Kijk voor meer informatie en de presentaties op: www.geopromotion.nl
Introductie: Rogien Averink en Gert de Roo Om 09:45 exact heet de voorzitter van Geo Promotion, Rogien Averink, de deelnemers welkom. Vervolgens introduceert zij de dagvoorzitter, Gert de Roo. Gert de Roo neemt het woord. Hij heet de congresdeelnemers welkom in de Gasunie, of zoals hij het zelf noemt, de „kern van de energie‟. Naar aanleiding van minister Cramers woede wegens onduidelijkheden in de klimaatwetenschap stelt hij dat de planoloog ervoor zorgt dat we in Nederland droge voeten houden. Dat is volgens De Roo het ruimtelijke aspect van energie, plus een beetje geopolitiek. We streven naar een zorgvuldig gebruik van energie om minder CO2 uit te stoten, omwille van duurzaamheid en de portemonnee van ieder individu. Spreker 1: Mark Frequin, voormalig directeur-generaal energie en telecom, Ministerie van Economische Zaken Om 10.00 krijgt Mark Frequin het woord. Hij is voormalig directeur-generaal energie en telecom, Ministerie van Economische Zaken, en was daarbij verantwoordelijk voor het beleid van energie. Frequin neemt ons mee naar de grote lijnen van het energieonderwerp. Dit wereldprobleem moeten we in de context bekijken, maar wel door de bril van Nederland. Want Nederland is maar een fractie van het geheel. Energie is altijd verbonden met geopolitiek. Energiebronnen bevinden zich altijd op plekken in de wereld waar iets aan de hand is. Bovendien bezitten veel landen niet over genoeg energiebronnen, waardoor de energie vaak ergens anders vandaan moet komen. In Nederland zijn we daarom ook afhankelijk van wat de rest van de wereld doet. Want hoewel Nederland werkt aan energiebesparing, is voor een groot deel van de wereld de verwachting dat het energiegebruik nog enorm toe zal nemen. Landen als China en India komen eraan, en dit zal een bron van spanning zijn. In dit mondiale energiespel is het belangrijk om de juiste partners te vinden. Dit kost tijd, want andere landen zijn niet zo happig. Toch is dit van groot belang voor Nederland, omdat de gasvoorraad snel vermindert, en andere energiebronnen spelen nauwelijks een rol in de voorziening. Bij een goed energiebeleid zijn drie aspecten van belang: het moet betrouwbaar, betaalbaar en schoon zijn. Binnen deze „driehoek‟ spelen producent, overheid en consument met elkaar. De marktwerking moet verbeterd worden, de consument had tot nu toe een zwakke positie in de driehoek. Door deze imperfectie ontstaan er veel spanningen op de energiemarkt. Iedereen is het er over eens dat energie meer duurzaam moet zijn. Nu wordt er nog 4.022 miljoen euro aan energiekosten besteed. Er moet de komende decennia meer innovatie komen. Een voorbeeld is groene grondstoffen, zoals een kas als energiebron. Toch zijn deze besparingen niet zo simpel als ze lijken. Er zijn een aantal dilemma‟s. Zo zijn windmolens bijvoorbeeld een duurzame oplossing, maar hiermee genereer je ook weer een nieuw vraagstuk, namelijk dat van de ruimtelijke inpassing. Het beleid is van nationaal, wereld en lokaal belang, waardoor ook de bekostigingssystematiek een vraagstuk is. Is men bereid te investeren in een duurzame oplossing? Moeten burgers verplichtingen opgelegd worden? Er zijn heel wat acties die gedaan kunnen worden tegen deze problemen. Frequin licht er een paar uit. Zo kunnen er dingen op het gebied van gas ondernomen worden. Nederland is een
Kijk voor meer informatie en de presentaties op: www.geopromotion.nl
gasland, en daar moeten we gebruik van maken. We hebben namelijk een aantal interessante gasverbindingen; zo leveren we aan Italie, Frankrijk, Belgie, enzovoort. We moeten de kennis die we door deze gashandel gebruiken en investeren in nieuwe verbindingen. Frequin benadrukt dat we nooit alleen vanuit Noordwest-Europa moeten denken als het om gas gaat. We moeten ons niet meer verzetten tegen de geopolitieke machten, maar we moeten onze eigen positie versterken, zodat we een hoge positie op de markt krijgen. Wat we verder kunnen doen de komende periode is de warmte veel beter benutten. Nu gaat daar nog veel van verloren. Dit kan gedaan worden door warmte uit de grond te halen en dan naar de huizen te pompen. Zo liggen er toch nog veel kansen in de ondergrond van Nederland. Ook wijst Frequin de Noordzee als energiebron aan. Hier zijn echter ook spanningen door havenactiviteiten. Bovendien lijkt de Noordzee voor de komende jaren op slot te zitten, al is men hard bezig hier verandering in te brengen. Verder moet ook aandacht besteed worden aan de infrastructuur van de energie. Volgens Frequin is ons energienetwerk maar „dom‟ vergeleken met andere. Hij stelt dat we „slimme netten, en slimme meters‟ moeten krijgen, waarbij energie decentraal wordt opgewekt en gegenereerd. Tenslotte zijn er een aantal ruimtelijke energieconcepten. Een voorbeeld is CO2-opslag, voor oplossingen in de ondergrond. Nederland heeft daar voordeel bij, want die heeft veel ondergrondse opslag beschikbaar. Ook elektrisch rijden is een slimme oplossing, dat ook nog eens in het decentrale denken past. Na deze lezing volgt een discussie, waarbij naar voren komt dat alles voornamelijk om geld draait in deze crisistijd. Eigenlijk moet er geïnvesteerd worden, maar dat gebeurd niet, en dat is een gemiste kans. De Roo vraagt zich af hoe wij als Nederland over ons gasverleden heen kunnen springen. Volgens Frequin moeten we dit juist niet doen, en kunnen we veel leren en gebruik maken van dit verleden. Verder wordt er nog gesproken over de toekomst van Nederland. We kunnen gebruik maken van wind, zee en land. Zon en biomassa in veel mindere mate. Dus onze mogelijkheden zijn beperkt. We hebben geen bergen, we hebben weinig bomen. Dit is moeilijk voor Nederland. Spreker 2: Geert Jan Pastoor, directeur E.ON Om 10:40 krijgt Geert Jan Pastoor het woord. Hij is directeur van E.ON, onder het Duitse bedrijf Energy From Waste. E.ON is Europa’s grootste energiebedrijf. Pastoor houdt zich bezig met het spanningsveld tussen energie, infrastructuur en ruimte. E.ON heeft vestigingen in de Benelux, twee in België en twee in Zuid-Holland (Maasvlakte). Naast de bestaande centrale wordt op korte termijn een nieuwe centrale gerealiseerd op de Maasvlakte, die op kolen en biomassa (dierlijke vetten, hout, etcetera) gaat draaien. Vroeger had elke stad dichtbij een eigen energievoorziening. Met de groei van steden kwamen de energievoorzieningen verder weg te liggen. De issues die bij dit verschijnsel aan de orde komen zijn van logistieke aard, ook moet worden nagedacht over een koelcentrale. De stad Rotterdam ligt dichtbij de energiecentrale op de Maasvlakte, deze stad levert veel klanten voor elektriciteit en warmte.
Kijk voor meer informatie en de presentaties op: www.geopromotion.nl
In Delfzijl is zeer binnenkort een nieuwe vestiging van E.ON gereed. Hier zal 300.000 ton afval worden verbrand. Deze afvalcentrale zal een rendement hebben van 70%. Er wordt stoom geproduceerd dat aan omliggende bedrijven wordt geleverd. Er zijn twee redenen te noemen waarom deze centrale in Delfzijl moest worden gebouwd. De eerste ligt in het feit dat daar vijf omliggende bedrijven van stoom kunnen worden voorzien via een openbaar stoomnetwerk in het bedrijvenpark. Hierdoor wordt veel aardgas bespaard, dat deze vijf bedrijven anders zelf hadden moeten produceren. De tweede reden is dat er in Delfzijl uitstekend brandstof aan kan worden gevoerd per schip. De E.ON-centrale in Delfzijl is een volledig voor het bedrijfsleven gefinancierd project, er is geen gebruikgemaakt van fondsen en overheidssubsidies. Er volgt een discussie waarbij De Roo zich afvraagt of Delfzijl niet erg ver weg is voor een afvalcentrale. Pastoor meldt dat E.ON in Rotterdam niet meer mocht uitbreiden vanwege de vuilverbranding. Ook benadrukt Pastoor de bijzonderheid dat deze centrale in Delfzijl mócht komen. Als buitenlands bedrijf is E.ON toch ineens tussen de landlopende contracten in Nederland gekomen. De Roo vraagt zich af hoe het met de transportkosten gesteld is. Pastoor antwoordt dat een klein stukje logistiek niet veel uitmaakt. Een FRW-student in de zaal vraagt hoe flexibel de centrale in Delfzijl zal zijn. Pastoor vertelt dat de centrale altijd stoom kan maken. De stoom wordt warm en blijft warm, de centrale wordt daarom niet zomaar uitgezet, dat zou zonde zijn van de ontstane warmte. Spreker 3: Hans G.M. Alders, voorzitter EnergieNed Hans Alders geeft zijn kijk op het ruimtelijke energiebeleid in Nederland en Europa. Hij is werkzaam bij EnergieNed, het aanspreekpunt voor energiemarktthema’s op het terrein van milieu, marktwerking en voorzieningszekerheid. Ook Alders begint zijn lezing met de relatie tussen energie en ruimtelijke ordening. Er is veel verandert ten opzichte van vroeger op dit punt. Zo was er vroeger op het platteland niet zoveel gebruik van energie. Maar nu, met de kassen, is er juist vraag naar energie op plekken die daar maar weinig capaciteit voor hebben. Verder gaat Alders in op de ontwikkeling van de Noord-West Europese markt. Bijna alle bedrijven zijn in handen van grote ondernemingen. Daarom moet er ook niet meer naar de landmarkten gekeken worden, en dit heeft grote consequenties voor hoe we met energie omgaan. De netwerken moeten gekoppeld worden over de Nederlandse grens, en de energie moet niet alleen in Nederland afgezet worden, want daarvoor alleen wekken we veel te veel energie op. De schaalvergroting op energiebeleid in Europa is altijd een wisselwerking tussen decentraal en de „groten‟. Het gaat niet meer om wat Nederland nodig heeft. Daardoor ontstaat ook de vraag wat de beste plek is om energie op te wekken. Waar kunnen we het beste windenergie opwekken? Waar biomassa? Dit is allemaal afhankelijk van de opportunities en de vestigingsvoordelen. In Nederland is deze discussie over vestigingslocaties hevig. Er zijn twee locaties die dé vestigingsplaats voor grootschalige vermogens zijn: de Eemshaven en de Maasvlakte. Ook het denken op een andere schaal speelt hierbij een rol. Men moet bijvoorbeeld logistiek heel anders gaan denken. In Nederland is de afgelopen jaren 20 tot 25% van de elektriciteit geïmporteerd uit het
Kijk voor meer informatie en de presentaties op: www.geopromotion.nl
buitenland. Maar nu hebben wij een andere positie en vestigingsplaatsvoordelen, waardoor we veel meer hier produceren en juist transporteren naar andere landen. Vervolgens komt het gas aan bod. We moeten op een andere manier naar gas kijken dan voorheen. Op een geopolitieke manier. De vraag bij pijpleidingen is bijvoorbeeld altijd waar ze liggen, en van wie ze zijn, maar het gaat nooit over het gas dat er in zit. Voor het eerst in de geschiedenis wordt de gasprijs ontkoppeld van de olieprijs. Dit heeft consequenties. Er gaan volgens Alders grote verschuivingen plaatsvinden. In plaats van over de regio zal meer over Europa als geheel nagedacht worden. Dit zal gepaard gaan met decentraal opwekken. Maar op hoeveel locaties en waar moet dit gebeuren? Ook dit laatste is een probleem, want iedereen wil wel dat er bijvoorbeeld windmolens komen, maar niemand wil ze zien. Een locatie waar deze spanningen groot zijn is de Noordzee. We moeten dus goed weten wat we willen, en wanneer en hoe we dat willen. CO2-uitstoot willen we bijvoorbeeld niet. Waar stoppen we het dan in de grond? Er zijn al wel plannen bedacht, maar de uitvoering laat nog even op zich wachten. In de discussie die hierna volgt bepleit Alders dat het grote effect pas bereikt wordt als alles met elkaar verbonden is: de lagere overheden met de hogere en de grote bedrijven. Hier is echter wel organisatorisch vermogen voor nodig, en dit is nog lastig. Wel belangrijk is ook de lokale regio‟s in dit spel te betrekken, en zelf een goede positie te houden. Want wat Nederland niet wil, is delen van haar markt overdragen naar Brussel. Spreker 4: Lucas Reijnders, hoogleraar Milieukunde aan de UvA Om 12:00 exact krijgt Lucas Reijnders het woord. Volgens De Roo is deze professor het geweten van Nederland wat milieu betreft. Reijnders houdt zich bezig met duurzame energie en geeft in zijn presentatie een fysieke invalshoek van het energievraagstuk. Van brandstof tot zonnecel. Hoeveel duurzame energie is er? 14 TW. Dat is veel. De belangrijkste vormen van duurzame energie zijn zonne-energie, windenergie en geothermische energie (aardwarmte). Reijnders introduceert het begrip „passiefhuis‟. Dit is een huis waarvan het plafond, de muren, vloeren en ramen zo isolerend mogelijk worden gemaakt. Een passiefhuis isoleert vier maal zo goed als een huis dat gebouw is volgens de huidige nieuwbouwstandaard. In Nederland hebben we twee energiecentrales draaien voor alle apparaten die voortdurend op stand-by staan. Dat kan efficiënter! Bijvoorbeeld door middel het werken met zonneelektriciteit. Werken met zonnewarmte is namelijk niet geschikt voor Nederland, dat is meer iets voor zuidelijker gelegen landen. Als er overal waar dat in ons land mogelijk is zonnepanelen worden geplaatst, kan evenveel energie worden geproduceerd als nu. Dit zou een goede oplossing kunnen zijn ware het niet dat de prijs hiervoor veel te hoog ligt. Als 5% van de Sahara zou worden bedekt door zonnepanelen, is het mogelijk voor de gehele wereld voldoende energie te leveren (14 TW). Qua ruimte is dit mogelijk, maar dan is de energie nog niet op de plaats waar het nodig is. Een nadeel van zonne-energie is het bergen. Als je ‟s nachts wilt douchen schijnt de zon niet. Zonne-energie kun je in de grond bergen voor een seizoen. Dit gebeurt nu al in kassen met warmtewisselaars. De energie wordt 90 meter diep in de bodem gestopt en ‟s winters kan het
Kijk voor meer informatie en de presentaties op: www.geopromotion.nl
eruit worden gehaald. Hiervoor heb je wel ruimte in de bodem nodig, maar dit is beschikbaar op vrijwel alle plaatsen in Nederland. Dan de windenergie. Volgens Reijnders zakt de prijs van windenergie snel en wordt het goedkoper dan zonne-energie. Als we in Nederland een systeem zouden hebben dat de vervuiler betaalt, zouden verenigingen als De Windvogel daar wel bij varen. De Windvogel is een vereniging ter bevordering van duurzame energie. Ook beheert ze diverse windmolens. In Nederland zijn de planologische implicaties erg groot, waardoor een dergelijk systeem slechts een ideaalbeeld zal blijven. Reijnders is van mening dat we duurzame energie grootschaliger moeten aanpakken. Bijvoorbeeld door middel van een super grid waardoor op internationaal niveau alle energieopwekkingen aan elkaar verbonden kunnen worden. Ook ziet Reijnders het voordeel in van auto‟s als opslagplaats voor elektriciteitscentrales. De Toyota Prius is zo‟n auto. Middels het opslaan van energie in de auto kunnen tientallen euro‟s per auto worden verdiend. Dit is een goede prikkel voor de consument om duurzaam met energie om te gaan. De beste efficiency kan volgens Reijnders worden bereikt met suikerriet. Suiker wordt al gekoppeld aan de olieprijs. Hierdoor kunnen de voedselprijzen omhoog gaan. Als de graanprijs ook aan de olieprijs wordt gekoppeld, ontstaat er een wereldwijd probleem. Omdat het ruimtebeslag zo groot is, is er, met name in Nederland, veel concurrentie. Hierdoor zou het wel eens zo kunnen zijn dat biobrandstof alleen voor rijkere burgers is weggelegd. De moraal van Reijnders‟ presentatie is dat ruimtebeslag een belangrijk punt is in het energievraagstuk en dat het daarom interessant is om naar de energie-efficiency te kijken. Ook is de conversie van zon en wind belangrijk, evenals de mogelijkheid van energie opslaan in de bodem. Na Reijnders‟ presentatie ontstaan een discussie onder leiding van De Roo. De Roo denkt dat het allemaal wel op gang komt met die duurzame energie, maar vraagt zich af hoe we het op moeten pakken, hoe we de sprong moeten maken. Reijnders zegt dat het nog niet zo‟n storm loopt met duurzame energie vanwege beleidsproblemen. Volgens hem wordt door beleidsmakers veel geld uitgegeven dat niet nuttig besteed wordt. Windmolenbezitters gaan bijvoorbeeld vooruit op de door het kabinet Paars II gemaakte fouten in het beleid. De Roo vraagt hoe we het nu slimmer gaan doen. Reijnders antwoordt dat we eerst eens moeten kijken of een investering iets oplevert. Er moet iets veranderen in de prijsvorming. Als we iedereen zouden verplichten energie in de bodem op te slaan, zijn we al erg veel gewonnen. De Roo vindt het op zijn beurt teleurstellend dat we het van de prijs moeten hebben. Reijnders had al zo‟n vermoeden van een planoloog… Hierop vraagt De Roo naar ruimtelijke netwerken. Reijnders dat hiermee veel te winnen is door het regionaal beter te doen. Er is een culturele omslag nodig. Waarom zijn er niet meer windmolenhouders? Er moet nog veel gedaan worden aan de efficiencyverbetering door regionaal te kijken. Er moet bijvoorbeeld in de wijken gekeken worden hoe auto‟s daar in passen. De vraag “wat is uw visie op kernenergie?” wordt vanuit de zaal gesteld. Reijnders stelt dat windmolens even duur zijn als kernenergie, maar de windmolenenergieprijs gaat omhoog. Wind- en zonne-energie gaan kernenergie eruit concurreren. Het voordeel van een windmolen
Kijk voor meer informatie en de presentaties op: www.geopromotion.nl
is dat je hem weer kunt slopen, om een nieuwe, verbeterde te bouwen. Dat kan je met een kerncentrale nooit doen. Een kerncentrale bouw je in vier jaar, en dan moet hij minstens zestig jaar staan… Om 12:30 worden de sprekers bedankt door Stichting Geo Promotion. De Roo maakt de locaties van de workshops bekend. Hierna volgt de lunch. Spreker 5: Catrinus J. Jepma, president Energy Delta Institute Na de workshoprondes komt als één na laatste spreker van vandaag Catrinus Jepma aan het woord. Hij heeft zich als econoom vooral gefocust op Noord-Nederland, en kan ons dan ook het een en ander vertellen over dit gebied. Jepma neemt ons eerst tien jaar mee terug in de tijd. Toen was er nog geen enkel besef over de relatie tussen energie en ruimtegebruik. Alleen de infrastructuur was van belang, maar dit was geen spannende combinatie. De liberalisering van de energiemarkt en het broeikaseffect waren toen issues, over de ruimte werd niet gedacht. Maar in de jaren 2000 tot 2005 kwam hier verandering in. Er deden zich verschuivingen in het energiebeleid voor. De Gasunie introduceerde de gasronde. Nederland was een belangrijke exporteur in gas, waardoor we een knooppunt werden in de gasrotonde. Het moest zelfs het draaipunt voor het gas van Noord-West Europa worden. Ook Energyvalley werd in het leven geroepen, doordat de angst bestond dat Noord-Nederland en Groningen geen rol meer zouden spelen in energievoorziening en dat alles zou verdwijnen uit deze regio. De flexibiliteit van in het Groninger veld werd steeds minder, hierdoor werd gasopslag steeds belangrijker. Er werd ook op microschaal gedacht: moesten we het gas wel in de huishoudens houden? Toch was de ruimtelijke dimensie van deze vraagstukken niet erg groot. En hier stuit Jepma op het kernpunt van zijn verhaal: de enorme snelheid van het bijeenkomen van deze twee thema‟s: ruimte en energie. De ruimtelijke planning van energie móet goed zijn, en dit is een enorme organisatie. Beslag op de ruimte leggen heeft enorme consequenties, en dit is bijna niet te doen in zo‟n dichtbevolkt land als Nederland. De laatste vijf jaar is er een grote discussie over windenergie. Hoe kunnen we dit genereren in een beperkte Noordzee? Want ook het Verenigd Koninkrijk en Denemarken hebben daar plannen voor. De Noordzee lijkt al aardig op slot te zitten. Vijf jaar geleden hadden we nog helemaal geen besef van deze grote ruimtelijke uitdaging. Daarom werd er ook een tweede concept van de gasrotonde ontwikkeld, dit keer met een groene rand erbij. Vervolgens ontstond nog een derde concept, wat nu nog steeds geldt. De gasfaciliteiten moeten het schoonste en groenste energiesysteem opleveren. Dit derde concept is volgens Jepma de flexibele reddende engel van een groen energiesysteem. Toch doet er zich weer een nieuw probleem voor. Want zoveel renewables zorgen ervoor dat de stroommarkt steeds minder in balans is. Dit is de minst praktische markt ter wereld. En we moeten dus zorgen dat vraag en aanbod gelijk komen te staan. Al met al hebben we in tien jaar tijd drie revoluties gehad. We startten met een rustige markt. Toen kwam er de liberalisering waarin gasopslag aan de orde kwam. Vervolgens kregen we groengras en CCS. En we eindigden met een systeem waarin gas een steeds groter onderdeel
Kijk voor meer informatie en de presentaties op: www.geopromotion.nl
van het totale energiesysteem werd. Bij elk van deze stappen werd het besef van het ruimtelijke aspect steeds groter. De Roo opent vervolgens de discussie met de rol van planologen in dit proces. De buizen liggen stil onder de grond, dus daar zullen ze niet zoveel mee te maken krijgen. Wat zijn de ruimtelijke kansen hier? Volgens Jepma is de particulier hier van belang. Heeft deze toegang tot het net? Dit is nu nog een strijd. De centrale capaciteit moet wat teruggeschroefd worden. Er moet meer gedacht worden aan het lokale niveau. De planoloog moet het hele energiesysteem goed kennen voordat hij goede beslissingen kan maken. Spreker 6: Gerrit van Werven, directeur Stichting Energy Valley Om 16:15 begint Gerrit van Werven zijn presentatie. Het idee van Energy Valley is acht jaar geleden ontstaan. Noord-Nederland is een gasgebied en daar kunnen we ons voordeel mee doen. We moeten energie tot ons economisch thema maken. Deze regio is een gebied op gasreserves. Er zijn veel banen in de gassector. Bovendien biedt het noorden een stevig kennisfundament als het gaat om de omgang met gas. Het primaire doel waar Energy Valley zich voor inzet is het creëren van werkgelegenheid en een goede economie. En niet energie, zoals de naam doet vermoeden. Ook is de branding van deze regio als energieregio een belangrijk speerpunt, evenals het bieden van een platform voor kennis. Hoe kan het nou dat deze regio zo‟n project aangaat? Het begon met gas- en oliewinning, waarna het idee van een gasrotonde werd ontwikkeld. Er werden nieuwe centrales ontwikkeld. Zo is de Eemscentrale een groot voordeel voor het noorden. Daarna werden er groengashubs voor duurzame energie gemaakt, voortbordurend op de energieopwekking vanuit koeienmest op boerderijen. Dit moest grootschaliger aangepakt worden. Het besef ontstond dat we het noorden van energie zouden kunnen voorzien via de verbranding van onze biomassa (vergisting). Ten slotte ontstond het idee van de zogenaamde smart grids. In de gebouwde omgeving zou het verbruik teruggeleverd moeten worden aan het net. Warmteopslag bleek voordeling, maar ook zeer stroomverslindend. Er moet daarom een nieuw pakket komen waarin dingen gekoppeld worden. In Nederland is het gemeentelijk afgesproken dat nieuwbouw wordt voorzien van smart grids. Dit heeft veel invloed op hoe wijken worden vormgegeven. Je zou kunnen spreken van een paradigmawisseling op dit gebied. In Nederland kunnen we de windmolens bij de Afsluitdijk en offshorewindenergie noemen als duurzame-energieprojecten. Noord-Nederland zou ook een energiehub kunnen worden. Het is mogelijk om meer energie te leveren dan we verbruiken, dit kunnen we verkopen. Op deze manier wordt het noorden een groene-energiemachine. Energy Valley krijgt tegenwoordig een Noordwest-Europese dimensie. In het zogeheten Hanze-energiecorridor wordt samengewerkt met Duitsland, Zweden en Groot-Brittannië. Dit biedt nieuwe kansen voor bedrijven en wetenschap. Energy Valley probeert te lobbyen en dingen op te zetten, bedrijven moeten daarin investeren. De toekomst van energie in Noord-Nederland was de vraag die jaren gelden rees. Er zijn nu veel investeringen in het noorden op het gebied van energie te bespeuren, dat is dus een
Kijk voor meer informatie en de presentaties op: www.geopromotion.nl
positieve ontwikkeling. Energy Valley heeft een cruciale rol gespeeld in het opzetten van deze initiatieven. Wederom volgt een discussie. De Roo vraagt of Energy Valley de regie heeft. Van Werven benadrukt dat het bedrijf investeerders helpt in de route naar duurzaamheid. Een FRW-student in de zaal vraagt naar innovatie, of er nieuwe bedrijven nodig zijn. Van Werven vertelt dat daar het probleem van Nederland ligt. Andere landen hebben handigere financieringsstructuren. In Nederland zijn maar nieuw startende bedrijven op energieinnovatiegebied. Hoe we de nieuwe technologie in bedrijven kunnen omzetten? Hierover is Van Werven pessimistisch. Volgens hem heeft Nederland geen gunstig fiscaal systeem om een bedrijf om te richten. Een medewerker van Arcadis vraagt vanuit de zaal hoe we de studenten vast kunnen houden in het noorden zodat er in de energiesector werkzaam kunnen worden. Van Werven haalt Young Energy Valley aan, een onderdeel van Energy Valley dat pas afgestudeerden meer kansen biedt in de energiesector. Van Werven eindigt met de opbeurende woorden: “Groningse studenten zijn betrouwbaar personeel”. De sprekers worden bedankt door Stichting Geo Promotion. Einde: Stellingen De Roo concludeert dat energielandschappen veranderd zijn. We begonnen met meren en plassen die ontstonden door turfwinning, we zijn nu zo ver dat het energielandschap bepaald wordt door instituties. Het is tijd voor vergroening! De Roo poneert enkele stellingen, waar de deelnemers op kunnen reageren door middel van het opsteken van een rode (oneens) of een groene (eens) kaart. Op de vraag of de overheid een relevante gesprekspartner is in de transitie van energie antwoordt bijna de gehele zaal met „eens‟. Hetzelfde geldt voor de vraag of grote netwerkbeheerders lokale netwerken moeten ontwikkelen. De vraag of regionale regie een noodzaak is roept al iets meer weerstand op, toch is de grote meerderheid nog steeds „eens‟. Over wie die lokale regie dan moet voeren lijkt de zaal nog geen overeenstemming te kunnen bereiken. Een publiek-private samenwerking met een belangrijke rol voor de overheid is daarom een ideale oplossing. De Roo concludeert dat de overheid in de energietransitie onmisbaar is. Transitiemanagement bouwt goeddeels voort vanuit bestaande instituties met lokale regie. En er is hoop. We communiceren al veel en de regie wordt alsmaar transparanter. Kortom: er zijn kansen te over! Dhr. Pellenbarg bedankt Stichting Geo Promotion namens de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen. Groot applaus volgt.
Kijk voor meer informatie en de presentaties op: www.geopromotion.nl