20132014 Jaarverslag Leerplicht en RMC
Team Jeugd, afdeling Werk, Inkomen en Zorg Gemeente Lelystad 2013-2014
Inhoudsopgave Inleiding_________________________________________________________________ 3 1. Achtergrond ________________________________________________________ 4 2. Statistische gegevens ________________________________________________ 6 3. Samenwerking met andere partners_____________________________________ 9 4. Voortijdig schoolverlaten _____________________________________________ 9 5. Toekomstige ontwikkelingen _________________________________________ 13
Jaarverslag Leerplicht/RMC 2013-2014
Pagina 2
Inleiding Voor u ligt het jaarverslag van team Jeugd van de afdeling Werk, Inkomen en Zorg van de gemeente Lelystad over de uitvoering van de Leerplichtwet 1969 en de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie (RMC). De Leerplichtwet 1969 is een belangrijk instrument bij het tegengaan van ongeoorloofd schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten. Het doel van de Leerplichtwet 1969 is het recht op onderwijs te waarborgen. De gemeente heeft een centrale rol bij het toezicht op de naleving van de Leerplichtwet. Op grond van artikel 25 van de Leerplichtwet brengen burgemeester en wethouders jaarlijks de gemeenteraad op de hoogte van het uitgevoerde leerplichtbeleid van het laatst afgesloten school- of cursusjaar. Hierbij willen we u informeren over het schooljaar 2013-2014. In hoofdstuk 1 gaan we in op de Leerplichtwet en de RMC-wetgeving. Ook staan we stil bij de kerntaken van Leerplicht en RMC. Hoofdstuk 2 gaat over de cijfers van het afgelopen schooljaar. Hier kunt u onder andere in lezen hoeveel verzuimmeldingen er zijn geweest en hoe vaak dit heeft geleid tot een proces verbaal. In een effectieve uitvoering van de Leerplichtwet en de RMC-wetgeving is de samenwerking met andere partijen onontbeerlijk, hierop wordt ingegaan in hoofdstuk 3. Hoofdstuk 4 gaat dieper in op de behaalde resultaten rondom het voorkomen van voortijdig schoolverlaten. Tot slot worden in hoofdstuk 5 de toekomstige ontwikkelingen besproken die ook van invloed zijn op Leerplicht en RMC.
Jaarverslag Leerplicht/RMC 2013-2014
Pagina 3
Hoofdstuk 1. Achtergrond Wetgeving De leerplicht De gemeente is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de Leerplichtwet voor alle leerplichtige inwoners in haar gemeente, ongeacht of zij een school binnen of buiten de gemeentegrenzen bezoeken. Kinderen zijn volgens de wet leerplichtig vanaf de eerste schooldag van de maand na hun vijfde verjaardag. De volledige leerplicht eindigt aan het eind van het schooljaar waarin de jongere zestien jaar wordt, of na twaalf volledige schooljaren. Heeft de jongere dan nog geen startkwalificatie, dan start de kwalificatieplicht. De kwalificatieplicht Voor een goede startpositie op de arbeidsmarkt is landelijk in de RMC-wetgeving vastgelegd dat een diploma nodig is op minimaal mbo niveau 2 of havo/vwo niveau. Als een leerling dit heeft, heeft hij of zij een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt. Er wordt uit gegaan van het feit dat een startkwalificatie niet alleen de kans vergroot om een baan te vinden, maar vooral ook om deze te behouden en op latere leeftijd opnieuw een baan te vinden. In 2007 is de leerplicht uitgebreid met de kwalificatieplicht: jongeren vanaf 16 jaar zonder startkwalificatie zijn kwalificatieplichtig tot hun 18e verjaardag. Wanneer een jongere voor zijn 18e verjaardag een startkwalificatie heeft, vervalt de kwalificatieplicht. Voortijdig schoolverlaten (RMC) De taak om het voortijdig schoolverlaten te bestrijden ligt vast in de RMC-wetgeving. Deze wetgeving geeft gemeenten, anders dan de leerplichtwet, geen bevoegdheden. Een voortijdig schoolverlater is een jongere in de leeftijd van 18 t/m 22 jaar die niet in het bezit is van een startkwalificatie en die niet bij een school is ingeschreven. In de RMC-wetgeving is de meldingsplicht van scholen van nietleerplichtige voortijdig schoolverlaters tot 23 jaar bij de woongemeente vastgelegd. De zorgplicht ligt bij de scholen en de uiteindelijke keuze is aan de jongere zelf. Bij het terugdringen van het voortijdig schoolverlaten ligt de grootste opdracht bij de ROC’s en de manier waarop zij hun zorgplicht uitvoeren. De gemeenten investeren voor de jongeren die uitgevallen zijn met name in trajectbegeleiding, waarbij ze hen in eerste instantie proberen te motiveren om terug te keren naar school. Voor het coördineren van de bestrijding van het voortijdig schoolverlaten ontvangen gemeenten in regionaal verband een specifieke doeluitkering. In de RMC-regio Flevoland participeren de gemeenten Almere, Dronten, Lelystad, Noordoostpolder en Urk. Lelystad is door het Rijk aangewezen als contactgemeente en heeft vanuit het convenant de rol om het overleg tussen de schoolbesturen te initiëren. In deze ronde tafel overleggen worden afspraken gemaakt met schoolbesturen over de inzet en verantwoordelijkheid in het bestrijden van voortijdig schoolverlaten. Het contactgemeenteschap is per 1 januari 2015 overgedragen aan de gemeente Almere, die ook opereert als centrumgemeente Jeugdwerkloosheid voor de regio.
Jaarverslag Leerplicht/RMC 2013-2014
Pagina 4
Kerntaken De gemeente Lelystad kent binnen team Jeugd vijf leerplichtambtenaren, twee RMC-consulenten en vier talentmanagers. Team Jeugd heeft de ambitie de zelfredzaamheid van jongeren te verhogen, de activiteiten van het team zijn gericht op het naar school/werk krijgen en houden van jongeren. Het is de taak van een gemeente om te controleren of de leerplichtwet binnen de gemeente wordt nageleefd. De leerplichtambtenaren zien er op toe dat alle leerplichtige jongeren binnen de gemeente Lelystad op een school staan ingeschreven en deze ook daadwerkelijk bezoeken. Het toezicht op de naleving van de Leerplichtwet 1969 kent de volgende kerntaken: Toezicht op het nakomen van verplichtingen van ouder(s)/verzorger(s) en leerlingen De gemeente controleert ouders op hun verplichting tot inschrijving en regelmatig schoolbezoek van hun leerplichtige kinderen. Vanaf hun twaalfde jaar zijn jongeren ook zelf verantwoordelijk voor hun inschrijving op een school en het bezoeken van de lessen. Toezicht op het nakomen van de verplichtingen van de hoofden van scholen en instellingen De gemeente controleert scholen op hun verplichting in- en uitschrijvingen binnen 7 dagen te melden en schoolverzuim te registreren en volgens afspraken de leerplichtambtenaar te informeren. Voor een sluitende aanpak van schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten is essentieel dat schooldirecties deze verplichtingen nakomen. Vanaf het schooljaar 2009/2010 komen mutaties en verzuimgegevens voor het voortgezet onderwijs en het MBO elektronisch binnen via een gegevensuitwisseling met DUO. Het is nog niet duidelijk wanneer deze elektronische gegevensuitwisseling ook voor het basisonderwijs en het speciaal onderwijs wordt gerealiseerd. Integrale aanpak schoolverzuim: maatschappelijke zorgfunctie en justitiële functie Schoolverzuim of dreigend schoolverzuim is vaak een signaal voor dieper liggende problemen bij een kind of gezin. Soms is een hulpverleningstraject gewenst en soms, indien dat vanuit pedagogisch oogpunt gewenst is, kan gekozen worden voor een strafrechtelijk traject. Samenwerking binnen een netwerk van onderwijs, zorg en justitie is daarbij van groot belang. Behandelen van vrijstelling van inschrijving of van geregeld schoolbezoek De leerplichtambtenaar handelt beroepen op grond van inschrijvingsplicht af of neemt een besluit over vervangende leerplicht. Daarnaast behandelt de leerplichtambtenaar verzoeken tot het verlenen van verlof van meer dan 10 schooldagen per schooljaar. Toestemming voor vrijstelling van schoolbezoek van minder dan tien schooldagen per schooljaar is een zaak waarin de directeur van de school beslist. Deze kan daarbij om advies vragen aan de leerplichtambtenaar.
Jaarverslag Leerplicht/RMC 2013-2014
Pagina 5
Hoofdstuk 2. Statistische gegevens In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de statistische gegevens met betrekking tot leerplicht en RMC. In het schooljaar 2013-2014 stonden de volgende aantallen jongeren geregistreerd in LBA, het registratiesysteem voor leerplicht. Categorie
aantal
jongeren
18398
jongeren - 4 jaar
1053
jongeren - 5 t/m 12 jaar
8193
jongeren - 13 t/m 15 jaar
2818
jongeren - 16 t/m 17 jaar
1820
jongeren - 18 t/m 22 jaar
4514
leerplichtigen
11015
kwalificatieplichtigen
1693
Verdeling per onderwijssoort De leerplichtige- en kwalificatieplichtige jongeren onderwijssoorten verdeeld:
waren als
volgt over
de verschillende
onderwijssoort
leerplichtigen
%
kwalificatieplichtigen
%
totaal
Basisonderwijs
6858
62.3
-
0.0
6858
Geen onderwijs
94
0.9
61
3.6
155
MBO-niv 1
1
0.0
44
2.6
45
MBO-niv 2 en hoger
27
0.2
653
38.6
680
SO-cluster I
5
0.0
-
0.0
5
SO-cluster II
22
0.2
-
0.0
22
SO-cluster III
72
0.7
-
0.0
72
SO-cluster IV
151
1.4
-
0.0
151
Speciaal Basisonderwijs
1
0.0
-
0.0
1
VAVO
-
0.0
6
0.4
6
VO-ath/gym/lyc/vwo
1385
12.6
237
14.0
1622
VO-havo
309
2.8
274
16.2
583
VO-lwoo
392
3.6
63
3.7
455
VO-onbekend
1
0.0
1
0.1
2
VO-praktijkonderwijs
162
1.5
70
4.1
232
VO-vmbo
1306
11.9
175
10.3
1481
VSO-cluster I
1
0.0
-
0.0
1
VSO-cluster II
3
0.0
2
0.1
5
VSO-cluster III
49
0.4
24
1.4
73
VSO-cluster IV
175
1.6
82
4.8
257
Jaarverslag Leerplicht/RMC 2013-2014
Pagina 6
Verzuim Relatief verzuim (spijbelen) is een belangrijke voorbode van voortijdig schoolverlaten. Hiervoor hanteren we binnen team Jeugd de 1,2,3-aanpak. 1. Tussen de 10 en 16 uur verzuim hebben we op de meeste VO-scholen en op het MBO college Lelystad het preventief spreekuur. Hierbij streven we ernaar beginnend verzuim een halt toe te roepen. 2. Blijft het verzuim doorgaan dan volgt stap 2, een waarschuwingsgesprek op het stadhuis. Dit is voor de officiële 16-uursmeldingen, die scholen via DUO doorgeven aan de gemeente. 3. Wanneer het verzuim aanhoudt volgt er bij 18-minners bij verwijtbaar verzuim een Halt-proces verbaal of een proces verbaal vermoedelijk ongeoorloofd schoolverzuim. Verzuimmelding vanuit Schooljaar 2012-2013 Schooljaar 2013-2014 (Speciaal) basisonderwijs 41 71 (Voortgezet) speciaal onderwijs 13 25 Voorgezet onderwijs 136 242 MBO 302 1375 Met name bij het MBO zien we een explosieve stijging van het aantal verzuimmeldingen. Dit heeft deels te maken met de extra aandacht van de onderwijsinspectie voor het binnen de wettelijke termijnen melden van verzuim, waardoor er beter gemeld wordt. Uiteindelijk hebben de verzuimmeldingen geleid tot: 2 processen verbaal op het (speciaal) basisonderwijs; 5 vanuit het (voortgezet) speciaal onderwijs; 7 vanuit het voorgezet onderwijs; 9 vanuit het MBO. Vrijstellingen In bepaalde gevallen kan er een vrijstelling verleend worden aan jongeren, zodat zij tijdelijk geen onderwijs hoeven te volgen. Vanuit de wetgeving wordt een aantal soorten vrijstellingen onderscheiden. Artikel 5 onder a Vrijstelling zolang de jongere op lichamelijke of psychische gronden niet geschikt is om tot een school of instelling te worden toegelaten. Deze verklaring is afgelopen jaar: 3 keer afgegeven aan leerlingen vanuit het (speciaal) basisonderwijs; 18 keer afgegeven aan leerlingen vanuit het (voortgezet) speciaal onderwijs; 3 keer afgegeven aan leerlingen vanuit het voorgezet onderwijs; 0 keer afgegeven aan leerlingen vanuit het MBO; 15 keer afgegeven aan jongeren die geen onderwijs volgden. Artikel 5 onder b Vrijstelling op grond van overwegend bezwaar tegen de richting van het onderwijs op alle binnen redelijke afstand van de woning gelegen scholen of instellingen waarop de jongere geplaatst zou kunnen worden. Hiervan is afgelopen jaar 6 keer gebruik gemaakt. Artikel 5 onder c Vrijstelling op grond van het volgen van onderwijs in het buitenland. Deze verklaring is afgelopen jaar: 9 keer afgegeven aan leerlingen vanuit het (speciaal) basisonderwijs; 0 keer afgegeven aan leerlingen vanuit het (voortgezet) speciaal onderwijs; 8 keer afgegeven aan leerlingen vanuit het voorgezet onderwijs; 0 keer afgegeven aan leerlingen vanuit het MBO; 7 keer afgegeven aan jongeren die geen onderwijs volgden. Artikel 5A Vrijstelling op grond van een trekkend bestaan. Deze is afgelopen jaar niet afgegeven.
Jaarverslag Leerplicht/RMC 2013-2014
Pagina 7
Artikel 15 In andere gevallen dan genoemd in artikel 5 kan het college op grond van bijzondere omstandigheden vrijstelling verlenen indien wordt aangetoond dat de jongere op andere wijze voldoende onderwijs geniet. Deze verklaring is afgelopen jaar: 1 keer afgegeven aan leerlingen vanuit het (speciaal) basisonderwijs; 0 keer afgegeven aan leerlingen vanuit het (voortgezet) speciaal onderwijs; 3 keer afgegeven aan leerlingen vanuit het voorgezet onderwijs; 5 keer afgegeven aan leerlingen vanuit het MBO. Verlof De Leerplichtwet kent de mogelijkheid om bij meer dan 10 dagen (daaronder is het de bevoegdheid van de schooldirecteur) verlof onder gewichtige omstandigheden (11 onder g) toe te kennen. Dit is in het schooljaar 2013-2014 8 keer toegekend. Verlof onder gewichtige omstandigheden kan bijvoorbeeld worden toegepast bij een huwelijk, verhuizing, jubilea, ernstige ziekte familielid enzovoorts. Een vakantie of lang weekend horen uiteraard niet tot gewichtige omstandigheden.
Jaarverslag Leerplicht/RMC 2013-2014
Pagina 8
Hoofdstuk 3. Samenwerking met andere partners Belang van samenwerking De samenwerking met externe partners is voor team Jeugd van groot belang. Het onderhouden en het opbouwen van contacten horen daarbij. Leerplicht werkt veel samen met Bureau Jeugdzorg, politie en de jeugdreclassering. De samenwerking is gericht op taakgerichte afstemming en optimale begeleiding vanuit de verschillende disciplines. Het komt voor dat een leerplichtambtenaar zich zorgen maakt om een kind, maar geen opening voor hulp of begeleiding vindt bij ouders/opvoeders. Een zorgmelding bij Bureau Jeugdzorg is dan mogelijk. Als de leerplichtambtenaar een proces-verbaal opmaakt, bijvoorbeeld in verband met relatief schoolverzuim, stuurt de leerplichtambtenaar een kopie door naar de Raad voor de Kinderbescherming. De leerplichtambtenaar kan, net als iedere burger rechtstreeks melden bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) met de vraag een onderzoek in te stellen. De schoolarts kan door school zelf of op verzoek van de leerplichtambtenaar worden ingeschakeld bij veelvuldig ziekteverzuim. Deze kan een onafhankelijk advies geven en een traject voor hulpverlening in gang zetten. Samenwerkingsrelaties uitgelicht Afgelopen schooljaar is er een aantal overleggen/samenwerkingsrelaties geweest dat zich heeft doorontwikkeld of dat om een andere reden het verdiend om apart genoemd te worden. Zorg Advies Teams Het Zorg Advies Team (ZAT) vormt binnen een school het basisoverleg op casusniveau. In het ZAT worden leerlingen besproken waarover zorg bestaat wegens (het vermoeden van): Problemen op school; Problemen thuis; Risico in het vrije tijdscircuit; Problemen met de psychische of lichamelijke gezondheid die zouden kunnen leiden tot voortijdig schoolverlaten. Signalen van deze problematiek kunnen zijn: spijbelen, agressiviteit, uit de klas gestuurd worden, ziekteverzuim, etc. Het is van belang dat het aankomende jaar de verbinding tussen de zorgstructuur binnen de school en de jeugd- en gezinsteams goed wordt vormgegeven. Jeugdarts In het afgelopen jaar is er door de gemeente vanuit het budget voor de jeugdgezondheidszorg ingezet op het preventief spreekuur van de jeugdarts. Bij twijfels over het ziekteverzuim kan de school rechtstreeks de leerling doorsturen naar de jeugdarts. Deze beoordeelt dan of en in hoeverre de ziekte in verhouding staat tot het verzuim. Essentiële informatie om als Leerplicht in een zaak door te kunnen pakken met eventueel een proces verbaal. WIJ-Netwerkoverleg Voor kwetsbare jongeren maakt de gemeente Lelystad gebruik van het WIJ-netwerk. Hierin worden de jongeren die zich melden voor een uitkering, of die via school of RMC worden aangedragen, besproken met scholen en maatschappelijke organisaties. De gemeente zet voor jongeren met Multiproblematiek de intensieve begeleiding van de talentmanager in. Vanuit de plannen rond de ketensamenwerking kwetsbare jongeren Lelystad zal het WIJ-netwerk in de expertgroep uit Matchpoint kunnen worden geïntegreerd. Ketensamenwerking kwetsbare jongeren Het aankomend jaar zal in het teken staan van de ketensamenwerking kwetsbare jongeren Lelystad. Het MBO College Lelystad, Eduvier Onderwijsgroep, Stichting Voortgezet Onderwijs Lelystad (SVOL), Groenhorst Lelystad en gemeente Lelystad hebben hiervoor de handen ineen geslagen. Hierbij richten we ons op de soepele overgang van school naar werk. In het plan van aanpak onderscheiden we twee onderdelen, te weten “Matchpoint” en “Entree Arbeid”. Kwetsbare jongeren die vastgelopen zijn in het onderwijs kunnen in Lelystad voortaan terecht bij Matchpoint. Bij Matchpoint wordt gekeken naar wat de meest passende route voor de individuele jongere is op de weg van onderwijs naar arbeidsmarkt. Voor een aantal van deze jongeren geldt dat zij voortaan een nieuw vakdiploma kunnen halen. Om de kansen van deze jongeren op de arbeidsmarkt te vergroten wordt daarom Entree Arbeid ontwikkeld.
Jaarverslag Leerplicht/RMC 2013-2014
Pagina 9
Hoofdstuk 4. Voortijdig schoolverlaten VSV-convenant In 2012 hebben 11 schoolbesturen met het ministerie en de gemeentes in Flevoland (met Lelystad als contactgemeente) het nieuwe VSV-convenant afgesloten. De landelijke ambitie ligt op maximaal 25.000 VSV’ers in 2016. Maatregelen Scholen krijgen voor het halen van deze ambities een vaste voet en prestatiemiddelen. Daarnaast is er vanuit de regio € 5,2 miljoen voor 3 jaar beschikbaar om de doelstellingen te realiseren. In de regio is gekozen voor de volgende 5 maatregelen: Nr. 1 2 3
4 5
Onderwerp Plusvoorziening: Door extra begeleiding van jongeren met multiproblematiek wordt schooluitval voorkomen op alle scholen in Flevoland. Traject Alvast MBO: Programma voor VMBO leerlingen en Havisten binnen MBO om uitval in het eerste leerjaar mbo 3-4 te voorkomen in Lelystad en Almere. All-over: extra inzet leerplicht/RMC en sluitende aanpak Flevoland: Sturen op cijfers door leerplicht/RMC en extra inzet leerplicht/RMC voor Flevolandse leerlingen die naar scholen buiten Flevoland gaan: LUND1 gemeenten:Deltion College, Landstede en LA2 gemeenten: ROC van Amsterdam en ROC Hilversum. VSV alarmplan: Extra aandacht en begeleiding voor 1e jaars MBO leerlingen en herstarters op de ROC’s in Flevoland. Tankstation met wasstraat: Maatwerktrajecten voor jongeren met motivatieproblemen en die niet in maatregel 1 kunnen worden opgenomen op ROC Flevoland. Beheerskosten: Kosten voor de regie, coördinatie en het financieel beheer van deze prestatiesubsidie zoals toegestaan door ROC Flevoland.
Totaal
Totaal 2012 – 2015 3.330.000 564.000 90.000
471.000 298.406 450.000 5.203.406
Resultaten aanpak voortijdig schoolverlaten De afgelopen periode laat voor Lelystad een dalende trend zien in het aantal Lelystedelingen dat zonder startkwalificatie de school verlaat. Aantal VSV'ers
VO
MBO
2005/06
304
89
215
2006/07
364
105
259
2007/08
395
89
306
2008/09
312
93
219
2009/10
318
72
246
2010/11
284
70
214
2011/12
274
96
178
2012/13
224
53
171
2013/14
221
34
187
1 2
LUND= gemeenten Lelystad, Urk, Noordoostpolder en Dronten LA = gemeenten Lelystad & Almere
Jaarverslag Leerplicht/RMC 2013-2014
Pagina 10
Per school gaat het om de volgende aantallen: LELYSTAD
221
Agrarisch Opleidingen Centrum Groenhorst
5
Christelijke Scholengemeenschap voor VMBO Harderwijk
1
Deltion College
23
Helicon Opleidingen
1
Interconfessionele Scholengemeenschap Arcus voor Atheneum Havo Mavo Vb
7
Landstede
51
Noordzee Onderwijs Groep voor Gymnasium, Atheneum, Havo, Vmbo
1
Oostvaarders College voor Lyceum Havo Mavo Vbo Lwoo
1
Regionaal Opleidingen Centrum Albeda College
1
Regionaal Opleidingen Centrum Flevoland
91
Regionaal Opleidingen Centrum Friese Poort
2
Regionaal Opleidingen Centrum Friesland College
1
Regionaal Opleidingen Centrum Nova College
1
ROC de Leijgraaf
1
ROC van Amsterdam
9
Scholengemeenschap De Rietlanden Ath Havo Mavo Vbo Lwoo
6
Scholengemeenschap Lelystad voor Ath Havo Mavo Vbo Lwoo
14
Scholengemeenschap voor Voortgezet Vrije Schoolonderwijs
1
SOMA College
1
Stichting Media Amsterdam
1
Stichting Regionaal Opleidingen Centrum AVENTUS
1
SVO Opleidingen
1
Bereik van jongeren in de zomeractie Van de 221 jongeren op de VSV lijst hebben we er 131 gesproken tijdens de zomeractie. Maar liefst 90 jongeren zijn tijdens de zomeractie niet in beeld geweest, maar staan wel op de lijst. Het valt met name op dat veel van deze laatste groep jongeren met terugwerkende kracht door de school zijn uitgeschreven. Gezien het late tijdstip waarop dit is gebeurt zijn deze in september ook niet met de veegactie meegenomen. Verzuim als indicator voor VSV Van de 221 jongeren die zijn uitgevallen is bij 153 jongeren sprake geweest van verzuim. Bij toch nog 68 jongeren was dat niet het geval. Een groot deel van de VSV’ers valt dus gedurende het schooljaar niet op door verzuim. Kanttekening daarbij is wel dat dit wellicht ook iets kan zeggen over de sluitende verzuimadministratie op scholen. Analyse van de VSV’ers Van een groot deel van de jongeren weten we nu niet wat ze doen. Wel is het zo dat we de VSV’ers blijven volgen en aanschrijven in een poging hen weer naar school terug te leiden. Bij 40 jongeren zijn er zorgen. Meest veelvoorkomend zijn jongeren in begeleid wonen (7), jongeren bij GGZ (7), jongeren in de Wajong (8) en jongeren in beeld/traject bij de talentmanager (9).
Jaarverslag Leerplicht/RMC 2013-2014
Pagina 11
De minst zorgelijke groep is de groep jongeren met een actuele schoolinschrijving, vanuit VSV oogpunt is dit echter wel een groep waar dus nog makkelijk winst is te behalen. Blijkbaar lukt het wel om iemand half oktober op school te hebben, waarom dan niet op 1 oktober? Er is ook een relatief grote groep die werkt, dan wel wil werken. Opvallend gegeven is dat het veelal gaat om tijdelijke baantjes met relatief weinig inkomsten. Status VSV'ers
Aantal
Onbekend
79
Zorg
40
School
33
Werkt
30
Verhuisd
26
Wil werken
7
Vrijstelling
6
Conclusies zomeractie en aanpak VSV Ondanks dat we dit jaar specifiek hebben ingezet op risicojongeren en daarmee de zomeractie naar voren hebben getrokken, constateren we nog steeds dat er winst is te behalen in het nog verder naar voren trekken van de zomeractie. De jongeren die gedurende het jaar uitvallen moeten nog eerder weer teruggeleid worden naar school. Daarnaast constateren we binnen team Jeugd dat het aantal jongeren dat door de school als risicoleerling wordt aangemerkt zeer beperkt is en bovendien niet strookt met de uiteindelijke uitvallers. Hier moet nadrukkelijker op gestuurd worden. Waarbij er winst is te behalen in het verder professionaliseren van de aanpak rondom verzuim en VSV op scholen. Verder merken we dat leerlingen onvoldoende zijn voorbereid op de overstap van school. Men heeft geen beeld bij de opleiding, laat staan bij het beroep. Dit zou ondervangen kunnen worden door (nog) meer aandacht voor loopbaanoriëntatie. Wat betreft de ouderbetrokkenheid valt er ook nog winst te behalen. Een aantal jongeren krijgt weinig tot geen ondersteuning van hun ouders, maar ook opvallend is het aantal ouders dat geen vat meer heeft op hun eigen kinderen. Tot slot is de communicatie bij scholen vaak een struikelblok. Jongeren horen niet op tijd terug of hun aanmelding in behandeling is genomen, of de klas eventueel vol zit, wanneer de intake is, wat hun rooster is etc.. Maar ook begrijpen jongeren op MBO 1 en 2 niveau vaak niet hoe zaken werken, een inschrijving, een intake, de website met hun rooster en de boekenlijst, het aanvragen van studiefinanciering, voor veel jongeren vormen deze zaken een obstakel. Ook hier is nog winst te behalen in begrijpelijke voorlichting (liefst vanuit de school van herkomst).
Jaarverslag Leerplicht/RMC 2013-2014
Pagina 12
Hoofdstuk 5. Toekomstige ontwikkelingen Door de decentralisaties van de taken aan gemeenten heeft de gemeente een grote (financiële) verantwoordelijkheid voor een aantal vraagstukken op het gebied van Jeugdzorg, arbeidsparticipatie en AWBZ. Samenwerking met de betrokken partners is hierdoor nog meer dan ooit aan de orde. Op zich is dit geen nieuw verschijnsel. De lokale overheid, jeugdzorginstellingen, onderwijsinstellingen en andere betrokkenen komen elkaar als samenwerkingspartners steeds vaker tegen op allerlei terreinen. Die samenwerking is niet vrijblijvend. Gemeenten hebben wettelijk vastgelegde taken die samenwerking met partners als scholen en hulpverleningsinstanties noodzakelijk maken. Behalve de wettelijk vastgelegde taken, is er ook een aantal ontwikkelingen dat aan de gemeente een regierol geeft of de gemeente als belangrijke partner benoemt. De veranderingen in het sociale domein leiden er toe dat gemeenten hun aanpak steeds nadrukkelijker in een regionale context moeten plaatsen. Een dilemma daarbij is dat individuele gemeenten in de regio over het algemeen als uitgangspunt voor beleid hanteren “lokaal, tenzij…”. Dit om het beleid zo dicht mogelijk bij de burger te brengen. Beide uitgangspunten kunnen elkaar versterken, maar ook frustreren, zo blijkt in de praktijk. Onderwijsinstellingen in het VO en MBO werken per definitie regionaal, en ook scholen in het PO zijn niet altijd ‘wijk’ gebonden. Dit schept noodzaak om op regionaal én lokaal niveau te kijken hoe met leerlingen binnen het onderwijs dient te worden omgegaan. Lelystad krijgt de komende jaren te maken met nieuwe gemeentelijke taken op het gebied van WMO/AWBZ, jeugdzorg en arbeidsparticipatie. Daarbij komen financiële risico’s dichter bij de gemeente en wordt steeds vaker een beroep gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van klant en ketenpartners. De ontwikkeling passend onderwijs kan mogelijk risico’s beperken, mits de aansluiting met jeugdzorg goed vormgegeven wordt (‘samen arrangeren’ bij de moeilijkste doelgroepen). De aandacht voor kwetsbare jongeren neemt toe, de aandacht voor voortijdige schoolverlaters als apart beleidsgebied moet nadrukkelijk worden vastgehouden. In alle onderzoeken en ontwikkelingen wordt echter bevestigd dat het niet (kunnen) halen van een startkwalificatie van grote invloed is op de zelfredzaamheid en duurzame inpassing op de arbeidsmarkt. Recent onderzoek (2014) van MinOCW en MinSZW laat zien dat de kans op arbeid na één jaar van jongeren zonder startkwalificatie slechts 41% is, terwijl één jaar na afronden van hun opleiding 72% van de jongeren met startkwalificatie aan het werk is. Na 4 jaar zijn de verschillen nog steeds groot (>25% ten opzichte van <10%). Daarnaast kennen de criminaliteitscijfers een samenhang met voortijdig schoolverlaten (6x meer VSV-ers in criminaliteit) en zijn jongeren zonder startkwalificatie oververtegenwoordigd in de verschillende uitkeringen en voorzieningen. Daarom is stevige inzet op bestrijden van voortijdig schoolverlaten een goede zet binnen het sociaal domein. Onderstaand is een aantal ontwikkelingen binnen het sociaal domein beschreven en is aangegeven welke dwarsverbanden er zijn. Daarnaast is beschreven op welke wijze deze ontwikkelingen zich verhouden tot maatschappelijke participatie en de relatie tot het werkgebied van Team Jeugd: het bestrijden van voortijdig schoolverlaten, schoolverzuim en jeugdwerkloosheid. Zorg voor de jeugd De gemeente heeft per 1 januari 2015 de bestuurlijke en financiële verantwoordelijkheid voor alle vormen van jeugdzorg. Dit is vastgelegd in de Jeugdwet. Een belangrijke ontwikkeling, onder meer voor het schoolmaatschappelijk werk. Waar de jeugdzorg in het verleden onder verantwoordelijkheid van de provincie viel, komt deze nu te liggen bij de gemeente. In volgende paragrafen worden dwarsverbanden gelegd met de andere ontwikkelingen, waardoor de impact van deze stelselwijziging op verzuim en voortijdig schoolverlaten duidelijk wordt.
Jaarverslag Leerplicht/RMC 2013-2014
Pagina 13
Passend onderwijs De Wet passend onderwijs is op 9 oktober 2012 aangenomen door de Eerste Kamer. De scholen hebben per 1 augustus 2014 een zorgplicht gekregen. Dat betekent dat scholen ervoor verantwoordelijk zijn om elk kind een goede onderwijsplek te bieden. Op de eigen school, eventueel met extra ondersteuning in de klas, op een andere reguliere school in de regio of in het (voortgezet) speciaal onderwijs. Ouders worden hierbij nauw betrokken. Om aan alle kinderen daadwerkelijk een goede onderwijsplek te kunnen bieden, vormen reguliere en speciale scholen samen regionale samenwerkingsverbanden. De scholen in het samenwerkingsverband maken afspraken over de ondersteuning aan leerlingen en de bekostiging daarvan. Passend onderwijs en zorg voor de jeugd Een goede samenwerking tussen onderwijs en (jeugd)zorg draagt er aan bij om kinderen en jongeren te ondersteunen bij het opgroeien, hun ouders te ondersteunen bij het opvoeden en elk kind zo passend mogelijk onderwijs te bieden. De Jeugdwet de wet Passend Onderwijs bevatten complementaire bepalingen over samenwerking. In beide wetsvoorstellen is bepaald dat gemeenten een gemeentelijk jeugdhulpplan (visienotitie en plan van aanpak) en de samenwerkingsverbanden van schoolbesturen, een ondersteuningsplan dienen te maken. Zowel schoolbesturen als gemeenten hebben de verantwoordelijkheid om individuele ondersteuning aan een leerling af te stemmen met andere voorzieningen op het gebied van gezondheidszorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen. De opdracht aan gemeenten in de nieuwe Jeugdwet is om ook de verbinding te maken met “Passend onderwijs”. Daarmee krijgen gemeenten een vooraanstaande rol bij de afstemming tussen “zorg in en om de school” en zorg buiten de school. In veel gevallen zal het schoolmaatschappelijk werk hier een belangrijke, intermediaire rol in spelen. Tevens kunnen korte zorginterventies en/of voorzieningen op school gerealiseerd worden indien hier de juiste afspraken voor gemaakt worden. De vraag is echter hoe de schakel tussen zorg in en buiten de school er uit komt te zien. Als deze verbinding niet goed tot stand komt, dan is onnodige schooluitval te verwachten. Voor zowel passend onderwijs als de jeugdzorg dient een bestuurlijk op overeenstemming gericht overleg (OOGO) gevoerd te worden. De samenwerkingsverbanden kunnen het ondersteuningsplan niet vaststellen zonder een OOGO gevoerd te hebben. Het gemeentelijk jeugdhulpplan kan pas definitief worden vastgesteld door de gemeenteraad nadat het (OOGO) heeft plaatsgevonden. Dit OOGO is vooral van belang voor afstemming van de via de gemeenten toegankelijke jeugdhulp met de ondersteuning die het onderwijs biedt in het kader van passend onderwijs en afspraken om een één gezin, één plan, een aanpak te kunnen realiseren. Participatiewet Vanaf 1 januari 2015 treedt de Participatiewet in werking. Het doel van de wet is om meer mensen, ook mensen met een arbeidsbeperking, aan de slag te krijgen. De gemeente wordt vanaf die datum verantwoordelijk voor mensen met arbeidsvermogen die ondersteuning nodig hebben. Deze mensen zitten nu in de WWB, WSW en Wajong. De gemeente heeft voor de nieuwe doelgroep dezelfde taken als voor mensen met een bijstandsuitkering, namelijk het kunnen bieden van ondersteuning gericht op arbeidsinschakeling en waar nodig inkomensondersteuning. Voor de re-integratieondersteuning krijgt de gemeente een gebundeld re-integratiebudget en meer instrumenten tot haar beschikking. Gemeenten bepalen op basis van maatwerk wie voor welke vorm van ondersteuning in aanmerking komt. Gemeenten werken hierbij op regionaal niveau samen met UWV, werkgevers en werknemers in regionale werkbedrijven om mensen die niet het wettelijk minimumloon kunnen verdienen te plaatsen op de banen die werkgevers beschikbaar hebben. Steeds nadrukkelijker in de participatiewetgeving wordt de rol van onderwijs als voorliggende voorziening. Doorleren biedt beter kansen op werk, een jongere bouwt aan zijn toekomst. Daarnaast ontstaat recht op studiefinanciering. Iedere jongere die zich meldt dient eerst zijn mogelijkheden voor
Jaarverslag Leerplicht/RMC 2013-2014
Pagina 14
doorleren te verkennen. Traditioneel heeft sociale zaken echter beperkte kennis, kunde en netwerk voor begeleiden naar onderwijs. In de jeugdwerkloosheidsplannen is echter landelijk veel aandacht voor de relatie onderwijs-arbeidsmarkt, waarbij veel energie ingezet wordt in het begeleiden van kwetsbare jongeren bij deze overstap. In Lelystad wordt door middel van talentmanagement en RMC begeleiding getracht kwetsbare jongeren verder te helpen. Daarnaast is de ontwikkeling van het jongerenloket gaande en wordt de nieuwe Lokale Educatieve Agenda voorbereid, waarin ook de aandacht gericht is op kwetsbare jongeren binnen het onderwijs. Passend onderwijs en participatiewet In de Participatiewet is de WSW en de Wajong nagenoeg afgeschaft. Dit heeft grote gevolgen voor jongeren met een beperking. Jonggehandicapten die gedeeltelijk kunnen werken, gaan vallen onder de Participatiewet en dus onder het beleid van de gemeenten. Deze jongeren kunnen in de toekomst niet allemaal een beroep doen op de bijstand, omdat gemeenten dan een te groot financieel risico lopen. Van belang voor de gehele samenleving is dat zoveel mogelijk mensen deelnemen aan de arbeidsmarkt. Hier ligt de verbinding met passend onderwijs en de aanpak voortijdig schoolverlaten. Gemeenten zullen een beroep doen op scholen om het toekomstperspectief van leerlingen centraler te stellen (ontwikkelingsperspectief). Er zal meer aandacht en inzet moeten komen op het behalen van het hoogst haalbare opleidingsniveau door leerlingen en toeleiding naar de arbeidsmarkt. Focus op vakmanschap (MBO) en verzwaring exameneisen (VO) De veranderingen onder de naam “Actieplan MBO Focus op vakmanschap 2011-2015” moeten leiden tot betere prestaties van de MBO-instellingen. De volgende onderdelen zijn daarbij uitgewerkt: Verhoging van de onderwijstijd (intensiveren onderwijsprogramma); Verkorting van het onderwijsprogramma; Introductie van de entreeopleidingen; Geen drempelloze instroom op MBO niveau 2; Aanpassing van de bekostiging van het MBO. Jongeren die zonder diploma naar het MBO willen, komen in de entreeopleiding. De toelating tot deze opleiding is beperkt omdat scholen voor deze opleiding een vast budget ontvangen. Beroepsonderwijs op niveau 2 en hoger staat alleen nog open voor jongeren met een diploma op zak. Tegelijkertijd worden scholen scherper afgerekend op rendement. Dit kan er toe leiden dat er voor minder kansrijke studenten steeds minder plaats is. Het kan in het nieuwe stelsel zelf zo zijn dat er voor jongeren geen reguliere onderwijsplek in het MBO meer mogelijk is, bijvoorbeeld na uitval op MBO niveau 2 omdat het niveau niet haalbaar blijkt of bij een negatief bindend advies vanuit de Entreeopleiding. Deze ontwikkeling heeft ook gevolgen voor gemeenten. De beleidslijn van de gemeente Lelystad is gericht op het recente aanscherping van de bijstand gaat er van uit dat onderwijs voor jongeren tot 27 jaar als een voorliggende voorziening moet worden beschouwd. Zij kunnen geen aanspraak maken op een uitkering zolang niet aan de verplichting is voldaan een startkwalificatie te halen. In dat kader heeft de VNG gepleit voor een inspanningsverplichting voor het onderwijs, waarbij scholen moeten aantonen dat er alles is gedaan om jongeren in school te houden. Verder wil de VNG graag meer ruimte om als scholen en gemeenten gezamenlijk te investeren in deze doelgroep door via maatwerk en gerichte ondersteuning hen toch toe te leiden naar de arbeidsmarkt. In het onderwijs staat daarnaast een verandering op stapel die, samen met focus op vakmanschap, er waarschijnlijk toe zal leiden dat meer jongeren ongekwalificeerd het onderwijs verlaten: verzwaring van de exameneisen in het voortgezet onderwijs. Voor (kwetsbare) jongeren wordt het moeilijker een VO diploma te halen én moeilijker om binnen het MBO verder te kunnen. Met de onderwijsinstellingen en overige partners dienen goede werkafspraken gemaakt te worden voor warme overdracht en mogelijkheden die open staan om alsnog verder te leren of naar werk begeleidt te worden. De
Jaarverslag Leerplicht/RMC 2013-2014
Pagina 15
veranderingen binnen het onderwijs vragen om effectief beleid in de toekomst direct gekoppeld aan de maatschappelijke kosten en baten van voortijdig schoolverlaten en ieders rol en verantwoordelijkheid in de aanpak, zowel lokaal als regionaal. Het binnen reguliere opleidingen behouden van jongeren wordt steeds belangrijker. Hiermee wordt de kosten/baten analyse van een (preventieve) effectieve aanpak van voortijdig schoolverlaten zeer relevant voor de positionering van Team Jeugd in de komende jaren. Door de veranderingen zal het voor een steeds groter wordende groep kwetsbare leerlingen ‘aan de onderkant’ van het onderwijs lastig worden om verder te leren. Bij uitval uit de entree opleiding of MBO niveau 2 is het lastig of zelfs onmogelijk nog binnen regulier onderwijs door te leren. Hiermee is het belang van het voorkomen van uitval van leerlingen binnen het MBO nog groter dan voorheen en dienen de inspanningen vanuit de gemeenten hierop gericht te zijn. Het gaat hierbij om zorg, ondersteuning én (preventieve) bestrijding van verzuim en schooluitval. Met name bij de kwetsbare groepen leerlingen worden preventieve interventies op verzuim en uitval belangrijker. Voortijdig schoolverlaten In alle RMC-regio’s zijn door gemeenten en onderwijsinstellingen convenanten voortijdig schoolverlaten afgesloten voor de periode 2012 -2015. De convenanten voorzien in een subsidie voor een regionaal programma en een prestatiesubsidie voor de onderwijsinstellingen. In de convenanten wordt extra ingezet op het eerste leerjaar op alle niveaus in het MBO, doorlopende leerlijn VMBOMBO, integrale aanpak op zorg, veiligheid en arbeidsmarkt. De scholen hebben daarbij een resultaatverplichting om gezamenlijk in 2016 de doelstelling van maximaal 25.000 voortijdig schoolverlaters te bereiken. Deze doelstelling moet samen met de gemeenten gerealiseerd worden. In de nieuwe convenantperiode wordt gewerkt met een andere meetsystematiek, die is bedoeld om zo veel mogelijk de administratieve vervuiling binnen de VSV-cijfers weg te werken. Ondanks dit feit spelen er de komende jaren nog andere ontwikkelingen en maatregelen binnen VO en MBO daarvan de effecten op dit moment onmogelijk zijn te voorzien en mogelijk een negatieve invloed hebben op het resultaat, zie eerdere paragrafen. De huidige VSV-convenanten lopen af in 2015, maar zijn onlangs met één schooljaar verlengd. Het ministerie van OCW bezint zich op dit moment op de wijze waarop aandacht voor kwetsbare jongeren na 2015 gestimuleerd wordt. De reguliere jaarlijkse rijksbijdrage voor het voorkomen en bestrijden van voortijdig schoolverlaten én de regionale kwalificatieplichtgelden blijven gewoon bestaan. De laatste berichten (oktober 2014) over de inzet op convenanten is dat de contactgemeenten meer regie krijgen over de inzet van de (gelabelde) extra VSV middelen van de convenanten. Conclusies De decentralisaties geven de gemeente een grote verantwoordelijkheid op het gebied van de Jeugdzorg, arbeidsparticipatie en WMO/AWBZ. Een aantal belangrijke lijnen die wij hierin onderscheiden zijn: De aandacht voor preventief werken (onder andere in het versterken van de basis op scholen vanuit de jeugdzorg). De meer dan ooit noodzakelijke samenwerking met partners (vanuit welzijn/gezondheidszorg, binnen het onderwijs, maar ook met het bedrijfsleven). De verbinding van onderwijs aan arbeidsmarkt. Wij stellen voor dit jaarverslag als input mee te nemen in de lokale educatieve agenda (LEA). De cijfers kunnen gebruikt worden als ondersteuning van de tweede programmalijn binnen de LEA van het passend onderwijs. Daarnaast past de analyse over uitval in de derde programmalijn van de LEA, waarbij de ambitie is om een sluitende keten te realiseren tussen onderwijs en arbeidsmarkt.
Jaarverslag Leerplicht/RMC 2013-2014
Pagina 16