Interculture taaltrainer Frans 3 CD s teksten Copyright Interculture Amersfoort

1

Interculture taaltrainer Frans 3 CD’s teksten www.interculture.nl © 2014 Copyright Interculture Amersfoort

2

Interculture taaltrainer Frans 3 CD’s

Uitgeverij Interculture


3

In de serie Interculture taaltrainers Frans zijn de volgende uitgaven verschenen: Interculture Franse grammatica en communicatie taaltrainer 3 CD’s ISBN 978-90-79522-04-0 Interculture taaltrainer Frans 3 CD’s ISBN 978-90-79522-01-9 Interculture Frans op reis taaltrainer 3 CD’s ISBN 978-90-79522-03-3 Interculture telefoneren in het Frans taaltrainer CD ISBN 978-90-79522-02-6 © 2014 Uitgeverij Interculture Amersfoort alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, openbaar gemaakt in een geautomatiseerd gegevensbestand, in enige wijze of vorm, hetzij door elektronische verzending, kopiëren, of op enige andere manier, zonder toestemming van de uitgever. Ondanks de zorg bij het samenstellen van deze uitgave, kan Interculture geen enkele aansprakelijkheid aanvaarden voor eventuele schade die zou kunnen voortvloeien uit enige fout. Taleninstituut Interculture is gevestigd in Amersfoort en verzorgt cursussen Frans op maat voor bedrijven en particulieren in Nederland. Deze taaltrainingen en workshops Frans door native speakers zijn individueel of in groepsverband, voor beginners en gevorderden, in company of bij Interculture. Voor meer informatie www.interculture.nl 033 4624026 [email protected]


4

Interculture taaltrainer Frans 3 CD’s 1✪ Dit is een uitgave van taleninstituut Interculture Amersfoort, alle rechten voorbehouden.

CD 1 Woordtrainer Frans 1. Inleiding Welkom bij de Interculture woordtrainer Frans. Met deze woordtrainer oefent u interactief veelvoorkomende woorden, zinnetjes en uitdrukkingen, die u nodig hebt om een Frans gesprek te kunnen voeren. Na deze training beheerst u een basisvocabulaire van zo’n 1500 woorden en hebt u ook uw uitspraak verbeterd. We beginnen nu met uw vocabulaire training. U hoort eerst het Nederlandse woord, daarna hebt u gelegenheid in de spreekpauze het Franse woord uit te spreken, vervolgens hoort u het juiste woord in het Frans. *Teksten in grijs staan niet op CD, tracknummers aangegeven met ✪

1. Basislijst structuur- en sleutelwoorden 2✪ a.u.b. (verzoek) al/alles/alle/heel/hele - allen als/indien/of (voegw) ander beter (bn) beter (bw) bij/naar (+persoon) daar (bw) daar immers hier is/zijn, daar is/zijn, a.u.b (aanreiken) dag! (tot ziens) dag (de) dank u dat/als/dan (in vergelijkingen) dat is/dat wil zeggen… de/het (lidw) deze, dit, dat, die die/dat (betr vnw) dik (bn) dit is/dat is…het is... dit is/dat zijn…het zijn... dus één (telwoord) een/'n (onbep lidw) een ogenblik eerste en er/erop/daar(heen)/erin (vnw) er/eruit/ervan/erover/ervandaan (vnw) er is/er zijn gaan geen geen dank geven

s'il vous plaît tout(e)(s) - tous (allen: s uitspreken) si autre(s) meilleur(e)(s) mieux chez là/là-bas puisque voici, voilà au revoir ! jour m / journée v merci que soit… le/la/les ce/cet/cette/ces…. (-ci/-là) qui/que gros(se(s)) c'est… ce sont… donc un/une un/une un instant premier(s)/première(s) et y en il y a aller pas (de) de rien/je vous en prie donner


5 goed (bw) goed (bn) goedenavond goedendag/goedemiddag groot hebben hem/haar (pers vnw verbonden met ww) hen/ze (pers vnw verbonden met ww) het spijt mij het/dit/dat hij, zij (pers vnw) hoe ? hoeveel ? hoog (bn) 3✪ hun (pers vnw) hun (bz vnw) ik (onderwerp) ik zou graag… ik/mij (pers vnw niet verbonden met ww) in/aan/naar/te (vz) in/aan/naar/te/tot (vz) in/naar (vz) ja (bw) ja/zo (bw) je (in combinatie met ww) je (als onderwerp) je/jouw (bez vnw) jong kind klein knap/leuk komen kunnen lang laatste (bn) langs/door maar maken/doen man/mens meer men met mooi (bn) mij (pers vnw: verbonden met ww) mijn (bez vnw) nee neemt u mij niet kwalijk/pardon nemen niet, niets, nooit niets te danken of (voegw) ofschoon akkoord! omdat ons/onze (bez vnw)

bien bon(ne)(s) bonsoir bonjour grand(e)(s) avoir lui/le/la les je suis désolé/je regrette ce il(s)/elle(s) comment ? combien ? haut(e)(s) leur leur/leurs je je voudrais…/j'aimerais moi dans à en oui si te/toi tu ton/ta/tes jeune(s) l'enfant m petit(e)(s) joli(e)(s) venir pouvoir long(s)(/(longue(s)) dernier(s)(/dernière(s) par mais faire l'homme plus (de) on avec beau(x),belle(s) me/moi mon/ma/mes non excusez-moi prendre ne…pas, ne…rien, ne…jamais je vous en prie ou quoique/bien que d'accord! parce que notre/nos


6 op/boven/over oud (bn) over (betreffende) overal slecht (bn) slecht (bw) tegen terwijl/gedurende 4✪ toen/wanneer/als twee u/jullie (pers vnw) uw/jullie (bez vnw) van voor/om te vooral vrouw waar ? waarom ? wanneer/als/toen want wat... ? (vr vnw) wegens welk/welke ? (vr vnw) weten/kennen/kunnen wie ? (vr vnw) wij/ons willen zeggen zich/zichzelf zien zijn, haar/(bez vnw) zo/zoals (bw) zonder (te) zoniet

sur vieux/vieille(e) sur/concernant/à propos de partout mauvais(e(s)) mal contre pendant quand deux vous votre/vos de pour surtout femme (la) où ? pourquoi ? lorsque/quand car que... ?/qu'est-ce que… ? à cause de quel(s)/quelle(s) ? savoir qui ? nous vouloir dire se voir son/sa/ses, son/sa/ses comme sans sinon

2. Gespreksformules 5✪ Goedendag/goedemiddag mijnheer Goedenavond mevrouw Prettige dag mijne heren Prettige avond dames en heren (informeel) Goede nacht A.u.b. (verzoek) Hoe gaat het met u ? Het gaat goed Beterschap " Prettige vakantie Prettige feestdagen Gelukkig nieuwjaar Gefeliciteerd (verjaardag) Gefeliciteerd (huwelijk) Gefeliciteerd (prestatie) Eet smakelijk, proost Ik ben… Dit is de heer …

Bonjour, monsieur Bonsoir, madame Bonne journée, messieurs Bonne soirée messieurs dames Bonne nuit S'il vous plaît Comment allez-vous ? Ça va bien Meilleure santé/bonne convalescence Je vous souhaite un prompt rétablissement Bonnes vacances Bonnes fêtes Bonne année Bon anniversaire Tous mes voeux de bonheur Toutes mes félicitations Bon appétit, à votre santé/à la vôtre Je suis… C'est monsieur…


7 Ik stel u voor aan juffrouw… Kent u mevrouw… ? Aangenaam Waar komt u vandaan ? Ik woon in Amersfoort Woont u in Frankrijk ? Ik spreek geen Frans Kunt u langzamer spreken a.u.b. ? Ik begrijp het niet Ik weet het niet Hoe zeg je dat in het Frans ? Kunt u herhalen a.u.b. ? Zou u het kunnen opschrijven ? Ik zou graag spreken met… Wie is dat ? Het is mijn collega Wat is uw naam ? Ik heet… Kunt u uw naam spellen a.u.b. ? Dat is genoteerd Bent u alleen ? Ik zoek… Is die stoel bezet ? 6✪ Dat is erg aardig van u Mag ik (= kan ik) u even storen ? Mag ik (= kan ik) u even onderbreken ? Wat zegt u ? Pardon/neemt u mij niet kwalijk Het geeft niet Het spijt mij Dank u Niets te danken Geen dank Wat kan ik voor u doen ? Wilt u misschien graag… ? Wat vindt u van… ? Graag Goed idee Ja, natuurlijk Nee Welkom Succes Op uw gezondheid/proost Goede reis Gecondoleerd Pardon Gaat uw gang! Volgt u mij! Na u! Komt u later nog eens terug a.u.b. Tot ziens Tot straks Tot de volgende keer Ik hoop u weer te zien Dank voor uw hulp

Je vous présente mademoiselle... Vous connaissez madame… ? Bonjour, enchanté D'où êtes-vous ? J'habite (à) Amersfoort Vous habitez en France ? Je ne parle pas français Pouvez-vous parler plus lentement s.v.p. ? Je ne comprends pas Je ne sais pas Comment dit-on (ça) en français ? Pouvez-vous répéter s.v.p. ? Pourriez-vous l'écrire s.v.p. ? Je voudrais parler à… C'est qui ? C'est mon collègue/c'est ma collègue Comment vous appelez-vous ? Je m'appelle… Pouvez-vous épeler votre nom s.v.p. ? C'est noté Êtes-vous seul ? Je cherche… Cette chaise est occupée ? C'est très gentil à vous Puis-je vous déranger ? Puis-je vous interrompre ? Que dites-vous ? Pardon/excusez-moi Ce n'est pas grave Je suis désolé/je regrette Je vous remercie/merci De rien Je vous en prie/il n'y a pas de quoi Que puis-je faire pour vous ? Aimeriez-vous… ? Que diriez-vous de... ? Volontiers/avec plaisir C'est une bonne idée Oui, bien sûr Non Bienvenue Bonne chance/bon courage À votre santé Bon voyage Toutes mes condoléances Pardon Allez-y! Suivez-moi! Après vous! Revenez plus tard s.v.p. Au revoir À tout à l'heure À la prochaine (fois) J'espère vous revoir Merci de votre aide


8 Help! Ga weg! Brand! Het is een noodgeval! Bel de politie/ambulance/dokter! Ja, graag Nee, dank u Wij hebben nodig… Ik heb nodig…

Au secours! Allez-vous-en!/dégagez! Au feu! C'est une urgence! Appelez la police/une ambulance/un médecin! Oui, merci Non, merci Il nous faut… Il me faut…

3. Veelgebruikte bijwoorden 7✪ (Een bijwoord is onveranderlijk en zegt iets over een werkwoord, bijvoeglijk naamwoord of een ander bijwoord) grondig à fond/profondément nauwelijks à peine absoluut absolument bij benadering approximativement genoeg/redelijk/tamelijk/vrij/nogal assez beslist assurément geenszins aucunement veel beaucoup compleet/helemaal/totaal complètement geheel/heel/helemaal/volkomen/volledig complètement/entièrement aanzienlijk/behoorlijk considérablement naar schatting d'après les estimations verreweg/veruit de loin/de beaucoup steeds meer de plus en plus grotendeels en grande partie ongeveer/circa/om en nabij environ/à peu près buitengewoon/uitermate/uiterst extrêmement geleidelijk/langzamerhand petit à petit/peu à peu meestal la plupart du temps ruim largement minst le moins het meest le plus lichtelijk légèrement maar mais/seulement minder moins deels/gedeeltelijk partiellement beetje bij beetje petit à petit/peu à peu een beetje un peu weinig peu min of meer plus ou moins meer plus/davantage eerder/nogal 8✪ plutôt/assez vrijwel/bijna pour ainsi dire nagenoeg/zo goed als pratiquement/quasiment bijna/haast presque/à peu près hoofdzakelijk/voornamelijk principalement/surtout enigszins quelque peu opmerkelijk remarquable(correctie=bn, remarquablement=bw) alleen seulement slechts seulement/ne…que op grote/kleine schaal sur/à une grande/petite échelle vooral surtout


9 ondanks hoogstens erg/heel/zeer te (veel) een beetje daarom desondanks/echter niettemin toch weliswaar overigens, trouwens desnoods gegarandeerd, ongetwijfeld zeker misschien/wellicht enerzijds/anderzijds blijkbaar

malgré tout au plus/au maximum très trop un petit peu c'est pourquoi cependant/malgré cela néanmoins quand même il est vrai du reste/d'ailleurs si besoin est/au besoin sans aucun doute/sûrement sûrement, certainement peut-être/sans doute d'une part/d'autre part apparemment

4. Veelgebruikte bijvoeglijke naamwoorden 9✪ (Een bijvoeglijk naamwoord is veranderlijk en zegt iets over een zelfstandig naamwoord) raadzaam prudent/opportun/recommandé relevant réel/pertinent gedwongen forcé afhankelijk dépendant geloofwaardig, waarschijnlijk vraisemblable aangenaam agréable aanvechtbaar contestable aanzienlijk/beduidend considérable/important afwijkend/uiteenlopend divergent afwisselend (opvolgend) alternatif alledaags normal/courant/banal ander autre apart à part/séparé banaal banal/commun bedoeld visé/en question bedreven in/deskundig expert bedroefd navré/triste begaafd doué bekwaam capable belangrijk (van betekenis) important/considérable/d'importance beledigd offensé bepaald défini bereidwillig serviable/prêt beslissend déterminant/décisif bevoegd compétent bevooroordeeld prévenu bijkomstig secondaire/accessoire bitter amer complex/ingewikkeld complexe/compliqué cruciaal crucial/fondamental dergelijk pareil/tel discutabel/controversieel discutable/contestable doelbewust réfléchi/volontaire/voulu doelgericht direct/adéquat doeltreffend efficace


10 doorslaggevend/overwegend duidelijk economisch overeenkomstig eensgezind eersterangs eigen 10✪ eigenaardig erkend (= algemeen bekend) ervaren essentieel/wezenlijk fundamenteel gelijk gelijksoortig gelijkvormig gelijkwaardig/overeenkomstig gepast/passend gering/zwak gespecialiseerd gevarieerd gewichtig/belangrijk gewild/opzettelijk gezocht gunstig indrukwekkend inschikkelijk kieskeurig kwaad/boos perfect moeilijk/makkelijk nieuw nuttig omstreden onaanzienlijk onbetekenend/onbeduidend onbetwistbaar onbevooroordeeld onhandig, handig tevreden onverenigbaar onverschillig onverwacht onvoorzien onweerlegbaar onwillig onzeker opzettelijk overbodig plotseling raadgevend 11✪ resoluut soortgelijk tegengesteld tegenstrijdig teleurgesteld

déterminant/décisif évident/clair économique conforme unanime/solidaire de premier ordre propre/à soi curieux/bizarre reconnu/avéré expérimenté essentiel fondamental égal/pareil analogue/semblable uniforme/identique équivalent approprié faible spécialisé varié important voulu demandé/recherché favorable impressionnant indulgent difficile (à contenter) en colère/fâché/furieux parfait/excellent difficile/facile nouveau/neuf utile controversé modeste/insignifiant insignifiant incontestable sans préjugés maladroit, habile content/satisfait incompatible indifférent inattendu imprévu incontestable peu disposé/de mauvaise volonté incertain voulu/intentionnel/volontaire superflu soudain/brusque consultatif ferme similaire contraire/opposé contradictoire déçu


11 toegelaten/toegestaan/veroorloofd toelaatbaar toevallig twijfelachtig vastberaden vastbesloten veelbetekenend veranderd veranderlijk/wisselvallig verbaasd/verwonderd verbazingwekkend/verwonderlijk vereist vergelijkbaar vermeldenswaardig verplicht verschillend verstandig vervelend verwant aan verwonderd vooraanstaand voorgenomen/gepland voorhanden/beschikbaar voorwaardelijk vreemd waardeloos wenselijk wettelijk wijs zeker zwaar zwaarwegend mooi goed leuk/aardig hoog lang klein jong uitgestrekt/ruim groot oud slecht boosaardig, stout, ondeugend dik laatste/vorig

autorisé admissible par hasard douteux déterminé résolu significatif changé variable surpris/étonné surprenant/étonnant exigé/demandé/requis comparable digne de mention obligé/obligatoire différent raisonnable/sensé ennuyeux/embarrassant proche de étonné/surpris éminent prévu disponible conditionnel étrange sans valeur/nul souhaitable légal sage certain lourd de poids beau bon joli haut long petit jeune vaste grand vieux mauvais méchant gros dernier

5. Veelvoorkomende plaatsbepalingen 12✪ aan boord van aan de achterkant aan de voorkant aan de zijkant achter achteraan achteruit

à bord de sur le côté arrière sur le devant sur le côté derrière à l'arrière/au fond en arrière


12 beneden/op de begane grond bij/dichtbij (+plaatsaanduiding) binnen binnenin/van binnen boven boven(aan) opwaarts buiten daar(-ginds) ergens hier in de kelder ingesloten langs links middenin naar links/naar rechts naast neerwaarts nergens onder onderaan op op de eerste verdieping rechtdoor rechts rondom tegenover tussen tussenin van/uit ver voor/vooraan voorbij vooruit/voorwaarts aan weerszijden

en bas/au rez-de-chaussée près de/tout près de à l'intérieur au-dedans au-dessus (de) en haut (de) vers le haut à l'extérieur/dehors là(-bas) quelque part ici à la cave dans/inclus/enfermé le long de à gauche au milieu vers la gauche/vers la droite à côté de vers le bas nulle part sous/en dessous de en bas de sur au premier (étage) tout droit à droite autour de en face de entre entre les deux de loin devant après en avant de part et d'autre/des deux côtés

6. Het weer 13✪

le temps/la météo quel temps fait-il ? il fait… ...beau ...mauvais ...chaud ...froid ...du soleil …un ciel couvert/gris …du brouillard ...lourd …vingt-cinq degrés ...du vent il pleut il fait de l'orage il fait du verglas il va… ? ...neiger

wat voor weer is het ? het is… ...mooi (weer) ...slecht (weer) ...heet …koud ...zonnig …bewolkt ...mistig …benauwd ...25 graden ...winderig (het waait) het regent het onweert het ijzelt gaat het … ? ...sneeuwen


13 ...regenen ...vriezen ...dooien ...betrekken …opklaren …motregenen wat zijn de weersvoorspellingen ? gaat de temperatuur… ? ...stijgen ...dalen er is… …lawinegevaar morgen wordt het beter/slechter

...pleuvoir ...geler ...dégeler ...se couvrir ...s'éclaircir/se dégager ...bruiner quelles sont les prévisions du temps ? la température va… ? ...monter …baisser il y a... ...un danger d'avalanches demain, ça va s'améliorer/se gâter

7. Tijdsbepalingen 14✪ maanden/dagen/feestdagen/seizoenen januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag zondag in de zomer in de herfst in de winter in het voorjaar in de vakantie half april werkdag week eeuw met Kerstmis met Pasen met Pinksteren

les mois/les jours/les jours fériés/les saisons janvier février mars avril mai juin juillet août septembre octobre novembre décembre lundi mardi mercredi jeudi vendredi samedi dimanche en été en automne en hiver au printemps pendant les vacances à la mi-avril le jour ouvrable la semaine le siècle à Noël à Pâques à la Pentecôte

8. De tijd 15✪

l’heure quelle heure est-il ? il est dix heures à trois heures de onze heures à seize heures avant neuf heures, après onze heures vingt entre midi et quatorze heures midi, minuit

hoe laat is het ? het is 10 uur om 3 uur van 11 tot 4 voor 9 (uur) en na tien voor half twaalf tussen 12 en 2 12 uur (overdag), 12 uur ('s nachts)


14 uur half uur kwartier half één kwart voor negen vijf over half drie kwart over elf

une heure une demi-heure/trente minutes un quart d'heure/quinze minutes midi trente/midi et demi huit heures quarante-cinq/neuf heures moins le quart deux heures trente-cinq/trois heures moins vingt-cinq onze heures quinze/onze heures et quart

9. Overige tijdsbepalingen 16✪ dag (tijdstip), dag (tijdsbesteding) avond/'s avonds (tijdstip) avond (tijdsbesteding) ochtend/'s morgens (tijdstip) ochtend (tijdsbest.) nacht (na)middag/'s middags welke dag is het vandaag ? vandaag morgen overmorgen gisteren eergisteren de dag ervoor de dag erna de vorige week de volgende week over een week binnen een week vandaag over een week over veertien dagen een week/maand geleden 2 weken terug over een uur een jaar (tijdrekening/datum) een jaar (tijdsbeleving) één, vijf, twintig jaar enkele jaren jarenlang dit jaar een half jaar anderhalf jaar over 5 dagen binnen 5 dagen op dat ogenblik, toen op die datum op den duur voortaan/later/in het vervolg vanaf 5 april 17✪ dan/toen op z'n laatst op z'n vroegst soms vroeger toekomst eerst van recente datum afgelopen/laatste

le jour, la journée le soir, la soirée le matin, la matinée la nuit l'après-midi quel jour sommes-nous aujourd'hui ? aujourd'hui demain après-demain hier avant-hier la veille le lendemain la semaine passée/dernière la semaine prochaine dans huit jours/dans une semaine en huit jours/d'ici huit jours aujourd'hui en huit dans quinze jours il y a une semaine/un mois il y a deux semaines (de ça) dans une heure un an une année un an, cinq ans, vingt ans plusieurs/quelques années pendant des années cette année six mois dix-huit mois dans cinq jours dans les cinq jours à ce moment-là à cette date à la longue à l'avenir/dorénavant/par la suite à partir du cinq avril alors au plus tard au plus tôt quelquefois/parfois autrefois l'avenir d'abord de date récente dernier


15 op het ogenblik, nu ten slotte vervolgens/daarna toen/dan nu op maandag 20 mei zo spoedig mogelijk verleden/vorige volgend(e) (tijd) een andere keer vóór (tijd) sinds/vanaf wanneer plotseling in de nabije toekomst op het ogenblik waarop elke dag van 9 tot 11 uur gesloten van 1 tot 19 juni tien augustus een halve eeuw ik heb zojuist besteld ik ga zo weg tot (en met) donderdag vanaf 7 uur tot morgen! dadelijk

en ce moment enfin ensuite/puis/après (cela) alors maintenant le lundi vingt mai le plus vite que possible/au plus vite passé prochain/suivant une autre fois avant depuis quand tout à coup/soudain dans un proche avenir au moment où tous les jours de neuf à onze heures fermé du premier au dix-neuf juin le dix août un demi-siècle je viens de commander je vais partir jusqu'à jeudi (inclus) dès sept heures à demain! aussitôt

10. Leeftijd/relaties 18✪ wanneer bent u geboren ? wanneer bent u jarig ? hoe oud bent u ? ik ben 25 jaar ik ben gisteren 60 geworden verjaardag vandaag ben ik jarig leeftijd mijn vader zijn oom zijn tante de zoon de dochter onze zuster hun moeder hun ouders uw/jullie broer vrijgezel/single gehuwd samenwonen dit is mijn man, vrouw / echtgenoot, echtgenote haar kind uw vriend/jullie vriendin onze partner mijn collega

quelle est votre date de naissance ? quel est le jour de votre anniversaire ? quel âge avez-vous ? j'ai vingt-cinq ans j'ai eu soixante ans hier l'anniversaire aujourd'hui, j'ai mon anniversaire l'âge mon père son oncle sa tante le fils la fille notre soeur leur mère leurs parents votre frère célibataire/seul marié vivre ensemble c'est mon mari, ma femme son enfant votre ami/votre amie notre partenaire/associé mon collègue/ma collègue

11. Ontkenningen/niet nader bepaald/vergelijkingen/gradaties 19✪ Interculture taaltrainer Frans 3 CD’s teksten www.interculture.nl © 2014 Copyright Interculture Amersfoort

16 niet nooit nooit meer niets niet meer niemand nergens geen enkel(e) nauwelijks ook niet/evenmin nog niet een ding iets iemand sommige sommigen meerdere alle/allen heel/hele elk(e) iedereen groot, groter, het grootst leeg, leger, het leegst weinig/minder/minst veel/meer/meest duurder goedkoper net zo/even handig als eerste, laatste voornaamste uiterst lager dan (=minder dan) hoger dan

ne…pas ne…jamais ne…plus jamais ne…rien ne…plus ne…personne ne…nulle part ne…aucun(e) ne…guère/ne…presque pas ne…pas non plus ne…pas encore une chose quelque chose quelqu'un(e) quelques quelques-un(e)s plusieurs tous/toutes tout entier, toute entière chaque tout le monde grand, plus grand, le plus grand vide, plus vide, le plus vide peu/moins/le moins beaucoup/plus/le plus plus cher moins cher/meilleur marché aussi habile que premier, dernier principal extrême/dernier inférieur à supérieur à

12. Vragen stellen 20✪ Wie ? Welk ? Wat ? (onderwerp) Wat ? (lijdend voorwerp) Wat ? (+ vorm van zijn) Wat ? (los gebruikt) Waarom ? Waar ? Hoe ? Hoeveel ? Wanneer ? Bent u klaar ? Hebt u het in… ? Hebt u nog plaats ? Hebt u plannen ? Hebt u uw keus bepaald ? Hebt u… ? Hoe laat begint... ? Hoe laat zullen wij afspreken ? Hoe lang gaat het duren ?

Qui ? Quel(le)(s) ? Qu'est-ce qui ? Qu'est-ce que/que ? Quel(le)(s) ? (+ vorm van être, bv. Quel est le prix?) Quoi ? Pourquoi ? Où ? Comment ? Combien ? Quand ? Êtes-vous prêt(e) ?/avez-vous fini ? L'avez-vous en… ? Avez-vous encore de la place ? Avez-vous des projets ? Avez-vous choisi ? Avez-vous… ? À quelle heure commence… ? À quelle heure on se retrouve/on se donne rendez-vous ? Ça va prendre combien de temps ?


17 Hoe gaat het met u ? Hoe vond u de/het... ? Hoe lang is het geldig ? Hoeveel (is) kost dit ? Hoeveel kost het per uur ? Hoeveel wilt u ? Houdt u van... ? Is er een…vlak bij ? Is er/zijn er… ? Kan het geruild worden ? Krijg ik mijn geld terug ? Kan ik …gebruiken ? Kunt u mij helpen ? 21✪ Kunt u mij iets…aanraden ? Kunt u..., a.u.b ? Waar is de dichtstbijzijnde… ? Waar is/zijn… ? Waar kan ik kopen/huren… ? Waar kan ik… ? Waar zullen wij elkaar ontmoeten ? Waarom bent u… ? Wanneer is het klaar ? Wanneer is het ? Wat doet u vanavond ? Wat gebeurt er… ? Wat is de prijs.. ? Wat is dit voor een… Wat is het ? Wat is uw adres ? Wat is uw naam ? Wat kunt u eraan doen ? Wat moet ik doen om in te loggen ? Wat moet ik doen om in te loggen ? Wat wilt u drinken ? Wat zou u willen doen ? Wie speelt er ? Wat is de score ? Zou u kunnen…. ? Zou u …kunnen nakijken ? Zou u een…kunnen bellen ? Zou u willen… ? Zou u willen komen ?

Comment allez-vous ? Le/la…vous a plu ? C'est valable combien de temps ? C'est combien ? Une heure, ça coûte combien ? Combien en voulez-vous ? Aimeriez-vous… ? Y a-t-il un/une…près d'ici ? Y a-t-il… ? On peut l'échanger ? Est-ce remboursable ? Je peux utiliser… ? Pourriez-vous m'aider ? Pouvez-vous me recommander quelque chose... ? Pourriez-vous…, s'il vous plaît ? Où est le(/la)...le(/la)plus proche ? Où est/sont... ? Où est-ce que je peux acheter/louer… ? Où puis-je… ? Où est-ce qu'on se retrouve ? Pourquoi êtes-vous… ? Quand est-ce que ce sera prêt ? Quand est-ce ? C'est quand ? Qu'est-ce que vous faites ce soir ? Qu'est-ce qui se passe… ? Quel est le prix... ? C'est quel(le)… ? Qu'est-ce que c'est ? Quelle est votre adresse ? Comment vous appelez-vous/quel est votre nom ? Qu'est-ce qu'on peut faire ? Comment fait-on pour se connecter ? Comment fait-on pour entrer dans le système ? Qu'est-ce que vous désirez boire ? Que voulez-vous faire ? Qui joue ? Quel est le score ? Pourriez-vous… ? Pourriez-vous vérifier… ? Pourriez-vous appeler un/une… ? Voudriez-vous… ? Est-ce que vous voulez venir ?

13. Kleuren/stoffen/maten/gewichten (pdf bijlage) rood blauw roze groen zwart wit bruin geel oranje paars beige

rouge bleu rose vert noir blanc brun jaune orange pourpre beige


18 hemelsblauw donkerblauw lichtgroen gouden zilveren ijzeren plastic kilo pond fles ons/100 gram een stukje helft een derde deel een kwart deel liter vierkante meter kubieke meter

bleu ciel bleu foncé vert clair en or en argent en fer en (matière) plastique le kilo la livre la bouteille cent grammes un morceau la moitié un tiers un quart la partie le litre le mètre carré le mètre cube

14. Entertainment/opschriften (pdf bijlage) attractiepark ballet bioscoop/filmkunst boot bridgen concertgebouw dierentuin festival film galerie golf het casino kaartspel klassieke, pop muziek oude kunst moderne dans museum voor moderne kunst nachtclub opera park/plantsoen skiën sporten stadion strand tennis theater tuin videospelletjes voetbal zeilen zwembad dames, heren (opschrift op wc-deuren) gevaar! duwen, trekken (opschrift op deuren)

le parc d'attractions la danse le cinéma le bateau le bridge la salle de concert le zoo le festival le film la galerie le golf le casino le jeu de cartes la musique classique, pop l'art ancien la danse moderne le musée d'art moderne la boîte de nuit/le night-club l'opéra le parc/le jardin public le ski les sports le stade la plage le tennis le théâtre le jardin les jeux vidéo le foot(ball) la voile la piscine Dames, Messieurs danger! pousser, tirer


19 ingang, uitgang, nooduitgang let op! niet storen open, gesloten openingstijden te huur te koop verboden vrij/bezet vol

entrée, sortie, sortie de secours attention! ne pas déranger ouvert, fermé heures d’ouverture à louer à vendre interdit libre/occupé complet

Dit is het einde van CD 1 de Interculture woordtrainer Frans. Meer informatie vindt u op www.interculture.nl


20

Interculture taaltrainer Frans 3 CD’s CD 2 Werkwoordtrainer Frans ✪1 Dit is een uitgave van Interculture Amersfoort, alle rechten voorbehouden. Woorden in grijs staan niet op CD, tracknummers aangegeven met ✪ Welkom bij de werkwoordtrainer Frans. Met deze werkwoordentrainer oefent u 160 veel voorkomende Franse werkwoorden. Op die manier leert u zinnen in de meest gebruikte tijden te zetten: de toekomende, tegenwoordige en verleden (voltooide) tijd. Als u deze “basisvervoegingen” eenmaal kent, dan hebt u daarna geen enkele moeite meer met de andere persoonsvormen in die tijden: u kunt ze hier immers weer van afleiden. U gaat nu de volgende 4 basisvervoegingen trainen: 1. ik ga (zal) bestellen = je vais commander 2. ik bestel = je commande 3. wij bestellen = nous commandons 4. ik heb besteld = j’ai commandé Uitleg: 1. ik ga (zal) bestellen: je vais commander (futur proche = nabije toekomende tijd) Met behulp van het werkwoord aller gevolgd door een heel werkwoord (infinitif) kan gemakkelijk de toekomst worden uitgedrukt (ik ga (zal)…). Dit gaat als volgt: je vais commander = ik ga bestellen tu vas commander = jij gaat bestellen il va commander = hij gaat bestellen nous allons commander = wij gaan bestellen vous allez commander = jullie gaan/u gaat bestellen ils vont commander = zij gaan bestellen 2. ik bestel = je commande (présent = o.t.t. onvoltooid tegenwoordige tijd) Met behulp van deze vorm kunt u meestal gemakkelijk de andere personen enkelvoud (tu, il, elle, on) en de derde persoon meervoud (ils, elles) maken. je commande = ik bestel tu commandes = jij bestelt il commande = hij bestelt ils commandent = zij bestellen 3. wij bestellen = nous commandons Met deze vorm kunt ook de vorm voor vous maken. nous commandons = wij bestellen vous commandez = jullie bestellen/u bestelt 4. ik heb besteld = j’ai commandé (passé composé = v.t.t. voltooid tegenwoordige tijd)


21 Met behulp van vormen van de werkwoorden avoir (hebben) en être (zijn), gevolgd door een voltooid deelwoord kunt u een verleden (voltooide) tijd maken. * (in het Nederlands begint een voltooid deelwoord met "ge-" en in het Frans eindigt het op -é, -i, -u of op -s, -t bij onregelmatige werkwoorden) j’ai commandé = ik heb besteld tu as commandé = jij hebt besteld il (elle) a commandé = hij heeft besteld nous avons commandé = wij hebben besteld vous avez commandé = jullie hebben/u hebt besteld ils (elles) ont commandé = zij hebben besteld je suis allé(e) = ik ben gegaan tu es allé(e) = jij bent gegaan il (elle) est allé(e) = hij is gegaan nous sommes allé(e)s = wij zijn gegaan vous êtes allé(e)(s) = jullie zijn/u bent gegaan ils (elles) sont allé(e)s = zij zijn gegaan Overzicht vervoeging van de regelmatige werkwoorden (niet op CD) commander bestellen finir(be)eindigen -er -ir

vendre verkopen -re

présent (o.t.t.) je commande tu commandes il commande nous commandons vous commandez ils commandent

je vends tu vends il vend nous vendons vous vendez ils vendent

je finis tu finis il finit nous finissons vous finissez ils finissent

passé composé (v.t.t) j’ai commandé j’ai fini tu as commandé tu as fini il a commandé il a fini nous avons commandé nous avons fini vous avez commandé vous avez fini ils ont commandé ils ont fini

j’ai vendu tu as vendu il a vendu nous avons vendu vous avez vendu ils ont vendu

Wij gaan nu beginnen! Franse hele werkwoord eindigend op –er ✪2 kopen

je vais acheter - j’achète, nous achetons - j’ai acheté

houden van

je vais aimer - j’aime, nous aimons - j’ai aimé

gaan

je vais aller - je vais, nous allons - je suis allé(e)

aankondigen

je vais annoncer - j’annonce, nous annonçons - j’ai annoncé

telefoneren/bellen

je vais appeler - j’appelle, nous appelons - j’ai appelé

waarderen

je vais apprécier - j’apprécie, nous apprécions - j’ai apprécié

steunen

je vais appuyer - j’appuie, nous appuyons - j’ai appuyé

aankomen

je vais arriver - j’arrive, nous arrivons - je suis arrivé(e)


22 naar voren gaan

je vais avancer - j’avance, nous avançons - j’ai avancé

schitteren

je vais briller - je brille, nous brillons - j’ai brillé

afstaan

je vais céder - je cède, nous cédons - j’ai cédé

vieren

je vais célébrer - je célèbre, nous célébrons - j’ai célébré

zingen

je vais chanter - je chante, nous chantons - j’ai chanté

beginnen

je vais commencer - je commence, nous commençons - j’ai commencé

bestellen

je vais commander - je commande, nous commandons - j’ai commandé

aanvullen

je vais compléter - je complète, nous complétons - j’ai complété

(aan)raden

je vais conseiller - je conseille, nous conseillons - j’ai conseillé

scheppen

je vais créer - je crée, nous créons - j’ai créé

schreeuwen

je vais crier - je crie, nous crions - j’ai crié

geven

je vais donner - je donne, nous donnons - j’ai donné

verpakken ✪3

je vais emballer - j’emballe, nous emballons - j’ai emballé

binnenkomen

je vais entrer - j’entre, nous entrons - je suis entré(e)

verzenden

je vais envoyer - j’envoie, nous envoyons - j’ai envoyé

spellen

je vais épeler - j’épelle, nous épelons - j’ai épelé

hopen

je vais espérer - j’espère, nous espérons - j’ai espéré

(be)studeren

je vais étudier - j’étudie, nous étudions - j’ai étudié

factureren

je vais facturer - je facture, nous facturons - j’ai facturé

sluiten

je vais fermer - je ferme, nous fermons - j’ai fermé

winnen

je vais gagner - je gagne, nous gagnons - j’ai gagné

wonen

je vais habiter - j’habite, nous habitons - j’ai habité

aarzelen

je vais hésiter - j’hésite, nous hésitons - j’ai hésité

aangeven, vaststellen je vais indiquer - j’indique, nous indiquons - j’ai indiqué integreren, opnemen

je vais intégrer - j’intègre, nous intégrons - j’ai intégré

werpen/weggooien

je vais jeter - je jette, nous jetons - j’ai jeté

spelen

je vais jouer - je joue, nous jouons - j’ai joué

(be)oordelen

je vais juger - je juge, nous jugeons - j’ai jugé

werpen

je vais lancer - je lance, nous lançons - j’ai lancé

laten

je vais laisser - je laisse, nous laissons - j’ai laissé

leveren

je vais livrer - je livre, nous livrons - j’ai livré


23 eten ✪4

je vais manger - je mange, nous mangeons - j’ai mangé

leiden

je vais mener - je mène, nous menons - j’ai mené

stijgen/instappen

je vais monter - je monte, nous montons - je suis monté(e)

tonen

je vais montrer - je montre, nous montrons - j’ai montré

schoonmaken

je vais nettoyer - je nettoie, nous nettoyons - j’ai nettoyé

spreken

je vais parler - je parle, nous parlons - j’ai parlé

doorverbinden, je vais passer - je passe, nous passons - j’ai passé door/voorbij/langs/gaan betalen je vais payer - je paie/paye, nous payons - j’ai payé wegen

je vais peser - je pèse, nous pesons - j’ai pesé

plaatsen

je vais placer - je place, nous plaçons - j’ai placé

(in/onder)dompelen /duiken bezitten/beheersen

je vais plonger - je plonge, nous plongeons - j’ai plongé je vais posséder - je possède, nous possédons - j’ai possédé

stoten/drukken/ je vais pousser - je pousse, nous poussons - j’ai poussé duwen/voortdrijven de voorkeur geven aan je vais préférer - je préfère, nous préférons - j’ai préféré presenteren

je vais présenter - je présente, nous présentons - j’ai présenté

beschermen

je vais protéger - je protège, nous protégeons - j’ai protégé

overmaken/regelen/ afstellen/betalen heersen/regeren

je vais régler - je règle, nous réglons - j’ai réglé

herhalen

je vais répéter - je répète, nous répétons - j’ai répété

blijven

je vais rester - je reste, nous restons - je suis resté(e)

terugkeren ✪5

je vais retourner - je retourne, nous retournons - je suis retourné(e)

je vais régner - je règne, nous régnons - j’ai régné

openbaren/ontwikkelen je vais révéler - je révèle, nous révélons - j’ai révélé heten

je vais m’appeler - je m’appelle, nous nous appelons - je me suis appelé(e)

zaaien

je vais semer - je sème, nous semons - j’ai semé

vallen

je vais tomber - je tombe, nous tombons - je suis tombé

werken

je vais travailler - je travaille, nous travaillons - j’ai travaillé

vinden

je vais trouver - je trouve, nous trouvons - j’ai trouvé

doden

je vais tuer - je tue, nous tuons - j’ai tué

Franse hele werkwoord eindigend op –re ✪6 leren

je vais apprendre - j’apprends, nous apprenons - j’ai appris


24 wachten

je vais attendre - j’attends, nous attendons - j’ai attendu

slaan

je vais battre - je bats, nous battons - j’ai battu

drinken

je vais boire - je bois, nous buvons - j’ai bu

begrijpen

je vais comprendre - je comprends, nous comprenons - j’ai compris

concluderen/besluiten je vais conclure - je conclus, nous concluons - j’ai conclu leiden/besturen

je vais conduire je conduis, nous conduisons - j’ai conduit

kennen

je vais connaître - je connais, nous connaissons - j’ai connu

overtuigen

je vais convaincre - je convaincs, nous convainquons - j’ai convaincu

vrezen

je vais craindre - je crains, nous craignons - j’ai craint

geloven/denken

je vais croire - je crois, nous croyons - j’ai cru

koken/bakken/braden

je vais cuire - je cuis, nous cuisons - j’ai cuit

verdedigen/verbieden

je vais défendre - je défends, nous défendons - j’ai défendu

dalen/uitstappen

je vais descendre - je descends, nous descendons - je suis descendu(e)

zeggen

je vais dire - je dis, nous disons - j’ai dit

beschrijven (schrijven = écrire) horen

je vais (d)écrire - j’(je d’)écris, nous (d)écrivons - j’ai (d)écrit

zijn

je vais être - je suis, nous sommes - j’ai été

insluiten ✪7

je vais inclure - j’inclus, nous incluons - j’ai inclus

introduceren

je vais introduire - j’introduis, nous introduisons - j’ai introduit

doen/maken/laten

je vais faire - je fais, nous faisons - j’ai fait

bijsluiten/bereiken (telefonisch) lezen

je vais joindre - je joins, nous joignons - j’ai joint

leggen/zetten

je vais mettre - je mets, nous mettons - j’ai mis

geboren worden

je vais naître - je nais, nous naissons - je suis né(e)

schaden

je vais nuire - je nuis, nous nuisons - j’ai nui

verschijnen

je vais paraître - je parais, nous paraissons - j’ai paru

schilderen

je vais peindre - je peins, nous peignons - j’ai peint

verliezen

je vais perdre - je perds, nous perdons - j’ai perdu

veroorloven/toestaan

je vais permettre - je permets, nous permettons - j’ai permis

behagen/bevallen

je vais plaire - je plais, nous plaisons - j’ai plu

nemen

je vais prendre - je prends, nous prenons - j’ai pris

je vais entendre - j’entends, nous entendons - j’ai entendu

je vais lire - je lis, nous lisons - j’ai lu


25 beloven

je vais promettre - je promets, nous promettons - j’ai promis

teruggeven

je vais rendre - je rends, nous rendons - j’ai rendu

antwoorden

je vais répondre - je réponds, nous répondons - j’ai répondu

oplossen

je vais résoudre - je résous, nous résolvons - j’ai résolu

lachen

je vais rire - je ris, nous rions - j’ai ri

(ver)breken

je vais rompre - je romps, nous rompons - j’ai rompu

klagen ✪8

je vais me plaindre - je me plains, nous nous plaignons - je me suis plaint(e)

voldoen aan/ voldoende zijn volgen

je vais suffire - je suffis, nous suffisons - j’ai suffi

zwijgen

je vais me taire - je me tais, nous nous taisons - je me suis tu

vertalen

je vais traduire - je traduis, nous traduisons - j’ai traduit

je vais suivre - je suis, nous suivons - j’ai suivi

overwinnen/overtreffen je vais vaincre - je vaincs, nous vainquons - j’ai vaincu verkopen

je vais vendre - je vends, nous vendons - j’ai vendu

leven

je vais vivre - je vis, nous vivons - j’ai vécu

Franse hele werkwoord eindigend op –ir ✪9 ontvangen

je vais accueillir - j’accueille, nous accueillons - j’ai accueilli

aankopen/verkrijgen

je vais acquérir - j’acquiers, nous acquérons - j’ai acquis

opmerken

je vais apercevoir - j’aperçois, nous apercevons - j’ai aperçu

afzwakken/verzwakken je vais affaiblir - j’affaiblis, nous affaiblissons - j’ai affaibli handelen

je vais agir - j’agis, nous agissons - j’ai agi

toebehoren

je vais appartenir - j’appartiens, nous appartenons - j’ai appartenu

hebben

je vais avoir - j’ai, nous avons - j’ai eu

loven/zegenen

je vais bénir - je bénis, nous bénissons - j’ai béni

koken (onpersoonlijk)

il va bouillir - il bout - il a bouilli

(hard)lopen/rennen

je vais courir - je cours, nous courons - j’ai couru

bedekken

je vais couvrir - je couvre, nous couvrons - j’ai couvert

ontdekken

je vais découvrir - je découvre, nous découvrons - j’ai découvert

worden

je vais devenir - je deviens, nous devenons - je suis devenu(e)

moeten/verschuldigd zijn je vais devoir - je dois, nous devons - j’ai dû slapen

je vais dormir - je dors, nous dormons - j’ai dormi


26 ontroeren

je vais émouvoir - j'émeus, nous émouvons - j’ai ému

moeten/nodig zijn(onp.) il va falloir - il faut, il nous faut - il a fallu vluchten

je vais fuir - je fuis, nous fuyons - j’ai fui

(be)eindigen

je vais finir - je finis, nous finissons - j’ai fini

haten

je vais haïr - je hais, nous haïssons - j’ai haï

gaan zitten

je vais m’asseoir - je m’assieds, nous nous asseyons - je me suis assis(e)

liegen ✪10

je vais mentir - je mens, nous mentons - j’ai menti

sterven

je vais mourir - je meurs, nous mourons - je suis mort(e)

gehoorzamen

je vais obéir - j’obéis, nous obéissons - j’ai obéi

(ver)krijgen

je vais obtenir - j’obtiens, nous obtenons - j’ai obtenu

aanbieden

je vais offrir - j’offre, nous offrons - j’ai offert

openen

je vais ouvrir - j’ouvre, nous ouvrons - j’ai ouvert

vertrekken

je vais partir - je pars, nous partons - je suis parti(e)

regenen (onpers.)

il va pleuvoir - il pleut - il a plu

voorzien in/van

je vais pourvoir - je pourvois, nous pourvoyons - j’ai pourvu

kunnen/mogen

je vais pouvoir - je peux, nous pouvons - j’ai pu

voorzien/plannen

je vais prévoir - je prévois, nous prévoyons - j’ai prévu

ontvangen

je vais recevoir - je reçois, nous recevons - j’ai reçu

weten/kennen

je vais savoir - je sais, nous savons - j’ai su

voelen/ruiken

je vais sentir - je sens, nous sentons - j’ai senti

bedienen

je vais servir - je sers, nous servons - j’ai servi

uitgaan

je vais sortir - je sors, nous sortons - je suis sorti(e)

zich herinneren

je vais me souvenir - je me souviens, nous nous souvenons - je me suis souvenu(e)

houden

je vais tenir - je tiens, nous tenons - j’ai tenu

waard zijn

je vais valoir - je vaux, nous valons - j’ai valu

komen

je vais venir - je viens, nous venons - je suis venu(e)

zien

je vais voir - je vois, nous voyons - j’ai vu

willen

je vais vouloir - je veux, nous voulons - j’ai voulu

✪11 Dit is het einde van CD 2 de Interculture werkwoordtrainer Frans. Meer informatie op www.interculture.nl


27

Interculture taaltrainer Frans 3 CD’s CD 3 gesprektrainer Frans ✪1 Dit is een uitgave van Interculture Amersfoort, alle rechten voorbehouden. Welkom bij de Interculture gesprektrainer Frans. Met deze gesprektrainer oefent u de meest voorkomende Franse zinnen uit het dagelijkse taalgebruik. U hoort eerst de Nederlandse zin, daarna kunt u in een korte pauze de Franse zin uitspreken, vervolgens hoort u de juiste zin in het Frans. Woorden in grijs staat niet op CD, tracks aangegeven met ✪

Interculture module 1 1. Begroeten ✪2 Dag, mevrouw. Bonjour, madame. Goedenavond, mijnheer. Bonsoir, monsieur. Hoe gaat het met u ? Comment allez-vous ? Uitstekend. Dank u. Je vais très bien. Merci. En met u ? Et vous ? Ik ben blij u te zien. Je suis content de vous voir. Hebt u een goede reis gehad ? Vous avez fait bon voyage ? Dag, mevrouw. Wat kan ik voor u doen ? Bonjour, madame. Que puis-je faire pour vous ? 2. Afscheid nemen ✪3 Het is tijd om te gaan. C’est l’heure de partir. Sorry, dat ik zo vroeg weer weg moet. Je regrette de devoir partir si tôt. Tot ziens, mijnheer en nog bedankt. Au revoir, monsieur. Et merci encore. Een fijne dag nog. Bonne journée.


28 Insgelijks. De même/pareillement. Ik wens u hetzelfde. Je vous en souhaite autant. Tot straks. A tout à l’heure. Tot morgen. A demain. Tot binnenkort, hoop ik. A bientôt, j’espère. Fijn weekend. Bon week-end. Welterusten. Bonne nuit. Tot zo meteen. A tout de suite. Ik wens u een goede reis. Je vous souhaite un bon voyage. Goede terugreis. Bon retour. Goede reis. Bonne route. Bedankt voor deze fijne dag. Merci pour cette excellente journée. Bedankt voor uw bezoek. Merci de votre visite. Veel geluk/succes! Bonne chance. Doe uw ouders de groeten. Faites mes amitiés à vos parents. 3. U voorstellen ✪4 Ik zou mij even willen voorstellen. Permettez-moi de me présenter. Ik ben…(noem uw naam). Dit is mijn kaartje. Je suis … Voici ma carte. Ik heet… (noem uw naam) Je m’appelle... Aangenaam (met u kennis te maken). Bonjour./Enchanté (de faire votre connaissance). Dit is de heer Dekkers. Voici monsieur Dekkers.


29 Ik stel u mijn vrouw voor. Je vous présente ma femme. Kent u elkaar al ? Vous vous connaissez déjà ? Ja, nu herinner ik mij u weer. Oui, je me souviens de vous maintenant. Ja, wij hebben al telefonisch contact met elkaar gehad. Oui, nous nous sommes déjà parlé au téléphone. 4. Welkom heten ✪5 Ik heet u van harte welkom. Je vous souhaite la bienvenue. U bent welkom. Vous êtes les (le/la) bienvenu(e)s. Dag iedereen. Welkom hier. Bonjour à tous. Bienvenue chez nous. We zijn erg blij u te mogen ontmoeten. Nous sommes très heureux de vous rencontrer. [Wees(t)] Welkom. Soyez les bienvenu(e)s. [soyez le/la bienvenu(e)] Ik ben erg blij dat u in zo groten getale aanwezig bent. Je suis très content de vous voir si nombreux. Komt u toch binnen, a.u.b. Mais entrez donc, je vous en prie. Gaat u toch zitten. Asseyez-vous donc. Wij danken u voor uw hartelijke ontvangst. Nous vous remercions de votre accueil chaleureux. We zijn erg blij u te mogen begroeten in ons bedrijf. Nous sommes très heureux de vous accueillir dans notre entreprise. 5. Uw personalia - vos coordonnées ✪6 Hoe heet u ? Comment vous appelez-vous ? Wat is uw (achter)naam ook al weer ? Quel est votre nom (de famille) déjà ? En wat is uw voornaam ? Et quel est votre prénom ? Ik heet …(noem uw naam) Je m’appelle … Kunt u dat even herhalen a.u.b. ? Voulez-vous répéter s’il vous plaît ? Ik heb het niet goed verstaan. Je n’ai pas très bien compris.


30 Kunt u uw naam even spellen ? Pouvez-vous épeler votre nom, s’il vous plaît ? Wat is uw adres ? Quelle est votre adresse ? Wat is uw woonplaats ? Quel est votre domicile ? Ik woon in Eindhoven. J’habite à Eindhoven. Wat is uw nationaliteit ? Quelle est votre nationalité ? Ik ben Nederlander. Je suis Néerlandais/je suis Néerlandaise. Wat is uw geboortedatum ? Quelle est votre date de naissance ? Ik ben geboren op 2 oktober 1956. Je suis né(e) le deux octobre mil neuf cent cinquante-six. Bent u gehuwd ? Vous êtes marié(e) ? Nee, ik ben vrijgezel. Non je suis célibataire. Wat is uw beroep ? Quelle est votre profession ? Ik ben ingenieur. Je suis ingénieur. 6. Een gesprek beginnen ✪7 Neem me niet kwalijk, mijnheer. Mag ik even storen ? Pardon, monsieur. Excusez-moi de vous déranger ? Wordt u al geholpen ? On s’occupe de vous ? Pardon, mevrouw. Zou u mij kunnen zeggen of het hotel echt volgeboekt is ? Pardon, madame. Pourriez-vous me dire si l’hôtel est vraiment complet ? Ik wil u zeggen dat het me echt spijt. Je voudrais vous dire que je suis vraiment désolé(e). Mag ik u een vraag stellen ? Permettez-moi de vous poser une question ? Neem me niet kwalijk dat ik u onderbreek. Ne m’en voulez pas si je vous interromps. Zou u dat punt wat nader willen toelichten ? Pourriez-vous préciser ce point ? Pardon, mijnheer. Kunt u een briefje van 5 euro wisselen ? Het is voor de parkeerautomaat. Pardon, monsieur. Avez-vous la monnaie d’un billet de cinq euros, s’il vous plaît ?


31 C’est pour le parcmètre. Goedenavond mijnheer. Mag ik u wat vragen ? Bonsoir, monsieur. Je voudrais avoir un petit renseignement, s’il vous plaît ? Dag mevrouw. Waarmee kan ik u helpen ? Bonjour, madame. Vous désirez ? Wat kan ik voor u doen ? Que puis-je faire pour vous ? Laat me de situatie even uitleggen. Permettez-moi d’expliquer la situation. 7. Een gesprek beëindigen ✪8 Zo. Ik hoop u binnenkort terug te zien. Voilà. J’espère vous revoir bientôt. Ik bedank u voor alles. Je vous dis merci pour tout. Graag gedaan. Je vous en prie. Tot uw dienst. A votre service. Niets te danken. Il n’y a pas de quoi. Ik moet u bedanken. C’est moi qui vous remercie. Dank u voor uw telefoontje. Merci de votre appel. Ik dank u voor uw begrip. Je vous remercie de votre compréhension. Ik wens u nog een fijne dag. Je vous souhaite encore une excellente journée. U ook. A vous aussi. Maakt u zich niet ongerust. Het komt in orde. Ne vous inquiétez pas. Cela va s’arranger. We zullen uw probleem serieus bekijken. Nous allons étudier votre problème sérieusement. Aarzelt u niet opnieuw te bellen. N’hésitez pas à nous rappeler.

Interculture module 2 ✪9 1. Bevestigen, instemmen en accepteren Ik ben het met u eens. Je suis d’accord avec vous. Ik denk er precies zo over. Interculture taaltrainer Frans 3 CD’s teksten www.interculture.nl © 2014 Copyright Interculture Amersfoort

32 Je suis entièrement de votre avis. U hebt helemaal gelijk Vous avez parfaitement raison. Ja, dat is zo. Oui, c’est sûr. Zeker! Certainement! Natuurlijk wel! Bien sûr que oui! Maar natuurlijk! Mais évidemment! Vanzelfsprekend! Bien entendu! Dat klopt helemaal! C’est tout à fait ça! O.K. D’accord. Akkoord! Oui, ça va!/C’est bien! Dat is waar. C’est vrai. Precies! Exactement! Ik ben er zeker van. J’en suis certain. Ik verzeker u dat het zo is. Je vous assure que c’est ainsi. Dat is een prima idee. C’est une excellente idée. Ja, dat begrijp ik. Oui, je comprends. Ik kan uw gedachtegang volgen. J’approuve votre raisonnement. Er zit wel iets in. Votre point de vue a du bon. U hebt mijn instemming. Je vous donne mon consentement. Hij heeft zijn goedkeuring aan dat plan gegeven. Il a donné son accord à ce projet. Zo denk ik er ook over.


33 C’est également mon avis. Dat komt me wel heel goed uit. Ça m’arrange très bien. Dat schikt prima. Cela me convient parfaitement. Hij heeft de order bevestigd. Il a confirmé la commande. Ik ben helemaal voor. Je suis franchement pour. Hij is akkoord gegaan met dat project. Il a donné son accord à la réalisation de ce projet. Er is niets op tegen, denk ik. Je n’y vois pas la moindre objection. We staan welwillend tegenover uw voorstel. Nous sommes favorables à votre proposition. Ik geef toe dat op u dat punt wel enigszins gelijk hebt. J’admets que, sur ce point, il y a du vrai dans ce que vous dites. Ik ben er van overtuigd dat dat zo is. Je suis persuadé que c’est le cas. 2. Ontkennen, weigeren en afwijzen ✪10 Dat is niet zo. Ce n’est pas vrai. Dat is helemaal niet zo. Ce n’est pas du tout le cas. Dat is totaal onmogelijk. C’est tout à fait impossible. Ik sla uw aanbod af. Je refuse votre offre. Daar is geen sprake van. C’est hors de question. Dat is uitgesloten. C’est exclu. Dat is onacceptabel! C’est inacceptable! Dat lijkt me onwaarschijnlijk. Cela me semble invraisemblable. Dat moeten we afraden. C’est à déconseiller. We moeten daar maar niet op rekenen. Il ne faut pas y compter. Iets klopt er niet.


34 Il y a quelque chose qui ne va pas. Dat lijkt me onmogelijk. Cela me paraît impossible. Totaal niet. Absolument pas. Zeker niet! Certainement pas! Dat is niet juist. Ce n’est pas correct. Dat is niet goed. Ce n’est pas bien. Dat is niet zo. C’est faux. U vergist zich, mevrouw. Vous faites erreur, madame. Hij heeft die afspraak afgezegd. Il a annulé ce rendez-vous. Ze heeft afgezegd. Elle s’est décommandée. Dat wilde ik helemaal niet zeggen. Ce n’est pas du tout ce que je voulais dire. Ik ben het niet eens met uw ideeën. Je ne partage pas vos idées. 3. Ontkenningen ✪11 Ik heb uw mail niet binnen gekregen. Je n’ai pas reçu votre courriel/(e)-)mail. Hij verstaat geen Frans. Il ne comprend pas le français. Ze hebben geen vakantie. Ils n’ont pas de vacances. We hebben niets afgesproken. Nous n’avons pas fixé de rendez-vous. We vragen nooit inlichtingen. Nous ne demandons jamais de renseignements. Er zijn nooit klachten geweest. Il n’y a jamais eu de plaintes. Er is niemand bij me geweest. Personne n’est venu me voir. Ze drinkt bijna geen wijn. Elle ne boit guère de vin. Ik heb bijna geen last.


35 Je n’ai presque pas d’ennuis. Ik kan dat dossier nergens vinden. Je ne trouve ce dossier nulle part. Die zending is nog niet binnen. Cet envoi n’est pas encore arrivé. Ik heb die bestelling nog niet binnen. Je n’ai pas encore reçu cette commande. Er is niets meer over. Il ne reste plus rien. Er is niets meer mogelijk. Plus rien n’est possible. Ze hebben maar tien werknemers. Ils n’ont que dix employés. 4. Vragen stellen ✪12 Deel 1 zonder vraagwoord Zou ik de heer Yvetot kunnen spreken ? Est-ce que je pourrais parler à Monsieur Yvetot ? Is dit boek leverbaar ? Est-ce que ce livre est disponible ? Is Eindhoven een stad in het westen van het land ? Eindhoven, c’est une ville dans l’ouest du pays ? Is uw baas aanwezig ? Votre patron est là ? Gaat de bank om 5 uur dicht ? La banque ferme à 17 heures ? Hebt u voldoende gegeten ? Avez-vous assez mangé ? Is ze op de hoogte van dat voorval ? Est-elle au courant de cet incident ? Spreekt uw broer Frans ? Votre frère, parle-t-il le français ? Is het huis groot genoeg ? La maison, est-elle assez grande ? Is uw man arts ? Votre mari, est-il médecin ? 5. Vragen stellen ✪13 Deel 2 met een vraagwoord Met wie spreek ik ? Qui est à l’appareil ? Met wie wilt u spreken ?


36 A qui voulez-vous parler ? Over wie hebt u gesproken ? De qui avez-vous parlé ? Wie hebt u gebeld ? Qui avez-vous appelé ? Wat scheelt eraan ? Qu’est-ce qui ne va pas ? Wat valt u op ? Qu’est-ce qui vous frappe ? Wat doet u ? Que faites-vous ? Wat is er aan de hand ? Qu’y a-t-il ? Wat wilt u zeggen ? Qu’est-ce que vous voulez dire ? Wat heeft ze u geschreven ? Qu’est-ce qu’elle vous a écrit ? Wat is de prijs ? Quel est le prix ? Waaraan denkt u ? A quoi pensez-vous ? Waarover hebt u gesproken ? De quoi avez-vous parlé ? Welke datum is het vandaag ? Quelle date sommes-nous aujourd’hui ? Welke kleuren vindt u het leukst ? Quelles couleurs préférez-vous ? Wat is uw telefoonnummer ? Quel est votre numéro de téléphone ? Waar woont u ? Où habitez-vous ? Waar liggen de dossiers ? Où sont les dossiers ? Wanneer vertrekt u naar Parijs ? Quand partez-vous pour Paris ? Wanneer heeft hij antwoord gekregen ? Quand a-t-il reçu la réponse ? Hoe gaat het met u ? Comment allez-vous ? Hoe hebt u dat gedaan ? Comment avez-vous fait cela ?


37 Hoeveel is dat schilderij waard ? Combien vaut ce tableau ? Hoeveel kost dat ? Ça coûte combien ? Waarom heeft hij niet geantwoord ? Pourquoi n’a-t-il pas répondu ?

Interculture module 3 ✪14 1. Uw mening geven Ik geloof dat het waar is. Je crois que c’est vrai. Ik denk dat wij nu naar huis moeten. Je pense qu’il faut rentrer maintenant. Ik ben van mening dat u zich vergist. Je suis d’avis que vous vous trompez. Volgens mij is het heel duur. D’après moi, c’est très cher. Mijn mening is dat het nu te laat is. Mon opinion, c’est qu’il est trop tard maintenant. Het lijkt me dat u een vergissing begaat. Il me semble que vous faites erreur. Naar mijn mening overdrijft hij. A mon avis, il exagère. Ik ben van mening dat we het feest moeten uitstellen. Mon idée à moi, c’est qu’il faut remettre la fête. Wat mij betreft ben ik tegen. Quant à moi, je suis contre. Ik, voor mij, denk dat we door moeten gaan. Moi, pour ma part, je pense qu’il faut continuer. Ik ben er zeker van dat hij zal komen. Je suis sûr (certain) qu’il va venir. Ik vind dat u te ver gaat Je trouve que vous allez trop loin Ik ben het niet met u eens. Je ne suis pas d’accord avec vous. Ik heb een andere mening dan u. Je ne suis pas de votre avis. Sinds gisteren ben ik van mening veranderd. Depuis hier, j’ai changé d’avis. Ik vraag me af of we erheen moeten. Je me demande s’il faut y aller.


38 2. Vergelijken ✪15 Ik vergelijk die twee rapporten. Je compare ces deux dossiers. Ik vind dit huis leuker dan dat andere. Je préfère cette maison-ci à cette autre(-là). Ik blijf liever dan dat ik meteen vertrek. Je préfère rester plutôt que de partir tout de suite. Ik heb liever een cola dan appelsap. J’aime mieux un coca qu’un jus de pomme. Dit boek is net zo interessant als dat. Ce livre-ci est aussi intéressant que celui-là. Zij zijn even mooi. Ils sont également beaux. Jan is groter dan Piet Jean est plus grand que Pierre Dit vlees is veel lekkerder dan die vis. Cette viande est bien meilleure que ces poissons. Dit is het beste voorbeeld. Voici le meilleur exemple. Dat zijn de lastigste problemen. Ce sont les problèmes les plus pénibles. Die film is veruit het spannendst. Ce film est de loin le plus passionnant. Die jongen is minder intelligent dan zijn zus. Ce garçon est moins intelligent que sa soeur. Hij is niet zo lenig als zijn broer. Il n’est pas aussi souple que son frère. Zij die het meest drinken, eten het minst. Ceux qui boivent le plus, mangent le moins.

Interculture module 4

✪16

1. Informatie vragen en geven Ik vraag het adres van dat hotel. Je demande l’adresse de cet hôtel. Mag ik u een vraag stellen ? Permettez-moi de vous poser une question ? Ik zou graag willen weten waar hij woont. Je voudrais savoir où il habite. Mag ik even wat informatie van u ? J’aimerais avoir un petit renseignement. Kunt u mij wat achtergrondinformatie geven ? Pouvez-vous me donner quelques informations de base ?


39 Wilt u mij zeggen hoe dat werkt ? Voulez-vous me dire comment ça marche ? Ik wil informeren naar de prijs van een hotelkamer. Je veux me renseigner sur le prix d’une chambre d’hôtel. Hoe moet je een tafel reserveren ? Comment faut-il faire pour réserver une table ? Zou u mij dat systeem uit kunnen leggen ? Pourriez-vous m’expliquer ce système ? Pardon, mevrouw. Zou u mij de weg kunnen wijzen ? Pardon, madame. Pourriez-vous me montrer le chemin ? Kunt u mij vertellen waar het postkantoor is ? La Poste, s’il vous plaît ? Neemt u mij niet kwalijk. Waar ligt het Parc Monceau ? Excusez-moi ? Où se trouve le Parc Monceau, s’il vous plaît ? Hoe laat is het, alstublieft ? Quelle heure est-il, s’il vous plaît ? Wat kost deze broek ? Quel est le prix de ce pantalon ? Hoeveel kost dat ? Ça coûte combien ? Wat is uw geboortedatum ? Quelle est votre date de naissance ? Wat voor weer is het morgen ? Quel temps fera-t-il demain ? Ik zal u dat even uitleggen. Je vais vous expliquer ça. Natuurlijk mijnheer. Ik zal het u laten zien. Bien sûr, monsieur. Je vais vous montrer ça. Luister, ik heb geen tijd, ik heb haast. Ecoutez, je n’ai pas le temps, je suis pressé. Sorry, dat weet ik niet. Ik kom hier niet vandaan. Je regrette, je ne sais pas. Je ne suis pas d’ici. Hier hebt u de gegevens. Voici les données. Ik zal het u even op de kaart aanwijzen. Je vais vous montrer sur la carte. Ik zal u wat informatie geven over onze activiteiten. Je vais vous donner quelques informations sur nos activités. Ik zal u even precies de plaats aangeven. Je vais vous indiquer l’endroit précis. 2. Reageren op uitnodigingen ✪17


40 Ik nodig u vanavond uit op een borrel. Je vous invite à venir prendre un verre ce soir. Bent u vrij morgenmiddag ? Vous êtes libre, demain après-midi ? Zullen we samen een biertje gaan drinken ? On boira bien un pot ensemble ? Ja, graag! Oui, volontiers/Oui, je veux bien! Dat is aardig van u. C’est très gentil à vous. Dat is ontzettend aardig van u. Vous êtes trop aimable. Ik verheug mij er al op. Je m’en réjouis déjà. Als u perse wilt. Si vous insistez. Jammer, dan ben ik weg. Dommage, je ne serai pas là. Het spijt mij, ik ben bezet. Je regrette, je suis pris. Dank u, maar ik heb al een uitnodiging. Merci beaucoup, mais j’ai déjà une autre invitation. 3. Afspraken maken, wijzigen en afzeggen ✪18 Kunnen we ergens afspreken ? On pourrait se donner rendez-vous quelque part ? Kunnen we elkaar ontmoeten ? On peut se rencontrer ? Waar treffen we elkaar ? On se voit où ? We zien elkaar a.s. donderdag weer. On se reverra jeudi prochain. Hebt u al een afspraak gemaakt ? Vous avez déjà pris rendez-vous ? Ik zou graag een afspraak maken met mevrouw Garnier. J’aimerais fixer un rendez-vous avec madame Garnier. Dat kan woensdagmorgen om 11 uur. Il y a une possibilité mercredi à onze heures. Schikt dat/komt dat uit ? Ça vous convient ? Nee, dan kan ik niet. Non, alors je ne peux pas.


41 Dan ben ik bezet. Alors, je suis (serai) occupé/alors, je suis (serai) pris. Vrijdag ben ik niet bezet. Vendredi je suis libre. Ik ben alleen ’s ochtends vrij. Je suis libre le matin seulement. Er is geen andere mogelijkheid. Il n’y a pas d’autre possibilité. Ik kijk even in mijn agenda. Je vais consulter mon agenda. Dat komt mij uitstekend uit. Ça me convient parfaitement. Akkoord. Tot binnenkort D’accord. A bientôt. Ik wil graag mijn afspraak naar later verzetten. Je voudrais remettre mon rendez-vous à plus tard. Kunnen we een andere datum prikken voor onze ontmoeting ? Est-ce que nous pourrons changer la date de notre rencontre ? Ik heb al mijn afspraken afgezegd. J’ai annulé tous mes rendez-vous. Het spijt mij, maar ik kan niet komen. Désolé, je ne peux pas venir. 4. Excuses maken en erop reageren ✪19 Neem mij niet kwalijk. Je vous demande pardon. Pardon! Excusez-moi! Sorry! Je m’excuse! Neemt u mij dat voorval niet kwalijk. Je vous prie de m’excuser de cet incident. Sorry, maar daar ben ik niet verantwoordelijk voor. Je regrette, mais je n’en suis pas responsable. Neem mij niet kwalijk dat ik te laat ben. Excusez mon retard. Wilt u mij een ogenblik excuseren ? Voulez-vous m’excuser un instant ? Natuurlijk, mevrouw. Bien sûr, madame. Vanzelfsprekend! Vous êtes tout excusé!


42 Het geeft niet. Je vous en prie / ça ne fait rien Het is niet erg. Ce n’est pas grave. 5. Voorstellen doen ✪20 Ik doe u een voorstel. Je vous fais une proposition. Ik, voor mij, zou iets anders adviseren. Moi, pour ma part, je conseillerais autre chose. Ik stel voor een toast uit te brengen op onze gasten. Je vous propose de porter un toast à nos invités. We kunnen misschien beter niets doen. Il serait peut-être préférable de s’abstenir. Ik heb een beter idee. J’ai une meilleure idée. Naar mijn mening zouden we voor een andere oplossing moeten kiezen. A mon avis, il faudrait choisir une autre solution. Er is nog een andere optie. Il y a bien une autre option. We zouden eventueel een ander product kunnen proberen. On pourrait éventuellement essayer un autre produit. Het zou misschien beter zijn er niet heen te gaan. Il vaudrait peut-être mieux ne pas y aller. Het lijkt mij dat we de zaak anders moeten aanpakken. Il me semble qu’il faut s’y prendre autrement. Volgens mij is het dat niet helemaal. Selon moi, ce n’est pas tout à fait cela. Als ik u was, zou ik niets zeggen. Si j’étais vous, je ne dirais rien. Denkt u niet dat we een uitzondering moeten maken ? Ne pensez-vous pas qu’il faut faire une exception ? 6. Reageren op verwachtingen ✪21 Ik had dat al verwacht. Je m’y attendais déjà. Voorzien we betere resultaten ? Est-ce qu’on prévoit de meilleurs résultats ? Dat was niet gepland. Ce n’était pas prévu. Dat nieuwe project voldoet niet aan de verwachtingen. Ce nouveau projet ne répond pas aux attentes. Ik voorzie een duidelijke verbetering. J’envisage une nette amélioration.


43 Ik houd daar rekening mee. Je tiens compte de tout cela. Ik ben er zeker van dat het probleem wordt opgelost. Je suis certain que le problème sera résolu. Naar alle waarschijnlijkheid is dat niet het geval. Selon toute probabilité, ce n’est pas le cas. Ik hoop u spoedig te ontmoeten. J’espère vous rencontrer bientôt. We moeten moed houden. Il faut garder l’espoir. Tegen alle verwachting in heeft hij de markt veroverd. Contre toute attente, il a conquis le marché. Ik vermoedde die problemen al. Je me doutais déjà de ces problèmes. Hij verwacht overmorgen te vetrekken. Il compte partir après-demain. 7. Gevoelens van tevredenheid, verbazing en onbehagen ✪22 Wat een leuke verrassing! Quelle bonne surprise! Ik ben erg verbaasd. Je suis très étonné. Dat was een onaangename verrassing. C’était une mauvaise surprise. Ik ben nogal verbaasd over zijn houding. Je suis assez surpris par son attitude. Dat is vervelend. C’est ennuyeux. Ik vind het vervelend hem zo te zien. Ça me gêne de le voir comme ça. Het spijt mij dat ik weg moet. Je suis désolé de devoir partir. Ik ben teleurgesteld door dat slechte resultaat. Je suis déçu par ce mauvais résultat. Ik ben heel blij u te ontmoeten. Je suis très heureux de vous rencontrer. Ik vind het erg fijn u te ontmoeten. Je suis ravi de vous rencontrer. Ik ben redelijk tevreden over zijn werk. Je suis assez content de son travail. Ik heb onze ontmoeting erg op prijs gesteld. J’ai beaucoup apprécié notre rencontre.


44 De directeur was tevreden over het gesprek. Le directeur était content de l’entrevue. Jammer genoeg is de verantwoordelijke persoon er niet. Malheureusement, le responsable n’est pas là. Die film was heel leuk. Ce film m’a plu énormément. Het was fantastisch. C’était formidable. 8. Een verzoek doen ✪23 Ik verzoek u niet te roken Je vous prie de ne pas fumer Wilt u de ramen a.u.b. sluiten ? Je vous demande de bien vouloir fermer les fenêtres, s.v.p.? Hij heeft een verzoek ingediend. Il a fait une demande. Ik heb uw hulp ingeroepen. J’ai réclamé votre assistance. Volgt u mij alstublieft. Suivez-moi, s’il vous plaît. Wilt u even komen ? Voulez-vous venir s.v.p. Dit is het einde van de Interculture gesprektrainer Frans. Meer informatie vindt u op www.interculture.nl


Interculture taaltrainer Frans 3 CD s teksten Copyright Interculture Amersfoort

Recommend Documents