Le essugge esties ‘S Schattig’ Vo oor groe ep 1-2
Interactief voorlezen Voorbereiding Door het boek te lezen en de illustraties op u in te laten werken komt u in de sfeer van het verhaal. Maak twee hoeken in het lokaal. Een “stoere” hoek met bijvoorbeeld een politiepak en pet, een zwarte zonnebril, wat bouwmateriaal. In de “schattige” hoek komen zachte kleedjes en bloemetjes (papier). Hang er een mooi versierde lijst bij. Daarin komt het schatje van de week te hangen. Dat kan bijvoorbeeld de foto van een huisdier of knuffel zijn. Bij de voorbereiding neemt u de moeilijke woorden en begrippen door die misschien om uitleg vragen. Sommige woorden kunt u aanwijzen op de platen: zebrapad Andere woorden hebben een uitleg nodig: schattig, stoer, engerd, vliegensvlug en smachtende Sommige woorden kunt u voor doen: gromgeluidjes, hoofdschuddend
Introductie Kinderen laten zich graag verrassen. Door het boek op een boeiende manier te introduceren wekt u de belangstelling van de kinderen. Vraag aan de kinderen wie er thuis een konijn als huisdier heeft. Wat eet een konijn? Wie heeft er wel eens een konijn vast gehouden en geaaid? Hoe voelt dat, is het ruw, zacht, hard, pluizig? Vertel dan het volgende: Ik ken ook een heel klein,zacht en pluizig konijntje. Maar dit konijntje wil helemaal niet pluizig en zacht zijn. Hij wil opvallen en stoer zijn. Over dat konijn, Tijn, ga ik een verhaal uit dit boek vertellen. Neem dan een zwarte zonnebril en zet deze op en zeg: Deze zonnebril is van Tijn. Ik mocht de bril even lenen en heb beloofd dat ik hem gauw weer terug zou geven. Geef de bril vervolgens aan de kinderen; elk kind mag de bril even opzetten. Hoe kijken ze naar elkaar? Laat de voorkant van het boek zien. Blader daarna het boek door. Laat ze bijvoorbeeld de afgebeelde dieren hardop noemen. Geef ruimte aan wat ze vertellen over hun huisdier of dierentuin waarvan ze de dieren herkennen.
Voorlezen Lees het boek voor. Laat de betekenis en de strekking meeklinken met de emoties van Tijn en Truuske. Lees daarom niet te snel voor, geef ruimte om bij enkele woorden de kinderen zelf na te laten denken. Op de laatste bladzijde kunt u samen met de kinderen ontdekken wat voor ondeugende dingen de kleine konijntjes allemaal doen. Met de mee gebrachte attributen uit de “stoere en schattige” hoek kunnen aparte gesprekjes gevoerd worden over schattig en stoer zijn.
Wat betekent het als je stoer of schattig bent? Zijn alleen jongens stoer en meisjes schattig? Of zijn er ook stoere meiden of schattige jongens. Wie vindt zichzelf stoer of een beetje stoer. En wie vindt zichzelf schattig of een beetje schattig. Kunnen de kinderen iemand uit hun eigen omgeving bedenden die stoer is? Waar zien ze dat aan? (beroep) Heb je wel eens iemand met een tattoo gezien? Hoe ziet dat eruit? Hebben alle stoere mensen een tattoo of een oorbel in? Laat nogmaals de voorkant van het boek zien. Wat heeft Tijn gedaan om er stoer uit te zien.
Ingaan op het verhaal U leest het boek nogmaals voor en besteedt deze keer bijzondere aandacht aan de structuur van het verhaal. Neem de tijd bij het praten over het verhaal. Ook kunt u voor het voorlezen even informeren wie het verhaal thuis al voorgelezen is. Door wie en waar. Hebben de kinderen het verhaal goed begrepen? Gebruik daarvoor de volgende drie onderdelen van de verhaallijn: Wat is het probleem? Tijn wil niet schattig zijn. Waarom vindt hij dat niet leuk? En wat gaat hij doen (stoer lopen, een ring in zijn oor zetten, een tattoo op zijn arm plakken, een zwarte bril opzetten, een motor kopen en gevaarlijk hard rijden)? Wat gebeurt er daarna? Tijn rijdt heel hard op zijn motor om indruk te maken en op te vallen. Wat gebeurt er op het zebrapad? Hoe laat Truuske zien dat ze niet onder de indruk is van Tijn? Hoe loopt het af? Tijn wordt verliefd op Truuske. Waaraan kun je dat zien? Hoe doe je als je verliefd bent? Doet hij nog steeds stoer of is hij nu weer schattig?
Verwerking Het boek kan door herhaaldelijk voorlezen op diverse manieren tot leven komen waardoor het plezier in het verhaal en de verwerking extra worden versterkt. Door spelenderwijs bezig te zijn met de begrippen en de taal uit het boek ontstaat er een extra impuls voor de woordenschat- en taalverwerving.
Bewegingsspelletje Verdeel de groep in tweeën. De ene groep is stoer (borst vooruit, gebalde vuisten, een beetje boos kijken, grommen, voeten naar buiten en grote passen nemen). De andere groep is schattig (lief kijken, voeten naar binnen, handen op de rug en huppelen). Probeer er eens passende muziek bij te vinden: trommelmuziek of harde elektrische gitaarmuziek bij stoer en liefelijke klanken bij schattig. Na een minuut of drie draai je het om en mogen de stoere kinderen schattig worden en andersom. Kies een kind uit en laat het een beweging voor doen: de anderen doen het na.
Drama Leg stoere attributen klaar zoals een helm, politiepet, piratenmuts. Teken een snor met een oogpotlood. Leg ook schattige kleren klaar zoals pluizige zachte kleding, pluk/maak bloemetjes. Maak een verkeerscircuit met een zebrapad en laat de kinderen spelen dat er een ontmoeting plaats vindt en een gesprekje. Werk dit uit tot een klein toneelstukje. Door het de eerste keer zelf te spelen laat u aan de kinderen zien wat de bedoeling is.
Tattoo’s Op een wit stickervel kunnen de kinderen tattoo’s maken. Zorg dat ze eerst een afbeelding bedenken . Daarna tekenen en kleuren ze het op een witte sticker. Ze mogen daarna de tattoo’s op hun eigen arm of hand plakken. (Er zijn ook afwasbare tattoostiften verkrijgbaar, daarmee kunnen de tattoo’s direct op de arm getekend worden).
Wat hoort bij elkaar Dit werkblad kunnen de kinderen zelfstandig maken. U kunt het samen met het boek ook mee naar huis geven zodat ze het samen met een ouder kunnen maken. Dit kan het samen praten over het boek stimuleren in de thuissituatie.
Spiegel bladen Zorg voor voldoende kopieën. Laat de leerlingen kiezen wie zij willen tekenen: stoer of schattig. Ben benieuwd of alle jongens voor stoer kiezen!
Woordspelletjes Dit spelletje is altijd een succes. Zet de kinderen op een rij. Het eerste kind zoekt een woord of afbeelding uit het boek en fluistert het in het oor van degene die naast hem/haar zit. Het laatste kind mag het woord dat hij verstaan heeft hardop zeggen. Het eerste kind zegt daarna het woord wat hij ingefluisterd heeft. Op de laatste bladzijde van het boek doen de kleine konijntjes stoute ondeugende dingen. Annie M.G. Schmidt schreef het bekende gedichtje ‘ik ben lekker stout’. Met het uitspreken van de zin ‘ik wil niet meer’ geeft het kind grenzen aan en kan het lekker even stout zijn. Ik wil niet meer, ik wil niet meer Ik wil geen ………..(kind zegt hardop iets wat hij/zij niet wil) Ik wil niet zeggen elke keer, Dank je wel mevrouw, dank je wel meneer Nee nooit meer! Hieronder het hele gedicht:
Ik ben lekker stout. Ik wil niet meer, ik wil niet meer! Ik wil geen handjes geven! Ik wil niet zeggen elke keer: Jawel mevrouw, jawel meneer… Nee, nooit meer in mijn leven! Ik hou mijn handen op de rug en ik zeg lekker niks terug! Ik wil geen vieze havermout, Ik wil geen tandjes poetsen! 'k Wil lekker knoeien met het zout, ik wil niet aardig zijn, maar stout en van de leuning roetsen en schipbreuk spelen in een teil en ik wil spugen op het zeil! En heel hard stampen in een plas en dan m'n tong uitsteken en morsen op m'n nieuwe jas en ik wil overmorgen pas weer met twee woorden spreken! En ik wil alles wat niet mag, de hele dag, de hele dag! En ik wil op de kanapee met hele vuile schoenen en ik wil aldoor gillen: Nee! En ik wil met de melkboer mee en dan het paardje zoenen. En dat is alles wat ik wil En als ze kwaad zijn, zeg ik: Bil!
Annie M.G. Schmidt