KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN
FACULTEIT SOCIALE WETENSCHAPPEN OPLEIDING VERGELIJKENDE EN INTERNATIONALE POLITIEK
Een analyse van de water/conflict/samenwerking relatie Casestudie: De gemeenschappelijke zoetwaterbronnen in het Arabisch-Israëlisch conflict en de rol van de Europese Unie
Promotor: Prof. Dr. S. KEUKELEIRE Verslaggever: Prof. Dr. P. VERMEERSCH
MASTERPROEF aangeboden tot het verkrijgen van de graad van Master in de Vergelijkende en Internationale Politiek door JULIE PUTSEYS
Academiejaar 2011-2012
KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN
FACULTEIT SOCIALE WETENSCHAPPEN OPLEIDING VERGELIJKENDE EN INTERNATIONALE POLITIEK
Een analyse van de water/conflict/samenwerking relatie Casestudie: De gemeenschappelijke zoetwaterbronnen in het Arabisch-Israëlisch conflict en de rol van de Europese Unie
Promotor: Prof. Dr. S. KEUKELEIRE Verslaggever: Prof. Dr. P. VERMEERSCH
MASTERPROEF aangeboden tot het verkrijgen van de graad van Master in de Vergelijkende en Internationale Politiek door JULIE PUTSEYS
Academiejaar 2011-2012
Abstract Het Arabisch-Israëlisch conflict draait niet enkel en alleen rond veiligheidskwesties, ook rond water. De gemeenschappelijke zoetwaterbronnen van Israël, de Palestijnse Gebieden, Jordanië, Syrië en Libanon werden meermaals als onderhandelingspionnen gebruikt. Is de aanwezigheid van de Jordaan en de berg- en kustaquifers in Israël en de Palestijnse Gebieden echter een factor dat conflict of net samenwerking tussen deze landen bevordert? Dit vormt de eerste onderzoeksvraag van deze masterproef. Vervolgens wordt de rol van de EU hierin onderzocht. De case werd bekeken vanaf de start van het Oslovredesproces. De analyse werd gemaakt aan de hand van officiële documenten: beslissingen van de Europese Raad en de Europese Commissie, verdragen van de EU, Country Strategy Papers, …Vervolgens werd gebruik gemaakt van interviews, zoals bijvoorbeeld met de Directeur-Generaal van een Palestijnse water-NGO. Uit de analyse blijkt dat de aanwezigheid van de gemeenschappelijke zoetwaterbron tussen Israël en Jordanië, de Jordaan, leidde tot samenwerking. Dit omwille van gunstige omstandigheden zoals de politieke wil van het leiderschap, de détente in de relaties tussen Jordanië en Israël en een verleden van inofficiële watersamenwerking. Dergelijke gunstige omstandigheden zijn er niet tussen Israël en de overige oeverstaten. In deze gevallen hebben de gemeenschappelijke zoetwaterbronnen net geleid tot de verslechtering van de relaties. De rol van de EU is ietwat ambigu. Enerzijds heeft ze een positieve invloed, zoals bijvoorbeeld door een waterregime trachten in te stellen of door haar donor rol. Anderzijds schuwt ze de politieke invulling van die rol. Is dit misschien omdat ze Israël niet tegen zich in het harnas wilt jagen?
I
Inhoudsopgave
Abstract .................................................................................... I Lijst van figuren en tabellen .................................................... V Lijst van afkortingen ..............................................................VI Voorwoord .......................................................................... VIII
INLEIDING Probleemstelling en onderzoeksvragen .................................... 1 Methodologie............................................................................ 8 DEEL 1: ANALYTISCH KADER 1. Water, conflict en samenwerking .................................... 11 1.1. Is water een oorzaak van conflict? ......................... 11 1.2. Factoren die conflict of samenwerking bevorderen 14 2. Waterdiplomatie............................................................... 19 2.1. Diplomatie: enkele begrippen .................................. 19 2.2. Conceptualisatie van “waterdiplomatie” ................. 21 2.2.1. Communicatie .................................................. 23 2.2.2. Representatie ................................................... 23 2.2.3. Uitbreiding van de “International Society” ..... 24 2.2.3.1. “Hydrohegemonie” en “hydroondergeschiktheid” ................................. 25 2.2.3.2. De dominantie van “high politics” over waterpolitiek ................................... 26 2.2.3.3. Het verdelen van zoetwaterbronnen in het internationaal recht ............................ 27
II
DEEL 2: EMPIRISCH ONDERZOEK 3. De rol van de Jordaan en de berg-en kustaquifers ......... 29 3.1. Waterdiplomatie tussen de oeverstaten .................... 29 3.1.1. Tijdens de Oslo-periode (1993-2000) ............. 30 3.1.2. Sinds het uitbreken van de Tweede Intifada (2000-2012) ..................................................... 36 3.1.3. Track II – waterdiplomatie .............................. 40 3.1.4. Israël als “hydrohegemoon” ............................ 42 3.1.5. Syrië, Libanon, Jordanië en de Palestijnse Gebieden als hydro-ondergeschikten ............... 45 3.1.6. Dominantie van “high politics” over “low politics” ........................................................... 46 3.2. Factoren die conflict of samenwerking bevorderen . 48 4. De rol van de EU ............................................................ 53 4.1. Het beleid van de EU ten aanzien van het ArabischIsraëlisch conflict .................................................... 54 4.1.1. Regionale aanpak ............................................. 54 4.1.2. Bilaterale relaties ............................................. 57 4.2. De rol van de EU in de waterdiplomatie tussen de oeverstaten ............................................................... 62 4.2.1. Verklaringen ..................................................... 62 4.2.2. Tijdens de Oslo-periode (1993-2000) ............. 64 4.2.2.1. Multilateral Working Group on Water Resources (MWGWR) ........................... 65 4.2.2.2. het Executive Action Team (EXACT) ................................................ 66 4.2.2.3. Het Barcelona Proces ....................... 67 4.2.3. sinds het uitbreken van de Tweede Intifada (2000-2012) ..................................................... 69 4.2.3.1. Het EXACT ..................................... 69 4.2.3.2. Het Barcelona Proces ....................... 70 4.2.3.3. The Mediterranean Component of the EU Water Initiative (MED-EUWI) ........ 71 4.2.3.4. Track II-waterdiplomatie ................. 73 4.2.3.5. Money Matters: financiële hulp ....... 75 III
4.3. De invloed van de EU op de factoren die conflict of samenwerking bevorderen ....................................... 78 4.3.1. Water regime .................................................... 78 4.3.2. Financiële hulp ................................................. 80 4.3.3. Regeringstype ................................................... 81 4.3.4. Verleden van samenwerking/conflict ............... 84 Conclusie ................................................................................ 86 Bronnen .................................................................................. 89 Bijlage .................................................................................. 103
IV
Lijst van figuren en tabellen Tabellen Tabel 1: Waterconflict/samenwerking factoren……………..15 Tabel 2: Waterconflict/samenwerking factoren toegepast op het Arabisch-Israëlisch conflict……………………………..49
Figuren Fg. 1: Aquifers in Israël en de Palestijnse Gebieden…………4 Fg. 2: Het Jordaanbekken………………………………….....6
V
Lijst van afkortingen DLCG: Donor/Lender Consultation Group EEAS: European External Action Service EC: Europese Commissie EIB: European Investment Bank EMP: Euro-Mediterranean Partnership EMWIS: Euro-mediterraenean Water Information System on Know-How in the Water Sector ENP: European Neighbourhood Policy EUWI: European Union Water Initiative EXACT: Executive Action Team FoEME: Friends of the Earth Middle East IWRM: Integrated Water Resources Management JSET: Joint Supervision and Enforcement Team JWC: Joint Water Committee MEDA: Mediterranean Aid MED-EUWI: Mediterranean Component of the EU Water Initiative MEWIN: Middle East Water Information VI
MONA: Midden-Oosten en Noord-Afrika MWGWR: Multilateral Working Group on Water Resources ODA: Official Development Aid PA: Palestijnse Autoriteit PfP: Partnership for Peace PLO: Palestinian Liberation Organization PWA: Palestinian Water Authority RWDB: Regional Water Data Banks UfM: Union for the Mediterranean
VII
Voorwoord Het schrijven van mijn thesis was een hele ervaring, die, toegegeven, soms erg stresserend en frustrerend was maar vooral erg belonend en verrijkend. Enkele dankbetuigingen zijn hier op zijn plaats. Dank u aan mijn promotor, Stephan Keukeleire, voor de wijze woorden en de kans om dit interessante onderwerp uit te diepen. Dank u Ruben van Genderen en Irna van der Molen, merci Ludivine Andriot, thank you Philip Caroom en shukran Abdelrahman Tamimi om me verder te helpen in mijn onderzoek. Bedankt, papa, mama, Isa, Anso, Taibo, Bruno en Simon voor de onvoorwaardelijke steun en de bemoedigende en verbeterende woorden. Bedankt, Tom, voor er altijd voor me te zijn. Bedankt, Lies, Lien, Manon, Sarah, Zoë, Rikkert en Xanne, jullie zijn zo ontzettend leuk. Merci. Zonder jullie was deze thesis er nooit geweest.
VIII
INLEIDING Probleemstelling en onderzoeksvragen “Fierce competition for fresh water may well become a source of conflict wars in the future...” Kofi Annan, Maart 2001. “…But the water problems of our world need not be only a cause of tension; they can also be a catalyst for cooperation...If we work together, a secure and sustainable water future can be ours.” Kofi Annan, Januari 2002. Sinds de jaren ’90 klinken er steeds meer stemmen die waarschuwen voor “water wars” in de toekomst: oorlogen met als casus belli gemeenschappelijke zoetwaterbronnen. Hebben deze waarschuwingen echter enige grond? Gezien de mogelijke scenario’s in de toekomstige bevolkingsgroei en klimaatsverandering, wordt de vraag prangend. Dikwijls wordt er gewezen naar het Midden-Oosten, waar vele landen waterschaarste, een hoge bevolkingsgroei en een onstabiele veiligheidssituatie kennen. Het Midden-Oosten is de droogste regio ter wereld.1 Bijna 20% van de bevolking in het MiddenOosten heeft geen toegang tot voldoende drinkwater en bijna 35% van de bevolking heeft geen behoorlijk sanitair.2 Volgens onder andere De Villiers3, Gleick4 en 5 Maynes zullen er waarschijnlijk in het droge en politiek 1
A. SWAIN, o.c., 79. Ibidem. 3 M. DE VILLIERS, Water: the fate of our most precious resource, Houghton Mifflin Harcourt, 2001, 197. 4 P. H. GLEICK, “Water and conflict: Fresh Water Resources and International Security” in International Security, 18, (1993), 1, p. 111. 2
1
onstabiele Midden-Oosten wateroorlogen uitbreken. Ze menen dat dit haast onvermijdelijk is omdat omwille van een stijgende bevolking en economische ontwikkeling de vraag naar water steeds zal aangroeien. De hoeveelheid water zal onvoldoende zijn om deze groeiende vraag te onderhouden wat tot conflict zal leiden tussen landen die het water zullen trachten toe te eigenen, menen de denkers van deze stroming. Critici van dit standpunt zijn onder meer Allan6 en Yoffe, Wolf en Giordano.7 Deze auteurs wijzen erop dat waterschaarste een politiek en/of economisch-technologisch probleem is, en dat er dus ook politieke, economische of technologische oplossingen kunnen worden gevonden. Zij zien in gemeenschappelijke zoetwaterbronnen net een kans voor samenwerking, integratie en vrede in het Midden-Oosten. De gemeenschappelijke zoetwaterbronnen die aan bod komen in deze masterproef zijn de Jordaan, die betwist wordt door Israël, Syrië, Libanon, Jordanië en de Palestijnse Autoriteit en de gemeenschappelijke aquifers8 in Israël en de Palestijnse Gebieden, die door beiden betwist worden. In Israël en de Palestijnse gebieden maakt men gebruik van aquifers, maar die werden reeds sinds de jaren ‘70 overmatig gebruikt, waardoor de kwaliteit van het water sterk
5
C. W. MAYNES, “the Middle East in the Twenty-First Century” in Middle East Journal, 52, (1998), 1, p. 15. 6 J. A. ALLAN, “Hydro-peace in the Middle East: why no water wars? A case study of the Jordan river basin” in SAIS review, 22, (2002), 2, p. 266. 7 S. YOFFE, A. T. WOLF en M. GIORDANO, “Conflict and cooperation over international freshwater resources: indicators of basins at risk” in Journal of the American Water Resources Association, 39, (2003), 5, p. 1124. 8 Een aquifer is een watervoerende laag in de ondergrond die een groot volume aan water kan bevatten en waarvan grondwater kan onttrokken worden via een waterput.
2
daalde.9 De Westelijke Jordaanoever beslaat de bergaquifer die kan worden onderverdeeld in de Westelijke aquifer, de Noordoostelijke aquifer en de Oostelijke aquifer; die laatste valt volledig binnen de Westelijke Jordaanoever.10 In Gaza ligt de kustaquifer die reeds heel vervuild is en in de nabije toekomst volledig zal verzouten.11 De Israëlische autoriteit legt de Palestijnen beperkingen op wat betreft het aanboren van water.12 In de bezette gebieden worden de vergunningen namelijk beheerd door de Israëlische waterofficier en de waterafdeling van de militaire overheid.13 Er zijn echter wel veel onbewaakte gevallen van oppompen van water uit de waterputten.14
9
A. SWAIN, o.c., 80. S. LIBISZEWSKI, l.c., p. 12. 11 X, Blue Peace: Rethinking Middle East Water. Rapport door Strategic Foresight Group – Januari 2011, XVIII. 12 A. SWAIN, o.c., 80. 13 J. SELBY, Water, Power and Politics in the Middle East: the other Israeli-Palestinian Conflict, Taurus, 2003, 81. 14 X, Blue Peace, 7. 10
3
Figuur 1: Aquifers in Israël en de Palestijnse Gebieden
Bron: DEWA/GRID-GENEVA, Mountain and Coastal Aquifers (2002-2012) (07.05.2012, UNEP, http://www.grid.unep.ch/products/4_Maps/palestine_aquiferb.j pg)
4
Vervolgens wordt de Jordaan betwist tussen Israël, de PA, Syrië, Libanon en Jordanië. De Jordaan is een smalle rivier die start op de Hermonberg op de huidige grens tussen Libanon, Syrië en Israël, en eindigt in de Dode Zee.15 De opper Jordaan wordt gevoed door de Dan, de Hasbani en de Banias; de Hasbani heeft zijn oorsprong in Zuid-Libanon, de Dan valt binnen Israëls internationaal erkende grenzen en de Banias start op de Golanhoogten.16 De Dan is de grootste zijrivier van de Jordaan.17 Het Tiberiasmeer, het enige natuurlijke reservoir van de Jordaan, ligt volledig binnen Israëls pre-1967 grenzen en de Yarmouk, één van de grootste zijrivieren van de Jordaan stroomt grotendeels in Syrië.18 De lagergelegen Jordaan vormt de grens tussen Jordanië en Israël en vervolgens tussen Jordanië en de Westoever.19 De Jordaan mondt uit in de Dode Zee, die grenst aan Israël, de Westelijke Jordaanoever en Jordanië. De rivier werd als onderhandelingspion gebruikt sinds Israëls creatie.20
15
S. LIBISZEWSKI, l.c., p. 4. Ibid., p. 6. 17 A.A. HUSSEIN, “Water wars in the Middle East: a looming threat” in The Geographical Journal, 168, (2002), 4, p. 317. 18 S. LIBISZEWSKI, l.c., p. 7. 19 Ibidem. 20 Ibid., p. 83. 16
5
Figuur 2: het Jordaanbekken
Bron: DEWA/GRID-GENEVA, Jordan River Basin (20012010) (05.05.2012, UNEP, http://www.grid.unep.ch/products/4_Maps/jordanb.gif) 6
De opzet van deze masterproef is ten eerste om na te gaan wat de invloed is geweest van de Jordaan en de aquifers in Israël en de Palestijnse Gebieden op de relaties tussen Israël en haar Arabische buren Syrië, Jordanië, Libanon en de Palestijnse Autoriteit. Ten tweede wordt onderzocht welke rol de Europese Unie heeft gehad, en momenteel heeft, in de verdeling van de waterrechten tussen bovengenoemde landen. De Europese Commissie (EC) vaardigde bij aanvang van het Oslovredesproces een mededeling uit met een voorstel om de gemeenschappelijke zoetwaterbronnen tussen Israël, Syrië, Libanon, Jordanië en de Westelijke Jordaanoever onder gezamenlijk beheer te brengen.21 Wanneer het Oslovredesproces ten einde liep, door het uitbreken van de Tweede Intifada in 2000, leek een definitieve oplossing over de Jordaan en de kust- en bergaquifers veraf. Deze masterproef zal nagaan in hoeverre de EU al dan niet geprobeerd heeft een oplossing over de verdeling van de waterrechten op de Jordaan en de aquifers te bekomen, en op welke manier. Er wordt gekeken naar de periode sinds het Oslo-vredesproces. De twee hoofdonderzoeksvragen die hieruit volgen, zijn: “In welke mate is de aanwezigheid van gemeenschappelijke zoetwaterbronnen een factor die samenwerking of net conflict bevordert tussen enerzijds Israël en anderzijds de Palestijnse Autoriteit, Jordanië, Libanon en Syrië?” -“In welke mate en op welke manier bevordert de EU de samenwerking tussen enerzijds Israël en anderzijds de Palestijnse Autoriteit, Jordanië, Libanon en Syrië met betrekking tot hun gemeenschappelijke zoetwaterbronnen?”
21
EUROPEAN COMMISSION, final communication from the Commission on “Future relations and cooperation between the Community and the Middle East,” 8 September 1993, 3.
7
Methodologie Als methode kies ik voor een kwalitatieve casestudiemethode met als case het Arabisch-Israëlisch conflict. Ik heb voor deze methode gekozen omdat het toespitsen op één case me toelaat om in detail in te gaan op relevante kwesties. Deze specifieke case lijkt me interessant omdat het een sleutelconflict betreft, zowel voor de regio als de internationale samenleving, gezien het aanhouden of de escalatie van het conflict regionale en globale repercussies kan hebben. Vervolgens is deze case uniek omwille van de grote internationale betrokkenheid simultaan met het aanslepend karakter. Tot slot zijn er slechts weinig gevallen van gedeelde waterbronnen die tot een gewapend conflict geleid hebben; hoewel deze causaliteit omstreden wordt, is het toch interessant om er verder op in te gaan. Ik heb ervoor gekozen om de case te bekijken vanaf de start van het Oslovredesproces, omdat het een interessante periode was: de enige periode waar een oplossing van het conflict zo nabij leek. Ik zal in het verloop van de thesis een indeling vóór de Tweede Intifada en na de Tweede intifada hanteren, omdat de Tweede Intifada een ander sleutelpunt vormt in het conflict, namelijk: dit is wanneer het vredesproces werkelijk beëindigd werd. Alvorens tot het empirisch onderzoek te komen, wordt een analytisch kader uitgebouwd. De eerste sectie in het analytisch kader behandelt de subvragen: “Is water een oorzaak van conflict?” en “welke factoren bevorderen conflict of samenwerking?” Om het antwoord op deze laatste vraag te structureren heb ik een tabel gemaakt op basis van de literatuur (pagina 23). De tweede sectie van het analytisch kader vormt een antwoord op de vraag: “Wat is waterdiplomatie?” en introduceert de termen “hydrohegemonie” en “hydro-ondergeschiktheid.” Het empirisch onderzoek behandelt de hoofdonderzoeksvragen. De eerste sectie van het empirisch onderzoek behandelt de eerste 8
hoofdonderzoeksvraag: de invloed van de gemeenschappelijke zoetwaterbronnen op de relaties tussen enerzijds Israël en anderzijds de PA, Syrië, Libanon en Jordanië. Bij het uitwerken van deze sectie maak ik gebruik van de tabel die ik voor het analytisch kader opstelde en vul ik deze in met de gegevens in kwestie (pagina 62). De tweede sectie behandelt de tweede onderzoeksvraag: de rol van de Europese Unie. Tot slot wordt een conclusie geformuleerd. Ik ben te werk gegaan door eerst en vooral de literatuur te lezen over waterdiplomatie en de causaliteit tussen water en conflict/samenwerking. Vervolgens in mijn empirisch onderzoek maakte ik gebruik van een breed scala aan bronnen: zowel wetenschappelijke literatuur, als persberichten, beslissingen van de Europese Raad en de EC, verdragen van de EU en de VN, verdragen tussen Israël en de Palestijnse Autoriteit en tussen Israël en Jordanië, communicaties en country strategy papers door de EU, gegevens uit de databanken van the Economist, OECD, en de VN en de websites van de EEAS, EUWI, EXACT, PWA, Geneva Initiative en de overheid van Israël. Ik heb gesproken met, in chronologische volgorde, Ruben van Genderen, onderzoeks- en onderwijsassistent en doctoraatsstudent aan de KULeuven, Ludivine Andriot, studente Europese Studies aan de ULB die stage liep aan de UfM, Irna van der Molen, assistent-professor in het centrum voor conflictstudies aan de Universiteit van Utrecht en onderzoekster aan Geoplan International en Abdelrahman Tamimi, de Directeur-Generaal van de Palestinian Hydrology Group for water and environmental development. Tot slot heb ik ook ge-emaild met Philip Caroom, lid van de Annapolis Peace & Justice Center en mede-onderhandelaar van het Geneva Initiative. Ik heb geprobeerd ook de “Europese stem” aan het woord te laten, door verscheidene mensen te contacteren van de EP water groep (maar deze verklaarden zich expliciet niet te willen bezighouden met de Israëlisch-Palestijnse problematiek), de 9
delegatie voor de betrekkingen met Israël en de delegatie voor de betrekkingen met de masjraklanden, maar tevergeefs. Ik ben me bewust van de beperkingen van deze thesis. Ten eerste is er de moeilijkheid van de causaliteit in mijn eerste hoofdonderzoeksvraag, dat maakt dat de vraag nooit met zekerheid kan beantwoord worden. Ten tweede is er de eenzijdigheid van mijn bronnen qua taal. Ik heb enkel de literatuur in de Angelsaksische wereld geconsulteerd, wegens taalbeperkingen, maar het zou in dit geval ook interessant zijn de Arabische en Hebreeuwse bronnen te bekijken. Ten derde is er de kwestie van de subjectiviteit. Hoewel ik geprobeerd heb volledig objectief te blijven, is dit onwaarschijnlijk omdat ik reeds een mening had over het Arabisch-Israëlisch conflict voor de kwestie, omwille van de eenzijdigheid van mijn literatuur en de subjectiviteit van interviews.
10
DEEL 1: ANALYTISCH KADER Het analytisch kader is tweedelig. Ten eerste wordt er toegespitst op de problematiek van de gemeenschappelijke zoetwaterbronnen: bevorderen deze conflict of net samenwerking? Voor deze vraag op te lossen, stelde ik een tabel op, op basis van de literatuur. Vervolgens wordt vorm gegeven aan het concept “waterdiplomatie,” aangevuld met perspectieven in de literatuur over diplomatie in het algemeen en watersamenwerking. 1. Water, conflict en samenwerking In een eerste luik van dit hoofdstuk wordt er nagegaan welke relatie er bestaat tussen enerzijds water en conflict, en anderzijds water en samenwerking. In het tweede luik wordt er verder ingegaan op de factoren die conflict of samenwerking zouden bevorderen tussen landen met één of meerdere gemeenschappelijke zoetwaterbronnen. 1.1. Is het delen van water een oorzaak van conflict? De verschillende bevindingen over water en conflict kunnen onderverdeeld worden in drie denkrichtingen, namelijk: de “wateroorlogen-hypothese,” het technologischeconomisch discours en het politieke discours. Volgens de aanhangers van de wateroorlogen-hypothese, onder meer Gleick22, De Villiers23 en Maynes24, zullen in de toekomst oorlogen plaatsvinden over water. De wereldbevolking is namelijk de watervoorraad aan het inhalen terwijl de economische ontwikkeling toeneemt, wat zal leiden tot een
22
P. H. GLEICK, l.c., p. 111. M. DE VILLIERS, o.c., 197. 24 C. W. MAYNES, l.c., p. 15. 23
11
stijgende vraag naar water.25 De watervoorraad zal onvoldoende zijn voor deze vraag te beantwoorden en de gevolgen talrijk: waterschaarste, economische crisis, een toename in zwartwerk, migratie, armoede….26 Deze onhoudbare situatie zal leiden tot conflict, meent deze stroming.27 Gleick meent zelfs dat er al meerdere keren "water wars” uitgevochten zijn, hoewel water hier zelden of nooit de enige oorzaak was.28 Hierbij aansluitend is het onderzoek van Homer-Dixon interessant, dat uitwijst dat water als hernieuwbare bron het waarschijnlijkst kan leiden tot interstatelijke oorlog omdat water essentieel is voor persoonlijke en nationale overleving en omdat de acties van de ene oeverstaat wat betreft haar toegang tot water, de andere oeverstaat haar waterbeschikbaarheid kan belemmeren.29 Interne conflicten over water zijn echter meer voorkomend dan internationale conflicten over water.30 Het is ook slechts onder bijzondere omstandigheden, zoals een hoge afhankelijkheid van water in een stroomneerwaartse oeverstaat, of een verleden van antagonisme, dat het delen van zoetwaterbronnen tot conflict kan leiden tussen twee landen, meent Homer-Dixon.31 Ten tweede is er het technologisch-economisch discours. Volgens dit discours worden water crisissen 25
J. SELBY, o.c., 22-25. A. CARIUS, G. DABALKO en A. WOLF, Water, Conflict and Cooperation. ECSP Rapport, 10, (2004), p. 61. 27 D.L. KATZ, l.c., p. 22. 28 PACIFIC INSTITUTE, Water Conflict Chronology, 10 November 2008. (25.11.2011, PACIFIC INSTITUTE, http://worldwater.org/conflictchronology.pdf). 29 T. HOMER-DIXON, “Environmental scarcities and violent conflict: evidence from cases” in International Security, 19, (1994), 1, p. 19. 30 Ibid., p. 21. 31 N. P. GLEDITSCH, e.a., l.c., p.363. 26
12
veroorzaakt door inefficiënt en onduurzaam gebruik van water door technologische onderontwikkeling en gebrek aan investering.32 Dit discours wordt gevolgd door de ecomodernisten, ook wel cornucopianen genoemd, die menen dat schaarsten tegengegaan kunnen worden door innovatie, substitutie en flexibele prijzen.33 Allan is één van de denkers van dit discours. De “water wars” voorvechters zien het concept van “virtueel water”, of geïmporteerd water, over het hoofd, meent Allan.34 Economieën met een watertekort kunnen hun waterproblematiek oplossen door water of voedsel te importeren.35 Vervolgens is het gebruik van bruut geweld niet kosteneffectief of -efficiënt in het geval van water, omdat oeverstaten een complex netwerk van milieu-, economische, politieke en veiligheidsinterdependenties delen.36 Een staat zal niet snel in staat zijn een site te vinden voor het uitvechten van een wateroorlog, noch de gevolgen van een wateroorlog willen aanvaarden.37 Het politieke discours, tenslotte, zegt dat water crisis het product is van ongelijkheden en conflicten tussen staten, binnenin staten of binnenin gemeenschappen.38 Milieufactoren zijn heel wat minder belangrijk dan politieke of economische factoren in het veroorzaken van conflict, menen de denkers van het politieke discours.39 Water zorgt voor voedselschaarste, de verplaatsing van bevolkingsgroepen en het vormen van etnische groepen, dat op zich interne 32
J. SELBY, o.c., 27. N. P. GLEDITSCH, e.a. , l.c., p. 364. 34 J.A. ALLAN, l.c., p. 256. 35 Ibid., p. 268. 36 S. DINAR, l.c., p. 333. 37 A.T. WOLF, “water wars” and water reality, pp. 260-262. 38 J. SELBY, o.c., 29. 39 W. HAUGE en T. ELLINGSEN., “Beyond environmental scarcity: causal pathways to conflict” in Journal of Peace Research, 35 (1998), pp. 299-317. 33
13
storingen en politieke instabiliteit met zich kan meebrengen.40 Inderdaad, vele regio’s die kwetsbaar zijn voor waterschaarste worden gekenmerkt door sterke etnische identiteiten, inefficiënte administraties en een zwakke economie.41 Wolf meent daarom dat er nog geen echte “water war” heeft plaatsgevonden, in tegenstelling tot wat Gleick stelt. In conclusie, de drie discours verschillen in hun visie op de oorzaak en de oplossing voor conflict rond water. De wateroorlogenhypothese aanziet de toenemende bevolking en economische ontwikkeling als oorzaken van watercrisissen en stelt dat deze onvermijdelijk zijn. Het technologischeconomisch discours meent dat de oorzaken en oplossingen voor watercrisissen van technologisch-economische aard zijn. Het politieke discours tenslotte meent dat de oorzaken en oplossingen van politieke aard zijn. De drie hoeven elkaar niet uit te sluiten. Qua oplossingen focust de thesis zich echter alleen op het politieke aspect, maar zowel ecologische, demografische, politieke, economische als technologische oorzaken zullen bekeken worden in het verdere verloop van deze masterproef. 1.2. Factoren die conflict of samenwerking bevorderen Verschillende auteurs onderzochten de factoren die waterconflict veroorzaken of net samenwerking rond gemeenschappelijke zoetwaterbronnen bevorderen. In onderstaande tabel worden de verschillende factoren en de voornaamste bevindingen over deze factoren op een rijtje gezet.
40 41
A. SWAIN, o.c., 30. A. SWAIN, o.c., 19.
14
Tabel 1: Waterconflict/samenwerking factoren Conflict/samenwerking op vlak van water Instellingen/waterregime
Financiële hulp Regeringstype
Grotere kans op conflict bij zwakke instellingen (Carius e.a,2004.; Swain, 2004; Yoffe e.a, 2003; Wolf e.a., 2003) Eens een regime gecreëerd, functioneert het als bolwerk tegen conflict (Wolf, 1999b) Vermindert spanningen (Wolf, 1999a) Significant met conflict wanneer één oeverstaat een democratie is en de andere een autocratie. (Yoffe e.a., 2003)
Waterschaarste
Geen significante correlatie (Wolf e.a.,2003, Yoffe e.a., 2003)
Klimaat
Geen significante correlatie (Wolf, e.a., 2003, Yoffe e.a, 2003) Geen significante correlatie met samenwerking, wel in combinatie met andere factoren (Wolf e.a., 2003, Yoffe, e.a., 2003) Geen significante correlatie met conflict (Yoffe, e.a., 2003), wel in combinatie met een machtige stroomneerwaartse oeverstaat (Homer-Dixon, 1994) Geen significante correlatie (Wolf e.a., 2003, Yoffe e.a., 2003)
Aanwezigheid van waterdammen Afhankelijkheid van zoetwaterbronnen voor landbouw en energie BNP per capita
Verleden van samenwerking/conflict
(Verschil in) bevolkingsdichtheid
Gemiddelde correlatie tussen verleden van samenwerking en watersamenwerking Gemiddelde correlatie tussen conflictueus verleden en waterconflict Beiden sterke correlatie in combinatie met andere factoren (Wolf e.a., 2003, Yoffe e.a., 2003) Groot verschil in bevolkingsdichtheid significant met samenwerking (Yoffe e.a., 2003) Lage bevolkingsdichtheid significant met samenwerking (Wolf e.a., 2003, Yoffe e.a., 2003)
Bron: eigen tabel op basis van: CARIUS e.a., ECSP Rapport, 10, (2004), pp. 60-66. YOFFE e.a., Journal of the American Water Resources Association, 39, (2003), 5, pp. 1109-1126. 15
WOLF e.a., UNESCO PCCP Series, (2003), 20, pp. 1-24 HOMER-DIXON, International Security, 19, (1994), 1, pp. 540. SWAIN, Managing Water Conflict: Asia, Africa and the Middle East, Rowe Ltd. Chippenham, Wiltshire, 2004, 243p. WOLF (a), Natural Resources Forum, 23, (1999), 1, pp. 3-30. WOLF (b), LONERGAN, S.C., Environmental Change, Adaptation, and Security, Springer, 1999, pp. 251-265. De aanwezigheid van een waterregime is een eerste factor die in de literatuur onderzocht is. Een waterregime blijkt in het algemeen veerkrachtig.42 De kans op conflict, echter, stijgt wanneer de verandering binnen het bekken zo snel is dat het de institutionele capaciteit om verandering op te vangen, overschrijdt.43 Dit gebeurt wanneer de instellingen zwak zijn omwille van overlappende functies, een ambigue jurisdictie of geringe transparantie.44 Vervolgens kan financiële hulp de spanningen verminderen omdat het als prikkeling kan functioneren om geen conflict aan te gaan.45 Financiële hulp kan ook impasses uit de weg gaan, zoals het geval was met de financiering van de Wereldbank bij het indusdispuut.46 De factoren “waterschaarste”, “aanwezigheid van dammen”, “regeringstype” en “waterafhankelijkheid” winnen aan significantie in combinatie met andere factoren.47 Zo is de aanwezigheid van dammen positief gecorreleerd met samenwerking in geval van een verleden van samenwerking 42
A.T. WOLF, “water wars” and water reality”, p. 261. A. CARIUS, e.a., o.c. p. 61. 44 Ibidem. 45 A.T. WOLF, “Criteria for equitable allocations”, p. 13. 46 Ibidem. 47 A. T. WOLF, S. B. YOFFE en M. GIORDANO, “International Waters: indicators for identifying basins at risk” in UNESCO PCCP Series, (2003), 20, p. 11. 43
16
tussen de oeverstaten.48 De factor “waterschaarste” is niet significant met conflict, hoe je de waterschaarste ook meet, menen Yoffe e.a. en Wolf e.a.49 Ook Homer-Dixon wees erop dat waterschaarste dan wel een bron van serieuze spanningen kan zijn, maar dat een voorbeeld van waterschaarste dat tot conflict leidde, waarschijnlijk niet te vinden is.50 Zoals reeds vermeld worden waterschaarse gebieden gekenmerkt door sterke etnische identiteiten, inefficiënte administraties en een zwakke economie. 51 Het zijn dus eerder deze factoren die leiden tot conflict, in plaats van waterschaarste op zich. “Waterafhankelijkheid” krijgt een significante correlatie met conflict wanneer de stroomneerwaartse oeverstaat een hoge waterafhankelijkheid heeft en machtiger is dan de stroomopwaartse staat. In het bijzonder wanneer de stroomneerwaartse staat meent dat hij de militaire macht heeft om de situatie in zijn voordeel te doen keren, zal de kans op conflict stijgen.52 “Een verleden van samenwerking” is matig gecorreleerd met samenwerking rond gemeenschappelijke zoetwaterbronnen. Met andere woorden, landen die een verleden van samenwerking hebben, zijn eerder geneigd ook samen te werken rond hun gemeenschappelijke zoetwaterbronnen.53 Dit geldt ook in de andere richting: landen die reeds conflictueuze relaties hebben, hebben een grotere kans om ook conflictueuze waterrelaties te hebben.54 48
Ibid., p. 12. A.T. WOLF, e.a., l.c., p. 11 en S. YOFFE, e.a., l.c., p. 1119. 50 T. F. HOMER-DIXON, “On the Treshold: Environmental Changes as Causes of Acute Confict” in International Security, 16, (1991à, 2, p. 108. 51 A. SWAIN, o.c., 19. 52 T. HOMER-DIXON, l.c., p. 19. 53 A.T. WOLF, e.a., l.c., p. 10. 54 Ibidem. 49
17
Deze factor wordt significanter in combinatie met andere factoren, zoals een waterregime en de aanwezigheid van dammen.55 Een hoog BNP per capita leidt niet tot meer samenwerking, zoals men misschien zou verwachten.56 Er werd nog niet onderzocht of het tot meer conflict zou leiden. De “water wars” hypothese meent van wel, want economische ontwikkeling leidt tot een hogere watervraag waaraan niet beantwoord kan worden, wat zou leiden tot conflict.57 Vervolgens blijkt de factor “regeringstype” ook significant gerelateerd met conflict om zoetwaterbronnen wanneer de ene oeverstaat een democratie is en de andere een autocratie.58 Ook de factor “bevolkingsdichtheid” is belangrijk, volgens de literatuur. De kans op samenwerking stijgt namelijk wanneer de oeverstaten een lage bevolkingsdichtheid hebben of wanneer er een groot verschil is in bevolkingsdichtheid tussen de oeverstaten.59 Terugkerend naar de drie discours, blijkt de wateroorlogenhypothese niet robuust. De factor “klimaat” en “waterschaarste”, twee oorzaken aangegeven in de hypothese, blijken immers niet significant met conflict rond waterbronnen. Een derde aangegeven oorzaak van de water wars hypothese, namelijk bevolkingsdichtheid is echter wel significant. De economisch-technologische oorzaken hebben een gemiddelde significantie. De aanwezigheid van waterdammen, en de waterafhankelijkheid hebben bijvoorbeeld een matige correlatie met respectievelijk samenwerking en conflict. Het BNP blijkt geen correlatie te hebben met samenwerking, maar financiële hulp dan weer 55
Ibid., p. 13. S. YOFFE, e.a., l.c., p. 1117. 57 J. SELBY, o.c., 22-25. 58 Ibidem. 59 Ibidem. 56
18
wel. De onderzochte politieke factoren komen naar voor als het relevantste: de aanwezigheid van waterregime, het regeringstype en het verleden van samenwerking ofwel conflict correleren alle drie duidelijk met samenwerking of conflict. De bevindingen over de relatie tussen gemeenschappelijke zoetwaterbronnen en conflict/samenwerking zullen in het empirisch onderzoek toegepast worden op de case van de Jordaan en de berg-en kustaquifer in Israël en de Palestijnse Gebieden. 2. Waterdiplomatie In het eerste deel van Hoofdstuk 5 worden er relevante theoretische begrippen van de diplomatie toegelicht, baserend op het analytisch kader van Jönsson en Hall. In het tweede deel wordt er overgegaan naar een definiëring van waterdiplomatie.
2.1. Diplomatie: enkele begrippen Diplomatie, menen Jönsson en Hall, is een institutie van “International Societies,” die de relaties tussen politieke autoriteiten structureert en op het hoogste niveau van abstractie, gezien kan worden als de bemiddeling tussen universalisme en particularisme.60 Een ontrafeling van deze definitie is hier op zijn plaats. Allereerst is “een internationale institutie” een relatief stabiele samenbundeling van gerelateerde constitutieve, regulerende en procedurele normen en regels die betrekking hebben op het internationale systeem,
60
C. JÖNSSON en M. HALL, Essence of diplomacy, Palgrave Macmillan, 2007, 25.
19
de actoren in het systeem en hun activiteiten.61 De “International Society,” vervolgens, een begrip uit de English School, duidt op een superstructuur van staten die dezelfde normen, regels en instellingen delen.62 Het feit dat de definitie het heeft over “politieke autoriteiten” en niet slechts “statelijke actoren” wijst op de ruimheid van Jönsson en Hall’s interpretatie van diplomatie. Een “politieke autoriteit” wordt gedefinieerd als een afzonderlijke identiteit die de capaciteit heeft om mensen en middelen te mobiliseren voor politieke doeleinden, en die een graad van institutionalisering en hiërarchie bezit.63 Tot slot kan de bemiddeling tussen universalisme en particularisme begrepen worden op volgende manier: een diplomaat wil zowel de doelstellingen van zijn autoriteit nastreven (particularisme), als universele doeleinden, namelijk de vredevolle resolutie van conflicten en het vermijden van oorlog (universalisme).64 Er zijn drie dimensies in de diplomatie: communicatie, representatie en de uitbreiding van de “International Society.” Deze drie zijn afzonderlijke processen, maar tegelijkertijd zijn ze onderling afhankelijk en beïnvloeden ze elkaar. Communicatie in de diplomatie is in wezen sociaal: het gaat om de transmissie van boodschappen in een interactief proces.65 Deze kan van zowel verbale als non-verbale aard zijn. De onderhandelingen met de tegenpartij vormen volgens velen de kern van de diplomatie. Representatie, vervolgens, is een andere essentiële taak die de diplomaat oogt te volbrengen. Meestal bevindt het 61
J. DUFFIELD, “What are international institutions?” in International Studies Review, 9, (2007), p. 7-8. 62 F. HALLIDAY, “The Middle East and Conceptions of ‘International Society’” in B. BUZAN en A. GONZALEZ-PELAEZ, International Society and the Middle East: English School Theory at the Regional Level, Palgrave Macmillan, 2010, 3. 63 C. JÖNSSON en M. HALL, o.c., 25. 64 Ibid., 82. 65 Ibid., 68.
20
diplomatieke mandaat zich ergens tussen het imperatieve mandaat, waarbij de diplomaat precies de instructies van de politieke autoriteit dient op te volgen, en het vrije mandaat, waarbij de diplomaat vrij is in zijn of haar handelen.66 De derde dimensie, tenslotte, de uitbreiding van de “International Society” betreft de processen van erkenning en socialisatie. Deze processen zijn een vereiste in de diplomatie, menen Jönsson en Hall.67 Socialisatie is een verinnerlijking door de ene partij van de diplomatieke normen, regels en praktijken van de andere partij, door de aantrekkingskracht die de tweede op de eerste uitoefent.68 Het moderne diplomatieke klimaat wordt gekenmerkt door een explosie van klassiek multilateralisme en “messy multilateralism,”69 wat het proces van socialisatie versnelt. 2.2. Conceptualisatie van “waterdiplomatie” In het omschrijven van waterdiplomatie richt de literatuur zich vooral tot het aspect van conflictresolutie tussen oeverstaten. Zo definieert Williams waterdiplomatie als “the explicit and purposeful communication between representatives of different states with negotiating a resolution to contentious issues related to the mutual use of common rivers.”70 Van Genderen en Rood trekken het conceptueel 66
Ibid., 108. Ibid., 120. 68 S. KEUKELEIRE, “The European Union as a diplomatic actor: internal, traditional and structural diplomacy” in Diplomacy & statecraft, 13, (2003), 3, p. 46. 69 “Messy multilateralism” wordt gezien als een reactie op het klassieke multilateralisme: ze is beweeglijker, diverser, minder voorspelbaar en minder veelomvattend dan het klassieke multilateralisme. (van de les “Internationale Organisatie” van Edith DRIESKENS) 70 P.A. WILLIAMS, “Turkey’s Water Diplomacy: A Theoretical Discussion in Turkey’s water policy” in A. KIBAROGLU, A. 67
21
kader open en omvatten naast conflictresolutie ook conflictpreventie in hun definitie: “Water diplomacy […] can be broadly defined as all contact between (non)-state actors and at least one state or international governmental organization over transboundary freshwater resources such as lake, river and aquifer basin.”71 Beide definities zien de deelname van één of meerdere statelijke actoren als noodzakelijk. Voor de opzet van deze masterproef, trekken we de definitie verder open en laten we de noodzakelijkheid van een statelijke auctor achterwege. Dit levert op: Waterdiplomatie is een institutie bestaande uit alle contacten tussen actoren wat betreft grensoverschrijdende zoetwaterbronnen; ze structureert de waterrelaties tussen politieke autoriteiten en kan op het hoogste niveau gezien worden als de bemiddeling tussen “wateruniversalisme” en “waterparticularisme.”72 “wateruniversalisme” heeft als prioriteiten: het behoud van de vrede tussen de partijen, een optimale ecologische staat van het rivierbekken en de optimale situatie voor alle oeverstaten. “Waterparticularisme,” daarentegen, heeft de belangen van de eigen politieke autoriteit voor ogen, namelijk een zo groot mogelijke toegang tot water voor zichzelf. In het verdere verloop van het hoofdstuk komen de drie kerneigenschappen van de diplomatie aan bod, namelijk: communicatie, representatie en uitbreiding van de International Society en worden deze toegepast op de waterdiplomatie.
KRAMER en W. SCHEUMANN (Reds.), Turkey’s Water Policy: National Frameworks and International Cooperation, New York: Springer, 2011, p. 197. 71 R. VAN GENDEREN en J. ROOD, Water Diplomacy: a Niche for the Netherlands?. Rapport door Netherlands Institute of International Relations ‘Clingendael.’ – December 2011, 10. 72 Naar analogie van: C. JÖNSSON en M. HALL, o.c., 25.
22
2.2.1.
Communicatie
Communicatie over water tussen officiële regeringsvertegenwoordigers (“Track I - diplomatie”) gebeurt vaak op een dwingende manier, met weinig toegevingen, waardoor de onderhandelingen vaak stroef verlopen. Hier biedt de “Track II-diplomatie” een alternatief. Deze is gericht op conflictpreventie en betreft contacten binnen het maatschappelijk middenveld en kennisgroepen.73 Het is hier waar de onderhandelende actoren een flexibelere houding aannemen. Een bijzonderheid in de communicatie over water is dat, gezien de noodzaak voor een wetenschappelijke kadering, de betrokkenheid van technische spelers prominent is in de onderhandelingen over zoetwaterbronnen.74 Het zijn wel steeds de politiekers, diplomaten en advocaten die het laatste woord hebben en de inhoud van de akkoorden en compromissen bepalen.75 Het delen van data kan leiden tot doorbraken in de onderhandelingen en heeft vaak een verzoenende rol. 76 Dit is echter niet altijd zo. Omdat er soms zo’n verschillende data en bevindingen zijn in de verschillende kampen, kan het delen van data net leiden tot (meer) wantrouwen. 2.2.2.
Representatie
Omdat waterdiplomatie door velen als een zero-sum game wordt beschouwd, krijgen de regeringsvertegenwoordigers een imperatief mandaat mee, dat hen weinig speelruimte biedt. 77 De zero-sum game logica is 73
R. VAN GENDEREN en J. ROOD, o.c., 12. R. VAN GENDEREN en J. ROOD, o.c., 10. 75 Ibidem. 76 A.T. WOLF, “Criteria for equitable allocations”, p. 13. 77 D. PHILIPS, e.a., l.c., p. 177. 74
23
namelijk dat een oplossing in het voordeel van de ene, automatisch in het nadeel van de andere is. In de laatste jaren is er een duidelijke globale trend naar de securitisatie van water-gerelateerde kwesties (vooral in het Midden-Oosten). Hierdoor zijn staten geneigd om strategieën te gebruiken die short-term winsten opleveren, wat leidt tot zero-sum uitkomsten.78 Een bijkomende spanning levert het fenomeen van de “multiple-level games”: het in rekenschap moeten nemen van verschillende autoriteiten. Bovendien zijn diplomaten niet enkel vertegenwoordigers van politieke autoriteiten, ze vertegenwoordigen ook bepaalde ideeën.79 Ideeën over water variëren over verschillende culturen en religies. Water is voor sommige religies een hoogste goed of zelfs heilig en zijn er culturen die een nationalistische waarde aan water hechten.80 2.2.3.
Uitbreiding van de “International Society”
Het belangrijkste element in de uitbreiding van de “International Society” betreft het socialiseringsproces. Idealiter zou de socialisering in de richting van het wateruniversalisme gebeuren. Dit is zeker mogelijk. In de academische wereld is er een consensus dat het gezamenlijk beheer van internationale rivieren win-win situaties kan opleveren. Echter zijn er twee dynamieken die het eerlijk verlopen van wateronderhandelingen belemmeren: het bestaan van hydrohegemonie en hydro-ondergeschiktheid en de dominantie van “high politics” over “low politics.” De ontwikkeling van het internationaal recht omtrent gemeenschappelijke waterbronnen, echter, heeft als doel de water-onderhandelingen eerlijk en vlot te laten verlopen. In de volgende subsecties worden deze kwesties besproken. 78
Ibidem. C. JÖNSSON en M. HALL, o.c., 116. 80 A. SWAIN, o.c., 169. 79
24
2.2.3.1. Hydrohegemonie en hydro-ondergeschiktheid Een eerste struikelblok voor het vlot en eerlijk verlopen van wateronderhandelingen is het bestaan van een “hydrohegemoon” en “hydro-ondergeschikten.” De “hydrohegemoon” is de machtigste oeverstaat in de regio, terwijl de “hydro-ondergeschikten” de overige oeverstaten zijn. Enerzijds is de stroomopwaartse oeverstaat in het voordeel en kan een positie van “hydrohegemonie” verwerven indien hij zijn dominante positie wijselijk gebruikt.81 Anderzijds hoeft de hydrohegemoon niet stroomopwaarts te liggen; de staat met de meeste middelen is de hegemoon.82 De andere oeverstaten, met inferieure middelen, hebben meestal niet veel keuze dan de modus vivendi die hen wordt gedicteerd door de sterkste, te aanvaarden.83 Een hydrohegemonie kan zowel positief als negatief zijn. Een positieve hydrohegemoon zorgt voor orde, stabiliteit en de optie van free-riding.84 Ze baseert haar beleid op internationaal recht en het principe van het “billijk en redelijk gebruik” van zoetwaterbronnen.85 Een negatieve hydrohegemoon, daarentegen, verdeelt de waterrechten en voordelen op een oneerlijke wijze om maximum controle over de gemeenschappelijke zoetwaterbron(nen) te verkijgen.86 Niettemin kunnen ondergeschikte oeverstaten macht 81
Ibidem. M. LOWI, Water and power: the politics of a scarce resource in the Jordan river basin, Cambridge: Cambridge university Press, 1993, 169. 83 Ibidem. 84 M. ZEITOUN, N. MIRUMACHI en J. WARNER , “Transboundary water interaction II: the influence of “soft power”” in International Environmental Agreements, 11, (2011), p.169. 85 J. WARNER en M. ZEITOUN, “Hydro-hegemony: a framework for analysis of water conflicts” in Water Policy, 8, (2006), 5, p.444. 86 Ibid, pp. 442-444. 82
25
winnen op de hydrohegemoon door middel van “issue linkage,” het koppelen van de waterkwestie aan andere kwesties waar de hydro-ondergeschikte wél een voordeel heeft vis-à-vis de hydrohegemoon. Zo tracht de niet-hegemonische oeverstaat meer controle te krijgen over de watersituatie.87 Een vorm van “issue linkage” is de “quid pro quo”-formule, namelijk het toegeven op het ene terrein voor een voordeel op een ander terrein. Er is bij dergelijke regeling echter vaak sprake van een “Moral hazard” probleem waarbij men vreest dat de overeenkomst niet nageleefd zal worden.88 2.2.3.2. De dominantie van “high politics” over waterpolitiek Een tweede struikelblok voor het vlot en eerlijk verlopen van wateronderhandelingen omvat de dominantie van “high politics” (veiligheidskwesties) over waterpolitiek, een vorm van “low politics” (niet-veiligheidskwesties). Met andere woorden, de veiligheidskwesties staan in de weg van een regeling over gemeenschappelijke zoetwaterbronnen. Lowi meent dat staten met prangende “high politics” geen extensieve samenwerking rond “low politics” zullen toestaan.89 Het is inderdaad zo dat staten moeilijker kunnen samenwerken rond hun gemeenschappelijke zoetwaterbron(nen) wanneer er geen vrede is tussen die twee staten, maar het is niet onmogelijk. Zo is er een overeenkomst tussen India en Pakistan tot stand kunnen komen in verband met het Indusstroomgebied, en bestaat er al lang een 87
D. PHILIPS, e.a., l.c., p. 36. A. RICHARDS en N. SINGH, “No easy exit: property rights, markets and negotiations over water” in Water Resources Development, 17, (2001), 3, p. 414. 89 M. LOWI, o.c., 196. 88
26
overeenkomst tussen Israël en Jordanië over de waterquota’s op de Jordaan.90 2.2.3.3. Het verdelen van zoetwaterbronnen in het internationaal recht Het internationaal recht wat betreft het delen van zoetwaterbronnen is onderontwikkeld, maar er bestaan wel principes om het delen van water tussen oeverstaten of politieke autoriteiten op een eerlijke manier te laten verlopen. Deze principes matigen in zekere zin de invloed van de machtsrelaties op de waterverdeling tussen de oeverstaten. Echter, aangezien het geen bindende principes zijn, mag die impact niet overschat worden. Allereerst is er de Harmon Doctrine die stelt dat een land mag beslissen wat er met het water op haar grondgebied gebeurt, ongeacht de negatieve gevolgen voor anderen. Deze doctrine wordt steeds door stroomopwaartse oeverstaten onderschreven.91 Ten tweede is er het principe van de historische rechten. Voornamelijk stroomafwaartse staten hameren op dit principe. De redenering achter het principe is dat een oeverstaat dat bepaalde waterrechten is toegewezen in het verleden, deze waterrechten in de toekomst hoort te behouden.92 Ten derde is er het principe van het “billijk en redelijk gebruik” van de zoetwaterbronnen. Het zijn vooral de hydro-ondergeschikten die dit principe aanhalen. Het principe houdt in dat de verdeling van de waterrechten hoort te gebeuren op basis van de behoeften van de oeverstaten. Ook mag het gebruik van de zoetwaterbron door de ene oeverstaat, de kwaliteit van het water voor de andere oeverstaat niet in gevaar brengen. Tot slot is er de “Community of interests” of “Optimum Development” aanpak die het rivierbekken beziet 90
J. SELBY, o.c., 55-58. R. VAN GENDEREN en ROOD, o.c., 4. 92 Ibidem. 91
27
als een economische eenheid dat best geregeld wordt onder gezamenlijk beheer.93 In 1997 werd de “United Nations Convention on the Law of the Non-navigational Uses of International Watercourses” voltooid maar deze werd nog niet geratificeerd. Ze heeft echter wel redelijk wat gezag. De centrale principes in de conventie zijn het “billijk en redelijk gebruik” van zoetwaterbronnen, het vermijden van “significante schade” ten opzichte van andere oeverstaten en het principe van de historische rechten.94 Wanneer de partijen geen akkoord kunnen vinden, stelt het VN-waterlopenverdrag, mogen ze samen een aanvraag invoeren om een derde partij te betrekken voor goede diensten, bemiddeling of verzoening, of mogen ze de zaak insturen in het internationaal gerechtshof.95 Naast de internationale rivieren en meren, die gedekt worden door het waterlopenverdrag, zijn er ook de grensoverschrijdende aquifers, maar hierover is er tot nu slechts een ontwerp op tafel.96
93
A. SWAIN, o.c., 163. D. PHILIPS, e.a., l.c., 11. 95 UNITED NATIONS, Convention on the Law of the NonNavigational Uses of International Watercourses, 21 Mei 1997, 13. (20.11.2011, UN, http://untreaty.un.org/ilc/texts/instruments/english/conventions/8_3_ 1997.pdf). 96 R. VAN GENDEREN en J. ROOD, o.c., 17. 94
28
DEEL 2: EMPIRISCH ONDERZOEK Het empirisch onderzoek tracht een antwoord te vormen op de twee hoofdonderzoeksvragen. In Hoofdstuk 6 wordt er ingegaan op de eerste hoofdonderzoeksvraag, namelijk: “In welke mate is de aanwezigheid van gemeenschappelijke zoetwaterbronnen een factor die samenwerking of net conflict bevordert tussen enerzijds Israël en anderzijds de Palestijnse Autoriteit, Jordanië, Libanon en Syrië?” Hoofdstuk 7 probeert een antwoord te vinden op de tweede onderzoeksvraag, namelijk: “In welke mate en op welke manier bevorderde de EU de samenwerking tussen enerzijds Israël en anderzijds de Palestijnse Autoriteit, Jordanië, Libanon en Syrië met betrekking tot hun gemeenschappelijke zoetwaterbronnen?” Tenslotte volgt een conclusie dat de relevante elementen samenbrengt. 3. De rol van de Jordaan en de berg- en kustaquifers Dit hoofdstuk is opgedeeld in drie secties. Allereerst volgt een kadering van de problematiek. Vervolgens komt de waterdiplomatie tussen enerzijds Israël en anderzijds Syrië, Libanon, Jordanië en de PA anderzijds, aan bod.. Tot slot wordt de causaliteit tussen gedeelde zoetwaterbronnen en conflict/samenwerking voor deze case besproken, met behulp van tabel 1. 3.1. Waterdiplomatie tussen de oeverstaten Deze sectie is onderverdeeld in zes gedeeltes. Ten eerste wordt de officiële (track I) waterdiplomatie tussen Israël en de PA, Jordanië, Syrië en Libanon tijdens de Oslo-periode en na de Osloperiode besproken. Vervolgens volgt een kort stuk over de inofficiële (track II) waterdiplomatie tussen 29
Israël, de PA, Jordanië, Syrië en Libanon sinds de aanvang van het Oslovredesproces. Nadien komen Israël in haar hydrohegemonische positie en de overige oeverstaten in hun hydro-ondergeschikte positie aan bod. Tot slot volgt een gedeelte over de dominantie van “high politics” over “low politics.” 3.1.1.
Tijdens de Oslo-periode (1993-2000)
Israël en de PA boekte op het eerste gezicht veel vooruitgang tijdens de Oslo-periode op vlak van samenwerking rond hun gemeenschappelijke zoetwaterbronnen. In de Declaratie van Principes over de Reglementen van Interim Zelfbestuur van 20 Augustus 1993 werd de interim Palestijnse regering de autoriteit gegeven om verschillende instellingen op te richten, waaronder een “Palestinian Water Authority” (PWA).97 In de Annex III van het akkoord stemmen de partijen toe samen te werken voor een water ontwikkelingsprogramma.98 In de Annex IV volgen er voorstellen voor economische regionale samenwerking, waaronder op het vlak van water.99 Op 4 mei 1994 werd het Gaza-Jericho akkoord tussen Israel en de Palestinian Liberation Organization (PLO) ondertekend waarbij de Palestijnen controle kregen over de bestaande bronnen in Gaza en de Westoever en het recht verworven om nieuwe bronnen aan te boren.100 Hier kwam 97
UNITED NATIONS HIGH COMMISSIONER FOR REFUGEES, Declaration of Principles on Interim Self-Government Arrangements, 13 September 1993, VII, 4 (15.04.2011, UNHCR, http://www.unhcr.org/refworld/pdfid/3de5e96e4.pdf). 98 Declaration of Principles, Annex III, 1. 99 Declaration of Principles, Annex IV, B. 100 ISRAEL MINISTRY OF FOREIGN AFFAIRS, Agreement on the Gaza Strip and the Jericho area, 4 Mei 1994, Annex II, 31, a. (15.04.2011, MFA, http://www.mfa.gov.il/MFA/Peace%20Process/Guide%20to%20the
30
echter een uitzondering op: de bestaande watersystemen die water leveren aan de nederzettingen en het militaire bezettingsgebied langs de Egyptische grens bleven onder het beheer van Mekorot, het nationale waterbedrijf van Israël.101 Mekorot zou ook water blijven leveren aan enkele Palestijnse gemeenschappen onder betaling gebaseerd op de leveringskosten.102 Het Israëlisch – Palestijns interim Akkoord over de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, of het Oslo II – akkoord, werd ondertekend op 28 september 1995. De belangrijkste verwezenlijking van dit akkoord is het op papier zetten van Palestijnse waterrechten in de Westoever.103 In Artikel 40 van annex II in het verdrag gaan beide partijen akkoord om samen de waterbronnen en rioleringen te beheren.104 Het verdrag verklaarde ook dat de Palestijnen in de toekomst jaarlijks toegang tot meer water zouden krijgen, met een totaal van 70 tot 80 miljoen kubieke meter per jaar.105 Het Joint Water Committee (JWC) werd opgericht met als taken: licenties uitvaardigen voor het aanboren van nieuwe bronnen, het waterbeheer coördineren, constructie van nieuwe water- en rioleringssystemen plannen...106 Alle beslissingen in de JWC worden genomen bij consensus, zegt het akkoord.107 De JWC %20Peace%20Process/GazaJericho%20Agreement%20Annex%20II). 101 Agreement on Gaza-Jericho, Annex II, 31, b. 102 Agreement on the Gaza-Jericho, Annex II, 31, e. 103 ISRAEL MINISTRY OF FOREIGN AFFAIRS, The IsraeliPalestinian Interim Agreement, 28 September 1995, Annex III, 40. (15.04.2011, MFA, http://www.mfa.gov.il/MFA/Peace+Process/Guide+to+the+Peace+P rocess/THE+ISRAELIPALESTINIAN+INTERIM+AGREEMENT+-+Annex+III.htm). 104 The Israeli-Palestinian Interim Agreement, Annex III, 40. 105 The Israeli-Palestinian Interim Agreement, Annex III, 40. 106 The Israeli-Palestinian Interim Agreement, Annex III, 40. 107 The Israeli-Palestinian Interim Agreement, Annex III, 40.
31
moest worden bijgestaan door Joint Supervision and Enforcement Teams (JSETs). De JSETs moesten het artikel 40 van annex II bekrachtigen, de implementatie ervan controleren en kregen ook verregaande bevoegdheden in de inspectie en het verzamelen van gegevens. Er werd tot slot een “joint Israeli-Palestinian-American Committee on water production and development” opgericht om het wederzijdse wantrouwen tussen de Israëli en de Palestijnen te omzeilen.108 Deze zou helpen bij onder andere de financiering, het bepalen van de waterprijzen en de JSET-inspecties. 109 Een aantal auteurs zijn heel kritisch over de waterprovisies in het Oslo II-akkoord. Zo stelt Selby: “the oslo II Water agreement – constituting the high point of IsraeliPalestinian water diplomacy – involved little more than a repackaging of ongoing Israeli control and domination under the banner of peace and cooperation.”110 Het verdrag garandeerde de Israëlische bezetter namelijk voortdurende toegang tot de waterbronnen op de Palestijnse Gebieden.111 Daarbij is er voortgezette Israëlische controle over de waterleidingen en putten die aangeboord worden door Mekorot.112 Een volgende kritiek van Selby is dat Oslo II Israël toestond om de verantwoordelijkheid over de watervoorraad en infrastructuur te verplaatsen naar de PWA en de internationale donoren, terwijl ze zelf in controle bleven over de waterbronnen.113 In feite gaven ze enkel de volledige 108
A.R. ROUYER, “The water issue in the Palestinian-Israeli peace process” in Survival: Global Politics and Strategy, 39, (1997), 2, p. 73. 109 Ibidem. 110 J. SELBY, “ ‘New security thinking’ in Israeli-Palestinian water relations” in Hexagon Series on Human and Environmental Security and Peace, 4, (2009), 1, p. 628. 111 J. SELBY, Water, power and politics, 105. 112 Ibid., 107. 113 Ibid., 140-141.
32
verantwoordelijkheid over de kustaquifer in Gaza aan de Palestijnen om zo discussie over eigendom en waterrechten bij de andere waterbronnen te vermijden, aldus Selby.114 Ook de JWC blijkt een flop. Het comité blijkt eerder een vorm van coördinatie te zijn dan een oprechte samenwerking. In 1996 werd ze zo goed als volledig stopgezet onder invloed van de Likud regering die voortdurend de projecten trachtte te saboteren en de akkoorden te vernietigen.115 In de Israëlisch-Jordaanse twisten om waterrechten staan de Jordaan en de Yarmouk als centrale twistpunten.116 Tussen beide landen bestaat er reeds een lange traditie van samenwerking over waterrechten tussen technische waterexperts van beide landen.117 Deze worden de “pic-nic table summits” genoemd. In 1994 werd deze samenwerking geformaliseerd door het Israëlisch-Jordaans vredesakkoord. Er werd een gemeenschappelijke watercommissie opgericht met als bedoeling om later als regionale watercommissie te dienen.118 Israël en Jordanië kwamen overeen dat Jordanië additioneel water voorziet voor Israël in de winter, en Israël voor Jordanië in de zomer.119 Jordanië heeft recht op evenveel jaarlijkse hoeveelheid water als Israël, stelt het akkoord, op voorwaarde dat “Jordan’s use will not harm the quantity or quality of the (above) Israeli use.”120 De verdeling van het 114
Ibid., 142. Ibid., 195. 116 S. LIBISZEWSKI, l.c., p. 33. 117 A. R. ROUYER, l.c., p. 71. 118 ISRAEL MINISTRY OF FOREIGN AFFAIRS, Treaty of Peace Between the State of Israel and the Hashemite Kingdom of Jordan, 26 Oktober 1994, Annex II, VII. (15.04.2012, MFA, http://www.mfa.gov.il/MFA/Peace%20Process/Guide%20to%20the %20Peace%20Process/IsraelJordan%20Peace%20Treaty%20Annex%20II). 119 Israel-Jordan Peace Treaty, annex II, I. 120 Israel-Jordan Peace Treaty, Annex II, I, c. 115
33
water tussen Jordanië en Israël is meer in het voordeel van Israël, maar omdat het akkoord als een bron van vrede wordt gezien, wordt het niet betwist.121 Desalniettemin won Jordanië door het akkoord aan jaarlijks 50 miljoen kubieke meter van de Yarmoek en de lagergelegen zijrivieren van de Jordaan en 50 miljoen kubieke meter door toekomstige dammen.122 Door de conservatieve vleugel in Israël wordt het vredesverdrag heel negatief bekeken. Het kon enkel tot stand komen omdat tijdens de onderhandelingen het meer progressieve ministerie van buitenlandse zaken, met Shimon Peres als toenmalige minister van buitenlandse zaken, invloed had gewonnen op het conservatieve “hawkish” ministerie van defensie.123 Het vredesverdrag wordt ook door de Arabische landen negatief bekeken, omdat het een bijkomstige barrière vormt voor een regeling in de Israëlisch-Palestijnse waterverdeling. Immers, het verdrag putte uit het niet-gebruikte deel van de Jordaan, ervoor zorgend dat de Palestijnen dit water niet kunnen benutten.124 Vanaf de late jaren 1990 startten er geheime onderhandelingen tussen Syrië en Israël. Israël eiste de Syrische erkenning van de Israëlische staat in ruil voor hun terugtrekking uit de Golanhoogten en verwees naar de grenzen van 1923.125 Syrië eiste de terugtrekking van Israël uit de Golanhoogten, onder andere omwille van toegang tot de Banias en het Tiberiasmeer en verwees hierbij naar de grenzen van vóór het uitbreken van de Zesdaagse Oorlog in 1967.126 Israël reageerde hierop met een quid pro quo: hoe meer ze zich zouden terugtrekken uit de Golanhoogten, hoe meer 121
M ZEITOUN e.a., l.c., p. 169. A.R. ROUYER, l.c., p. 71. 123 Ibid., pp. 70-71. 124 Ibid., p. 71. 125 E. ROSENTHAL en R. SABEL, l.c., p. 110. 126 F.C. HOF, Mapping Peace between Syria and Israel. Rapport door United States Institute of Peace. – Maart 2009, 7. 122
34
toegevingen Syrië zou moeten doen op veiligheidsvlak.127 De bezetting van de Golanhoogten was het resultaat van Syrische agressie dus daarom kan Syrië onmogelijk verwachten dat Israël zomaar zou toegeven.128 Terwijl Israël volledig genormaliseerde relaties eiste van Syrië voor hun terugtrekking, wou Syrië eerst een terugtrekking en vervolgens een normalisatie van relaties.129 Ondertussen uitten de Israëlische waterexperten hun bezorgdheid over de gevolgen op de waterkwaliteit van de National Water Carrier indien een groot aantal Syriërs zich zouden vestigen in de Golanhoogten en massaal hun huishoudelijk en industrieel afvalwater in de Jordaan, het meer van Tiberias en de Yarmouk zouden loslaten.130 Er is geen enkele waterregeling geweest tussen Libanon en Israël tijdens de Israëlische bezetting van ZuidLibanon.131 De voortdurende spanningen tussen de twee kwamen niet ten goede van de waterinfrastructuur en tot 2000 vond er amper onderzoek plaats rond water en waren er nauwelijks ontwikkelingsplannen. Libanon had en heeft een water surplus maar ze verzwegen dit zodat Israël geen claims op hun water zou maken.132 Deze werd tijdens de bezetting
127
H.I. SHUVAL, “Are the conflicts between Israel and her neighbors over the waters of the Jordan river basin an obstacle to peace? Israel-Syria as a case study” in Water, Air & Soil Pollution, 123, (2000), 1-4, p. 614. 128 Ibidem. 129 Ibid., p. 11. 130 F.C. HOF, o.c., 7. 131 A.A. HUSSEIN, l.c., p. 317. 132 R.A. HAMMOUD, Water scarcity as a window of opportunity for a peaceful settlement in the Middle East, Beiroet en Byblos, Lebanese American University, 2011, 25.
35
verschillende keren beschuldigd van water uit de Litani af te tappen, maar hier is echter geen bewijs voor gevonden.133 3.1.2.
Sinds het uitbreken van de Tweede Intifada (20002012)
Met de Al Aqsa-intifada van 2000 kwam er een einde aan het Oslo-vredesproces. Sindsdien is er niet veel substantief veranderd. Er zijn nog steeds asymmetrische water allocaties, ondanks latere directe onderhandelingen, bijvoorbeeld tussen Israël en de Palestijnse Autoriteit over de waterclausules in 2000 en 2008.134 De nederzettingen in de Palestijnse Gebieden en hun consumptie van water gebeurt ten koste van het wateraanbod voor de Palestijnse bevolking.135 Er vindt discriminatie plaats tussen de Palestijnen en de Israëlische nederzettingen (wat betreft de prijs van het water)136 en tussen verschillende Palestijnse gemeenschappen.137 Daarbij vernielt het Israëlische leger heel wat waterinfrastructuur in de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook ondanks de gemeenschappelijke Israëlisch-Palestijnse oproep door de JWC in 2001 om de watervoorraad te beschermen en de latere veroordelingen van de schade door de EU.138 Deze vernielingen waren in 2001 zo talrijk omwille van de Israëlische constructie van een muur in de Westoever om
133
S. DECONINCK, The Wazzani-incident in the summer of 2002 – a phoney war?, 2006, (15.03.2012, Waternet: http://www.waternet.be/jordan_river/wazzani.htm). 134 M. ZEITOUN, e.a., l.c., p. 169. 135 S. LIBISZEWSKI, l.c., p. 50. 136 A.R. ROUYER, l.c., p.74. 137 J. SELBY, Water, power and politics, 86-87. 138 J. TROTTIER, “Water wars: the rise of a hegemonic concept” in UNESCO PCCP Series, 6, (2003), p. 13.
36
Palestijnse zelfmoordaanslagen tegen te houden.139 Dit deed ook de omzet van de bronnen dalen.140 Tot slot worden in Israël zelf heel wat niet-erkende Arabische dorpen in de Negev woestijn en Galilea fundamentele waterdiensten ontzegd. 141 Er klinkt steeds meer kritiek van buitenaf, zoals bijvoorbeeld van Amnesty International die Israël erop wees dat toegang tot voldoende proper water een mensenrecht is.142 Na het premierschap van Netanyahu kwam de JWC terug samen, maar was er geen vooruitgang. Een groot probleem met de JWC is dat de Israeli’s het vetorecht hebben op de Palestijnse projecten binnen de Westoever en de Jordaanvallei.143 Een Palestijns voorstel moet goedgekeurd worden door de verschillende Israëlische departementen, en als slechts één departement niet akkoord gaat, kan het project niet doorgaan.144 In feite hebben de Palestijnen ook het vetorecht op Israëlische projecten, maar deze worden niet aan hen voorgelegd.145 Een laatste probleem betreft de politieke gevoeligheden. Wanneer de Palestijnen een voorstel indienen over de bouw van een afvalwaterbewerkingsinstallatie geven de Israeli’s hun toestemming op een voorwaarde, namelijk dat de installatie verbonden zou worden met de Israëlische 139
E. FERRAGINA, “The effects of the Israeli-Palestinian conflict on water resources in the Jordan river basin” in Global Environment, 2, (2008), p. 167. 140 Ibidem. 141 M. ZEITOUN, Bitter Harvest, 07.02.2012. (19.04.2012, RevolveMagazine: http://www.revolvemagazine.com/home/2012/02/07/bitter-harvest/). 142 AMNESTY INTERNATIONAL, Israel rations Palestinians to trickle of water, 27.10.2009 (20.04.2012, Amnesty International: http://www.amnesty.org/en/news-and-updates/report/israel-rationspalestinians-trickle-water-20091027). 143 Interview Abdelrahman Tamimi 144 Ibidem. 145 Ibidem.
37
nederzettingen.146 Hier willen de Palestijnen niet akkoord mee gaan want ze aanzien de nederzettingen als illegaal.147 De situatie in de Gazastrook is acuut sinds het aan de macht komen van Hamas in 2006, de daarop volgende blokkade in 2007 en de Gaza oorlog in 2008. De gesloten grenzen van de blokkade leverden moeilijkheden op voor het transport van materiaal voor waterprojecten en de schade aan de waterinfrastructuur door de Gaza oorlog zorgde dat duizenden Palestijnen geen toegang hadden tot water.148 Momenteel zijn ziekte en klachten omwille van vervuild water een dagelijkse realiteit in de Gazastrook.149 UNEP verklaarde in 2009 dat de extractie van de kustaquifer meteen zou moeten stoppen om de aquifer en de gezondheid van de mensen die er op steunen, te beschermen.150 Tussen Jordanië en Israël is de situatie nog dezelfde op het vlak van waterverdeling, maar het rommelt in beide landen; zo verklaarde Uri Saguy, de voorzitter van Mekorot, in 2002 dat ze de transfers naar Jordanië zouden moeten verlagen.151 Jordanië komt niet toe met haar waterbeschikbaarheid en is verplicht dure alternatieven zoals 146
Interview Irna Van Der Molen Ibidem. 148 REVOLVE, Confronting scarcity in the Gaza Strip, 27.02.2012 (20.04.2012, Revolve-Magazine: http://www.revolvemagazine.com/home/2012/02/27/scarcity-gaza/) 149 M. SHEHADA, A Gaza Water Diary, 22.04.2012. (19.04.2012, Revolve-Magazine: http://www.revolvemagazine.com/home/2012/04/22/gaza-water-diary/). 150 UNITED NATIONS ENVIRONMENT PROGRAMME, Resting and restoring Gaza Strip’s underground water supplies emerges as top priority says UNEP, 14.09.2009 (25.04.2012, United Nations Environment Programme: http://www.unep.org/Documents.Multilingual/Default.asp?Documen tID=596&ArticleID=6303&l=en&t=long) 151 J. TROTTIER, l.c., p. 9. 147
38
het voorgestelde Rode Zee - Dode Zee kanaal te overwegen.152 De onderhandelingen tussen Syrië en Israël strandden omwille van politieke omstandigheden, zoals het mislukken van het Palestijns-Israëlisch vredesproces, de oorlog in Afghanistan, de oorlog in Irak en het uitbreken van de Gaza oorlog in 2008. Ook door het gebrek aan politieke wil, de nationalistische waarde die beide kanten hechten aan de Golanhoogten en het enerzijds religieuze en anderzijds culturele belang van water in respectievelijk de islam en het Arabisch nationalisme, mislukten de onderhandelingen tussen Syrië en Israël.153 Tussen Libanon en Israël vindt er in 2002 een korte maar heel vocale bijna-oorlog plaats over een Libanees project in Wazzani, dat net ten Noorden ligt van de IsraëlischeLibanese grens. Voordien ging het merendeel van het water van de Hasbani naar Israël, namelijk 150 miljoen kubieke meter per jaar.154 In 2000 bracht Libanon Israël op de hoogte van haar plan om in het zuiden een klein pompstation in de Hasbani te bouwen om verschillende dorpen in Zuid-Libanon te voorzien van water voor huishoudelijk gebruik, in totaal zo’n 3,65 miljoen kubieke meter per jaar.155 Het pompstation werd geplaatst in het verpauperd dorp Wazzani. UNIFIL troepen bevestigden dat Israël op de hoogte was, maar toen het Wazzani pompstation in de media kwam, was er een hysterische reactie die werd gevoed door de media zelf en politieke sleutelfiguren zoals Ariel Sharon en Uri Saguy. 156 Sharon verklaarde dat het gedrag van Libanon onacceptabel was en een casus belli vormde voor Israël. De harde houding 152
M. ZEITOUN, e.a., l.c., p. 169. M. DAJANI, “Dry Peace: Syria-Israel and the water of the Golan” in The Atkin Paper Series, (2011), p. 11 en A. SWAIN, o.c., 1. 154 A.A. HUSSEIN, l.c., p. 317. 155 S. DECONINCK, o.c. 156 A.A. HUSSEIN, l.c., pp. 318-319. 153
39
van Sharon toen was waarschijnlijk als afschrikking bedoeld en/of om Libanon aan de onderhandelingstafel te krijgen. Libanon op haar beurt verwees naar het Johnston plan en het principe van “billijk en redelijk gebruik.”157 De kwestie kreeg veel aandacht in de media. De toenmalige Libanese president Hariri bracht ze in de VN voor.158 Het conflict werd spoedig opgelost door vredevolle bemiddeling van de Europese Unie, de Verenigde Staten en de Verenigde Naties, in het voordeel van Libanon.159 Door de oorlog van 2006 tussen Israël en Hezbollah werd er omvangrijke schade aan de projecten aangebracht door de Israëlische troepen. 3.1.3.
Track II – water diplomatie
Eens de taboe van face-to-face Arabisch-Israëlische onderhandelingen doorbroken werd door de Madrid vredesconferentie in 1991 vond er een veelheid aan inofficiële wateronderhandelingen plaats. Zo werden er verschillende academische conferenties over de waterbronnen in het Midden Oosten georganiseerd (o.a. in Turkije, Canada en de V.S.) en vonden er Israëlisch-Palestijnse conferenties over waterbronnen plaats.160 Er werden verschillende projecten opgericht, zoals de “Middle East Water Commission” om onderzoek over het onderwerp te vergemakkelijken en “Middle East Water Information” (MEWIN) om de regionale datacollectie aan te vullen.161 Deze activiteiten waren instrumenteel in het naar voor brengen van ideeën zonder de beperkingen die gepaard gaan met het officiële proces.162
157
S. DECONINCK, o.c. Ibidem. 159 M. ZEITOUN, “Violations, Opportunities and Power,” p. 221. 160 A. T. WOLF en J. T. NEWTON, o.c., 9. 161 Ibidem. 162 Ibidem. 158
40
Na de intifada verminderde de veelheid aan inofficiële wateronderhandelingen, maar er zijn nog steeds heel wat projecten gaande. Bijvoorbeeld, het “Good Water Makes Good Neighbors ”project van Friends of the Earth – Middle East (FoEME) dat als doel heeft samenwerking en vrede te bevorderen tussen Jordaniërs, Israëli en Palestijnen door onder andere bewustzijnscampagnes of het promoten van een betere structuur dan de JWC tussen de Israëli en Palestijnen. Dergelijke projecten hebben echter vaak te kampen met een te beperkt budget en boeken weinig tot geen resultaten.163 De afwezigheid van Libanon en Syrië is ook een struikelblok voor een definitieve regeling over de Jordaan. Het belangrijkste Track II – initiatief na de Tweede Intifada is het Geneva Initiative. Het akkoord van Genève werd ondertekend in Oktober 2003 tussen Israëlische en Palestijnse (ex)-politici. Het Geneva Initiative geeft oplossingen weer voor het Arabisch-Israëlisch conflict en wilt de publieke opinie en het leiderschap voorbereiden op het maken van compromissen.164 Ook op het vlak van delen van water heeft het Geneva Initiative verschillende punten uitgewerkt. In Jeruzalem zou er een subcommissie voor waterinfrastructuur moeten komen, zodat kwesties van drinkwateraflevering, afvalwaterbewerking en drainage kunnen worden besproken.165 Op 18-21 Augustus 2008 werd er een conferentie gehouden in Maryland tussen Palestijnse en Israëlische ingenieurs en vertegenwoordigers. Het waterakkoord dat hieruit voortvloeide, dat nadien als annex 163
Interview Abdelrahman Tamimi GENEVA-ACCORD, Mission Statement (17.06.2012, GENEVAACCORD, http://www.geneva-accord.org/mainmenu/missionstatement). 165 GENEVA-ACCORD, The Geneva Accord: A Model IsraeliPalestinian Peace Agreement, 12 Oktober 2003 (17.06.2012, GENEVA-ACCORD, http://www.genevaaccord.org/mainmenu/english). 164
41
aan het Akkoord van Genève werd bijgevoegd, stelt dat er een herverdeling van water moet plaatsvinden tussen de Israëli en de Palestijnen “which would in effect reduce the share that Israel had used in the past and increase the Palestinian share.”166 Hoeveel meer water voor de Palestijnen dat precies inhoudt, specifieert het akkoord niet, maar laat dat over aan de officiële onderhandelingen.167 De Geneva onderhandelaars speculeerden dat het invullen van een precieze waterverdeling voor meer verdeeldheid zou zorgen.168 Vervolgens trachtte GI steun te vinden bij de Palestijnse en Israëlische bevolking en politici, en informeel ook van de Obama administratie, voor de verderzetting van de vredesonderhandelingen.169 3.1.4.
Israël als “hydrohegemoon”
Als hydrohegemoon in de regio kunnen we Israël onderscheiden. Er is een extreme machtsasymmetrie tussen Israël en diens Arabische buren.170 Israël geniet van de politieke steun van supermachten, is een machtige militaire macht en heeft een brede en dynamische economie.171 Israël is een negatieve hydrohegemoon, omdat ze op een oneerlijke wijze waterrechten verdeelt en ze maximum controle tracht te krijgen over de aquifers in de Westelijke Jordaanoever, de Jordaan en de zijrivieren van de Jordaan. Zoals reeds gezien baseert een positieve hegemoon haar waterbeleid op internationaal recht en de definities van “billijk en redelijk gebruik” en zorgt ze voor orde en stabiliteit, maar dit is voor 166
GENEVA-ACCORD, The Geneva Accord: annex, water (17.06.2012, GENEVA-ACCORD, http://www.genevaaccord.org/images/PDF/water.pdf). 167 Interview Philip Caroom 168 Ibidem. 169 Ibidem. 170 M. ZEITOUN, “Violations, opportunities and power,” p.218. 171 Ibidem.
42
Israël niet het geval. Israël maakt gebruik van de techniek van “resource capture”, door territorium in te nemen, van de techniek van “containment”, door verdragen op te stellen die in haar voordeel zijn, en van “securitisation” en het gebruik van militair geweld om oeverstaten in te dammen.172 Gevallen van “resource capture” zien we bijvoorbeeld wanneer Israël ZuidLibanon, de Golanhoogten en de Palestijnse gebieden bezet. Voorbeelden van “containment” zijn Oslo II en het JordaansIsraëlisch vredesverdrag. De oorlogsretoriek in de media tijdens het Wazzani-conflict kan gezien worden als een vorm van “securitisation” en het vernietigen van waterinfrastructuur is een voorbeeld van het gebruik van militair geweld. Naast deze vormen van “hard power” bezit Israël ook “soft power,” dat ervoor zorgt dat een oneerlijke afspraak gradueel geaccepteerd wordt in de ogen van de internationale gemeenschap.173 Wat betreft de argumentatie van Israël voor het gebruik van water van het Westelijke en Noordoostelijke bekken van de bergaquifer dat op Palestijns grondgebied valt, baseert Israël zich op het juridisch principe van voormalig gebruik; ze zijn namelijk het water reeds decennialang aan het gebruiken en hebben al meer dan 30 miljard USD gespendeerd in de ontwikkeling van de waterbronnen. Daarom, stellen ze, hebben ze recht op meer water dan de Palestijnen.174 Wat verklaart echter de harde houding die Israël aanneemt tegenover waterrechten en –beschikbaarheid? Israël ziet water als een noodzakelijke bron voor haar ontwikkeling.175 Meir Ben-Meir, Israëlische water commissaris van 1996 tot 2000 legt dit uit op volgende wijze: ““Israel will not take fresh water from a Palestinian child and 172
J. WARNER en M. ZEITOUN, l.c., p. 453. M. ZEITOUN, e.a., l.c., p. 172. 174 A.R. ROUYER, l.c., p. 67. 175 A. SWAIN, o.c., 83. 173
43
irrigate cotton with it; but Israel will not give up water for irrigation in Israel so that previously dry farms in the West Bank can be provided with irrigation.”176 Het is echter meer dan dat: water wordt gelinkt aan nationale veiligheid en overleving. Dit verklaart ook de harde houding die Israël aannam tegenover het Wazzani project; ze aanzagen het project namelijk niet als gewoon een onschuldig plan om Zuid-Libanon van water te voorzien. In hun ogen was het een provocatiestunt van Hezbollah tegen het bestaan van Israël.177 Een andere reden voor de harde houding van Israël is de sterke landbouwlobby.178 Sinds het ontstaan van de Israëlische staat heeft Israël altijd al een minister van landbouw gehad die onder de landbouwlobby viel.179 Het Israëlische ministerie van landbouw bepaalt een groot deel van het Israëlische waterbeleid. Een laatste verklaring voor de harde houding is de invloed van het Zionisme op de “hearts and minds” van de Israëlische bevolking. Er wordt veel belang gehecht aan landbouw, en dus ook aan water, want de herinnering aan de Joden als landloze stadslui die vervreemd zijn van het “beloofde land,” staat centraal in de zionistische ideologie.180 Meer nog, landbouw wordt door de zionisten aanzien als een proces van socialisatie en natie-opbouw, als een manier om een band te scheppen tussen de bezetters en het land, kortom, als de ultieme vorm van controle over een gebied.181
176
A.R. ROUYER, l.c., p. 68. S. DECONINCK, o.c. 178 Interview Abdelrahman Tamimi 179 Ibidem. 180 J. SELBY, Water, power and politics, 66. 181 A. KARTIN, “Factors inhibiting structural changes in Israel’s water policy” in Political Geography, 19, (2000), 1, p. 107. 177
44
3.1.5.
Syrië, Libanon, Jordanië en de Gebieden als hydro-ondergeschikten
Palestijnse
In scherp contrast met Israël als hydrohegemoon staat de PA. Deze heeft slechts weinig effectieve politieke steun, geen georganiseerd leger en een zwakke, onstabiele economie.182 Syrië, Libanon en Jordanië vallen tussen beiden in.183 Zoals vaak het geval is bij hydro-ondergeschikten, verwijzen Syrië, Libanon, Jordanië en de PA naar het internationaal recht en het principe van “billijk en redelijk gebruik.” Zo zien we Libanon hiernaar verwijzen in het Wazzani-incident, en ook Jordanië, Syrië en de Palestijnse Autoriteit wanneer er wateronderhandelingen plaatsvinden tussen hen en Israël. Zoals reeds vermeld gaan hydroondergeschikten gebruik maken van “issue linkage” om zo een betere onderhandelingspositie te verkrijgen wat betreft water. Jordanië deed dit bij haar vredesakkoord met Israël: zo gaat 75 miljoen kubieke meter water per jaar naar Jordanië in ruil voor veilige grenzen en een betrouwbare buur voor Israël.184 Zoals reeds gezien wou Israël eind jaren ‘1990 ook met Syrië een dergelijke “quid pro quo” afspraak bekomen, maar sloeg niet in haar opzet. Er zijn ook verschillen binnen de Arabische actorengroep in hoe zij tegen hun waterrechten kijken en omgaan met het waterconflict met Israël. Enkel in de Palestijnse Gebieden en Libanon is het waterconflict een “hot issue.” Voor de Palestijnen zijn de waterrechten een component van hun recht om een staat te zijn en is de kwestie dus heel erg belangrijk.185 Er heerst een grote kritiek hoe Israël met de Palestijnse waterrechten omgaat. Met de woorden van 182
M. ZEITOUN, “Violations, opportunities and power,” p. 219. Ibidem. 184 S. DECONINCK, o.c. 185 A.R. ROUYER, l.c., p. 64. 183
45
Abdelrahman Tamimi, de directeur-generaal van de Palestinian Hydrology Group for water and environmental development: “They [The Israeli] are not talking about water ownership, but water consumer rights. In other words, they consider us as consumers, not as citizens.”186 Er heerst echter ook kritiek op de PA omdat ze niet genoeg druk op de Israëli’s zouden zetten.187 Recentelijk was er een demonstratie van het Palestijns maatschappelijk middenveld om de samenwerking in de JWC stop te zetten.188 Voor Libanon, het land in de regio met de grootste waterbeschikbaarheid, leek het waterconflict geen belangrijk element te zijn in hun Libanese nationale ideologie. Echter, dat werd het wel met de opkomst van Hezbollah omdat deze de waterkwestie propageerden als een element van nationale veiligheid.189 3.1.6.
Dominantie van “high politics” over “low politics”
Het is duidelijk voor deze case dat de “high politics” in de weg staan van de “low politics.”190 Wanneer de intifada begon, stopten ook de wateronderhandelingen tussen Israël en de PA. De functionering van de JWC werd echter al veel eerder bemoeilijkt door de Likud regering die in 1996 aan de macht kwam.191 De waterkwestie is politiek geladen omdat het steeds verbonden wordt met kwesties van “high politics” zoals de legaliteit van de nederzettingen, de bezetting, enzovoort. Ook de wateronderhandelingen met Syrië mislukten omwille van “high politics,” namelijk het mislukken van het Palestijns-Israëlisch vredesproces, de oorlog in Afghanistan, de oorlog in Irak en het uitbreken van de Gaza oorlog in 2008. 186
Interview Abdelrahamn Tamimi Ibidem. 188 Ibidem. 189 R.A. HAMMOUD, o.c., 24-29. 190 M. LOWI, o.c., xxi. 191 J. SELBY, Water, power and politics, 195. 187
46
Zoals reeds gezien, echter, waren er ook nog andere factoren die bijdroegen aan het mislukken van deze onderhandelingen, zoals het gebrek aan politieke wil of de symbolische waarde die men aan water hecht.192 De waterdiplomatie tussen Israël en Libanon werd ook bemoeilijkt door gebeurtenissen in de “high politics.” Zo kan het gebrek aan een waterregeling tussen beiden grotendeels toegeschreven worden aan de Israëlische bezetting van Zuid-Libanon, de opkomst van Hezbollah en de strijd tussen Israël en Hezbollah. Het is wel mogelijk geweest om technische onderhandelingen tussen Israël en Jordanië te onderhouden in de afwezigheid van een vredesakkoord.193 Het is echter pas in de jaren 1990 mogelijk geweest om deze overeenkomst te formaliseren. Het vredesakkoord kwam er slechts wanneer de spanningen tussen de Palestijnen en Israël verminderd waren door het Oslo vredesproces.194 Ook de allesomvattendheid van het akkoord en de participatie van het Jordaans en Israëlisch leiderschap zorgden dat het akkoord tot stand kon komen. 195 Tot slot moet de verdeling “low politics” en “high politics” met voorzichtigheid behandeld worden. Zoals reeds gezien bestaan er verschillen binnen de actorengroep met betrekking tot de visie op de kwestie van waterrechten. Voor Palestijnen zijn de waterrechten een component van hun recht om een staat te zijn en is de kwestie dus heel belangrijk.196 Ook voor Libanon en Israël kreeg water een dimensie van nationale veiligheid. De verdeling van de waterrechten, een kwestie die typisch onder “low politics” valt, verplaatst zich
192
M. DAJANI, l.c., p. 11 en A. SWAIN, o.c., 1. J. SELBY, Water, power and politics, 55. 194 M. HADDADIN, “Negotiated resolution of the Jordan-Israel water conflict” in International negotiation, 5, (2000), 2, p. 278. 195 Ibid., p. 282. 196 A.R. ROUYER, l.c., p. 64. 193
47
met momenten naar de “high politics” categorie, onder invloed van bepaalde politieke stemmen, ideeën en impulsen. 3.2. Factoren die conflict of samenwerking bevorderen Tabel 1 onderscheidt verschillende factoren die water conflict veroorzaken of net samenwerking rond gemeenschappelijke zoetwaterbronnen bevorderen. Onderstaande tabel bevat de factoren van tabel 1 toegepast op de case van de Jordaan en de berg- en kustaquifers in Israël en de Palestijnse Gebieden. De factoren die niet significant bleken werden weggelaten.
48
Tabel 2: Waterconflict/samenwerking factoren toegepast op het Arabisch-Israëlisch conflict Israël Instellingen/ Waterregime Financiële hulp
Met Jordanië en de PA: JWC ODA: Gemiddeld 1258 miljoen USD per jaar tussen 1993 en 1997. (!) Geen data meer beschikbaar na 1997
Westoever en Gaza JWC
Syrië
Libanon
Jordanië
/
/
JWC
ODA: Gemiddeld 589 miljoen USD per jaar tussen 1993 en 2011.
ODA: Gemiddeld 82 miljoen USD per jaar tussen 1993 en 2011.
ODA: Gemiddeld 184 miljoen USD per jaar tussen 1993 en 2011.
ODA: Gemiddeld 392 miljoen USD per jaar tussen 1993 en 2011.
Autoritair regime ja
Hybride regime ja
Autoritair regime ja
Regeringstype
Democratie
Aanwezigheid van waterdammen Waterafhankel ijkheid
neen
Hybride regime neen
Hoog (58%)
Hoog (78%)
Hoog (80%)
Laag (2%)
Gemiddeld (22%)
Verleden van samenwerking /conflict
Conflict met allevier; samenwerking met Jordanië, Westoever en Gaza in de jaren’90 Gemiddelde tussen 1995 en 2010: 286,5 per km²
Conflict, samenwerking in de jaren ‘90
Conflict
Conflict
Conflict, samenwerking in de jaren ‘90
Gemiddelde tussen 1995 en 2010: 556 per km² Verschil I: 269,5
Gemiddelde tussen 1995 en 2010: 93,25 per km² Verschil I:193,25
Gemiddelde tussen 1995 en 2010: 372,25 per km² Verschil I: 85,75
Gemiddelde tussen 1995 en 2010: 58 per km² Verschil I: 228,5
(Verschil in) bevolkingsdichtheid
49
Bron: Eigen tabel op basis van gegevens van: ECONOMIST INTELLIGENCE UNIT, Democracy Index 2010: Democracy in retreat; OECD STATEXTRACTS, ODA by Recipient; UNDATA, Population density (per square kilometer). De aanwezigheid van een sterk water regime is een eerste factor die zou leiden tot een verminderde kans op conflict. Het Oslo II-akkoord richtte het JWC op tussen Israël en de Palestijnse Autoriteit. Dit blijkt echter een zwakke instelling te zijn en hier komt veel kritiek op. De JWC tussen Israël en Jordanië, echter, dat opgericht werd door het JordaanIsraëlisch vredesakkoord bleek tot nu toe robuuster. Dit is niet onlogisch gezien de bijzondere relatie tussen Israël en de Palestijnse Gebieden en het verleden van samenwerking tussen Israël en Jordanië. Financiële hulp is een tweede factor die dikwijls de spanningen vermindert rond gemeenschappelijke zoetwaterbronnen.197 Echter, de landen krijgen toch aanzienlijke financiële hulp, en de relaties tussen de oeverstaten is desalniettemin conflictueus. Men weet echter niet in welke mate de situatie geëscaleerd zou zijn in geval van geen of weinig financiële hulp. Het valt wel op dat Israël, met een gemiddelde ODA van jaarlijks 1258 miljoen tussen 1993 en 1997,198 veel meer financiële hulp toegewezen kreeg dan de overige oeverstaten. Dit werkte ongetwijfeld hun positie van hydrohegemonie in de hand. De versterkte hegemonische positie van Israël bevordert net conflict, aangezien ze dan meer geld hebben om bijvoorbeeld te investeren in militaire middelen. Echter maakt een hoger BNP wel dat ze gemakkelijker naar andere economieën kunnen overschakelen, wat ook gebeurde in Israël. Dit maakte hen minder 197
A.T. WOLF, “Criteria for equitable allocations,” p. 13. OECD STATEXTRACTS, ODA by Recipient (30.04.2012, OECD: http://stats.oecd.org/Index.aspx?DatasetCode=ODA_RECIP#) 198
50
waterafhankelijk. Er moet ook opgemerkt worden dat de grote financiële hulp naar de Palestijnse Gebieden mogelijk de bezetting in stand houdt, omdat de Israëli zich dan weinig zorgen hoeven te maken over de financiering.199 Abdelrahman Tamimi zegt hierover: “I think the cheapest occupation in history is the Israeli occupation.”200 “Regeringstype” is de volgende onderzochte factor. De kans op waterconflict zou toenemen wanneer de ene oeverstaat een democratie is en de andere een autocratie.201 Dit lijkt gedeeltelijk te kloppen voor deze case. Israël is namelijk de enige democratie en wordt omringd door hybride regimes (Westoever-Gaza, Libanon) en autocratieën (Syrië en Jordanië).202 Echter, de Israëlische waterrelaties met het hybride Libanon is conflictueuzer dan diens waterrelaties met autocratie Jordanië. Vervolgens is er de factor “aanwezigheid van dammen”, die significant in relatie staat met samenwerking in combinatie met andere factoren.203 Er zijn dammen in Jordanië, Syrië en Libanon, maar slechts met Jordanië bestaat er samenwerking rond de Jordaan. Nadien is er de factor “waterafhankelijkheid.” Een hoge waterafhankelijkheid in combinatie met een machtige stroomneerwaartse oeverstaat blijkt te correleren met conflict.204 Dit klopt voor deze case: Israël is de hydrohegemoon en ligt stroomneerwaarts en de waterafhankelijkheid is in Israël bijzonder hoog.205 Typisch 199
J. SELBY, Water, power and politics,140-141. Interview Abdelrahman Tamimi 201 A.T. WOLF, “Criteria for equitable allocations,” p. 13. 202 ECONOMIST INTELLIGENCE UNIT, Democracy Index 2010: Democracy in retreat, November 2010 (30.04.2012, EIU, http://graphics.eiu.com/PDF/Democracy_Index_2010_web.pdf). 203 A. T. WOLF, e.a., l.c., p. 13. 204 T. HOMER-DIXON, o.c., p. 19. 205 D. PHILIPS, e.a., o.c., p. 123. 200
51
aan deze combinatie van factoren is dat de hydrohegemoon snel militaire middelen zal inzetten om de situatie in haar voordeel te laten verlopen. Dit heeft Israël ook reeds gedaan, bijvoorbeeld door de waterinfrastructuur in de oeverstaten en de Palestijnse Gebieden te vernielen. Ook de factor “een verleden van samenwerking” zou samenwerking rond water bevorderen.206 Echter, de officiële samenwerking tussen de verschillende actoren begon slechts in de jaren 1990. Alleen Jordanië en de Palestijnse Autoriteit hebben een recent verleden van samenwerking met Israël. “Een verleden van conflict” zou integendeel conflict bevorderen. De relaties tussen Israël en haar Arabische buren zijn al sinds het ontstaan van Israël conflictueus. In de jaren ’90 kwam er verbetering in de relaties tussen Israël en de Palestijnse Gebieden, maar sinds de Tweede Intifada is ook hier verandering in gekomen. Met Jordanië verliepen de Israëlische relaties vlotter dan met de Palestijnse Autoriteit, Syrië en Libanon en kwam het tot een vredesakkoord in 1994. Tot slot is er nog de factor “bevolkingsdichtheid.” Een lage bevolkingsdichtheid zou samenwerking bevorderen. Beide Jordanië en Syrië hebben een lage bevolkingsdichtheid: 58 per vierkante kilometer in Jordanië en 93,25 per vierkante kilometer in Syrië.207 Een groot verschil in bevolkingsdichtheid zou ook bevorderlijk zijn voor watersamenwerking.208 Jordanië en de Westoever/Gazastrook verschillen het meeste in bevolkingsdichtheid met Israël: Jordanië omwille van de lage bevolkingsdichtheid en de Westoever/Gazastrook omwille van de heel hoge
206
A. T. WOLF, e.a., l.c., p. 13. UNDATA, Population density (per square kilometer), 25.10.2011 (30.04.2012, United Nations, http://data.un.org/Data.aspx?d=PopDiv&f=variableID%3A14) 208 A. T. WOLF, e.a., l.c., p. 13 207
52
bevolkingsdichteid.209 Het klopt ook dat zij, in vergelijking met Syrië en Libanon, het meest hebben samengewerkt met Israël op vlak van water. Natuurlijk zijn voor deze case nog heel wat meer factoren van belang, zoals de politieke wil van het leiderschap, de externe politieke omstandigheden, de ideeën over water die dominant zijn in het land, de kracht van de landbouwlobby, de politieke stroming in het parlement, de wil van het volk, enzovoort. Er kan dus geconcludeerd worden dat een combinatie van factoren bijdraagt tot de unieke watersituatie tussen enerzijds Israël en anderzijds de PA, Jordanië, Syrië en Libanon. De factor “financiële hulp” bevordert typisch de samenwerking, maar in deze case versterkt dit vooral de hegemonische positie van Israël, dus bevordert het eerder conflict dan samenwerking. De verschillende regeringstypes, de hoge waterafhankelijkheid in Israël, de Palestijnse Gebieden en Syrië, een conflictueus verleden tussen de oeverstaten en mogelijk ook de grote financiële hulp aan Israël zijn mede de oorzaken voor het waterconflict of voor het uitblijven van een oplossing tussen enerzijds Israël en anderzijds de PA, Syrië en Libanon. Tussen Israël en Jordanië is het waterconflict nu opgelost mede door het verleden van samenwerking tussen de twee landen, Jordanië’s gemiddelde waterafhankelijkheid, de aanwezigheid van een waterregime en een groot verschil in bevolkingsdichtheid. 4. De rol van de EU Dit hoofdstuk is onderverdeeld in drie secties. Het eerste bespreekt het beleid van de EU ten opzichte van het Arabisch209
UNDATA, Population density (per square kilometer), 25.10.2011 (30.04.2012, United Nations, http://data.un.org/Data.aspx?d=PopDiv&f=variableID%3A14)
53
Israëlisch conflict in het algemeen. De volgende sectie behandelt de rol van de Europese Unie in de waterdiplomatie tussen Israël, de PA, Syrië, Libanon en Jordanië. Tenslotte volgt een sectie over de invloed van de EU op de factoren die conflict of samenwerking bevorderen tussen Israël, de PA, Syrië, Libanon en Jordanië rond hun gemeenschappelijke zoetwaterbronnen. 4.1. Het beleid van de EU ten opzichte van het ArabischIsraëlisch conflict Deze sectie is onderverdeeld in twee delen. Eerst wordt er gekeken naar de regionale aanpak van de EU en vervolgens naar haar bilaterale relaties met Israël, Libanon, Syrië, Jordanië en de Palestijnse Autoriteit. 4.1.1.
Regionale aanpak
Het Arabisch-Israëlisch conflict staat hoog op de Europese agenda omdat men vreest voor de eigen politieke stabiliteit en omdat er druk komt zowel van buitenaf (van bijvoorbeeld de VN en Arabische staten) als van binnenuit (van bijvoorbeeld Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk).210 Het is echter wel moeilijk voor de EU om een coherente positie te vinden omwille van de verschillende nationale agenda’s.211 In de begin jaren 1990 zag de EU een oplossing in een regionale aanpak van economische integratie, vergelijkbaar met de eigen Europese ervaring.212 Sinds de 210
C. MUSU, European Union policy towards the Arab-Israeli peace process: the quicksands of politics, Palgrave Macmillan, 2010, 86. 211 Ibid., 73. 212 EUROPEAN COMMISSION, final communication from the Commission on “Future relations and cooperation between the Community and the Middle East,” 8 September 1993, 3.
54
Tweede Intifada echter, kwam het besef dat hun aanpak niet zal helpen in de afwezigheid van een oprecht vredesproces. 213 Wat als een rode draad loopt in de Unie’s aanpak van het Arabisch-Israëlisch conflict is dat ze een multilaterale aanpak wenst die moet leiden tot een allesomvattend vredesakkoord. De EU heeft een grote rol gespeeld in het multilaterale vredesproces dat van start ging vanaf de conferentie van Madrid in 1991, in het bijzonder als voorzitter van de Regional and Economic Development Work Group (REDWG), één van de vijf werkgroepen die toen opgericht werden.214 Om het engagement in het Midden-Oosten te formaliseren startte de EU het Barcelona Proces in 1995. Hier zijn zowel bilaterale relaties uit voortgevloeid die in het volgende onderdeel zullen besproken worden, als multilaterale relaties onder de koepel van het Euro-Mediterranean Partnership (EMP), de European Neighbourhood Policy (ENP) en de Union for the Mediterranean (UfM). De belangrijkste motiverende factor achter de oprichting van het EMP was de groeiende ongerustheid over islamisme en terrorisme, getriggerd door de staatsaanvallen van Front Islamique du Salut in Algerije en diens terroristische aanvallen in Frankrijk.215 Het gestelde doel van het EMP was regionale integratie op economisch, politiek en socio-cultureel vlak tussen de Mediterrane partners zelf en tussen de Mediterrane partners en de EU.216 Het EMP zorgde voor regelmatige ontmoetingen tussen de landen van het 213
M. ASSEBURG, “From declarations to implementation? The three dimensions of European policy towards the conflict” in ORTEGA, M., The European Union and the crisis in the Middle East, CHAILLOT PAPERS, (2003), 62, p. 11. 214 M. ASSEBURG, l.c., p. 17 215 M. PACE, “The European Union’s democratization agenda in the Mediterranean: a critical inside-out approach” in Democratization, 16, (2009), 1, p. 41. 216 A. MARTIN-DIAZ, o.c., 25.
55
partnerschap.217 Het Mediterranean Aid programma (MEDA), het voornaamste financiële instrument voor het EMP, liep aan ongeveer 1 miljard euro per jaar.218 De opzet van het EMP was sterk maar de resultaten waren minder geslaagd: de landen zijn niet politiek hervormd, het vredesproces stortte in, er ontstond meer en meer wantrouwen ten opzichte van de EU in de Arabische landen en de economische liberalisatie had nefaste gevolgen op de politieke stabiliteit en het dagelijks leven van de bevolking in de Arabische landen.219 Sinds 2002 maakt de Unie deel uit van het Middle East Quartet bestaande uit de EU, de VN, de VS en Rusland. Deze vijf ontwikkelden in 2003 een Roadmap for Peace dat stappen uittekende voor Israël en de PA om duurzame vrede te bekomen.220 Sinds de inclusie van de EU in het Quartet, is de Unie succesvol geweest in het doorgeven van haar normen naar een groot deel van de internationale gemeenschap, namelijk de legitimatie van de PLO, een twee-statenoplossing en een globale aanpak van het Arabisch-Israëlisch conflict.221 In 2003 werd de ENP opgericht. Ze omsluit de voormalige sovjet-republieken in Oost-Europa en Zuid Kaukasus en de Mediterrane landen. Ze werd opgericht om de oude verdelingslijnen tussen de vergrote EU en haar buren te voorkomen en om de regio te helpen met haar economische en politieke liberalisering.222 Een drijvende factor achter de oprichting van de ENP was dat de mogelijke uitbreiding van de EU als gevolg zou hebben dat de EU zou grenzen aan 217
Ibid., 27. Ibid., 32. 219 S. KEUKELEIRE en J. MACNAUGHTAN, o.c., 276-278. 220 Ibid., 286. 221 L. PLATEAU, The role of the EU in the Israeli-Palestinian Peace Process (2002-2008): An Analysis of the European Union’s participation in the Middle East Quartet, Leuven, KULeuven, 20082009 (Diss.Mas.), 55-56. 222 Ibid., 286. 218
56
politiek onstabiele landen als Syrië, Iran en Irak. 223 Waar het EMP in haar Arabisch-Israëlische relaties concentreerde op interregionale samenwerking, ligt de focus bij het ENP op de agenda van de EU en de bilaterale relaties van de EU met derde landen.224 De ENP blijkt echter ook niet erg succesvol in haar opzet. De UfM werd in 2008 opgericht door de toenmalige Franse president Nicolas Sarkozy en is bedoeld als heropleving van het EMP. Het omsluit 27 lidstaten en 16 Mediterrane landen. Er is onduidelijkheid over hoe deze unie zou passen in de bestaande initiatieven; ze werd daarom met beperkt enthousiasme ontvangen.225 4.1.2.
Bilaterale relaties
De EU onderhoudt met elk land afzonderlijk diplomatische betrekkingen. De relatie tussen de EU en de Palestijnse Gebieden is een bijzondere. Reeds decennialang spreekt de EU haar steun uit voor de Palestijnse zaak, en recentelijk voor het doel van een tweestatenoplossing en een einde aan de Israëlische bezetting.226 In 1997 gaat de Interim Association Agreement on Trade and Cooperation van kracht. Dat is een handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de PA en de EU, maar deze kent slechts een moeizame implementatie.227 De financiële hulp van de Europese Unie naar de Palestijnse gebieden is enorm. Tussen 1993 en 2011 heeft de EU ongeveer 3,934 miljard USD aan de PA gegeven,
223
M. PACE, l.c., p. 42. Ibid., 285. 225 C. MUSU, o.c., 131. 226 S. KEUKELEIRE en J. MACNAUGHTAN, 283. 227 A. MARTIN-DIAZ, o.c, 36. 224
57
de bilaterale hulp van de lidstaten niet meegerekend.228 Dit is niet als affront tegen Israël bedoeld, want één van de ideeën achter de grote economische steun is dat het een lange termijn veiligheidsgarantie voor Israël inhoudt.229 De EU hamerde steeds op financiële transparantie van de PA,230 maar kneep wel een oogje dicht wat betreft de autocratie, corruptie en het niet meewerkend Palestijns leiderschap.231 Toch is er een gedeeltelijk succes wat de socialisatie betreft: gezien de PA financieel en logistiek afhankelijk van de EU was, bleek ze redelijk ontvankelijk voor Europese vragen en normen.232 Na de Tweede Intifada werd de economische steun naar de Palestijnse Gebieden nog groter dan voordien: de gemiddelde jaarlijkse bijdrage van EU instellingen aan de PA tussen 1993 en 2000 bedraagt 78,606 miljoen USD per jaar en die tussen 2001 en 2010 bedraagt 354, 086 miljoen USD per jaar, de getallen per jaar oplopend tussen 118,48 miljoen USD in 2001 tot 663,1 miljoen USD in 2008.233 De financiële steun ging voornamelijk naar humanitaire hulp, tewerkstelling, reconstructie en rehabilitatie van de slachtoffers.234 In 2006 toen Hamas verkozen werd, weigerde de EU met Hamas te onderhandelen, maar dit ondermijnde de geloofwaardigheid van de Unie.235 De directe economische hulp werd verbroken; de EU bleef wel financiële hulp schenken, maar dan indirect, 228
OECD STATEXTRACTS, ODA by Recipient (30.04.2012, OECD: http://stats.oecd.org/Index.aspx?DatasetCode=ODA_RECIP#) 229 C. MUSU, o.c., 55. 230 M. ASSEBURG, l.c., p. 19. 231 S. KEUKELEIRE en J. MACNAUGHTAN, o.c., 284. 232 L. PLATEAU, o.c., 34. 233 OECD STATEXTRACTS, ODA by Recipient (30.04.2012, OECD: http://stats.oecd.org/Index.aspx?DatasetCode=ODA_RECIP#) 234 M. ASSEBURG, l.c., p. 13 235 S. KEUKELEIRE en J. MACNAUGHTAN, o.c., 284-285.
58
via een tussenmechanisme.236 De EU is ook de grootste donor aan de Palestijnse vluchtelingen. Israël is het enige land dat geen EU fondsen kreeg onder het MEDA programma omdat het een veel hoger niveau van economische ontwikkeling heeft in verhouding met de andere landen van het EMP.237 Daar is sinds kort verandering in gekomen: Israël komt nu in aanmerking voor 14 miljoen euro in de komende zeven jaar.238 De legale basis voor de relaties tussen de EU en Israël bestaat uit een associatieakkoord dat van kracht ging in 2000.239 Het EUIsraël actieplan van 2005 is het eerste actieplan in het ENP – kader en bestrijkt bilaterale samenwerking op vele vlakken. Het actieplan tracht de EU-Israël relaties te verbeteren. Het bevat een Israëlische erkenning voor de EU als onderhandelingspartner in het vredesproces.240 Nadien zijn de politieke en economische relaties tussen de EU en Israël opnieuw versterkt na een beslissing in de EU-Israel Association Council meeting in Luxemburg.241 Er zijn echter wel heel wat spanningen in de relaties tussen de EU en Israël, vooral door de Israëlische vernielingen van de infrastructuur in de Palestijnse Gebieden die betaald werd door de EU.242 Tussen Jordanië en de EU bestaat er ook een associatieakkoord sinds 1997, waaraan een conditionaliteit 236
C. MUSU, o.c., 76. A. MARTIN-DIAZ, o.c., 34. 238 EUROPEAN EXTERNAL ACTION SERVICE, Israel, 23.04.2012 (08.05.2012, European External Action Service, http://www.eeas.europa.eu/israel/index_en.htm). 239 A. MARTIN-DIAZ, o.c., 34-35. 240 R. DANNREUTHER, “The European Security Strategy’s regional objective” in S. BISCOP en J.J. ANDERSSON, (reds.), The EU and the European Security Strategy: a global Europe, Routledge, 2008, p. 79. 241 M. PACE, l.c., p. 47. 242 C. MUSU, o.c., 65. 237
59
geknoopt is die voornamelijk dingt naar economische en sociale hervormingen.243 Voordien bestond er een samenwerkingsakkoord tussen de EU en Jordanië. Jordanië adopteerde een ENP actieplan in 2005, dat samenwerking op vele gebieden belooft. De ODA van EU instellingen naar Jordanië bedroeg tussen 1993 en 2011 gemiddeld 65,113 miljoen USD jaarlijks, met uitschieters als 129,88 miljoen USD in 2010 of 13,95 miljoen USD in 1999.244 Als reactie op de Arabische Lente voerde koning Abdullah politieke hervormingen door die de EU bejubelde. Recentelijk beloofde de Unie economische voordelen en meer financiële hulp aan Jordanië indien ze de hervormingen verder zouden zetten. Het associatieakkoord tussen Libanon en de EU ging pas van kracht in 2006, na het militair conflict tussen Israël en Hezbollah. De samenwerking van Libanon in de ENP en het EU-Libanon actieplan volgden in 2007.245 Voordien werden de relaties van de EU met Libanon geregeld onder een samenwerkingsakkoord, dat overeengekomen was in 1977 en op economische kwesties focuste. De gemiddelde ODA per jaar tussen 1993 en 2011 van de EU instellingen naar Libanon bedraagt 52,289 miljoen USD per jaar.246 Dit getal wordt naar omhoog getrokken door de hoge ODA in 2006 en daaropvolgende jaren, ten gevolge van de oorlog tussen Hezbollah en Israël in 2006. De Syrië-EU relaties worden geregeld met een 243
A. MARTIN-DIAZ, o.c., 37. OECD STATEXTRACTS, ODA by Recipient (30.04.2012, OECD: http://stats.oecd.org/Index.aspx?DatasetCode=ODA_RECIP#) 245 EUROPEAN EXTERNAL ACTION SERVICE, Republic of Jordan, 26.04.2012 (08.05.2012, European External Action Service, http://eeas.europa.eu/lebanon/index_en.htm). 246 OECD STATEXTRACTS, ODA by Recipient (30.04.2012, OECD: http://stats.oecd.org/Index.aspx?DatasetCode=ODA_RECIP#) 244
60
samenwerkingsakkoord dat sinds 1977 bestaat. Syrië is wel lid van de ENP, maar aangezien het associatieakkoord nog niet van kracht is, is ze nog geen volledig lid.247 Hulp van de EC kwam voornamelijk in de vorm van technische hulp, capaciteitsopbouw en beleidsadvies.248 De ODA van de EU instellingen naar Syrië ligt dan ook een stuk lager dan bij de andere landen, namelijk 8, 941 miljoen USD per jaar tussen 1993 en 2003.249 Na 2003 lag dit getal opeens veel hoger door de ondertekening van het associatieakkoord in 2004 en de voorafgaande onderhandelingen, namelijk 50, 701 miljoen USD per jaar tussen 2003 en 2011.250 In 2011 en 2012 protesteerde de Syrische bevolking tegen haar regering. Deze rellen echter werden gewelddadig onderdrukt door het Syrische regime, waarop de EU een wapenembargo introduceerde en haar financiële samenwerking met de Syrische regering stopzette. Wat het geval is voor de EU-relaties met alle bovenstaande landen is dat de Unie sinds 9/11 meer de nadruk legt op justitie en binnenlandse zaken, terrorisme, kernwapens, ontwapening en illegale immigratie. Dat bevordert de relaties met bovenstaande landen geenszins. Het geeft immers de indruk dat de EU eerst en vooral aan haar eigen veiligheid 247
EUROPEAN EXTERNAL ACTION SERVICE, Syrian Arab Republic, 27.04.2012 (08.05.2012, European External Action Service, http://www.eeas.europa.eu/syria/index_en.htm) 248 EUROPEAN EXTERNAL ACTION SERVICE, European Neighbourhood and Partnership Instrument, Syrian Arab Republic, National Indicative Programme 2011-2013, 6. (08.05.2012, European External Action Service, http://eeas.europa.eu/syria/csp/2011_enpi_nip_syria_en.pdf). 249 OECD STATEXTRACTS, ODA by Recipient (30.04.2012, OECD: http://stats.oecd.org/Index.aspx?DatasetCode=ODA_RECIP#) 250 OECD STATEXTRACTS, ODA by Recipient (30.04.2012, OECD: http://stats.oecd.org/Index.aspx?DatasetCode=ODA_RECIP#)
61
denkt in haar samenwerking met de Arabische landen.251 Daarbij is er vanuit alle landen ook een ergernis met de normatieve houding van de EU; ze vinden dat het principe van politieke conditionaliteit (economische voordelen in ruil voor politieke hervormingen) botst met hun recht op zelfbeschikking.252 4.2. De rol van de EU in de waterdiplomatie tussen de oeverstaten Deze sectie onderzoekt de rol van de EU in de waterdiplomatie tussen Israël, de PA, Syrië, Libanon en Jordanië. Eerst wordt er gekeken naar de verklaringen van de EU over de problematiek. Vervolgens onderzoeken we de betrokkenheid van de EU tijdens en na de Oslo-periode. 4.2.1.
Verklaringen
De EU is sinds de aanvang van het Oslo-vredesproces consistent geweest in haar verklaringen over de problematiek rond de gemeenschappelijke zoetwaterbronnen van Israël, de PA, Syrië, Libanon en Jordanië. Ze spreekt zich uit voor een regionale samenwerking rond de waterbronnen en beklemtoont dat de waterbronnen eerlijk beheerd moeten worden. De EU erkent dat er momenteel een oneerlijke verdeling van de waterbronnen is, in het voordeel van Israël. Zo benadrukte de EC, in haar mededeling over de toekomstige relaties met het Midden-Oosten in 1993, de noodzaak voor een gemeenschappelijk beheer van de Jordaan
251
D. CHIKHI en S. KRAUSS, “Rethinking or readapting EU policy towards the Mediterranean and the Middle East after 9/11?” in BONO, G., (red.) The impact of 9/11 on European Foreign and Security Policy, Brussels University Press, 2006, pp. 214-216. 252 Ibid., p. 216.
62
en de Palestijnse bergaquifers.253 Ook stelde de Commissie in deze mededeling dat er regionaal engagement in gemeenschappelijke onderzoeksactiviteiten moet plaatsvinden.254 De EC erkende dat er een oneerlijke verdeling is van de waterbronnen, met Israël in de voordelige positie. De landen zouden een samenwerking moeten opstarten om dan in een later stadium over te gaan naar een Joint Water Corporation.255 De Palestijnen zouden een aandeel van de Israëlische National Water Carrier moeten krijgen, volgens het document, en er mag geen discriminatie in toegang tot water plaatsvinden.256 Vervolgens stelde de Commissie in een mededeling over conflictpreventie in 2001 dat het delen van waterbronnen in gebieden met waterschaarste één van de meest voorkomende en complexe bronnen van politieke spanningen is.257 Daarom, vervolgt de mededeling, zal de Commissie regionale acties die gericht zijn op eerlijk beheer van water, ondersteunen, indien er sprake is van een duidelijke toewijding aan regionale samenwerking 258 In 2008 wees de Commissie op de problematiek van de discriminatie in toegang tot water in de Palestijnse gebieden en erkende dat “the continued direct control of the Israeli Authorities on water resources and recent climatic changes 253
EUROPEAN COMMISSION, final communication from the Commission on “Future relations and cooperation between the Community and the Middle East,” 8 September 1993, Annex 1/7. 254 Ibidem. 255 Ibidem. 256 Ibidem. 257 EUROPEAN EXTERNAL ACTION SERVICE, Communication from the Commission on Conflict Prevention, 11 April 2001, 18. (09.05.2012, European External Action Service, http://eeas.europa.eu/cfsp/crisis_management/docs/com2001_211_en .pdf). 258 Communication from the Commission on Conflict Prevention, 32.
63
have put a further strain on already limited water resources in the oPt [occupied palestinian territories.”259 Tot slot schreef de European External Action Service (EEAS) in 2012 in een antwoord op een brief van Thirsting for Justice, een NGO die ijvert voor de aanpak van de waterproblematiek in Westoever/Gaza: “The EU is aware of the challenges related to the access and to the management of water resources shared between Israel and the OPT and consistently encourages both parties to address all final status issues including water during negotiatons.”260 4.2.2.
Tijdens de Oslo-periode (1993-2000)
Tijdens de Oslo-periode zijn er drie kaders waarbinnen de EU een rol speelde in de waterdiplomatie tussen Israël, de PA, Syrië, Libanon en Jordanië. Deze drie zullen in deze sectie besproken worden: de Multilateral Working Group on Water Resources, het Executive Action team en het Barcelona Proces.
259
EUROPEAN COMMISSION, Commission Decision on the financing of a global plan for humanitarian actions from the budget of the European Communities for the most vulnerable populations victims of the Israeli-Palestinian conflict in the Middle East, 2008, 5. (12.05.2012, European Commission, http://ec.europa.eu/echo/files/funding/decisions/2009/middleeast_GP_01000_en.pdf). 260 EUROPEAN EXTERNAL ACTION SERVICE, Reply – Thirsting for Justice Campaign, 31 Januari 2012, 1. (17.05.2012, European External Action Service, http://eeas.europa.eu/petitions/2012/20120131_thirstingforjustice_en .pdf).
64
4.2.2.1. Multilateral Working Group on Water Resources (MWGWR) In 1991 begonnen de eerste publieke face-to-face vredesonderhandelingen tussen de Arabieren en de Israëli, gevolgd door een organisatorische meeting in Moskou in Januari 1992, dat een multilaterale spoor naast het bilaterale spoor creëerde. 261 Het resultaat hiervan was de oprichting van vijf werkgroepen, waaronder de Multilateral Working Group on Water Resources (MWGWR). Deze werkgroep werd voorgezeten door de VS, met Japan en de EU als medeorganisatoren en omvatte Israël, de Palestijnse Gebieden en Jordanië. Het doel van de werkgroep was vrije dialoog bewerkstelligen die de vredesonderhandelingen zouden helpen en een bewustzijn van waterkwesties creëren vanuit een regionaal perspectief.262 Er vonden zes rondes plaats. In 1993 werd het Priority Regional Training Action Plan overeengekomen na een voorstel van de VS en de EC, dat een serie van 14 lessen instelde voor managers en professionelen in de regio over de water sector.263 Het succes van de MWGWR ligt in de uitingen van oude grieven, de weergaves van verschillende scenario’s in de toekomst en de opbouw van vertrouwen tussen de verschillende partijen.264 De focus van de werkgroep was echter eerder op feitenonderzoek en workshops in plaats van op het ontwikkelen van specifieke 261
A.T. WOLF en J.T. NEWTON, Case study transboundary dispute resolution: Multilateral Working Group on Water Resources (Middle East), 1. 262 K. ASSAF, Joint projects and programs promoting Middle East cooperation and knowledge in the water sector, 12.08.2010. (10.05.2012, Euro-Mediterranean Information System on know-how in the Water sector, http://www.emwis.net/documents/database/jointprojects-and-programs-promoting-middle-east). 263 A.T. WOLF en J.T. NEWTON, o.c., 4. 264 Ibidem.
65
projecten of het aanpakken van de politiek gevoelige kwesties zoals waterrechten.265 Een andere tekortkoming was de weigering van Syrië en Libanon om te participeren in de werkgroepen, wat een definitieve regeling over de Jordaan en Yarmoek rivieren uitsloot.266 Een reden voor het falen van de werkgroep zou kunnen zijn dat de “high politics” en “low politics” gescheiden werd, met andere woorden, dat men trachtte de waterproblematiek op te lossen buiten haar de politieke veiligheidscontext.267 4.2.2.2. het Executive Action Team (EXACT) Een blijvend resultaat na de ontbinding van de werkgroep was het Executive Action Team (EXACT) dat in 1995 opgericht werd door de waterwerkgroep om de Regional Water Data Banks Project (RWDB) te implementeren. Dit project was gericht op de standaardisering van de waterbronnendata in de regio, om de communicatie binnenin de wetenschappelijke gemeenschap te verbeteren. De EU gaf aan het EXACT technische en financiële 268 hulp. Meer concreet leverde ze apparatuur (computers, printers, scanners, UPS eenheden,..) en stuurde ze experten die meehielpen aan de rapporten en de rol van “boodschapper” op zich namen tussen de Israëlische, Jordaanse en Palestijnse experten.269 De reacties van betrokken consultants, academici en 265
Ibid., 3. Ibid., 9 267 Ibid., 2. 268 EXECUTIVE ACTION TEAM, Executive Action Team (EXACT), Multilateral Working Group on Water Resources, Water Data Banks Project, 7 Oktober 2005. (15.04.2012, EXACT, http://exact-me.org/). 269 EXECUTIVE ACTION TEAM, European Union Funded Projects – Phases 1, 2 & 3, 29 April 2004. (29.06.2012, EXACT, http://exactme.org/EU/index.htm). 266
66
PWA personeel waren grotendeels negatief. Zo stelden deze dat er geen echte samenwerking plaatsvond en dat het EXACT een te kleine zichtbaarheid had.270 Ook werden de politieke kwesties aan de kant geschoven.271 Vervolgens was dit project één tussen Israël, Jordanië en de Palestijnse Autoriteit, maar omvatte Libanon en Syrië niet. Tot slot was er geringe participatie van de Palestijnse wetenschappers door gevallen van expliciete exclusie of achteruitgesteldheid qua technische uitrusting.272 4.2.2.3. Het Barcelona Proces Alvorens de Barcelona conferentie plaatsvond, werden twee grote Mediterrane water conferenties gehouden: één in Algiers in 1990 en een andere in Rome in 1992. De Mediterrane water conferentie in Algiers benadrukte in haar finale declaratie het belang van een gemeenschappelijke strategie voor waterbeheer met de bedoeling duurzame groei te bewerkstelligen.273 De Mediterrane water conferentie in Rome leverde de “Mediterranean Water Charter” op met de bedoeling om regionale, internationale en Euro-Mediterrane samenwerking te bewerkstelligen op vlak van waterplanning en –beheer.274 De Barcelona Conferentie, vervolgens, vond 270
A. KRAMER, o.c., 20-21. Ibid., 21. 272 M. ZEITOUN, e.a., o.c., p. 171. 273 E. FERRAGINA, “The Water Issue in the Mediterranean” in E. FERGINA, C. NARBONA en M. SCOULLOS, (reds.), Environmental and Sustainable Development in the Mediterranean, p. 70. 274 EMWIS, Mediterranean Charter for Water, Rome 1992, 2 -3. (10.05.2012, Euro-Mediterranean Information System on know-how in the Water sector, http://www.emwis.net/overview/fol101997/fol590538/doc623128/ge nerate_pdf?url=overview/fol101997/fol590538/doc623128&lang=en ). 271
67
plaats in 1995 en bestempelde water als een prioriteit.275 Het EMP werd opgericht en werd verzocht manieren te identificeren om regionale samenwerking rond water mogelijk te maken of te versterken.276 Een jaar later volgde de Marseilles Declaration, die opgesteld werd tijdens de Eerste Euro-Mediterranean Conference on Local Water Management in Marseilles. De Marseilles Declaration benadrukte het belang van duurzaam watergebruik en mensenrechten wat betreft waterbeschikbaarheid en sanitair.277 In Marseilles werd ook beslist het Euro-mediterranean Water Information System on Know-How in the Water Sector (EMWIS) op te richten, een instrument om informatie over de watersector uit te wisselen onder de landen van het EMP.278 EMWIS werd goedgekeurd op de Napels Conferentie in 1997 en bevat een stuurgroep van tien landen die de voornaamste strategieën definiëren, de budgets goedkeuren en finale rapporten van activiteiten opstellen; een technische eenheid bestaande uit drie organisaties die opereren op het gebied van waterbronnen; en een netwerk van nationale knooppunten. Elk land zou haar eigen EMWIS website moeten hebben, maar dit is niet het geval. Zo heeft bijvoorbeeld Syrië en ook “Palestina” geen website. Op de EMWIS websites van Israël, Jordanië en Libanon komt geen enkele vermelding over de twisten over de Jordaan en de berg- en kustaquifers, wat wel opmerkelijk is voor een informatiesysteem over de watersector. De Euro-Mediterranean Ministerial Conference on the Environment vond plaats in Helsinki in 1997 en de derde Euro-Mediterrane buitenlandse ministeriële conferentie 275
EUROPEAN COMMISSION, Barcelona declaration, 27-28 November 1995, 4. (10.05.2012, European Commission, http://ec.europa.eu/research/iscp/pdf/barcelona_declaration.pdf). 276 Ibidem. 277 E. FERRAGINA, “the water issue in the Mediterranean”., p. 71. 278 K. ASSAF, o.c., 4.
68
geschiedde in Stuttgart in 1999. Beiden legden de nadruk op Integrated Water Resources Management (IWRM)279 om een samenwerking op vlak van water tussen de Euro-Mediterrane landen te vergemakkelijken. De tweede Euro-Mediterranean Conference on Local Water Management vond plaats in Turijn in Oktober 1999 en focuste voornamelijk op IWRM.280 4.2.3.
Sinds het uitbreken van de Tweede Intifada (20002012)
Na de Oslo-periode zijn er meer kaders dan voordien waarbinnen de EU een rol speelt in de waterdiplomatie tussen Israël, de PA, Libanon, Syrië en Jordanië. Deze zullen in deze sectie besproken worden, namelijk: het EXACT, het Barcelona Proces, de Mediterranean Component of the EU water Initiative, de betrokkenheid van de EU in de Track II waterdiplomatie en de financiële hulp van de EU. 4.2.3.1. Het EXACT Het EXACT zette zich verder na de Tweede Intifada en de ontbinding van het vredesproces. Ook de reeds besproken problemen zetten zich verder. “Fase vier” van het door de EU-gefundeerde RWDBProject ging van start in 2005. Het consultancy bedrijf DHV281 werd aangeduid als de voornaamste donor van technische
279
IWRM is een gecoördineerd, doelgericht proces voor de ontwikkeling en het gebruik van een waterbron zodat sociale en economische behoeften bevredigd worden zonder dat dat het ecosysteem in gevaar brengt. 280 Ibidem. 281 DHV is een internationaal consultancy en ingenieursbedrijf dat oplossingen tracht te bieden in kwesties van milieu en duurzaamheid
69
hulp.282 De Delegatie van de EC in Amman was verantwoordelijk voor de administratie van het contract met DHV.283 Het RWDB-project en het EXACT kwamen echter tot hun einde in 2008. Toen werd er een workshop georganiseerd over het Tiberiasmeer, maar werden de Palestijnse waterexperts verboden om deel te nemen.284 De exclusie leidde ertoe dat de PA alle participatie in toekomstige ontmoetingen introk.285 4.2.3.2. Het Barcelona Proces Het derde Euro-Mediterranean Ministerial Conference on Water vond plaats in Jordanië in December 2008. Tijdens deze conferentie gingen de ministers van milieu akkoord dat het nodig was om een lange-termijn strategie voor water in de Mediterrane regio op te stellen.286 Daarvoor werd er een Water Expert Group opgericht binnen de UfM. In feite voelde de ministers van milieu de noodzaak om de spanningen rond de gemeenschappelijke zoetwaterbronnen in het Midden-Oosten te verminderen en was dit één van de drijfveren achter het oprichten van de UfM.287 Echter, de nadruk van de waterdimensie in de UfM ligt op de technische kwesties en een politieke invulling wordt geschuwd. De “Strategy for Water in the Mediterranean” werd overeengekomen tijdens de vierde Euro-Mediterranean Ministerial Conference on Water in Barcelona in 2010. Het 282
EXECUTIVE ACTION TEAM, European Union Funded Projects – Phase 4, 28 Juni 2005. (19.06.2012, EXACT, http://exact-me.org/EU/Phase4.htm). 283 Ibidem. 284 M. ZEITOUN, o.c., p. 171. 285 Ibidem. 286 E. FERRAGINA, “The water issue in the Mediterranean”, p. 72. 287 A. FREROT, “The European Union and the Challenge of Water Scarcity” in European Issues, 126, (2008), p. 1.
70
document bekrachtigt het doel van IWRM en stelt volgende prioriteiten voorop: het behouden van waterkwaliteit en milieubescherming, een regionale duurzame economische groei, sociale welvaart en toegang tot water voor iedereen.288 Één van de doelstellingen zegt: “the eradication of the root causes of difficulties (including in the Occupied Territories).”289 Dit is interessant omdat het een politiek standpunt impliceert, namelijk: de waterproblematiek is niet een louter technisch probleem, maar heeft dieperliggende structurele (politieke) oorzaken die aangepakt moeten worden, en ook in de Palestijnse Gebieden. De Strategy for Water in the mediterranean werd echter nog niet geratificeerd door tegenstand van Turkije en Israël. Israël verklaarde dat ze het voorgestelde document niet willen aanvaarden omdat men de term “Occupied Territories” gebruikt.290 Het voorgestelde alternatief, “territories under occupation” wordt dan weer niet geaccepteerd door de Arabische naties.291 In Juni 2011 werd er door de UfM beslist om een ontzoutingsinstallatie en distributiesysteem te installeren dat het watertekort van de bevolking op de Gazastrook zou aanpakken. 4.2.3.3. The Mediterranean Component of the EU Water Initiative (MED-EUWI) Tijdens de World Summit for Sustainable Development (WSSD) in Johannesburg in 2002 lanceerde de Europese Unie het European Union Water Initiative (EUWI) voor de implementatie van de watergerelateerde 288
UNION FOR THE MEDITERRANEAN, Strategy for Water in the Mediterranean, final draft, march 2012, 3. (23.05.2012, UfM, http://www.ufm-water.net/themes/SWM.doc). 289 Strategy for Water in the Mediterranean, 3. 290 E. FERRAGINA, “The water issue in the Mediterranean”, p. 73. 291 Ibidem.
71
Millenniumdoelstellingen.292 Door middel van het EUWI trachtte de Europese lidstaten een nieuwe aanpak tot het ENP te introduceren. Die aanpak is gericht op een verbetering van de samenwerking en coördinatie in de watersector met de betrokkenheid van nationale regeringen, vertegenwoordigers van de waterindustrie en donoren.293 The Mediterranean Component of the EU Water Initiative (MED- EUWI) is één van de geografische componenten van EUWI, heeft een eigen secretariaat en het Euro-Mediterranean Water Directors Forum als adviesorgaan voor haar verdere ontwikkeling.294 MED-EUWI maakt gebruik van jaarlijkse werkprogramma’s die ondersteund worden door en samenwerken met verschillende instellingen en stakeholders. In de periode 2004-2006 bestonden de MED-EUWI activiteiten voornamelijk uit het definiëren van prioriteiten en het organiseren van regionale conferenties en evenementen voor bewustmaking. Sinds 2006 vinden “National Policy Dialogues” plaats en promoot MED-EUWI specifieke samenwerkingsinitiatieven. Er vinden National Policy Dialogues plaats met Libanon, Syrië en de Palestijnse Gebieden. De dialoog tussen MED-EUWI en Libanon startte in 2005, maar werd onderbroken door de oorlog in 2006.295 In 2008 werd ze terug hervat en het voornaamste doel was de Libanese regering te helpen met haar Strategy Plan for Water gebruik makend van het IWRM-kader.296 292
A. FREROT, l.c., p. 2. E. FERRAGINA, “The water issue in the Mediterranean”, p. 71. 294 EU WATER INITIATIVE, Brief Report of Activities 2008 including elements for 2009 presented to the UfM Water Expert Group, 7-8 September 2009, 2. (23.05.2012, EUWI, http://www.euwi.net/files/MED_EUWI_Report_2008_0.pdf) 295 Ibid., 8. 296 Ibidem. 293
72
De dialoog tussen MED-EUWI en Syrië was slechts op het niveau van exploratie en training.297 Echter werden de activiteiten gestaakt door een te klein budget.298 Het overleg tussen MED-EUWI en de Palestijnse gebieden, ten slotte, is op gang sinds 2007. De samenwerking begon door financiële steun van MED-EUWI aan de Conferentie van “Sustainable Development and Management of Water in Palestine” in Amman. Vervolgens vonden er bilaterale ontmoetingen plaats met de PWA in 2008. In 2009 vroeg de PWA aan MED-EUWI om de JWC te analyseren, maar dit ging uiteindelijk niet door. MED-EUWI zelf meent dat dit kwam omdat de PWA vereiste dat de informatie niet publiekelijk werd gemaakt terwijl dat een van de eisen was van de financiering door de EC via het MEDA programma. Regelmatige ontmoetingen tussen de PWA en MED-EUWI zijn echter nog steeds een realiteit. 4.2.3.4. Track II - waterdiplomatie De EU en haar lidstaten hebben steun gegeven aan een groot aantal track II initiatieven in MONA. Een aantal landen zoals Spanje en Frankrijk vonden het noodzakelijk om het maatschappelijk middenveld in MONA te controleren, uit angst voor terroristische groepen en andere ongewenste politieke oppositie.299 Zo is het waarschijnlijk niet anders voor de motivatie achter de EU’s steun voor track IIwaterprojecten. Voor 1998 sponsorden de EU een aantal people to people projecten die dan bijvoorbeeld onder MEDA’s “micro actions” vielen. De Europese Raad van 1997 in Luxemburg besloot dat de EU actief initiatieven van het maatschappelijk middenveld in het Midden-Oosten moest steunen om dialoog 297
Ibid., p. 9 Ibidem. 299 M. PACE, l.c., p. 44. 298
73
en het wederzijds vertrouwen te versterken en hiervoor werd het people to people programme (P2P) opgericht.300 Het Partnership for Peace Programme (PfP) volgde deze op in 2002. Het PfP ondersteunt initiatieven van het maatschappelijk middenveld die vrede en tolerantie promoten in het MiddenOosten.301 Eén van de initiatieven die het PfP steunt is Transboundary Advocacy of Parliamentarians over shared water issues (TAP), een project door FoEME dat liep van 1 Januari 2010 tot 1 Januari 2012 en eerst een budget van 499,998 Euro kreeg toegewezen, en vervolgens één van 399,998 Euro.302 Het doel van het project was het versterken van het vermogen van de vertegenwoordigers in Israël, Jordanië en de Westelijke Jordaanoever om samen te werken voor duurzame regionale waterregimes te bekomen. De vertegenwoordigers werden getraind in het uitleggen van regionale waterrealiteiten en het pleiten voor duurzaam regionaal waterbeheer. Een ander initiatief gesteund door het PfP is ook een project door FoEME, namelijk: Good water Neighbours. Dit project tracht fundamenten voor vrede te bouwen door onderwijs en acties die eerlijk en efficiënt beheer van grensoverschrijdende waterbronnen bevorderen.303 Het project loopt van 1 November 2011 tot 31 Oktober 2013 en werd reeds 999.949 Euro en vervolgens 500.000 Euro toegewezen. 300
EUROPEAN COMMISSION, EU Partnership for peace programme, Guidelines for grant applicants, Open Call for Proposals, 2012, 4. 301 EUROPEAN EXTERNAL ACTION SERVICE, EU Partnership for Peace Programme, 2. (20.05.2012, European External Action Service, http://eeas.europa.eu/delegations/westbank/documents/news/201205 04_pfppataglance_en.pdf). 302 EU Partnership for Peace Programme, 8. 303 EU Partnership for Peace Programme, 7.
74
Een ander project, Environmental Management and Planning as a tool for promoting sustainable coexistence between Israelis and Palestinians, gesteund door het EU PfP liep van 2007 tot 2009 en had als doel het promoten van duurzame dialoog en samenwerking tussen de Palestijnen en Israeli wat betreft milieubescherming en waterbeheer. De organisatie verliep in werkgroepen en er werden tweejaarlijkse workshops georganiseerd. 4.2.3.5. Money Matters: Financiële hulp Voornamelijk de Westoever en Gazastrook hebben in het verleden al heel veel financiële hulp van de Europese instellingen ontvangen, waarvan een aanzienlijk deel naar “Water, Sanitation and Basic Infrastructure” ging.304 Zo deed de EU bijvoorbeeld een contributie aan een afvalwaterzuiveringsinstallatie in Noord-Gaza en in Tubas (Westelijke Jordaanoever), is er ook een kleinschalige ontzoutingsinstallatie in Gaza gepland en levert de EU steun aan de PWA. De projecten van de PWA die momenteel financieel gesteund worden door de EC zijn: de constructie van nieuwe waternetwerken, pijpleidingen en watertanken in de Zabda-Um Dar-Um Khaljan gemeenschap in Jenin ($666.485), de constructie van twee verhoogde watertanken in de Akkaba Daher Al Abed gemeenschap in Jenin en Tulkarm ($300.000) en de constructie van een leidingwaternetwerk in dezelfde gemeenschap ($350.000).305 Ook België, Finland, Duitsland, en Frankrijk geven momenteel hulp aan
304
EUROPEAN EXTERNAL ACTION SERVICE, Reply – Thirsting for Justice Campaign, 31 Januari 2012, 1. (17.05.2012, European External Action Service, 305 PALESTINIAN WATER AUTHORITY, Projects Summary Sheet (18.05.2012, Palestinian Water Authority, http://www.pwa.ps/Portals/_PWA/ectao.pdf).
75
constructieprojecten in de Palestijnse Gebieden.306 De EU en de andere donoren zijn noodzakelijk voor de Palestijnse Autoriteit om vergunningen te verkrijgen om water aan te boren. Vooral voor het dicht bevolkte Area C is het moeilijk om vergunningen te verkrijgen en hier proberen de donoren en de EU hun gewicht in de schaal te leggen.307 Zo verwerven de Palestijnen een betere onderhandelingspositie in de kwestie. Sinds 2001 zijn er spanningen in de EU-Israël relaties door het vernietigen van projecten voor de Palestijnen die door de EU gefinancierd zijn. Recentelijk hebben NGO’s gemeld dat Israël steeds meer projecten vernietigt in gebied C. De EU reageerde sterk: “The EU calls upon Israel to meet its obligations regarding the living conditions of the Palestinian population in Area C308, including by accelerated approval of Palestinian master plans, halting forced transfer of population and demolition of Palestinian housing and infrastructure, simplifying administrative procedures to obtain building permits, ensuring access to water and addressing humanitarian needs.”309 De ministers van Buitenlandse zaken spraken ook over een mogelijk strenger beleid tegenover 306
PALESTINIAN WATER AUTHORITY, Projects, 2010 (18.05.2012, Palestinian Water Authority, http://www.pwa.ps/DesktopDefault.aspx?tabID=4207&lang=en). 307 Interview Irna Van Der Molen 308 De Palestijnse gebieden werden na de ondertekening van de OsloAkkoorden opgedeeld in 3 zones: Area A, Area B en Area C. Area C staat volledig onder Israëlische controle, Area B onder de controle van de Palestijnse autoriteit en Area A onder gedeelde IsraëlischePalestijnse controle. 309 COUNCIL OF THE EUROPEAN UNION, Council conclusions on the Middle East Peace Process, 3166th FOREIGN AFFAIRS Council meeting, Brussels, 14 Mei 2012, 2. (16.05.2012, Council of the European Union, http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_Data/docs/pressdata/E N/foraff/130195.pdf).
76
Israëlische exportproducten uit illegale nederzettingen.310 Ook een groot deel van de financiële hulp naar Jordanië, Libanon en Syrië wordt gebruikt voor de infrastructuur voor drinkwater- en afvalwatersystemen, basis sanitair en hygiëne. In Jordanië is er een Donor/Lender Consultation Group (DLCG) opgericht die zes thematische groepen bestrijkt; de water donor groep is hier eentje van, en hierin is de EU actief betrokken.311 Sinds 2005 heeft de EU een samenwerking op vlak van water met Jordanië door middel van het programma “Al Meyyah” en dat werd verdergezet door het Water Management Programme dat een budget van 10 miljoen Euro toegewezen kreeg.312 Zoals in Jordanië bestaat er in Libanon ook een dergelijke water donorgroep en behoort financiering voor water en milieu tot het prioriteitenlijstje. Zo deed de EU in 2004 een contributie aan de rehabilitatie van water en sanitairnetwerken in de officiële vluchtelingenkampen in Bourj, Shemali, Rashidieh, Wavel, Mieh Mieh in Zuid-Libanon en in Beddawi vluchtelingenkampen in Noord-Libanon.313 De
310
DOSSCHE, C., “Europa strenger voor Israëlische exportproducten” in Mondiaal Magazine, 14.05.2012. (16.05.2012, Mondiaal Magazine, http://www.mo.be/artikel/europa-strenger-voorisraelische-exportproducten). 311 EUROPEAN COMMISSION, European Neighbourhood and partnership instrument: Jordan, strategy paper 2007-2013 & National indicative Programme 2007-2010, 16. (24.05.2012, European Commission, http://ec.europa.eu/world/enp/pdf/country/enpi_csp_nip_jordan_en.p df). 312 Jordan, strategy paper 2007-2013 & National indicative Programme 2007-2010, 32. 313 EUROPEAN COMMISSION, European Neighbourhood and Partnership Instrument: Lebanese Republic country strategy paper 2007-2013 and national indicative programme 2007-2010, 42. (24.05.2012, European Commission,
77
European Investment Bank (EIB) heeft sinds 1992 een totaal bedrag van 723 miljoen Euro aan Libanon uitgeleend, waarvan een groot deel in water- en afvalwaterinfrastructuur is gegaan.314 Ook in Syrië is er geïnvesteerd in de watersector door de EU. Zo ging er bijvoorbeeld in 2004 45 miljoen Euro aan EIB leningen en 5.9 miljoen euro aan EC fondsen naar het Damascus Rural Water & Sanitation project.315 4.3. De invloed van de EU op de factoren die conflict of samenwerking bevorderen Deze sectie behandelt de invloed van de EU op de factoren die conflict of net samenwerking bevorderen rond de Jordaan en de Aquifers in Israël en de Palestijnse gebieden. De Unie’s invloed op de factoren “water regime”, “financiële hulp”, “regeringstype” en “Verleden van samenwerking/conflict” worden afzonderlijk besproken. 4.3.1.
Water regime
De eerste factor “aanwezigheid van een waterregime” is gecorreleerd met de afwezigheid van conflict indien het een robuust waterregime is. Zoals reeds besproken, zijn er gemeenschappelijk watercomité’s tussen Jordanië en Israël en tussen de Palestijnse Gebieden en Israël, maar voornamelijk het watercomité tussen Israël en de PA functioneert niet goed. De EU heeft geprobeerd invloed uit te oefenen zodat http://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2007/october/tradoc_136439.pd f). 314 Lebanese Republic country strategy paper 2007-2013 and national indicative programme 2007-2010, 12. 315 Syrian Arab Republic, National Indicative Programme 20112013, 24.
78
er een sterk waterregime zou ontstaan tussen de oeverstaten rond de Jordaan en tussen Israël en de Palestijnse Gebieden. Een eerste poging was de MWGWR, waarvan de EU de medeorganisator was en vervolgens het EXACT, die technische en financiële steun van de EU ontving. Zowel in de MWGWR als in het EXACT weigerden Libanon en Syrië te participeren en in het EXACT was er ook geringe participatie van de Palestijnse wetenschappers. De gemeenschappelijke watercomité ’s zijn uit deze initiatieven gegroeid, maar zoals reeds gezien is deze tussen Israël en de PA niet robuust, worden de politiek gevoelige kwesties van waterrechten niet aangepakt en worden geen concrete projecten ontwikkeld.316 Ook in het kader van het Barcelona Proces trachtte de EU een waterregime te creëren tussen de oeverstaten. Het EMP had namelijk als doel om regionale samenwerking rond water mogelijk te maken of te versterken. 317 Eén van de concrete verwezenlijkingen voor deze kwestie is EMWIS, maar deze ging ook de politieke kwesties uit de weg. Ook stelde de UfM een Strategy for Water in the Mediterranean op maar deze werd nog niet geratificeerd. Verder vindt er in het kader van het MED-EUWI beleidsdialoog plaats tussen de EU en Libanon, Syrië en de Palestijnse Gebieden. Tot slot steunt de EU ook track II initiatieven, vooral vanaf het einde van de jaren 1990. In conclusie, de EU trachtte via verschillende kaders een functionerend waterregime te installeren. Ze liet echter wel de regionale aanpak achterwege, terwijl de Jordaan door zowel Israël, Syrië, Libanon en de Palestijnse Gebieden stroomt en een aanpak dat alle landen bevat, gewenst is. Een andere opmerking is dat de EU steeds de politieke kwesties lijkt te mijden. Een recent voorbeeld is het in 2009 afgewezen 316
A. T. WOLF en J. T. NEWTON, o.c., 3. EUROPEAN COMMISSION, Barcelona declaration, 27-28 November 1995, 4. (10.05.2012, European Commission, http://ec.europa.eu/research/iscp/pdf/barcelona_declaration.pdf). 317
79
verzoek van de PWA aan MED-EUWI om de JWC tussen Israël en de PA te analyseren. Het staat echter wel vast dat de EU geprobeerd heeft en nog steeds probeert de factor “waterregime” te beïnvloeden en hierin ook deels succesvol is geweest. 4.3.2.
Financiële hulp
De factor “financiële hulp” bevordert de samenwerking rond gemeenschappelijke zoetwaterbronnen en vermindert de spanningen.318 Zoals reeds gezien valt het op dat Israël veel meer financiële hulp toegewezen krijgt dan de Palestijnse Gebieden en de overige oeverstaten319 en dat dit ongetwijfeld hun positie van hydrohegemonie in de hand werkt. “Financiële hulp” is waarschijnlijk de factor waarop de EU het meeste invloed heeft. De EU vormt een tegengewicht tegen de financiële hegemonie van Israël door aan Israël geringe financiële hulp te geven en aan de Palestijnse Gebieden net heel veel. Aan de PA gaven de EU instellingen tussen 1993 en 2011 gemiddeld 218, 562 USD per jaar, of een totaal van bijna 4 miljard. De EU haar directe economische hulp werd onderbroken in 2006 door de verkiezing van Hamas in Gaza, maar ze bleef wel nog indirecte hulp geven via een tussenmechanisme.320 Israël kreeg geen fondsen onder het MEDA programma omwille van haar hogere economische ontwikkeling.321 Momenteel komt Israël echter wel in aanmerking voor 14 miljoen Euro voor de
318
A.T. WOLF, “Criteria for equitable allocations”, p. 13. OECD STATEXTRACTS, ODA by Recipient (30.04.2012, OECD: http://stats.oecd.org/Index.aspx?DatasetCode=ODA_RECIP#) 320 C. MUSU, o.c., 76. 321 A. MARTIN-DIAZ, o.c., 34. 319
80
komende veertien jaar.322 Jordanië krijgt tussen 1993 en 2011 gemiddeld 65,113 miljoen USD ODA per jaar van EU instellingen en in totaal 1,172 miljard USD. Het land is recentelijk meer financiële hulp beloofd indien het regime de politieke hervormingen zou verderzetten. Syrië kreeg geringe financiële hulp – zo’n gemiddeld 8,941 miljoen USD per jaar tussen 1993 en 2003 van EU instellingen.323 Daar kwam verandering in in 2003: tussen 2003 en 2011 kreeg Syrië gemiddeld 50,701 miljoen USD van de EU instellingen. Libanon, tenslotte, kreeg gemiddeld 52,289 miljoen USD per jaar tussen 1993 en 2011, of 941,19 miljoen USD in totaal. Tot slot, de EU geeft aanzienlijke financiële steun aan de PA, Jordanië, Libanon en Syrië. Vooral haar steun aan de PA is enorm. Dit is niet verbazingwekkend, want deze zijn het armste en het toont de Unie’s steun voor de Palestijnse zaak. Over de periode 1993-2011 kreeg de PA ongeveer tien keer meer dan Syrië, vier keer meer dan Libanon, en drie keer meer dan Jordanië. Financiële hulp vermindert de spanningen en de kans op conflict, maar zorgt er ook wel voor dat de bezetting gemakkelijker in stand kan gehouden worden.324 Ook versterkt de grote financiële hulp naar de PA de EU’s reputatie als partijtrekker voor de Palestijnen, wat mogelijk haar onderhandelingspositie aantast. 4.3.3.
Regeringstype
De factor “regeringstype” is significant gerelateerd met conflict om zoetwaterbronnen wanneer de ene oeverstaat 322
EUROPEAN EXTERNAL ACTION SERVICE, Israel, 23.04.2012 (08.05.2012, European External Action Service, http://www.eeas.europa.eu/israel/index_en.htm). 323 OECD STATEXTRACTS, ODA by Recipient (30.04.2012, OECD: http://stats.oecd.org/Index.aspx?DatasetCode=ODA_RECIP#) 324 J. SELBY, o.c., 140-141.
81
een democratie is en de andere een autocratie.325 Zoals we reeds gezien hebben is Israël de enige democratie, zijn de PA en Libanon hybride regimes en Jordanië en Syrië autocratieën. De EU maakt gebruik van het principe van politieke conditionaliteit in haar relaties met niet-democratieën. Dit principe houdt in dat de EU de landen economische voordelen aanbiedt in ruil dat zij politieke (democratische) hervormingen doorvoeren. Toch focust de EU voornamelijk op economische hervormingen, met het idee in het achterhoofd dat economische hervormingen zouden leiden tot politieke liberalisering.326 De opzet van EMP was om de deelnemende landen politiek te hervormen, maar dat is niet gelukt. 327 Zoals reeds gezien zijn Israël, de PA, Jordanië, Libanon en Syrië geërgerd met de normatieve houding van de EU en vinden ze dat het principe van politieke conditionaliteit niet strookt met hun zelfbeschikkingsrecht.328 Over het algemeen zien we een tendens van voorzichtigheid en vage bewoordingen in de houding van de EU ten opzichte van MONA. Het is niet duidelijk of de EU wel werkelijk uit is op het in gang zetten van een democratiseringsproces in de regio. Zoals zelf gesteld doet de EU aan democratiebevordering om het ultieme doel van stabiliteit en welvaart te bereiken.329 Hieruit volgt dat wanneer men van mening zou zijn dat in een bepaald land democratie 325
Ibidem. E. KIENLE, “destabilization through partnership? Euromediterranean relations after the barcelona declaration” in Mediterranean Politics, 3, (1998), 2, p.3. 327 S. KEUKELEIRE en J. MACNAUGHTAN, o.c., 276-278. 328 Ibid., p. 216. 329 B. FERRERO-WALDNER, The Middle East in the EU’s External Relations, 11 Januari 2007 (20.06.2012, Europa, http://europa.eu/rapid/pressReleasesAction.do?reference=SPEECH/0 7/7). 326
82
niet zou leiden tot welvaart en stabiliteit, men de democratie in dit land niet zal steunen. Meer concreet vreest de EU dat wanneer de politieke islam versterkt zou worden, hun olie en gas – voorraad en hun politieke veiligheid in het gedrang zouden komen.330 Dit is de reden voor een aantal contradicties in het beleid van de EU ten opzichte van de landen in MONA. Wat de PA betreft, hamerde de EU voornamelijk op de financiële transparantie331, maar kneep wel een oogje dicht wat betreft de autocratie, corruptie en het niet-meewerkend Palestijns leiderschap.332 Toen in 2006 Hamas de grootste partij werd in de Gazastrook, weigerde de EU te handelen met Hamas, omdat de organisatie geclassificeerd staat als terroristische organisatie.333 De EU negeerde dus de democratische expressies van de Palestijnen, terwijl democratie één van de voorwaarden van hun hulp was.334 Ook in Libanon is er een sterke islamistische organisatie die de EU vreest te versterken: Hezbollah.335 De sjiitische bevolking wordt momenteel ondervertegenwoordigd in het Libanese parlement. De EU gaat met heel veel voorzichtigheid met deze kwestie om, omdat ze vreest dat een verandering in de status quo een versterking van Hezbollah inhoudt.336 Het associatieakkoord met Jordanië dingt vooral naar sociale en economische hervormingen.337 Als reactie op de Arabische Lente echter, voerde koning Abdullah politieke 330
M. PACE, l.c., p. 44. M. ASSEBURG, l.c., p. 19. 332 S. KEUKELEIRE en J. MACNAUGHTAN, o.c., 284. 333 M. PACE, l.c., p.46. 334 Ibidem. 335 P. SEEBERG, “The European Union’s democratization agenda in the Mediterranean: a critical inside-out approach” in Democratization, 16, (2009), 1, p. 83. 336 Ibid., p. 89. 337 A. MARTIN-DIAZ, o.c., 37. 331
83
hervormingen door die de EU bejubelde en beloofde de EU vervolgens meer economische voordelen en meer financiële hulp indien Jordanië de hervormingen zou verderzetten. Tussen de EU en Syrië werden de onderhandelingen over een associatieakkoord stopgezet in 2012 omwille van de Syrische burgeroorlog. Syrië heeft een volledig autocratisch regime. Tot slot, De EU haar aanpak wat betreft de nietdemocratische regimes in de regio is ietwat dubieus. In het geval van de PA en Libanon is de contradictie tussen de Unie’s veiligheidsprioriteit en haar democratiserings-ideaal het duidelijkst. Uiteindelijk verkiest ze haar eigen veiligheid boven de norm van de democratie. In Jordanië zijn er recentelijk bescheiden democratische hervormingen doorgevoerd, maar die hadden meer te maken met de vrees voor rebellie dan met de druk die werd uitgeoefend door de EU. De EU focuste voornamelijk op economische hervormingen, denkend dat deze zouden leiden tot politieke hervormingen. Dit idee bleek echter naïef te zijn. De kans op conflict over de aquifers en de Jordaan zou verlagen indien er ook in de Palestijnse Gebieden, Jordanië, Libanon en Syrië volledig democratische regimes geïnstalleerd zouden zijn. 4.3.4.
Verleden van samenwerking/conflict
De factor “een verleden van samenwerking” is matig gecorreleerd met samenwerking rond gemeenschappelijke zoetwaterbronnen.338 Alleen Jordanië en de Palestijnse Autoriteit hebben een verleden van samenwerking met Israël, en deze begon slechts met het vredesproces in de jaren ’90. De EU trachtte consequent sinds het begin van de jaren ’90 samenwerking te bevorderen en zo conflict te vermijden. Het Arabisch-Israëlisch conflict staat hoog op de agenda. Hun mededeling van September 1993 over de 338
A. T. WOLF, e.a., l.c., p. 13.
84
toekomstige relaties met het Midden-Oosten hamert op een regionaal integratieproces.339 Ook speelde de Unie een grote rol in het multilaterale vredesproces vanaf de Madrid Conferentie in 1991.340 Nadien startte ze het Barcelona proces 1995 waar het EMP uit voortvloeide dat zorgde voor regelmatige ontmoetingen tussen de landen.341 De resultaten van het EMP waren echter niet zo geslaagd. De focus van het EMP-opvolgende ENP bevond zich minder op interregionale samenwerking dan de EMP en meer op de agenda EU en bilaterale relaties.342 Recentelijk richtte de Unie de UfM op dat als een nieuwe EMP dienst moet doen. Sinds 2002 participeert de EU in het Middle East Quartet en bouwde het stappenplan “Roadmap for Peace” mee uit. Kortom, de EU zet zich duidelijk in om haar stem te laten horen in het Midden-Oosten en om het vredesproces op gang te trekken. Tot nu toe waren ze nog niet succesvol.
339
EUROPEAN COMMISSION, final communication from the Commission on “Future relations and cooperation between the Community and the Middle East,” 8 September 1993, 3. 340 M. ASSEBURG, l.c., p. 17 341 A.MARTIN-DIAZ., o.c., 27. 342 L PLATEAU, o.c., , 285.
85
Conclusie Eerst zocht ik een antwoord op de eerste onderzoeksvraag, namelijk: “In welke mate is de aanwezigheid van gemeenschappelijke zoetwaterbronnen een factor die samenwerking of net conflict bevordert tussen enerzijds Israël en anderzijds de Palestijnse Autoriteit, Jordanië, Libanon en Syrië?” Tijdens de Osloperiode waren er veelbelovende ontwikkelingen: er vonden zowel officiële als inofficiële onderhandelingen plaats over de verdeling van de waterrechten. Er ontstond ook een officiële watersamenwerking tussen Jordanië en Israël en tussen de PA en Israël. Na de Tweede Intifada echter, zetten de track II – waterdiplomatie zich verder, maar stopten de officiële wateronderhandelingen. De watersamenwerking tussen de PA en Israël werd ook stopgezet en de relaties tussen hen verslechterden. De aanwezigheid van een gemeenschappelijke zoetwaterbron leidde in het geval van Jordanië tot samenwerking met Israël. De waterrechten op de Jordaan werden als een onderhandelingspion gebruikt in het vredesakkoord. Meer water voor Jordanië werd overeengekomen in ruil voor “a friendly neighbour” voor Israël, oftewel, een normalisatie van de relaties. Dergelijke overeenkomst is slechts mogelijk geweest door een aantal gunstige omstandigheden. Onder meer was de officiële watersamenwerking mogelijk door het Israëlisch-Jordaans waterregime dat al bestaat sinds kort na het ontstaan van Israël. Ook is er reeds een lange periode een détente in de Jordaans-Israëlische relaties. De formele watersamenwerking tussen beide landen is mogelijk ook te wijten aan het grote verschil in hun bevolkingsdichtheden. Het is echter voornamelijk de politieke wil van het leiderschap dat ervoor heeft gezorgd dat de watersamenwerking tussen Israël en Jordanië werd geformaliseerd. 86
Bevorderen de gemeenschappelijke zoetwaterbronnen conflict tussen Israël en de overige oeverstaten? Misschien. Misschien was de oorlog tussen Hezbollah en Israël in 2006 geïnspireerd op het Wazzani-incident. Misschien was de oorlogsretoriek van Sharon tijdens het Wazzani-incident niet enkel en alleen bedoeld om af te schrikken. Hier is geen uitsluitsel over. De onderzochte factoren tonen alleszins een eerder negatief verhaal: de hegemonische positie van Israël, versterkt door de grote financiële hulp, het feit dat Israël een democratie is en de andere autocratieën of hybride regimes, de hoge waterafhankelijkheid van het militair krachtige en stroomneerwaartse Israël,… De belangrijkste component, echter, is de conflictueuze aard van de relaties. We hebben gezien dat de waterrechten meermaals onderwerp waren van issue linkage, maar dat beide kanten niet willen toegeven in de veiligheidskwesties. Deze tussenkomst van de “high politics” is dan ook de belangrijkste reden waarom de aanwezigheid van de gemeenschappelijke zoetwaterbronnen niet tot samenwerking geleid heeft tussen enerzijds Israël en anderzijds de PA, Libanon en Syrië. Vervolgens zocht ik een antwoord op de tweede onderzoeksvraag, namelijk: “In welke mate en op welke manier bevorderde de EU de samenwerking tussen enerzijds Israël en anderzijds de Palestijnse Autoriteit, Jordanië, Libanon en Syrië met betrekking tot hun gemeenschappelijke zoetwaterbronnen?” De rol die de EU speelde in deze case, is gedeeltelijk positief en gedeeltelijk negatief. Over het algemeen doet de EU minder dan in haar capaciteit ligt, en lijkt ze schrik te hebben om Israël tegen zich in het harnas te jagen. De EU heeft geprobeerd, en probeert nog steeds een waterregime tussen de oeverstaten in te stellen, dat samenwerking bevordert. Dit deed ze via de MWGWR, het EXACT, het EMP en tenslotte de UfM. Vervolgens geeft ze ook heel wat financiële hulp, dat ook samenwerking bevordert, 87
vooral veel aan de PA. In haar donorrol oefent ze druk uit op de Israëli om vergunningen te verkrijgen om bronnen aan te boren in Area C. De EU heeft tenslotte ook steeds geprobeerd de verschillende partijen aan tafel te krijgen en het vredesproces op gang te trekken. Dit blijkt uit haar rol in het Oslovredesproces, de opzet van het EMP en de ENP en haar deelname in het Middle East Quartet. Dit is mogelijk nog haar belangrijkste rol. We hebben namelijk gezien dat de onopgeloste veiligheidssituatie tussen de landen de grootste struikelblok tot watersamenwerking vormt. Een aantal negatieve punten dienen ook geadresseerd te worden. Ten eerste veranderde de EU haar focus op een regionale aanpak in een focus op bilaterale relaties, wat niet ten goede kwam van het vredesproces en zeker niet van een oplossing voor het waterconflict. Ten tweede zou een democratisch Midden-Oosten een positieve invloed hebben op het waterconflict. De EU neemt echter een dubieuze houding aan ten opzichte van democratiebevordering in het MiddenOosten, uit vrees dat haar eigen belangen in gevaar zouden komen. Ten derde zou de financiële hulp aan de PA mogelijk een oplossing van het conflict op de lange baan schuiven. Tenslotte staan de sterk politiek getinte verklaringen over de waterproblematiek in contrast met het vermijden van de politiek gevoelige kwesties. De EU is waarschijnlijk afkerig om haar verstandhouding met Israël in gevaar te brengen. Het gevaar in deze aanpak is echter wel dat de Arabische partijen de EU zullen verwijten enkel “lip service” aan de waterkwestie te geven, zonder er werkelijk iets aan te doen.
88
Bronnen ALLAN, J.A., “Hydro-Peace in the Middle East: Why no Water Wars? A Case Study of the Jordan River Basin” in SAIS Review, 22, (2002), 2, pp. 255-272. AMNESTY INTERNATIONAL, Israel rations Palestinians to trickle of water, 27.10.2009 (20.04.2012, Amnesty International: http://www.amnesty.org/en/news-andupdates/report/israel-rations-palestinians-trickle-water20091027). ANDERSSON, J.J. en BISCOP, S., (reds.), The EU and the European Security Strategy: Forging a global Europe, 2008, Routledge, 193p. ASSAF, K., Joint projects and programs promoting Middle East cooperation and knowledge in the water sector, 12.08.2010. (10.05.2012, Euro-Mediterranean Information System on know-how in the Water sector, http://www.emwis.net/documents/database/joint-projects-andprograms-promoting-middle-east). ASSEBURG, M., “From declarations to implementation? The three dimensions of European policy towards the conflict” in ORTEGA, M., The European Union and the crisis in the Middle East, CHAILLOT PAPERS, (2003), 62, pp. 11-26. BUZAN, B. en GONZALEZ-PELAEZ, A., International Society and the Middle East: English School Theory at the Regional Level, Palgrave Macmillan, 2010, 280p. CARIUS, A., DABELKO, G. en WOLF, A., Water, Conflict and Cooperation. ECSP Rapport, 10, (2004), pp. 60-66.
89
CHIKHI, D. en KRAUSS, S., “Rethinking or readapting EU policy towards the Mediterranean and the Middle East after 9/11?” in BONO, G., (red.) The impact of 9/11 on European Foreign and Security Policy, Brussels University Press, 2006, pp. 203-230. COUNCIL OF THE EUROPEAN UNION, Council conclusions on the Middle East Peace Process, 3166th FOREIGN AFFAIRS Council meeting, Brussels, 14 Mei 2012, 3. (16.05.2012, Council of the European Union, http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_Data/docs/pressd ata/EN/foraff/130195.pdf). DAJANI, M., “Dry Peace: Syria – Israel and the Water of the Golan” in The Atkin Paper Series, (2011), pp. 1-29. DANNREUTHER, R., “The European Security Strategy’s regional objective” in BISCOP, S. en ANDERSSON, J.J., (Reds.), The EU and the European Security Strategy: Forging a global Europe, Routledge, 2008, pp. 62-80. DE CHÂTEL, F., Confronting Scarcity in the Gaza Strip, 27.02.2012. (19.04.2012, Revolve-Magazine: http://www.revolve-magazine.com/home/2012/02/27/scarcitygaza/). DE CHÂTEL, F., The Middle Sea, 13.03.2012. (19.04.2012, Revolve: http://www.revolvemagazine.com/home/2012/03/13/the-middle-sea/). DECONINCK, S., The Wazzani-incident in the summer of 2002 – a phoney war?, 2006, (15.03.2012, Waternet: http://www.waternet.be/jordan_river/wazzani.htm).
90
DELLI PRISCOLI, J., Participation, consensus building and conflict management training course. UNESCO-IHP-WWAP. IHP-VI Technical documents in Hydrology, PC-CP s. N.22, 179p. DE VILLIERS, M. Water: the fate of our most precious resource, Houghton Mifflin Harcourt, 2001, 368p. DINAR, S., “Power Asymmetry and Negotiations in International River Basins” in International Negotiation, 14, (2009), 2, pp. 329-360. DUFFIELD, J., “What are international institutions?” in International Studies Review, 9, (2007), pp. 1-22. ECONOMIST INTELLIGENCE UNIT, Democracy Index 2010: Democracy in retreat, November 2010 (30.04.2012, EIU: http://graphics.eiu.com/PDF/Democracy_Index_2010_web.pdf ) EMWIS, Mediterranean Charter for Water, Rome 1992, 3. (10.05.2012, Euro-Mediterranean Information System on know-how in the Water sector, http://www.emwis.net/overview/fol101997/fol590538/doc623 128/generate_pdf?url=overview/fol101997/fol590538/doc623 128&lang=en). EUROPEAN COMMISSION, Barcelona declaration, 27-28 November 1995, 17. (10.05.2012, European Commission, http://ec.europa.eu/research/iscp/pdf/barcelona_declaration.pdf ). EUROPEAN COMMISSION, Commission Decision on the financing of a global plan for humanitarian actions from the 91
budget of the European Communities for the most vulnerable populations victims of the Israeli-Palestinian conflict in the Middle East, 2008. (12.05.2012, European Commission, http://ec.europa.eu/echo/files/funding/decisions/2009/middleeast_GP_01000_en.pdf). EUROPEAN COMMISSION, final communication from the Commission on “Future relations and cooperation between the Community and the Middle East,” 8 September 1993. EUROPEAN COMMISSION, EU Partnership for peace programme, Guidelines for grant applicants, Open Call for Proposals, 2012. EUROPEAN COMMISSION, European Neighbourhood and partnership instrument: Jordan, strategy paper 2007-2013 & National indicative Programme 2007-2010, 55. (24.05.2012, European Commission, http://ec.europa.eu/world/enp/pdf/country/enpi_csp_nip_jorda n_en.pdf). EUROPEAN COMMISSION, European Neighbourhood and Partnership Instrument: Lebanese Republic country strategy paper 2007-2013 and national indicative programme 20072010, 44. (24.05.2012, European Commission, http://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2007/october/tradoc_136 439.pdf). EUROPEAN EXTERNAL ACTION SERVICE, Communication from the Commission on Conflict Prevention, 11 April 2001. (09.05.2012, European External Action Service, http://eeas.europa.eu/cfsp/crisis_management/docs/com2001_ 211_en.pdf).
92
EUROPEAN EXTERNAL ACTION SERVICE, EU Partnership for Peace Programme. (20.05.2012, European External Action Service, http://eeas.europa.eu/delegations/westbank/documents/news/2 0120504_pfppataglance_en.pdf). EUROPEAN EXTERNAL ACTION SERVICE, European Neighbourhood and Partnership Instrument, Syrian Arab Republic, National Indicative Programme 2011-2013. (08.05.2012, European External Action Service, http://eeas.europa.eu/syria/csp/2011_enpi_nip_syria_en.pdf). EUROPEAN EXTERNAL ACTION SERVICE, Israel, 23.04.2012 (08.05.2012, European External Action Service, http://www.eeas.europa.eu/israel/index_en.htm). EUROPEAN EXTERNAL ACTION SERVICE, Reply – Thirsting for Justice Campaign, 31 Januari 2012, 1. (17.05.2012, European external Action Service, http://eeas.europa.eu/petitions/2012/20120131_thirstingforjust ice_en.pdf). EUROPEAN EXTERNAL ACTION SERVICE, Republic of Jordan, 26.04.2012 (08.05.2012, European External Action Service, http://eeas.europa.eu/lebanon/index_en.htm). EUROPEAN EXTERNAL ACTION SERVICE, Syrian Arab Republic, 27.04.2012 (08.05.2012, European External Action Service, http://www.eeas.europa.eu/syria/index_en.htm). EU WATER INITIATIVE, About the EU Water Initiative. (23.05.2012, EUWI, http://euwi.net/about-euwi). EU WATER INITIATIVE, Brief Report of Activities 2008 including elements for 2009 presented to the UfM Water 93
Expert Group, 7-8 September 2009, 17. (23.05.2012, EUWI, http://www.euwi.net/files/MED_EUWI_Report_2008_0.pdf). FERRAGINA, E., “The effects of the Israeli-Palestinian conflict on water resources in the Jordan river basin” in Global Environment, 2, (2008), pp. 152-170. FERRAGINA, E., “The Water Issue in the Mediterranean” in E. FERGINA, C. NARBONA en M. SCOULLOS, (reds.), Environmental and Sustainable Development in the Mediterranean, pp. 53-79. FREROT, A., “The European Union and the Challenge of Water Scarcity” in European Issues, 126, (2008), pp. 1-10. GENEVA-ACCORD, GI teams hold water dialogue in Maryland, 21 Augustus 2008 (17.06.2012, GENEVAACCORD, http://www.geneva-accord.org/mainmenu/giteams-hold-water-dialogue-in-maryland). GENEVA-ACCORD, Mission Statement (17.06.2012, GENEVA-ACCORD, http://www.genevaaccord.org/mainmenu/mission-statement). GENEVA-ACCORD, The Geneva Accord: A Model IsraeliPalestinian Peace Agreement, 12 Oktober 2003 (17.06.2012, GENEVA-ACCORD, http://www.genevaaccord.org/mainmenu/english). GLEDITSCH, N. P., FURLONG, K.., HEGRE, H., LACINA, B. en OWEN, T., “Conflicts over shared rivers: resource scarcity or fuzzy boundaries?” in Political Geography, 25, (2006), 4, pp. 361-382.
94
GLEICK, P. H., “Water and conflict: Fresh Water Resources and International Security” in International Security, 18, (1993), 1, pp. 79-112. HADDADIN, M. “Negotiated resolution of the Jordan-Israel water conflict” in International negotiation, 5, (2000), 2, pp. 263-288. HAMMOUD, R.A., Water Scarcity as a Window of Opportunity for a Peaceful Settlement in the Middle East, Beiroet en Byblos, Lebanese American University, 2001 (Diss. Mas.), 76p. HAUGE, W. en ELLINGSEN, T., “Beyond environmental scarcity: causal pathways to conflict” in Journal of Peace Research, 35 (1998), pp. 299-317. HERRBERG, A., Perceptions of international peace mediation in the EU: A Needs Analysis. Rapport door Initiative for Peacebuilding – November 2008, 26p. HOF, F.C., Mapping Peace between Syria and Israel. Rapport door United States Institute of Peace. – Maart 2009, 20p. HOMER-DIXON, T., “Environmental Scarcities and Violent Conflict: Evidence from cases” in International Security, 19, (1994), 1, pp. 5-40. HOMER-DIXON, T., “On the Treshold: Environmental Changes as Causes of Acute Confict” in International Security, 16, (1991), 2, pp. 76-116. HUSSEIN, A.A., “Water Wars in the Middle East: A Looming Threat,” in The Geographical Journal, 168, (2002), 4, pp. 313323.
95
ISRAEL MINISTRY OF FOREIGN AFFAIRS, Agreement on the Gaza Strip and the Jericho area, 4 Mei 1994. (15.04.2011, MFA, http://www.mfa.gov.il/MFA/Peace%20Process/Guide%20to% 20the%20Peace%20Process/Agreement%20on%20Gaza%20S trip%20and%20Jericho%20Area). ISRAEL MINISTRY OF FOREIGN AFFAIRS, The IsraeliPalestinian Interim Agreement, 28 September 1995. (15.04.2011, MFA, http://www.mfa.gov.il/MFA/Peace+Process/Guide+to+the+Pe ace+Process/THE+ISRAELIPALESTINIAN+INTERIM+AGREEMENT.htm). ISRAEL MINISTRY OF FOREIGN AFFAIRS, Treaty of Peace Between the State of Israel and the Hashemite Kingdom of Jordan, 26 Oktober 1994. (15.04.2012, MFA, http://www.mfa.gov.il/MFA/Peace%20Process/Guide%20to% 20the%20Peace%20Process/IsraelJordan%20Peace%20Treaty). JÖNSSON, C. en HALL, M., Essence of diplomacy, Palgrave Macmillan, 2007, 207p. KARTIN, A., “Factors inhibiting structural changes in Israel’s water policy” in Political Geography, 19, (2000), 1, pp. 97115. KATZ, D.L., “Investigating Incentives to exaggerate the risks of Water Wars” in NATO Science for Peace and Security Series C: Environmental Security, 1, (2009), pp. 21-28. KEUKELEIRE, S. en MACNAUGHTAN, J., The foreign policy of the European Union, Palgrave Macmillan, 2008, 374p. 96
KEUKELEIRE, S., “The European Union as a Diplomatic Actor: Internal, Traditional and Structural Diplomacy” in Diplomacy & Statecraft, 13, (2003), 3, pp. 31-56. KIENLE, E. “destabilization through partnership? Euromediterranean relations after the barcelona declaration” in Mediterranean Politics, 3, (1998), 2, pp. 1-20. KLIOT, N., SHMUELI, D. en SHAMIR, U. “Institutions for management of transboundary water resources: their nature, characteristics and shortcomings” in Water Policy, 3, (2001), pp.229- 255.
KRAMER, A., Regional Water Cooperation and Peacebuilding in the Middle East. Rapport door Initiative for Peacebuilding - December 2008, 42p. LIBISZEWSKI, S., “Water Disputes in the Jordan Basin Region and their Role in the Resolution of the Arab-Israeli Conflict,” in Environment and Conflicts Project, 13, (1995), 114p. LOWI, M., Water and power: the politics of a scarce resource in the Jordan river basin, Cambridge: Cambridge university Press, 1993, 291p. MARTIN-DIAZ, A., The Middle East peace process and the European Union, Rapport voor Europese Parlament – 1999, 258p. MAYNES, C. W., “the Middle East in the Twenty-First Century” in Middle East Journal, 52, (1998), 1, pp. 9-16.
97
MUSU, C., European Union policy towards the Arab-Israeli peace process: the quicksands of politics, Palgrave Macmillan, 2010, 224p. OECD STATEXTRACTS, ODA by Recipient (30.04.2012, OECD: http://stats.oecd.org/Index.aspx?DatasetCode=ODA_RECIP#) PACE, M. “The European Union’s democratization agenda in the Mediterranean: a critical inside-out approach” in Democratization, 16, (2009), 1, pp. 39-58. PALESTINIAN WATER AUTHORITY, Projects, 2010 (18.05.2012, Palestinian Water Authority, http://www.pwa.ps/DesktopDefault.aspx?tabID=4207&lang=e n). PACIFIC INSTITUTE, Water Conflict Chronology, 10 November 2008. (25.11.2011, PACIFIC INSTITUTE, http://worldwater.org/conflictchronology.pdf). PALESTINIAN WATER AUTHORITY, Projects Summary Sheet (18.05.2012, Palestinian Water Authority, http://www.pwa.ps/Portals/_PWA/ectao.pdf). PHILIPS, D, DAOUDY, M., MCAFFREY, S., OJENDAL, J.,. en TURTON, A., “Trans-boundary Water cooperation as a tool for conflict prevention and for broader benefit sharing” in EXPERT GROUP ON DEVELOPMENT ISSUES, Global Development Studies, 4, Edita Stockholm, (2006), pp. 1-249. PLATEAU, L., The role of the EU in the Israeli-Palestinian Peace Process (2002-2008): An Analysis of the European Union’s participation in the Middle East Quartet, Leuven, KULeuven, 2008-2009 (Diss.Mas.), 61 p.
98
REVOLVE, Confronting scarcity in the Gaza Strip, 27.02.2012 (20.04.2012, Revolve-Magazine: http://www.revolve-magazine.com/home/2012/02/27/scarcitygaza/). RICHARDS, A. en SINGH, N., “No easy exit: property rights, markets and negotiations over water” in Water Resources Development, 17, (2001), 3, pp. 409-425. ROSENTHAL,E. en SABEL, R., “Water and Diplomacy in the Jordan River Basin” in Israel Journal of Foreign Affairs, 3, (2009), 2, pp. 95-116. ROUYER, A.R., “The Water Issue in the Palestinian – Israeli peace process” in Survival: Global Politics and Strategy, 39, (1997), 2, pp. 57-81. SEEBERG, P. “The European Union’s democratization agenda in the Mediterranean: a critical inside-out approach” in Democratization, 16, (2009), 1, pp. 81-99. SELBY, J., “New Security Thinking’ in Israeli-Palestinian Water Relations” in Hexagon Series on Human and Environmental Security and Peace, 4, (2009), 1, pp. 623-631. SELBY, J., Water, Power and Politics in the Middle East: the other Israeli-Palestinian Conflict, Taurus, 2003, 275p. SHEHADA, M., A Gaza Water Diary, 22.04.2012. (19.04.2012, Revolve-Magazine: http://www.revolvemagazine.com/home/2012/04/22/gaza-water-diary/). SHUVAL, H.I., “Are the Conflicts between Israel and Her Neighbors Over the Waters of the Jordan River Basin an Obstacle to Peace? Israel-Syria As a Case Study” in Water, Air & Soil Pollution, 123, (2000), 1-4, pp. 605-630. 99
SIMON, S., “Complexity, Democracy and Sustainability: Promoting Water Security Through Systemic Online Negotiations” in Systemic Practice and Action Research, 20, (2007), 3, pp. 273-291. SWAIN, A., Managing Water Conflict: Asia, Africa and the Middle East, Rowe Ltd. Chippenham, Wiltshire, 2004, 243p. TROTTIER, J., “Water Wars: the Rise of a Hegemonic Concept,” in UNESCO PCCP Series, 6, (2003), pp. 1-16. UNION FOR THE MEDITERRANEAN, Strategy for Water in the Mediterranean, final draft, march 2012, 18. (23.05.2012, UfM, http://www.ufmwater.net/themes/SWM.doc). UNITED NATIONS HIGH COMMISSIONER FOR REFUGEES, Declaration of Principles on Interim SelfGovernment Arrangements, 13 September 1993, 12. (15.04.2011, UNHCR, http://www.unhcr.org/refworld/pdfid/3de5e96e4.pdf). UNDATA, Population density (per square kilometer), 25.10.2011 (30.04.2012, UNITED NATIONS: http://data.un.org/Data.aspx?d=PopDiv&f=variableID%3A14) . VAN GENDEREN, R. en ROOD, J., Water Diplomacy: a Niche for the Netherlands?. Rapport door Netherlands Institute of International Relations ‘Clingendael.’ – December 2011, 46p. WILLIAMS, P.A., “Turkey’s Water Diplomacy: A Theoretical Discussion’ in Turkey’s water policy” in KIBAROGLU, A., KRAMER, A. en SCHEUMANN, W. (Reds.), Turkey’s Water Policy: National Frameworks and 100
International Cooperation, New York: Springer, 2011, pp. 197-214. WOLF, A.T.,(a) “Criteria for Equitable Allocations: the Heart of International Water Conflict” in Natural Resources Forum, 23, (1999), 1, pp. 3-30. WOLF, A.T., (b) ““Water Wars” and Water Reality: Conflict and Cooperation Along International Waterways” in LONERGAN, S.C., Environmental Change, Adaptation, and Security, Springer, 1999, pp. 251-265. WOLF, A.T. en NEWTON, J. T., Case study transboundary dispute resolution: Multilateral Working Group on Water Resources (Middle East), 13p. WOLF, A. T., YOFFE, S. B. en GIORDANO, M., “International waters: indicators for identifying Basins at Risk” in UNESCO PCCP Series, (2003), 20, pp. 1-24 YIN, R.K., Case study research: design and methods, Sage Publications, 2003, 181p. YOFFE, S., WOLF, A. T. en GIORDANO, M., “Conflict and Cooperation over International Freshwater Resources: Indicators of Basins at Risk” in Journal of the American Water Resources Association, 39, (2003), 5, pp. 1109-1126. ZEITOUN, M., Bitter Harvest, 07.02.2012. (19.04.2012, Revolve-Magazine: http://www.revolvemagazine.com/home/2012/02/07/bitter-harvest/). ZEITOUN, M., MIRUMACHI, N. en WARNER, J., “Transboundary Water Interaction II: the Influence of “Soft Power” ” in International Environmental Agreements, 11, (2011), pp. 159-178. 101
ZEITOUN, M. en WARNER, J., “Hydro-Hegemony: A Framework for Analysis of Water Conflicts” in Water Policy, 8, (2006), 5, pp. 435-460. ZEITOUN, M., “Violations, Opportunities and Power Along the Jordan River: Security Studies Theory Applied to Water Conflict” in Water Resources in the Middle East, 5, (2007), pp. 213-223.
102
Bijlage Gegevens respondenten Ludivine Andriot Studente Europese Studies aan ULB en voormalig stagiair aan de UfM Philip Caroom Lid van de Annapolis Peace & Justice Center en medeonderhandelaar van het Geneva Initiative Abdelrahman Tamimi Directeur-Generaal van de Palestinian Hydrology Group Palestinian Hydrology Group for water and environmental development Irna van der Molen Assistent-professor in het centrum voor conflictstudies aan de Universiteit van Utrecht en onderzoekster aan Geoplan International Ruben van Genderen Onderzoeks- en onderwijsassistent en doctoraatsstudent aan de KULeuven
103