• Landelijke Cliëntenraad Oranjestraat 4 2514 JB Den Haag
• • • •
Tel.: 070-789 07 70 Fax :070 -789 07 74 E-mail:
[email protected] www.landelijkeclientenraad.nl
Tweede Kamer der Staten Generaal t.a.v. leden Vaste Kamer Commissie Sociale Zaken Postbus 20018 2500 EA ’s-Gravenhage
Den Haag, 27 juni 2008 Betreft: Ref.:
Reactie van de Landelijke Cliëntenraad op de aanbiedingsbrief bij de notitie ‘Vergroting participatie jongeren met een beperking’. LCR/080054/BH/GP/JL
Geachte mevrouw, heer, De Landelijke Cliëntenraad (LCR) wil graag de Tweede Kamerleden van de commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid op de hoogte stellen van haar reactie op de aanbiedingsbrief en de Notitie ‘Vergroting participatie jongeren met een beperking’ van minister Donner (30 mei jl.). Wij vragen u onze reactie te betrekken bij uw opstelling in het Algemeen Overleg op 2 juli a.s.. De LCR onderschrijft de doelstelling van het kabinet om meer jonggehandicapten te laten participeren in werk, bij voorkeur op de reguliere arbeidsmarkt. Hun arbeidsdeelname is niet vanzelfsprekend. Zij hebben niet voor niets een Wajonguitkering en de arbeidsmarkt biedt deze mensen vaak geen, voor hen geschikt werk. Bovendien stellen werkgevers bepaalde eisen aan werknemers waar jonggehandicapten vaak hun zwakke punt hebben: diploma’s, flexibele inzet, sociale vaardigheden et cetera. Maar voor de jongeren is arbeidsparticipatie van heel grote waarde en daarom is het ons aller plicht hen de ondersteuning te geven die de maatschappelijke deelname wel mogelijk maakt. Dit betekent dat: - er genoeg betaald werk voor hen moet zijn, passend bij hun belastbaarheid en talenten; - zij goede op het individu gerichte begeleiding krijgen, naar en op werk; - het onderwijs veel meer doet om de jongeren goed voor te bereiden op een werktoekomst; - dat werkgevers (inclusief de overheid) een veel grotere bereidheid zullen moeten hebben deze jongeren in dienst te nemen; - dat jongeren die met problemen te maken krijgen, vaak ver voor hun achttiende levensjaar, goede behandeling en ondersteuning krijgen zodat ze later sterker in het leven staan.
1
Het kabinet stelt een aanpak voor waarbij de LCR een aantal serieuze vraagtekens heeft. Dit leidt logisch tot de volgende vraag: Wat is de oorzaak van de toename van de Wajong en hun lage participatiegraad op de arbeidsmarkt? Leidt de voorgestelde aanpak wel tot een verbetering? De LCR mist de overtuiging van een kabinetbrede benadering en vraagt zich af of de voorstellen wel evenwichtig zijn. Tot slot missen wij een analyse van de groei en de oorzaak van de lage participatiegraad en zijn er vragen over een goede uitvoering. Analyse van de oorzaken van de achterblijvende participatie en voorgestelde oplossingen De door het kabinet voorgestelde maatregelen worden noodzakelijk geacht omdat er een forse toename van het aantal Wajonguitkeringen wordt verwacht. Met zorg wordt gewezen op de volumeontwikkelingen in de Wajong. Een zorg die de LCR deelt. De LCR zou geanalyseerd willen zien over de oorzaken van de verwachte toename naar 450.000 of zelfs meer Wajongers. Dan kan de vraag gesteld worden: Wat is nu precies de relatie tussen de oorzaken van de toename en de voorgestelde maatregelen? De LCR mist elke vorm effectberekening in de plannen rond de Wajong. Leidt de leerwerkplicht tot een daling van de effectieve instroom in de Wajong? Verder hoopt de LCR dat de Tweede Kamer het kabinet vraagt om een beter cijfermatig inzicht te geven over hoeveel meer jongeren ondersteuning zal krijgen ten opzichte van nu. En of er een berekening is gemaakt van de extra middelen die daar voor nodig zijn. UWV heeft onderzoek gedaan naar de potentiële arbeidsmarktpositie van de ingestroomde groep over de laatste jaren. Naar de mening van de LCR wordt in de aannames van deze onderzoeken erg gemakkelijk uitgegaan van een voor jonggehandicapten groot opnamevermogen van de arbeidsmarkt. De LCR is er van overtuigd dat jongeren zelf veel meer willen werken. Waar baseert het kabinet zich op dat de bereidwilligheid van werkgevers groot is? Het Kabinet geeft aan dat er sprake is van een vraagstuk dat breder ligt dan het SZW-domein en verwijst ondermeer naar het TNO-onderzoek uit 2007. Er wordt in de brief gewezen op een aantal maatregelen en activiteiten in het VWS en OCWdomein. De LCR wil er op wijzen dat de inspanningen op de andere departementen nog zeer onhelder zijn. De LCR vraagt zich af waarom de brief van 30 mei jl. alleen is gestuurd door minister Donner, terwijl de brief over het kabinetstandpunt van 29 september 2007 nog door de bewindslieden van VWS en OCW werd mede ondertekend. Voor de LCR is de inspanning van de verschillende ministeries onduidelijk en zij vraagt zich af hoeveel extra middelen in preventie en transitie van onderwijs naar werk vanuit de andere departementen wordt gestoken om de arbeidsparticipatie van Wajongers te bevorderen. Tevens vraagt de LCR zich af of de samenhang tussen de verschillende beleidsvelden wel is gewaarborgd. Wij verwijzen onder meer naar de VWS-voorstellen om de AWBZ te versmallen. Tot slot merkt de LCR op dat het kabinet helemaal niet in gaat op het SER-advies. Welke adviezen neemt zij over en welke niet en waarom niet? Het SER-advies is
2
redelijk goed ontvangen en ook de LCR heeft aangegeven een groot aantal van die adviezen te onderschrijven. De evenwichtigheid van de voorstellen Er moet veel gebeuren om de arbeidsparticipatie te vergroten en er ligt daarom ook grote verantwoordelijkheid bij diverse partijen. De jongere kan een sanctie krijgen wanneer deze een aanbod weigert. De LCR vraagt zich af of alle betrokken partijen in dit vraagstuk ook op die wijze worden geprikkeld wanneer zij onvoldoende bijdragen aan de bevordering van de arbeidsparticipatie van de jonggehandicapten. Misschien is het zelfs nodig meetbare resultaatsafspraken te maken met jeugdzorg, onderwijsinstellingen en werkgevers. In ieder geval is de LCR van mening dat (alle) overheden in hun hoedanigheid als werkgever, zichzelf een quotumplicht zouden moeten opleggen zodat zij een goed voorbeeld zijn voor andere werkgevers. Tot slot zal bij het aanbesteden van werk de eis worden gesteld dat een percentage werknemers bestaat uit Wajongers. Leerwerkplicht Het kabinet wil de arbeidsmarktpositie van jonggehandicapten verbeteren en zal hiertoe een aanbod doen aan de jonggehandicapte. Er kunnen scherpe sancties worden getroffen (geen uitkering) indien de jongere een aanbod van UWV weigert. De nadruk op de plicht is wel heel erg groot. De LCR had dan ook liever gehad dat er een garantie op leren en werken zou zijn gekomen in plaats van een plicht. De minister heeft immers net als de LCR de indruk dat de meeste jonggehandicapten willen werken. Als sancties van toepassing zijn, bij een geweigerd aanbod (werk of traject) zal er tenminste verzekerd moeten zijn: − dat aanbod geschikt is in relatie tot de beperkingen; − dat aanbod geschikt is omdat het de loopbaan ontwikkelt van de jongere, vastgelegd in een ontwikkel- en plaatsingsplan dat de jongere ook onderschrijft; − het werken met behoud van uitkering niet langer duurt dan een half jaar; − de wensen en voorkeuren van de jongere het uitgangspunt zijn; − de sanctie niet strijdig is met de behandeling/begeleiding van betrokkene; − de jongere eerst schriftelijk op de hoogte is gebracht dat hij het risico loopt op een sanctie. Aanpassingen in de Wajong en werk moet lonen De LCR hoopt dat de volgende kwesties in het AO van 2 juli a.s. aan de orde komen: − De werkregeling tot 27 jaar leidt er toe dat in vergelijking met de regeling, werken ook minder kan lonen. Ongeacht of jongeren qua belastbaarheid meer kunnen verdienen of niet, leidt de werkregeling bij kleinere verdiensten tot een lager inkomen dan nu (wij verwijzen hiervoor naar rekenvoorbeelden die de FNV heeft gemaakt); − Het kabinet is zeer vaag over de mogelijkheid van een aanvulling tot 120% van het wettelijk minimumloon. De LCR wijst er nogmaals op dat wie zijn maximale arbeidsvermogen inzet ten minste het WML moet verdienen; − het beperken van bijverdiensten (<20% van minimumloon aan inkomsten) is niet gewenst; − Het principe herberekening van de uitkering bij inkomsten via een geleidelijke schaal vindt de LCR positief.
3
Bepaling Arbeidsongeschiktheid − Wij begrijpen dat het kabinet de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling op 27 jarige leeftijd wil veranderen. Het lijkt er op dat het huidige criterium in het schattingsbesluit wordt losgelaten (gangbare arbeid, dat wil zeggen een bestaande, niet aangepaste functie waarvan er drie bestaan en minstens driemaal in Nederland voorkomen). Ook begrijpt de LCR dat er altijd zal worden geschat op gerealiseerde inkomsten uit arbeid. Het is dan ook de vraag hoe UWV de verdiencapaciteit op 27 jaar vaststelt van iemand die in WSW-verband werkt of op dat moment werkloos is? In dit verband is het dan ook niet helder wanneer er sprake is van terugvalrechten langer dan 5 jaar. − Het voorstel is onhelder over het op aanvragen van een Wajonguitkering op een later moment dan 17 jaar. Iemand die op een later moment zich bij UWV meldt, zal 7 jaar moeten wachten voordat dit recht in werking treedt. Dit is uiterst ongewenst. Ongeacht of iemand daar in eerste instantie vrijwillig van af ziet of bijvoorbeeld bij de WSW uitvalt. De gemeenten of werkgevers, tevens verantwoordelijk voor re-integratie van WWB-gerechtigden of zieke werknemers, zullen in die situaties informatie moeten aanleveren waaruit blijkt dat er sprake is van structurele en functionele beperkingen. Effecten op andere beleidsterreinen Voor een aantal onduidelijkheden vraagt de LCR uw aandacht: − De consequenties van de voorgestelde maatregel WSW (heeft ook een relatie met werk moet lonen). Hoeveel Wajongers kiezen straks juist nog vaker voor de WSW omdat dit vanuit de Wajong als veilig wordt beschouwd en de WSW een betere inkomenssituatie oplevert (begeleid werken of intern)? Het kabinet spreekt zich hier niet over uit. − Zijn Wajongers die niet onder de leerwerkplicht vallen dezelfde als die in aanmerking komen voor de AWBZ-steun? Of is het de bedoeling de AWBZ ook aan te passen om tot een naadloze aansluiting te komen? − Hoe werkt de werkregeling voor mensen die in een AWBZ-instelling wonen, vooral met betrekking tot werk moet lonen? − De LCR zou graag een aantal rekenvoorbeelden zien over wat er met de inkomenspositie verandert van studenten, wanneer zij naast de studiefinanciering slechts een kleine Wajonguitkering ontvangen? De LCR is van mening dat studerenden die zodanige beperkingen hebben dat de Wajong van toepassing is, een zelfde inkomensniveau moeten houden als nu. Uitvoerbaarheid De LCR heeft wat vragen over de uitvoerbaarheid van de voorstellen van het kabinet. − Naast het inzetten van re-integratietrajecten zal UWV banen moeten zien aan te bieden. Bovendien bieden participatieplaatsen geen soelaas. Als deze plaatsen moeten helpen in de voorbereiding op werk, vraagt de LCR zich af of hierbij een jobcoach kan worden ingezet om aan de loopbaanontwikkeling te kunnen werken. Anders vreest de LCR dat deze plaatsen ‘parkeerplaatsen’ zullen worden. − Via de plaatsingscijfers kunnen we achterhalen dat al voor het 27-ste levensjaar (meestal al voor het 25-ste levensjaar) een aanzienlijke verhoging van het aantal WSW-plaatsingen is waar te nemen ten opzichte van plaatsingen op de vrije arbeidsmarkt. Veelal zet UWV een aantal re-integratiepogingen in, maar verwijst als vervolg daarop naar de WSW of dagbesteding. Voor een deel heeft dit te maken met de kwaliteit van de ondersteuning van de jongere, voor een
4
−
−
ander deel heeft dit te maken met wat voor arbeid op de arbeidsmarkt gevraagd wordt. Krijgt UWV meer budgettaire ruimte om alle jongeren tot 27 jaar werk en toeleiding tot werk te bieden? Of wordt na twee re-integratiepogingen die verantwoordelijkheid verschoven naar de gemeente die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de WSW, waar al wachtlijsten bestaan? Gemeentes zetten immers op grote schaal mensen van uit de bijstand door naar de Wajong. Ten aanzien van de kwaliteit dringt de LCR er op aan dat alle begeleid werken organisaties moeten voldoen aan hogere kwaliteitseisen. Het APE-rapport laat zien dat die kwaliteit beter gewaarborgd moet worden. We denken daarbij aan een register van het beroep jobcoaching, opleidingseis van minimaal HBO-niveau en intervisie; De LCR geeft er de voorkeur aan het UWV primair met de re-integratie van de Wajong te belasten en niet de gemeente. Omdat we vinden dat gemeentes onvoldoende kennis hebben van de problematiek (zie instroomcijfers) en overheveling naar gemeentes leidt tot versnippering van de aanwezige expertise. Wel vraagt de LCR zich af of de kwaliteit van gespecialiseerde dienstverlening aan de Wajongeren is gegarandeerd in het kader van de fusie CWI en UWV.
Met vriendelijke groet,
J.P. Laurier Voorzitter Samenstelling Landelijke Cliëntenraad • Landelijke cliëntenorganisaties: Christelijk Nationaal Vakverbond/Vakcentrale voor Middengroepen en Hoger personeel (CNV/MHP), Chronisch zieken en Gehandicaptenraad Nederland (CG-Raad), Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties (CSO), Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV, publieke sector), Landelijke Vereniging van Arbeidsongeschikten (LVA), Samenwerkingsverbanden Landelijk Overleg Minderheden (LOM), • Toegevoegde leden: Cliëntenbond in de geestelijke gezondheidszorg/Stichting Landelijke Patiënten en Bewonersraden in de geestelijke gezondheidszorg (Cliëntenbond/LPR), PlatformVG/Landelijke Federatie Belangenvereniging Onderling Sterk, Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV, private sector), • Vertegenwoordigers van cliëntenraden: cliëntenraden CWI, SVB en UWV, • Vertegenwoordigers van de gemeentelijke cliëntenparticipatie: Landelijk Netwerk Cliëntenorganisaties/Samenwerkingsverband Mensen Zonder Betaald Werk (LNCO/SMZBW), Landelijke Vereniging Thuislozen (LVT), Landelijk overleg cliëntenraden Sociale Zekerheid (LocSZ).
5