M200402
Kansen in de nieuwe EU-lidstaten De betekenis van de uitb reid in g van de Europese Unie vo or het Ned erlan dse MKB
Guido Brummelkamp Jolanda Hessels Zoetermeer, 29 april 2004
Kansen in de nieuwe EU-lidstaten Eén mei 2004 treden tien landen toe tot de Europese Unie. Momenteel doet het MKB vooral zaken met Polen en Tsjechië. Bedrijven die actief zijn in de toetredende landen doen vooral aan im- en export, 13% maakt gebruik van arbeidskrachten uit de nieuwe EU-landen en 9% produceert in Midden- en Oost-Europa. De uitbreiding biedt voor veel MKB-bedrijven nieuwe perspectieven. Bedrijven in industrie, transport, bouwnijverheid en handel zien door de uitbreiding vooral kansen om de afzetmarkt te vergroten. De bouw ziet daarnaast met name mogelijkheden om nog meer goedkope arbeidskrachten naar Nederland te halen. Het verplaatsen van productieprocessen wordt als een aanzienlijke kans gezien door bedrijven in zowel de bouwnijverheid als de industrie. Het merendeel van de MKB-bedrijven die kansen hebben gesignaleerd geeft aan daadwerkelijk van plan te zijn op deze kansen in te spelen. Het blijft de vraag in hoeverre alle kansen daadwerkelijk zullen worden benut. Voor veel ondernemers hebben de toetreders nog steeds een slecht imago. De belangrijkste belemmeringen die bedrijven in deze landen ervaren zijn de geringe betrouwbaarheid van handelspartners en de overheid. Andere knelpunten die een rol spelen zijn de taal en cultuur van het zakendoen en gebrek aan deskundigheid van het personeel.
Leeswijzer In deze minirapportage wordt ingegaan op de betekenis van de uitbreiding van de Europese Unie voor het Nederlandse MKB. Achtereenvolgens komen de volgende onderwerpen aan de orde: − Uitbreiding van de EU; − Het Nederlandse MKB en de toetredende landen; − Kansen voor het MKB in de toetredende landen.
Uitbreiding van de EU Economische betekenis van uitbreiding is waarschijnlijk bescheiden Eén mei 2004 is het dan zover: tien landen zullen toetreden tot de Europese Unie. Voor deze landen is dit een gebeurtenis van grote historische betekenis. Wat de toetreding voor de huidige lidstaten zal betekenen is nog onduidelijk. Het scenario waar uiteindelijk voor gekozen is, is dat van de zogenoemde ‘big bang’, waarbij tien landen in één keer toetreden. Dat dit veel overhoop haalt in de structuur van de besluitvorming van de Europese Unie is evident. De impact die de toetreding zal hebben op de nationale economieën van de huidige lidstaten is echter aanzienlijk minder dramatisch. Het CPB rekende voor dat het samengestelde BNP van de huidige lidstaten op termijn met 0,2% zal toenemen. Wat betreft de arbeidsmigratie vanuit de landen verwacht het Planbureau de komende jaren in Nederland tussen de 5.000 en 10.000 migranten en 10.000 seizoenwerkers. Uitbreiding zal handels- en investeringsrelaties versoepelen Concreet zal de uitbreiding ten minste drie positieve ontwikkelingen voor de handel met en investeringen in Midden- en Oost-Europa met zich meebrengen: − De administratieve handelsbarrières worden verlaagd: de meeste kandidaatlidstaten hebben inmiddels voor uiteenlopende producten het invoertarief afge-
2
−
−
schaft. Na toetreding zullen ook andere barrières worden beslecht zoals bijvoorbeeld de administratieve handelingen en bijbehorende wachttijden aan de grenzen. Technische handelsbarrières verdwijnen: de kandidaat-lidstaten zullen de standaarden en reguleringen van de interne markt overnemen zodat technische handelsbarrières verdwijnen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de Europese eisen die aan kwaliteit en veiligheid van producten en productieprocessen worden gesteld. Afname van risico’s en onzekerheden: de toetredende landen zullen een aanzienlijk deel van hun wetgeving moeten aanpassen aan dat van de EU-landen en hebben dit voor een groot deel ook al gedaan. Dit zal onder meer leiden tot eenduidige en vergelijkbare eisen voor het bedrijfsleven. Voor westerse bedrijven wordt de Midden- en Oost-Europese markt daarmee transparanter en toegankelijker.
Groei buitenlandse investeringen in toetredende landen De ontwikkeling van de markteconomie in Midden- en Oost-Europa heeft de afgelopen jaren al nieuwe mogelijkheden geboden in verschillende bedrijfssectoren. Naast uitbreiding van de afzetmarkt als gevolg van economische groei hebben veel bedrijven de kansen benut om de kosten te drukken door productieprocessen naar deze landen te verplaatsen. Hoewel de arbeidsproductiviteit aanzienlijk achterloopt op die van het gemiddelde EU-land, is de verhouding tussen productiviteit en loonkosten nog altijd gunstiger dan bijvoorbeeld in Nederland. Oost-Europeanen zijn in het algemeen goed opgeleid. Dit biedt mogelijkheden om in deze landen naast arbeidsintensieve productie ook kennisintensieve productie en dienstverlening te ontwikkelen. In de meeste kandidaatlidstaten is de afgelopen jaren door steeds meer buitenlandse bedrijven geïnvesteerd. Deze groei heeft zich met een golfbeweging in de toetredende landen gemanifesteerd. Hongarije is als koploper over de sterkste groei heen. Na Tsjechië en Slowakije zijn vervolgens Polen en de Baltische staten meer in beeld gekomen bij buitenlandse bedrijven en financiers. Toetreders zijn sterk in arbeids- en kennisintensieve sectoren Wanneer gelet wordt op ontwikkelingen op sectoraal niveau, valt op dat Tsjechië, Slowakije en Hongarije een sterke groei hebben doorgemaakt in de productie van elektronica en andere ‘high skill products’. Opvallend voor deze drie landen is de relatief sterke positie in sectoren die arbeids- en kennisintensief zijn. Voor de andere kandidaatlanden, zoals Polen, ligt het zwaartepunt bij producten met een arbeidsintensieve bewerking waarvoor het opleidingsniveau lager is. De ontwikkeling van de Baltische staten is in de afgelopen drie jaar pas goed op gang gekomen. Hun betekenis zal in het geheel van Europa beperkt zijn vanwege de geringe omvang van de economieën en de decentrale ligging. Deze landen hebben er langer dan de andere landen over gedaan om de afhankelijkheid van Rusland terug te dringen. Veel sectoren waren vanwege grondstoffen, en met name energie en afzetmarkt afhankelijk van Rusland. In de afgelopen jaren is de export naar de EU fors toegenomen. Sinds 2000 ligt het belang van de EU in de totale export van alle drie de landen boven 1 de zestig procent .
1
Uitbreiding van de EU naar Oost-Europa, Abraham et al. 2001.
3
Het Nederlandse MKB en de toetreders De grotere Nederlandse bedrijven hebben de stap naar de toetredende landen al snel na de ‘wende’ gezet. Vanwege de grote schaal waarop deze bedrijven opereren konden investeringen die moesten worden gedaan om barrières te beslechten worden terugverdiend. Voor veel kleinere bedrijven waren de barrières te groot. Omdat met de uitbreiding een aantal belangrijke hobbels (op termijn) zal verdwijnen, biedt het deze bedrijven nu alsnog perspectieven. EIM heeft onlangs 1.742 kleine en middelgrote bedrijven gevraagd welke kansen men na de uitbreiding ziet in de toetredende landen. Voor veruit de meeste MKB-bedrijven is de uitbreiding geen onderwerp. Het leeuwendeel van het Nederlandse MKB is te klein en te sterk gebonden aan de regio. Het betreft onder meer de kleine detaillist en de plaatselijke horeacaondernemer. Polen, Tsjechië en Hongarije zijn belangrijkste zakelijke partners voor Nederlandse bedrijfsleven Tussen de toetredende landen bestaan grote verschillen in de betekenis die zij hebben voor het Nederlandse bedrijfsleven als geheel. Polen, Tsjechië en Hongarije zijn van de kandidaat-lidstaten de landen met de grootste economieën. Ook zijn dit de landen waarmee het Nederlandse bedrijfsleven de meeste banden onderhoudt van alle toetredende landen. In 2002 waren volgens het CBS ruim 400 Nederlandse bedrijven actief in Polen, eenzelfde aantal was actief in Hongarije. Sinds de ‘wende’ is de betekenis van deze landen voor Nederlandse bedrijven toegenomen. In de laatste jaren is echter sprake van een afvlakking van de groei. figuur 1
Im- en exportvolumes (X 1.000.000 euro), 2000-2002
3.000
2.500
2.000
1.500
1.000
500
0 2000
2001
2002
Polen
2000
2001
2002
2000
Tsjechië import
2001
2002
Hongarije export
Bron: CBS, bewerking EIM.
8% van het MKB onderhoudt zakelijke contacten met de toetreders Specifiek voor het MKB geldt dat van de 1.742 ondervraagde bedrijven er 147 (8%) reeds zakelijke contacten onderhouden met de toetredende landen. Onder deze bedrijven bevinden zich met name industriële bedrijven, bouwbedrijven, transportondernemingen en bedrijven in de handelssector. In figuur 2 is een overzicht gegeven van de 1 landen waarmee het Nederlandse MKB momenteel zakendoet. 1
4
Cyprus en Malta zijn buiten beschouwing gelaten in deze studie.
figuur 2
Landen waarmee zaken wordt gedaan (% van ondernemingen die actief zijn in de toetredende landen)
80
70
60
50
40
30
20
10
0 Estland
Letland
Litouwen
Polen
Tsjechië
Slowakije
Hongarije
Slovenië
Bron: EIM, 2004.
Net als uit de macrocijfers van het CBS, blijkt ook uit de resultaten van het MKBBeleidspanel dat Polen de belangrijkste handelspartner is. 70% van de ondervraagde bedrijven die in het oosten actief zijn, doet zaken met Polen. Daarnaast blijkt dat ook een aanzienlijk deel (52%) van de bedrijven banden onderhoudt met Tsjechië, op afstand gevolgd door Hongarije (27%). De MKB-bedrijven zijn gemiddeld in 2 à 3 landen actief. MKB drijft met name handel met nieuwe toetreders Aan de MKB-ondernemers die zakelijk contact hebben met de toetredende landen is gevraagd om welke activiteiten het gaat. De resultaten zijn weergegeven in tabel 1. tabel 1
Aard van de relaties met bedrijven in de toetredende landen (% van ondernemingen die actief zijn in de toetredende landen) (meerdere antwoorden mogelijk) %
Exporteren
47
Importeren
42
Produceren
9
Contracteren van arbeidskrachten
13
Overig
13
Bron: EIM, 2004.
Het blijkt dat vooral de handelsbanden sterk zijn. Bijna de helft van de bedrijven geeft aan te exporteren naar Midden- en Oost-Europa en een iets kleiner deel van het MKB doet aan import uit die landen. Verder blijkt dat 13% gebruik maakt van arbeidskrachten uit de nieuwe EU-landen. Tot slot geeft 9% aan te produceren in Midden- en OostEuropa.
5
Geringe betrouwbaarheid van handelspartners en overheid belangrijk knelpunt Aan de MKB-bedrijven die zakelijke contacten onderhouden met de toetreders is gevraagd welke belemmeringen zij ervaren. Een top tien van de belemmeringen is gegeven in tabel 2. tabel 2
Top-tien van belemmeringen in het zakendoen met de toetredende landen % van bedrijven dat zaken doet met de toetre-
Belemmeringen
dende landen
1. Betrouwbaarheid van handelspartners
57
2. Betrouwbaarheid van de overheid
52
3. Taal
48
4. Cultuur van het zakendoen
44
5. Deskundigheid van het personeel
43
6. Administratieve procedures
42
7. Arbeidsethos
29
8. Arbeidsproductiviteit
27
9. Geografische afstand
22
10.Overig
11
Bron: EIM, 2004.
De geringe betrouwbaarheid van handelspartners en de overheid zijn de belangrijkste knelpunten voor het MKB. Landen in Midden- en Oost-Europa hebben te kampen met het slechte imago van bedrijfsleven en overheid. Overheden hebben vaak een corrupt imago dat in veel gevallen gebaseerd is op feiten. Ook de taal is een veelvoorkomend knelpunt. Andere belemmeringen die vaak genoemd worden zijn de cultuur van het zakendoen, de deskundigheid van het personeel en administratieve procedures. De afgelopen jaren hebben de meeste landen veel aandacht besteed aan het creëren van een gunstiger ondernemersklimaat door de administratieve procedures zo veel mogelijk te beperken. Toch lopen de meeste landen ten opzichte van EU-landen nog steeds voorop in de zwaarte van procedures die bijvoorbeeld gevolgd moeten worden wanneer een buitenlands bedrijf zich in het land wil vestigen.
Kansen voor het MKB in de toetredende landen 12% van het MKB ziet kansen als gevolg van de uitbreiding Een kwart van de ondervraagde bedrijven geeft aan te hebben gedacht over de mogelijkheden van de uitbreiding. Een deel van deze bedrijven heeft hiernaar reeds een studie verricht of heeft daartoe het voornemen. De mate waarin men zich oriënteert verschilt per sector. De uitbreiding van de EU is vooral een onderwerp voor de transportsector, industrie, bouwnijverheid en handel. Eenderde van de ondervraagde industriële en transportbedrijven oriënteert zich op enigerlei wijze op kansen als gevolg van de uitbreiding. In de bouwsector geldt dat voor 20% van de bedrijven.
6
tabel 3
De wijze waarop bedrijven zich hebben voorbereid op de uitbreiding(in %)
Uitbreiding is onderwerp van
industrie
bouw
vervoer
handel
overig
totaal
18
14
17
10
10
12
10
2
4
4
5
5
2
4
10
6
5
5
38
26
24
26
28
27
32
53
45
54
52
51
100
100
100
100
100
100
gesprek Er is een verkennende studie uitgevoerd of er bestaat het voornemen om dat te doen Is anderszins bezig met de uitbreiding Bedrijf heeft er nog niet over nagedacht Uitbreiding is geen issue Totaal Bron: EIM, 2004.
12% van de ondervraagde MKB ondernemers ziet daadwerkelijk kansen in de toetredende landen. Zoals uit figuur 3 blijkt is de mate waarin kansen worden waargenomen sterk sectorafhankelijk. Ruim een kwart van de bedrijven in de transportsector en een vijfde van de industriële bedrijven ziet kansen, voor de handel en de bouwnijverheid is dit respectievelijk 11% en 7%.
Overig
Industrie
Bouwnijverheid
Tansport
Handel
0
figuur 3
5
10
15
20
25
30
Percentage bedrijven dat kansen ziet in de toetredende landen
Bron: EIM, 2004.
7
figuur 4
Welke kansen zien MKB ondernemers (% van bedrijven dat kansen ziet)
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 vergroten afzetmarkt
Verplaatsen productie
contracteren arbeidskrachten uit
anders
oosten
Industrie
Bouwnijverheid
Transport
Handel
Overig
Bron: EIM, 2004.
Veel bedrijven zien mogelijkheden om de afzetmarkt uit te breiden. Dit geldt voor alle sectoren. Veel van de bouwbedrijven zien daarnaast kansen in het aantrekken van goedkope arbeidskrachten uit Midden- en Oost-Europa. Het verplaatsen van productieprocessen geeft vooral mogelijkheden voor bedrijven in de bouw en de industrie. Tweederde van het MKB dat kansen ziet denkt deze te benutten Of het Nederlandse MKB de kansen daadwerkelijk zal benutten is de vraag. Met name bij kleine bedrijven hangt de internationale oriëntatie af van de persoon van de ondernemer. Tevens worden de kansen in Midden- en Oost-Europa niet altijd hoog ingeschat, de gunstige macro economische kengetallen (zoals loonpeil, omvang afzetmarkt, etc) ten spijt. Ook het slechte imago waar de meeste landen mee kampen is een belemmerende factor. Aan de bedrijven die kansen zien, is gevraagd of ze ook daadwerkelijk van plan zijn om de gesignaleerde kansen te benutten. Het merendeel van de bedrijven (ongeveer twee derde) geeft aan dat de kansen naar verwachting benut zullen worden. Voor ongeveer een derde van de bedrijven is de kans klein dat dit gebeurt (zie figuur 5).
8
figuur 5
Zal naar verwachting daadwerkelijk gebruik worden gemaakt van geconstateerde kansen (in %)?
onbekend 4%
ja, die kans is groot 35%
de kans is klein 32%
waarschijnlijk 29%
9