan is een zeer ruime meerderheid van de portefeuillehouders in Noord-Brabant (72%) en Limburg (77%) en van de hoofden financiën in NoordBrabant (77%), (zeer) tevreden met de pilot. De tevredenheid is relatief minder groot onder de gemeenteraden in Noord-Brabant en Limburg en onder de hoofden financiën in Limburg. Van hen is resp. 58%, 34% en 53% (zeer) tevreden met de pilot. Kijken we aan de andere kant van het spectrum naar degenen die (licht, zeer) ontevreden zijn met de pilot, dan blijkt slechts een kleine minderheid niet tevreden te zijn met de pilot. De ontevredenheid is relatief het grootst bij de gemeenteraden: 12% van de raden in Noord-Brabant en 15% van de raden in Limburg is ontevreden over de pilot. Bij de portefeuillehouders ligt dit op 8% resp. 9% en bij de hoofden financiën varieert dit van 9% in Noord-Brabant tot 5% in Limburg.
24
7.
Resultaten: enkele specifieke aspecten voor Noord-Brabant
In beide provincies zijn als gevolg van enkele specifieke kenmerken die zich per pilot voordoen, ook enkele specifieke vragen per provincie gesteld. In dit hoofdstuk worden deze voor de pilot Noord-Brabant weergegeven. In de enquête zijn aan gemeenteraden, portefeuillehouders en hoofden financiën in NoordBrabant enkele specifieke vragen gesteld. De achtergrond van deze vragen is te achterhalen in hoeverre er door de pilot veranderingen c.q. verbeteringen zijn opgetreden in de taakuitvoering en het nemen van meer eigen financiële verantwoordelijkheid in de vorm van horizontaal toezicht van de gemeente(-raad), ten opzichte van de situatie vóór de pilot.
Verandering : g emeenteraad NB G R 4%
33%
NB P F 4%
46%
24%
17%
60%
J a, in ruime pos itieve mate J a, in lic hte pos itieve mate
12%
Nauw elijks of niet veranderd
NB HF 6%
34%
0%
20%
57% 40%
60%
3% 80%
NV T/geen mening
100%
Verandering : des kundig heid/ins trumenten ambtelijk apparaat NB G R
38%
42%
20%
NB P F
J a, in ruime pos itieve mate
21%
40%
32%
J a, in lic hte pos itieve mate
8%
Nauw elijks of niet veranderd
17%
NB HF
23%
0%
20%
57% 40%
60%
3% 80%
NV T/geen mening
100%
Verandering: Lokale Rekenkamer NB GR
8% 8%
NB PF
58%
32%
25% 48%
Ja, in ruime positieve mate Ja, in lichte positieve mate
20%
Nauwelijks of niet veranderd
NB HF
9% 0%
77% 20%
40%
14% 60%
80%
NVT/geen mening
100%
25
Verandering : ac c ountants rapporten 17%
NB G R
13%
8%
NB P F
46%
J a, in ruime pos itieve mate
25%
40%
40%
12%
J a, in lichte pos itieve mate Nauwelijks of niet veranderd
NB HF 3% 14%
80%
0%
20%
40%
60%
3% 80%
NV T /geen mening
100%
Verandering: art. 213a onderzoeken B&W NB GR
17%
58%
25%
Ja, in ruime positieve mate Ja, in lichte positieve mate
NB PF
28%
52%
20%
Nauwelijks of niet veranderd NVT/geen mening
NB HF 3% 0%
20%
71% 20%
40%
60%
6% 80%
100%
In de provincie Noord-Brabant is door de pilot enige positieve verandering opgetreden ten aanzien van de rol van het horizontale toezicht. Deze veranderingen zijn doorgaans niet heel groot van betekenis. Alleen ten aanzien van de eigen deskundigheid/instrumenten van het ambtelijk apparaat merkt circa 20% van de portefeuillehouders en hoofden financiën op dat er sprake is van een ruime positieve verandering tijdens de pilot ten opzicht van de periode vóór de pilot. Opvallend is dat 0% van de gemeenteraden dit signaleert. De positieve verandering die men signaleert is doorgaans licht van omvang en wordt door een minderheid van gemeenteraden, portefeuillehouders en hoofden financiën geconstateerd: a. volgens een kwart tot een derde van de raden, portefeuillehouders en hoofden is de rol van de gemeenteraad in het horizontale toezicht in lichte, positieve mate veranderd; b. circa 40% van de raden en portefeuillehouders vindt dat ditzelfde gebeurd is ten aanzien van de deskundigheid/instrumenten van het ambtelijk apparaat. De hoofden financiën signaleren dit in mindere mate (23%); c. de verandering in de rol van de Lokale Rekenkamer in het horizontale toezicht wordt wisselend beoordeeld. Circa 10% van de raden en hoofden financiën constateren een lichte positieve verandering. Daarentegen constateert 32% van de portefeuillehouders een dergelijke, licht positieve verandering; d. hetzelfde geldt voor de accountantsrapporten. Ook hier signaleert ruim 10% van de raden en hoofden financiën een lichte positieve verandering. Daarentegen constateert 40% van de portefeuillehouders een dergelijke verandering; e. circa een vijfde tot een kwart van de raden, portefeuillehouders en hoofden signaleert een lichte positieve verandering in de rol van de art. 213a onderzoeken bij het horizontaal toezicht.
26
Een en ander betekent echter anderszins ook dat de circa de helft of meer van de raden en hoofden financiën nauwelijks of geen verandering signaleert in het horizontale toezicht tijdens de pilot ten opzichte van de situatie vóór de pilot. Dit geldt ook voor de portefeuillehouders op twee zaken na. Ten aanzien van de deskundigheid/instrumenten van het eigen ambtelijk apparaat en de accountantsverslagen is er een meerderheid van portefeuillehouders, die constateert dat er sprake is van ruime of lichte positieve verandering. Toelichting van respondenten bij deze vraag op punten waar men wel een verandering signaleert: verandering t.a.v. bestuursrapportages en jaarrekening; door instellen van een auditcommissie (door de griffie) met financieel deskundigen uit diverse fracties is de kaderstellende/controlerende rol van de raad sterk verbeterd; de raad is zich iets bewuster van zijn verantwoordelijkheid; omdat er geen (formeel) toezicht is, is er meer aandacht voor de ‘regels’; voor de raad is een handzame checklist gemaakt waarbij via een drietal kleuren wordt aangegeven of er wel, gedeeltelijk of niet voldaan wordt aan de eisen. In de checklist is de verplichte wet-/regelgeving opgenomen; de raad maakt meer gebruik van het instrumentarium van horizontaal toezicht. In de enquête is in Noord-Brabant aan de gemeenteraad gevraagd of de begrotingsstukken in de pilot voldoende te doorgronden zijn, zodat de raad zich een goed oordeel kan vormen over de financiële positie van de gemeente.
Zijn de begrotingsstukken voldoende te doorgronden? Ja
29% Nee
71%
Weet niet/geen mening
71% Van de Noord-Brabantse gemeenteraden vindt dat ze de begrotingsstukken voldoende kan doorgronden. Voor een redelijk groot deel, 29% van de raden, is dit echter niet het geval. Toch geeft de helft van de raden aan, dat men graag een verbetering ziet bij het goed kunnen beoordelen van de begrotingsstukken. Men denkt dan vooral aan meer transparantie van de stukken en aan meer deskundigheid bij de gemeenteraad. In een enkel geval wordt nog gevraagd om een betere toelichting bij afwijkingen. In de enquête is een vergelijkbare vraag aan de portefeuillehouders en hoofden financiën in Noord-Brabant gesteld: vinden zij dat de gemeenteraad zich in de pilot een goed oordeel kan vormen over de financiële situatie van hun gemeente?
27
Vindt u dat de gemeenteraad zich een goed oordeel kan vormen over de financiele situatie van uw gemeente? 100% 100%
86% Ja
80% 60%
Nee
40% Weet niet/geen mening
11% 3%
20% 0% NB PF
NB HF
Alle portefeuillehouders (100%) vinden dat de gemeenteraad zich hierover een goed oordeel kan vormen. Ook de hoofden financiën vinden dit in grote meerderheid (86%). Slechts een klein deel (11%) vindt dat de raden hier niet voldoende toe in staat zijn. Als verbeteringsmogelijkheid hierbij ziet men het opstellen van meer transparante begrotingsstukken en meer deskundigheid van de raad. In de enquête is aan de gemeenten in Noord-Brabant gevraagd of het horizontale toezicht in hun gemeente voldoende ingericht is om hun financiële taken goed uit te kunnen voeren.
Is het horizontale toezicht in uw gemeente goed ingericht? 92%
100%
83%
80% 71%
Ja
60%
Nee
40% 20%
21% 8%
8%
6%
11%
Weet niet/geen mening
0% NB GR
NB PF
NB HF
Voor een groot deel van de raden (71%) , portefeuillehouders (92%) en hoofden financiën (83%) is dit het geval. Slechts een beperkt deel, echter toch nog 21%, van de Noord-Brabantse gemeenteraden geeft aan dat het horizontale toezicht in hun gemeente niet goed is ingericht. Daarnaast geeft nog 6% van de hoofden financiën dit aan. Toelichting: Als punten waarop zaken verbeterd kunnen worden, wordt het volgende genoemd: duidelijker en meer transparante stukken met goede onderbouwingen en toelichting (2x genoemd); meer bedrijfsmatige begroting en rekening waarbij de verschillen duidelijk zichtbaar zijn; goed en meer overleg bijv. t.a.v. ontwikkelingen en om zaken te spiegelen (2x genoemd); meer transparantie t.a.v. wederzijdse verwachtingen;
28
-
de raad moet meer in staat zijn en kennis van zaken hebben om meer verantwoordelijkheid te nemen (2x genoemd); meer inzicht in de extra taken die de raad uitvoeren als gevolg van de pilot.
In de enquête is aan de gemeenteraad gevraagd of de verklaring die zij jaarlijks afgeeft, inzake het voldoen van de begroting en het financiële beleid aan de wettelijke eisen, expliciet is behandeld en vastgesteld in de gemeenteraad.
Is de verklaring elk jaar expliciet behandeld en vastgesteld? 8% Ja, elk jaar Ja, maar niet elk jaar
25%
Nee
67%
Anders
Tweederde van de gemeenteraden (67%) geeft aan dat men de verklaring expliciet heeft behandeld en vastgesteld in de gemeenteraad. Bij een kwart (25%) van de gemeenteraden is dit niet zo gebeurd. In de enquête onder de gemeenten zijn enkele vragen opgenomen naar de behoefte van gemeenten aan (vormen van) financieel toezicht van de Provincie Noord-Brabant, die men eventueel heeft gemist tijdens de pilot en waaraan wel behoefte bestaat. Hierna volgen de antwoorden van respectievelijk gemeenteraden, portefeuillehouders, hoofden financiën.
Heeft u financieel toezicht van de Provincie gemist? (Gemeenteraad) 12% 25%
Ja
Nee
Weet niet/geen mening 63%
75% Van de gemeenteraden in Noord-Brabant geeft aan geen vormen van financieel toezicht van de Provincie te hebben gemist tijdens de pilot en er ook geen behoefte aan te hebben (63%), dan wel laat deze vraag open (12% ‘weet niet/geen mening’). 25% Van de gemeenteraden heeft wel een of meer vormen van financieel toezicht gemist. Hierbij zijn de volgende vormen genoemd: - begrotingsbrief met bevindingen en/of aanbevelingen aan de raad (5x genoemd); - brochures met kengetallen, belastingspecial e.d. (5x genoemd);
29
-
verdiepingsonderzoek (diagnoserapport, begrotingsscan), (2x genoemd); overleg met de gemeenteraad (1x genoemd); vraagbaakfunctie (1x genoemd); benchmarkgegevens (1x genoemd); toezicht afhankelijk van financiële staat gemeente (1x genoemd0.
Heeft u financieel toezicht van de Provincie gemist? (Portefeuillehouders)
Heeft u financieel toezicht van de Provincie gemist? (Hoofden financiën) 0%
12% 28%
Ja
Ja
31%
Nee
Nee
Weet niet/geen mening
Weet nietr/geen mening
69%
60%
Van de portefeuillehouders zegt 60% geen vorm(en) van financieel toezicht van de Provincie tijdens de pilot te hebben gemist en er ook geen behoefte aan te hebben. Ruim een kwart (28%) heeft daarentegen wel behoefte aan een of meer vormen van provinciaal toezicht. Het gaat hierbij om: - brochures (kengetallen, belastingspecial e.d.), (5x genoemd); - vraagbaakfunctie (5x genoemd); - bestuurlijk/ambtelijk overleg (3x genoemd); - financieel sparringpartner (3x genoemd); - verdiepingsonderzoek (diagnoserapport, begrotingsscan), (2x genoemd); - jaarlijks gesprek (1x genoemd); - begrotingsbrief met bevindingen en/of aanbevelingen aan de raad (1x genoemd); - bespreking van consequenties bevriezen gemeentefonds n.a.v. economische crisis (1x genoemd). Van de hoofden financiën zegt een minderheid van 31% geen behoefte te hebben aan (vormen van) provinciaal toezicht; een grote meerderheid van 69% geeft aan hier wel behoefte aan te hebben. Daarbij gaat het om de volgende vormen van financieel toezicht: - brochures (13x genoemd); - financieel sparringpartner (11x genoemd); - jaarlijks gesprek (9x genoemd); - bestuurlijk/ambtelijk overleg (8x genoemd); - vraagbaakfunctie (8x genoemd); - begrotingsbrief met bevindingen/aanbeveling aan de raad (7x genoemd); - verdiepingsonderzoek (5x genoemd); - kritisch meekijken (2x genoemd). - benchmarkgegevens en normen voor weerstandsvermogen (1x genoemd); - specials met gegevens van de regiogemeenten (1x genoemd).
30
In de enquête is aan de gemeenten in Noord-Brabant gevraagd hoe voor hen de ideale vorm van financieel toezicht van de Provincie op gemeenten eruit ziet.
Hoe ziet voor u de ideale vorm van financieel toezicht er uit? 80%
76%
75%
70%
63%
60% Huidige vorm van toezicht
50%
Sterke vorm van toezicht
30% 20% 10%
Lichte vorm van toezicht
37%
40%
Anders
24% 13% 8% 4% 0% 0%
0% 0%
0% NB GR
NB PF
NB HF
Voor driekwart van de gemeenteraden en portefeuillehouders vormt de huidige wijze van provinciaal toezicht houden, zoals dit nu in de pilot is geregeld, de ideale vorm. De hoofden financiën wijken hier enigszins vanaf. Voor hen geldt dat 63% de huidige wijze van toezicht beschouwt als de ideale vorm. Bij een beperkt deel van de respondenten bestaat er behoefte aan een, vooral lichte vorm van toezicht door de Provincie: bij de gemeenteraden heeft 13% behoefte aan licht toezicht; voor 4% mag dit een sterke vorm van toezicht zijn; bij de portefeuillehouders heeft 24% behoefte aan een lichte vorm van toezicht; bij de hoofden financiën is de behoefte relatief het grootst: 37% heeft behoefte aan een lichte vorm van provinciaal toezicht. Toelichting gemeenteraad: toezicht afhankelijk van de financiële staat van gemeenten; versterking toezicht door de raad en sterker toezicht door accountant. Provincie staat hier buiten. Toelichting portefeuillehouders: een adviesrol is wenselijk omdat de Provincie een breed overzicht heeft over alle gemeenten; correctie waar gemeenten de fout in dreigen te gaan om fiasco’s te voorkomen; overleg over gevolgen rijksbeleid t.a.v. financiële consequenties. Toelichting hoofden financiën: gezien sterke positie van de gemeente biedt provinciaal toezicht geen meerwaarde; werkwijze pilot omzetten in beleid, zodat gemeenten zich bewust blijven van eigen verantwoordelijkheid.
31
-
-
als weerstandsvermogen voldoende is, is terughoudendheid Provincie gewenst mits de gemeente een reële begroting presenteert. Daarbij is het wel de vraag bij wie een taak ligt om te bepalen of de begroting reëel is. Daarvoor komen meerdere instanties in aanmerking. De vraag is wie: accountant, Provincie, ministerie? lichte vorm van toezicht met ook ruimte voor een adviserende functie vooraf; Provincie als sparringpartner.
32
8.
Resultaten: enkele specifieke aspecten voor Limburg
In de enquête is in Limburg gevraagd in hoeverre zaken die het financieel toezicht van de Provincie betreffen en deel uitmaken van de pilot, volgens de gemeenten bijdragen aan hun taak op financieel gebied. NB. De vraag naar de bijdrage die de Provincie Limburg via de pilot levert aan de financiële taken van de gemeenten is niet gesteld in de Provincie Noord-Brabant, omdat de Provincie hier een zeer terughoudende vorm van financieel toezicht uitoefent op de gemeenten. Derhalve was het stellen van deze vraag voor Noord-Brabant niet relevant. Immers in Noord-Brabant is de Provincie zeer terughoudend geweest met communiceren naar gemeenten en heeft men het actief adviseren aan gemeenten tot een minimum beperkt. De volgende grafieken laten zien in hoeverre zaken die tot de pilot Limburg behoren zoals een verdiepingsonderzoek (VDO), organisatie van seminars, een website met info over financiële gemeentelijke zaken e.d. een bijdrage leveren aan het vervullen van de taken van gemeenteraden, portefeuillehouders en hoofden financiën op financieel gebied.
Uitvoering/presentatie VDO 24%
LI GR
19%
43%
14%
(heel) veel Redelijk
41%
LI PF
50%
33%
LI HF 0%
33%
20%
40%
5%5% 24%
60%
10%
80%
(zeer) weinig NVT/geen mening
100%
Organistatie van seminars LI GR 5%
(heel) veel Redelijk
18%
36%
32%
14%
LI PF
24%
57%
14%
(zeer) weinig
LI HF 0%
33%
48%
14% 20%
40%
60%
80%
5%
NVT/geen mening
100%
33
Website met informatie over financiele gemeentelijke zaken 29%
LI GR 9%
LI PF
57%
23%
14%
LI HF
50% 29%
0%
14%
20%
Redelijk
18% 52%
40%
(heel) veel
60%
5% 80%
(zeer) weinig NVT/geen mening
100%
Brief in voorjaar aan raad, College
(heel) veel
9%
59%
32%
LI PF
29%
57%
14%
LI GR
Redelijk (zeer) weinig
0%
24%
43%
29%
LI HF
20%
40%
60%
5%
80%
NVT/geen mening
100%
Brief in najaar aan raad, College LI GR
10%
48%
43%
(heel) veel Redelijk
32%
LI PF
24%
LI HF 0%
50%
14% 5%
43% 20%
40%
60%
29%
5%
80%
100%
(zeer) weinig NVT/geen mening
Vraagbaakfunctie LI GR
10%
LI PF
24%
52%
27%
41%
14% 9%
(heel) veel Redelijk
23%
(zeer) weinig
LI HF
33% 0%
20%
29% 40%
33% 60%
80%
5%
NVT/geen mening
100%
Enkele zaken dragen volgens een redelijk deel van de Limburgse portefeuillehouders en hoofden financiën in grote mate bij aan hun taken op financieel gebied. Het gaat hierbij om: a. de uitvoering/presentatie van een financieel verdiepingsonderzoek (VDO). 41% Van de portefeuillehouders en 33% van de hoofden financiën geeft aan dat een VDO een grote bijdrage levert;
34
b.
c.
d.
de brief die in het voorjaar aan de raad en het College wordt toegestuurd met daarin aandachtspunten voor de nieuwe begroting. 32% Van de portefeuillehouders en 29% van de hoofden financiën merkt dit aan als een grote bijdrage; de brief die in het najaar aan de raad en het College wordt toegestuurd met daarin informatie over de toezichtvorm voor het nieuwe jaar. 32% Van de portefeuillehouders en 24% van de hoofden financiën vindt dat deze een grote bijdrage levert; de vraagbaakfunctie. Voor 27% van de portefeuillehouders en 33% van de hoofden financiën levert deze een grote bijdrage.
Twee zaken leveren volgens de portefeuillehouders en hoofden financiën een beperkte bijdrage aan hun taak op financieel gebied: a. de organisatie van seminars. Voor 14% van de portefeuillehouders en hoofden financiën levert dit een grote bijdrage; b. de provinciale website met informatie over gemeentelijke financiële zaken. Voor 9% van de portefeuillehouders en 14% van de hoofden financiën is hier sprake van een grote bijdrage. Het beeld voor de gemeenteraad wijkt hier vanaf. Slechts een beperkt deel van de gemeenteraden vindt dat er sprake is van een grote provinciale bijdrage. Zo vindt 24% van de gemeenteraden dat een VDO een grote bijdrage levert aan hun taak op financieel gebied. Voor de overige zaken die de Provincie Limburg uitvoert in het kader van haar pilot is dit in veel mindere mate het geval. Circa 10% van de gemeenteraden vindt dat de brief in voor- en najaar en de vraagbaakfunctie (heel) veel bijdraagt aan hun taak. 5% Of minder vindt de organisatie van seminars en de provinciale website van groot belang voor de uitoefening van hun financiële taak. In de enquête is aan de gemeenten in Limburg gevraagd of het provinciaal financieel toezicht zoals dat in de pilot wordt uitgeoefend, verandering behoeft om de financiële taken van gemeenten beter waar te kunnen maken. Hieruit bleek dat rond de 30% van de gemeenteraden en de portefeuillehouders financiën vinden dat verbetering nodig is ten aanzien van alle zaken die in de Limburgse pilot worden uitgevoerd: VDO, seminars, website, brieven in voor-/najaar en vraagbaakfunctie. Een uitschieter vormt de organisatie van seminars, waar 41% van de portefeuillehouders vindt dat hierbij verandering nodig is. De hoofden financiën signaleren minder vaak dat verandering in de pilot nodig is. Rond de 20% van de hoofden ziet graag een verandering in alle zaken die in de pilot ten behoeve van gemeenten worden uitgevoerd. Een uitzondering daarbij vormt de brief in het najaar aan raad/College, die voor ‘slechts’ 14% van de hoofden voor verbetering in aanmerking komt. Hier staat uiteraard tegenover dat een groot deel van de gemeenteraden, portefeuillehouders en hoofden financiën aangeeft dat er geen verandering nodig is in de Limburgse pilot. a. Ongeveer tweederde van de gemeenteraden vindt dat de website en de brieven die in het vooren najaar naar de raad worden gestuurd, niet veranderd c.q. verbeterd hoeven te worden; b. ongeveer 70% van de portefeuillehouders vindt dat er geen verbetering nodig is ten aanzien van het VDO en de brieven die in voor- en najaar aan de raad/College worden gestuurd; c. ongeveer driekwart van de hoofden financiën vindt dat nagenoeg alle zaken geen verbetering behoeven. Alleen de website scoort hierin iets minder: 62% van de hoofden vindt dat deze niet veranderd hoeft te worden.
35
NB. Voor de bijbehorende grafieken bij deze uitkomsten wordt verwezen naar bijlage 3. Toelichting gemeenteraad: Provincie kan duidelijker kenbaar maken dat zij raadsleden ondersteunt in de financiële cyclus (2x genoemd). Bijv. meer aandacht geven aan de vraagbaakfunctie; meer bekendheid aan de pilot geven bij de gemeenteraad, zodat deze er ook haar voordeel mee kan doen (4x genoemd); in rapportages van de Provincie mag vaker de invloed van het rijksbeleid worden weergegeven, met name vanuit de overall visie en het beeld via het IPO. Toelichting portefeuillehouders: de Provincie mag meer ondersteuning bieden (3x genoemd). Meer seminars organiseren, vooral gekoppeld aan provinciale brieven; meer informatie verlenen over specifieke onderwerpen met bijv. best practice voorbeelden; meer proactieve advisering. Toelichting hoofden financiën: bij verdiepingsonderzoeken gebruik maken van de reële begroting en niet van fictieve getallen uit het Gemeentefonds; gerichte informatieverstrekking via mailings die relevant is voor vormgeving beleid en uitvoering, met een verwijzing naar de website. Dit heeft een meer dynamisch, actueel karakter dan de brieven in voor-/najaar; de Provincie kan een actieve intermediaire rol vervullen bij (provinciale) subsidiemogelijkheden. De toezichthouder weet immers welke ambities gemeenten hebben. In de enquête is aan de hoofden financiën in Limburg gevraagd in hoeverre men tevreden is over de servicegerichtheid van de Provincie i.c. degenen die belast zijn met het financieel toezicht op de gemeenten. Deze vraag is expliciet in de enquête meegenomen, omdat het verlenen van een goede service en dienstverlening aan de gemeenten onderdeel vormt van de pilot.
Wat vindt u van de dienstverlening van de Provincie? Bereikbaarheid ambtenaar/‐aren
76%
19% 5%
Gehoor vinden voor uw vragen
76%
14% 5%5% Goed
71%
Meedenken over oplossingen
10% 14% 5% Voldoende
81%
Mogelijkheden tot voeren overleg
10%5%5% Onvoldoende
48%
Bieden van maatwerk
33%
52%
Opereren als financieel sparringspartner
29%
Anders 5%5%10% 0%
20%
14% 5% 14% 5%
Weet niet/geen mening
81% 40%
60%
80%
100%
36
Vooral de bereikbaarheid van de ambtenaar/-aren, het gehoor vinden voor vragen, het meedenken over oplossingen en de mogelijkheden die er zijn tot overleg worden als goed beoordeeld, door 70-80% van de hoofden financiën. De mate van tevredenheid is iets minder groot ten aanzien van het bieden van maatwerk en het opereren als financieel sparringpartner. Circa de helft van de hoofden financiën beoordeelt deze als goed; circa een derde geeft hier de kwalificatie voldoende aan. 14% Van de hoofden financiën geeft aan niet tevreden te zijn over de service-/dienstverlening van de Provincie. Het gaat hierbij om het meedenken over oplossingen, het bieden van maatwerk en het opereren als financieel sparringpartner.
37
Bijlage 1.
Korte beschrijving pilot Noord-Brabant
De Provincie Noord-Brabant oefent in de pilot een terughoudende vorm van financieel toezicht uit op gemeenten. De gemeenten die meededen aan de pilot konden volstaan met het inzenden van de wettelijke begrotingsstukken mét een verklaring waarin de gemeenteraad aangeeft dat de begroting, inclusief de meerjarenraming, en het financiële beleid voldoen aan de wettelijke eisen. Bij de proef is de nadruk van het financiële toezicht meer bij de horizontale controle binnen de gemeente gelegd. Om zoveel mogelijk recht te doen aan de eigen verantwoordelijkheid van de gemeenten is de Provincie zeer terughoudend geweest met communiceren en heeft zij het actief adviseren van gemeenten tot een minimum beperkt. Adviezen en aanbevelingen werden in principe niet meer verstrekt (geen jaarlijks overleg, geen (begrotings-)brieven, geen brochures, geen verdiepingsonderzoeken). Vóór de pilot stelde de gemeenteraad elk jaar een sluitende begroting vast. Deze begroting werd daarna ingezonden naar de toezichthouder i.c. Provincie. De toezichthouder oordeelde tijdens het reguliere toezicht of de begroting daadwerkelijk structureel in evenwicht was of dat het voldoende aannemelijk was dat het structurele evenwicht uiterlijk in het laatste jaar van de meerjarenbegroting bereikt zou worden. Voor aanvang van het begrotingsjaar ontving de raad dan van de Provincie de zogenaamde begrotingsbrief, waarin de bevindingen over de begroting en de voor de gemeente geldende toezichtvorm voor het komende jaar werd medegedeeld. Tijdens de pilot van terughoudend financieel toezicht heeft de Provincie geen oordeel uitgesproken over het wel of niet structureel sluitend zijn van de door de gemeenteraad vastgestelde begroting. Ook de mededeling over de vorm van toezicht bleef tijdens de pilot achterwege. De verantwoordelijkheid voor het vaststellen van een sluitende begroting kwam daarmee geheel bij de raad te liggen. De raad dient ook te controleren (i.p.v. de toezichthouder) of er sprake is van een structureel sluitende begroting. De toets achteraf door de toezichthouder vervalt daarmee. In overleg met het ministerie van BZK is afgesproken dat de Provincie tijdens de pilot wel de ontwikkelingen in de financiële positie van de gemeenten blijft monitoren om te voorkomen dat een gemeenten in een dusdanige financiële positie komt te verkeren, dat men een beroep moet doen op middelen als bedoeld in artikel 12 Financiële Verhoudingswet. Dreigt een gemeente in deze situatie terecht te komen, dan neemt de Provincie de in de wet genoemde verantwoordelijkheid. In dat geval kan de gemeente niet meer blijven meedoen aan de pilot.
38
Bijlage 2.
Korte beschrijving pilot Limburg
Doel van de pilot is om algemene en specifieke kennis waarover de financieel toezichthouder i.c. de Provincie beschikt zoveel mogelijk ook aan gemeenten beschikbaar te stellen, waardoor gemeenten beter in staat zijn een gezonde financiële situatie te bereiken en te behouden. Daarvoor is het financieel toezicht in de pilot op enkele punten gewijzigd. Ten eerste voert de Provincie bij elke gemeente één keer in de vier jaar een financieel verdiepingsonderzoek (VDO) uit. Een VDO gaat zowel in de breedte als in de diepte verder dan een ‘oude’ toets van de begroting. De onderzoeksresultaten worden in een rapport vastgelegd, dat met de gemeente wordt besproken. Op basis van dit rapport besluiten Gedeputeerde Staten (GS) of de gemeente meerjarig repressief toezicht kan krijgen. Als GS daartoe besluiten, wordt het toezicht in principe tot het volgende VDO terughoudend uitgevoerd. In principe, want in situaties waarbij de financiën van een gemeente dreigen te ontsporen, nemen GS hun verantwoordelijkheid en stellen zo nodig preventief toezicht in. Als meerjarig repressief toezicht op basis van het VDO niet mogelijk is, blijft het toezicht op de oude manier in stand en bepaalt de Provincie jaarlijks de toezichtvorm voor de volgende begroting. Ten tweede informeert de Provincie gemeenten actief over de ontwikkelingen rond gemeentefinanciën en het toezicht in het algemeen en over specifieke thema’s. In dit verband organiseert de Provincie een aantal keren per jaar voor gemeenten seminars over actuele onderwerpen en voert jaarlijks overleg met de gemeenten over specifieke financiële ontwikkelingen of situaties. De Provincie heeft tevens een website gemeentefinanciën waarop veel informatie over gemeentefinanciën en toezicht staat en waar ook actuele onderwerpen aandacht krijgen. Ook stuurt de Provincie alle Limburgse gemeenten brieven met aandachtspunten voor de nieuwe begroting en de toezichtvorm voor het nieuwe jaar en het jaarlijkse belastingoverzicht. Ten derde is de Provincie vraagbaak voor elke gemeente voor alle algemene maar ook heel specifieke ontwikkelingen en vragen. Dit onderdeel krijgt meer aandacht als de Provincie een gemeente onder preventief toezicht heeft gesteld. Naast preventief toezicht in verband met de financiële situatie moet de Provincie als een herindeling in gang is gezet op basis van de wet de betrokken gemeenten onder preventief toezicht plaatsen, Dan vervallen ook eventueel eerder genomen besluiten over meerjarig repressief toezicht.
39
Bijlage 3. Gewenste veranderingen pilot Limburg Verandering nodig : Uitv oeren pres entatie v an VD O 68%
80% 60% 40% 20%
71%
52%
Ja
32%
29% 19%
Nee
19% 10%
NV T/geen mening
0% L I G R
L I P F
L I HF
Verandering nodig : O rg anis tatie v an s eminars 71%
80% 60% 40%
43% 33% 24%
41% 36% 23%
20%
Ja Nee
19% 10%
NV T/geen mening
0% L I G R
L I P F
L I HF
Verandering nodig : Webs ite met informatie ov er financ iele g emeentelijke z aken 80%
62%
60% 40% 20%
24%
62% 41% 27% 32%
14%
Ja
24%
Nee
14%
0% L I G R
L I P F
NV T/geen mening
L I HF
40
Verandering nodig : B rief in v oorjaar aan raad 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
76%
73%
67%
Ja Nee
29%
27%
19%
5% L I G R
NV T/geen mening
5% L I P F
L I HF
Verandering nodig : B rief in najaar aan raad 100% 80%
81% 68%
62%
Ja
60% 40%
33%
20%
Nee
32% 14%
5%
NV T/geen mening
5%
0% L I G R
L I P F
L I HF
Verandering nodig : Vraag baakfunc tie 76%
80% 60% 40% 20%
52% 33% 14%
55% Ja
27% 18%
Nee
19% 5%
NV T/geen mening
0% L I G R
L I P F
L I HF
41