KENNIS INTEGRATIE SESSIE BODEM EN RUIMTELIJKE ONTWIKKELINGEN HET VERHAAL VAN 24 UUR WERKEN EN DENKEN OVER DE ROL VAN DE BODEM IN GEBIEDSONTWIKKELING
27 & 28 JUNI 2006 SOESTERBERG
Henk Werksma (H2Ruimte) Marc Koenders (WDL Leerarchitectuur) Augustus 2006
KIS Bodem & Ruimtelijke Ontwikkeling 2006
Op 27 en 28 juni 2006 is een groep mensen met een passie voor de rol van de bodem in gebiedsontwikkeling bijeen gekomen om ervaringen te delen. Deze ervaringen hebben zij opgedaan in SKB projecten die zich bewegen op het raakvlak van de werkvelden ‘Bodem’ en ‘RO’. Maar het ging niet alleen om het delen van ervaringen. Het doel van het samenzijn was uitdagende vraagstukken te formuleren rondom de rol van de bodem in gebiedsontwikkeling en richtingen te geven voor oplossingen die het SKB-netwerk kan oppakken. Dit is het verhaal van 24 uur samen werken en denken over de rol van de bodem in gebiedsontwikkeling. In bijlage 3 is het fotoverslag opgenomen. 1
Inleiding
KIS: brug tussen bodemwereld en RO In de huidige praktijk van ruimtelijke planvorming is het niet vanzelfsprekend dat de bodemdeskundigen vroegtijdig worden geraadpleegd. Dat is niet verwonderlijk. Sinds Lekkerkerk was de ‘bodem’ synoniem voor gifgrond. Maar met de ‘beleidsbrief bodem’ introduceert het Ministerie van VROM een bodembeleid dat over meer dan alleen bodemsanering gaat. De gebruiker van de bodem krijgt het recht de bodem te gebruiken, maar ook de plicht er zorgvuldig mee om te gaan. Daarmee slaat de bodemwereld een brug naar de ruimtelijke ontwikkeling. De afgelopen jaren is in tal van SKB-projecten al ervaring opgedaan met de integratie van bodem in ruimtelijke ontwikkelingsprocessen. In de Kennis Integratie Sessie (kortweg KIS) Bodem en Ruimtelijke Ontwikkelingen zijn kennis en ervaringen van deelnemers aan de (lopende) SKB projecten uitgewisseld. Op basis van die uitwisseling hebben de deelnemers vooruitgeblikt: welke ontwikkelingen zullen zich in de komende jaren voordoen en hoe kan hierop geanticipeerd worden? 2
Intrigerende vraag en vier hoofdlijnen In de avondsessie van 27 juni stond de uitwisseling van kennis en ervaringen uit SKBprojecten centraal. Op een levendige ´marktplaats´ zijn (meerdere) posters gepresenteerd van de volgende projecten: • • • • •
Community of Practice Bodem & RO Grondlaagadvies voor pilots bij gemeenten in Gelderland Implementatie van Bodembeheerplannen De meerwaarde van bodem Duurzaam voorradenbeheer
Voor een beschrijving van deze projecten wordt verwezen naar de samenvattingen op de website www.skbodem.nl.
Marktplaats van projectposters
-2-
KIS Bodem & Ruimtelijke Ontwikkeling 2006
Deze posterpresentaties gaven veel stof tot boeiende discussies over ‘brandende kwesties’: dimensies voorvloeiend uit de projecten die van wezenlijke betekenis zijn voor de integratie van bodem in gebiedsontwikkeling. Op basis van deze discussies is een gezamenlijk intrigerende vraag geformuleerd:
Uitgaande van kwalitatief hoogwaardige gebiedsontwikkeling, hoe kan ik daar als grondlaagdeskundige met anderen succesvol aan werken en welke (landelijke) initiatieven helpen daarbij? In het onderstaande een nadere beschouwing van de verschillende elementen van de intrigerende vraag.
Van sector- naar facetbeleid Eerste aanzetten voor de intrigerende vraag Het bodembeleid verschuift van sector- naar facetbeleid. Dat blijkt uit de formulering van de vraag: eerst wordt een bredere context neergezet waarbinnen een vraag wordt gesteld die zich eerst en vooral richt op mensen (‘ik’ en ‘anderen’). Daarmee wordt de toon direct gezet: niet langer staat één aspect centraal zoals bodemvervuiling of archeologie maar het integrerende geheel: het gebied. Daarmee geven de deelnemers aan dat zij ‘de bodem’ niet langer als sectoractiviteit zien: het gaat niet langer om 1) een concrete programmering van één overheidsactiviteit met 2) een technische karakter, 3) gericht op uitvoering waarbij 4) het doel buiten discussie staat. In plaats daarvan zien de deelnemers een facetbeleid voor zich: het gaat om 1) intergratie van overheidsactiviteiten vanuit één gezichtspunt met 2) een proceskarakter dat 3) gericht is op het scheppen van randvoorwaarden.
Grondlaagdeskundige Opvallend maar verklaarbaar in het licht van het bovenstaande, is het ontbreken van de term ´bodem´ of ´ondergrond´ in de intrigerende vraag. Wel wordt zijn vertegenwoordiger genoemd: de grondlaagdeskundige. Deze term verwijst naar de onderste laag van de lagenbenadering die het bodem- watersysteem omvat. Hiermee geven de deelnemers aan dat zij een nieuwe bredere rol weggelegd zien voor zichzelf (en hun collega´s) dan voorheen: niet het specialisme op één bepaald bodemaspect staat centraal (zoals bodemvervuiling of archeologie) maar de bredere deskundigheid van het bodem- en watersysteem. In de vraag staat deze grondlaagdeskundige niet alleen: samenwerken met de anderen wordt essentieel geacht.
Gebiedsontwikkeling De bredere context waarin de grondlaagdeskundige opereert zal bepaald worden door ‘gebiedsontwikkeling’. Wel beschouwd betreft gebiedsontwikkeling niet meer en niet minder een focus op projecten (zie verder hoofdstuk 4). De toevoeging ‘kwalitatief hoogwaardige’ legt het accent op de beoogde duurzame invulling van de inhoudelijke component van gebiedsontwikkeling.
-3-
KIS Bodem & Ruimtelijke Ontwikkeling 2006
Landelijke initiatieven Grondlaagdeskundigen zullen de komende jaren moeten opereren in een nieuwe werkomgeving met een verbrede vakinhoud en nieuwe samenwerkingspartners. Dat betekent dat ´leren´ een essentieel onderdeel wordt van de werkpraktijk. Dit individuele leerproces biedt ook kansen om een collectieve leeromgeving op te zetten (aanpalend aan concrete praktijken). De intrigerende vraag vraagt dan ook hoe (landelijke) initiatieven de praktijk van gebiedsontwikkeling kunnen ondersteunen. 3 Ontwikkelingen De intrigerende vraag vraagt naar oplossingsrichtingen voor allerlei ontwikkelingen die zich momenteel voordoen of in de nabije toekomst zullen gaan spelen. De innovatieradar (zie bijlage 2) geeft aan welke ontwikkelingen dat zijn. Op de radar verschijnen deze ontwikkelingen in vier hoofdlijnen (kwadranten) die elk een dimensie vormen van de intrigerende vraag. De vier onderscheiden hoofdlijnen zijn die van 1) vakinhoud 2) competenties 3) werkomgeving en 4) PR & Marketing. De belangrijkste ontwikkelingen op deze hoofdlijnen zijn in het navolgende per hoofdlijn aangegeven.
De beelden op de innovatieradar
-4-
KIS Bodem & Ruimtelijke Ontwikkeling 2006
3A Vakinhoudelijk Lange tijd vormde de bodem een wildwest: er was weinig tot niets geregeld en de samenhang tussen verschillende bodemfuncties bleven buiten beschouwing. Bij het grote publiek was bodembeleid synoniem met bodemsanering. Maar dat beeld zal snel verleden tijd zijn.
Verbreed bodembeleid De sector bodem wordt nu nog gedomineerd door bodemsanering maar zal in de nabije toekomst zich moeten verbreden naar een meer integrale benadering van de bodem waarbij alle functies van de bodem in ogenschouw worden genomen: produceren, dragen, informeren en reguleren. Deze noodzakelijke verbreding wordt gestimuleerd door de beleidsbrieven ‘Bodem’ en ‘RO Ondergrond’, de lagenbenadering die expliciet de grondlaag onderscheid en het proces van gebiedsontwikkeling. Bepaalde functies zoals kabels en leidingen, grondwater, warmte/koude-opslag, opslag van CO2 en (kern)afval zullen ook aan belang winnen door de nieuwe EU-richtlijnen (Europese Bodemrichtlijn) of (nationaal) beleid zoals het eventuele 3D bestemmingsplan.
De bodem in relatie tot klimaatbeleid De klimaatdiscussie komt langzaam op gang. De centrale vraag: hoe maken we Nederland klimaatbestendig? De omgang met het bodem- en watersysteem zal onderdeel uitmaken van de oplossing. Daarom zal ook het bodem- en watersysteemdenken aan betekenis winnen bij gebiedsontwikkeling. Daarmee zal in toenemende mate de impliciete vooronderstelling van de lagenbenadering dat de onderliggende laag een structurerende werking heeft voor de bovenliggende lagen, doorgevoerd worden. Dat impliceert dat op (middellange) termijn grondlaagdeskundigen voldoende kennis moeten hebben om informatie over dit systeem op de juiste wijze in te brengen in gebiedsontwikkeling en in relatie kunnen brengen met het ‘klimaatbestendig maken van Nederland Deltaland’.
Bodem in het landelijk gebied In het landelijk gebied ligt een belangrijke uitdaging / opgave voor gebiedsontwikkeling. In het landelijk gebied is het belang van de landbouw danig verzwakt. Daarmee valt ook de economische drager van het landelijk gebied weg. Strategieën voor de landbouw verschillen sterk per sector en regio en kennen vaak een mix van schaalvergroting, specialisatie en verbrede landbouw. Daarnaast gaat de wateropgave, mede in relatie tot de klimaatopgave, een belangrijke rol spelen in het landelijk gebied. Bovendien zal de privatisering van de woningmarkt (meer vraaggericht bouwen) en de decentralisering leiden tot een nieuw soort verstedelijking van het landelijk gebied: suburbaan wonen, buiten bouwen, recreatie en toerisme en cultuurlandschappen. De vraag is welke bijdrage de bodem hier kan leveren of welke randvoorwaarden zij stelt (bijvoorbeeld op basis van het behouden van landschappelijke identiteiten / structuren).
Bodeminformatieontsluiting Bodeminformatieontsluiting is al een belangrijk item. Momenteel loopt bijvoorbeeld het project BIELLS en is er een levendige discussie over de basisregistratie. De verwachting is dat er de komende jaren intensief verder zal worden gewerkt aan dit spoor: van routeplanners via ondergrondregistratie en -informatie naar integrale grondlaaginformatie (ook begrijpbaar voor burgers).
-5-
KIS Bodem & Ruimtelijke Ontwikkeling 2006
Besluit bodemkwaliteit Op de korte en middellange termijn zal het ‘besluit bodemkwaliteit’ leiden tot nieuwe zorg- en beheerstrategieën en hergebruik en nieuwe toepassingen van grond en bagger. In de Beleidsbrief Bodem (2003) is aangekondigd dat de huidige regelgeving op het gebied van bodempreventie, beheer en -herstel wordt herzien vanwege de sterke versnippering, de complexiteit, de slechte onderlinge afstemming en de slechte handhaafbaarheid. Een van de speerpunten is de ontwikkeling van een nieuw beleid- en regelgevingkader voor de toepassing van Bespreken brandende kwesties grond en bagger. De nieuwe AMvB Besluit Bodemkwaliteit die het Bouwstoffenbesluit vervangt, moet een goede bescherming van de bodem combineren met voldoende ruimte voor de toepassing van grond en bagger. Het bevoegde gezag, veelal gemeenten, zullen gebiedsgericht beleid moeten opstellen en vastleggen in een bestuurlijk vastgesteld Bodembeheersplan. Wanneer geen beleid wordt opgesteld zullen generieke kaders van toepassing zijn. 3B Competentie De bodemdeskundige ‘nieuwe stijl’ zal zich aanvullende competenties eigen moeten maken. Welke dat zijn, is niet op voorhand te zeggen. Maar wel wijzen verschillende ontwikkelingen de weg naar een meer generalistische persoon met procescompetenties naast inhoudelijke bodemexpertise.
Integraal werken De werkomgeving zal meer dan voorheen gekenmerkt gaan worden door een behoefte aan integraal werken in zowel beleid, projecten als uitvoering. Daarmee ontstaat er een toenemende behoefte aan teamwerkers en integraal denkende deskundigen. Dit vraagt om andere competenties van bodemdeskundigen als die benodigd zijn in (een veilige) bodemwereld. De bodemdeskundige moet niet alleen kennis van bodemzaken hebben, maar ook capaciteiten van ´de planoloog´, ‘de econoom’, ‘de bestuurskundige’, ‘de makelaar’ en de ‘vertegenwoordiger’ in zich dragen. Hij moet beschikken over een koffer met procesvaardigheden.
Decentralisatie Het motto in de planningswereld luidt ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’. Mede onder dat motto zal het accent van ruimtelijke opgaven zich verplaatsen naar het bovenlokale en regionale niveau. Enerzijds verschuiven de nationale opgaven door decentralisatie naar het regionale niveau. Anderzijds worden lokale opgave opgeschaald naar het bovenlokale niveau doordat gemeenten in toenemende mate samenwerken onder het besef dat lokale opgaven niet stoppen bij gemeentegrenzen. Daarmee zullen er meer verantwoordelijkheden op het bordje van de gemeente en de provincie komen. Dat vraagt van gemeentelijke en provinciale medewerkers en hun adviseurs andere competenties. De rol van (plan)toetser zal plaats maken voor die van (plan)ontwikkelaar waarbij een meer proactieve houding wordt gevraagd en meer ondernemingszin.
-6-
KIS Bodem & Ruimtelijke Ontwikkeling 2006
Multidisciplinaire samenwerking Gebiedsontwikkeling en werken in netwerkachtige samenwerkingsverbanden vraagt om multidisciplinaire samenwerking. Maar die samenwerking is bepaald geen sinecure. Verschillende beleidswerelden kennen verschillende beleidsculturen. En dat is geen zacht gegeven: er wordt daadwerkelijk anders gedacht en gewerkt. Wil samenwerking echt succesvol zijn dan zullen op korte termijn schotten overbrugt moeten worden en zal er een gezamenlijk taal gesproken moeten worden. Voor de bodemdeskundige betekent dat hij minder in normen zal spreken en meer in ‘verhalen’.
Minder milieudeskundigen op de arbeidsmarkt De babyboomgeneratie zal op de middellange termijn afscheid gaan nemen van de arbeidsmarkt. Vooral aan de milieukant zal naar verwachting minder toestroom zijn naar de arbeidsmarkt; milieu is momenteel geen populaire studierichting. De vraag rijst daarmee welke competenties de nieuwe lichting milieukundigen beheerst. Zijn zij wel goed getraind in het werken aan integrale opgaven in een context van veel partijen? Ontbeert het de nieuwe lichting aan een gedegen inhoudelijke basis? 3C Werkomgeving Decennialang is het bodembeleidsveld georganiseerd geweest rondom de enorme bodemsaneringopgaven. Aan het begin van de 21e eeuw dwingen allerlei ontwikkelingen tot nadenken over andere organisatiepatronen.
Bodemsaneringsgelden drogen op De bodemsaneringgelden zullen in 2015 wegvallen. Hiermee verliest de bodemsector haar triggermoney. De vraag is hoe hierop vroegtijdig kan worden voorgesorteerd. Wat heb je te bieden wanneer je financiële kracht wegvalt?
Oude partijen in nieuwe rollen Op termijn zullen de bestuurlijk verhoudingen gaan verschuiven. ‘Decentraal wat kan, centraal wat moet’ schreeuwt de Nota Ruimte. In de praktijk zijn voorzichtig de eerste veranderingen in gang gezet. De heldere hiërarchie van rijk-provincie-gemeente is niet meer. De verantwoordelijkheden en bevoegdheden liggen als ijsschotsen kriskras door en over elkaar. Met de decentralisatie maakt het rijk een terugtrekkende beweging, de provincie zoekt naar haar regisseursrol en de gemeenten moeten leren op eigen benen te staan. Maar het is nog niet altijd duidelijk hoe die verschillende rollen uiteindelijk ingevuld zullen worden. Bovendien wordt her en der gefluisterd dat de provincie als overheidslaag (nu) wel eens zou kunnen gaan verdwijnen. Nou ja, gefluisterd: ‘Gedeputeerde Staten van Noord-Holland willen intensief gaan samenwerken met Utrecht en Flevoland. Op termijn zouden de provincies in het noordelijk deel van de Randstad moeten samengaan in een nieuwe bestuursvorm met de naam Noordvleugel Autoriteit’ (Algemeen Dagblad, 15 augustus 2006). In het verlengde van de nieuwe overheidsrollen zal er aandacht moeten zijn voor publiek-publieke samenwerking zoals de samenwerking tussen provincies en gemeenten. Overheidspartijen zullen moeten breken met de cultuur van ´kan en wil niet´.
-7-
KIS Bodem & Ruimtelijke Ontwikkeling 2006
Nieuwe partijen De overheid verliest haar monopolie op ruimtelijke ordening. Nieuwe spelers betreden het veld. Overheidsmacht en overheidsmaakbaarheid verdwijnen met de opkomst van het maatschappelijk middenveld. Het maatschappelijk middenveld zal niet langer de vertolker zijn van ‘niets willen’ maar een bevlogen middenveld vormen dat met passie vorm wil geven aan een duurzame leefomgeving met identiteit. Naast belangengroepen zullen ook andere vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld opkomen: onderwijsinstellingen, charitatieve instellingen en vermogende ondernemers / particulieren die veel geld hebben verdiend in Nederland en iets willen teruggeven aan Nederland. De culturele betrokkenheid van deze groep is groot.
Europese wet- en regelgeving De macht van Europa zal toenemen. Daarmee zullen wet- en regelgeving en Europees beleid een dominante rol gaan spelen in gebiedsontwikkeling. Zo zal een eventuele ‘Europese Bodemrichtlijn’ zeker ingrijpende gevolgen hebben. Ingrijpend omdat het recente verleden heeft geleerd dat met Europese regels niet te spotten valt. Ingrijpend omdat Europa aan haar wet- en regelgeving ook budgetten koppelt om gestelde te doelen te behalen.
Reflectie op brandende kwesties
3D PR & Marketing Bodem is veelal een ondergeschoven kindje bij gebiedsontwikkeling. De bodem is weinig aaibaar, niet sexy en (letterlijk) onzichtbaar. Daarom kan een duurzaam product als bodem wel een beetje hulp gebruiken in de vorm van PR & Marketing. Doel: de bodem hoger op de bestuurlijke en maatschappelijke agenda zetten. Huidige en toekomstige ontwikkelingen bieden daarbij aanknopingspunten.
Gebiedsidentiteit In een globaliserende wereld zullen bewoners en gebruikers van de ruimte juist behoefte hebben aan een (thuis)basis met een hoge kwaliteit. En die kwaliteit hangt voor een belangrijk deel samen met identiteit. De verwachting is dan ook dat het besef van authenticiteit, historie en cultuur steeds belangrijker zal worden. In gebiedsontwikkeling zal het behouden of ontwikkelen van die identiteit dan ook een sleutelpositie innemen. De bodem kan die identiteit mede vormen doordat zij bepalend is voor de landschappelijke structuren. In de communicatie rondom de bodem zal deze toegevoegde kwaliteit voor gebiedsontwikkeling nadrukkelijk onder de aandacht moeten worden gebracht.
-8-
KIS Bodem & Ruimtelijke Ontwikkeling 2006
Klimaatverandering De discussie over de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland in het licht van een veranderd klimaat staat nog in de kinderschoenen (adaptatie). Op de langere termijn zal de dimensie van een veranderend klimaat wel degelijk zijn invloed uitoefenen in gebiedsontwikkeling (zie ook vakinhoud). De bodemwereld kan vruchtbaar bijdragen aan de klimaatdiscussies door expliciet de relatie tussen bodem(oplossingen) en het klimaat te benoemen.
Bodembrede kansen Bodembeleid is niet (langer) een synoniem voor gifgrond. Het nieuwe bodembeleid integreert een scala van thema’s gerelateerd aan bodem en ondergrond tot een samenhangend geheel. Daarmee heeft het nieuwe bodembeleid de potentie om uit te groeien tot een aantrekkelijke partner in gebiedsontwikkeling. Ofwel: de bodemwereld heeft een aantrekkelijk product met veel (maatschappelijke) waarde (zie ook vakinhoud). Deze waarde dient in de communicatie extra benadrukt te worden omdat voor buitenstaanders de bodem veelal ondoorgrondelijk, niet aaibaar en weinig sexy is.
Kosten en baten In toenemende mate wordt bij ruimtelijke investeringen gevraagd om inzicht in de maatschappelijke kosten en de baten (MKBA). Deze kosten en batenanalyse vormt een integraal afwegingsinstrument dat huidige en toekomstige maatschappelijke voor- en nadelen tegen elkaar afweegt door ze in geld uit te drukken. Hierbij gaat het niet alleen om directe (financiële) kosten en opbrengsten, maar ook om positieve en negatieve effecten op natuur en milieu als gevolg van een project. Daarmee geeft een MKBA aan of investeren in een bepaald project maatschappelijk gezien al dan niet een juiste keuze is. In de huidige MKBA’s worden bodemaspecten niet of nauwelijks meegenomen. Het is dan ook niet vreemd dat er in de bodemwereld in toenemende mate behoefte bestaat om kosten en baten van een duurzaam bodembeheer expliciet te maken.
Coproductie De ruimtelijke ordening is lange tijd doordrenkt geweest met de idee van maakbaarheid. Maar aan het begin van de 21e eeuw is dit geloof aan erosie onderhevig. Opiniemakers in de wereld van gebiedsontwikkeling hebben definitief afscheid genomen van het traditionele idee van overheidsgestuurde maakbaarheid en spreken over publiek-private-particuliere coproductie. Die coproductie biedt kansen om de bodem als bouwsteen mee te nemen.
-9-
KIS Bodem & Ruimtelijke Ontwikkeling 2006
4 Inspelen op ontwikkelingen De geschetste ontwikkelingen binnen de hoofdlijnen van vakinhoud, competenties, werkomgeving en PR & Marketing staan niet los van elkaar. Er zijn vele directe of indirecte kriskrasrelaties. Het proces van decentralisatie is herkenbaar binnen alle hoofdlijnen evenals de transitie van ruimtelijke ordening naar gebiedsontwikkeling en de verbreding van het bodembeleid. En de hoofdlijn van PR & Marketing is veelal nauw gerelateerd aan de vakinhoud: het product ‘wat je wilt verkopen’. In de KIS zijn door de deelnemers daarom de belangrijkste integrale noties benoemd waarin ontwikkelingen uit verschillende hoofdlijnen samenkomen. Deze vier noties zijn: 1) gebiedsontwikkeling 2) profilering van bodemkansen 3) management van verwachtingen 4) deregulering en decentralisatie. De deelnemers van de KIS zijn met Harry Vermeulen (directeur SKB) in gesprek gegaan over deze strategische noties.
Gebiedsontwikkeling Met de Nota Ruimte is ingezet op ontwikkelingsplanologie als tegenhanger van toelatingsplanologie. Al gauw bleek in het debat dat deze twee vormen van planologie eerder complementair zijn dan dat ze elkaar uitsluiten. Daarom zet de Nota Ruimte uiteindelijk in op gebiedsontwikkeling. Welbeschouwd is gebiedsontwikkeling niet meer en niet minder dan een focus op projecten op gebiedsniveau (veelal bovenlokaal of regionaal). Doordat gebieden centraal staan en niet langer institutionele grenzen of grenzen van planmakers ontmoeten vele partijen elkaar zonder een eenduidige gebiedsautoriteit. Besluitvorming vindt dan ook niet meer plaats via formele hiërarchische lijnen. Gebiedsontwikkeling is een opgave met maatschappelijke urgentie waarbij wederzijds vertrouwen in coproductie van publieke-private-particuliere voorop staat. Vooralsnog lijkt de provincie de aangewezen publieke partij om de regie over dergelijke regionale projecten te voeren. De discussie over gebiedsontwikkeling is nog lang niet uitgekristalliseerd maar de contouren staan en zijn uitdagend. Ook in de praktijk proberen partijen handen en voeten te geven aan gebiedsontwikkeling. Voor de bodemsector lijkt gebiedsontwikkeling interessante aanknopingspunten te bieden. Allereerst kent een omgeving waar partijen nog zoekend zijn naar inhoud, organisatie en proces veel vrijheidsgraden. In deze vrijheidsgraden liggen kansen om een constructieve bijdrage te leveren.
Deelnemers KIS in gesprek met Harry Vermeulen
-10-
KIS Bodem & Ruimtelijke Ontwikkeling 2006
Daarnaast lijkt er bij gebiedsontwikkeling meer aandacht te zijn voor het bodemwatersysteem dan in de ‘oude’ ruimtelijke ordening. Dat is mede te danken aan de lagenbenadering die expliciet het bodem- en watersysteem onderscheid. Maar ook relatief nieuwe zwaarwegende thema’s bij gebiedsontwikkeling zoals ‘het klimaatbestendig maken van Nederland’ en het wegvallen van de landbouw als economische drager in het landelijke gebied bieden kansen voor de bodemsector. Tot slot vragen nieuwe participerende partijen zoals het maatschappelijk middenveld en marktpartijen in toenemende mate om inzicht in de kosten en baten van ruimtelijke investeringen. Daarmee komen ook de kosten en baten van (slim) bodemgebruik nadrukkelijk in beeld.
Profilering in bodemkansen! Het nieuwe bodembeleid gaat over meer dan alleen het saneren van gifgrond. Voortaan is het gebruik van de bodem leidend: de ambities voor de chemische, fysische en biologische kwaliteit van de grondlaag moeten worden afgestemd op de beoogde functie (Beleidsbrief Bodem). Daarmee beoogt het nieuwe bodembeleid twee zaken: verbreding van het bodembeleid en een meer geïntegreerde benadering met andere aspecten van gebiedsontwikkeling. De verbreding van het bodembeleid richt zich op het verbinden van allerlei bodemaspecten die nu veelal los van elkaar worden gezien zoals bodemvervuiling, archeologie, grondwater, warmte/koude-opslag en ondergronds bouwen. Bij die verbreding vormt de lagenbenadering het integrerend kader: deze onderscheidt expliciet een ondergrondlaag waarin allerlei bodemaspecten een plek krijgen toebedeeld. Een veel gebruikte indeling is de indeling naar productie-, draag-, informatie- en regulatiekwaliteiten. Het moet gezegd worden: het verbrede bodembeleid is nog geen gemeengoed maar de eerste aanzetten zijn inspirerend en veelbelovend. Met de verbreding van het bodembeleid werkt de bodemsector ook aan integratie van het bodembeleid in beleid van gebiedsontwikkeling. Niet langer wenst zij een sector pur sang te zijn die haar eisen, wensen en kennis inbrengt inclusief grote uitvoeringsbudgetten en vervolgens de afweging overlaat aan planologen. Naast de integrerende koppeling van allerlei bodemkwaliteiten worden deze ook meer ruimtelijke relevant gemaakt dan voorheen mede door de opkomst van de lagenbenadering. De afstemming tussen bodemkwaliteiten en de beoogde (ruimtelijke) functie mag zich verheugen in toenemende aandacht. Niet in de laatste plaats doordat het (maatschappelijk) belang van de bodem toeneemt: wateropgave in relatie tot het klimaatbeleid, identiteit / herkenbaarheid van het landschap als kwaliteit, kosten en baten aspecten, slim ruimtegebruik en duurzame energie. Maar het is vooralsnog onduidelijk wat de maatschappelijke kosten en baten van de bodem zijn.
Management van verwachtingen Op de vraag welke verwachtingen RO-ers koesteren ten opzichte van bodemdeskundigen antwoorden zij: proactieve houding, ontwikkelingsgericht werken en gefocust op resultaat, selectief kunnen zijn, attitude van kansen en baten, integraal werken, relativeringsvermogen en minder ideologie en meer heldere standpunten!
-11-
KIS Bodem & Ruimtelijke Ontwikkeling 2006
De bodemdeskundigen vallen bijna van hun stoel. Op de vraag naar hun verwachtingen van RO-ers komen dezelfde elementen voor: integraal werken (ook bodem!), hanteren van een breed afwegingskader, proactieve houding en een lange termijn visie gericht op duurzaamheid. Wat is er aan de hand? Beide partijen lijken een andere opvatting te hebben over het afwegingskader en de interpretatie van duurzaamheid. Beide werelden zijn bekend met de trits people-planet-profit. Maar de prioriteiten worden onbewust anders gelegd. In de wereld van gebiedsontwikkeling lijkt het belang van profit terrein te winnen van people en vormt planet veelal het sluitstuk. Bij grondlaagdeskundigen is en blijft planet de belangrijkste drijfveer. Niet alleen is er onduidelijkheid over de gestelde prioriteiten, ook is onduidelijk welke interpretaties schuil gaan achter deze duurzaamheidtrits. Zie daar de basis voor spraakverwarring. Deze verwarring kan alleen overbrugt worden wanneer beide kampen met elkaar in gesprek treden; face to face. Uiteindelijk zijn dus de individuen zelf aan zet, zij moeten het gesprek aangaan. Dat veronderstelt dat beide gesprekspartners gemotiveerd moeten zijn om de ander beter te leren kennen en te begrijpen. En daarmee wordt een fundamenteel dimensie geraakt: de grondhouding van mensen. Een proactieve houding vraagt om een grondhouding die niet iedereen heeft. De vraag is of dat een aanleerbare competenties betreft. Deze houding raakt de persoon in zijn wezen: een proactieve houding heeft te maken met lef; lef heeft te maken met zelfvertrouwen, zelfvertrouwen heeft te maken met de vraag ‘hoe goed ken je jezelf?’. Vormen van intervisie en individuele coaching lijken hier op z’n plek. Daarnaast vraagt een proactieve houding ook om legitimatie op een hoger (landelijk) niveau. Degenen die ´uit hun schulp treden´ kunnen zich hierop beroepen. Overigens moet die legitimatie op een hoger niveau zeker niet alleen uit nieuw beleid bestaan: beleid van anderen kan ook een dekmantel zijn voor risicomijdend gedrag.
Deregulering en decentralisatie Nederland is politiek en juridisch via sectoren georganiseerd en daarop vindt dan ook de afrekening plaats. Ook de politiek is vooral gericht op sectorale prestaties: hoeveel woningen zijn er gebouwd, wat is er aan bedrijventerreinen gerealiseerd, volstaat de luchtkwaliteit et cetera. De wens is meer gebiedsgericht beleid maar in de operationele praktijk zijn er nog veel beren op de weg. Zo zijn bijvoorbeeld de huidige afrekenmechanismen voor bodemsanering funest: een stelsel dat gebaseerd is op normen en risico’s past niet bij een proces als gebiedsontwikkeling waar onderhandelen centraal staat. Veel bodemdeskundigen maar ook vele planologen hebben zich nog niet gerealiseerd dat uiteindelijk niet sectorale regels en afrekenmechanismen maar integrerende verhalen de sterkst sturende kracht toekomt. Ofwel: een inspirerend en gedegen verhaal is uiteindelijk krachtiger dan regels. En meer dan voorheen moeten dat verhaal gecomponeerd worden op decentraal niveau. De vraag rijst of men op dat niveau daartoe in staat is. Een beeld uit de film ‘finding nemo’ dring zich op. Op de vraag aan papa vis wanneer de kinderen zelfstandig kunnen zwemmen antwoord hij ´als ze denken dat ze het kunnen, kunnen ze het ook!´ Het dilemma in de huidige planningspraktijk is dat ‘vader Den Haag’ zegt ‘ga het maar doen’. Waarop de decentrale kinderen antwoorden ‘graag, maar wat moeten en mogen we doen?’
-12-
KIS Bodem & Ruimtelijke Ontwikkeling 2006
5
SKB-agenda
Uitgaande van kwalitatief hoogwaardige gebiedsontwikkeling, hoe kan ik daar als grondlaagdeskundige met anderen succesvol aan werken en welke (landelijke) initiatieven helpen daarbij? Na 24 uur werken en denken over de rol van de bodem in gebiedsontwikkeling zijn er veel onderwerpen de revue gepasseerd die direct of indirect gerelateerd zijn aan de gezamenlijke intrigerende vraag. Nu resteert nog de uitdaging om al die onderwerpen te vertalen naar (concrete) acties die het SKB-netwerk kan oppakken om zodoende antwoorden te vinden op de intrigerende vraag. De acties zijn gegroepeerd naar de vier strategische noties zoals die in het voorgaande zijn beschreven. Deze acties zijn in onderstaande kort aangegeven.
Gebiedsontwikkeling De transitie van ruimtelijke ordening naar gebiedsontwikkeling biedt kansen voor het SKBnetwerk om de relatie tussen bodemkwaliteiten en (ruimtelijke) functies in ere te herstellen. De volgende agenda dient zich daarmee aan: 1.
Opstarten van of aansluiten bij pilots / proeftuinen gebiedsontwikkeling in relatie tot het nieuwe bodembeleid
op
het
terrein
van
In de praktijk van lokale / regionale gebiedsontwikkeling is de rol van de bodem veelal onderbelicht. Vaak wordt de bodemdeskundige niet of te laat betrokken. Met ondersteuning van het SKB (al dan niet in samenwerking met Habiforum / Ministerie van VROM / andere partijen) kunnen binnen bestaande praktijken pilots worden opgestart die nadrukkelijk focussen op de waarde van de bodem in relatie tot de gebiedsopgave. Naast de leerervaringen binnen de pilots kan ook een collectief leerproces worden vormgegeven waarin deelnemers uit de verschillende pilots ervaringen en resultaten delen. Dat collectieve leerproces aanpalend aan concrete praktijken kan van binnenuit vernieuwende inzichten opleveren voor de gebiedspilots rondom de rol van de ondergrond in gebiedsontwikkeling. Leerervaringen uit de pilots en het gezamenlijke leertraject dienen op nationaal niveau actief ontsloten / gecommuniceerd te worden. Primaire relatie met de hoofdlijn werkomgeving
2.
Gebiedsontwikkeling op de kaart zetten bij het SKB-netwerk Binnen de bodemsector is slechts een klein deel bekend met het fenomeen van gebiedsontwikkeling. Daarom zal op een wervende manier gebiedsontwikkeling onder de aandacht moeten worden gebracht bij het SKB-netwerk met aandacht voor de kansen die deze biedt maar ook zonder te verhullen dat deze wezenlijk zal ingrijpen op de werkomgeving en de gevraagde competenties van sectordeskundigen. Primaire relatie met de hoofdlijn PR & Marketing
Profilering van bodemkansen! Het nieuwe bodembeleid gaat over meer dan alleen gifgrond. In de Beleidsbrief Bodem zijn de contouren geschetst van het verbrede bodembeleid maar de inhoud moet nog verder uitkristalliseren. De volgende agenda dient zich daarmee aan: 1.
Helder en eenduidig communiceren over gezamenlijk gedragen breed bodembeleid Met het nieuwe verbrede bodembeleid kan de bodemwereld een aantrekkelijk partner zijn bij gezamenlijk coproducties in gebiedsontwikkeling. Alleen is bij vele potentiële partners dit aantrekkelijk beeld nog niet overgebracht; zij denken bij bodem aan gifgrond. Daarom is ‘het aan de man brengen’ van het nieuwe bodembeleid een must. Hierbij liggen relaties met gebiedsontwikkeling en de lagenbenadering en maatschappelijk thema’s als klimaatverandering en duurzame energie voor de hand. Primaire relatie met de hoofdlijn PR & Marketing
-13-
KIS Bodem & Ruimtelijke Ontwikkeling 2006
2.
Coalitievorming met maatschappelijk middenveld die ook duurzaamheid hoog in het vaandel hebben staan Een belangrijke nieuwe speler bij gebiedsontwikkeling is het maatschappelijk middenveld. Dit middenveld is niet langer de vertolker van ‘niets willen’ maar een bevlogen middenveld dat juist invulling wil geven aan termen als duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en identiteit. Coalitievorming vanuit het SKB-netwerk met dit maatschappelijk middenveld kan een belangrijke meerwaarde opleveren waar het gaat om de bijdrage van de bodem aan duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en identiteit. De vraag is wie deze potentiële partners zijn: een stakeholderanalyse die ingaat op ambities, belangen, machtsposities (grond, geld, politieke invloed) kan zicht geven op deze vraag. Primaire relatie met de hoofdlijn werkomgeving
3.
Onderzoek naar de rol van de bodem in maatschappelijke kosten baten analyse (MKBA) In toenemende mate wordt bij ruimtelijke investeringen gevraagd om inzicht in de maatschappelijke kosten en de baten (MKBA). In de huidige MKBA’s worden bodemaspecten niet of nauwelijks meegenomen. Daarom is onderzoek gewenst naar het vertalen van bodemaspecten naar kosten en baten (op de lange termijn). Hoe kunnen bodemkwaliteiten geoperationaliseerd worden? Hoe kunnen die geoperationaliseerde bodemkwaliteiten vertaald worden in concrete indicatoren die kunnen worden ingebracht in MKBA`s?
Management van verwachtingen De bodemdeskundige ´nieuwe stijl´ zal aanvullende Nieuwe competenties om te kunnen acteren in gebiedsontwikkeling), om invulling te geven aan bodembeleid) en PR & Marketing (het verkopen van agenda dient zich daarmee aan: 1.
competenties moeten ontwikkelen. een nieuwe werkomgeving (van de nieuwe vakinhoud (integraal het product bodem). De volgende
Inrichten landelijk gesprekforum dat bagage biedt voor ontmoeting en gesprekken met planologen (en andere sectoren) op lokaal niveau Nog meer dan voorheen vraagt gebiedsontwikkeling om interdisciplinaire samenwerking (gezamenlijk coproducties!). Maar tussen de verschillende vakwerelden, en niet in de laatste plaats de werelden van de planoloog en de bodemdeskundige, bestaat een culturele kloof: er wordt anders gedacht, gewerkt en gesproken. Die kloof moet worden overbrugt wil men kunnen komen tot gezamenlijk coproducties. Het overbruggen van die kloof kan alleen wanneer men op (boven)lokaal niveau het gesprek met elkaar aangaat. Om bodemdeskundigen van voldoende bagage te voorzien voor die gesprekken is een landelijk gesprekforum gewenst. In dit gespreksplatform worden gezamenlijk de potentiële pijnpunten blootgelegd, oplossingsrichtingen (gesprekpunten) geformuleerd en ervaringsuitkomsten gedeeld. Mogelijk ligt hier een relatie met de SKB-CoP Bodem & RO. Primaire relatie met de hoofdlijn competenties
2.
Aanbieden van vormen van coaching en intervisie aan bodemdeskundigen om de juiste grondhouding te verkrijgen De vraag is in hoeverre de gewenste nieuwe competenties (nog) aanleerbaar zijn voor de ‘traditionele’ bodemdeskundige. Dat heeft te maken met de grondhouding van mensen. Ben jij bereidt om te investeren in jezelf? Als die vraag ontkennend wordt beantwoord, zal het weinig zin hebben mensen klaar te stomen voor het nieuwe werk (waarbij automatisch de vraag rijst wat deze mensen dan wel gaan doen!). Wanneer die vraag bevestigend beantwoord wordt, zijn vormen van coaching en intervisie op z’n plaats. Mogelijk ligt hier een relatie met de SKB-CoP Bodem & RO. Primaire relatie met de hoofdlijn competenties
-14-
KIS Bodem & Ruimtelijke Ontwikkeling 2006
3.
Ontwikkelen van een onderwijsprogramma ‘Nieuw bodembeleid’ (integraal en verbreed) Uiteindelijk heeft de jeugd toch echt de toekomst. Binnen niet al te lange tijd zal de babyboomgeneratie de arbeidsmarkt verlaten. Dat betekent ook voor het bodembeleidsveld dat veel kennis en expertise de markt verlaat. Bovendien is er weinig nieuwe inhoudelijke instroom vanuit het onderwijs: ‘Milieu in zijn algemeenheid is uit’. Opleidingen hebben te kampen met een enorme terugloop van studentenaantallen wat betreft milieustudies. Ook heeft het nieuwe bodembeleid geen plek in het onderwijs. Nieuwe ‘meer sexy’ vormen van milieuonderwijs zijn ten zeerste gewenst. De eerste leerstoel gebiedsontwikkeling is in 2006 een feit geworden. Wanneer volgt de nieuwe leerstoel ‘gegronde planning?’ Primaire relatie met de hoofdlijn vakinhoud
4.
Bieden van een heldere legitimatie op landelijk niveau om actief aan de slag te gaan om de kloof tussen bodem en RO te overbruggen Om op (boven)lokaal uit ‘de schulp’ te treden van bodemsaneerder naar integraal bodemdeskundige is er ook behoefte aan legitimatie op een hoger schaalniveau. Als integrale bodemdeskundige zal je buiten je traditionele bevoegdheden treden om ook verantwoordelijkheid te nemen voor andere bodemaspecten dan bodemsanering. Hierop kan je worden aangesproken of ter verantwoording worden geroepen. De legitimatie voor dat integrale handelen wordt (ook) gezocht op een hoger schaalniveau waarbij men kan verwijzen naar nieuw vigerend beleid of een groep koplopers. Primaire relatie met de hoofdlijn vakinhoud
Deregulering / decentralisatie Verhalen hebben meer sturende kracht dan wetten, regels en beleid. Desondanks is de overgang van het circuit van informele planvorming naar formele circuit van wetten, regels en beleid een enorme barrière. De volgende agenda dient zich daarmee aan: 1.
Onderzoek naar nieuwe aanpakken / concepten voor afwegingen Stad&Bodem en Land&Bodem Het veld rondom bodem(sanering) is eerst en vooral gedefinieerd in risico’s en normen. Natuurlijk zijn er normen die een absolute basiskwaliteit moeten beschermen om bijvoorbeeld de gezondheid of veiligheid te waarborgen. Maar gebiedsontwikkeling start niet vanuit normen maar vanuit maatschappelijke gevoelde urgentie om problemen op te lossen. Dat vindt plaats in een proces van samen zoeken naar scherpe probleemdefinities, belangen en oplossingsrichtingen waarbij onderhandelen substantieel deel uitmaakt van het proces. Bij gebiedsontwikkeling staan rigide normen staan op gespannen voet met een dergelijk proces. De experimentenwet Stad&Milieu heeft bewezen hoe een gekantelde benadering, niet starten vanuit de normen maar vanuit een gezamenlijk probleemdefinitie, leidt tot creatieve oplossingen waarbij veelal de oplossingen pasten binnen de vigerende normen. Het SKB kan onderzoek initiëren dat naar analogie van de Stad&Milieuwetgeving oplossingen zoekt voor het spanningveld tussen rigide bodemnormen en de wens naar flexibiliteit en vrijheid. Primaire relatie met de hoofdlijn vakinhoud
2.
Doorbreken van de huidige patstelling waarin het te onduidelijk verantwoordelijkheden en vrijheden decentrale overheden hebben
is
welke
Ook in het bodembeleid is decentralisatie de trend. Alleen is voor gemeenten veelal nog onduidelijk welke verantwoordelijkheden ten aanzien van het bodembeleid zij krijgen Zo is bijvoorbeeld onvoldoende duidelijk welke bodemkwaliteiten deel uit maken van het nieuwe bodembeleid. In het verlengde van de verschuiving van verantwoordelijk verdient ook de beschikking over middelen, instrumenten, kennis en competenties op het decentrale niveau de aandacht. Het SKB-netwerk kan op twee manieren een bijdrage leveren: opiniërend rondom de verantwoordelijkheden en faciliterend op het gebied van instrumenten en kennis. Primaire relatie met de hoofdlijn vakinhoud
-15-
KIS Bodem & Ruimtelijke Ontwikkeling 2006
Bijlage 1:
Deelnemers
Organisatie & Begeleiding & Verslaglegging: • Marc Koenders / WDL Leerarchitectuur/
[email protected] • Henk Werksma / H2Ruimte /
[email protected]
Naam Nico ten Bokkel Hans Dijkstra Angelica van der Heijden Marieke Koopmans-van Berlo Peter van Mullekom Henk Puylaert Liesbeth Schipper Dymph Schouten Jitske Stavenga Tim Strikers Peter Verbon Marion Visser Bart Volkers
Organisatie Gemeente Zutphen Provincie Zuid-Holland Ingenieursbureau Oranjewoud
E-mail
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
SKB Syncera H2Ruimte SKB SenterNovem Provincie Fryslân Gemeente Rheden Provincie Zuid-Holland Gemeente Arnhem Tauw bv
-16-
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
KIS Bodem & Ruimtelijke Ontwikkeling 2006
Bijlage 2:
Werkwijze
De innovatieradar In de KIS is gebruik gemaakt van de ‘innovatieradar’. Deze radar is een concentrisch model. Het centrum van de cirkel staat voor de huidige tijd, het hier en nu. Om dit centrum zijn drie cirkels getrokken die tijdshorizonnen symboliseren. De eerste lijn vanuit het centrum geeft de horizon van 1 jaar aan, de tweede lijn 2 jaar en de buitenste lijn 5 jaar. Buiten deze lijn is de tijdshorizon meer dan 5 jaar. Naast deze lijnen onderscheidt de radar vier hoofdlijnen. Deze lijnen geven velden aan waarop de ontwikkelingen die in de radar verschijnen betrekking hebben. Deze velden zijn allen dimensies van één intrigerende vraag. Net als een ‘echte radar’ verschijnen er in deze radar elementen of ontwikkelingen die zich feitelijk voor gaan doen. Hoe dichter bij het centrum, hoe eerder je deze elementen tegenkomt. Hiermee signaleert de innovatieradar ontwikkelingen waarin mogelijk kansen of bedreigingen liggen. Bij het invullen van het beeld van de radar gaat het dus nadrukkelijk om het in beeld brengen van ontwikkelingen - in dit geval op het raakvlak van bodem en ruimtelijke ontwikkeling – en niet om het benoemen van kansen of bedreigingen laat staan te ondernemen acties. Het benoemen van kansen en bedreigingen en te nemen acties daarop gebeurd pas nadat de radar een goed beeld heeft gegeven wat ‘er op ons afkomt’.
Hoofdlijn 1
Hoofdlijn 2
5 jr 2 jr 1 jr 0 jr
Hoofdlijn 3
Hoofdlijn 4
Werken met de innovatieradar Het avondprogramma op 27 juni van de KIS is afgestemd op het benoemen van de hoofdlijnen en het formuleren van de gezamenlijke intrigerende vraag. De werkwijze: • Posterpresentatie waarbij iedereen individueel ‘brandende kwesties’ in steekwoorden noteert • Groepsgewijs categoriseren van de steekwoorden • Plenair benoemen van hoofdlijnen op basis van de geclusterde kwesties • Formuleren van de gezamenlijke intrigerende vraag op basis van voorgaande
-17-
KIS Bodem & Ruimtelijke Ontwikkeling 2006
Het dagprogramma van 28 juni van de KIS is gericht op het formuleren van gezamenlijk vraagstukken en richtingen om die vraagstukken op te pakken. De werkwijze: • Groepsgewijs brainstormen per hoofdlijn over mogelijke relevante ontwikkelingen • Positioneren van de ontwikkelingen ten opzichte van de tijdringen en het benoemen van verhaallijnen: hoe worden de ontwikkelingen binnen deze hoofdlijn gezien en wat is de overall ontwikkeling? • Groepsgewijs benoemen van kansen, sterkten en verwachtingen • Plenaire discussie met het SKB (in de persoon van Harry Vermeulen) over gezamenlijke vraagstukken en het benoemen van richtingen voor de organisatie vanuit het SKB netwerk om deze vraagstukken op pakken
-18-
KIS Bodem & Ruimtelijke Ontwikkeling 2006
Bijlage 3: fotoverslag
Posterpresentaties
-19-
KIS Bodem & Ruimtelijke Ontwikkeling 2006
Brandende kwesties
-20-
KIS Bodem & Ruimtelijke Ontwikkeling 2006
Reflectie op brandende kwesties
-21-
KIS Bodem & Ruimtelijke Ontwikkeling 2006
Innovatieradar: vakinhoudelijk
-22-
KIS Bodem & Ruimtelijke Ontwikkeling 2006
Innovatieradar: Werkomgeving
-23-
KIS Bodem & Ruimtelijke Ontwikkeling 2006
Innovatieradar: Competenties
-24-
KIS Bodem & Ruimtelijke Ontwikkeling 2006
Innovatieradar: PR & Marketing
-25-
KIS Bodem & Ruimtelijke Ontwikkeling 2006
Innovatieradar: compleet
-26-
KIS Bodem & Ruimtelijke Ontwikkeling 2006
Intrigerende vraag
-27-
KIS Bodem & Ruimtelijke Ontwikkeling 2006
Strategische noties
-28-