WERKBOEK JAARREKENINGLEZEN
BEROEPSOPLEIDING NEDERLANDSE ORDE VAN ADVOCATEN
© 2007, P.R. de Geus / Nederlandse Orde van Advocaten, 4e druk. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteurs. De Nederlandse Orde van Advocaten en/of haar auteurs aanvaardt/aanvaarden geen enkele aansprakelijkheid voor de gevolgen van onvolledigheid of onjuistheid van dit boek.
INHOUDSOPGAVE Pagina Programma
5
Afdrukken van sheets
7
Oefenmateriaal
73
3
PROGRAMMA 9.00 – 9.15
Introductie
9.15 – 10.30
Grondbeginselen: balans vermogensvergelijking winst- en verliesrekening kosten versus uitgaven opbrengsten versus kosten
10.30 – 10.45
Pauze
10.45 – 11.15
Vervolg grondbeginselen: activeren versus kosten nemen afschrijven vormen voorziening overlopende posten
11.15 – 12.30
Koelkastencasus
12.30 – 13.30
Lunch
13.30 – 14.30
Waarderingsmethodieken historische kostprijs / actuele waarde herwaarderingsreserve voorziening latente belastingen
14.30 – 15.15
Specifieke activa: goodwill / deelneming consolidatie onderhanden werk
15.15 – 15.30
Pauze
15.30 – 16.15
Specifieke passiva: eigen vermogen voorzieningen
16.15 – 17.00
Waardebepaling
5
6
SHEETS
7
BALANS – per 31 december 200X
DEBET (LINKS)
CREDIT (RECHTS)
BEZITTINGEN
EIGEN VERMOGEN
BALANS – per 31 december 200X VASTE ACTIVA Voorbeelden: - grond - gebouwen - machines
EN
VREEMD VERMOGEN
VREEMD VERMOGEN Hoe zijn we eraan gekomen?
Wat hebben we?
ACTIVA
• LANG Voorbeelden: - voorzieningen - obligatielening VLOTTENDE ACTIVA • KORT Voorbeelden: - voorraden - debiteuren - kas / bank
PASSIVA TOTAAL
EIGEN VERMOGEN Voorbeelden: - kapitaal - reserves - winst
TOTAAL
Voorbeelden: - crediteuren - rekening courant - bank TOTAAL
TOTAAL
9
10
BALANS
MUTATIES EIGEN VERMOGEN • winst
• moment opname
• inbreng / storting
• kan op elke gewenste datum worden opgemaakt • eigen vermogen is ‘sluitpost’(saldo van bezittingen en vreemd vermogen • toe- of afname in het eigen vermogen is het gevolg van?
11
• onttrekking / dividend Soms: • rechtstreekse mutaties (bijvoorbeeld: herwaardering)
12
VERMOGENSVERGELIJKING
Vaste activa: - grond en gebouwen
Begin eigen vermogen Mutaties: -
resultaat
+ of -/-
-
stortingen
+
- onttrekkingen
-/-
BALANS – per 31 december 2006
Vlottende activa: - voorraden - debiteuren - kas
Eigen vermogen
70
Vreemd vermogen: - crediteuren - banklening
30 70
100 20 30 20 170
170
BALANS – per 31 december 2007 Vaste activa: - grond en gebouwen
Eind eigen vermogen
Vlottende activa: - voorraden - debiteuren - kas
Eigen vermogen
100
90 15 25 40 170
13
Vreemd vermogen: - crediteuren - banklening
30 40 170
14
HOE HOOG IS DE WINST?
WINST- EN VERLIESREKENING 200X
Uitwerking:
Hoe is het resultaat opgebouwd?
Begin eigen vermogen
70
Mutaties: -
resultaat
?
-
stortingen
20
+
- onttrekkingen
10
-/-
Eind eigen vermogen
OPBRENGSTEN
200
KOSTEN
180
RESULTAAT
20
100
Resultaat = 20
15
16
-/-
WINST- EN VERLIESREKENING
WINST- EN VERLIESREKENING
‘De knikkers’
• geeft aan wat het resultaat was gedurende de periode
geeft aan wat er gedurende een periode (tussen twee opeenvolgende balansdata) nu eigenlijk verdiend is.
• waardoor de onderneming ‘rijker’ of ‘armer’ is geworden • is een specificatie van de mutatie in het eigen vermogen – een soort ‘hulprekening’
17
18
WAT IS DE WINST?
ONTVANGSTEN - OPBRENGSTEN
• ontvangsten -/- uitgaven
Ontvangsten zijn niet gelijk aan opbrengsten Voorbeelden:
of • opbrengsten -/- kosten
• lening van een bank • storting van kapitaal • betaling door een debiteur Opbrengsten zijn niet gelijk aan ontvangsten Voorbeeld: • verkoop op rekening
19
20
ONTVANGSTEN – OPBRENGSTEN 2007
UITGAVEN - KOSTEN Uitgaven zijn niet gelijk aan kosten.
2008
Voorbeelden: Prestatie
• terugbetaling banklening
30
Ontvangst
30
• dividendbetaling • betaling van een crediteur
Vraag: Wanneer winst 2007 of 2008 ?
Kosten zijn niet gelijk aan uitgaven Voorbeelden: • afschrijvingen • vorming voorzieningen
21
22
ACTIVEREN – KOSTEN NEMEN
AFSCHRIJVEN
Stel: een bedrijf heeft in een bepaald jaar € 200.000 uitgegeven in verband met ontwikkelingskosten van een product.
2007
2008
2009
x
x
Mutatiebalans bij niet-activeren Eigen vermogen: - Onverdeelde ↓ € 200.000 winst Bank
↓€ ↓€
200.000
↓€
200.000
200.000
Mutatiebalans bij activeren Ontwikkelings kosten
↓ € 200.000
Bank
↓ 200.000 0 =€
Eigen vermogen
Aanschaf computer
60
Gebruik computer
x
Kosten ?
=
0
=€
0
LET OP GEVOLGEN VOOR WINST !
23
24
VORMEN VOORZIENING 2007
2008
OVERLOPENDE POSTEN 2009
Verkoop machine
60
Garantie machines
x
x
x
Verwachte uitgave garantie
5
5
5
•
Vooruitbetaalde bedragen
•
Nog te betalen bedragen
•
Vooruit ontvangen bedragen
•
Nog te ontvangen bedragen
Winst 2007 ?
25
26
VOORUITBETAALDE BEDRAGEN 2007
2008
1/7
30/6
•
Betaling premie op 1 juli 2007 voor de periode 1 juli 2007 t/m 30 juni 2008
•
Verwerking op balans per 31 december 2007 ?
27
KOELKASTCASUS Uitgangspunten: -
nieuwe besloten vennootschap;
-
één aandeelhouder: X;
-
één werknemer: X;
-
handel in koelkasten;
-
alle betalingen per bank, tenzij anders aangegeven;
-
geen B.T.W;
-
geen vennootschapsbelasting.
28
Gebeurtenis 1:
Gebeurtenis 2:
X richt op 1 januari 2007 een besloten vennootschap op; aandelenkapitaal ad € 18.000 wordt op de bank gestort.
De bank verstrekt een langlopende lening van 150.000. Mutatiebalans
Mutatiebalans Eigen vermogen: - aandelen kapitaal Bank
↑
18.000
↑
18.000
↑
18.000
↑
18.000
Langlopende lening Bank
↑
150.000
↑
150.000
↑
150.000
↑
150.000
Mutatie resultatenrekening in staffelvorm Mutatie resultatenrekening in scontrovorm Kosten
--
Winst
--
Opbrengsten
--
--
-Cumulatieve balans
Mutatie resultatenrekening in staffelvorm Opbrengsten
--
Kosten
--
Resultaat
--
Eigen vermogen: - aandelen kapitaal Bank
168.000
Langlopende lening 150.000
168.000
168.000
29
30
Gebeurtenis 3:
Gebeurtenis 4:
X koopt op 1 februari 2007 een bedrijfsauto voor € 30.000.
Inkoop 20 koelkasten a € 2.000 = € 40.000.
Mutatiebalans
Mutatiebalans
Auto
↑
30.000
Voorraad
↑
40.000
Bank
↓
30.000
Bank
↓
40.000
=
0
=
0
Mutatie resultatenrekening in staffelvorm
Mutatie resultatenrekening in staffelvorm
Cumulatieve balans
Cumulatieve balans
Eigen vermogen: - aandelen kapitaal
Auto
30.000
Bank
138.000
Langlopende lening 150.000
168.000
168.000
31
18.000
18.000
Auto
30.000
Eigen vermogen: - aandelen kapitaal
Voorraad Bank
40.000 98.000
Langlopende lening 150.000
168.000
168.000
32
18.000
Gebeurtenis 5:
Gebeurtenis 6:
Verkoop 10 koelkasten a € 5.000. Opbrengst € 50.000.
X ontvangt een jaarsalaris van € 40.000; van sociale lasten is geabstraheerd.
Mutatiebalans Mutatiebalans
↓
Voorraad
↑ ↑
Bank
20.000
Eigen vermogen: - onverdeelde winst
↑
30.000
↑
30.000
50.000 30.000
Eigen vermogen: - onverdeelde winst
Mutatie resultatenrekening in staffelvorm Omzet Kostprijs van de omzet
↑ ↑
50.000
Resultaat
↑
30.000
20.000
↓ ↓
Bank
30.000
Voorraad Bank
40.000
↓
40.000
40.000 40.000
Mutatie resultatenrekening in staffelvorm
-/-
Salariskosten
↑
40.000
Resultaat
↓
40.000
-/-
Cumulatieve balans
Cumulatieve balans Auto
↓
Eigen vermogen: - aandelen kapitaal - onverdeelde winst
18.000 30.000
20.000 148.000
Langlopende lening 150.000
198.000
198.000
Auto
30.000
Voorraad Bank
Eigen vermogen: - aandelen kapitaal - onverdeelde winst
18.000 (10.000)
20.000 108.000
Langlopende lening 150.000
158.000
158.000
33
34
Gebeurtenis 7:
Gebeurtenis 8:
Van de langlopende lening wordt op 31 december € 10.000 afgelost.
Per 31 december 2007 wordt op de auto 33 1/3 % afgeschreven. Mutatiebalans
Mutatiebalans Langlopende lening Bank
↓
10.000
↓
10.000
Auto
↓
10.000
↓
10.000
↓ ↓
10.000
Eigen vermogen: - onverdeelde winst
10.000
↓
10.000
↓
10.000
Mutatie resultatenrekening in staffelvorm Mutatie resultatenrekening in staffelvorm Afschrijvingskosten
↑
10.000
Resultaat
↓
10.000
Cumulatieve balans Eigen vermogen: - aandelen kapitaal - onverdeelde winst
Cumulatieve balans
Auto
30.000
Voorraad Bank
20.000 98.000
Langlopende lening 140.000
148.000
148.000
35
-/-
18.000 (10.000)
Eigen vermogen: - aandelen kapitaal - onverdeelde winst
Auto
20.000
Voorraad Bank
20.000 98.000
Langlopende lening 140.000
138.000
138.000
36
18.000 (20.000)
Gebeurtenis 9:
Gebeurtenis 10:
De huur voor jaar 1 en 2 wordt betaald (€ 80.000).
Betaling rente op lening 8% van € 150.000 = € 12.000.
Mutatiebalans
Vooruitbetaalde bedragen
↑
40.000
Bank
↓ ↓
80.000
Mutatiebalans
Eigen vermogen: - onverdeelde winst
Eigen vermogen: - onverdeelde winst
↓ 40.000 ↑ ↓
Bank
↓ 40.000
40.000
↑
12.000
↓
12.000
12.000 12.000
Mutatie resultatenrekening in staffelvorm Mutatie resultatenrekening in staffelvorm Huurkosten
↑
40.000
Resultaat
↓
40.000
Rentekosten
↑
12.000
Resultaat
↓
12.000
-/-
Cumulatieve balans
Cumulatieve balans Auto
20.000
Voorraad Vooruitbetaalde bedragen Bank
20.000 40.000
-/-
Eigen vermogen: - aandelen kapitaal - onverdeelde winst
18.000 (60.000)
Langlopende lening 140.000
18.000 98.000
Auto
20.000
Voorraad Vooruitbetaalde bedragen Bank
20.000 40.000
Eigen vermogen: - aandelen kapitaal - onverdeelde winst
Langlopende lening 140.000
6.000 86.000
98.000
18.000 (72.000)
37
86.000
38
Gebeurtenis 11:
Gebeurtenis 12:
X heeft namens de B.V. adviezen uitgebracht aan N.V. Y en factureert hiervoor € 10.000.
Het reclamebureau van de B.V. stuurt een rekening van € 5.000 voor verrichte diensten.
Mutatiebalans Eigen vermogen: - onverdeelde winst Debiteuren
↑ ↑
Mutatiebalans
↑
Eigen vermogen: - onverdeelde winst
10.000
10.000
Crediteuren
↑
10.000
10.000
Mutatie resultatenrekening in staffelvorm
↑
10.000
Reclamekosten
↑
5.000
Resultaat
↑
10.000
Resultaat
↓
5.000
Voorraad Debiteuren Vooruitbetaalde bedragen Bank
20.000 10.000
Eigen vermogen: - aandelen kapitaal - onverdeelde winst
18.000 (62.000)
40.000 6.000
Langlopende lening 140.000
96.000
96.000
39
↑ =
5.000 0
-/-
Cumulatieve balans
Cumulatieve balans 20.000
5.000
Mutatie resultatenrekening in staffelvorm
Diverse opbrengsten
Auto
↓
Auto
20.000
Voorraad Debiteuren Vooruitbetaalde bedragen Bank
20.000 10.000 40.000 6.000
Eigen vermogen: - aandelen kapitaal - onverdeelde winst
18.000 (67.000)
Langlopende lening 140.000 Crediteuren
96.000
5.000 96.000
40
Gebeurtenis 13:
Gebeurtenis 14:
N.V. Y betaalt de nota van € 10.000 vermeld bij gebeurtenis 11.
Betaling notaris- en advieskosten i.v.m. oprichting B.V. € 10.000.
Mutatiebalans Mutatiebalans Debiteuren
↓
10.000
Bank
↑
10.000
=
0
Eigen vermogen: - onverdeelde winst
↓ ↓
Bank
Mutatie resultatenrekening in staffelvorm
20.000
Voorraad Debiteuren Vooruitbetaalde bedragen Bank
20.000 0
Eigen vermogen: - aandelen kapitaal - onverdeelde winst
↓
10.000
10.000 10.000
Diverse kosten
↑
10.000
Resultaat
↓
10.000
-/-
Cumulatieve balans 18.000 (67.000)
40.000
Langlopende lening 140.000
16.000
Crediteuren
5.000
96.000
10.000
Mutatie resultatenrekening in staffelvorm
Cumulatieve balans Auto
↓
Auto
20.000
Voorraad Vooruitbetaalde bedragen Bank
96.000
Eigen vermogen: - aandelen kapitaal - onverdeelde winst
18.000 (77.000)
20.000 40.000 6.000
Langlopende lening 140.000 Crediteuren
86.000
41
5.000 86.000
42
Gebeurtenis 15
Cumulatieve balans Vaste activa Auto
De ondernemer schat in dat hij in de toekomst een bedrag van € 2.000 euro aan garantieverplichtingen moet uitgeven.
20.000
Mutatiebalans
Voorzieningen
Eigen vermogen: - onverdeelde winst Voorzieningen
↓
2.000
↑ =
2.000
Mutatie resultatenrekening in staffelvorm
Kosten voorzieningen
↑
2.000
Resultaat
↓
2.000
Eigen vermogen: - aandelen kapitaal - onverdeelde winst
-/-
0
Vlottende activa Voorraad Vooruitbetaalde bedragen Bank
Langl. lening
2.000 140.000
20.000 40.000
Kortl. Schulden Crediteuren
6.000 86.000
5.000 86.000
Resultatenrekening in staffelvorm Omzet Diverse opbrengsten
50.000 10.000
Kostprijs omzet Salariskosten Afschrijvingskosten Diverse kosten Reclamekosten Huurkosten Rentekosten Garantiekosten
20.000 40.000 10.000 10.000 5.000 40.000 12.000 2.000 (79.000)
43
18.000 (79.000)
44
-/-/-/-/-/-/-/-/-
BALANS – per 31 december 200X VASTE ACTIVA Immaterieel Materieel Financieel
EIGEN VERMOGEN Kapitaal Agio Herwaarderingsreserve Wettelijke reserves Overige reserves Onverdeelde winst
• Herwaardering tegen actuele waarde:
LANGLOPENDE SCHULDEN
- vervangingswaarde - bedrijfswaarde
KORTLOPENDE SCHULDEN
- opbrengstwaarde is toegestaan (art. 2:384 lid 1)
TOTAAL
TOTAAL
45
46
HERWAARDERING (art. 2: 373 lid 1 sub c jo. 2:390)
LATENTE BELASTINGEN (art. 2: 374 lid 1 sub a)
Stel: pand heeft een historische kostprijs min afschrijvingen van € 250.000. De actuele (vervangings) waarde bedraagt € 350.000.
Stel: pand heeft een historische kostprijs min afschrijvingen van € 250.000. De actuele (vervangings-) waarde bedraagt € 350.000. Latente belastingen 25%.
BALANS VOOR HERWAARDERING (historische kostprijs) Pand
• Dienen in principe te worden geactiveerd en te worden afgeschreven over de gebruiksduur, tot aan de geschatte restwaarde.
VOORZIENINGEN
VLOTTENDE ACTIVA Voorraden Vorderingen Effecten Liquide middelen
VASTE ACTIVA
€ 250.000
Eigen vermogen: - Kapitaal
€ 100.000
Schulden € 250.000
BALANS VOOR HERWAARDERING (historische kostprijs) Pand
€ 250.000
150.000
Eigen vermogen: - Kapitaal Schulden
€ 250.000 € 250.000
BALANS NAHERWAARDERING (actuele (vervangings) waarde) Pand
€ 350.000
Schulden
Pand
€ 350.000
Eigen vermogen: - Kapitaal € 100.000 - Herwaarderings75.000 reserve Voorziening 25.000 latente belastingen Schulden 150.000
€ 350.000
€ 350.000
150.000 € 350.000
N.B. geabstraheerd van belastingen.
47
150.000 € 250.000
BALANS NA HERWAARDERING (actuele (vervangings) waarde)
Eigen vermogen: - Kapitaal € 100.000 - Herwaarderings100.000 reserve
€ 350.000
€ 100.000
48
GOODWILL (art. 2: 365 lid sub d BW)
FINANCIËLE VASTE ACTIVA (art. 2: 367 BW)
• Meerprijs betaald voor een onderneming boven de aanwijsbare waarde (activa -/- voorzieningen en schulden).
Deelneming (2:24c BW):
• Diverse verwerkingmogelijkheden volgens de wet toegestaan.
Dochtermaatschappij (2:24a BW):
• Richtlijnen voor de jaarrekening geven aanbevelingen voor verwerking.
•
• • • •
kapitaal verschaffen; teneinde duurzaam verbonden te zijn; ten dienste van de eigen werkzaamheid.
meer dan de helft van de stemrechten kunnen uitoefenen; of meer dan de helft van de bestuurders of de commissarissen kunnen benoemen.
Groep (2:24b BW) • •
economische eenheid (gemeenschappelijk beleid); organisatorische band (centrale leiding die beslissende zeggenschap uitoefent).
49
50
VERWERKING GOODWILL (art. 2: 389 lid 7BW)
CONSOLIDATIE (Afdeling 13)
Overname van een bedrijf voor € 350.000. Intrinsieke waarde € 200.000. Goodwill € 150.000
• hoofd van een groep stelt geconsolideerde jaarrekening op (art. 2:406 lid 1)
Mutatiebalans bij activeren
Goodwill Financiële vaste activa Bank
↑€ ↑ ↓ =€
150.000 200.000
• groepsmaatschappijen worden geconsolideerd
350.000
=€
0
0
Mutatiebalans bij verwerking via resultaat
Financiële vaste activa
↑€
200.000
Bank
↓ ↓€
350.000
Eigen vermogen: - Onverdeelde ↓ € 150.000 winst
↓€
150.000
150.000
• geconsolideerde jaarrekening is zelfstandig onderdeel (art. 2:361 lid 1) • soms geen consolidatieplicht (art. 2:407-408 BW)
Mutatiebalans bij verwerking rechtstreeks op het eigen vermogen
Financiële vaste activa
↑€
200.000
Bank
↓ ↓€
350.000
Eigen vermogen: - Overige ↓ € 150.000 reserves
↓€
150.000
51
150.000
52
CONSOLIDATIE
VLOTTENDE ACTIVA
BALANS MOEDER Materiele vaste activa
€ 235.000
Financiële vaste activa Vlottende activa
Eigen vermogen
€ 283.500
58.500
Langlopende schulden
150.000
260.000
Kortlopende schulden
120.000
€ 553.500
€ 553.500
• Voorraden (art. 2:369 BW) - grond- en hulpstoffen - onderhanden werk - gereed product en handelsgoederen
• Vorderingen (art. 2:370 BW) - vorderingen op handelsdebiteuren - vorderingen op gerelateerde ondernemingen - opgevraagde stortingen van geplaatst kapitaal - overige vorderingen - overlopende posten
BALANS DOCHTER Materiele vaste activa
€
Vlottende activa
65.000
32.000 €
Eigen vermogen
€
58.500
Langlopende schulden
18.500
Kortlopende schulden
20.000
97.000
€
97.000
• Liquide middelen (art. 2:372 BW)
GECONSOLIDEERDE BALANS Materiele vaste activa
Vlottende activa
€ 300.000
292.000
Eigen vermogen
- kasmiddelen - tegoeden op bank- en girorekeningen - wissels en cheques
€ 283.500
Langlopende schulden
168.500
Kortlopende schulden
140.000
€ 592.000
• Effecten (art. 2:371 BW)
€ 592.000
53
54
VOORRADEN
ONDERHANDEN WERK
Waarderen tegen (art. 2:384 lid 1): • Historisch kostprijs (Verkrijgingsprijs / Vervaardigingsprijs)
• Actuele waarde
• Completed contract methode Mutatiebalans Onderhanden werk
↑€
10.000
Kas
↓ =€
10.000
(vervangingswaarde, bedrijfswaarde, opbrengst waarde)
Minimum-waarderingsregel: Vlottende activa worden gewaardeerd tegen actuele waarde, indien deze lager is dan de historische kostprijs (art. 2:387 lid 2)
55
0
Mutatie resultatenrekening in staffelvorm Wijziging Onderhanden werk
↑€
10.000
Kosten
↑
10.000
Resultaat
=€
0
56
ONDERHANDEN WERK
EFFECTEN
• Percentage of completion methode
Waarderen tegen (art. 2:384 lid 1):
Mutatiebalans Onderhanden werk Kas
↑€ ↓ ↑€
15.000
Eigen vermogen: - Onverdeelde ↑€ winst
• Historisch kostprijs 5.000
• Actuele waarde
10.000
↑€
5.000
(Verkrijgingsprijs)
5.000
(marktwaarde)
Mutatie resultatenrekening in staffelvorm Wijziging Onderhanden werk
↑€
15.000
Kosten
↑
10.000
Resultaat
↑€
5.000
57
58
PASSIVA
EIGEN VERMOGEN (art. 2:373 BW)
• Eigen vermogen (art. 2:373 BW)
-
voorzieningen (art 2:374 BW)
• Kapitaal (lid 1 sub a) - maatschappelijk (BV: 2:190 BW) - geplaatst (BV: art. 2:178 lid 4) - gestort (BV: art. 2:191 lid 1 BW) - opgevraagd
-
langlopende schulden
• Agio (lid 1 sub b)
• Vreemd vermogen:
-
(art. 2:375 BW)
• Herwaarderingsreserve (lid 1 sub c)
kortlopende schulden
• Andere wettelijke reserve (lid 1 sub d)
(art. 2:375 BW)
• Statutaire reserves (lid 1 sub e) • Overige reserves (lid 1 sub f) • Niet verdeelde winsten (lid 1 sub g)
59
60
OPVRAGEN KAPITAAL
VOORZIENINGEN
Mutatiebalans Eigen vermogen: - Opgevraagd ↑€ kapitaal
Vorderingen: - Opgevraagde € stortingen van ↑ geplaatst kapitaal
↑€
• gevormd ten laste van resultaat 50.000
• vrijval ten gunste van resultaat
50.000
• vaak erg subjectief ↑€
50.000
50.000
• toelichting vaak summier • regels zijn recent aangescherpt
61
62
VOORZIENINGEN (art. 2:374 BW)
VOORZIENINGEN (art. 2:374 BW)
• Verplichtingen die op de balansdatum als vaststaand worden beschouwd, maar waarvan niet bekend is in welke omvang of wanneer zij zullen ontstaan
Vervolg voorbeelden: -
voorzieningen in verband met milieuverplichtingen
-
voorziening voor garantieverplichtingen
Voorbeelden: -
voorziening voor latente belastingen
-
voorziening voor pensioenverplichtingen
-
voorziening voor reorganisatiekosten
63
In de toelichting: -
risico’s uit geschillen en rechtsgedingen waarbij de veroordeling onzeker is en eventueel de hoogte van de schade niet zeker is
64
VOORZIENINGEN (art. 2:374 BW)
AFWAARDERING ACTIVA (art. 2:374 lid 2 BW)
• Uitgaven welke in een volgend boekjaar zullen worden gemaakt, mits het doen van die uitgaven zijn oorsprong vindt in het boekjaar of in een voorafgaand boekjaar en de voorziening strekt tot gelijkmatige verdeling van lasten over een aantal boekjaren
• een waardevermindering van een voorraad moet tot een afwaardering van de post voorraad leiden
• in het spraakgebruik ten onrechte vaak ‘voorziening’ genoemd
Voorbeeld: -
• een oninbaarheid van een vordering moet tot een afwaardering van de post vorderingen leiden
Voorziening groot onderhoud
65
66
WAARDEBEPALING
WAARDEBEPALINGSMETHODEN
Wanneer relevant?
Gericht op de balans: • boekwaarde
• Aan-/verkoop
• intrinsieke waarde
• Inbreng in B.V. / N.V.
• liquidatiewaarde
• Management buy-out Gericht op de resultatenrekening:
• Opvolging
• rentabiliteitswaarde
• Kredietaanvraag • Boedelbeschrijving - echtscheiding - overlijden
• rendementswaarde • discounted cashflow waarde • beurswaarde
• Opname in Quote 500 lijst
67
68
INTRINSIEKE WAARDE is gelijk aan het eigen vermogen van de onderneming volgens de balans op basis van de actuele waarde
RENTABILITEITSWAARDE
Gemiddelde genormaliseerde winst rentabiliteitseis
Problemen bepalen waarde: • waarderingsmethode van activa
160.000 0.08
= 2.000.000
• afschrijvingspercentage/methodiek • (subjectieve) bepaling van voorzieningen
69
70
RENTABILITEITSWAARDE Normaliseren winst: • Afschrijving goodwill? • Reorganisatiekosten? • Kosten i.v.m. brand/diefstal? • Boekwinst/verlies op vaste activa? • Incidentele schadeclaim? • Brutowinst n.a.v. exceptionele verkooporder? Rentabiliteitseis: Risico vrij rendement + premie voor risico 71
72
OEFEN MATERIAAL
73
74
Voorafgaand aan de cursus: Bestudeer Hoofdstuk 1 en lees de rest van de hoofdstukken. Na het volgen van de cursus: 1.
Bestudeer paragraaf 1.1 t/m 1.3 en maak de koelkastcasus jaar 1 nogmaals. Financiële gebeurtenissen.
Oefening: KOELKASTENCASUS
Jaar 2
Gebeurtenis 1 Jaar 2: Inkoop op rekening van 30 koelkasten a € 2.000. Gebeurtenis 2 Jaar 2: De huurkosten over jaar 2 worden geadministreerd. Gebeurtenis 3 Jaar 2: Verkoop van 35 koelkasten op rekening a € 5.000. Gebeurtenis 4 Jaar 2: Ontvangst van 80% van de opbrengst van de op rekening verkochte 35 koelkasten (gebeurtenis 3). Gebeurtenis 5 Jaar 2: Op 6 december wordt een order ontvangen en bevestigd voor de levering van 5 koelkasten in jaar 3 (5 x € 6.000). Gebeurtenis 6 Jaar 2: De afnemer van gebeurtenis 3 is failliet. De curator bericht dat van de resterende vordering 40% betaald zal worden. Gebeurtenis 7 Jaar 2: De directeur van de B.V. neemt voor privé-doeleinden een bedrag van € 10.000 op van de bank. Gebeurtenis 8 Jaar 2: Bij inventarisatie blijkt één koelkast (€ 2.000) te zijn verdwenen. De voorraad was niet verzekerd. Gebeurtenis 9 Jaar 2: Van een klant wordt een bedrag van € 5.000 euro ontvangen voor een in jaar 3 te leveren koelkast.
75
Gebeurtenis 10 Jaar 2: Bij een afnemer aan wie in jaar 1 is geleverd moet een reparatie worden verricht waarvoor € 500 onderdelen nodig zijn. De reparatie valt onder de garantie. De onderdelen worden op rekening gekocht.
Antwoorden: Koelkastencasus jaar 2 Gebeurtenis 1 Balans: Resultatenrekening
Voorraad ↑ 60.000, Crediteuren ↑ 60.000. Geen verandering.
Gebeurtenis 2 Balans: Vooruitbetaalde bedragen↓ 40.000, Onverdeelde winst ↓ 40.000. Resultatenrekening: Huurkosten ↑, Winst ↓ 40.000. Gebeurtenis 3 Balans: Voorraad ↓ 70.000, debiteuren ↑ 175.000, Onverdeelde winst ↑ 105.000. Resultatenrekening: Omzet ↑ 175.000, Kostprijs omzet ↑ 70.000, Winst ↑ 105.000. Gebeurtenis 4 Balans: Debiteuren ↓ 140.000, Bank ↑ 140.000. Resultatenrekening: Geen verandering. Gebeurtenis 5 Balans: Geen verandering. Resultatenrekening: Geen verandering. Gebeurtenis 6 Balans: Debiteuren ↓ 21.000, Onverdeelde winst ↓ 21.000. Resultatenrekening: Kosten dubieuze debiteuren ↑ 21.000, Winst ↓ 21.000. Gebeurtenis 7 Balans: Rekening courant directeur ↑ 10.000, Bank ↓ 10.000. Resultatenrekening: Geen verandering. Gebeurtenis 8 Balans: Voorraad ↓ 2.000, Onverdeelde winst ↓ 2.000. Resultatenrekening: Diverse kosten ↑ 2.000, Winst ↓ 2.000. Gebeurtenis 9 Balans: Bank ↑ 5.000, Vooruitontvangen bedragen ↑ 5.000. Resultatenrekening: Geen verandering. Gebeurtenis 10 Balans: Voorziening ↓ 500, Crediteuren ↑ 500. Resultatenrekening: Geen verandering.
76
Oefening: De administrateur van B.V."Solide" heeft de voorlopige balans per 31 december 2006 opgesteld volgens model "D" van het "Besluit modellen jaarrekening". Geef gemotiveerd aan of deze feiten invloed hebben, en zo ja welke, op de gegeven posten van de voorlopige balans ultimo 2006 en op het voorlopige resultaat 2006. a. b. c.
d. e.
De nota van de te betalen huur van het door B.V. "Solide" gehuurde bedrijfspand over december 2006 is wel ontvangen maar niet verwerkt. Bedrag € 12.000. In de laatste week van december 2006 zijn PC’s gekocht en geïnstalleerd ter waarde van € 50.000. Daar de nota nog niet is ontvangen is van deze aanschaf niets in de financiële administratie opgenomen. Een in maart 2006 ontslagen werknemer krijgt van de rechtbank op 12 januari 2007 een schadevergoeding van € 45.000 toegewezen. Omdat de directie van B.V. "Solide" dit niet had verwacht was hier geen rekening mee gehouden. De directie legt zich bij deze uitspraak neer. De administrateur was vergeten de afschrijvingen van de materiële vaste activa over 2006 op te nemen voor een bedrag van € 10.000. Op oudejaarsdag 2006 is een betaling ad € 1.000 van een debiteur per kas ontvangen. Deze transactie is in de voorlopige balans niet verwerkt.
(Toetsvragen beroepsopleiding 11 april 1997, opgave 2, bewerkt)
Antwoorden: a b c. d. e.
Kortlopende schulden € 12.000 hoger. Resultaat met zelfde bedrag omlaag. Materiële vaste activa € 50.000 hoger. Kortlopende schulden zelfde bedrag hoger. Geen resultaateffect. Kortlopende schulden € 45.000 hoger. Resultaat zelfde bedrag omlaag. Materiële vaste activa € 10.000 lager. Resultaat zelfde bedrag omlaag. Vorderingen € 1.000 lager en liquide middelen hoger. Geen resultaateffect.
2.
Bestudeer paragraaf 1.4 Vermogensvergelijking
Oefening: Ondernemer Dirk van der Hemd voert een eenmanszaak in levensmiddelen. De volgende financiële feiten zijn bekend: 9 9 9 9 9
Eigen Vermogen 31 december 2006: Eigen Vermogen 31 december 2005: Investeringen in 2006 in winkelrenovatie: Privé-stortingen door Dirk in 2006: Privé-onttrekkingen door Dirk in 2006:
77
€ 300.000,€ 240.000,€ 60.000,€ 20.000,€ 80.000,-
Gevraagd Bereken op basis van deze gegevens door vermogensvergelijking het resultaat over het boekjaar 2006 van de eenmanszaak. (Toetsvragen beroepsopleiding 6 april 2001, opgave 1, bewerkt)
Antwoorden: Vergelijking van het begin- en eindvermogen geeft een vermogenstoename van € 60.000,Daar gaan de privé-stortingen ad € 20.000,- van af, zodat € 40.000,- overblijft. Vervolgens worden de privé-onttrekkingen ad € 80.000,- er bij opgeteld. Zodoende resulteert een saldo van € 120.000,-. NB: het investeringsbedrag ad € 60.000,- speelt geen rol bij vermogensvergelijking.
Oefening: Bereken met behulp van vermogensvergelijking de winst/verlies van de Naamloze Vennootschap De Goede Hoop over een bepaald jaar aan de hand van de volgende gegevens (bedragen in euro): -
begin eigen vermogen eind eigen vermogen aandelenemissie salarisbetalingen aan directeur in loondienst
300.000 400.000 50.000 100.000
(Toetsvragen beroepsopleiding 31 oktober 2003, opgave 1, bewerkt)
Antwoorden: + -/+ of -/-
Begin eigen vermogen Stortingen Onttrekkingen Winst Eind eigen vermogen
300.000 50.000 0 ? 400.000
Winst = 50.000
78
Oefening: Bereken met behulp van vermogensvergelijking de winst/verlies van de Besloten Vennootschap Advocatenpraktijk IJburglaan te Amsterdam over een 2006 aan de hand van de volgende gegevens (bedragen in euro): -
begin eigen vermogen eind eigen vermogen dividenduitkering (juli 2006) loonbetalingen aan advocaten in loondienst loonbetalingen aan administratieve medewerkers rentebetaling hypotheeklening aflossing hypotheeklening
300.000 990.000 50.000 300.000 100.000 30.000 60.000
(Toetsvragen beroepsopleiding 10 november 2006, opgave 1, bewerkt)
Antwoorden: + -/+ of -/-
Begin eigen vermogen Stortingen Onttrekkingen Winst Eind eigen vermogen
300.000 0 50.000 ? 990.000
Winst = 740.000
Oefening: In het kader van een ontnemingsvordering is het volgende komen vast te staan: -
Het vermogen van X was op 1 maart 1990 nihil, aangezien zijn in 1986 uitgesproken faillissement op 22 maart 1989 was opgeheven wegens gebrek aan baten. Er zijn geen inkomsten geweest tussen 22 maart 1989 en 1 maart 1990.
-
Uit onderzoek is komen vast te staat dat X gedurende de periode dat hij leiding gaf aan een criminele organisatie (1 maart 1990 – 29 juni 1993), een bedrag van € 7.500.000,- heeft uitgegeven voor consumptieve doeleinden. Er was alleen al een bedrag van € 2.500.000,- gemoeid met de uitgaven voor het raceteam Z-racing, waarvan zoals uit verklaringen blijkt, X de oprichter en financier was.
-
Er zijn geen legale inkomsten geweest in de periode 1 maart 1990 tot 29 juni 1993.
-
Op 29 juni 1993 was het geschatte vermogen van X € 8.950.000,-. Bij de schatting van het vermogen is onder andere de woning in Laren (€ 2.000.000,-) betrokken en de investering in Cars Investment BV (€ 3.500.000,-), waarvan X feitelijk eigenaar is.
Bereken het wederrechtelijk verkregen voordeel over de periode 1 maart 1990 tot 29 juni 1993 door middel van vermogensvergelijking. (Toetsvragen beroepsopleiding 11 november 2005, opgave 1)
79
Antwoorden: + -/+ of -/-
Begin eigen vermogen Stortingen Onttrekkingen Winst (wederrechtelijk verkregen voordeel) Eind eigen vermogen
0 0 7.500.000 ? 8.950.000
Winst / wederrechtelijk verkregen voordeel = 16.450.000
3.
Bestudeer paragraaf 1.5 – 1.7 Administratie
Oefening: De eigenaresse van het reformhuis 'De groene distel' voert de financiële administratie van haar zaak volgens de methode van het enkel boekhouden. a. Noem minstens twee dagboeken die voor deze administratie in gebruik zullen zijn. b. Hoe kan men de crediteurenpositie kennen bij een systeem van enkel boekhouden? c. Wanneer het eindvermogen groter is dan het beginvermogen, is er dan sprake van winst en, omgekeerd, wanneer het eindvermogen kleiner is dan het begin vermogen, is er dan verlies geleden. Motiveer uw antwoord. (Toetsvragen beroepsopleiding 8 februari 1991, opgave 1)
Antwoorden: a. Genoemd kunnen worden het kas-bank-giroboek, het inkoopboek, het verkoopboek en het memoriaal. b. Door de posten in het inkoopboek waarachter geen betaaldatum is vermeld bij elkaar op te tellen kan men de crediteurenpositie kennen. c. De privé-stortingen verhogen en de privé-opnamen verlagen het vermogen in de loop van het jaar, zodat deze eerst geëlimineerd moeten worden alvorens vastgesteld kan worden of er sprake is van verlies of winst. Daarom, kan wanneer het eind vermogen groter is dan het beginvermogen niet gesteld worden dat er dan dus sprake is van winst. Denkbaar is dat er verlies geleden is, maar dat dit wordt overtroffen door de privé-stortingen in dezelfde verslagperiode. Omgekeerd kan er dan ook bij een kleiner eindvermogen dan beginvermogen sprake zijn van winst die, echter, door de privé-onttrekkingen wordt overtroffen.
Oefening: Wat is de zin van dubbel boekhouden? (Toetsvragen beroepsopleiding 21 september 1990, opgave 2)
80
Antwoorden: Bij het dubbel boekhouden wordt zowel de samenstelling van het vermogen als de grootte (en de omvang per oorzaak van de verandering in de grootte) van het vermogen geadministreerd.
4.
Bestudeer hoofdstuk 2
Jaarrekeningenrecht, Titel 9 BW 2 en het Besluit Actuele Waarde
Oefening: Toepassing van de actuele waarde bij (vaste) activa is geregeld in het ‘Besluit actuele waarde’. a.
Noem de vier waardebegrippen die in dit besluit worden gehanteerd en geef een beknopte toelichting.
Neem als voorbeeld een particuliere busmaatschappij met twee bussen in eigendom. Geef aan welke van bovenbedoelde waardebegrippen in welk van onderstaande situaties van toepassing is. b1.
De busmaatschappij staat op het punt van faillissement.
b2.
Wanneer de bussen het einde van de levensduur hebben bereikt is de directie voornemende alleen nog maar vliegreizen te organiseren.
b3.
De directie is voornemens de reisactiviteiten per bus op termijn uit te breiden.
b4.
De directie is voornemens de bussen tot het einde van hun levensduur te leasen aan derden.
(Toetsvragen beroepsopleiding 12 februari 1993, opgave 4, bewerkt)
Antwoorden: a. De vier waardebegrippen in het 'Besluit actuele waarde' zijn: 1. Vervangingswaarde, 2. Bedrijfswaarde, 3. Marktwaarde, 4. Directe opbrengst waarde. Ad 1. Is de prijs die moet worden betaald voor de aanschaf van een economisch gelijkwaardig ander actief. Ad 2. De contante waarde van de met het actief gegenereerde kasstromen voor de onderneming. Ad 3. Het bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld of een passief kan worden afgewikkeld. Ad 4. De prijs verkregen bij directe verkoop van het actief.
81
b. Toepassing op de busmaatschappij: 1. Directe opbrengstwaarde; 2. Bedrijfswaarde; 3. Vervangingswaarde; 4. Bedrijfswaarde.
Oefening: De BV Infodienst, actief in de automatisering, publiceert haar jaarrekening over 2006. Als gevolg van een reorganisatie van de onderneming zijn op gegronde redenen de waarderingsgrondslagen per 1 januari 2006 aangepast. In de Toelichting op de balans staat alleen vermeld dat vóór 01.01.06 de balansposten werden gewaardeerd tegen historische kostprijs, en vanaf 01.01.06 de balansposten zijn gewaardeerd tegen actuele waarde. In de balans ultimo 2006 van BV Infodienst staat bij elke balanspost naast de cijfers van 2006 ook de cijfers overgenomen van de balans van 2005. Heeft BV Infodienst aan alle bij een stelselwijziging vereiste wettelijke bepalingen in de jaarrekening voldaan? Noem in uw antwoord het wetsartikel, waarop u uw oordeel baseert. (Toetsvragen beroepsopleiding 7 april 2000, opgave 2, bewerkt)
Antwoorden: In de relevante wetsartikelen worden drie zaken genoemd bij stelselwijziging: 1. Reden: de gegronde reden voor de stelselwijziging moet in de Toelichting worden vermeld. 2. Betekenis: er moet inzicht worden gegeven in betekenis (effect op) voor vermogen en resultaat. 3. Aangepaste cijfers: gegeven moeten worden de aangepaste cijfers voor het boekjaar, of voor het voorgaande boekjaar. BV Infodienst heeft met de genoemde balansopstelling gehandeld in strijd met artikel 384 lid 6. Er is weliswaar op gegronde redenen afgeweken van de waarderingsgrondslagen voor de balansopstelling tot 01.01.06, maar de cijfers van 2005 dienden eerste te worden omgerekend naar hun actuele waarde om ze te kunnen vergelijken. Tevens had Infodienst moeten vermelden wat het effect is van deze stelselwijziging op het resultaat, hetgeen niet gebeurd is volgens de gegevens in de opgave.
82
Oefening: In de toelichting op een balans van een middelgrote BV leest u dat de BV haar in de voorgaande jaren gebruikte afschrijvingsmethode en waardeverminderingen van de materiële vaste activa van de onderneming dat jaar heeft veranderd ten opzichte van voorgaande jaren. De reden die daarvoor in de toelichting wordt opgegeven is, dat met deze handelwijze een hoger resultaat na belasting kan worden gerapporteerd. Is deze handelwijze geoorloofd? Verwijs naar relevante wetsartikelen. (Toetsvragen beroepsopleiding 10 november 2000, opgave 2.1)
Antwoorden: Deze handelwijze is niet geoorloofd. Artikel 2:386 lid 1 BW + 2:387 lid 1 BW stellen dat de methodiek van de afschrijvingen en waardeverminderingen onafhankelijk van het resultaat dient te worden bepaald.
Oefening: In het kader van een betalingsregeling vraagt een advocaat de gedeponeerde stukken van de B.V. Zwanehals op bij de Kamer van Koophandel. Deze vennootschap had, zo blijkt uit de stukken, over 2005 en 2006 gemiddeld 320 werknemers in dienst (f.t.e.), een netto-omzet behaald van 30 miljoen over 2005 en over 2006 en een totale waarde van de activa van 4 miljoen euro eind 2005 en eind 2006. a.
Welke stukken over 2006 moeten door de B.V. Zwanehals worden gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel?
Alle aandeelhouders van een houdstermaatschappij, die haar hoofdzetel in Roosendaal heeft en aldaar statutair is gevestigd, wonen in de Verenigde Staten van Amerika. Alle werkmaatschappijen zitten in de V.S. en alle werkzaamheden vinden eveneens daar plaats. Het bestuur besluit bij het opmaken van de jaarrekening de Amerikaanse dollar als geldeenheid te hanteren. Zij is namelijk van mening, dat dit haar Amerikaans aandeelhouders een beter en begrijpelijker beeld geeft van de financiële positie van het concern. b.
Is dit geoorloofd en waarom wel / niet?
(Toetsvragen beroepsopleiding 15 april 1994, opgave 1, bewerkt)
83
Antwoorden: a. Volgens de groottecriteria voor een rechtspersoon voldoet B.V. Zwanehals aan twee van de drie criteria gedurende twee opeenvolgende balansdata en wordt gerekend tot de grote vennootschappen. Het volledige publicatieregime is van toepassing. De stukken die door de B.V. Zwanehals bij de Kamer van Koophandel gedeponeerd moeten worden zijn de jaarrekening, het jaarverslag en de overige gegevens. b. Ja, dit is geoorloofd volgens artikel 2:362 lid 7 BW, zolang een getrouw beeld wordt geboden en de werkzaamheden dit rechtvaardigen. Aangezien deze houdstermaatschappij al haar activiteiten in de V.S. ontplooit en alle aandeelhouders daar zijn gevestigd lijken deze omstandigheden voldoende gronden te bieden om de financiële gegevens in de jaarrekening in Amerikaanse dollars uit te drukken.
Oefening: De wettelijke bepalingen, geldend voor een aantal met name genoemde rechtspersonen, omtrent de jaarrekening zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. a. Noem 4 van de rechtspersonen die onder de werkingssfeer van genoemde wetgeving vallen. b. Aan welke twee wettelijke vereisten op administratief gebied moet een eenmanszaak voldoen? c. Welke bevoegdheid kent de wet toe aan de algemene vergadering van aandeelhouders van een vennootschap inzake de jaarrekening? d. Noem 3 belangrijke bronnen waaraan normen omtrent de jaarrekening kunnen worden ontleend. e. Wie is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening van een naamloze vennootschap. (Toetsvragen beroepsopleiding 13 november 1998, opgave 2, bewerkt)
Antwoorden: a. b. c. d. e.
Naamloze vennootschap, besloten vennootschap, onderlinge waarborgmaatschappij, coöperatieve vereniging en commerciële stichtingen en verenigingen. Aan de wettelijke vereisten om een boekhouding te voeren, jaarlijks een balans op te maken en hun gegevens te bewaren op een gegevensdrager (art 3:15a BW). De algemene vergadering van aandeelhouders van een vennootschap heeft de wettelijke bevoegdheid de jaarrekening vast te stellen. Bronnen waaraan normen kunnen worden ontleend inzake de jaarrekening zijn de wet, de jurisprudentie, internationale richtlijnen, de wetenschappelijke literatuur en de verslaggevingpraktijk. Verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening is het bestuur / directie van de vennootschap.
84
Oefening: a.
b. c.
Binnen 8 dagen na de algemene vergadering van aandeelhouders van een volgens de wettelijke criteria als groot aangeduide naamloze vennootschap, waarvan de jaarrekening is vastgesteld, moeten de jaarrekening, het jaarverslag en de overige gegevens worden gepubliceerd. Noem 3 mogelijke onderdelen van de overige gegevens. Hoe vindt publicatie plaats? Noem 2 juridische gevolgen van het niet tijdig deponeren.
(Toetsvragen beroepsopleiding 3 april 1998, opgave 3)
Antwoorden: a. De accountantsverklaring, de statutaire regeling omtrent de winstbestemming, de winstbestemming, opgave van gebeurtenissen na balansdatum met belangrijke financiële gevolgen, enz.. b. Door deponering bij het Handelsregister gehouden door de Kamers van Koophandel. c. Het niet tijdig deponeren van de jaarstukken wordt aangemerkt als een economisch delict door de Wet op de economische delicten. Indien er sprake is van een faillissement wordt onbehoorlijke taakvervulling vermoed. Bestuurders kunnen voor deze nalatigheid hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld.
Oefening: a. b. c. d.
Artikel 2:362 leden 2 en 3 BW schrijft voor dat de balans, de toelichting en de winsten verliesrekening het vermogen en de samenstelling daarvan getrouw, duidelijk en stelselmatig moeten weergeven. Wat houdt de eis van stelselmatigheid in? Teneinde niet in een verliessituatie te komen besluit de directie van een middelgrote vennootschap in enig jaar afschrijvingskosten achterwege te laten. Wat is uw oordeel? Motiveer! Wat moet een vennootschap zonder vrijstellingen publiceren? Welke aanvullende informatie in de jaarrekening moet een vennootschap opnemen bij wijziging van de grondslagen?
(Toetsvragen beroepsopleiding 14 november 1997, opgave 4)
85
Antwoorden: a. b. c. d.
Volgtijdige stelselmatigheid houdt in dat als men eenmaal gekozen heeft voor bepaalde grondslagen, daarvan niet kan worden afgeweken anders dan wegens 'gegronde redenen' (bestendigheidsbeginselen). Artikel 2:386 lid 1. Er moet met afschrijvingskosten rekening gehouden worden bij de resultaatbepaling, de hoogte daarvan mag evenwel niet afhangen van het resultaat (of het gewenste resultaat). De balans en de winst- en verliesrekening met de toelichting (de jaarrekening), het directie- of jaarverslag en de overige gegevens. Wijzigingen moeten worden toegelicht, het effect gekwantificeerd en de gegronde redenen vermeld.
Oefening: Gegeven is dat onderneming M in het kader van de publicatievereisten een grote onderneming is. Zij publiceert een geconsolideerde balans, een geconsolideerde winst- en verliesrekening en bijbehorende toelichting en het jaarverslag. Heeft onderneming M hiermee aan de publicatievereisten voldaan? Motiveer uw antwoord. (Toetsvragen beroepsopleiding 1 november 1996, opgave 3.3)
Antwoorden: Nee. De 'overige gegevens' ontbreken, alsmede de vennootschappelijke jaarrekening van onderneming M. De geconsolideerde jaarrekening is formeel een toelichting bij de jaarrekening van onderneming M.
Oefening: a.
b. 1. 2. 3. 4.
Ondernemingen zonder wettelijke vrijstellingen die onderworpen zijn aan Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, moeten bepaalde financiële gegevens, alsmede bepaalde informatie over de toestand en de gang van zaken in de onderneming, wettelijk openbaar maken. Deze financiële gegevens en overige informatie moeten in drie hoofdgroepen worden ondergebracht. Noem deze drie hoofdgroepen. In welk van de onder vraag a. genoemde hoofdgroepen moeten de volgende gegevens worden opgenomen: de gekozen waarderingsgrondslagen; de accountantsverklaring; de bezoldiging van directie en commissarissen; de winstbestemming en de statutaire bepalingen hieromtrent.
(Toetsvragen beroepsopleiding 12 april 1996, opgave 3)
86
Antwoorden: a. b.1. b.2. b.3. b.4.
5.
De drie hoofdgroepen zijn: de jaarrekening, het jaarverslag en de overige gegevens. De gekozen waarderingsgrondslagen moeten worden opgenomen in de jaarrekening (onder de toelichting) (art. 2:384 BW); De accountantsverklaring moet worden opgenomen in de 'overige gegevens' (art. 2:392 BW); De bezoldiging van directie en commissarissen moet worden opgenomen in de jaarrekening (onder de toelichting) (art. 2:383 BW); De winstbestemming en statutaire bepalingen hieromtrent moeten worden opgenomen onder de 'overige gegeven' (art. 2:392 BW).
Bestudeer hoofdstuk 3.1.1 - Immateriële vaste activa
Oefening: Een handelsonderneming heeft in de loop van 2006 een gerenommeerd handelsmerk gekocht van een concurrent ten bedrage van 20 miljoen euro teneinde de verkopen te stimuleren. Dit handelsmerk heeft voor de onderneming een levensduur van 10 jaar. Het hoofd van de boekhouding heeft bij het opstellen van de winst- en verliesrekening over 2006 de uitgave van 20 miljoen euro volledig als kostenpost opgenomen, zodat de onderneming over 2006 een verlies voor belastingen maakt van 5 miljoen euro. De controlerend accountant wijst de boekhouder erop dat een handelsmerk een immaterieel actief is en geactiveerd mag worden op de balans. Hij waardeert dit handelsmerk op zijn rentabiliteitswaarde (actuele waarde) via de netto contante waarde berekening en komt uit op 25 miljoen euro. Dit bedrag wil hij op de balanspost 'immateriële activa' onderbrengen. a.
Welk van beide voorgestelde standpunten (of beiden) is / zijn toelaatbaar?
b.
Stel dat na onderhandelen tussen de boekhouder en de accountant uiteindelijk het merk voor een bedrag van 15 miljoen euro op de balans ultimo 2006 wordt geactiveerd. Hoe hoog zal de winst / verlies voor belastingen na deze boeking uitvallen?
(Toetsvragen beroepsopleiding 15 april 1994, opgave 2, bewerkt)
Antwoorden: a. De handelswijze van de boekhouder is toegestaan. De handelswijze van de accountant is eveneens toegestaan, omdat merken ook tegen de actuele waarde mogen worden geactiveerd, mits er een liquide markt bestaat (artikel 6 Besluit actuele waarde). Het is overigens vrij onwaarschijnlijk dat direct na aanschaf op een liquide markt de actuele waarde hoger is dan de aanschafprijs. b. Wanneer 15 miljoen euro wordt geactiveerd, wordt 5 miljoen euro als kostenpost opgenomen, zodat het verlies met 15 miljoen euro afneemt. De onderneming maakt na herberekening een winst van -/- € 5 mln. + € 15 mln. = € 10 mln.
87
Oefening: Onderneming B.V. Brouwer, producent van alcoholvrij bier, heeft een eigen ondernemingslaboratorium. In dit laboratorium wordt onderzoek en ontwikkeling verricht naar nieuwe brouwprocessen van alcoholvrij bier, waarop in 2007 octrooi met een looptijd van 20 jaar zal worden verkregen. Over 2006 zijn ten behoeve van dit onderzoek € 150.000 aan ontwikkelingskosten gemaakt. Andere kosten ten behoeve van onderzoek of ontwikkeling dan deze zijn er niet. Het hoofd van de boekhouding heeft een voorlopige balans 2006 en een voorlopige winst- en verliesrekening over 2006 opgesteld. Op deze balans is geen post 'immateriële activa' opgenomen. Op de voorlopige winst- en verliesrekening is daarentegen een kostenpost opgenomen 'ontwikkelingskosten' ter grootte van € 150.000. Het resultaat vóór belasting over 2006 op de voorlopige winst- en verliesrekening bedraagt 3 miljoen euro. a.
Indien de voorlopige winst- en verliesrekening door het bestuur wordt geaccepteerd als definitieve balans en winst- en verliesrekening, is dan de bovenbeschreven handelwijze van het hoofd boekhouding met betrekking tot de ontwikkelingskostenin overeenstemming met de wettelijke voorschriften inzake kosten van onderzoek en ontwikkeling? Licht uw antwoord toe.
b.
Stel dat het bestuur in weerwil van het hoofd boekhouding zou besluiten om de kosten van onderzoek en ontwikkeling over 2006 ter grootte van € 150.000 toch te activeren. Alle overige bedragen en posten blijven dezelfde als opgenomen op de voorlopige balans en winst- en verliesrekening. Hoeveel zou dan het resultaat voor belasting bedragen?
(Toetsvragen beroepsopleiding 10 november 1995, opgave 2, bewerkt)
Antwoorden: a.
De handelwijze van het hoofd boekhouding met betrekking tot de ontwikkelingskosten is in overeenstemming met de wettelijke voorschriften. Art. 2:365 lid 2 BW schrijft de onderneming niet dwingend voor de kosten van onderzoek en ontwikkeling te activeren en laat daarmee de mogelijkheid open de onderzoekskosten ad € 150.000 op de winst- en verliesrekening op te nemen. Bij activering dient ook ten laste van de vrije reserves (overige reserves) een wettelijke voorziening te worden gevormd (art. 2:365 lid 2).
b.
Indien de € 150.000 wordt geactiveerd onder de post 'immateriële activa' zou het resultaat vóór belasting over 2006 met € 150.000 stijgen tot 3,15 miljoen euro.
88
6.
Bestudeer hoofdstuk 3.2.2 + 4.2.2
Overlopende posten
Oefening: Aan het einde van een verslagperiode is extra aandacht voor de juiste toerekening van kosten en opbrengsten. Uitgaven en ontvangsten blijken in sommige gevallen aan een andere verslagperiode te moeten worden toegerekend. Daarbij worden de balansposten overlopende activa en overlopende passiva gebruikt. Een onderneming in het Amsterdamse havengebied verhuurt loodsen. Hieronder is een overzicht gegeven van bij- en afmutaties zoals die blijken uit de bankafschriften van de onderneming eind 2006 en begin 2007. a.
Geef voor de volgende financiële transacties aan of deze moeten worden verantwoord onder genoemde balansposten per 31 december 2006 en zo ja onder welke.
b.
Geef ook aan of de transacties invloed hebben op het resultaat 2006 of op het resultaat 2007.
Datum 23-12-06 29-12-06 06-01-07 20-01-06 28-01-06
Mutatie Omschrijving Af Betaald voorschot energie-nota 2007 Ontvangen wegens verhuur loods Soemba Bij januari 2007 Ontvangen wegens verhuur loods Timor Bij december 2006 Af Betaald telefoon-nota december 2006 Ontvangen wegens verhuur loods Soemba Bij februari 2007
Balans per 31 december 2006 Datum
Overlopende activa
Overlopende passiva
Resultaat 2006
Niet van Toepassing
Stijging
Daling
23.12.06 29.12.06 06.01.07 20.01.07 28.01.07 (Toetsvragen beroepsopleiding 13 november 1998, opgave 4, bewerkt)
89
€ 4.000 -
9.000
-
8.000
-
2.000
-
3.000
Resultaat 2007 Stijging
Daling
Antwoorden: Balans per 31 december 2006 Datum
Overlopende activa
Overlopende passiva
Resultaat 2006
Niet van Toepassing
Stijging
Daling
Resultaat 2007 Stijging
23.12.06 4.000 29.12.06
4.000 9.000
9.000
06.01.07 8.000 20.01.07 28.01.07
7.
Daling
8.000 2.000
2.000 3.000
3.000
Bestudeer hoofdstuk 3.3 Waardering – FIFO - LIFO
Oefening: Een handelsonderneming neemt in tijden van prijsstijging bij het opmaken van de jaarrekening zijn voorraad op basis van FIFO-waardering voor € 50.000 op de balans ultimo 2006 op terwijl bij toepassing van LIFO-waardering van dezelfde handelsgoederen € 40.000 zou zijn opgenomen. Aan het begin van 2006 zouden er geen voorraadwaarderingsverschillen zijn bij toepassing van beide stelsels. a.
Hoe komt dit waarderingsverschil tot verdere uitdrukking in de balans ultimo 2006 en hoe in de resultatenrekening over 2006
b.
Wat wordt verstaan onder vermogensuitholling bij toepassing van het FIFO-stelsel in tijden van oplopende prijzen?
(Toetsvragen beroepsopleiding 17 september 1993, opgave 4, bewerkt)
Antwoorden: a. Het waarderingsverschil van de voorraad komt op de rechterzijde van de balans tot uitdrukking doordat bij FIFO-waardering de waarde van het Eigen Vermogen € 10.000 hoger zal liggen. Op de resultatenrekening zal dit waarderingsverschil tot uitdrukking komen, doordat de winst bij FIFO-waardering eveneens € 10.000 hoger zal uitvallen. De kosten van de verkochte goederen liggen bij FIFO-waardering lager dan bij LIFOwaardering in tijden van prijsstijging, zodat de winst € 10.000 hoger uitvalt. b. Onder vermogensuitholling wordt verstaan, dat een onderneming bij instandhouding van zijn nominale vermogen niet in staat is het complex van activa en in het bijzonder van voorraden in stand te houden in geval van volledige winstuitkering aan de aandeelhouders. De kostprijs van de verkochte goederen wordt namelijk vastgesteld tegen de lagere inkoopprijzen en is onvoldoende om de voorraaddaling tot zijn oorspronkelijke hoogte aan te vullen.
90
8.
Bestudeer hoofdstuk 4.1 Passiva – Eigen vermogen
Oefening: Ondernemer Struinen is 100% aandeelhouder en directeur van de vennootschap Clara N.V. Eind van het boekjaar 2006 heeft deze onderneming een eigen vermogen dat is opgebouwd uit een geplaatst aandelenkapitaal van € 40.000, een vrije reserve van € 25.000 en een wettelijke reserve van € 75.000. In totaal een eigen vermogen van € 140.000. Omdat Struinen privé een grote uitgave wil doen, vraagt hij zijn financieel adviseur of het mogelijk is vanuit de N.V. een dividenduitkering te doen van € 50.000. Geef uw gemotiveerde antwoord, of deze voorgenomen dividenduitkering geoorloofd is. (Toetsvragen beroepsopleiding 6 april 2001, opgave 2.1, bewerkt)
Antwoorden: Uitkering ten laste van de wettelijke reserve is niet toegestaan. Maximum uitkeerbare bedrag is € 25.000 uit de vrije reserve. Kapitaalbescherming!
Oefening: Wat is voor een aandeelhouder het belangrijkste verschil tussen de begrippen wettelijke en overige reserves? (Toetsvragen beroepsopleiding 12 november 1999, opgave 3.3)
Antwoorden: Uit wettelijke reserves mag geen uitkering (van dividend) aan aandeelhouders plaatsvinden. Uit overige reserves is dit wel toegestaan.
91
9.
Bestudeer hoofdstuk 4
Voorzieningen
Oefening: Gegeven onderstaande balans: Balans per 31 december 2006 Inventaris
€
80.000
Eigen vermogen
€ 100.000
- Kapitaal en reserves 160.000
Handelsvoorraden Debiteuren
80.000
Bank
20.000 €
a.
- Onverdeelde winst 2006 Voorziening garantieverplichtingen Crediteuren
340.000
90.000 55.000 95.000 €
340.000
In welke gevallen stelt de wet het op de balans opnemen van een voorziening verplicht?
U bent in het bezit van bovenstaande balans. Het bedrijf vormt op basis van de omzet een voorziening voor aanspraken terzake van garantie op geleverde produkten. Het bedrag dat wordt toegevoegd aan deze 'Voorziening garantieverplichtingen' is gebaseerd op de omzet over het boekjaar. Uit een gesprek met uw cliënt blijken de hiernavolgende zaken niet in de administratie (en ook niet in de balanscijfers) te zijn verwerkt. b. 1.
Met betrekking tot welke van vier onderstaande gegevens is van een voorziening sprake, zoals beschreven in het wetsartikel aangehaald onder vraag a. Licht het antwoord toe. In het kader van de afgegeven garantieverplichting is een verkocht artikel bij een klant gerepareerd door een derde, die een nota heeft gestuurd van € 10.000.
2.
Een uitstaande vordering ad € 12.000 wordt als oninbaar beschouwd.
3.
Van de voorraad handelsgoederen blijkt een gedeelte ad € 15.000 'incourant'.
4.
Een voormalig medewerker die in november 2006 op staande voet werd ontslagen, verzet zich juridisch tegen dit ontslag. De directie schat in dat de door hem ingediende claim die ligt rond de € 50.000 door de rechter in die omvang zal worden gehonoreerd.
c.
Geef bij elk van de vier gegevens aan welke post(en) in de balans gecorrigeerd moeten worden en met welk bedrag.
(Toetsvragen beroepsopleiding 7 april 1995, opgave 4, bewerkt)
92
Antwoorden: a. In artikel 2:374, lid 1 BW: Op de balans worden voorzieningen opgenomen tegen naar hun aard duidelijk omschreven verplichtingen die op de balansdatum als waarschijnlijk of als vaststaand worden beschouwd, maar waarvan niet bekend is in welke omvang of wanneer zij zullen ontstaan. Tevens kunnen voorzieningen worden opgenomen tegen uitgaven die in een volgend boekjaar zullen worden gedaan, voor zover het doen van die uitgaven zijn oorsprong mede vindt voor het einde van het boekjaar en de voorziening strekt tot gelijkmatige verdeling van lasten over een aantal boekjaren. Punt 4 was ten tijde van het vormen van de voorziening al geen risico meer, het was blijkbaar al duidelijk dat de claim betaald moest gaan worden. Voor risico’s mag geen voorziening worden gevormd. b. Art. 374 stelt uitdrukkelijk dat waardevermindering van een actief niet door vorming van een voorziening tot uitdrukking wordt gebracht. Alleen bij gegeven 1 en 4 is sprake van vorming van dan wel toevoeging aan een voorziening. Bij gegevens 2 en 3 is sprake van een correctie op de actiefpost. c. Gegeven 1: post 'Voorziening garantieverplichtingen', 10.000 afboeken en post 'Crediteuren' 10.000 bijboeken. Gegeven 2: post 'Debiteuren' en de post 'Onverdeelde winst 2005' 12.000 afboeken. Gegeven 3: post 'Voorraden' en post 'Onverdeelde winst 2005' 15.000 afboeken. Gegeven 4: post 'Voorziening (schadevergoeding)' vormen ter grootte van 50.000 en post 'Onverdeelde winst 2006' 50.000 afboeken.
93
10. Bestudeer hoofdstuk 3 + 4 Activa en Passiva Onderdeel a: overlopende posten Onderdeel b: afschrijvingen Onderdeel c: voorzieningen Onderdeel d: algemeen Oefening: Jan te Pas is directeur/enig aandeelhouder van de gelijknamige BV. De BV verkoopt meetapparatuur aan technische bedrijven. De onderdelen van deze meetapparatuur worden door buitenlandse bedrijven geleverd en door Jan en zijn medewerkers geassembleerd. De BV huurt een bedrijfspand op een industrieterrein. De indeling van de voorlopige balans per 31 december 2006 alsmede de indeling van de voorlopige resultatenrekening van de BV over 2006 ziet er als volgt uit: Voorlopige Balans per 31 december 2006 (x € 1.000) Eigen Vermogen Gestort en opgevraagd kapitaal Agio Wettelijke reserves Overige reserves Onverdeelde winst
Vaste activa Immateriële vaste activa Materiële vaste activa Financiële vaste activa Vlottende activa Voorraden Vorderingen en overlopende activa Effecten Liquide middelen
Voorzieningen Langlopende schulden Kortlopende schulden en overlopende passiva
Voorlopige resultatenrekening 2006 (x € 1.000) Netto-omzet Kostprijs van de omzet Bruto-omzetresultaat Verkoopkosten Algemene beheerskosten Netto-omzetresultaat Rentelasten en soortgelijke kosten Resultaat
94
Begin januari 2007 heeft Jan een gesprek met de accountant over de voorlopige jaarcijfers 2006 en de hierna volgende nog niet verwerkte financiële feiten. Gevraagd: 1. 2.
Geef zo gedetailleerd mogelijk aan of, en zo ja welke, mutaties ontstaan op de onderscheiden posten in de voorlopige balans. Geef aan of, en zo ja in welke mate, het resultaat in de voorlopige resultatenrekening wordt beïnvloed.
a.
De BV heeft per 1 december 2006 een extra loods gehuurd voor opslag van materialen. Per 1 december is de huur voor de maanden december 2006 t/m januari 2007 betaald per bank, een bedrag van € 3.000.
b.
De BV heeft op 1 december 2006 een bedrijfsauto verkocht die in 2005 al volledig was afgeschreven. Hij ontving hiervoor een bedrag van € 500.
c.
De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst met een (ex)werknemer van de BV per 15 september 2006 ontbonden. De kantonrechter heeft de door de BV te betalen vergoeding bepaald op € 10.000. Het vonnis heeft kracht van gewijsde. De BV had gerekend op een te betalen vergoeding van € 7.500 en had hiervoor een voorziening getroffen. De vergoeding is vanwege liquiditeitsproblemen nog niet betaald. De (ex)werknemer heeft inmiddels een deurwaarder ingeschakeld.
d.
De BV ontving op 15 december 2006 van een leverancier een aanvullende factuur van € 1.500 wegens te geringe afname van product P. De BV had met deze leverancier een koopcontract gesloten, waarin korting werd verleend op de door de BV te betalen inkoopbedragen als hij 500 of meer stuks P zou afnemen in de eerste 11 maanden van 2006. De BV heeft niet meer dan 350 stuks gekocht en heeft daarvoor tot nu toe de kortingsprijs betaald.
(Toetsvragen beroepsopleiding 12 november 2004, opgave 3, bewerkt)
Antwoorden: Balansposten a. b. c.
d.
Liquide middelen Vorderingen en overlopende activa Onverdeelde winst Liquide middelen Onverdeelde winst Voorzieningen Kortlopende schulden en overlopende Passiva Onverdeelde winst Crediteuren/kortlopende schuld Onverdeelde winst
Resultatenrekening: -/- 3.000 + 1.500 -/- 1.500 + 500 + 500 -/- 7.500 + -/+ -/-
95
10.000 2.500 1.500 1.500
Resultaat
-/-
1.500
Resultaat
+
500
Resultaat
-/-
2.500
Resultaat
-/-
1.500
11. Bestudeer hoofdstuk 3 + 4 Activa en Passiva Onderdeel a: algemeen Onderdeel b: overlopende posten Onderdeel c: privé-transacties Onderdeel d: algemeen Onderdeel e: correctiepost Oefening: Handelsonderneming Kamikaze BV heeft eind 2006 de voorlopige jaarrekening opgesteld. De balans en de resultatenrekening hebben de volgende indeling: Voorlopige Balans per 31 december 2006 (x € 1.000) Eigen Vermogen Gestort en opgevraagd kapitaal Agio Wettelijke reserves Overige reserves Onverdeelde winst
Vaste activa Immateriële vaste activa Materiële vaste activa Financiële vaste activa Vlottende activa Voorraden Vorderingen en overlopende activa Effecten Liquide middelen
Voorzieningen Langlopende schulden Kortlopende schulden en overlopende passiva
Voorlopige resultatenrekening 2006 (x € 1.000) Netto-omzet Kostprijs van de omzet Bruto-omzetresultaat Verkoopkosten Algemene beheerskosten Netto-omzetresultaat Rentelasten en soortgelijke kosten Resultaat
96
Onderstaande gegevens zijn nog niet verwerkt. Gevraagd: Geef zo gedetailleerd mogelijk aan of, en zo ja welke, mutaties ontstaan op de onderscheiden posten in de voorlopige balans. Geef aan of, en zo ja in welke mate, het resultaat in de voorlopige resultatenrekening wordt beïnvloed. a.
Een vordering voor een bedrag van € 1.500,- werd in 2005 als volledig oninbaar afgeboekt. Op 15 december 2006 werd geheel onverwacht een bedrag van € 500,- per bank ontvangen op deze vordering.
b.
De betaling van € 1.000,- opstalverzekering 2006 wordt in overleg met de verzekeringsmaatschappij uitgesteld naar januari 2007. De kosten waren reeds genomen.
c.
Een privé-aankoop van de directie die ten laste van de rekening courant bij de BV geboekt diende te worden werd als aanschaf inventaris in de boekhouding opgenomen. Het betreft een bedrag van € 2.500,-. Op de ten onrechte geactiveerde inventaris is niet afgeschreven.
d.
Eind december 2006 werd een machine met een boekwaarde van € 1.250,- op rekening verkocht voor € 1.000,-.
e.
De herziening van een langlopende lening bij de huisbankier resulteerde in een verlaging van de rente over het laatste kwartaal 2004. Het betreft een verlaging van € 3.000,- naar € 2.600,-. Aan de huisbankier werd in december 2006 per abuis toch het bedrag van € 3.000,betaald. Dit bedrag is ook in de administratie verwerkt. De bank betaalt het verschil in januari 2007 terug.
(Toetsvragen beroepsopleiding 11 november 2005, opgave 3, bewerkt)
Antwoorden: Balansposten a. Liquide middelen Onverdeelde winst b. Geen aanpassing. c. Vorderingen en overlopende activa Materiele vaste activa d. Materiele vaste activa of voorraden Vorderingen Onverdeelde winst e. Vorderingen en overlopende activa Onverdeelde winst
+ + + -/-/+ -/+ +
97
500 500 2.500 2.500 1.250 1.000 250 400 400
Resultatenrekening Resultaat + Resultaat Resultaat
500
geen wijziging geen wijziging
Resultaat
-/-
250
Resultaat
+
400
12. Bestudeer hoofdstuk 3 + 4 Activa en Passiva a: algemeen / b: voorzieningen / c: onderhanden werk d: actuele waarde / e: overlopende posten Oefening: De handelsonderneming Fortune NV heeft ook een “bouwpoot”. Eind 2006 is de voorlopige jaarrekening opgesteld. Deze heeft de volgende indeling voor de balans, resp. de resultatenrekening. Voorlopige Balans per 31 december 2006 (*1.000 euro) Vaste activa
Eigen vermogen
Immateriële vaste activa
Gestort en opgevraagd kapitaal
Materiële vaste activa
Agio
Financiële vaste activa
Herwaarderingsreserve Overige reserve
Vlottende activa
Onverdeelde winst
Voorraden Vorderingen en overlopende activa Effecten
Voorzieningen
Liquide middelen
Langlopende schulden Kortlopende schulden
Voorlopige resultatenrekening 2006 (*1.000 euro) Netto-omzet Kostprijs van de omzet Bruto-omzetresultaat Verkoopkosten Algemene beheerskosten Netto-omzetresultaat Rentelasten en soortgelijke kosten Buitengewone baten / lasten Winst / Verlies (Resultaat)
98
De jaarrekening is opgemaakt met als waarderingsgrondslag de verkrijgingsprijs voor Materiële vaste activa en Voorraden, met uitzondering van Bedrijfspanden, die gewaardeerd worden volgens actuele waarde en ieder jaar op 31 december worden getaxeerd en zonodig geherwaardeerd. De voorlopige jaarrekening dient verder gecompleteerd te worden. Daarbij dient o.a. met de volgende feiten rekening te worden gehouden. Geef gemotiveerd aan of, en zo ja welke, mutaties ontstaan op de onderscheiden posten in de voorlopige balans resp. de voorlopige resultatenrekening, op grond van onderstaande gegevens. (Toetsvragen beroepsopleiding 12 april 2002, opgave 3, bewerkt) 1.
Bij inventarisatie blijkt de verkrijgingsprijs van de voorraden grondstoffen € 20.000 hoger dan de boekwaarde. Het blijkt dat het grondstoffenverbruik efficiënter is geweest dan gecalculeerd.
2.
Een garantievoorziening voor goederen die 3 jaar geleden verkocht zijn, vertoont een saldo van € 30.000. De termijn voor het indienen van claims is per 30 november 2006 verstreken.
3.
De bouwafdeling waardeert langlopende projecten (met een duur van meer dan 1 jaar) volgens de “Percentage of completion” methode. Het thans langlopende project is volgens het contract aangevangen op 1 juli 2006 en zal volgens contract op 30 juni 2008 worden opgeleverd. De aanvang van de bouw is gepland op 1 maart 2007, de winst wordt geschat op € 20.000.
4.
De waardering van de bedrijfspanden per 31 december 2006 is € 50.000 hoger dan de op dat moment geldende boekwaarde. N.B. Van belastingen kan worden geabstraheerd.
5.
Er is geen rekening gehouden met het feit dat er een bedrag van € 20.000 aan verzekeringspremies in 2006 is betaald en onder kosten in de jaarrekening opgenomen, terwijl de nota betrekking heeft op 2007.
Antwoorden: 1. Balans: Voorraden ↑ 20.000, Onverdeelde winst ↑ 20.000. Resultatenrekening: Kostprijs van de omzet ↓ 20.000, Winst ↑ 20.000. 2. Balans: Voorziening ↓ 30.000, Onverdeelde winst ↑ 30.000; Resultatenrekening: Buitengewone baten ↑ 30.000, Winst ↑ 30.000. 3. Geen gevolgen, immers in 2006 geen prestatie geleverd. 4. Balans: Materiële vaste activa ↑ 50.000, Herwaarderingsreserve ↑ 50.000 Resultatenrekening: Geen mutatie, omdat de herwaarderingsreserve een wettelijke reserve is die bedrijfseconomisch niet is aan te merken als winst. 5. Balans: Vorderingen en overlopende activa ↑ 20.000, Onverdeelde winst ↑ 20.000. Resultatenrekening: Algemene beheerskosten ↑ 20.000, Winst ↓ 20.000.
99
13. Bestudeer hoofdstuk 3 + 4 Activa en Passiva Onderdeel a: 3.1.1 Immateriële vaste activa Onderdeel b: 4.2.1 Voorzieningen Onderdeel c: 3.1.2 Materiele vaste activa Onderdeel d: 3.2.1 Voorraden Onderdeel e: 4.2.1 Voorzieningen Oefening: Onderstaand treft u aan een bespreking bij enkele balansposten van het bedrijf Nasicornis B.V..De directie blijkt nogal wat vraagtekens te hebben bij de waardering van de diverse posten, mogelijk veroorzaakt doordat men onlangs een symposium over dit onderwerp heeft bijgewoond. De concept balans luidt als volgt: Voorlopige Balans per 31 december 2006 (*1.000 euro) Vaste activa Gebouw
Eigen vermogen €
90.000
Aandelenkapitaal
Machines
50.000
Reserves
50.000
Inventaris
60.000
Onverdeelde winst 2006
40.000
Vlottende activa Voorraad grondstoffen
40.000
Onderhanden werk
60.000
Vorderingen en overlopende activa
45.000
Effecten
15.000
€
70.000
Voorzieningen
5.000
Liquide middelen
Pensioenvoorziening
45.000
Langlopende schulden Hypotheeklening o/g
70.000
Kortlopende schulden Crediteuren
€
365.000
90.000 €
365.000
1. Goodwill De goodwill van Nasicornis B.V. is in de loop van het jaar met € 100.000 toegenomen. Dit is berekend op basis van de gestegen beurskoers van het aandelenkapitaal van Nasicornis BV. De directie overweegt een afschrijvingstermijn van 5 jaar te hanteren, indien het is toegestaan om deze goodwill op de balans tot uitdrukking te brengen. Mag dit, zo ja verwerk de mutatie in de conceptbalans.
100
2. Incourant De directie is van mening dat een gedeelte van de voorraad incourant is en wenst een ‘voorziening’ te treffen van € 5.000. Mag dit, zo ja verwerk de mutatie in de conceptbalans. 3. Machine De machine is op 3 januari 2006 aangeschaft voor € 50.000. De levensduur van de machine is berekend op 5 jaar en men calculeert zonder restwaarde. Verwerk deze mutatie op de balans. 4. Onderhanden werk Aan kosten voor een langlopend project is in de loop van het jaar € 60.000 gemaakt. De totale kosten van het project zijn begroot op € 120.000 en de winst is begroot op € 20.000. De gemaakte kosten zijn geheel conform de begroting. Nu het werk voor de helft is gerealiseerd wil de directie het onderhanden werk incl. winstopslag waarderen. Mag dit, zo ja verwerk de mutatie in de conceptbalans. 5. Schadeclaim: Op een product dat men in 2006 met garantie heeft verkocht, heeft een afnemer een claim in 2006 ingediend i.v.m. een noodzakelijk geachte reparatie. De reparatienota, door derden uitgevoerd, blijkt € 15.000 te bedragen. De directie denkt dat Nasicornis BV hiervan € 10.000 zal moeten vergoeden aan de afnemer in 2007. Verwerk alleen de mutaties op de balans. Mutaties in concept balans per 31 december 2006 (*1.000 euro) Vaste activa
Eigen vermogen
Vlottende activa
Voorzieningen
Langlopende schulden Kortlopende schulden
(Toetsvragen beroepsopleiding 14 november 1997, opgave 3, bewerkt)
101
Antwoorden: 1. 2. 3. 4.
Goodwill: alleen gekochte goodwill mag worden geactiveerd. Incourant: voorziening incourant dient in mindering te worden gebracht op het actief. Machine: Waardering tegen aanschaffingsprijs onder aftrek van afschrijvingen. Onderhanden werk: Onderhanden werk kan worden gewaardeerd inclusief winstopslag percentage of completion -methode. 5. Schadeclaim: Voorzieningen dienen te worden getroffen voor specifieke risico's en verplichtingen die op de balansdatum onderkend worden.
14. Bestudeer hoofdstuk 3 + 4
Activa en Passiva
Oefening: In het kader van een procedure krijgt u de volgende balans onder ogen: Balans N.V. De Gesloten Beurs per 31 december 200X (bedragen in euro) VASTE ACTIVA Ontwikkelingskosten Goodwill Kantoorpand Transportmiddelen
EIGEN VERMOGEN 50.000 100.000 400.000 100.000
VLOTTENDE ACTIVA Voorraden: Partij dameskleding
300.000
Vorderingen: Onderhanden werk
150.000 1.100.000
Geplaatst kapitaal Overige reserves (vrije winstreserves) VOORZIENINGEN Voorziening pensioenen Voorziening algemene economische ontwikkelingen Voorziening incourante voorraden LANGLOPENDE SCHULDEN Hypotheeklening KORTLOPENDE SCHULDEN Crediteuren Rekening-courant bank
120.000 280.000 100.000 100.000 50.000 200.000 150.000 100.000 1.100.000
Aanvullende gegevens: a. b. c. d.
De goodwill is berekend op basis van de gestegen beurskoers van het aandelenkapitaal van De Gesloten Beurs. Er wordt een afschrijvingstermijn van vijf jaar gehanteerd. Het kantoorpand is gewaardeerd tegen de historische kostprijs onder aftrek van afschrijvingen. Het onderhanden werk is gewaardeerd volgens de methode “Percentage of Completion’’. Het maatschappelijk aandelenkapitaal bedraagt € 4.000.000.
102
Gevraagd: Beschrijf gemotiveerd, met verwijzing naar de wettelijke bepaling, vijf fouten in deze balans. (Toetsvragen beroepsopleiding 31 oktober 2003, opgave 2)
Antwoorden: 1. Er zijn ontwikkelingskosten geactiveerd. Op basis van art. 2:365 lid 2 jo. 2:373 lid 4 moet er een wettelijke reserve worden aangehouden. In de balans staat geen wettelijke reserve. 2. Eigen goodwill mag niet geactiveerd worden. Art. 2:365 lid 1 of art. 2:385 lid 2. 3. Onderhanden Werk is geactiveerd onder de Vorderingen. Op basis van art. 2:369 sub b moet onderhanden werk worden gerubriceerd onder de Voorraden. 4. Het geplaatst kapitaal is 120.000. Op basis van art. 2:67 lid 4 moet dit minimaal 20% van 4.000.000 = 800.000 zijn. Boek blz. 78. Ook goed art. 2:178 lid 4. 5. Er is een voorziening voor algemene economische ontwikkelingen opgenomen. Het is niet toegestaan een dergelijke voorziening te vormen. De mogelijke voorzieningen staan beschreven in art. 2:374 lid 1. 6. Waardevermindering van een actief wordt niet door vorming van een voorziening tot uitdrukking gebracht. Artikel 2:374 lid 2. De post voorraad aan de actiefkant op de balans dient te worden afgewaardeerd. 7. Geen vergelijkende cijfers, art. 2:363 lid 2. 8. Er is geen splitsing als bedoeld in art. 2:364 lid 2 aangebracht.
103
12. Bestudeer hoofdstuk 5
Resultatenrekening + Kasstroomoverzicht + Ratio-overzicht
Oefening: Uw cliënt heeft u benaderd in verband met achterstallige betalingen ten bedrage van € 80.000 van zijn afnemer BV Flessen. Uit de financiële bescheiden van de BV Flessen blijkt dat Flessen over 2006 een bedrag van € 250.000 voor Inkopen op rekening heeft gemaakt. De inkopen van BV Flessen vinden evenredig gespreid over het jaar plaats. BV Flessen heeft een crediteurensaldo uitstaan op 31.12.06 van € 100.000. De hoogte van dit saldo is indicatief voor het crediteurensaldo gedurende het hele jaar 2006. De leveranciers van BV Flessen bieden allen een maximale betalingstermijn van 30 dagen. a.
Wat kunt u uit deze gegevens concluderen omtrent het betaalgedrag van BV Flessen over 2006?
BV Flessen stelt in haar verweer, dat zij momenteel niet kan betalen, omdat zij een kortlopende schuld heeft moeten aflossen aan de bank en daarom krap bij kas zit. In de Winst- en verliesrekening over 2006 rapporteert BV Flessen een winst te hebben behaald van € 400.000, terwijl de post liquide middelen op de balans ultimo 2006 op € 1.000 stond.Uw cliënt stelt dat als BV Flessen een winst van € 400.000 heeft behaald over 2006, zij ook in staat moet zijn de rekening van € 80.000 te betalen. b.
Is deze bewering van uw cliënt onder alle omstandigheden terecht? antwoord toe.
Licht uw
(Toetsvragen beroepsopleiding 10 november 2000, opgave 1, bewerkt)
Antwoorden: a. We berekenen het kengetal Crediteurendagen = (Crediteuren / Inkopen op rekening) * 365 dagen = [100.000 / 250.000] * 365 dagen = 146 dagen (ongeveer 5 maanden). Gelet op de betalingstermijn van 1 maand verleend door de leveranciers is dit een aanzienlijke overschrijding van de betalingsverplichtingen van BV Flessen. b. Deze bewering is niet terecht. Kasmiddelen hebben te maken met de ontvangsten en uitgaven, terwijl de winst te maken heeft met de baten en de lasten. B.V. Flessen zou veel baten kunnen hebben met weinig inkomsten, en veel lasten met hoge uitgaven kunnen hebben, zodat de winst hoog is en de kasmiddelen zeer gering. Men zou hiervoor het kasstroomoverzicht en de Winst- en verliesrekening naast elkaar moeten leggen.
104
Oefening: Mr. P. de Graaf is op 31 december 2006 benoemd als bewindvoerder bij de besloten vennootschap Kip & Co in het kader van een voorlopig verleende surseance van betaling. De vennootschap heeft ten doel de groothandel in kipproducten. Uit de winst- en verliesrekening over 2006 blijkt dat de onderneming van de vennootschap grote verliezen heeft geleden. De directie van BV Kip & Co heeft meegedeeld dat de verliezen in het afgelopen jaar zijn ontstaan tengevolge van het feit dat een belangrijke werknemer ziek is geweest. Nu de werknemer is hersteld meent de directie dat de resultaten van de onderneming met onmiddellijke ingang zullen verbeteren. Op die grond is door de Rechtbank besloten de onderneming van de vennootschap voor de periode van één maand voort te zetten. Over de maand januari 2007 ontvangt de bewindvoerder de volgende winst- en verliesrekening (in euro): Omzet Inkoopwaarde omzet Bruto-winst
110.000 45.000
Kosten: Personeelskosten Huisvestingskosten Bedrijfskosten Verkoopkosten Autokosten Afschrijvingen
65.000 24.000 18.000 12.200 600 5.500 10.000 70.300
Bedrijfsresultaat Rentekosten Vennootschapsbelasting Nettowinst
(5.300) 100 0 (5.400)
De bewindvoerder moet beslissen of hij de rechtbank zal verzoeken om intrekking van de voorlopig verleende surseance van betaling onder gelijktijdige faillietverklaring. Hiertoe wil de bewindvoerder de cashflow beoordelen. a.
Bereken de Cashflow.
b.
Wat is het belang van de Cashflow en beoordeel de Cashflow in het licht van de vraag of op dit moment een faillissement moet worden aangevraagd.
(Toetsvragen beroepsopleiding 11 november 2005, opgave 4, bewerkt)
105
Antwoorden: a.
Een grove indicatie van de cashflow is nettowinst + afschrijvingen. In dit geval dus -/- 5.400 + 10.000 = + 4.600.
b.
Een positieve cashflow geeft de ingaande geldstroom weer die de onderneming niet onmiddellijk weer verlaat. De cashflow geeft daarmee een indicatie van het bedrag dat aan kasmiddelen gegenereerd wordt (en dus in principe beschikbaar is voor de aflossing van vreemd vermogen (o.a. betaling van crediteuren), het doen van nieuwe investeringen of eventueel aan de aandeelhouders ten goede kan komen). In dit geval komt er, ondanks het verlies, extra geld beschikbaar voor het betalen van de schuldeisers en lijkt een faillietverklaring niet noodzakelijk. Ook goed is: vergelijkbaar verhaal.
15. Bestudeer hoofdstuk 6
Financiële analyse
Oefening: Een cliënt van u, schuldeiser van B.V. Perslucht, komt begin 2007 bij u, als advocaat, langs met de mededeling dat B.V. Perslucht de toegestane betalingstermijn van een uitstaande rekening ad € 200.000.- al een half jaar heeft overschreden en overhandigt u bovenstaande balans van B.V. Perslucht. B.V. Perslucht geeft na diverse aanmaningen te hebben ontvangen als reden voor deze wanbetaling aan liquiditeitsmoeilijkheden te hebben en vraagt uw cliënt nog even geduld uit te oefenen. B.V. Perslucht hanteert voor zijn eigen afnemers een uiterst toegestane betalingstermijn van 2 maanden. De onderstaande balans van de industriële onderneming B.V. Perslucht, die duikflessen produceert voor duikscholen wordt aan u overhandigd. Balans B.V. Perslucht ultimo 2006 (bedragen x 1 miljoen euro) Materiële vaste activa Vlottende activa Voorraden duikflessen Debiteuren Liquide middelen a.
40 6 10 14 70
Eigen Vermogen Vreemd Vermogen Langlopende schulden Bank Crediteuren
30 20 15 5 70
Welke financiële kengetallen zou u gebruiken om de door B.V. Perslucht aan uw cliënt gegeven motivering te toetsen. Welke conclusie kunt u trekken op basis van deze kengetallen en de balansinformatie van B.V. Perslucht omtrent de liquiditeit van B.V. Perslucht? Is de door B.V. Perslucht aan uw cliënt gegeven reden terecht?
106
De omzet van B.V. Perslucht over 2006 bedroeg volgens de resultatenrekening 30 miljoen euro. Verder is gegeven dat het gemiddelde debiteurenbedrag over 2006 10 miljoen bedroeg. Van B.T.W. mag in deze opgave worden afgezien. b.
Welk financieel kengetal geeft een aanwijzing over het betaalgedrag van de afnemers van B.V. Perslucht en wat blijkt op grond van dit kengetal over het betaalgedrag van de debiteuren van B.V. Perslucht?
(Toetsvragen beroepsopleiding 9 april 1999, opgave 1, bewerkt)
Antwoorden a.
b.
Het meest geschikte kengetal om de liquiditeitspositie van Perslucht te meten is de current-ratio of de quick-ratio. C.R. voor Perslucht = kortlopende activa / kortlopende passiva = € 30 mln. / € 20 mln. = 1,5 en dus voldoende om de kortlopende verplichtingen te voldoen. De Quick-ratio = [vlottende activa - voorraden] / vlottende passiva = [€ 30 mln. -/- € 6 mln.] / € 20 mln. = 1,2 en ruim boven 1. Aangezien beide kengetallen boven de één liggen lijkt het argument van Perslucht niet steekhoudend. Het financiële kengetal welk het meest in aanmerking komt is het gemiddelde debiteurendagen, welke gedefinieerd is als het gemiddelde debiteurenbedrag / omzet / 365 dagen. Ingevuld levert dit [€ 30 mln. / € 10 mln.] * 1/365 dagen = 121 debiteurendagen. (≈ 4 maanden). Aangezien de door Perslucht verleende krediettermijn 2 maanden is, kan geconcludeerd worden dat de debiteuren van Perslucht gemiddeld 2 maanden te laat betalen en er waarschijnlijk iets schort aan de debiteurenadministratie of het incassobeleid van Perslucht.
Oefening: De handelsonderneming Euro B.V. wil in het kader van een uitbreiding van de internationale activiteiten zich als een solide bedrijf presenteren. De directie hecht er aan met name het "werkkapitaal" te laten toenemen en heeft hiertoe een drietal scenario's voor ogen. a. Geef gemotiveerd aan of de hieronder weergegeven acties tot de gewenste toename van het werkkapitaal zullen leiden. 1) Het nemen van maatregelen om te komen tot een versnelde incasso van uitstaande debiteuren. 2) Het verruimen en benutten van de rekening-courant faciliteit bij de huisbankier. 3) Het verkopen van buiten gebruik gestelde materiële vaste activa tegen de boekwaarde. b. De directeur van dezelfde handelsonderneming wil ten opzichte van zijn aandeelhouders ook gunstige ratio's laten zien. Hij heeft zich ten doel gesteld de solvabiliteitsratio van zijn onderneming ten minste gelijk te laten zijn aan dat van zijn grootste concurrent. Door welke omstandigheden wordt de vergelijkbaarheid van de ratio’s beïnvloed? (Toetsvragen beroepsopleiding 13 november 1998, opgave 3, bewerkt)
107
Antwoorden: a1. a2. a3. b.
Geen positieve bijdrage. Het versneld incasseren leidt tot een verschuiving binnen de post vlottende activa en beïnvloedt het werkkapitaal niet. Geen positieve bijdrage. Opnemen van een hogere rekening courant leidt tot hogere liquide middelen waartegenover een hogere korte-termijn schuld aan de Bank staat. In de formule van het werkkapitaal is dit neutraal. Positieve bijdrage. Materiële vaste activa daalt terwijl de liquide middelen of de vorderingen toenemen. Dus een verhoging van de vlottende activa tegen een daling van de materiële vaste activa. Bedrijven zijn niet zomaar vergelijkbaar; verschillen kunnen met name optreden door hantering van verschillende waarderingsgrondslagen en subjectieve schattingen. Eveneens kan er sprake zijn van onvergelijkbaarheid door produktsamenstelling, seizoensinvloeden e.d.
Oefening De directie van een naamloze vennootschap wil om de kansen op samenwerking met een gerenommeerd bedrijf te vergroten een verbetering van zowel de solvabiliteit als het werkkapitaal. Door de administrateur wordt een aantal mogelijkheden voorgelegd aan de directie, te weten: a. emissie van aandelen; b. het verwerken van een reeds eerder opgetreden waardestijging van de bedrijfsgebouwen op de balans via herwaardering; c. aantrekken van een langlopende lening; d. versneld innen van debiteuren vorderingen. (N.B. de solvabiliteit wordt beoordeeld aan de hand van de 'owned capital index' (eigen vermogen / totaalvermogen x 100%) of de 'leverage ratio' (eigen vermogen / vreemd vermogen x 100%)) Geef bij elk van deze 4 mogelijkheden aan, welk effect zij hebben op enerzijds de solvabiliteit en anderzijds het werkkapitaal van deze onderneming. (Toetsvragen beroepsopleiding 1 november 1996, opgave 1, bewerkt)
Antwoorden: a. b.
Een aandelenemissie vergroot het eigen vermogen, terwijl ook de liquide middelen zullen toenemen. De solvabiliteit zal stijgen door het grotere eigen vermogen, terwijl ook het werkkapitaal toeneemt door de liquide middelen. Er is sprake van een waardestijging van de gebouwen die in de balans op de herwaarderingsreserve wordt verwerkt. Door verwerking van de waardestijging van de gebouwen op de herwaarderingsreserve neemt het eigen vermogen toe. De solvabiliteit verbetert, omdat het eigen vermogen toeneemt, terwijl het vreemd vermogen gelijk blijft. De herwaardering heeft geen invloed op het werkkapitaal. Immers de vaste activa stijgen met hetzelfde bedrag als het eigen vermogen.
108
c.
d.
Het aantrekken van een langlopende lening zal de liquide middelen verhogen, terwijl de langlopende schuld (vreemd vermogen) toenemen. De solvabiliteit wordt hierdoor negatief beïnvloed, terwijl het werkkapitaal door de toegenomen liquide middelen positief wordt beïnvloed. Het versneld innen van debiteuren leidt tot een verschuiving binnen de vlottende activa: substitutie van debiteuren voor liquide middelen. Geen wijziging in de solvabiliteit, noch in het werkkapitaal.
Oefening: De heer Jansen is directeur en enig aandeelhouder van B.V. De Toekomst, een handelsbedrijf gespecialiseerd in tuinmeubelen. Jansen is voornemens zijn bedrijf te verkopen en wil graag de “quick ratio” en de ”Owned capital index” (OCI) verbeteren om een hogere verkoopprijs te kunnen bedingen. Geef beargumenteerd aan welke invloed zijn voorgenomen acties in deze hebben op resp. de “quick ratio” en de “Owned capital index”. a.
De aflossing van een langlopende lening door het opnemen van een kortlopend krediet.
b.
Het verkopen van de bedrijfsauto’s (vaste activa) tegen de boekwaarde. De kortlopende rekening-courantschuld neemt dan met dit bedrag af.
c.
Emissie van aandelen. De ontvangen geldmiddelen worden gebruikt om de kortlopende rekening-courantschuld gedeeltelijk af te lossen.
d.
Opwaarderen d.m.v. herwaardering van het bedrijfspand.
(Toetsvragen beroepsopleiding 11 november 2002 opgave 4)
Antwoorden: a. Verslechtering van Quick Ratio, (QR) omdat vlottende activa (VA) gelijk blijven. De voorraden blijven gelijk en de Kortlopende schuld, (KS), stijgt. Geen invloed op OCI: eigen vermogen blijft gelijk en het totaalvermogen ook omdat er enkel verschuiving plaats vindt binnen het vreemd vermogen. b. Verbetering van de QR omdat de schuld afneemt en de VA en Voorraden constant blijven. Verbetering van de OCI omdat het totaal vermogen daalt en het eigen vermogen gelijk blijft. c. Verbetering QR, zie B. Eigen vermogen stijgt, totaal vermogen blijft gelijk; er is immers verschuiving van kortlopende schuld naar eigen vermogen. Verhoudingsgetal OCI stijgt, verbetert. d. QR geen invloed. Er is enkel sprake van toename Materiele vaste activa en Eigen vermogen. Deze posten hebben geen invloed op de formule. OCI: verhoging eigen vermogen en verhoging van totaal vermogen met zelfde bedrag. OCI zal dus stijgen, verbeteren.
109
16. Bestudeer hoofdstuk 7.2.3
Waardebepaling Liquidatiewaarde
U krijgt als curator in een faillissementszaak onderstaande balans en resultatenrekening 2006 in handen van een handelsonderneming. Balans per 31 december 2006 10.000
Eigen vermogen:
Inventaris
20.000
- Kapitaal
Verbouwing
20.000
- Verlies t/m ‘06
(100.000)
Voorraden
50.000
Crediteuren
105.000
Debiteuren
40.000
Rabobank
Auto
€
€
140.000
€
100.000
35.000 €
140.000
€
150.000
Resultatenrekening over 2006 Kostprijs omzet Kosten incl. afschrijvingen
€
100.000 80.000
€
Netto-omzet Verlies
180.000
30.000 €
180.000
Een nader onderzoek inzake de waardebepaling van de activa levert u nog de volgende extra gegevens op: de directe opbrengstwaarde van de auto bedraagt € 5.000; de inventaris betreft kantoorinrichting. De verwachting is dat de boekwaarde gelijk is aan de directe opbrengstwaarde; de verbouwing betreft verbouwingskosten aan het huurpand; de directe opbrengstwaarde van de voorraden is € 40.000; de Rabobank heeft ter zekerstelling stil pandrecht van de vorderingen, die als volwaardig kunnen worden gekwalificeerd; geen extra kosten als gevolg van de faillissementsprocedure. Bereken het percentage van de nominale waarde van hun vorderingen, dat de crediteuren naar verwachting uitgekeerd zullen krijgen. (Toetsvragen beroepsopleiding 17 september 1993, opgave 5, bewerkt)
110
Antwoorden: Aangezien de vorderingen van de Rabobank voorgaan, komen de crediteuren op de tweede plaats bij uitkering. Voor uitkering zullen alle activa geliquideerd moeten worden, zodat de liquidatiewaarde (directe opbrengstwaarde) als waarderingsgrondslag moet worden gehanteerd (bedragen in euro): Auto Inventaris Verbouwing Voorraden Debiteuren
Boekwaarde 10.000 20.000 20.000 50.000 40.000
Directe opbrengst waarde 5.000 20.000 0 40.000 5.000*
* € 5.000, omdat van de € 40.000 volwaardige debiteuren er € 35.000 als zekerheid bij de Rabobank liggen. De directe opbrengstwaarde van de activa voor uitkering aan de crediteuren bedraagt € 70.000. In % is dit 70.000/105.000 x 100% = 66,67 % ofwel de crediteuren kunnen verwachten 2/3 van hun vorderingen uitgekeerd te krijgen.
17. Bestudeer hoofdstuk 7.2.2 + 7.3
Waardebepaling Intrinsieke waarde en Rentabiliteitswaarde
Oefening a.
b.
Welke van de onderstaande elementen is het meest maatgevend bij de bepaling van de waarden van een onderneming (onder de conditie van continuïteit)? Licht uw keuze toe: 1. De verhouding eigen vermogen / vreemd vermogen; 2. De liquiditeitspositie van een onderneming; 3. De financiële toekomstverwachting van de onderneming; 4. De nominale waarde van de uitstaande aandelen van een onderneming; 5. Het aantal keren dat de onderneming surseance van betaling heeft aangevraagd in het verleden. Op welke wijze wordt de economisch waarde van de geplaatste aandelen bepaald? Licht uw antwoord beknopt toe.
(Toetsvragen beroepsopleiding 18 september 1992, opgave 4)
Antwoorden: a.
Het meest bepalend is element 3. Al heeft een onderneming een financieel slechte periode achter de rug maar de toekomstperspectieven zijn goed (bijvoorbeeld na een reorganisatie) dan zal de waarde van de onderneming er gunstig uitzien; zeker als de marktwaarde bepaald wordt op basis van de netto contante waarde methode.
111
b.
De economische waarde van de geplaatste aandelen (en daarmee van een onderneming) wordt bepaald door het contant maken van de verwachte toekomstige kasstromen van de onderneming. Bij deze methode maakt men een schatting van alle inkomende en uitgaande kasstromen van de onderneming die het aandeel heeft geëmitteerd, over een vastgestelde periode, die vervolgens met behulp van een discontofactor wordt omgerekend tot een netto contante waarde.
Oefening: Gegeven de onderstaande waardebegrippen: - Boekwaarde; - Intrinsieke waarde; - Liquidatiewaarde; - Rentabiliteitswaarde; - Rendementswaarde; - Beurswaarde. Geef bij onderstaande drie situaties van een onderneming aan welk waardebegrip (of combinatie van waardebegrippen) het meest voor de hand ligt om te hanteren: a. b. c.
Waardebepaling bij een faillissement. Waardebepaling van een pakket aandelen van een beursgenoteerde vennootschap. Waardebepaling bij de overname van activa en passiva van een onderneming
(Toetsvragen beroepsopleiding 11 november 1994, opgave 2, bewerkt)
Antwoorden a. b. c.
Liquidatiewaarde Beurswaarde Intrinsieke waarde / Rentabiliteitswaarde
Oefening: Voor de waardering van een onderneming zijn verschillende methoden in gebruik. Hiertoe behoren de 'Intrinsieke Waarde', de 'Rentabiliteitswaarde' de 'Boekwaarde' en de 'Beurswaarde'. Een verschil tussen deze vier waarderingsmethoden ligt in het feit dat een aantal uitsluitend naar de huidige vermogenspositie van de over te nemen onderneming kijkt, terwijl de overige ook de winstverwachtingen van de onderneming in hun waardering betrekken. a.
Welke onder hen kijkt/kijken uitsluitend naar de vermogenspositie? Gegeven is het balanstotaal van een B.V. van € 900.000 en een totaal aan Vreemd Vermogen van € 500.000. De B.V. hanteert de historische kostprijs als waarderingsgrondslag voor de actiefposten. Een potentiële koper is bereid de aandelen van deze onderneming te kopen voor de Intrinsieke Waarde. Nadat alle actiefposten op
112
b.
c.
de balans zijn onderzocht op hun actuele waarde blijken twee posten te moeten worden geherwaardeerd. De bestaande voorraden worden tegen actuele waarde € 10.000 lager gewaardeerd, terwijl daarenboven nog eens € 20.000 als onverkoopbaar (= opbrengst bij verkoop: nihil) moet worden beschouwd. Het winkelpand, dat is opgenomen onder de post ‘Materiële vaste activa’ is door een taxateur € 80.000 hoger geschat dan de boekwaarde. Er dient te worden afgezien van het effect van belastingen. Hoeveel zal de potentiële koper bereid zijn te betalen op grond van zijn waardering volgens de Intrinsieke Waarde? Twee gegadigden, A en B, dingen mee naar de koop van de aandelen van B.V. Uitverkoop. Beiden hanteren als waarderingsmethode de rentabiliteitswaarde en beschikken over dezelfde financiële gegevens van de B.V. Uitverkoop, doch B hanteert een hogere risicopremie (opslag voor hun inschatting van de gewenste rentabiliteit) dan A bij het contant maken van de genormaliseerde winsten. Het bod dat ze uitbrengen is gelijk aan de rentabiliteitswaarde. Welk van beiden zal het hoogste bod uitbrengen op het aandelenpakket van B.V. Uitverkoop? Geef een toelichting!!
(Toetsvragen beroepsopleiding 11 april 1997, opgave 1, bewerkt)
Antwoorden: a.
b.
c.
De Boekwaarde en de Intrinsieke Waarde kijken alleen naar de huidige vermogenspositie van de over te nemen onderneming, terwijl de Rentabiliteitswaarde en de Beurswaarde rekening houden met de toekomstige winstverwachtingen van de onderneming. Het Eigen Vermogen bedraagt balanstotaal - vreemd vermogen = € 900.000 -/- € 500.000 = € 400.000. Herwaardering van de post ‘Voorraden’ verlaagt het Eigen Vermogen met € 30.000, terwijl het Eigen Vermogen door de hogere taxatie van het winkelpand met € 80.000 stijgt. Per saldo stijgt het Eigen Vermogen met € 50.000. De potentiële koper zal bereid zijn € 400.000 + € 50.000 = € 450.000 te betalen voor de over te nemen onderneming. De hogere risicopremie van B betekent dat B een hogere rendementseis heeft dan A. De contante waarde van de genormaliseerde winsten zal daarom lager uitvallen voor B. Dus A brengt het hoogste bod uit!
113
Oefening: De enige eigenaar en aandeelhouder van de B.V. Rechtswinkel overweegt zijn bedrijf te verkopen. De balans ultimo 2006, met als waarderingsgrondslag de historische kostprijs, ziet er als volgt uit: Balans per 31 december 2006 Materiële vaste activa: Kantoorpand
Eigen vermogen €
Kantoorinventaris
€
200.000
400.000 40.000
Langlopende Schulden
240.000
10.000
Kortlopende schulden
10.000
Vlottende activa Liquide middelen €
450.000
€
450.000
Een potentiële koper blijkt interesse te hebben in overname en wil het bedrijf kopen voor een prijs die gelijk is aan de Intrinsieke Waarde van het bedrijf. Bij analyse van de verschillende balansposten blijkt dat de waarde van het kantoorpand, bepaald door een extern taxateur, € 600.000 is en de handelswaarde van de verouderde kantoorinventaris op € 20.000 moet worden bepaald. Het geplaatst aandelenkapitaal van de B.V. bestaat uit 2.000 aandelen. N.B. Er mag worden afgezien van de effecten van vennootschapsbelasting. a.
Tegen welke prijs per aandeel zal de potentiële koper het bedrijf overnemen?
Een andere koper hanteert als richtlijn voor de overnameprijs de ‘rentabiliteitswaarde’ op basis van de genormaliseerde winst over de afgelopen 3 jaren. Hij heeft daarom de genormaliseerde jaarwinst van de B.V. Rechtswinkel over de jaren 2004, 2005 en 2006 afgeleid op resp. € 50.000, € 60.000 en € 70.000. De koper gebruikt bij de berekening van de rentabiliteitswaarde een intrest-percentage van 5% en een risico-opslag van 3%. b.
Welke prijs is deze tweede koper bereid te betalen per aandeel van de B.V. Rechtswinkel?
(Toetsvragen beroepsopleiding 14 november 1997, opgave 1, bewerkt)
Antwoorden: a. Eerst moet het Eigen Vermogen op actuele waarde worden gewaardeerd: De verhoging van de waarde van het kantoorpand leidt tot een toename van het Eigen Vermogen met € 200.000. De verlaging van de kantoorinventaris vermindert het Eigen Vermogen met € 20.000. De waarde van het Eigen Vermogen wordt daarmee € 200.000 + € 200.000 -/€ 20.000 = € 380.000. Aangezien er 2.000 aandelen uitstaan zal de potentiële koper € 380.000 / 2.000 = € 190 per aandeel betalen.
114
b. De gemiddelde genormaliseerde jaarwinst over de jaren 2004-2006 bedraagt [€ 50.000 + € 60.000 + € 70.000] / 3 = € 60.000. Bij een rendementseis van 5% interest + 3% risicoopslag = 8% komt dit neer op een rentabiliteitswaarde van € 60.000 / 0,08 = € 750.000. Bij 2.000 aandelen komt dit neer op € 750.000 / 2.000 = € 375 per aandeel.
18. Bestudeer hoofdstuk 2.6 + 3.1.3 + 8.2
Concernrelaties
Oefening: Puntkomma BV heeft 18% van de aandelen van Besloten Vennootschap A verworven en beoogt hiermee door een duurzaam samenwerkingsverband de levering (door A) van bepaalde grondstoffen, die Puntkomma BV gebruikt, te waarborgen. Van Besloten Vennootschap B blijkt Puntkomma BV 25% van de aandelen te bezitten. De verwerving van dit aandelenpakket was bedoeld om voor een korte termijn de beschikbare liquide middelen te beleggen. Met Besloten Vennootschap C werkt Puntkomma BV geruime tijd samen. Inmiddels bezit men 55% van de aandelen van C en Puntkomma oefent overwegende zeggenschap in de besluitvorming uit. a.
Op welke wijze zullen de 3 kapitaalbelangen op de enkelvoudige balans van Puntkomma BV worden opgenomen?
b.
Indien Puntkomma BV haar balans gaat consolideren, op welke wijze zullen de drie genoemde kapitaalbelangen dan op de geconsolideerde balans van Puntkomma BV worden verwerkt?
(Toetsvragen beroepsopleiding 6 april 2001, opgave 3)
Antwoorden a. Onderneming A wordt weergegeven onder de post Financiële Vaste Activa, omdat een duurzame samenwerking wordt beoogd, hoewel het formele criterium van 20% van de aandelen nog niet is bereikt. Onderneming B wordt weergegeven onder de post Effecten. Weliswaar is de formele grens van 20% overschreden, maar de doelstelling wijst niet op een duurzame samenwerking, aangezien het om kortlopende belegging van liquide middelen betreft. Onderneming C is een groepsmaatschappij, omdat men overwegende zeggenschap uitoefent. Dit wordt in de enkelvoudige balans onder de post Financiële Vaste Activa verwerkt. b.
De verwerking van de kapitaalbelangen in onderneming A en B zijn dezelfde als bij de enkelvoudige balans. Alleen de activa en passiva van de balans van onderneming C worden geconsolideerd met de activa en passiva van Puntkomma BV. De waarde van Deelneming C wordt vervangen door de specifieke waarden van de activa en passiva van onderneming C en bij die van Puntkomma opgeteld (geconsolideerd).
115
Oefening: Moedermaatschappij A bezit één dochtermaatschappij/deelneming B. De dochter wordt gewaardeerd tegen netto-vermogenswaarde. Complementeer de balans van de moeder met de ontbrekende posten en getallen en stel de geconsolideerde balans op. Vennootschappelijke balans moedermaatschappij A: Gebouw
305.000 Eigen Vermogen Hypothecaire lening
Bank
Crediteuren
400.000 250.000
20.000
Balans dochtermaatschappij/deelneming B: Machines
190.000 Eigen Vermogen
200.000
Voorraad
80.000
Schuld aan A
50.000
Bank
10.000
Crediteuren
30.000
280.000 Geconsolideerde balans
(Toetsvragen beroepsopleiding 12 november 2004, opgave 4)
116
280.000
Antwoorden: Vennootschappelijke balans moedermaatschappij A: Gebouw
305.000 Eigen Vermogen
400.000
Deelneming
200.000 Hypothecaire lening
250.000
Vordering op B Bank
50.000 115.000 Crediteuren 670.000
20.000 670.000
Balans dochtermaatschappij B Machines
190.000 Eigen Vermogen
200.000
Voorraad
80.000
Schuld aan A
50.000
Bank
10.000
Crediteuren
30.000
280.000
280.000
Geconsolideerde balans Gebouw
305.000 Eigen Vermogen
400.000
Machines
190.000 Hypothecaire lening
250.000
Voorraad Bank
80.000 125.000 Crediteuren 700.000
117
50.000 700.000
Oefening: Van cliënt A, houder van alle aandelen Personal Holding B.V., krijgt u het volgende schematische overzicht: A
100% Personal Holding B.V.
40% Projectontwikkeling B.V.
100%
80%
Makelaardij B.V.
Woningbouw B.V. beherend vennoot
15% Prefab B.V.
Paradijs C.V.
De vermelde percentages geven de kapitaaldeelnames weer; deze weerspiegelen de zeggenschapsverhoudingen. a. b.
Geef gemotiveerd aan of Projectontwikkeling B.V. een dochtermaatschappij van Personal Holding B.V. is. Geef gemotiveerd aan of er sprake is van een deelneming in de relatie Woningbouw B.V. en Paradijs C.V.
Begin 2007 heeft Personal Holding B.V. 100% van de aandelen van Tunnelbouw B.V. gekocht voor € 800.000. Tunnelbouw B.V. is nog niet in voorgaand schema opgenomen. De balans van Tunnelbouw B.V. luidt als volgt: Balans Tunnelbouw B.V. op overnamedatum (bedragen in euro) Gebouw
500.000
Geplaatst kapitaal 100.000
Voorraden
300.000
Reserves
200.000
Vorderingen
100.000
Schulden
600.000
900.000
900.000
118
Aanvullende gegevens: 1. De actuele waarde van het gebouw is getaxeerd op € 800.000. 2. Personal Holding B.V. hanteert als waarderingsgrondslag voor gebouwen de actuele waarde. N.B. Van de effecten van belastingen dient te worden afgezien! Na de overname waardeert Personal Holding B.V. haar deelneming Tunnelbouw B.V. op haar (enkelvoudige) balans tegen de intrinsieke waarde, zijnde de waarde van de bezittingen minus de schulden en voorzieningen van Tunnelbouw B.V., gewaardeerd tegen de actuele waarde en gebaseerd op de waarderingsgrondslagen van Personal Holding B.V. c.
Bereken het bedrag waartegen Personal Holding B.V. haar verworven belang in Tunnelbouw B.V. opneemt op haar (enkelvoudige) balans.
d.
Bereken de betaalde goodwill.
Tunnelbouw B.V. waardeerde haar onroerende zaken altijd tegen de verkrijgingsprijs. Na de overname door Personal Holding B.V. heeft Tunnelbouw B.V. haar waarderingsgrondslag voor onroerende zaken gewijzigd en worden deze tegen de actuele waarde gewaardeerd. e.
Welke invloed heeft het waarderen van het gebouw tegen de actuele waarde op de solvabiliteit van Tunnelbouw B.V.? Motiveer uw antwoord!
Medio 2007 raakt Tunnelbouw B.V. verwikkeld in een juridische strijd en wordt door de wederpartij de jaarrekening van Tunnelbouw B.V. over 2006 bij het Handelsregister opgevraagd. Bij het handelsregister is echter alleen een geconsolideerde jaarrekening van Personal Holding B.V. gedeponeerd. De jaarrekening over 2006 van Tunnelbouw B.V. is niet gedeponeerd. f.
Welke rechtsgeldige reden zou Tunnelbouw B.V. kunnen aanvoeren voor het niet deponeren van de jaarrekening over 2006.
(Toetsvragen beroepsopleiding 31 oktober 2003, opgave 4, bewerkt)
Antwoorden: a.
De criteria voor een dochtermaatschappij staan in artikel 2:24a BW. Personal Holding B.V. kan slechts 40% van de stemrechten in de algemene vergadering van Projectontwikkeling B.V. uitoefenen waardoor Projectontwikkeling B.V. geen dochtermaatschappij van Personal Holding B.V. is.
b.
In de relatie Woningbouw B.V. en Paradijs C.V. is Pardijs C.V. een deelneming van Woningbouw B.V. omdat Woningbouw B.V. als beherend vennoot volledig aansprakelijk is voor de schulden van Paradijs C.V. (art. 2:24c lid 2 sub a BW).
119
c.
d.
eigen vermogen herwaardering (actuele waarde) gebouw intrinsieke waarde Tunnelbouw B.V.
300.000 300.000 600.000
+
koopprijs intrinsieke waarde Tunnelbouw B.V. betaalde goodwill
800.000 600.000 200.000
-/-
e.
Verbetering van de solvabiliteit omdat het eigen vermogen stijgt bij een gelijkblijvend vreemd vermogen.
f.
Publicatie van de jaarstukken moet plaatsvinden binnen 8 dagen na de vaststelling van de jaarrekening (art. 2:394 lid 1 BW). Medio 2007 hoeft de jaarrekening over 2006 nog niet vastgesteld te zijn. De wettelijke termijn voor het vaststellen van de jaarrekening is vijf maanden na afloop van het boekjaar, maar deze termijn kan met zes maanden worden verlengd (art. 2:210 lid 1 BW). Tunnelbouw B.V. zou ook kunnen aanvoeren dat de Minister van Econo-mische Zaken aan Tunnelbouw B.V. ontheffing heeft verleend voor het deponeren van de jaar-rekening (art. 2:394 lid 5 BW). Ook goed art. 2:403 de garantieverklaring van de (verkopende) moeder.
120
Oefening: Hieronder zijn 3 balansen weergegeven per 31 december 2006. Het betreft de (vennootschappelijke) balans van een moedermaatschappij, de balans van een 100%dochtermaatschappij – tevens groepsmaatschappij – en de geconsolideerde balans van beiden. Balans A per 31 december 2006 Materiële Vaste Activa
€ 330.000 Eigen vermogen
Financiële Vaste Activa
€ 310.000
10.000 Voorzieningen
Vlottende Activa
165.000
290.000 Schulden € 630.000
155.000 € 107.500
Balans B per 31 december 2006 Materiële Vaste Activa
€
90.000 Eigen vermogen
€
95.000
Financiële Vaste Activa
10.000 Voorzieningen
15.000
Vlottende Activa
60.000 Schulden
50.000
€ 160.000
€ 160.000
Balans C per 31 december 2006 Materiële Vaste Activa Financiële Vaste Activa Vlottende Activa
€ 240.000 Eigen vermogen 95.000 Voorzieningen 250.000 Schulden € 585.000
€ 310.000 150.000 125.000 € 585.000
a.
Geef aan welke van de weergegeven balansen van de dochtermaatschappij is, welke van de moedermaatschappij en welke de geconsolideerde balans.
b.
Welke is de meest kenmerkende post op de balans van de moedermaatschappij, die de relatie met de groepsmaatschappij aangeeft?
c.
Aan welke voorwaarde moet de balans van de dochter voldoen opdat de balansen van de moeder- en de groepsmaatschappij kunnen worden geconsolideerd?
(Toetsvragen beroepsopleiding 3 april 1998, opgave 4, bewerkt)
121
Antwoorden: a.
Balans A is de geconsolideerde balans. Balans B is de balans van de dochtermaatschappij. Balans C is de balans van de moedermaatschappij.
b.
De meest kenmerkende post op de balans van de moedermaatschappij die de relatie met de groepsmaatschappij weergeeft is de post “Financiële Vaste Activa” van ƒ 95.000.-, die gelijk is aan de post Eigen Vermogen van de dochter.
c.
De diverse balansposten dienen op dezelfde grondslag te zijn gewaardeerd.
Oefening: Deelneming D - waarbij door de verkrijgende vennootschap M. invloed van betekenis wordt uitgeoefend - wordt gewaardeerd tegen de netto-vermogenswaarde. a.
Wat is kenmerkend voor de waardering tegen de netto-vermogenswaarde?
b.
Voor de verwerving van deelneming D heeft M € 1.100.000 betaald, terwijl de nettovermogenswaarde € 1.000.000 bedraagt. Onder welke posten en voor welk bedrag op de balans van M wordt deze transactie geregistreerd?
(Toetsvragen beroepsopleiding 1 november 1996, opgave 3.1 en 3.2, bewerkt)
Antwoorden: a.
Bij de waardering tegen netto-vermogenswaarde worden de activa en passiva van de gekochte onderneming gewaardeerd overeenkomstig de waarderingsgrondslagen van de verwervende onderneming.
b.
Deelneming D € 1.000.000, Goodwill € 100.000. Alternatief: Goodwill direct afboeken ten laste van het Eigen Vermogen, of direct afboeken ten laste van het resultaat.
Oefening: In de vennootschappelijke balans van een belangrijke Nederlandse onderneming is de post 'Financiële Vaste Activa' opgenomen voor een bedrag van € 400 miljoen. In de geconsolideerde balans van datzelfde boekjaar is dezelfde post opgenomen voor een bedrag van € 540 miljoen. Door welke factor(en) kan het verschil in presentatie verklaard worden? (Toetsvragen beroepsopleiding 10 november 1995, opgave 3)
122
Antwoorden: In de geconsolideerde balans wordt de post 'Financiële Vaste Activa', zoals die voorkomt in de vennootschappelijke balans vervangen door de afzonderlijke activa en passiva van de belangen in deelnemingen (of dochtermaatschappijen). Wat onder die post overblijft in de geconsolideerde balans kan dan betrekking hebben op niet-geconsolideerde deelnemingen, zoals andere gerubriceerde posten die onder de groep 'Financiële Vaste Activa' vallen.
19. Bestudeer hoofdstuk 8.3 Fiscale Jaarrekening Oefening: Er wordt veelal een onderscheid gemaakt tussen de commerciële en de fiscale jaarrekening. Noem tenminste drie redenen voor een mogelijk verschil tussen het resultaat op de ene en op de andere jaarrekening. (Toetsvragen beroepsopleiding 21 september 1990, opgave 1)
Antwoorden: Redenen voor een verschil tussen het commercieel en het fiscaal resultaat zijn onder meer: het fiscaal niet toelaatbaar zijn van bepaalde bedrijfseconomisch aanvaardbare resultaatbepalingsgrondslagen; verschillen in moment van winstneming (realisatiemoment) verschillen bij het treffen van voorzieningen (zowel in aanleiding als bij bepaling grootte); verschillende behandeling van boekwinst.
123