Jeugdzorg en jeugdbeleid
Bronvermelding Titel : Druk : Auteur : Uitgever : ISBN (boek) :
Jeugdzorg en jeugdbeleid 1e druk, 2007 A. van Montfoort SWP 9789066658677
Aantal hoofdstukken (boek) : 9 Aantal pagina’s (boek) : 191
De inhoud van dit uittreksel is met de grootste zorg samengesteld. Incidentele onjuistheden kunnen niettemin voorkomen. Je dient niet aan te nemen dat de informatie die Students Only B.V. biedt foutloos is, hoewel Students Only B.V. dat wel nastreeft. Dit uittreksel is voor persoonlijk gebruik en is bedoeld als wegwijzer bij het originele boek. Wij raden aan altijd het bijbehorende studieboek te kopen en dit uittreksel als naslagwerk erbij te houden. In dit uittreksel staan diverse verwijzingen naar het studieboek op basis waarvan dit uittreksel is gemaakt. Dit uittreksel is een uitgave van Students Only B.V. Copyright © 2011 StudentsOnly B.V. Alle rechten voorbehouden. De uitgever van het studieboek is op generlei wijze betrokken bij het vervaardigen van dit uittreksel. Voor vragen kun je je per email wenden tot
[email protected].
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1
Inleiding
3
Hoofdstuk 2
Algemeen jeugdbeleid
4
Hoofdstuk 3
Specifiek gemeentelijk jeugdbeleid
8
Hoofdstuk 4
Geschiedenis van de jeugdzorg en jeugdbescherming
11
Hoofdstuk 5
Trends in de geschiedenis
13
Hoofdstuk 6
Bureau jeugdzorg en Raad voor de kinderbescherming
15
Hoofdstuk 7
Het zorgaanbod jeugdzorg
18
Hoofdstuk 8
Actuele thema’s in het beleid
21
Hoofdstuk 9
Tot slot
23
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Jeugdzorg en jeugdbeleid - A. van Montfoort
2
Hoofdstuk 1
Inleiding
1.1 Jeugdzorg en jeugdbeleid Jeugdzorg en jeugdbeleid ligt bij verschillende betrokkenen. Beleid is erg belangrijk voor instellingen in de sector. De overheid is belangrijk in financiering, taakverdeling en bevoegdheden etc. 1.2 Leeftijdsgrenzen Jeugdzorg en jeugdbeleid: 0 – 18 jaar. Jeugdstrafrecht: tot 18 jaar, of stoppen bij 16 jaar, of doorgaan tot 21 jaar. Jeugdgezondheidszorg: -9 maanden tot 19 jaar. Gemeente: meestal tot 23 jaar, maar ook 24/25 jaar. 1.3 Ordening van jeugdzorg en jeugdbeleid Het jeugdbeleid is niet één geheel, het wordt op verschillende onderdelen ingedeeld. 1.3.1 Algemeen jeugdbeleid Beleid voor alle jeugd, niet specifiek voor problemen. Heeft wel gevolgen voor opgroeien: woonomgeving, speelruimte, wijkindeling. 1.3.2 Specifiek gemeentelijk jeugdbeleid Gemeentelijk beleid gericht op preventie van opvoedingsproblemen en oplossen daarvan. Hulpvraag komt uit gezin, politie, (jeugd)gezondheidszorg of school. Jeugdgezondheidszorg valt hier ook onder. 1.3.3 Bureau jeugdzorg en Raad voor de kinderbescherming Wanneer meer hulp en onderzoek nodig is of wanneer kinderen gevaar lopen, wordt Bureau jeugdzorg ingezet door de provincie. Bureau jeugdzorg is de verbinding tussen cliënt, zorginstellingen en specifiek gemeentelijk jeugdbeleid. Kinderbescherming is belangrijk, rechter doet uitspraken over posities van ouders en kinderen. 1.3.4 Zorgaanbod achter het Bureau jeugdzorg Alle vormen van jeugdzorg waar zorgindicatie verplicht is. Wordt betaald uit de AWBZ, ministerie van Justitie en uit de Wet op de jeugdzorg. 1.4 Overstijgende thema’s Integraal Jeugdbeleid, aanpak kindermishandeling, jeugdcriminaliteit en resocialisatie, kwaliteit en toezicht, professionalisering. Zie hoofdstuk 8.
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Jeugdzorg en jeugdbeleid - A. van Montfoort
3
Hoofdstuk 2 2.1 2.2
Algemeen jeugdbeleid
Inleiding Gezinsbeleid
2.2.1 Het gezin is belangrijkste institutie voor de opvoeding Merendeel van de jeugd woont thuis bij hun ouders, gemiddeld tot hun 22ste. Een vrouw heeft gemiddeld 1,7 kinderen, bij allochtonen ligt dit hoger. Door meer echtscheidingen zijn er meer samengestelde gezinnen. Gezin is belangrijkste plaats voor opvoeding. 2.2.2 De Nederlandse jeugd is tevreden over gezin 90 % van 8 – 12 jarigen is tevreden over de sfeer thuis. 95 % kan goed omgaan met ouders en bespreekt problemen met hen. 2.2.3 Niet alle gezinnen gaan goed Veel gezinnen worden getroffen door mishandeling en verwaarlozing. Problemen thuis veroorzaken vaak ook problemen op andere gebieden. Meer risicofactoren zorgen voor meer kans op problemen. 2.2.4 Belang gezinsbeleid De regering staat gezinnen bij in de opvoeding door daarop aangepaste wet- en regelgeving: op gebied van opvoeden, werkgelegenheid vrouwen en mannen en verdeling belastingdruk. 2.2.5 Hernieuwde aandacht gezinsbeleid Vanaf 1996 is er weer meer aandacht voor ondersteuning in opvoeding. Eerste nota Gezinsbeleid: ouders kans geven gezin en werk te combineren. Nota van 2006 was meer gericht op opvoeding. 2.2.6 Echtscheiding en kinderen Beide ouders zijn verantwoordelijk voor kinderen na scheiding. Een omgangsregeling is verplicht. Specifieke hulp voor kinderen, versterking opvoedkwaliteiten, band met beide ouders onderhouden en belang van kind als mijlpaal nemen is verplicht hierbij. 2.3 Werk en inkomen Overheid wil elk gezin mogelijkheid geven om mee te doen in de samenleving. Door geven van kinderkorting, verlening ouderschapsverlof en kinderbijslag etc. wordt dit mogelijk. 2.4 Wonen & leefomgeving 2.4.1 Woning Nederland heeft geen beleid over woonruimte voor kinderen, verantwoordelijkheid van de burger. Wel is er beleid in achterstandswijken en bevordert de overheid de woningmarkt en nieuwbouw. 2.4.2 Wijken De woonwijk heeft invloed op ontstaan van problemen. De aandacht daarvoor groeit. Communities that Care (CtC) en Vertrouwen in de Buurt van de WRR zijn programma’s ter voorkoming of oplossing van problemen in achterstandswijken. Vogelaarwijken zijn gericht op veiligheid, wonen, werken, integratie en leren.
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Jeugdzorg en jeugdbeleid - A. van Montfoort
4
2.4.3 Speelruimte Speelruimte is belangrijk voor kinderen. Het ministerie van VROM laat in de nota Ruimte provincies en gemeenten vrij om voor speelruimte te zorgen. Jeugd moet mee kunnen beslissen. 2.5 Onderwijs Het beleid op onderwijs is gericht op ontwikkelen van talenten van kinderen in combinatie met het mee laten doen van alle kinderen. ‘Weer Samen Naar School’ moet de aansluiting van onderwijs verbeteren zodat elk kind een kans krijgt. Druk op speciaal onderwijs blijft. 2.5.1 Achterstandsbeleid Om achterstand in onderwijs te voorkomen is beleid gericht op voor- en vroegschoolse educatie (VVE), gemeentelijk onderwijs achterstandenbeleid (GOA) en schakelklassen. Verantwoordelijkheid ligt bij gemeente, schoolbestuur, kinderopvang; voeren verplicht overleg. 2.5.2 Voortijdig schoolverlaten Overheid is verplicht om schoolgaan te bevorderen en voortijdig verlaten te stoppen. Voortijdig schoolverlater: jongere tot 23 jaar die zonder startkwalificatie het onderwijs verlaat. Incl. illegale kinderen. Er is veel aandacht en geld voor het voorkomen van voortijdig schoolverlaten. Verhoging van leerplicht, meer stageplekken, direct ingrijpen en goede aansluiting moeten hierbij helpen. 2.5.3 Brede school Brede school wordt populairder en gestimuleerd door de overheid, gefinancierd door overheid. Brede school: samenwerking van scholen met peuterspeelzalen, kinderopvang, jeugdvoorzieningen en welzijnswerk. Verbetert zo de ontwikkelingskansen en aansluiting van jeugdbeleid en onderwijs. Werk en kinderen kunnen goed worden gecombineerd. Uitvoering van een brede school verschilt. 2.6 Kinderopvang De overheid, ouders en werkgevers zijn verantwoordelijk voor de kinderopvang. Er zijn steeds meer mogelijkheden tot kinderopvang. De Wet kinderopvang bepaalt dat werkgevers een bijdrage moeten leveren aan kinderopvang. In 2007 is de regeling veranderd; financiering van kinderopvang wordt betaald via premie van werkgeversdeel. Scholen moeten opvang bieden als ouders dat willen. 2.7 2.7 Peuterspeelzalen (psz) 70 tot 50 procent van de peuters gaat naar een peuterspeelzaal. Het verschil tussen peuterspeelzaal en kinderopvang: kinderopvang maakt combinatie van werk en kinderen mogelijk. De peuterspeelzaal zet het spelen en contact hebben met andere kinderen voorop. 2.7.1
Zie boek
2.7.2 Functie De peuterspeelzaal is een basisvoorziening. Hij moet vrijheid en speelmogelijkheid bieden voor kinderen van 2-4 jaar om zich optimaal te kunnen ontwikkelen. Ook gericht op waarnemen van achterstanden in de ontwikkeling, schakel met voor- en vroegschoolse educatie.
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Jeugdzorg en jeugdbeleid - A. van Montfoort
5
2.7.3 Taakverdeling De gemeente is verantwoordelijk voor de peuterspeelzaal (Welzijnswet 1994). Het ministerie van OC&W zorgt voor het landelijk beleid. 1800 private ondernemingen zijn verantwoordelijk voor de uitvoering. 2.8 Media Toegang en bereikbaarheid van media moet mogelijk zijn. Overheid is verplicht om kinderen te beschermen tegen schadelijke materialen en informatie daarvan. 2.8.1 Televisie en film Kinderen kijken veel televisie. De NICAM is opgericht om media te keuren, onderdeel van de Mediawet. De beoordeling van tv-programma’s en films etc. is vastgelegd in de Kijkwijzer. Programma’s voor kinderen ouder dan 12 en 16 mogen alleen na 8 en 10 uur ’s avonds uitgezonden worden. 2.8.2 Internet en games Kinderen gamen en internetten steeds meer. Voor ouders is het lastig om toezicht te houden op het gebruik, individualisering ontstaat. Het is onmogelijk om kinderen geheel van de media af te schermen. Het PEGI moet net als de Kijkwijzer informatie geven over games en internet. Ouders moeten blijven controleren en informeren om kinderen wegwijs te maken. 2.9 Gezond eten en drinken Alleen de Opiumwet verbiedt het gebruik van bepaald eten of drinken: dat van hard- en softdrugs. Gebruik van alcoholische drank en roken wordt beperkt door een minimale leeftijdsgrens om het te mogen kopen. 2.9.1 Gezond eten Door toename van jongeren met overgewicht wil de overheid meer aandacht voor gezond eten. Eetgewoonten in gezinnen veranderen, reguliere maaltijden verdwijnen. Meer kinderen krijgen suikerziekte en risico op hart- en vaatziekten. Gezonder eten en ingrediënten worden gestimuleerd. 2.9.2 Roken Roken wordt meer gezien als gevaar voor het welzijn en leven van de rokers en hun omgeving. Door begrenzing van reclame op tabak, verbod op roken in horeca en openbare gebouwen en antirookcampagnes moeten mensen stoppen met roken. Het aantal rokers daalt geleidelijk. 2.9.3 Alcohol Alcoholgebruik is algemener geworden. 10% van de bevolking van 16-69 is probleemdrinker. Jeugd drinkt vooral veel tijdens vakanties en uitgaan. Alcohol kopen is wettelijk verboden onder de 16 jaar, toch is het voor hen makkelijk om het wel te krijgen. Strenge regels zijn er niet. Verhoging van de leeftijdsgrens en vermindering van verkooppunten zal voor vermindering moeten zorgen.
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Jeugdzorg en jeugdbeleid - A. van Montfoort
6
2.9.4 Drugs De Opiumwet verbiedt drugs. Lijst I bevat de drugs met grote risico’s: o.a. amfetamine, cocaïne en heroïne. Slaap- en kalmeringsmiddelen en hennepproducten staan op Lijst II. Controle wordt gecoördineerd door Justitie. Voor drugsgebruik in Nederland geldt een gedoogbeleid. Minimumleeftijd om drugs te kopen is 18, maar daaronder is het makkelijk te verkrijgen. Vooral zwerfjongeren gebruiken drugs. Specifieke zorg bij drugsproblemen is mogelijk, veel soorten zorg zijn mogelijk. 2.10 Sport De regering wil sport stimuleren: door sport gedragen mensen zich sportiever, sport versterkt op sociaal gebied, mensen leven gezonder en topsport is een goed imago voor ontspanning en ambitie. 2.10.1 Taakverdeling Het ministerie van VWS zorgt voor het beleid van sport. De uitvoer ligt bij gemeentes door op de been houden van sportverenigingen, bouwen van sportzalen en ondersteunen en/of opzetten van sportieve activiteiten. De sportverenigingen zijn hierbij belangrijk, maar komen in de knel door tekort aan vrijwilligers. Scholen moeten een actief beleid hebben op het gebied van sport. Interesse voor sport moet gewekt worden. Verbinden van school met actief sporten moet tot meer topsporters leiden. 2.10.2 Diversiteit en integratie Sportbeleid is gericht op allochtone jeugd. Allochtonen moeten aangespoord worden op een sport te gaan, verenigingen moeten openstaan voor allochtonen. Aparte aandacht is er voor allochtone meisjes. ‘Meedoen allochtone jeugd’ richt zich op verkleining van de achterstand van hun deelname aan de sport, bieden van sport in behandeltrajecten en re-integratie en sport in het preventieve jeugdbeleid. 2.11 Kunst & Cultuur Elk kind moet deelnemen aan het culturele en artistieke leven. Cultuuronderwijs is verplicht op basisscholen. Burgers zijn zelf verantwoordelijk voor de levendigheid van de maatschappij, de overheid heeft een bijrol in stimulering en ondersteuning. De overheid is belangrijk voor financiering. Door de cultuurkaart kunnen jongeren gratis deelnemen aan culturele activiteiten. Bibliotheken zijn belangrijk als brug tussen cultuur en onderwijs. 2.12 Jeugd- en jongerenverenigingen 2.12.1 Groot bereik Jeugd- en jongerenverenigingen zijn belangrijk in het algemene jeugdbeleid. Het gaat hier om verenigingen voor positieve invulling van vrije tijd voor jongeren. 2.12.2 Terugtredende overheid Overheid en gemeenten trekken zich hierin steeds meer terug, financiering wordt minder. Het is een belangrijk onderdeel, maar moet geregeld worden door levendigheid van de maatschappij zelf. 2.12.3 Organisaties Grote jeugd- en jongerenorganisaties zijn de Scouting Nederland, YMCA en het jeugdwerk van de Protestantse Kerk en de Hervormd Gereformeerde Jeugdbond. Daarnaast zijn er nog veel meer organisaties en verenigingen te noemen.
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Jeugdzorg en jeugdbeleid - A. van Montfoort
7
Hoofdstuk 3
Specifiek gemeentelijk jeugdbeleid
3.1.1 Gemeente krijgt steeds meer taken Door invoering van de Wmo (2007) heeft de gemeente meer verantwoordelijkheden gekregen. Door fusering van gemeenten vindt er schaalvergroting plaats. 3.1.2 Meer jeugdbeleid, niet vanzelf integraal Doordat welzijnswerk onderdeel is geworden van de Wmo krijgt gemeente meer invloed in opvoeden en opgroeien. De gemeente is verantwoordelijk voor voorkomen van problemen. Vijf taken van de gemeente zijn daarom pedagogische hulp, toeleiding, informatie en advies, coördinatie en signalering van zorg. In het onderwijs moet de gemeente voortijdig schoolverlaten, de leerplicht en het signaleren van problemen coördineren. Door de WCPV organiseert de gemeente projecten gericht op bestrijden van jeugdoverlast. De WWB heeft invloed doordat het te maken heeft met gezinnen met kinderen en het gaat over de arbeidstoeleiding. Door de veranderingen is een concreet jeugdbeleid slecht te herkennen. Door de gemeente verantwoordelijk te laten zijn voor een sterk preventief jeugdbeleid moet dit veranderen en moet het gemeentelijk beleid parallel lopen met dat van de overheid. Het Centrum voor Jeugd en Gezin moet een duidelijk hulppunt voor kinderen en ouders worden. 3.2 Jeugdgezondheidszorg 3.2.1 Geschiedenis Consultatiebureaus waren er eerst voor baby’s, later is het verbreed naar kinderen t/m 4 jaar. Jeugdgezondheidszorg is ontstaan uit de schoolartsen. Organisatorisch heeft de GGD het overgenomen 3.2.2 Wet collectieve preventie volksgezondheid (WCPV) De jeugdgezondheidszorg valt onder de Wet collectieve preventie volksgezondheid. De gemeente is vanaf 2003 financier geworden van de jeugdgezondheidszorg. Er werd gestreefd naar een geheel in de jeugdzorg, zonder leeftijdsgrenzen. Volgens het WCPV heeft deze zorg de volgende functies: het inschatten van de zorgbehoefte, screenen en vaccineren, beïnvloeden gezondheidsbedreigingen, signalering en monitoring, geven van voorlichting, instructies, advies en begeleiding. Leiding hiervan ligt bij de gemeente. De scheiding tussen consultatiebureaus (0-4) en de GGD (0-19) blijft bestaan. 3.2.3 Bereik Precieze cijfers zijn niet goed te noemen omdat verschillende manieren worden gebruikt bij het benoemen en registreren van het bereik. Het bereik van jeugdgezondheidszorg vermindert met de oplopende leeftijd. Het bereik van 0-19-jarigen is ongeveer gelijk met dat van de huisarts. 3.2.4 Somatische zorg en opvoeden en opgroeien De jeugdgezondheidszorg richt zich ook op psychosociale problemen, voorkomen kindermishandeling, ongezond gedrag, groei- en ontwikkelingsstoornissen etc. Er moet meer aandacht komen voor bemoeizorg en verminderen van problemen. Opvoedingsondersteuning wordt uitgevoerd op basis van ‘advies, instructie en voorlichting’.
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Jeugdzorg en jeugdbeleid - A. van Montfoort
8
3.2.5 Nog geen integrale jeugdgezondheidszorg Een samenwerkende, centrale jeugdzorg was er niet. Oorzaken zijn: de methode van werken is verschillend, er zijn onvoldoende doeltreffende methodes, er is een slechte registratie en er zijn te weinig mensen. De delen werden samengevoegd onder de GGD. Het mag gegevens registreren en houden en zich ongevraagd met cliënten bemoeien. De jeugdgezondheidszorg heeft hiermee geen eigen karakter meer. 3.3 Opvoedingsondersteuning 3.3.1 Ontwikkeling Ondersteunen en begeleiden van ouders is verplicht. De programma’s hiervoor nemen toe. Bekend is TripleP. Het Leger des Heils kwam met de gezinscoach voor opvoedingsondersteuning en begeleiden van multiprobleemgezinnen. Die functie is opgenomen in de Wet op de Jeugdzorg, financiering ligt bij de gemeente. Ministerie van VWS stelt hiervoor meer geld beschikbaar. 3.3.2 Inventgroep De Inventgroep: groep met drie deskundigen die advies geven over wat te doen om te kunnen komen tot signaleren en gebruik van juiste interventies. Elke persoon die met kinderen werkt, is verplicht om problemen te signaleren en daarop te reageren. Betere opleiding, voldoende interventies en standaardvragenlijsten zijn nodig. Screening op risicofactoren, gebruik van methodes wordt taak van CJG. 3.4 Jongerenwerk Gemeenten geven veel geld uit aan jongerenwerk. Nadruk hierin ligt op recreëren en ontmoeten van jeugd, waar gedacht wordt vanuit de jongeren. Basisprincipe is moeilijk te noemen. Veel gemeenten twijfelen of zij langer zullen financieren. Het initiatief wordt bij de burgers gelegd. 3.5 Jeugdwerkloosheid Werkloosheid onder jongeren is hoog. Er is een task force Jeugdwerkloosheid opgesteld om dat cijfer te doen dalen. Dat doel is gehaald, voor jongeren met een beperking is het nog niet verbeterd. 3.6 Preventie jeugdcriminaliteit 3.6.1 Omvang jeugdcriminaliteit 38 procent van 15-17-jarigen zegt wel eens iets strafbaars gedaan te hebben, vaak voorkomend is zwartrijden, vandalisme en graffiti, vechtpartijen en diefstal op school. Zware misdrijven zijn door 0,4 tot 1,4 procent wel eens begaan. Allochtone jeugd en jongens zijn het vaakst hierbij betrokken. 3.6.2 Aanpak politie en justitie Het aantal jeugdigen dat in aanraking komt met de politie is verdubbeld. De criminaliteit onder jeugd en een strengere maatschappij zijn oorzaken daarvan. Ook een slechte opvoeding zou een oorzaak zijn. Er moet minder aandacht zijn voor het strafbare feit, maar men moet meer gericht zijn op de persoon en zijn achtergrond. Re-integratie en preventie is erg belangrijk. Omdat de politie altijd een proces-verbaal maakt, zijn er meer jongeren bij bureau Halt gemeld. Bureau Halt zorgt voor straf en vergoeding van gemaakte schade door de dader. Als de strafzaak hiermee niet is afgehandeld, gaat deze naar de officier van justitie en geeft de rechter de straf.
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Jeugdzorg en jeugdbeleid - A. van Montfoort
9
3.6.3 Taak van de gemeente De gemeente moet actief zijn in preventie van jeugdcriminaliteit door samen te werken met justitie en politie en zorgende instellingen. Beleid hiervan kan ook vastgelegd worden in speciale programma’s. Uitvoering kan gedaan worden door instellingen die de gemeente inkoopt. 3.7 Thuisloze jeugd 3.7.1 Omvang van het probleem Nederland telt ongeveer 5000 dak- en thuisloze jongeren. De definitie is verschillend. Het Ministerie van VWS definieert het begrip als: jongeren tot 25 jaar met meervoudige problemen, die dakloos zijn of in een opvang verblijven. Leeftijdsgrens blijft verschillen, vaak van 17 tot 23 jaar. Driekwart is jongen en groot gedeelte is allochtoon. 3.7.2 Hulpvormen Hulp aan dakloze jongeren wordt gevormd door een combinatie van jeugdzorg, GGZ, onderwijs, maatschappelijke opvang, huisvesting, verslavingszorg en de sociale dienst. Gebruikte hulpverleningsvormen zijn noodopvang, straathoekwerk, ambulante hulp, vertrektraining, wonen onder begeleiding en residentiële hulp. 3.7.3 Sluitende aanpak Betrokken instellingen, provincies en gemeenten willen zorgen voor een doeltreffende aanpak. Er moet gezorgd worden voor afstemmen van bemoeienissen door indicatie en bemiddeling van zorg. Door onderzoek wordt grootte en soort van problemen onderzocht. Aanpak is gericht op psychische problemen, relaties, verslavingen, werk en geld, onderdak en onderwijs. 3.8 Centrum voor Jeugd en Gezin 3.8.1 Achtergrond Het Centrum voor Jeugd en Gezin is opgezet om te komen tot betere coördinatie en afstemming in het gemeentelijk jeugdbeleid. Gezins- en opvoedingsondersteuning moet krachtiger en breder worden. Operatie Jong, de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en Inventgroep staan achter dit plan. 3.8.2 Het centrum in plannen van de regering De overheid was in 2006 te spreken over het voorstel, maar wilde de Wet op de jeugdzorg (2005) niet nu al wijzigen. Het centrum moet een plek zijn waar ouders en jongeren vragen over opgroeien en opvoeden kunnen stellen. Bestaande voorzieningen worden zo samengevoegd.
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Jeugdzorg en jeugdbeleid - A. van Montfoort
10
Hoofdstuk 4
Geschiedenis van de jeugdzorg en jeugdbescherming
4.1 Geschiedenis vóór 1900 Vanaf 1400 zijn er al opvangvormen voor wezen en dakloze kinderen. De overheid begon zich in de 17de & 18de eeuw daarmee te bemoeien. Belangstelling was er vooral voor de moeilijk opvoedbare kinderen, criminelen en verwaarloosden. Vanaf 1857 werden pedagogische en psychologische inzichten gebruikt. Vanaf 1900 is de orthopedagogiek ontstaan. 4.2 Het rijk van de kinderbescherming (1900-1945) Om kinderen te beschermen werd het mogelijk om ouders uit de ouderlijke macht te zetten. Er kwam jeugdstrafrecht gebaseerd op het feit dat het kind verwaarloosd is. De ondertoezichtstelling (OTS) werd ingevoerd. De Wet op de OTS zorgde voor een speciale rechter. Instellingen van kinderbescherming kwamen onder justitie te vallen, de overheid financierde dit. 4.3 Naar een vernieuwde kinderbescherming (1945 – 1975) Na WOII kwam er vaste werkwijze, diagnostiek en behandelplannen in de kinderbescherming. Opleiding A en B Kinderbescherming werd opgezet. De praktijk ervan was teleurstellend. Er kwam kritiek en de strategie werd veranderd. Er moest een gezinssituatie zijn, het aantal leefgroepen kromp, het aantal begeleiders nam toe. De zorg was emotioneel en individueel gericht, het gezin werd daarbij betrokken. Ambulante en semiresidentiële hulp nam toe. Begeleiding kreeg meer invloed en werd professioneler. Werkgroep Mik werd ingezet om de justitiële kinderbescherming te verbeteren. 4.4 Naar een Wet op de jeugdhulpverlening (1975-1989) Eindconclusie van hun onderzoek: de regering moet alles doen om jongeren zich te laten ontwikkelen. Door individuele behoeften van de jeugd te aanvaarden, samenhang in bereikbare recreatieve en educatieve faciliteiten, samenwerking van instellingen, moet hulp zo vroeg en dichtbij mogelijk verleend worden. Meerderjarigheidsgrens ging van 21 naar 18 jaar. 4.5 De Wet op de jeugdhulpverlening Basis: Hulp moet zo licht, zo kort, zo tijdig en zo dichtbij mogelijk verleend worden. Justitiële hulp is ondergeschikt aan onverplichte hulp en verzuiling moet verminderen. Provincies kregen verantwoordelijkheid. Door de wet ontstond er coöperatie tussen instellingen, grote instellingen ontstonden. Verbanden tussen faciliteiten stelden teleur. Kinder- en jeugdpsychiatrie en hulp LVG kreeg geen aandacht. Justitiële inrichtingen stonden apart, er ontbrak verbinding met onderwijs en jeugdwelzijn. Preventie ontstond niet door slechte afstemming en ontbreken van de gemeente. 4.6 Nieuwe wet, oude discussie Bestuur van jeugdhulpverlening ligt vanaf 1992 bij provincies. Bij invoering van de Wet op de jeugdhulpverlening werd verworpen dat tehuizen afgelegen en in een bosrijke omgeving geplaatst moesten zijn. Gesteld werd dat hulp in de eigen omgeving belangrijker was. Residentiële hulp moest alleen gebruikt worden in uiterste gevallen. Financiering verliep slecht. Onduidelijk was hoe en waarop geld verdeeld moest worden. Besloten werd om op historisch budget te baseren en later door herspreiden, nog loste dat niet alles op. De verzuiling tussen jeugdhulpverlening, GGZ-Jeugd en justitie bleef bestaan. Recht op jeugdhulpverlening kwam er niet: leidt tot openeindfinanciering. Door de grootstedelijke www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Jeugdzorg en jeugdbeleid - A. van Montfoort
11
regio’s bleef onduidelijk welke taak de gemeente had. Diensten leveren tegen subsidiëring in plaats van een vaste prijs per dienst werd ook gezien als minpunt. Door de regering ontstond schaalvergroting. Multifunctionele organisaties ontstonden. Jeugdzorg was verre van één. Bureau jeugdzorg ontstond: duidelijke toegang tot jeugdzorg. Bieden van eerste hulp en stellen van indicaties voor verdere hulp. Jeugdbescherming, GGZ-Jeugd en jeugdhulpverlening werden zo één. 4.7 Periode 1994-1998 Overal in Nederland werden verschillende Bureaus jeugdzorg in allerlei vormen opgezet. Dit leidde tot problemen. 4.8 Periode 1998-2004: Voorbereiden op de Wet op de jeugdzorg Elke provincie krijgt één Bureau jeugdzorg, plus de grootstedelijke regio’s Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. Die bureaus ondersteunen de cliënt naar de indicatiestelling, geven ambulante hulp en zorgen voor (gezins)voogdij en jeugdreclassering. Er kwam een scheiding tussen zorgaanbieders en Bureau jeugdzorg om ongebonden indicatie te kunnen stellen. 4.9 Wet op de jeugdzorg 2005: Wet op de jeugdhulpverlening wordt Wet op de jeugdzorg: wettelijke basis voor Bureau jeugdzorg, recht op jeugdzorg, AMK wordt deel van Bureau jeugdzorg, jeugdbescherming valt onder Bureau jeugdzorg, scheiding Bureau jeugdzorg en zorgaanbieders in wet vastgelegd, zorg word ingekocht aan de hand van indicatiebesluit, er komt nieuwe financiering en Bureau jeugdzorg vormt de toegang tot verdere soorten zorg. 4.10 Nogmaals nieuwe wet, oude discussie 4.10.1 Inrichten van het nieuwe stelsel Subsidiëring wordt veranderd in een vast bedrag per gegeven dienst. Alle diensten en producten moeten overzichtelijk worden vastgezet met juiste bedrag, was nog niet gebeurd. 4.10.2 Stelsel weer ter discussie Operatie Jong adviseert om Bureau jeugdzorg te laten verdwijnen, provincies uit jeugdzorg weg te halen en Wet op de jeugdzorg in te trekken. 4.10.3 Jeugdzorgbrigade Jeugdzorgbrigade werd ingezet om toename van bureaucratie te voorkomen. Conclusie: bureaucratie blijft nodig in verband met verplichte verantwoording. Meldingen bij AMK moeten makkelijker verlopen. 4.10.4 Evaluatie van de Wet op de jeugdzorg Gemaakte doelen van de Wet op de jeugdzorg kunnen gehaald worden zonder dat ingrijpende maatregelen nodig zijn.
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Jeugdzorg en jeugdbeleid - A. van Montfoort
12
Hoofdstuk 5
Trends in de geschiedenis
5.1 Golfbewegingen 5.1.1 Een affaire Golfbewegingen ontstaan in fases: publieke verontrusting, vorming nieuwe initiatieven en begrippen, botsing daarvan met aanwezige instituties, institutionalisering. 5.1.2 Van affaire tot beleid Aandacht van media bepaalt grotendeels de onrust voor een affaire. Nieuwe ideeën en inzichten ontstaan daardoor. Dat kan botsen met bestaande inzichten. Die worden gewijzigd en nieuwe inzichten worden aangenomen. Op den duur begint dat weer opnieuw. 5.2 Langetermijntrends in het beleid Decentralisatie in bestuur, invoering van marktwerking, ordening in functies en extramuralisering zijn begrippen die in elk beleid terug te vinden zijn. 5.3 Extramuralisering: zo, zo, zo 5.3.1 Van residentieel naar ambulant Lange tijd bestaat er discussie over zorg in tehuizen of zo dicht mogelijk bij eigen omgeving. Dat laatste wordt nu belangrijk gevonden. Zorg wordt gericht op vroegtijdige en preventieve hulp. 5.3.2 Zo,zo,zo-beleid Het zo, zo, zo-beleid: zorg moet zo licht mogelijk, zo kort mogelijk en zo dicht mogelijk bij huis gegeven worden. Vanaf 2005 is dit veranderd naar hulp die zo goed mogelijk op de cliënt is afgestemd. In de Wet op de jeugdzorg blijft het actueel. 5.3.3 Bredere trend: extramuralisering Binnen de psychiatrie is dit beleid bekend als extramuralisering: de overgang van patiënten binnen de muren van een inrichting naar de maatschappij buiten de instelling. Kleine complexen in woonwijken kwamen in de plaats van grote complexen. Ook bij de verstandelijke gehandicapten werd dit gedaan. Doel van alle zorg: zo veel mogelijk deelname van iedereen. Afstemmen van zorg blijft nodig. Zorgvormen vermeerderen, maar de zorgvraag ook. 5.3.4 Veiligheid Er komt steeds meer aandacht voor veiligheid. Bij signalen moet er direct ingegrepen worden, zorg moet zoveel mogelijk gegeven worden zonder dat het kind gevaar loopt. De grens van extramuralisering wordt ontdekt bij gehandicapten omdat deze liever teruggaan naar de instelling. 5.4 Decentralisatie 5.4.1 De overheid De overheid bepaalt de structuur van jeugdzorg en verdeling van financiering en privileges. Gemeente en provincies vallen weer onder die overheid. Bemoeienis van de overheid wordt steeds belangrijker. Door de structuur binnen de overheid is het lastig om een sterk en duidelijk front te vormen.
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Jeugdzorg en jeugdbeleid - A. van Montfoort
13
5.4.2 Centralisatie of decentralisatie? Zowel centralisatie als decentralisatie is gewenst. Centralisatie: eenduidigheid in beleid en financiering, decentralisatie: dichter bij de mensen staan en om meer aansluitend werk te bieden. 5.4.3 Decentralisatie Decentralisatie naar provincies kwam door de Wet op de jeugdhulpverlening. Provincies kunnen beter afstemmen doordat zij actualiteiten in regio beter kunnen overzien, gemeentes zijn te klein. Door bemoeienis van overheid bleef het beleid onoverzichtelijk en lastig. 2007: financiering blijft bij de provincies, jeugdbeleid van de gemeente moet versterkt worden door de Wmo. 5.5 Productfinanciering en productontwikkeling 5.5.1 Instelling of functies Door normharmonisatie moet jeugdhulp ingedeeld worden naar variant en prijs. De varianten werden gecombineerd in sterkte en functie. Combinatie van hulpvormen liep gelijk met schaalvergroting. Verdeling van de zorg was niet duidelijk genoeg: herschrijving in modulen. 5.5.2 Kosteneenheden, prestatie-indicatoren of effectieve interventies? Onderverdeling in zorg werkt niet: om de prijs te bepalen wordt het ingedeeld in kosteneenheden met vaste prijs en inhoud. Met prestatie-indicatoren wordt Bureau jeugdzorg beoordeeld in verlening van zorg. Verbetering in veiligheid en zelfsturing van de cliënt, verbetering van cliënt tegenover maatschappij zijn doelen waarop beoordeeld word. Effectief gebleken programma’s zijn belangrijk. 5.5.3 Kennis, innovatie en onderzoek Zorgaanbieders krijgen steeds meer mogelijkheid om via eigen afdelingen of ingekochte zorg van bureaus zelf methoden te ontwikkelen en personeel op te leiden. Het NIZW is belangrijkste centrale instelling. MOVisie, Vilans en het NJi zijn daar onderdelen van, TNO en RIVM zijn ook bekende kenniscentra. 5.5.4 Reflectie Omdat zorg per cliënt verschilt is het beter om instelling in plaats van product te financieren. Jeugdzorg heeft nog steeds geen protocol voor financiering van zorg. Personeelskwaliteit en wetenschap is belangrijker. 5.6 Marktwerking 5.6.1 Uitgangspunten Een concrete vraag van de klant, herkenbaar, vergelijkbaar en afrekenbaar aanbod en voldoende aanbieders om te concurreren zijn nodig voor een vrije markt. Omdat de vraag van ouders en kind verschillen, is dit lastig bij jeugdzorg. Pas als dat kan, kan de overheid hierin op de achtergrond staan. 5.6.2 Reflectie Vrije marktwerking is beperkt op gebied van jeugdzorg en beleid. Zorg wordt nog geleverd door de instellingen die dat altijd al deden, beeld van de vraag is moeilijk te geven.
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Jeugdzorg en jeugdbeleid - A. van Montfoort
14
Hoofdstuk 6
Bureau jeugdzorg en Raad voor de kinderbescherming
6.1 Bureau jeugdzorg: centrale toegang tussen gemeentelijk beleid en zorgaanbod 6.1.1 Verantwoordelijkheid van de provincie Bureau jeugdzorg is een semi-overheidsinstelling: het heeft veel monopolieposities en neemt maatregels met rechtsgevolgen. Provincie heeft veel verantwoordelijkheid, Bureau jeugdzorg moet zich altijd kunnen verantwoorden en is afhankelijk van provinciale subsidies. De provincie kan bij fouten optreden tegen het bureau: Gedeputeerde Staten geeft verplicht te volgen adviezen, desnoods onder bestuursdwang. Bij weigeren mogen zij bestuur/directeur schorsen of ontslaan. 6.1.2 Ook andere actoren sturen Bureau jeugdzorg Provincie oefent macht uit over Bureau jeugdzorg. Via wet- en regelgeving, beleid en financiering doet de overheid dit ook. Justitie via jeugdreclassering, zorgaanbieders via werkwijzen, gemeenten via toegangsfuncties, de cliënt om het versterken van zijn rechtspositie. 6.1.3 Positie van de cliënt De positie van de cliënt moet versterkt worden. Cliënten hebben recht op zorg, inzage, informatie, inspraak en klachtrecht. Cliënt en ouders sturen de zorg, het is vrijwillig, tenzij oplegging door de rechter. Hulpvraag kan tegenstrijdig zijn. Ouderverenigingen zijn er amper in de jeugdzorg. 6.1.4 Bureau jeugdzorg en Raad voor de kinderbescherming Het AMK hoort bij Bureau jeugdzorg. Het moet meldingen van kindermishandeling onderzoeken en hulp bieden. Zeer ernstige gevallen kunnen direct bij de Raad voor de kinderbescherming worden gemeld. 6.2 Recht op jeugdzorg Omdat de overheid vreesde voor een openeindfinanciering bij recht op jeugdzorg, is dit recht op jeugdzorg voor iedereen alleen ingevoerd als er een indicatiebesluit van Bureau jeugdzorg is. 6.3 Taken van Bureau jeugdzorg Bureau jeugdzorg bezit het monopolie op: opstellen indicatiebesluit, inzetten maatregel jeugdbescherming, AMK, casemanagement, uitvoeren jeugdreclassering,(gezins)voogdij en voorlopige voogdij. Verder is er de Kindertelefoon, die biedt licht ambulante hulp en geeft advies voor gemeentelijke jeugdbeleidstaken van Bureau jeugdzorg. 6.3.1 Indicatiebesluit Beschrijving van problemen met ernst, oorzaken, benodigde zorg, doelen en duur, zorgtermijn, benodigde zorgaanbieder en evt. verplichte zorgcoördinatie zijn verplichte onderdelen van een indicatiebesluit. Verbetering Indicatie Besluit is opgezet om verschillen daarin te voorkomen. 6.3.2 AMK Na een melding bij het AMK onderzoekt deze of het echt om kindermishandeling gaat. Zo ja, dan geeft AMK advies over hoe het kind te beschermen. Onderzoek is niet verplicht. Een rechter kan ingezet worden als vergaande maatregelen nodig zijn. www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Jeugdzorg en jeugdbeleid - A. van Montfoort
15
6.3.3 Gezinsvoogdij, voogdij Instellingen die (gezins)voogdij uitvoeren: Stichting Gereformeerde Jeugdzorg (SGJ), NIDOS, William Schrikker Groep en de afdeling Jeugdbescherming en Reclassering van het Leger des Heils. Meest voorkomende maatregel van de kinderbescherming is OTS, die alleen de rechter kan opleggen. Een ernstige bedreiging voor het kind en geen andere mogelijkheid is voorwaarde hiervoor. Bij OTS wordt een gezinsvoogd aangesteld, gemiddeld 4 jaar. Bij uithuisplaatsing is een machtiging tot uithuisplaatsing nodig van de rechter, instemming van kind of ouders is niet nodig. Na ontheffing van ouderlijk gezag, word OTS voogdij: zorg ligt geheel bij Bureau jeugdzorg of pleegouders. Bij zeer ernstige situaties kan de rechter direct voogdij verplichten. NIDOS doet uitspraken hierover bij alleenstaande minderjarige asielzoekers (ama’s). De gezinsvoogd controleert en ondersteunt de cliënt en gezin om gezinsbanden te versterken. Caseload is verlaagd tot 15 kinderen. Het Deltaplan gezinsvoogdij moet zorgen voor een centrale aanpak. 6.3.4 Jeugdreclassering Jeugdreclassering helpt jeugd van 12 tot 18 jaar die in aanraking komt met justitie en politie. Werkt in opdracht van de kinderrechter, officier van justitie of op verzoek van de Raad voor de kinderbescherming. Het kan ingezet worden op elk moment van het strafproces. Maatregel van Hulp en Steun wordt veel gebruikt. ITB werkt aan het reorganiseren van het leven van de cliënt (ITB-CRIEM bij allochtonen). Toezicht en Begeleiding is hulp uit vrije wil. Samenwerking en effectieve aanpak zijn belangrijk. 6.3.5 Casemanagement Casemanager: ondersteunt cliënt en ouders bij nemen van keuzes en coördineren van meerdere soorten zorg. Die coördinatie werd onderschat, er was geen aansluiting van zorgvormen en werkwijzen. Bureau jeugdzorg moet de cliënt daarom bijstaan in het zorgproces, het stelt een werkplan op. 6.3.6 Verbinding lokaal jeugdbeleid Om vraag naar jeugdzorg te laten dalen, moet Bureau jeugdzorg advies geven om gemeentelijk jeugdbeleid te vormen. Invulling hangt af van provinciale financiering. Bureau doet ook mee in ZAT’s. 6.3.7 Licht ambulante hulp Invulling van geven van lichte hulp bij Bureau jeugdzorg hangt af van de provincie. Deze vindt andere taken vaak belangrijker en laat het geven van lichte hulp over aan gemeenten. 6.3.8 Kindertelefoon Kindertelefoon is onderdeel van de jeugdzorg en is ondergebracht bij de MOgroep Utrecht. Jeugd t/m 18 jaar kan problemen of verhalen kwijt in een telefoongesprek of via chatten op de website. 6.4 Scheiding gemeentelijk jeugdbeleid, Bureau jeugdzorg en zorgaanbod De Wet op de jeugdzorg legt druk op onafhankelijke indicatiebesluit zodat zorgaanbieders de indicatie niet kunnen maken in hun eigen belang. Een scheiding tussen zorgaanbod, Bureau jeugdzorg en gemeentelijk jeugdbeleid wordt daarmee gemaakt.
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Jeugdzorg en jeugdbeleid - A. van Montfoort
16
6.5 Raad voor de kinderbescherming 6.5.1 Plaatsbepaling Raad voor de kinderbescherming is veel veranderd qua taken en verantwoordelijkheden. Deze taken zijn overgegeven aan Bureau jeugdzorg. Beschermings-, straf-, scheidings-, omgangszaken en civiele zaken als adoptie en afstammingsvragen zijn taken voor de Raad voor de kinderbescherming. 6.5.2 Beschermingszaken De Raad voor de kinderbescherming wordt steeds vaker gebruikt. Onderzoekt de thuissituatie van kinderen en beoordeelt of maatregelen nodig zijn. Een gedragsdeskundige, teamleider en een raadsonderzoeker voeren het onderzoek uit. Deze onderzoeken worden gemeld bij AMK en Bureau jeugdzorg. Crisisgevallen kunnen direct bij de raad gemeld worden. Inzet van meer mensen moet ervoor zorgen dat de weg naar hulp en ingrijpen in kritieke zaken korter wordt. 6.5.3 Beter beschermd Met het programma Beter beschermd moeten de procedures rond gezinsvoogdij en voogdij efficiënter en sneller verlopen. Binnen een week moet de eerste controle gemaakt zijn, is er contact met alle leden van het gezin, in twee maanden moeten de procedures en onderzoek afgerond zijn, de gezinsvoogd start binnen 5 dagen na uitspraak van de rechter. 6.5.4 Scheidings- en omgangszaken Ouders dragen verantwoordelijkheid voor een goede regeling omtrent zorg voor kinderen. Contact met de twee ouders moet mogelijk zijn, de rechter kan hier bindende uitspraken over doen. Mediation of forensische mediation (via de rechter) kan nodig zijn. Als een rechter dit onmogelijk vindt, kan hij direct steun en advies vragen van de Raad voor de kinderbescherming. 6.5.5 Strafzaken 12- tot 18-jarigen die strafbare feiten plegen, krijgen te maken met jeugdstrafrecht. Deze gevallen worden besproken tijdens het Justitieel Casus Overleg (JCO) als de aanhouding met een proces-verbaal afgerond wordt. Aan de hand van het BARO wordt besloten welke hulp of straf nodig is. 6.5.6 Overige civiele zaken De raad doet ook gezinsonderzoek naar geschiktheid als adoptie- of pleeggezin, en adviseren vrouwen die adoptie overwegen en kinderen die meer over hun afstamming willen weten. 6.6 De rechter De rechter doet uitspraken over gedwongen hulpverlening, vaak is dat OTS. De rechter wordt ingeschakeld door de Raad voor de kinderbescherming, Bureau jeugdzorg zorgt voor de uitvoering. Een machtiging uithuisplaatsing is nodig voor verplichte uithuisplaatsing, vaak tegen de wil van ouders. Voor plaatsing in een gesloten jeugdinrichting is een speciale machtiging nodig.
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Jeugdzorg en jeugdbeleid - A. van Montfoort
17
Hoofdstuk 7
Het zorgaanbod jeugdzorg
7.1 Inleiding Jeugdzorg is alle zorg waar Bureau jeugdzorg een indicatie voor afgeeft. Er is veel veranderd ondertussen, door minder instellingen is het overzichtelijker, maar door bepaalde factoren ook juist onoverzichtelijker: vergroeiing van sectoren, minder concrete omschrijving hulpvormen, nieuwe aanbieders en verschillende benamingen. 7.2 Provinciale jeugdzorg (de voormalige jeugdhulpverlening) 7.2.1 Positie zorgaanbieder De provincie financiert de jeugdhulpverlening en zorgt daarmee dat jeugd de hulp kan krijgen die het nodig heeft. Ouders en jeugd kunnen hulp vragen waar zij willen, Bureau jeugdzorg ondersteunt daarin. Als een instelling zorg biedt, is zij verplicht die aan iedereen te verlenen. Uitvoerders van zorg zijn zorgaanbieders. Door nieuwe aanbieders groeit concurrentie, branchevervaging ontstaat. Schaalvergroting zal ontstaan omdat meer samenwerking en afstemming nodig is. 7.2.2 De aanbieders De jeugdzorg wordt uitgevoerd door beroepsbeoefenaars, alleen pleegouders zijn vrijwilligers. Die beroepskrachten met de cliënten zijn de kern van jeugdzorg. Psychologen en pedagogen zijn gedeeltelijk wettelijk beschermd, ze worden betrokken bij beleidsvorming, opleiding en kwaliteit. Samenwerking tussen beroepsgroepen kan leiden tot betere zorg, door verschillende belangen en achtergronden verloopt de samenwerking vaak slecht. Branchevereniging voor zorgaanbieders is de MOgroep. Kind en jeugdpsychiatrie hoort bij GGZ Nederland en de GGD’en vormen samen GGD Nederland. Deze organisaties zijn betrokken bij beleids- en wetvorming. 7.2.3 Ambulante hulp Bijna elke MFO biedt ambulante hulp door extramuralisering op lange termijn. Vaak is de hulp thuis, zodat een beeld gevormd wordt van de thuissituatie. Ambulante hulp in een instelling zorgt voor rust en neutraliteit. Overheid stuurt en stimuleert ambulante hulp: vooral gericht op wetenschappelijk bewezen methoden. Provincie en gemeente kiezen zelf of dit ingekocht wordt. 7.2.4 Daghulp MKD’s en Boddaertcentra zijn de langst bestaande vormen van daghulp. Vaak draagt het nu een andere naam en heeft het meer functies. MKD is ondergebracht in de AWBZ, de medische achtergrond verdwijnt meer. De Boddaertcentra zijn gericht op methodes voor gedragsverbetering van schoolgaande jeugd. Samenwerking met onderwijs en arbeidsmarkt is belangrijk. 7.2.5 Crisisopvang Crisisopvang biedt korte tijd een plek aan jeugdigen die direct hulp nodig hebben omdat ze thuis niet meer kunnen zijn. Opvanggezinnen doen dit voor de jongere kinderen. In de jeugdpsychiatrie, maatschappelijke opvang en LVG jeugd bestaat ook crisisopvang. Door verschil in de vorm is de beste plaats voor een cliënt niet direct duidelijk, coördinatie en afspraken over plaatsing zijn daarvoor nodig.
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Jeugdzorg en jeugdbeleid - A. van Montfoort
18
7.2.6 Pleegzorg en gezinshuizen Pleegzorg heeft voorkeur boven tehuizen. Het is een aparte vorm van zorg en vaak onderdeel van mfo’s. Provincies kiezen hoe pleegzorg geregeld word. Netwerkplaatsing krijgt voorkeur, tenzij dit onverantwoord is. Therapeutische Gezinsverpleging (TGV) is vorm van pleegzorg bij jeugd met psychische stoornissen en valt onder de provincies. Multi Treatment Foster Care is populair in pleegzorg: aandacht ligt op gedragsbeïnvloeding. 7.2.7 Residentiële jeugdzorg Voorkeur is ontstaan voor tehuizen binnen woonwijken boven ver van de stad. Die laatste vorm zal altijd blijven bestaan, opinies erover zijn wisselend. Door pleegzorg en ambulante hulp is er afname in vraag naar vroegere residentiële jeugdzorg. Complete vraag naar residentiële hulp neemt toe, zwaardere problemen vragen meer zorgvormen. Jongeren blijven langer hulp nodig hebben; nieuwe vormen van langdurige residentiële hulp zijn gelanceerd. Oude vormen worden gecombineerd: de leefgroep en wonen, school en vrije tijd, ontspanning en sport. 7.2.8 Leren zelfstandig te worden Meerdere hulpvormen en methodes voor begeleiding van jeugd bij de overgang naar zelfstandig worden zijn ontstaan; vaak gericht op leren van sociale vaardigheden. Samenwerking van jeugdzorg met verschillende soorten organisaties (scholen, woningcorporaties) is belangrijk. 7.2.9 Gesloten jeugdzorg Alleen justitiële inrichtingen en machtiging BOPZ maken opsluiting mogelijk. Nieuwe zorgvormen zijn gericht op reguliere hulp en een nieuwe start in de samenleving. Gericht op jeugd en omgeving, niet sectoraal gericht. Justitiële inrichtingen worden in toekomst alleen gebruikt voor strafrecht. 7.3 Kinder- en jeugdpsychiatrie/GGZ-Jeugd 7.3.1 Geestelijke gezondheidszorg De GGZ-Jeugd bestaat al heel lang. Alle instellingen zijn ondergebracht in de Riagg. Door veel wensen in beleid zijn veel Riaggs opgegaan in grote psychiatrische instellingen of startten ze samenwerking. 7.3.2 Kinder- en jeugdpsychiatrie Na WOII is kinderpsychiatrie zich gaan specialiseren. Verdeling van instellingen is doel van beleid. Elke gezondheidsregio heeft min. één kinder- en jeugdpsychiatrische instelling. Leeftijdscheiding is toen gemaakt van 0-3 en 12-18. 7.3.3 Verslavingszorg voor jongeren Gespecialiseerde verslavingszorg is voor verslaving als hoofdprobleem. Dat valt onder GGZNederland. Een aantal grote instellingen verleent die zorg. Klinische zorg voor jongeren ontbreekt. 7.3.4 Recente ontwikkelingen Kinder- en jeugdpsychiatrie is uitgebreid; veel gecombineerd in mfo’s. Samenwerking Bureau jeugdzorg en jeugdpsychiatrie versterkt: programma’s en behandeling wordt opgezet. Door marktwerking ontstaan nieuwe instellingen en meerdere vormen, maar ook schaalvergroting. Gemeentelijk jeugdbeleid is belangrijk door verandering in financiering door Wmo.
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Jeugdzorg en jeugdbeleid - A. van Montfoort
19
7.3.5 Wetenschappelijk onderzoek Door beleid dat gericht was op werven van kennis is Kenniscentrum Kinder- en jeugdpsychiatrie opgericht. Accare is leider hierin. Trails en GenerationR zijn grote onderzoeken op dat gebied. 7.4 Zorg voor jeugdigen met een licht verstandelijke handicap 7.4.1 Doelgroep LVG: IQ tussen 50 en 75. WISC (= intelligentietest_: houdt aan: licht verst. beperkt: 50-69, laagbegaafd: 70-79. De jongeren zijn broos, ze blijven achter in ontwikkeling en ontwikkelen gedragsproblemen. Door combi van problemen gebruiken ze vaak verschillende categorieën hulp. Er zijn veel specifieke hulpvormen gericht op deze personen. 7.4.2 Plaatsbepaling AWBZ financiert vanaf ’80 deze zorg, nadat CIZ indicatie heeft gesteld. Directie Langdurige Zorg, van Ministerie van VWS, voert het beleid. Door de Wmo gaat de zorg gedeeltelijk naar de gemeente. Vanaf 2008 moet het Bureau jeugdzorg de indicatie hiervoor stellen. 7.4.3 Cliëntorganisaties Omdat ouders belangrijk zijn in deze zorg en omdat de kwaliteit van ouderschap niet te betwijfelen is, zijn er veel ouder- en cliëntverenigingen. Ze beïnvloeden de uitvoering van beleid en praktische zorg. Veelal door het PGB: er wordt zelf zorg ingekocht door de cliënt. 7.4.4 Informatie en ondersteuning door MEE MEE is landelijke organisatie die hulp en ondersteuning geeft aan mensen met beperkingen. 7.4.5 Zorgaanbod Veel zorgaanbieders zijn verantwoordelijk voor het bieden van zorg aan deze mensen. Bij de VGN zijn in 2006 173 instellingen bekend. Er is grote variatie in hulp en zorg. 7.5 Justitiële jeugdinrichtingen 7.5.1 Achtergrond Jeugdcriminaliteit zou gevolg zijn van slechte opvoeding. Deze jeugd kwam in een justitiële inrichting. Vanaf ’80 kwam er accent op beveiliging tegen vluchten, leek op een gevangenis. Plaatsingen stijgen omdat kinderen met OTS ook hier worden geplaatst. Door aandacht van de media kwam er wijziging in beleid: betere opties werden opgezet, scheiding tussen plaatsing volgens strafrecht en kinderbescherming. OTS wordt hier niet meer geplaatst. 7.5.2 Steeds meer jongeren in de justitiële jeugdinrichtingen Plaatsing in justitiële inrichtingen is verdubbeld in tien jaar. Zie hfst.7, blz. 160; Jeugdzorg&Jeugdbeleid; AJ v Montfoort voor schema van ontwikkelingen in capaciteit. 7.5.3 De inrichtingen Er zijn 14 justitiële inrichtingen: rijksinrichtingen (Dienst Justitiële Inrichtingen) of particuliere inrichtingen (ministerie van Justitie). Behandelinrichtingen nemen jeugdigen met PIJ of ‘jeugd-tbs’ op. Voor jeugdigen in opvanginrichtingen wordt zo snel mogelijk een behandelinrichting gezocht. Opname van meisjes in de inrichtingen neemt toe. 7.5.4 Scholing- en Trainingsprogramma’s, nazorg Om terugval na het verblijf te voorkomen wordt er gewerkt met Scholings- en Trainingsprogramma’s: jongeren bereiden zich voor op een nieuw leven, met positief uitzicht. www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Jeugdzorg en jeugdbeleid - A. van Montfoort
20
Hoofdstuk 8
Actuele thema’s in het beleid
8.1 Integraal jeugdbeleid 8.1.1 Jeugd(welzijns)beleid als integrale noemer Vanaf ’70 is er veel gedaan om het jeugdbeleid duidelijk, overzichtelijk en makkelijk toegankelijk te maken om zo jeugd en ouders te helpen bij problemen. Werkgroepen en ‘welzijn’ waren belangrijk. Van 1980 – 1990 werd geconcludeerd dat richten op ‘welzijn’ geen goed resultaat zou hebben. Wetswijzigingen veranderden maar kleine dingen. 8.1.2 Operatie Jong Operatie Jong werd opgezet om een harmonieus beleid op te stellen. Het concludeerde dat elke actor het beleid met een eigen invalshoek bekijkt. Het richtte aandacht op de gemeente, dat moest de kern worden. Operatie Jong heeft veel bereikt en onder de aandacht gebracht. De afsluiting bestond uit 127 verschillende adviezen waarmee het beleid verbeterd moet worden; Bureau jeugdzorg opheffen, decentraliseren etc. Het heeft veel bereikt, maar lang niet alle adviezen zijn tot nog toe aangenomen. 8.1.3 Programmaministerie Jeugd en Gezin Een minister voor Jeugd en Gezin werd aangesteld om opnieuw eenheid te creëren in het beleid. Het ministerie is betrokken bij zeer veel andere beleidsonderwerpen omtrent gezinnen, jeugd en opvoeden. Het zal ingrijpen waar dat nodig is. Het plan van aanpak hiervan heeft drie pijlers: betere preventie; gezin is de plek om op te groeien; einde aan ongebondenheid van zorg. De wet zal worden aangepast bij een nieuw beleid. Gezond eten en sterkere jeugdzorg en -bescherming zijn belangrijke onderdelen. 8.2 Aanpak kindermishandeling Kindermishandeling heeft een goede aanpak nodig, aandacht ervoor stijgt. De vertrouwensarts kindermishandeling is ontwikkeld naar het bureau vertrouwensarts en vervolgens omgezet naar het huidige AMK. Werkgroep RAAK heeft op scherpe wijze veel aandacht gevraagd voor het probleem. Met een 35-puntenplan hoopte deze te bereiken dat alle instellingen alerter, adequater en effectiever kinderen kunnen beschermen en helpen. Het plan is gericht op de uitvoerders, maar ook op de beleidsmakers etc. Door een aantal dodelijke voorbeelden heeft het onderwerp veel aandacht gekregen, hierdoor heeft de overheid toegezegd een plan tegen kindermishandeling op te stellen. Hierin was aandacht voor verhindering, waarneming, stoppen ervan en verkleinen van schadelijke gevolgen. Samenwerking, preventie, wachtlijstverkorting, betere informatie-uitwisseling zijn daarin nodig. Straffen zullen strenger worden en landelijk wordt een meldcode opgezet. 8.3 Jeugdcriminaliteit en resocialisatie Jeugdbeleid is gericht op zowel problemen in de opvoeding, als in het opgroeien. Criminaliteit krijgt daarom veel aandacht. Programma Jeugd Terecht werd opgezet voor verbetering in onderdelen van het strafrecht. Tegengaan van terugval staat voorop; door vaststellen van aangetoonde risicofactoren en effectieve methodes wordt een plan opgesteld. O.a. het JCO is opgezet voor een betere coöperatie en informatie-uitwisseling in het hele netwerk rond jeugdzorg. Nieuwe Aanpak Jeugdcriminaliteit is vervolg op Jeugd Terecht. Pijlers hierin zijn: betere nazorg, juiste probleemstelling en risicofactoren zijn belangrijk voor goede aanpak, voortzetting van Jeugd Terecht en meer effectieve programma’s. De taak van ouders, richten op adolescenten, bijtijds constateren van criminaliteit bij kinderen onder de 12 jaar, aanpak van criminele jeugdgroepen en overdracht van criminaliteit zijn aandachtspunten. Verminderen van aantal voortijdig schoolverlaters en begeleiding naar werk is belangrijk. www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Jeugdzorg en jeugdbeleid - A. van Montfoort
21
8.4 Kwaliteit en toezicht 8.4.1 Kwaliteit Door wet- en regelgeving moet kwaliteit van zorg gegarandeerd worden. Beleid gericht op kwaliteit, gefundeerde zorg, jaarverslagen en kwaliteitssystemen zijn verplicht in de Kwaliteitswet zorginstellingen. Particuliere instellingen vallen onder de Wet beroepen in individuele gezondheidszorg (Wet BIG). De Wet op de jeugdzorg verplicht ook bepaalde kwaliteit. Het HKZ- en INK-model zijn tevens aangenomen kwaliteitssystemen. 8.4.2 Toezicht Inspectie Jeugdzorg controleert de kwaliteit van de Wet op de jeugdzorg. De Inspectie gezondheidszorg en Inspectie Jeugdzorg houden eveneens toezicht. De financier van de zorg is eerstverantwoordelijke. 8.4.3 Registratie Al vanaf 1994 wordt intensief geprobeerd om registratie van cliëntinformatie in de jeugdzorg te verbeteren; nog steeds ontbreekt een goed resultaat. Stuurgroep Informatie Jeugdzorg wilde eenheid en overzicht brengen, niet gelukt. Registratieprogramma’s moeten helpen; tegendeel. Steeds meer informatie is nodig, te weinig beleidsinfo wordt gegeven, niet gericht op cliënt. Het komend elektronisch kinddossier moet oplossing zijn. Kinderen met risicofactoren moeten door een verwijsindex makkelijk aan te wijzen en te volgen zijn. Bescherming privégegevens komt daarmee niet in de knel; gericht op zo vroeg mogelijke zorg voor cliënt. 8.4.4 Wachtlijsten Wachtlijsten zijn een groot probleem voor bijna alle soorten jeugdzorg. Er moet vaak langer dan 9 weken op hulp gewacht worden; geld voor verbetering komt beschikbaar. Door capaciteitstoename en verbeterprogramma’s kunnen de wachtlijsten bij het AMK, Raad voor de kinderbescherming en (gezins)voogdij verkort worden. De wachtlijsten daalden inderdaad. Door toename van vraag naar zorg, werden de wachtlijsten opnieuw langer. Onderzoek naar oorzaak van toenemende vraag wordt gestart. Stijging van problemen, eerdere waarneming van problemen, sneller stellen van indicatiebesluit of aanvragen OTS kunnen oorzaken zijn. Door vroegsignalering worden minder gezinnen over het hoofd gezien, maar zijn er ook gezinnen waar te vroeg ingegrepen wordt. Maatschappij moet afwegen wat belangrijker is. Verhouding kosten en effectiviteit is belangrijk in de manier waarop zorg geregeld is. Ook het behaalde resultaat van een behandeling is belangrijk om te zien waarop verbeterd kan worden. 8.5 Professionalisering Adequaatheid van hulpverlening tussen jongeren, ouderen en hulpverleners is de kwaliteit van de zorg. Vaak wordt voor die kwaliteit verwezen naar dossiers, protocollen, financiering etc. Financiering is gericht op producten; voor tijd en omzien naar de klant was geen tijd. Kosten en baten zullen altijd zwaarder wegen. ‘Bewijzen van goede dienstverlening’ legt aandacht op waardering voor de hulpverlener; ruimte voor eigen vormgeving en evaluatie moet nodig zijn. Hulpverleners bij falen straffen via strafrecht zou niet goed zijn; er moet beoordeeld worden op een bepaalde norm, vastgelegd in een beroepscode, uitgevoerd door tuchtrecht. Niet alle vakgroepen hebben tuchtrecht; gezinsvoogdij, ambulante hulpverleners, groepsopvoeders en pleegouders. Een plan is opgezet om dit goed te regelen; onderwijs moet beter aansluiten op praktijk, bijscholing, op peil houden van kennis en verplicht lidmaatschap van organisatie krijgt daarin aandacht. Vakkundigheid en professioneel werken is belangrijk aandachtspunt voor de MOgroep. Door arbeidstekort is dit soms lastig te handhaven.
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Jeugdzorg en jeugdbeleid - A. van Montfoort
22
Hoofdstuk 9
Tot slot
Door politieke en media-aandacht is er veel gewijzigd in het beleid van jeugdzorg, gezin en jongeren. Nieuwe moties blijven komen; Bureau jeugdzorg verdwijnt hier steeds meer in, aandacht gericht op Centrum voor Jeugd en Gezin. Oplossing van problemen wordt nu naar die centra verschoven. Bureau jeugdzorg verliest populariteit nadat het opgezet is; legt zware druk op CJG’s. Voorkomen van de problemen en eerstelijnshulp krijgt nu alle aandacht. Zwaardere problemen worden daardoor ook al in eerstelijnshulp opgenomen; achterliggende zorg is dan direct al nodig. Uit onmacht worden nieuwe functies, privileges en regels bedacht. Door deze pogingen verschuiven de echte problemen naar de achtergrond en wordt het beleid onoverzichtelijk door veelheid aan regels, die na invoering vaak direct al weer een verandering doormaken. Gerichtheid op de echte kern; problemen in jeugd en gezin en beroepskrachten en meer geduld en realisme kan werkelijk dingen veranderen, problemen oplossen. Door snelle veranderingen kan dit boek verouderen, maar juist ook veel verhelderen. Als je van het jeugdzorg en jeugdbeleid goede studie maakt, kan je al snel zelf inschatten welke oplossingen en veranderingen er zullen komen.
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Jeugdzorg en jeugdbeleid - A. van Montfoort
23