‘Je doet alles zelf en zij helpen mee’ Evaluatie Integraal Casemanagement Dordrecht
Partner voor beleid
‘Je doet alles zelf en zij helpen mee’ Evaluatie Integraal Casemanagement Dordrecht
Onderzoekcentrum Drechtsteden drs. M.C.A. Bakx drs. S.A.W. van Oostrom-van der Meijden november 2013
Colofon Opdrachtgever Tekst Foto voorkant Drukwerk Informatie
Gemeente Dordrecht, sector Maatschappelijke Ontwikkeling Onderzoekcentrum Drechtsteden Anne Drummen Impuls Publiciteit, Sliedrecht GR Drechtsteden Onderzoekcentrum Drechtsteden Postbus 619 3300 AP Dordrecht 078 – 770 39 05 www.onderzoekcentrumdrechtsteden.nl
Overnemen van delen van de tekst is toegestaan onder voorwaarde van een duidelijke bronvermelding.
Inhoud
Samenvatting .........................................................................................5 1 Inleiding ........................................................................................ 11 1.1 Aanleiding en doel .......................................................................... 11 1.2 Vraagstelling.................................................................................. 13 1.3 Opzet............................................................................................ 13 1.4 Leeswijzer ..................................................................................... 14 2 Het begeleidingsproces .................................................................. 15 2.1 Aanmelding ................................................................................... 16 2.2 Intensieve begeleiding .................................................................... 16 2.3 Monitoring/nazorg .......................................................................... 17 3 Doelgroep ICM ............................................................................... 19 3.1 Instroom ....................................................................................... 19 3.2 Profielschets .................................................................................. 20 3.3 Beoogde doelgroep ......................................................................... 22 4 Hulpverlening en ondersteuning .................................................... 25 4.1 Opgestelde doelen .......................................................................... 25 4.2 Korte interventies ........................................................................... 26 4.3 Intensieve begeleiding .................................................................... 27 5 Resultaten...................................................................................... 29 5.1 Behaalde doelen............................................................................. 30 5.2 Knelpunten .................................................................................... 30 6 Tevredenheid ................................................................................. 33 6.1 De samenwerking ........................................................................... 33 6.2 Jongeren over integraal casemanagement ......................................... 35 7 Meerwaarde ................................................................................... 37 7.1 De voordelen ................................................................................. 37 7.2 Verbeterpunten .............................................................................. 38 7.3 Maatschappelijke effecten................................................................ 39 Bijlagen ................................................................................................ 41 Bijlage 1 Lijst van geïnterviewden .......................................................... 43
Samenvatting Sinds 1 januari 2012 wordt er in de gemeente Dordrecht gewerkt volgens één grootstedelijke aanpak voor multiproblem jongeren, genaamd integraal casemanagement (ICM). ICM gaat uit van ‘één jongere, één plan, één casemanager’. Het Onderzoekcentrum Drechtsteden (OCD) heeft de vernieuwde aanpak in 2012 geëvalueerd. Wat is de meerwaarde van ICM? Hoe ziet de doelgroep eruit? En wat zijn de resultaten van de hulpverlening en ondersteuning die de jongeren krijgen? U leest het in deze samenvatting.
Multiproblem jongeren vormen een kwetsbare groep. Het is belangrijk dat deze jongeren de juiste hulp aangeboden krijgen, zodat zij zelfstandig een bestaan op kunnen bouwen en kunnen werken aan hun toekomst. In juni 2011 is de gemeente Dordrecht al gestart met de pilot Foyer. De pilot moest o.a. duidelijk maken of, en hoe, met ingang van 2012 multiproblem jongeren door middel van één integrale grootstedelijke aanpak konden worden geholpen. Ook de pilot hebben we geëvalueerd.1
Integraal casemanagement Bij ICM wordt aan iedere multiproblem jongere één casemanager gekoppeld die gedurende circa 70 uur intensieve, integrale begeleiding biedt. De casemanager probeert het vertrouwen van de jongere te winnen en zorgt voor snelle hulpverlening. Multiproblem houdt in dat een jongere kampt met problemen op ten minste twee leefgebieden, zoals wonen, financiën, gezondheid en werk. De aanpak is een groeimodel dat vanaf 2014 voor een structurele oplossing moet zorgen.
In deze samenvatting beantwoorden wij de vier onderzoeksvragen en eindigen met aanbevelingen.
Aanpak In totaal zijn er in 2012 162 jongeren in ICM ingestroomd: 107 stroomden in bij FlexusJeugdplein en 55 bij TriviumLindenhof. De meeste jongeren, twee derde, zijn zelfmelders. De anderen zijn aangemeld door een instantie, variërend van Woonbron en de Werkmakelaar tot GGZ-zorginstellingen. Na hun aanmelding konden de meeste jongeren binnen een week op intake komen. De reden van aanmelding wordt verkend en verder dient het gesprek om het vertrouwen van de jongeren te winnen en kort de werkwijze van ICM uiteen te zetten. Na het intakegesprek besluiten de casemanagers in hun gezamenlijke casusoverleg of een jongere ook daadwerkelijk instroomt in ICM. Centraal staat de mate van zelfredzaamheid in combinatie met de aard en omvang van de problematiek. Gemiddeld is er voor deze fase 10 uur begroot. Het toekennen van een casemanager aan de ingestroomde jongere en het samen opstellen van een begeleidingsplan markeert de start van de tweede fase van het begeleidingstraject. Het plan bevat de doelen (gemiddeld drie) waar de jongere aan gaat werken, uitgezet in de tijd. De jongere is aan zet en de casemanager is coach, begeleider en regisseur. Er vindt frequent contact plaats, wat later wat afneemt. Gemiddeld is er voor deze fase 30 uur aan begeleiding geraamd. 1
Bakx, M.C.A. & S.A.W. van Oostrom-van der Meijden (2012). De zorg voor multiproblem jongeren in Dordrecht. Evaluatie pilot Foyer. Onderzoekcentrum Drechtsteden.
Evaluatie Integraal Casemanagement
5
De totale inzet wordt begroot op gemiddeld 70 uur. Voor de laatste fase is dus gemiddeld 30 uur begroot. Centraal in de nazorgfase staat het bestendigen van de doelstellingen. De begeleiding wordt afgebouwd. Wie stromen er in? De zelfredzaamheid van de meeste jongeren liet ten tijde van instroom te wensen over. Zes op de tien hadden geen werk (97), veel jongeren waren dakloos of hadden een tijdelijk/wisselend woonadres (69) en maar weinig jongeren hadden goed, redelijk of matig contact met hun ouder(s) (24) of een startkwalificatie (21). De jongeren zijn ook vaak bekenden. Bijna zes op de tien hadden al (eerder) contact met één of meerdere hulpverleningsinstanties (93). Het verdere profiel: x x x x x x
gelijke verdeling tussen jongens en meisjes en naar leeftijd; vooral Nederlandse achtergrond of van de Nederlandse Antillen; drie kwart heeft schulden; bij ruim vier op de tien is een geestelijke beperking geconstateerd of is er een sterk vermoeden; bijna vier op de tien is wel eens in aanraking gekomen met justitie; een vijfde heeft een verslaving (vooral blowen en alcohol).
Negen jongeren zijn door de casemanagers vroegtijdig uit ICM weggestuurd vanwege contra-indicaties (bijv. geen meervoudige problematiek). Als we strikt kijken naar deze indicaties twijfelen we daarnaast nog bij 45 jongeren of zij wel of niet tot de doelgroep van ICM behoren (bijv. vanwege het ontbreken van een lokale binding).
Ondersteuning en begeleiding Het doel van ICM is om multiproblem jongeren via een integrale aanpak naar een zelfstandig bestaan te begeleiden. Niet alle jongeren hebben alle drie fases van het begeleidingsproces doorlopen. Grofweg kunnen we een onderscheid maken tussen korte interventies (fase 1) en intensieve begeleiding (fase 2 en 3). Korte interventies Bij 39 jongeren was sprake van een korte niet-succesvolle interventie; na een korte screening zijn zij weer uitgestroomd. Bij 12 jongeren is het de vraag of ze wel echt als instroom beschouwd moeten worden omdat ze niet voldoen aan de doelgroep van ICM.2 Bij de andere 27 jongeren hebben de casemanagers binnen korte tijd verbindingen gelegd met andere hulpverlenings(instanties). De betrokken instanties hangen vanzelfsprekend nauw samen met de probleemgebieden van de jongeren. De meeste ondersteuning wordt geboden door de Sociale Dienst Drechtsteden (SDD), Woonbron en Cyria GGZ. Intensieve begeleiding Tijdens de intensieve begeleiding krijgen jongeren psychosociale en materiële hulpverlening aangeboden, aangevuld met de nodige zorgprogramma’s. In totaal zijn/worden 105 jongeren intensief begeleid: 29 jongeren zijn inmiddels uitgestroomd en 76 jongeren bevonden zich op 31 december 2012 nog in ICM. Van de jongeren die zijn uitgestroomd, hebben de meesten (26) hun zorgtraject succesvol afgerond.3
2
3
6
Drie jongeren zijn direct terug- of doorverwezen naar een andere zorginstelling, drie jongeren hadden geen meervoudige problematiek en bij zes jongeren was sprake van een contra-indicatie. Een jongere stroomt succesvol uit wanneer hij/zij alle doelen (deels) behaald heeft.
Naar een integrale aanpak voor multiproblem jongeren in Dordrecht
Voor de jongeren die intensief zijn begeleid hebben de casemanagers meer diverse verbindingen gelegd. Ook bij deze jongeren zijn de SDD en Woonbron (en Budgetcoaches) het meest ingeschakeld. Daarnaast hebben een aantal jongeren ook verschillende trainingen gevolgd, zoals de Rots en watertraining, de training Opvoeden doe je samen en de Zelfstandigheidtraining.
De zes jongeren die we geïnterviewd hebben, oordelen allemaal positief over het zorgaanbod dat zij gekregen hebben.4 Hetzelfde geldt voor de begeleiding door de casemanagers en de aandacht voor hun problemen. Wel zijn er een aantal (kleine) minpunten volgens de jongeren: één jongere mist een financieel adviseur, één jongere was niet blij met een doorverwijzing en anderen jongeren wijzen op het ontbreken van een dakloze opvang voor jongeren van 18 t/m 26 jaar. Het merendeel van de jongeren verwacht niet meer na de ICM begeleiding opnieuw in te stromen. Anders gezegd: ze verwachten grotendeels de regie over hun eigen leven terug te hebben. 4
De casemanagers geven aan dat de manier van ondersteunen en begeleiden voor hen vertrouwd is. Ze kennen en waarderen de ICM methodiek.
Effect In totaal zijn er in 2012 60 jongeren uitgestroomd uit ICM: 26 succesvol, 2 deels succesvol en 24 niet-succesvol.5 De groep niet-succesvolle uitstroom is dus redelijk groot. In de meeste gevallen is de begeleiding voortijdig gestopt door de jongeren zelf, omdat zij niet (meer) op afspraken verschenen en/of niet gemotiveerd waren. De jongeren die succesvol zijn uitgestroomd waren wat ouder en vaker vrouw. Ook hadden zij ten tijde van instroom vaker nog een betaalde baan dan degenen die niet-succesvol zijn uitgestroomd. De meeste jongeren die succesvol zijn uitgestroomd hebben een stabiele of positieve ontwikkeling doorgemaakt op het gebied van huisvesting, inkomen, opleiding en werk. Knelpunten Het meest genoemde knelpunt in de begeleiding van de jongeren zijn de lange wachtlijsten en procedures (met name bij de SDD) voor het verkrijgen van inkomen en een woning. Verder speelt de motivatie van de jongeren een rol en werken soms de moeizame relaties met partners en andere familieleden belemmerend. Voordelen ‘Je doet alles zelf en zij helpen mee’, zo typeerde een jongeren de werkwijze van de casemanager. Deze kwalificatie geeft een belangrijk voordeel van de aanpak weer: de aanpak is activerend en niet betuttelend. Daarnaast is de aanpak bekend en breed. Veel werkers zijn inmiddels vertrouwd met deze ontschotte werkwijze: ‘de methodiek staat’. Een andere kracht van ICM is de manier waarop de gemeente het proces van visievorming en uitvoering heeft gerealiseerd, namelijk in nauwe samenwerking met diverse veldpartijen. Cocreatie is hier een belangrijke kracht.
4 5
Aangezien we slechts zes jongeren hebben gesproken, geeft het kwalitatieve beeld een indicatie. Van één jongere is onbekend of hij/zij zijn/haar doelen heeft bereikt en bij de anderen jongeren was niet echt sprake van instroom en doelen.
Evaluatie Integraal Casemanagement
7
Prestatienormen In tabel 1 staan de prestatienormen weergegeven die gekoppeld zijn aan doelstelling 1 ‘perspectief bieden aan individuele jongeren met multiproblematiek’. In de rechterkolom vindt u de stand van zaken op 31 december 2012.
Tabel 1 Prestatienormen ‘Doelstelling 1’ en het bijbehorende resultaat 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
8.
Voor 60% van de jongeren die in behandeling worden genomen door casemanagers is een passend trajectplan samengesteld. 50% van de jongeren geeft na afronding van het traject aan tevreden te zijn over de hulpverlening. < 20% van de jongeren valt binnen het eerste jaar voortijdig uit. Toeleidende instanties geven aan in de casemanagementaanpak een meerwaarde te zien voor de doelgroep. Van de jongeren die starten zonder dagbesteding heeft meer dan de helft op de peildatum wel dagbesteding. Van de jongeren die binnenkomen met een problematische woonsituatie heeft 50% op de peildatum huisvesting wel op orde. Van de jongeren die bij binnenkomst een groot schoolverzuimgedrag laten zien is 50% op peildatum ofwel teruggeleid naar school of naar werk. Van de jongeren die bij binnenkomst werkloos zijn is 50% op peildatum succesvol teruggeleid naar werk, dan wel naar school.
90% 15% ja 33% 23% 33%
Ketenpartners Bij deze integrale aanpak werken FlexusJeugdplein en TriviumLindenhof nauw samen. Voorheen waren deze organisaties in Dordrecht voornamelijk, los van elkaar, actief in projecten voor aparte ‘doelgroepen’, bijvoorbeeld voor Antilliaanse en Arubaanse jongeren met problemen (het project Direkshon van TriviumLindenhof) en thuislozen (T-team van FlexusJeugdplein). Bij ICM is er sprake van een ‘ontheffing’ van de doelgroepen. Er is één aanpak voor alle multiproblem jongeren die door de casemanagers van FlexusJeugdplein en TriviumLindenhof samen vorm wordt gegeven. De huidige aanpak is, wat de samenwerking met ketenpartners betreft, ook breder dan de eerdere ‘doelgroep’ projecten. Er zijn meer verschillende partners bij betrokken. Of een jongere instroomt via een casemanager van TriviumLindenhof of FlexusJeugdplein dient niet uit te maken. In principe zijn de rollen en taken van beide organisaties op beleids- en uitvoeringsniveau nagenoeg hetzelfde. Toch zien we enkele (kleine) verschillen. Zo geeft een casemanager aan dat beide organisaties andere visies en doelen hebben. ‘Daar moet nog duidelijkheid over komen’. Op uitvoeringsniveau zien we in de methodiek/sturingsfilosofie een klein accentverschil. TriviumLindenhof beschikt over eigen trainingen en modules en zet deze instrumenten ook in voor jongeren. Terwijl FlexusJeugdplein in eerste instantie inzet op het versterken van de eigen kracht en het eigen netwerk. FlexusJeugdplein beschikt namelijk niet over eigen trainingen en modules, maar legt indien nodig verbindingen naar andere zorgorganisaties (waar dan trainingen gevolgd kunnen worden). Dit zijn kleine verschillen binnen de integrale aanpak, die we hoogstwaarschijnlijk ook terug zouden zien bij een vergelijking met sectorale projecten van TriviumLindenhof en FlexusJeugdplein. ICM gaat uit van één jongere, één plan, één casemanager. In het interview met de casemanagers werd opgemerkt dat de integrale manier van werken niet nieuw is. ‘We werkten altijd al integraal’. De werkers ervaren geen verschil in de manier van werken tussen ICM en een project als T-team. ‘De methodiek staat’, aldus de casemanagers. De jongeren die eerder begeleiding ontvangen hebben gaven in interviews aan ‘geen oordeel’ te hebben over de verschillen tussen ICM en de eerdere ondersteuning, of dit ‘niet te kunnen vergelijken’.
8
Naar een integrale aanpak voor multiproblem jongeren in Dordrecht
Aanbevelingen Wat kan er verbeterd worden? Op basis van ons onderzoek komen we tot de volgende verbeterpunten: x Stroomlijnen van het overleg Het kernpartneroverleg vindt tweemaandelijks plaats en functioneert momenteel, op strategisch niveau, als klankbordgroep. Nu ICM zich in de uitvoeringsfase bevindt, dringt de vraag zich op of het slim is om het kernpartneroverleg met deze frequentie en in deze vorm voort te zetten. Het verbinden van het kernpartneroverleg met andere overleggen biedt kansen. Meer synergie in het aantal overleggen is gewenst. x Het leren faciliteren In welke mate wordt binnen ICM van elkaar geleerd? In hoeverre is er geleerd van de pilot Foyer? Het is nog steeds niet duidelijk wat er verstaan wordt onder een sleutelbegrip als ‘instroom’. En, in welke mate wordt er geleerd van andere steden? Het ‘leren’ van elkaar zou in de doorontwikkeling van ICM meer expliciet gefaciliteerd kunnen worden. x Snelle inkomensverstrekking Snelle inkomensverstrekking is noodzakelijk voor een betekenisvolle aanpak van de multiproblem jongeren. Voor de Sociale Dienst Drechtsteden (SDD) is het niet mogelijk flexibel voorschotten te verstrekken. Een oplossing voor deze opgave lijkt enkel op politiek, strategisch niveau gevonden te kunnen worden. Het is raadzaam om op dit niveau de banden met het SDD te verstevigen. x Eén duidelijke subsidiebeschikking en één registratiesysteem Het verstrekken van twee verschillende subsidiebeschikkingen is, wanneer integraliteit een ambitie is, niet logisch. Hetzelfde geldt voor twee verschillende registratiesystemen. Door te kiezen voor één subsidiebeschikking en één goed registratiesysteem kan winst geboekt worden. x Nauwkeurig inzicht in de benodigde capaciteit en de tevredenheid De gemiddelde inzet per jongere is begroot op 70 uur. Uit de registraties is nu niet altijd op te maken hoeveel uur een jongere aan ondersteuning ontvangen heeft. Nauwkeurige (uren)registratie is, om goed inzicht te krijgen in het volume aan integraal casemanagement, wenselijk. Daarnaast is het niet duidelijk hoe de jongeren de dienstverlening ervaren en wat hun wensen zijn, omdat er geen KTO-vragenlijsten zijn afgenomen bij hen. Het is aan te bevelen dit in de nabije toekomst wel te doen.
Evaluatie Integraal Casemanagement
9
10
Naar een integrale aanpak voor multiproblem jongeren in Dordrecht
1
Inleiding
Multiproblem jongeren vormen een kwetsbare groep. Het is belangrijk dat deze jongeren de juiste hulp aangeboden krijgen, zodat zij zelfstandig een bestaan op kunnen bouwen en kunnen werken aan hun toekomst. Sinds 1 januari 2012 wordt er in de gemeente Dordrecht gewerkt volgens één grootstedelijke aanpak voor deze groep jongeren. Voorheen kende Dordrecht een divers zorgaanbod voor deze jongeren.
1.1
Aanleiding en doel
De gemeente Dordrecht heeft in 2011 een visie en programma van eisen ‘naar een integrale en toekomstbestendige aanpak voor multiproblem jongeren in Dordrecht’ opgesteld.6 De aanleiding voor deze visie was tweeledig. Enerzijds maakten gemeentelijke bezuinigingen het noodzakelijk om een nieuwe visie op te stellen. Anderzijds zorgde de verscheidenheid aan projecten (Direkshon, ByWay 23, T-team, de MOL, routecoaches) en de diversiteit in coördinatie- en doorverwijzingsorganen, volgens de gemeente, voor een inefficiënte manier van werken. In juni 2011 is de gemeente Dordrecht gestart met de pilot Foyer waarin volgens een nieuw integraal model werd gewerkt. Deze pilot hebben wij, het Onderzoekcentrum Drechtsteden, geëvalueerd.7 De pilot moest o.a. duidelijk maken of, en hoe, met ingang van 2012 multiproblem jongeren door middel van één integrale grootstedelijke aanpak konden worden geholpen.
De pilot Foyer In de pilot Foyer zijn in totaal 32 jongeren ingestroomd. De belangrijkste probleemgebieden van de jongere waren huisvesting, werk en inkomen. Vrijwel alle jongeren hadden al eerder contact met één of meerdere hulpverleningsinstanties. Kenmerkend verder zijn het onstabiele netwerk en de schuldenproblematiek van de jongeren. Bij de helft van de jongeren in de Foyer was sprake van een korte interventie. Na een intake, screening en kortdurende begeleiding zijn zij in de meeste gevallen doorverwezen naar ander zorg- of ondersteuningsaanbod. Jongeren die doorstroomden naar de intensieve fase ontvingen psychosociale begeleiding en materiële hulpverlening aangevuld met diverse aanvullende programma's.
Sinds 1 januari 2012 wordt in Dordrecht gewerkt met een ‘grootstedelijke aanpak’ voor alle multiproblem jongeren via integraal casemanagement (ICM). ICM gaat uit van ‘één jongere, één plan, één casemanager’. Dit betekent dat aan iedere jongere een casemanager gekoppeld wordt, die gedurende circa 70 uur intensieve, integrale begeleiding biedt waarbij hij/zij het vertrouwen van de jongere wint en zorgt voor snelle hulpverlening. Multiproblem houdt in dat de jongeren met problemen op ten minste twee leefgebieden kampen, zoals wonen, financiën, gezondheid en werk. De aanpak is een groeimodel dat vanaf 2014 voor een structurele oplossing moet zorgen. Net als in de pilot Foyer is de uitvoering van ICM in handen van twee partijen: FlexusJeugdplein en TriviumLindenhof. In samenwerking met de gemeente en
6
7
Bron: Gemeente Dordrecht. Visie & Programma van eisen subsidieaanvraag, periode januari 2012 t/m december 2012 ‘Naar een integrale en toekomstbestendige aanpak voor multiproblem jongeren in Dordrecht’ (januari 2011). Bakx, M.C.A. & S.A.W. van Oostrom-van der Meijden (2012). De zorg voor multiproblem jongeren in Dordrecht. Evaluatie pilot Foyer. Onderzoekcentrum Drechtsteden.
Evaluatie Integraal Casemanagement
11
andere ketenpartners hebben zij sinds de pilot geïnvesteerd in de verdere ontwikkeling van de aanpak. Zo zijn er samenwerkingsafspraken gerealiseerd met instellingen die zich richten op de groep licht verstandelijk beperkte jongeren (MEE Drechtsteden, Kwadrant Auriga en Humantitas) en zijn er samenwerkingsafspraken gemaakt op het gebied van onderwijs en werk (de Werkschool, Educado en Route 27). Het doel van ICM is tweeledig: 1. 2.
perspectief bieden aan individuele jongeren met multiproblematiek; leefbaarheid en veiligheid bevorderen.
De focus in deze evaluatie ligt op de evaluatie van doelstelling 1. Zorgt de nieuwe grootstedelijke aanpak voor effectieve hulpverlening? Doelstelling 2 is ‘in hoge mate afhankelijk van omstandigheden die buiten de invloedsfeer van de aanpak liggen’8, en valt daarom buiten de scope van deze evaluatie. De gemeente Dordrecht wil ook graag weten hoe tevreden de jongeren en casemanagers over het functioneren van de grootstedelijke aanpak zijn, en of en hoe de kernpartners (FlexusJeugdplein en TriviumLindenhof) in de praktijk samen vorm geven aan de overgang van sectoraal naar integraal beleid. Deze drie vragen maken eveneens deel uit van deze evaluatie.
Doelstelling 1: perspectief bieden aan individuele jongeren met multiproblematiek In de visie zijn aan de doelstelling de volgende prestatienormen (inspanningsverplichtingen) gekoppeld: x
x
x
x
x x x
x
Minder multiproblem jongeren vallen tussen wal en schip. Voor 60% van de jongeren die in behandeling worden genomen door casemanagers is een passend trajectplan samengesteld. Hierover wordt gerapporteerd in de jaarrapportage. 50% van de jongeren geeft na afronding van het traject aan tevreden te zijn over de hulpverlening. Op basis van registratie bij uitstroom wordt input gegenereerd voor een Klanttevredenheidsonderzoek (KTO) dat onderdeel zal uitmaken van de evaluatie van januari 2013. Percentage jongeren dat binnen het eerste jaar voortijdig uitvalt uit casemanagement < 20%. Onder voortijdig verstaan wij jongeren die uitvallen vóór de in het trajectplan vastgestelde behandeling is doorlopen. Toeleidende instanties (Centrale Toegang, R27, Veiligheidshuis, PCL, ZAT Da Vinci) geven aan in de casemanagementaanpak een meerwaarde te zien voor de doelgroep. Van de jongeren die starten zonder dagbesteding heeft meer dan de helft op de peildatum wel dagbesteding. Van de jongeren die binnenkomen met een problematische woonsituatie heeft 50% op de peildatum huisvesting wel op orde. Van de jongeren die bij binnenkomst een groot schoolverzuimgedrag laten zien is 50% op peildatum ofwel teruggeleid naar school of naar werk. Van de jongeren die bij binnenkomst werkloos zijn is 50% op peildatum succesvol teruggeleid naar werk, dan wel naar school.
Bron: Gemeente Dordrecht. Visie & Programma van eisen subsidieaanvraag.
8
12
Bron: Gemeente Dordrecht. Visie & Programma van eisen subsidieaanvraag, periode januari 2012 t/m december 2012 ‘Naar een integrale en toekomstbestendige aanpak voor multiproblem jongeren in Dordrecht’ (januari 2011).
Naar een integrale aanpak voor multiproblem jongeren in Dordrecht
Het doel van het onderzoek is om tussentijds inzicht te geven in de effectiviteit van de grootstedelijke aanpak via ICM. Indien nodig kan de gemeente Dordrecht de aanpak tussentijds aanpassen en verbeteren, zodat er vanaf 2014 een uitgewerkte aanpak is voor alle multiproblem jongeren in de stad.
1.2
Vraagstelling
De vragen die we in het onderzoek beantwoorden, zijn: Aanpak. Hoe werkt de grootstedelijke aanpak wat betreft verwijzende instantie, instroom, doorverwijzing en (voortijdige) uitstroom? Ondersteuning en begeleiding. Welke ondersteuning en begeleiding krijgen jongeren, sluit dit aanbod aan bij de behoeften van de jongeren en hoe ervaren zij de ondersteuning en begeleiding binnen de grootstedelijke aanpak? En, hoe beoordelen de casemanagers de gekozen ondersteuning en begeleiding binnen de grootstedelijke aanpak? Effecten. In hoeverre draagt de samenwerking binnen de grootstedelijke aanpak bij aan het toeleiden van jongeren naar een zelfstandig bestaan en welke succes- en faalfactoren kunnen we daarin onderscheiden? En, in welke mate worden de aan de doelstelling gekoppelde prestatienormen (inspanningsverplichtingen) gehaald? Ketenpartners. Wat is het verschil in samenwerking, sturingsfilosofie, rollen en taken, en instrumenten (middelen) bij de kernpartners tussen de sectorale projecten en de integrale grootstedelijke aanpak op (gemeentelijk) beleidsniveau en op (cliënt)uitvoeringsniveau?
1. 2.
3.
4.
1.3
Opzet
De evaluatie is grotendeels van kwalitatieve aard. Kwalitatief onderzoek is het meest geschikt om ervaringen, tevredenheid en samenwerking te evalueren. We richten de evaluatie op alle jongeren die in 2012 zijn ingestroomd. We voeren de evaluatie uit met verschillende onderzoeksmethoden: x x x x
analyseren van de registraties van de jongeren door de casemanagers; diepte-interviews met zes jongeren; groepsinterview met de casemanagers; interviews met een selectie van kernpartners.
Registraties De casemanagers registreren elk contact met jongeren in een cliëntregistratiesysteem. Hieruit hebben we gedestilleerd welke jongeren instromen, welke hulpverleningsinstanties bij de jongere betrokken zijn op dat moment, of de jongeren voldoen aan de omschreven doelgroep, welk passend zorgaanbod wordt opgesteld en of ze dit succesvol hebben afgerond. Diepte-interviews jongeren Met zes jongeren hebben we een diepte-interview gehouden. We hebben zowel telefonische als face-to-face interviews gehouden. In de interviews stonden de ervaringen van de jongeren centraal: hebben zij de hulp gekregen die nodig was? Was de zorg snel toegankelijk? Was er voldoende aandacht voor alle problemen? En heeft de ondersteuning ervoor gezorgd dat ze in de toekomst zelf een bestaan op kunnen bouwen? Groepsinterview casemanagers De casemanagers vormen de spin in het web, verzorgen de intakes, bepalen het zorgaanbod voor de jongeren en hebben geregeld contact met de jongeren. Vanwege hun cruciale rol in het ICM hebben we met hen een groepsinterview
Evaluatie Integraal Casemanagement
13
gehouden waarin we o.a. zijn ingegaan op het functioneren van het ICM en op het zorgaanbod. Konden de jongeren alleen via het ICM worden geholpen of had een regulier traject ook volstaan? Waren de jongeren gemotiveerd? Wat bepaalt of een jongere wel of niet succesvol uitstroomt? Wat zijn de sterke en verbeterpunten voor ICM? En wat moet er anders wanneer de aanpak vanaf 2014 voor een structurele oplossing moet zorgen? Interviews kernpartners Ten slotte hebben we interviews gehouden met verschillende kernpartners van ICM (een overzicht van alle namen vindt u in bijlage 1). Ook hen hebben we gevraagd naar het functioneren van ICM. Welke rol hebben zij met betrekking tot ICM? Wat zijn de succes- en faalfactoren? Wat vinden ze van de uitvoerders FlexusJeugdplein en TriviumLindenhof? En hoe is de samenwerking verlopen?
1.4
Leeswijzer
Allereerst brengen we in hoofdstuk 2 het begeleidingsproces in beeld. Hoe ziet de procedure eruit van aanmelding tot uitstroom? In hoofdstuk 3 schetsen we het profiel van de jongeren die in ICM zijn ingestroomd. Komt de groep overeen met de beoogde doelgroep? In hoofdstuk 4 gaan we dieper in op de begeleiding en het zorgaanbod dat de multiproblem jongeren hebben gekregen. In hoofdstuk 5 kijken we vervolgens kort naar de resultaten. Heeft de geboden begeleiding het doel van zelfstandig functioneren in de samenleving bereikt? De tevredenheid over de integrale grootstedelijke aanpak staat in hoofdstuk 6 centraal en in hoofdstuk 7 komt de meerwaarde aan bod. Wat is de meerwaarde van de nieuwe integrale manier van werken? En welke verbeterpunten zijn er? Voorafgaand aan deze inleiding vindt u een apart leesbare samenvatting waarin we onze conclusies en aanbevelingen presenteren.
14
Naar een integrale aanpak voor multiproblem jongeren in Dordrecht
2
Het begeleidingsproces
Hoe is de aanpak voor multiproblem jongeren in Dordrecht vormgegeven? Hoe ziet het begeleidingsproces er uit? In dit hoofdstuk gaan we in op de praktijk van de integrale casemanagementaanpak. We nemen, van het begin tot het eind, het begeleidingsproces van de multiproblem jongeren onder de loep.
In de visie en programma van eisen ‘naar een integrale en toekomstbestendige aanpak voor multiproblem jongeren in Dordrecht’ staat geschreven: ‘De casemanagementaanpak functioneert zoals gezegd nadrukkelijk aanvullend op de Dordtse basisinfrastructuur. Alleen jongeren waarvan het reguliere circuit aangeeft dat zij te zwaar zijn voor hen komen in aanmerking voor casemanagement’. De visie is het product van de gemeente Dordrecht en diverse veldpartijen samen. Of een jongere in aanmerking komt voor casemanagement wordt in de eerste fase van het begeleidingsproces besloten. Het gehele begeleidingsproces is schematisch weergegeven in onderstaande figuur (figuur 2.1). Dit is de operationalisering van ‘één jongere, één plan, één casemanager’.
Figuur 2.1 Het ICM begeleidingsproces
casemanager als regisseur en begeleider
aanmelding begeleiding
start begeleiding met begeleidingsplan
nazorg
overleg casemanagers TL & FJ
1.
intakegesprek met casemanager
2. intensieve
doorverwijzing
toeleider
3. monitoring/
zelfmelding jongere
uitstroom: zelfstandig bestaan
Evaluatie Integraal Casemanagement
15
2.1
Aanmelding
De start Waar komen de jongeren die zich bij ICM aanmelden vandaan? Grofweg zijn er twee manieren waarop de start van het begeleidingsproces plaatsvindt. De eerste bestaat uit jongeren die zichzelf melden bij ICM. Vaak zijn dit jongeren die via via gehoord hebben over het bestaan van ICM en zich vervolgens zelf melden bij een kantoor van TriviumLindenhof of FlexusJeugdplein. De andere manier is aanmelding via een toeleider. In de praktijk betekent dit dat bijvoorbeeld maatschappelijk werk of MEE Drechtsteden verwijzen naar ICM kernpartners TriviumLindenhof of FlexusJeugdplein. Intake De casemanagers van FlexusJeugdplein en TriviumLindenhof streven er naar om binnen een week na de aanmelding een intakegesprek met de jongere te houden. In dit gesprek verkent een casemanager de reden van de aanmelding. Wat zijn zijn of haar hulpvragen? Wat is de mate van zelfredzaamheid van deze jongere? Dit zijn vragen die in een intakegesprek aan de orde komen. Tevens dient dit gesprek om het vertrouwen van de jongere te winnen, de jongere te activeren en kort de werkwijze van ICM uiteen te zetten. Het is, in die zin, ook vormgegeven als kortdurende hulpverlening.
“Mijn leven stond op z’n kop. De casemanager ging mijn problemen analyseren en heeft toen vrij snel mensen gezocht die konden helpen”.
Tijdens de intake wordt bij zelfmelders ook de benodigde basisinformatie (naam, adres, opleiding, werk, hulpverleningsgeschiedenis) ingevuld. Door toeleiders is deze basisinformatie, als het goed is, al verstrekt. Zo niet, dan wordt de ontbrekende informatie tijdens de intake aangevuld. Instroom? Na het intakegesprek besluiten de casemanagers van FlexusJeugdplein en TriviumLindenhof in hun gezamenlijke casusoverleg of de jongere ook daadwerkelijk instroomt in ICM. Centraal hierbij staat de mate van zelfredzaamheid in combinatie met de aard en omvang van de problematiek. Indien de problematiek bijvoorbeeld enkelvoudig is, dus op één leefgebied zoals wonen, gezondheid of financiën, in plaats van meervoudig, en de jongere voldoende zelfredzaam is, stroomt hij/zij niet in. Met het besluit om een jongere wel of niet intensief te gaan begeleiden komt een einde aan de eerste fase (aanmelding) van het ICM model. Gemiddeld is er voor deze fase 10 uur begroot.
2.2
Intensieve begeleiding
Casemanager als regisseur Het toekennen van een casemanager aan de ingestroomde jongere en het samen opstellen van een begeleidingsplan markeert de start van de tweede fase van het begeleidingstraject. Het hulpverleningsplan bevat de doelen waar de jongere aan gaat werken, uitgezet in de tijd. De gemeente Dordrecht spreekt in haar visie over een verwachte doorlooptijd van ‘een periode van 12 weken’. Welke begeleiding een jongere in deze periode precies krijgt verschilt per jongere.
16
Naar een integrale aanpak voor multiproblem jongeren in Dordrecht
In de intensieve fase is er frequent contact tussen de casemanager en de jongere. Soms zien ze elkaar meerdere keren per week. Later in het proces wordt dit minder. Een casemanager komt langs in de woning van de jongere, op het werk van de jongere of er wordt op kantoor afgesproken. Ook dit verschilt per jongere. Wat wel voor alle jongeren hetzelfde is in deze fase, is dat de jongere aan zet is. De casemanager is begeleider, coach en regisseur. De jongere dient zelf actief te zijn en de casemanager ondersteunt hem of haar daarbij.
“De hulp die ik nodig heb geven ze me wel. […] de casemanager regelt opstapjes. Bijvoorbeeld via de Sociale Dienst”.
Een casemanager legt de benodigde verbindingen voor de jongere. De casemanager ondersteunt de jongere bij gesprekken, schrijft brieven en/of belt instanties. Afhankelijk van de vraag worden in de intensieve begeleidingsfase verbindingen gelegd met Woonbron, de Sociale Dienst Drechtsteden, familie, vrienden en werkgevers. Naast deze verbindingen kunnen jongeren ook gebruik maken van het hulpverleningsaanbod van FlexusJeugdplein en TriviumLindenhof: van sociale vaardigheidstrainingen, sollicitatietrainingen tot competentieanalyses. De casemanager probeert maatwerk te bieden op weg naar zelfredzaamheid van de jongere. Er wordt voor deze fase gemiddeld 30 uur aan begeleiding geraamd.
2.3
Monitoring/nazorg
Naar zelfredzaamheid De totale inzet per jongere wordt begroot op gemiddeld 70 uur. Dit betekent dat er voor de derde en laatste fase gemiddeld 30 uur aan begeleiding is begroot. De monitoring/nazorg is, in principe, de laatste fase op weg naar zelfredzaamheid. Centraal staat het bestendigen van de doelstellingen. Het contact tussen de jongere en de casemanager is in deze fase minder frequent. De begeleiding wordt afgebouwd.
“Ik doe nu alles zelf. […] Maar baan is moeilijk”.
Doel van de ICM aanpak is om de multiproblem jongeren perspectief te bieden zodat ze zelfredzaam zijn. Dit is niet hetzelfde als succesvolle uitstroom. Het zijn de casemanagers die aangeven of een jongere succesvol uitstroomt. Hierbij bekijkt de casemanager in hoeverre de doelen uit het begeleidingsplan bereikt zijn.
Evaluatie Integraal Casemanagement
17
18
Naar een integrale aanpak voor multiproblem jongeren in Dordrecht
3
Doelgroep ICM
In dit hoofdstuk staat de doelgroep van integraal casemanagement voor multiproblem jongeren centraal. Wie zijn de jongeren? Voldoen ze aan het vooraf beschreven profiel? En hoe en waarom stromen jongeren in?
3.1
Instroom
In deze evaluatie van ICM kijken we naar de jongeren die in 2012 zijn ingestroomd. In totaal zijn er 162 jongeren ingestroomd. De eerste jongere stroomde in op 1 januari 2012 en de laatste op 20 december 2012. Twee derde van de jongeren (107) stroomden in bij FlexusJeugdplein en een derde (55) bij TriviumLindenhof. Van de 162 jongeren in totaal zijn vier jongeren in 2012 tweemaal (opnieuw) ingestroomd: één bij hetzelfde team en drie bij het andere team. Jongeren kunnen op twee manieren instromen: via een toeleidende instantie of zelfmelding. De meeste jongeren, twee derde (104), zijn zelfmelders en zijn zelf bij FlexusJeugdplein of TriviumLindenhof binnen komen lopen. Deze jongeren zijn al eerder in aanraking geweest met jeugdzorg of hebben op een andere manier gehoord over ICM. Een derde van de jongeren (53) is aangemeld door een instantie. De betrokken (hulpverlenings)instanties zijn erg divers en lopen uiteen van Woonbron en de Werkmakelaar tot GGZ-zorginstellingen (tabel 3.1). Na hun aanmelding konden de meeste jongeren binnen een week op intake komen.
Tabel 3.1
Manier van instroom
zelfmelders verwijzende instantie onbekend soort verwijzende instantie TriviumLindenhof Maatschappelijk Werk Werkmakelaar Jeugd Preventie Team MEE Woonbron Bureau Jeugdzorg Da Vinci College FlexusJeugdplein Reclassering Rivas Sociale Dienst Drechtsteden Buurtserviceteam Blijf-van-mijn-lijf huis Bouman GGZ Cyria GGZ GGD Pleegzorg Route 27 Stichting Welzijn Antillianen Vivenz Youz kliniek Yulius
Evaluatie Integraal Casemanagement
aantal 104 53 5
8 7 6 3 3 3 2 2 2 2 2 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
19
De belangrijkste redenen waarom de jongeren zichzelf aanmeldden of werden aangemeld is het ondervinden van problemen op het gebied van huisvesting, financiën, werk en/of sociale relaties. De meeste jongeren waren dakloos of dreigden dakloos te raken. Ook hadden zij vaak hoge schulden en geen betaald werk. Velen hadden familie- of overige sociale problemen. Kortom, de zelfredzaamheid van de meeste jongeren liet ten tijde van hun instroom te wensen over.
3.2
Profielschets
In tabel 3.2 zien we het profiel van de jongeren die in ICM zijn ingestroomd. Onder de jongeren zijn ongeveer evenveel jongens als meisjes: 78 jongens en 83 meisjes. Verder voelt één jongere zich zowel man als vrouw (transgender). De leeftijd van de jongeren is ook ongeveer gelijk verdeeld. Zes op de tien jongeren zijn 21 jaar of jonger en de rest is ouder. De gemiddelde leeftijd is 21 jaar. De meeste jongeren hebben een Nederlandse achtergrond of komen van de Nederlandse Antillen.
Tabel 3.2
Geslacht, leeftijd en geboorteland aantal
geslacht man vrouw transgender
78 83 1
leeftijd 17-21 jaar 22-28 jaar
97 65
geboorteland Nederland Nederlandse Antillen Marokkaans Surinaams Congolees Somalisch Turks overige niet-westerse allochtonen onbekend
92 34 7 4 4 4 2 12 3
Huisvesting is een belangrijk probleemgebied van de jongeren. De meesten waren ten tijde van instroom dakloos of hadden een tijdelijk/wisselend woonadres (69, tabel 3.3). Slechts een klein deel van de jongeren woonde zelfstandig (27). Bij in totaal 14 jongeren is verder vermeld dat er sprake was van een problematische of onprettige woonsituatie veelal door spanningen en ruzies. Problemen op het gebied van dagbesteding komen ook veelvuldig voor. Zes op de tien jongeren hadden ten tijde van instroom geen werk (97). Een kwart van de jongeren heeft wel werk (39). Het gaat vaak om tijdelijke baantjes van weinig uren. Ruim een kwart van de jongeren gaat naar school (20). Bij 10 jongeren is extra genoemd dat zij moeite hebben om hun dagbesteding te behouden, meestal door een verslaving of gedragsproblemen. Vanzelfsprekend is de bron van inkomsten van de jongeren nauw verwant met hun dagbesteding. Vier op de tien (43) hadden inkomen uit betaald werk. Bijna drie op de tien (26) ontvingen een uitkering. Een andere bron van inkomsten is studiefinanciering (19). De jongeren verdienden maandelijks gemiddeld € 464.
20
Naar een integrale aanpak voor multiproblem jongeren in Dordrecht
Het laagste inkomen is € 100 en het hoogste € 1.350 per maand. Bij vier op de tien jongeren is helemaal geen inkomstenbron geregistreerd. Het hebben van een opleiding (en dan met name het hebben van een startkwalificatie) vormt een belangrijke factor in het vinden van een baan. Van de 162 jongeren hebben 21 jongeren een mbo-opleiding op niveau 2 of hoger gevolgd en hebben dus een startkwalificatie op zak; 22 jongeren volgen nog een mbo-opleiding van niveau 2 of hoger.9 Maar weinig jongeren hadden goed, redelijk of matig contact met hun ouder(s) ten tijde van instroom (24). De helft van de jongeren had slecht of problematisch contact met één of beide ouders (85). Anderen hadden helemaal geen contact (22), wisselvallig contact (21) of de relatie met hun ouder(s) was onbekend of niet van toepassing (10).
Tabel 3.3
Huisvesting, dagbesteding, inkomstenbron, opleidingsniveau en relatie ouder(s) aantal huisvesting dakloos 39 bij één of beide ouder(s) 30 tijdelijk of wisselende adressen 30 zelfstandig 27 vrienden of familie 16 instelling 4 onbekend, maar onprettige woonsituatie 9 onbekend, maar prettige woonsituatie 3 geheel onbekend 4
9
dagbesteding werkloos/-zoekende betaald werk student/scholier onbekend
97 39 20 6
bron van inkomsten betaald werk uitkering (bijstand, WaJong) studiefinanciering geen inkomsten onbekend
43 26 19 64 10
hoogst afgerond opleidingsniveau vmbo basisonderwijs mbo praktijkonderwijs overig onderwijs onbekend
58 35 32 18 5 14
relatie met ouder(s) slecht of problematisch goed, redelijk of matig geen contact wisselvallig onbekend of niet van toepassing
85 24 22 21 10
Een jongere is in het bezit van een startkwalificatie wanneer hij/zij een havo-, vwo- of mbo-diploma niveau 1 heeft behaald.
Evaluatie Integraal Casemanagement
21
Onderliggende problematiek Wat is de onderliggende problematiek van de jongeren? Met welke andere instanties hadden zij contact voordat ze in ICM kwamen? Was er sprake van een verslaving en/of had men schulden? En is men wel eens in aanraking geweest met justitie? x
De jongeren in ICM zijn vaak ‘bekenden’. Bijna zes op de tien jongeren hadden al eerder of ten tijde van instroom contact met één of meerdere hulpverleningsinstanties. Dit varieert van een psycholoog tot instanties zoals Riagg, Yulius en de reclassering. Het meeste contact hebben of hadden de jongeren met TriviumLindenhof, Bureau Jeugdzorg en FlexusJeugdplein (tabel 3.4). Drie kwart van de jongeren heeft schulden. Zij kunnen hun ziektekostenverzekering, huur, telefoonrekening en/of boetes niet langer betalen. De schulden variëren van kleine bedragen tot een schuldbedrag van € 70.000. Bij ruim vier op de tien jongeren is een geestelijke beperking geconstateerd of is er een sterk vermoeden hiervan. Dit varieert van lichte psychische klachten tot een verstandelijke beperking en een persoonlijkheidsstoornis. Bijna vier op de tien jongeren zijn wel eens in aanraking gekomen met justitie. Ook dit varieert van kleine vergrijpen (o.a. zwart rijden in de trein) tot zwaardere (o.a. mishandeling) of veelvuldige vergrijpen met detentie tot gevolg. Van een vijfde van de jongeren is bekend dat zij een verslaving hebben. Het gaat voornamelijk om blowen, maar ook alcohol speelt geregeld een rol.
x
x
x
x
Tabel 3.4
Problematiek bij instroom aantal 123 93 67 64 35
schulden contact met instanties geestelijke beperking aanraking met justitie verslaving
3.3
Beoogde doelgroep
In hoeverre komt het profiel van de jongeren in ICM overeen met de beoogde doelgroep? Om deze vraag te kunnen beantwoorden, presenteren we allereerst de definitie van de beoogde doelgroep zoals beschreven in het programma van eisen: ‘Onder multiproblem jongeren verstaan we jongeren in de leeftijd tussen 12 en 27 jaar die op twee of meer leefgebieden problemen hebben. De leefgebieden zijn: huisvesting, inkomen, werk, opleiding, vrije tijd en zorg.’
22
Naar een integrale aanpak voor multiproblem jongeren in Dordrecht
vrije tijd
huisvesting
opleiding
inkomen
zorg
werk
Bron: Gemeente Dordrecht. Visie & Programma van eisen subsidieaanvraag.
Op basis van deze definitie behoren negen jongeren niet tot de doelgroep. Eén jongere was 28 jaar en dus te oud voor ICM. Bij één andere jongere was volgens zijn/haar casemanager geen sprake van meervoudige problematiek, maar van enkelvoudige problematiek (hij/zij had alleen schulden) en bij één jongere bleek na enige tijd helemaal geen hulpvraag te bestaan. Twee jongeren zijn uitgesloten voor deelname vanwege een actieve criminele leefstijl. Bij vier andere jongeren was ook sprake van een contra-indicatie, maar deze is niet nader gespecificeerd. Alle negen jongeren zijn om deze redenen voortijdig uit ICM gestroomd. Ook bij de overige jongeren is soms sprake van een contra-indicatie. Zo zijn jongeren met een beperkt leervermogen in principe uitgesloten van deelname. Uit de registraties blijkt dat 12 jongeren een (licht) verstandelijke beperking hebben. Ten slotte moeten de jongeren een binding hebben met Dordrecht. Wel is in het plan van aanpak besloten dat er een uitzondering gemaakt mag worden, maar dat het zwaartepunt op Dordrecht moet liggen. Kijken we naar het totaal aantal deelnemende jongeren dan zien we dat 34 jongeren niet woonachtig zijn in Dordrecht (21%). Van de deze jongeren zijn 23 jongeren wel woonachtig in de regio Drechtsteden. Elf jongeren wonen buiten de regio, zoals in Gorinchem en de Hoeksche Waard. In hoeverre al deze jongeren op een andere manier (dan wonen) verbonden zijn met Dordrecht is ons niet bekend. Naast de negen jongeren die door de casemanagers vroegtijdig zijn weggestuurd op basis van contra-indicaties, bestaat er (als we strikt kijken naar de contra-indicaties) bij nog eens 45 jongeren twijfel of zij wel of niet tot de doelgroep van ICM behoren.
Evaluatie Integraal Casemanagement
23
24
Naar een integrale aanpak voor multiproblem jongeren in Dordrecht
4
Hulpverlening en ondersteuning
Het doel van integraal casemanagement is om multiproblem jongeren via een integrale aanpak naar een zelfstandig bestaan te begeleiden. De persoonlijke opvang en begeleiding moet aansluiten bij de behoeften van de jongeren. Vandaar het uitgangspunt: ‘een jongere, één casemanager, één aanpak’. In dit hoofdstuk zien we aan welke doelen de jongeren werken en welke begeleiding ze precies hebben gekregen.
Zoals we eerder in hoofdstuk 2 al zagen bestaat het begeleidingsproces uit drie fases: 1. aanmelding en kortdurende hulpverlening (gem. 10 uur); 2. intensief begeleidingstraject (gem. 30 uur); 3. monitoring en nazorg (gem. 30 uur). Niet alle jongeren hebben alle drie de fases doorlopen. Grofweg kan er een onderscheid gemaakt worden tussen twee typen begeleiding: de korte interventies (fase 1) en de langere begeleidingstrajecten (fase 2 en 3).
Figuur 4.1 De drie fases van hulpverlening
1. aanmelding
2. begeleidingstraject
3. nazorg
10 uur
30 uur
30 uur
De taken van een casemanager:10 x
x
x x x x
jongeren individuele ondersteuning en begeleiding bieden, adviseren en motiveren; ordening aanbrengen in de situatie waarin jongeren verkeren en formuleren welke veranderingen de jongeren daarin zelf willen aanbrengen; jongeren leren regie te krijgen over het eigen leven; overzicht hebben over de diverse aspecten van het cliëntsysteem en het (complexe) aanbod op alle leefgebieden; zorg dragen voor de regie en coördinatie van de samenwerking tussen betrokken organisaties; bemiddelen tussen de individuele vraag en het aanbod; streven naar ononderbroken zorg en hulp; bewaken van de voortgang van de ondersteuning.
10
4.1
Opgestelde doelen
Voordat we in gaan op de twee typen begeleiding kijken we kort even naar de doelen die in de individuele begeleidingsplannen van de jongeren worden vastgesteld (tabel 4.1). Zoals we in het vorige hoofdstuk al zagen stromen de meeste jongeren in ICM in vanwege problemen op het gebied van huisvesting, financiën, werk en/of sociale relaties. Logischerwijs komen deze leefgebieden duidelijk terug in het
10
Bron: Gemeente Dordrecht. Visie & Programma van eisen subsidieaanvraag, periode januari 2012 t/m december 2012 ‘Naar een integrale en toekomstbestendige aanpak voor multiproblem jongeren in Dordrecht’ (januari 2011).
Evaluatie Integraal Casemanagement
25
begeleidingsplan dat aan het begin van de hulpverlening voor iedere jongere wordt opgesteld. In dit begeleidingsplan staan verschillende doelen genoemd waar de begeleiding zich op zal richten. Per jongere worden er gemiddeld zo’n drie doelen vastgesteld.
Tabel 4.1
Opgestelde doelen in begeleidingsplan
financiën huisvesting werk dagbesteding in het algemeen school en opleiding zorg en verslaving sociale relaties en opvoeding praktische zaken passende hulpverlening zoeken d.m.v. doorverwijzen denkpatronen en emoties justitie onbekend
aantal 130 129 44 43 40 38 28 20 7 6 5 3
Uren zorg Jongeren die succesvol uitstromen hebben gemiddeld zo’n 31 uur begeleiding gekregen. Dit varieert van minder dan 10 uur tot langdurige en ingrijpende ondersteuning van meer dan 100 uur. Een stuk minder dus dan de 70 uur die begroot is. Van de jongeren die voortijdig en niet-succesvol zijn uitgestroomd bedroeg het hulpverleningstraject gemiddeld zo’n 15 uur.
Van de 162 jongeren hebben er 105 een langdurig begeleidingstraject (gekregen) en 39 een kortdurend traject. Daarnaast zijn: x x x
4.2
vier jongeren niet meteen maar pas na enige tijd doorverwezen naar een ander soortgelijk hulpverleningsaanbod; vier jongeren ‘on hold’ gezet vanwege detentie of ‘no show’; tien jongeren recent ingestroomd (en is dus nog niet vast te stellen of hun traject van korte of lange duur zal zijn).
Korte interventies
Bij 39 jongeren was sprake van een korte interventie. Deze jongeren zijn aangemeld bij ICM, hebben een intake gehad en zijn na een korte screening (en soms begeleiding van minder dan één maand) weer uitgestroomd. Drie jongeren zijn direct terug- of doorverwezen naar een andere zorginstelling, drie jongeren bleken achteraf geen of enkelvoudige problematiek te hebben en bij zes jongeren was sprake van een contra-indicatie. Deze 12 jongeren behoren eigenlijk niet tot de doelgroep van ICM. De vraag is of we deze jongeren wel als instroom moeten beschouwen. De andere 27 jongeren zijn ook snel (en niet-succesvol) uitgestroomd, maar dat wil niet zeggen dat er helemaal niets met deze jongeren is gebeurd. Tijdens de aanmeldingsfase verzamelen de casemanagers van alle jongeren zoveel mogelijk informatie. In hoofdstuk 2 lazen we al dat zij dit doen door enerzijds informatie op te vragen bij de verwijzende instantie en anderzijds door een intakegesprek te houden met de jongeren en hen (indien er nog veel informatie ontbreekt) vooraf een intakeformulier te laten invullen. Bij de meeste jongeren zijn in hun kortdurende begeleiding daarnaast verbindingen gelegd met andere
26
Naar een integrale aanpak voor multiproblem jongeren in Dordrecht
(hulpverlenings)instanties (tabel 4.2). De betrokken (hulpverlenings)instanties hangen vanzelfsprekend nauw samen met de probleemgebieden van de jongeren. De Sociale Dienst Drechtsteden (SDD), Woonbron en Cyria GGZ bieden het vaakst ondersteuning.
Tabel 4.2
Verbindingen met instanties, korte interventies
aantal Sociale Dienst Drechtsteden 7 Woonbron 7 Cyria GGZ 4 Bureau Jeugdzorg 2 Reclassering 2 Trivium 2 Yulius 2 Toelichting: in de tabel zijn instanties opgenomen die bij twee of meer jongeren zijn ingeschakeld
4.3
Intensieve begeleiding
Tijdens de intensieve begeleiding (fase 2) krijgen jongeren psychosociale en materiële hulpverlening aangeboden, aangevuld met de nodige zorgprogramma’s. Ook van deze jongeren hebben de casemanagers eerst alle beschikbare informatie in kaart gebracht. Vervolgens hebben ze samen met de jongeren een hulpverleningscontract opgesteld, waarin werkdoelen staan beschreven. 105 Jongeren worden/zijn intensief begeleid in ICM: 29 jongeren zijn inmiddels uitgestroomd en 76 bevonden zich op 31 december nog in ICM. Van de jongeren die zijn uitgestroomd hebben de meesten (26) hun zorgtraject succesvol afgerond. Twee jongeren hebben hun persoonlijke doelen deels behaald en één jongere is na een langdurig traject doorverwezen naar een andere zorgaanbieder waar lange tijd een wachtlijst was. Dat het aantal verbindingen met andere (hulpverlenings)instanties diverser is dan bij de korte interventies is te zien in tabel 4.3. De SDD, Woonbron, en Budgetcoaches worden het vaakst ingeschakeld tijdens het hulpverleningstraject van een jongere. Andere (hulpverlenings)instanties worden (wat) minder vaak ingezet. De diversiteit is overigens nog groter dan tabel 4.3 laat zien, omdat we hierin alleen de (hulpverlenings)instanties hebben opgenomen die bij twee of meer jongeren zijn ingeschakeld. Andere (hulpverlenings)instanties zijn o.a. het Siriz, Fiom en leerwerkbedrijven. Behalve de hulp van instanties kunnen de jongeren ook verschillende trainingen volgen, zoals de Rots en water training, de training Opvoeden doe je samen en de Zelfstandigheidtraining. Hoeveel jongeren deze trainingen (van TriviumLindenhof) hebben gevolgd, is niet bekend. TriviumLindenhof beschikt als organisatie over eigen trainingen en modules (en zet deze ook in). FlexusJeugdplein geeft de begeleiding op een andere manier vorm. FlexusJeugdplein zet geen ‘eigen’ trainingen en modules in. Centraal staat het idee om aan te sluiten bij het eigen netwerk en de eigen kracht van een jongere. Indien nodig legt FlexusJeugdplein verbindingen naar andere hulporganisaties, waar de gewenste trainingen of modules gevolgd kunnen worden.
Evaluatie Integraal Casemanagement
27
Tabel 4.3
Verbindingen met instanties, intensieve begeleiding
aantal Sociale Dienst Drechtsteden 43 Woonbron (o.a. Foyer) 33 Budgetcoach 27 Da Vinci College 12 Cyria GGZ 11 Yulius 11 UWV 8 Werkmakelaar 8 Humanitas (Homerun) 7 Ampla 5 Bureau jeugdzorg 4 DUO 4 Lucertis 4 ROC Midden Nederland 4 TriviumLindenhof 4 Buurtserviceteam 3 De Hoop GGZ 3 DordtMij 3 School Maatschappelijk Werk 3 Stichting Leerbedrijf Stapvoets 3 Albeda College 2 Blijf van m’n Lijf 2 Bouman GGZ 2 GGD 2 Jobcoach 2 Leger des Heils 2 MEE 2 Reset 2 Rivas 2 Stichting Welzijnsbevordering Antillianen en Arubanen 2 Toelichting: in de tabel zijn instanties opgenomen die bij twee of meer jongeren zijn ingeschakeld
Na de intensieve begeleiding volgt nazorg (fase 3). Deze fase is gericht op de bestendiging van de doelstellingen zoals geformuleerd in het hulpverleningscontract. Jongeren worden op deeltrajecten gevolgd en er vindt zorgcoördinatie plaats. Ook hierbij is het niet bekend hoeveel jongeren die in een langdurig en intensief zorgtraject hebben gezeten ook volledige nazorg hebben gekregen.
28
Naar een integrale aanpak voor multiproblem jongeren in Dordrecht
5
Resultaten
Het primaire doel van integraal casemanagement is het bieden van effectieve hulpverlening aan multiproblem jongeren. De vraag die we in dit hoofdstuk stellen is in hoeverre dit doel bereikt is. Hoeveel jongeren behalen succesvol hun doelen? En om welke reden halen sommige jongeren hun doelen niet?
In totaal zijn er in ICM in 2012 60 jongeren uitgestroomd: 28 (deels) succesvol, 24 niet-succesvol en van één jongere is niet bekend of hij/zij zijn/haar doelen behaald heeft. Bij de andere 17 jongeren die zijn uitgestroomd is er niet echt sprake van succesvolle dan wel niet-succesvolle uistroom. Acht jongeren zijn direct of na enige tijd terug- of doorverwezen naar een andere (hulpverlenings)instantie, bij zes jongeren was sprake van een contra-indicatie (bijvoorbeeld detentie) en drie jongeren hadden uiteindelijk geen of enkelvoudige problematiek (tabel 5.1).
Wat betekent succesvol? Een jongere stroomt succesvol uit wanneer hij/zij voldoende aansluiting heeft gevonden (of hierbij wordt geholpen) op de aangemerkte levensgebieden en hulpvragen en zodoende een mate van zelfstandigheid en zelfredzaamheid heeft bereikt, waardoor hij/zij in staat is om zijn/haar eigen leven goed te regisseren. Voorbeelden hiervan zijn succesvolle toeleiding naar school, zelfstandige huisvesting en het op orde brengen van financiën. Bron: interview casemanagers
Tabel 5.1
Resultaat ICM 2012
uitstroom succesvol: doel(en) (deels) behaald niet-succesvol: doelen niet behaald onbekend of doelen zijn behaald doorverwijzing, hulp voortgezet op andere locatie contra-indicatie geen of enkelvoudige problematiek
60 28 24 1 8 6 3
in behandeling
92
Wie nam precies het besluit om de deelname aan ICM voortijdig, niet-succesvol te beëindigen? In de meeste gevallen waren het de jongeren zelf omdat zij niet gemotiveerd waren en niet (meer) op afspraken verschenen. Bij de andere 17 jongeren besloten de casemanagers tot beëindiging omdat de jongeren niet (meer) voldeden aan de doelgroep van het ICM in verband met contra-indicaties of omdat andere gelijksoortige zorg op een andere locatie beter aansluit bij de zorgvraag van de jongeren. In tabel 5.2 hebben we de achtergrondkenmerken van de jongeren die succesvol zijn uitgestroomd en degenen die niet-succesvol zijn uitgestroomd naast elkaar gezet. Maken we een vergelijking tussen beide groepen dan zien we dat succesvol uitgestroomde jongeren wat ouder zijn en vaker vrouwen zijn. Ook zien we een verschil in dagbesteding. Van de jongeren die niet-succesvol zijn uitgestroomd hadden er slechts twee ten tijde van instroom een betaalde baan (8%). Bij de groep succesvol uitgestroomde jongeren waren dit er negen (32%).
Evaluatie Integraal Casemanagement
29
Tabel 5.2
Profiel succesvol versus niet-succesvol uitgestroomd jongeren (aantal) succesvol (n=28) niet-succesvol (n=24)
geslacht man vrouw
10 18
13 11
leeftijd 17-21 jaar 22-27 jaar
12 16
13 11
geboorteland Nederland elders onbekend
20 8 0
16 7 1
dagbesteding instroom werkloos/-zoekende betaald werk student/scholier onbekend
17 9 2 0
16 2 4 2
5.1
Behaalde doelen
Succesvolle uitstroom Bij alle 28 jongeren die succesvol zijn uitgestroomd was sprake van langdurige begeleiding. Welke doelen zij behaald hebben, is bij het merendeel van de jongeren niet nader gespecificeerd. Van de behaalde doelen die wel zijn toegelicht, gaat het om een stabiele tot positieve ontwikkeling op het gebied van huisvesting, inkomen, opleiding en werk. Het is dan ook niet zo vreemd dat de meeste jongeren die succesvol zijn uitgestroomd tijdens hun begeleiding in contact zijn gebracht met de SDD (9x genoemd), het Da Vinci College (6x) en Woonbron (6x). Niet-succesvolle uitstroom Bij 24 jongeren zijn de doelen niet behaald en is de hulpverlening voortijdig beëindigd. Zoals we eerder al aangaven, komt dit veelal door de houding van de jongeren: ‘komt afspraken niet na’, ‘vermijdt zorg’ en ‘is niet gemotiveerd’ (14x genoemd, tabel 5.3). Zes jongeren hebben om onbekende reden de begeleiding beëindigd en bij drie jongeren waren het externe factoren die ervoor hebben gezorgd dat het begeleidingstraject voortijdig is afgebroken. Eén jongere heeft ten slotte zijn doelen niet kunnen behalen, omdat hij een gevangenisstraf moest uitzitten.
Tabel 5.3
Reden niet-succesvolle uitstroom
komt afspraken niet na, vermijdt zorg, is niet gemotiveerd hulp beëindigd door cliënt, reden onbekend hulp beëindigd als gevolg van externe factoren detentie totaal
5.2
aantal 14 6 3 1 24
Knelpunten
Bij 33 jongeren, zowel bij degenen die nog in een traject zitten als bij degenen die zijn uitgestroomd, registreren casemanagers knelpunten die het succesvol voltooien van het begeleidingsplan belemmeren. De lange wachtlijsten en procedures worden het meest genoemd, met name de wachttijden bij de SDD
30
Naar een integrale aanpak voor multiproblem jongeren in Dordrecht
(voor het verkrijgen van inkomen) maar ook bij het verkrijgen van een woning. Verder speelt de motivatie van de jongeren een rol, zoals we ook eerder al zagen. De jongeren hebben, o.a. door het ontbreken van een dagelijks ritme, moeite om op tijd te komen en afspraken na te komen. Soms werken ook de moeizame relaties met partners en andere familieleden belemmerend. Andere knelpunten die een enkele keer worden genoemd, vindt u in tabel 5.4.
Tabel 5.4
Knelpunten
wachtlijsten en lange procedures motivatie en ritme relatie met partner en familie afstemming casemanagers met instanties geestelijke en lichamelijk klachten justitieel verleden afbakening doelgroep beperkt aanbod werk en opleiding moeizame relatie jongere met casemanager
Evaluatie Integraal Casemanagement
aantal 15 6 4 3 3 2 2 2 1
31
32
Naar een integrale aanpak voor multiproblem jongeren in Dordrecht
6
Tevredenheid
De gemeente werkt binnen integraal casemanagement samen met diverse partners. Hoe oordelen de ketenpartners over de samenwerking? Hoe tevreden zijn de casemanagers over de gang van zaken? En hoe tevreden zijn de jongeren over de ondersteuning die zij krijgen? In dit hoofdstuk worden deze vragen beantwoord.
Een belangrijke reden om in 2011 in de pilot Foyer te experimenten met integraal casemanagement is de veronderstelde efficiëntie winst die er geboekt zou kunnen worden door een ‘stroomlijningsoperatie’. ‘Om effectiever en efficiënter in te kunnen zetten op jongeren met multiproblematiek is de gemeente Dordrecht met ingang van 1.1.2012 afgestapt van de financiering van een scala aan aanpakken en interventies voor jongeren met meervoudige en complexe problematiek’.11 Daarnaast is er ook sprake van een andere invalshoek: één jongere, één plan, één casemanager.
“Integraal casemanagement gaat uit van ‘één jongere, één plan, één casemanager’ en stelt de jongere centraal. Wat kan de jongere en welke middelen zetten we in om de jongere zijn/haar mogelijkheden uit te laten bouwen?” Harry Wagemakers, wethouder Maatschappelijke Ondersteuning12 12
De gemeente Dordrecht heeft in samenwerking met organisaties en instellingen een visie op de inrichting van de hulpverlening aan multiproblem jongeren opgesteld. De gemeente streeft er naar om met de ‘kanteling’ te komen tot één integrale aanpak samen met de aanbieders in de stad.
“De jongeren hebben door deze brede aanpak één aanspreekpunt gekregen. Dat creëert rust en duidelijkheid voor de jongeren. Daarnaast kan er, doordat een veel voorkomende opgave als huisvesting geregeld is, maatwerk in hulpverlening geboden worden. Doordat dit probleem aan de oppervlakte weggenomen wordt, is er ruimte om voor de dieperliggende problemen maatwerk te bieden. […] De hulpverleners worden gedwongen om snel ter zake te komen en niet meer hulp in te zetten dan nodig is”. 13 13
6.1
De samenwerking
‘Vanuit ons integrale jeugdbeleid zien wij het als onze opgave om samen met instellingen ernaar te streven dat jongeren in onze stad gezond en veilig kunnen opgroeien’, staat te lezen in de visie en programma van eisen (2011) van de gemeente Dordrecht. 14 De gemeente geeft de integrale aanpak dus niet alleen vorm, maar doet dit in samenwerking met andere partijen. Maar, wie werken er samen? En op welke niveaus wordt er samengewerkt? Allereerst vindt er op de ‘werkvloer’ samenwerking plaats tussen de casemanagers van FlexusJeugdplein en TriviumLindenhof. Een trapje hoger werken de managers van FlexusJeugdplein en TriviumLindenhof onderling samen en
11
Raadsinformatie Inzake aanpak multiproblem jongeren Dordrecht, 13 november 2012. Nieuwsbrief Dordtse Aanpak, 2012. 13 De zorg voor multiproblem jongeren in Dordrecht, Onderzoekcentrum Drechtsteden, 2012. 14 Bron: Visie & Programma van eisen subsidieaanvraag, periode januari 2012 t/m december 2012 ‘Naar een integrale en toekomstbestendige aanpak voor multiproblem jongeren in Dordrecht’ (januari 2011). 12
Evaluatie Integraal Casemanagement
33
wordt er samengewerkt met toeleiders en andere externe (zorg)partners. Op strategisch en bestuurlijk niveau krijgt de samenwerking, onder voorzitterschap van de gemeente, vorm in het kernpartneroverleg. Naast vertegenwoordigers van FlexusJeugdplein en TriviumLindenhof nemen werknemers, veelal managers, van onder andere Woonbron, Bureau Jeugdzorg en De Twern deel aan dit strategische overleg. In 2012 stonden er 12 overleggen gepland. Het overleg functioneert als een klankbordgroep. Samenwerking casemanagers Op de werkvloer verloopt de samenwerking tussen de casemanagers van FlexusJeugdplein en TriviumLindenhof goed, aldus de casemanagers. Zij plaatsen één kleine kanttekening: er is nu één overlegstructuur, maar de samenwerking had beter voorbereid kunnen worden. De casemanagers ervaren op de werkvloer geen concurrentie met de casemanagers van de andere organisatie. Ze geven aan de jongere centraal te stellen en steeds te kijken naar welke jongere het beste bij welke casemanager past. Volgens hen kunnen de jongeren van FlexusJeugdplein en van TriviumLindenhof rekenen op dezelfde kwaliteit aan hulpverlening. Of FlexusJeugdplein en TriviumLindenhof op ‘hoger niveau’ ook goed samenwerken weten de casemanagers niet zeker. Zo meldt een casemanager dat beide organisaties andere visies en doelen hebben. ‘Daar moet nog duidelijkheid over komen’. Vanuit de ‘schil’ om de casemanagers wordt geconstateerd dat de casemanagers van FlexusJeugdplein wat meer betrokken lijken. ‘TriviumLindenhof is bijvoorbeeld weinig aanwezig bij de broodjesoverleggen die eens in de zes werken bij Punt de Wereld gehouden worden’. Samenwerking kernpartners Zowel TriviumLindenhof als FlexusJeugdplein zijn positief over de onderlinge samenwerking (op beleids- en managementniveau). In haar kwartaalrapportage verwoordt FlexusJeugdplein het als volgt: ‘De samenwerking tussen FJ en TL verloopt positief en conform het beschreven werkproces. Nuancering vindt plaats op werkwijze en methodiek. Instapmethode, Vertrektraining en Kort Ambulant methodiek T-Entree’.15 Er worden, door andere ketenpartners, kanttekeningen geplaatst bij de samenwerking. Waarom worden er, als de samenwerking zo goed verloopt, nog twee verschillende subsidiebeschikkingen ingediend? Een ander punt: ‘missen wij niet een stukje van wat door hen al vooraf is afgesproken?’ Samenwerking gemeente ‘Het verloopt volgens afspraak’ en ‘ik zou de samenwerking neutraal willen noemen.’ ‘De samenwerking op MO niveau verloopt gewoon positief’ wordt gezegd door FlexusJeugdplein en TriviumLindenhof over de samenwerking met de gemeente. Het merendeel van de overige betrokken ketenpartners is tevreden over de samenwerking met de gemeente Dordrecht: ‘goed en fijn’, ‘het is een positieve samenwerking’, ‘we hebben een hele goede band met de gemeente Dordrecht’. Wel concluderen meerdere partners dat er binnen de gemeente veel ambtenaren van positie zijn gewisseld en/of wisselen. Verandering van contactpersonen betekent dat de lijntjes (steeds) weer opnieuw aangehaald dienen te worden.
15
34
Bron: Rapportage kwartaal 1e 2013 ICM, FlexusJeugdplein.
Naar een integrale aanpak voor multiproblem jongeren in Dordrecht
Samenwerking ketenpartners De contacten en verbindingen die via het kernpartneroverleg gemaakt zijn en de korte lijnen zijn volgens de ketenpartners belangrijke pluspunten binnen de samenwerking. Mensen van verschillende organisaties vinden elkaar (nu) ook beter op de werkvloer. ‘We komen door de samenwerking met andere organisaties ook in contact met andere doelgroepen’. Tegelijk geven diverse ketenpartners aan dat er naast het ketenpartneroverleg (te) veel andere overleggen zijn, zoals bijv. het ECOJ-overleg, het Plein-overleg, het Jongerennetwerkoverleg en het overleg van de regiegroep Dordt-West. Dit kan leiden tot dubbelingen in de overleggen. Net als bij de pilot Foyer worden de SDD en Yulius ook nu aangewezen als ketenpartners waarmee de samenwerking nog niet optimaal verloopt. De SDD zit ‘in een keurslijf’ en kan ‘niet flexibel voorschotten aan de jongeren geven’. Yulius is als vertegenwoordiger van de geestelijke gezondheidszorg nog (steeds) niet aangetakt in het kernpartneroverleg. Voor MEE Drechtsteden geldt in mindere mate hetzelfde. MEE Drechtsteden wil op korte termijn wel zitting nemen in het kernpartneroverleg.
6.2
Jongeren over integraal casemanagement
Onze interviews met de jongeren waren leerzaam. Allereerst viel het niet altijd mee om een afspraak met de jongeren te maken en hen te spreken. De jongeren leven, zo viel ons op, echt van dag tot dag. Iedere jongere was anders. Hun geschiedenis was wel steeds ‘heftig’ en hun netwerk onstabiel. Soms waren de jongeren (zelfs) mede door hun netwerk in de problemen gekomen. We hebben zowel succesvol als niet-succesvol uitgestroomde jongeren gesproken.
Oordeel Alle zes geïnterviewde jongeren oordelen positief over het zorgaanbod. Hetzelfde geldt voor hun oordeel over de begeleiding door de casemanagers en de aandacht voor de problemen. Ook hier zijn alle jongeren positief over. Verschillende jongeren geven aan dat ze door de casemanager op hun gemak gesteld werden, dat de casemanager goed luistert naar hun problemen, dat de casemanager ook ‘echt’ aan de slag gaat voor ze, en dat ze altijd terecht kunnen bij hem of haar. Over de inspanningen en de betrokkenheid zijn de geïnterviewde jongeren louter positief. Casemanagers ondersteunen en helpen jongeren met allerlei soorten zaken: van het betalen van rekeningen tot het vinden van een kamer, en van contact leggen met familieleden tot het schrijven van brieven naar D.U.O.16. ‘Het is best heel breed eigenlijk’. Jongeren geven aan dit prettig te vinden.
“Ze hebben me zeker handvatten gegeven”. […] “Je doet alles zelf en zij helpen mee”.
“Haar aanpak is goed. Ze laat me vrij en zet druk.”
16
Dienst Uitvoering Onderwijs.
Evaluatie Integraal Casemanagement
35
Hoewel alle zes jongeren positief zijn over de integrale aanpak, worden er ook (kleine) minpunten aangedragen. Zo zegt een jongere een financieel adviseur in het begeleidingstraject te missen, was een andere jongere niet blij met een doorverwijzing (‘naar Kinderbudget, of zoiets. Dat vond ik niet goed. Zij hebben niks voor mij gedaan’). Andere jongeren wijzen op het ontbreken van een dakloze opvang voor jongeren van 18 tot en met 26 jaar. Dakloze jongeren kunnen nu ‘s nachts alleen terecht bij het Leger des Heils: ‘verschrikkelijk […] allemaal junkies in een slaapzaal’.
“In het begin zijn er niet echt stappen gemaakt om een uitkering aan te vragen. Ik zeg eerlijk, in het begin vond ik het te lang duren. Ik was bezig met overleven, daar kan ik niet voor geblamed worden”.
We hebben de geïnterviewde jongeren ook gevraagd naar mogelijke verschillen met eerder ontvangen begeleiding en hulp. In hoeverre verschilt de begeleiding die ze bij ICM krijgen van (eventueel) eerder ontvangen ondersteuning? De jongeren die eerder ondersteuning ontvingen, geven aan ‘geen oordeel’ te hebben over de verschillen of dit ‘niet te kunnen vergelijken’. Kwalitatief beeld Hebben de jongeren die zijn uitgestroomd weer regie over het eigen leven terug? Zitten ze weer op school, zijn ze aan het werk en is hun huisvestingsituatie stabiel? Deze vragen over het maatschappelijk effect van de aanpak kunnen we naast kwantitatief, ook kwalitatief beantwoorden.17 Wat onder succesvolle uitstroom wordt verstaan verschilt, volgens de casemanagers, per jongere. Een succes kan zijn dat een jongere weet waar hij of zij moet zijn als hij of zij (weer) in de problemen raakt. Een succes kan ook zijn dat er meerdere ogen op een jongere gericht zijn bij een 'uitglijder'. Vooraf weet je niet altijd, zo geven de casemanagers aan, of jongeren terugkomen. Er zijn 'draaideurjongeren'. Als een jongere terugkomt kan je dat volgens hen ook positief uitleggen: ze hebben vertrouwen, ze weten de weg te vinden. Het merendeel van de geïnterviewde jongeren geeft echter aan dat ze verwachten na de ICM begeleiding niet meer opnieuw in te stromen. Anders gezegd, ze verwachten grotendeels de regie over hun eigen leven terug te hebben.
“Ja, ik heb vertrouwen dat ik zelf verder kan”. “Net als een baby eerst kruipt, dan ga je leren lopen. Dat heb ik nu, weet je”.
Op bepaalde terreinen verwachten sommige jongeren nog ondersteuning nodig te hebben. Dat hoeft niet (altijd) via ICM te verlopen. Zo geeft een jongere aan in de toekomst nog juridische ondersteuning bij lopende rechtzaken nodig te hebben. En een andere jongere geeft aan zelfstandig verder te kunnen, maar af en toe nog te moeten ‘bijpraten’.
17
36
Aangezien we slechts zes jongeren gesproken hebben, geeft het kwalitatieve beeld een indicatie.
Naar een integrale aanpak voor multiproblem jongeren in Dordrecht
7
Meerwaarde
Integraal casemanagement is gemeentebreed ingevoerd. De aanpak dient in 2014 te zijn uitontwikkeld. In dit hoofdstuk staat de meerwaarde centraal. Wat is de meerwaarde van de aanpak precies? Wat gaat goed en wat kan beter? En hoe staat het met de maatschappelijke effecten?
7.1
De voordelen
Breed en ontschot ‘Naar een integrale en toekomstbestendige aanpak voor multiproblem jongeren in Dordrecht’, zo luidt de titel van de visie die de gemeente Dordrecht in 2011 heeft opgesteld. Integraal is in dit geval een sleutelbegrip. Het brede, integrale karakter van de aanpak vormt in de kern een belangrijk voordeel. Het doelgroepen beleid is verlaten. In positieve zin betekent dit dat organisaties niet meer alleen op eigen terrein bezig zijn. Ze hebben letterlijk een brede, integrale, ontschotte visie ontwikkeld. Zorgorganisaties geven aan door de samenwerking in contact te zijn gekomen met andere doelgroepen, kortere lijnen en een hechtere samenwerking te ervaren. Robuuste, bekende werkwijze De werkwijze van integraal casemanagement is voor veel casemanagers van FlexusJeugdplein en TriviumLindenhof niet nieuw. Van de ontheffing van doelgroepen was al sprake bijvoorbeeld bij Direkshon+. Die manier van werken is, onder een andere naam, voortgezet. ‘We werkten altijd al integraal’. ‘T-team was ook al integraal’. De casemanagers hebben de werkwijze van ‘één jongere, één plan, één casemanager’ de afgelopen jaren kunnen bijschaven. Veel werkers zijn inmiddels vertrouwd met integraal casemanagement. De methodiek is robuust, of zoals de casemanagers zelf aangaven: ‘de methodiek staat’. Een bijkomend voordeel is dat de methodiek ook bij andere zorgorganisaties steeds bekender is geworden. Dit komt de doelmatigheid ten goede. Activerend niet betuttelend ‘Je doet alles zelf en zij helpen mee’, meldt een jongere over de aanpak van haar casemanager. Dit is typerend voor integraal casemanagement. De aanpak is activerend en niet ‘betuttelend’. De casemanager staat aan de zijde van de jongere. De werker coördineert en begeleidt de jongere, maar de jongere moet uiteindelijk zelf aan de slag met zijn of haar problemen. Zodra het vertrouwen van de jongere gewonnen is, gaat deze (gesteund door de casemanager) aan de slag met zijn of haar problemen. Aan de hand van doelen wordt er gewerkt aan concrete resultaten. De strakke (financiële) kaders dwingen de casemanagers om snel ter zake te komen en niet meer hulp in te zetten dan nodig is. Een betuttelende aanpak is nauwelijks mogelijk, de casemanagers zijn zo ook genoodzaakt om de jongere te activeren. De casemanager is de regisseur en de jongere is aan zet. Co-creatie als kracht Zoals de visie ‘Naar een integrale en toekomstbestendige aanpak voor multiproblem jongeren in Dordrecht’ een product van de gemeente Dordrecht is in samenwerking met diverse veldpartijen, zo vindt eveneens het operationaliseren en realiseren van de visie plaats in gezamenlijkheid. De pilot Foyer vormde de opmaat tot (de doorontwikkeling van) integraal casemanagement. Hoewel de gemeente niet alles alleen kan realiseren en co-creatie, zo bezien, niet echt een keuze is, is de gezamenlijkheid in visievorming en uitvoering toch een kracht. ‘De rol van de gemeente is prima’, merkte één van de geïnterviewde op. De verschillende instanties zijn bewust aan de voorkant van het proces al betrokken. Op deze manier is er in een vroeg stadium al commitment bij veel
Evaluatie Integraal Casemanagement
37
partijen georganiseerd. Het kernpartneroverleg borduurt hier op voort. Die betrokkenheid en gedeelde verantwoordelijkheid zien we terug in de uitvoering.
7.2
Verbeterpunten
Stroomlijnen van het overleg Gedurende de pilotfase stond het kernpartneroverleg vooral in het teken van visieontwikkeling en doelgroepbepaling. Tegelijk werd er ‘commitment’ gecreëerd. Nu integraal casemanagement zich in de uitvoeringsfase bevindt, functioneert het overleg op strategisch niveau als klankbordgroep. Dat is een logische ontwikkeling. Het is echter de vraag of het nodig is om het kernpartneroverleg in deze vorm en met deze frequentie (tweemaandelijks) voort te zetten. Daarnaast biedt het verbinden van het kernpartneroverleg met andere overleggen kansen, want meer synergie in het aantal overleggen is eveneens gewenst. Het leren faciliteren In onze evaluatie van de pilot Foyer plaatsten we vraagtekens bij de benutting van het experimentele karakter van de pilot. Anders gezegd, we betwijfelden of de ruimte die een pilot biedt om te experimenten ten volle benut was. In het verlengde hiervan plaatsen we nu vraagtekens bij de mate waarin er binnen integraal casemanagement geleerd is en wordt. In hoeverre is er geleerd van de lessen die uit de pilot Foyer getrokken zijn? Zo bestaat er nu nog steeds onduidelijkheid over de definitie van een kernbegrip als ‘instroom’. Een scherpe definitie ontbreekt. Verschillende partijen definiëren het begrip op verschillende wijze. Hetzelfde geldt bijv. voor ‘succesvolle uistroom’. En waarom wordt dit eenzijdig bepaald en niet samen? Immers, in principe moet een jongere wanneer hij/zij uitstroomt zelfstandig zijn, uitstroom zou dan in overleg met de jongere bepaalt kunnen worden. Een fundamenteler punt: in hoeverre leren de partners nu van elkaar? In hoeverre wordt er geleerd van andere steden? In de huidige doorontwikkelfase ligt het voor de hand dat dit soort vragen en lessen nadrukkelijk een plek krijgen. Het ‘leren’ kan nadrukkelijker, dan nu het geval is, gefaciliteerd worden. Snelle inkomensverstrekking ‘Daarnaast kan er, doordat een veel voorkomende opgave als huisvesting geregeld is, maatwerk in hulpverlening geboden worden. Doordat dit probleem aan de oppervlakte weggenomen wordt, is er ruimte om voor de dieperliggende problemen maatwerk te bieden’, zo staat in de visie van de gemeente Dordrecht te lezen. In de praktijk blijkt het snel perspectief bieden op de pijlers wonen, werken en inkomen moeizaam te verlopen. Snel perspectief bieden op deze drie pijlers is gewenst omdat jongeren anders in een vicieuze cirkel terecht komen. Immers, als de jongeren geen inkomen en huisvesting hebben is het erg lastig om aan ‘dieperliggende problemen’ te werken. Inkomen is nu vaak het struikelblok. Voor de SDD is het niet mogelijk om flexibel voorschotten te verstrekken. Een betekenisvolle en toekomstbestendige aanpak voor multiproblem jongeren in Dordrecht vraagt om een structurele oplossing voor dit probleem. Een oplossing die (hoogstwaarschijnlijk) enkel op politiek, strategisch niveau bewerkstelligd kan worden. Een nauwere verbinding met de SDD is wenselijk. Hetzelfde geldt voor de verbinding met de geestelijke gezondheidszorg (Yulius). Eén subsidiebeschikking en één registratiesysteem Als je als gemeente kiest voor gezamenlijkheid en integraliteit nastreeft is het verstrekken van twee verschillende subsidiebeschikkingen niet logisch. Logischer is om één subsidiebeschikking te verstrekken. Dit kan onduidelijkheid en ongewenste neveneffecten voorkomen.
38
Naar een integrale aanpak voor multiproblem jongeren in Dordrecht
Naast één subsidiebeschikking zou één goed functionerend registratiesysteem de efficiëntie ten goede komen. Nu komt het bijvoorbeeld voor dat van een jongere zijn of haar naam in de twee huidige registratiesystemen van FlexusJeugdplein en TriviumLindenhof verschillend geregistreerd wordt. Er is ook tamelijk veel niet-succesvolle uitstroom. De kans op recidive is aanwezig. Bij hen kunnen eerder geregisteerde NAW-gegevens gebruikt worden. Nauwkeurig inzicht in de benodigde capaciteit en de tevredenheid Om een goed beeld te hebben van de benodigde capaciteit is inzicht nodig in de omvang van de doelgroep. In het kernpartneroverleg is geprobeerd om de omvang van de doelgroep multiproblem jongeren in kaart te brengen. Gebaseerd op landelijke percentages schat de gemeente de totale omvang op 450-750 jongeren.18 De gemiddelde inzet per jongere is nu begroot op 70 uur. Dit lijkt, als gemiddelde, te volstaan. Lijkt te volstaan, een nauwkeurigere registratie van het aantal uren geboden ondersteuning kan hier meer duidelijkheid over geven. Uit de registratiebestanden is nu namelijk vaak niet op te maken hoeveel uur er per jongere aan ondersteuning is verleend. Nauwkeurige (uren)registratie is echter wel nodig voor een efficiënte inzet van (het volume aan) integraal casemanagement. Het is niet bekend hoe de jongeren de dienstverlening ervaren, omdat er geen KTO-vragenlijsten zijn afgenomen bij de jongeren. Het is aan te bevelen dit in de nabije toekomst wel te gaan doen, zodat de casemanagers nog beter zicht hebben op de ervaringen en wensen van de jongeren. In een eerder onderzoek (uit 2006) naar hulpbehoevende jongeren heeft het OCD het belang van een monitoringsinstrument al uiteen gezet. Een monitoringsinstrument dat ingezet kan worden nadat een jongere is uitgestroomd, ongeacht of dit voortijdig of regulier gebeurt.19
7.3
Maatschappelijke effecten
Perspectief jongeren Eén van de doelstellingen van dit evaluatieonderzoek is het vaststellen van de maatschappelijke effecten van de integrale aanpak voor multiproblem jeugd. Het gaat dan niet om de output (prestaties), maar om de outcome. ‘Hebben de jongeren die zijn uitgestroomd weer regie over het eigen leven terug? Zitten ze weer op school, zijn ze aan het werk en is hun huisvestingsituatie stabiel? Dat zijn de maatschappelijke effecten waar de aanpak integraal casemanagement naar streeft en die maken dat de methodiek wel of niet als succesvol aangemerkt kan worden’, zo valt in de Raadsinformatiebrief van 13 november 2012 te lezen. Door het ontbreken van de benodigde kwantitatieve informatie in de registratiebestanden kunnen we bovenstaande vragen over het maatschappelijk effect niet letterlijk beantwoorden. Er is niet geregistreerd hoeveel van de uitgestroomde jongeren op school zitten, aan het werk zijn en of hun huisvestingssituatie stabiel hebben. Wel weten we dat er van de ingestroomde 162 jongeren er 60 zijn uitgestroomd: 28 jongeren zijn (deels) succesvol uitgestroomd, 24 niet-succesvol en van één jongere is niet bekend of hij/zij zijn/haar doelen behaald heeft. Hoewel over de definitie van succesvolle uitstroom te discussiëren valt kunnen we, als we succesvolle uitstroom gelijk stellen aan ‘perspectief bieden aan individuele jongeren met multiproblematiek’, concluderen dat bijna de helft van de uitgestroomde jongeren dus succesvol uitgestroomd is.
18
19
Bron: Gemeente Dordrecht. Visie & Programma van eisen subsidieaanvraag, periode januari 2012 t/m december 2012 ‘Naar een integrale en toekomstbestendige aanpak voor multiproblem jongeren in Dordrecht’ (januari 2011). Soffers, I.A.C. & M.G. Weide (2006). Jongerenonderzoek Route 23. SGB (nu Onderzoekcentrum Drechtsteden).
Evaluatie Integraal Casemanagement
39
Doelstelling en prestatienormen In tabel 1 staan de prestatienormen (inspanningsverplichtingen) weergegeven die gekoppeld zijn aan doelstelling 1 ‘perspectief bieden aan individuele jongeren met multiproblematiek’. In de rechterkolom vindt u de huidige stand van zaken.
Tabel 7.1 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
8.
Prestatienormen en het bijbehorende resultaat
Voor 60% van de jongeren die in behandeling worden genomen door casemanagers is een passend trajectplan samengesteld. 50% van de jongeren geeft na afronding van het traject aan tevreden te zijn over de hulpverlening. < 20% van de jongeren valt binnen het eerste jaar voortijdig uit. Toeleidende instanties geven aan in de casemanagementaanpak een meerwaarde te zien voor de doelgroep. Van de jongeren die starten zonder dagbesteding heeft meer dan de helft op de peildatum wel dagbesteding. Van de jongeren die binnenkomen met een problematische woonsituatie heeft 50% op de peildatum huisvesting wel op orde. Van de jongeren die bij binnenkomst een groot schoolverzuimgedrag laten zien is 50% op peildatum ofwel teruggeleid naar school of naar werk. Van de jongeren die bij binnenkomst werkloos zijn is 50% op peildatum succesvol teruggeleid naar werk, dan wel naar school.
90% 15% ja 33% 23% 33%
1. Voor twaalf jongeren hebben casemanagers geen plan gemaakt. Zij behoren eigenlijk niet tot de doelgroep van het ICM. Vier jongeren zijn na een paar maanden doorverwezen naar een andere (hulpverlenings)instantie. Een totaal van 10%. Voor alle andere jongeren is het natuurlijk de vraag in hoeverre hun begeleidingsplan echt passend is/was. Wanneer is iets passend? Wanneer het zo goed past bij een jongere dat hij/zij niet voortijdig uitstroomt? Of is voortijdige uitstroom soms gewoon niet te voorkomen? 2. Vanwege praktische overwegingen hebben we tijdens het onderzoek geen klanttevredenheidsonderzoek gehouden bij de jongeren die zijn uitgestroomd. Vooral de jongeren die voortijdig zijn uitgestroomd, zijn erg lastig te benaderen achteraf. 3. 24 jongeren (15%) zijn voortijdig uitgestroomd; zij zijn uitgevallen vóór de in het trajectplan vastgestelde behandeling was doorlopen. Op de totale groep jongeren die zijn uitgestroomd, is dit 38%. 4. Het merendeel van de geïnterviewde partners is positief over de casemanagementaanpak. De integrale manier van werken is voor de casemanagers niet nieuw. Een belangrijke kanttekening is wel het ontbreken van een snelle inkomensvoorziening. Dit wordt noodzakelijk geacht voor het perspectief bieden aan de doelgroep en is een randvoorwaarde die nog verbeterd dient te worden. 5. Van de 97 jongeren die werkloos waren toen zij instroomden, is bij 32 bekend dat zij ten tijde van uitstroom of op 31.12.2012 weer een baan hadden of naar school gingen. Dit komt neer op 33%. 6. Van de 69 jongeren die dakloos waren of ten tijde van instroom steeds een wisselend huisadres hadden, hadden er 16 wel weer stabiele huisvesting toen zij uitstroomden of op 31.12.2012. Een percentage van 23%. 7. Van veel jongeren die schoolgaand zijn is niet bekend of zij verzuimden. 8. Het antwoord op deze prestatienorm valt geheel samen met prestatienorm 5: 33% dus. Onder dagbesteding verstaan wij het hebben van werk of naar school gaan.
40
Naar een integrale aanpak voor multiproblem jongeren in Dordrecht
Bijlagen
Evaluatie Integraal Casemanagement
41
42
Naar een integrale aanpak voor multiproblem jongeren in Dordrecht
Bijlage 1 Lijst van geïnterviewden Kernteam: x Michel de Man, TriviumLindenhof x Anneke van Ekeren, FlexusJeugdplein Ketenpartners: x Cees van de Wouw, De Twern x Gert Nobel, Woonbron x Peter Gommers, Bureau Jeugdzorg x John van Waterschoot, Yulius x Dagmar Ambachtsheer, MEE Drechtsteden x Margriet Luth, gemeente Dordrecht Casemanagers: x Harold Sauer, TriviumLindenhof x Margriet Mol, TriviumLindenhof/FlexusJeugdplein x Peter Kleinjan, FlexusJeugdplein x Hatice Karabulut, FlexusJeugdplein x Tamara Hollemans, FlexusJeugdplein
Evaluatie Integraal Casemanagement
43
Postbus 619 3300 AP Dordrecht Telefoon (078) 770 39 05 www.onderzoekcentrumdrechtsteden.nl