Intentieverklaring milieuzone voor lichte bedrijfsauto’s In Nederlandse stedelijke gebieden bestaan problemen voor wat betreft de luchtkwaliteit. Overheden hebben de verplichting om de lokale luchtkwaliteit te verbeteren. Zij geven daar invulling aan via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De verschillende vervoersmiddelen over de weg, het water en het spoor, maar ook de industrie en landbouw, vormen een bron van luchtverontreinigende emissies. Voor al deze bronnen zijn maatregelen opgenomen in het NSL teneinde die luchtverontreinigende emissies te verminderen. Lichte (diesel) bedrijfsauto’s leveren, naast vrachtauto’s, bussen en personenauto’s een significante bijdrage aan de totale emissie van fijn stof (PM10 en PM2,5) en NO2 in de binnensteden. De milieuzone voor lichte bedrijfsauto’s kan – afhankelijk van de gemeente – deel uitmaken van het NSL, als één van de mogelijke maatregelen om de luchtkwaliteit op lokaal niveau te verbeteren. Verkeersmaatregelen zijn voor gemeenten het meest effectief om de luchtkwaliteit te verbeteren en daarmee de volksgezondheid. Voor fijn stof geldt dat verkeersmaatregelen substantieel de blootstelling aan roetdeeltjes reduceren. Roetdeeltjes zijn het meest schadelijk geachte deel van fijn stof. De milieuzones voor lichte bedrijfsauto’s vloeien mede voort uit de afspraken uit het convenant Stimulering Schone Vrachtauto’s en Milieuzonering waarin de inspanningsverplichting is opgenomen om ook maatregelen ten aanzien van andere voertuigen dan vrachtauto’s te bewerkstelligen. In 2007 is begonnen met de verkenning van een mogelijke milieuzone voor lichte bedrijfsauto’s. Dit heeft geleid tot een regime van toelatingseisen en een concept-convenant. In het voorjaar van 2009 werd echter duidelijk – door nieuwe wetenschappelijke gegevens over de uitstoot van bestelauto’s – dat een dergelijke milieuzone vóór 2013 niet opportuun is. De nieuwe emissiegegevens geven aan dat vooral (diesel)bedrijfsauto’s die tussen 2000 en 2006 nieuw zijn verkocht meer directe NO2 uitstoten dan eerder werd verondersteld. NO2 is nu nét de stof waarvoor Nederland op diverse plaatsen problemen heeft om de grenswaarden te halen. Bij nieuwere auto’s (Emissieklasse 4 en 5) wordt gebruik gemaakt van andere reinigingstechnieken en treedt dit probleem in mindere mate op. Daarom is de invoering van milieuzones voor lichte bedrijfsauto’s uitgesteld. Vanaf 1 juli 2013 is een dergelijke milieuzone wel opportuun omdat het toegangsregime (volgens het eerdere concept-convenant) vanaf dat moment alleen nog lichte (diesel)bedrijfsauto’s die voldoen aan de Emissieklasse 4 klasse (of hoger) toelaat tot de milieuzones. Vanaf 1 januari 2015 worden de criteria verder aangescherpt en hebben alleen lichte bedrijfsauto’s met Emissieklasse 4, maar waarvan de uitstoot van deeltjes tenminste voldoet aan Emissieklasse 5 (in de praktijk een af-fabriek roetfilter) en Emissieklasse 5 voertuigen toegang tot de zones. Een milieuzone is een middel om tot een betere luchtkwaliteit te komen, geen doel op zich. Gemeenten kunnen– los van een milieuzone – ook andere (flankerende) maatregelen die de doorstroming bevorderen en schonere voertuigen stimuleren. Vroegtijdige communicatie richting eindgebruikers (de eigenaren en berijders van de lichte (diesel)bedrijfsauto’s) is essentieel. De partijen hebben hier in 2008 al een belangrijke stap in genomen door een (concept)communicatieplan voor op te stellen. Dit plan is destijds niet verder afgerond door de NO2 discussie die in het voorjaar van 2009 begon. Met deze intentieverklaring moet het communicatieplan weer opgepakt worden. In deze intentieverklaring stellen de hierna te noemen Partijen dat zij zich zullen inzetten om de invoering van een milieuzone voor lichte bedrijfsauto’s mogelijk te maken per 1 juli 2013 met behulp van de volgende procesafspraken:
1. Quick Scan nut en noodzaak De gemeentelijke partijen tonen aan de hand van de monitor van het NSL in 2010 aan dat een milieuzone voor lichte bedrijfsauto’s noodzakelijk is om dreigende luchtkwaliteitsknelpunten (in de toekomst) te verminderen. Het aantonen van nut- en noodzaak moet afgerond zijn vóór 1 november 2010. Daarna monitoren de gemeenten ieder jaar of de nut- en noodzaak nog aanwezig is. 2. Opstellen lijst van stimulerende maatregelen: De hierna te noemen Partijen zullen gezamenlijk op lokaal niveau positief stimulerende maatregelen analyseren om de inzet van schone lichte (diesel)bedrijfsauto’s (emissieklasse 4 en 5) te bevorderen of het gebruik van schone alternatieven vormen van goederenvervoer te stimuleren. Deze analyse heeft tot resultaat een limitatieve lijst van flankerende maatregelen die een gemeente kan nemen. Te denken valt hierbij aan gebruik doelgroepenstroken voor schone voertuigen, ruimere ontheffingsmogelijkheden voor schonere voertuigen (parkeren en venstertijden) en extra laad- en losplaatsen voor schone voertuigen. Deze analyse van mogelijke stimulerende maatregelen zal vóór 1 januari 2011 gereed zijn. 3. Vaststellen van stimulerende maatregelen per gemeente Door iedere gemeente wordt – in overleg met het bedrijfsleven – bepaald welke flankerende maatregelen (uit punt 2) genomen worden. Twee opmerkingen zijn hier van belang: Ten eerste zal niet iedere maatregel voor iedere gemeente geschikt zijn. Keuze is maatwerk voor iedere gemeente. Ten tweede kan een gemeente hier ook flankerende maatregelen opvoeren die al genomen worden. Het vaststellen van flankerende maatregelen zal vóór 1 januari 2012 plaatsvinden. De maatregelen worden vóór 1 januari 2013 genomen. 4. Kosten- baten analyse voor 1 juli 2011 De Partijen gaan gezamenlijk in 2010 de kosten en baten van milieuzones voor lichte bedrijfsauto’s onderzoeken. De te hanteren methodiek wordt door de partijen uiterlijk op 1 juli 2010 vastgesteld en de kosten-batenanalyse wordt afgerond voor 1 juli 2011. 5. Voorstel compenserende maatregelen voor 1 januari 2012 Aan de hand van de resultaten van de kosten-batenanalyse zal er, onder regie van het Rijk, uiterlijk 1 januari 2012 overeenstemming moeten zijn tussen de partijen, over een pakket van compenserende maatregelen voor het invoeren van milieuzones voor lichte bedrijfsauto’s. Deze compenserende maatregelen zijn financieel van aard. 6. Op basis van de resultaten uit bovenstaande afspraken zullen de Partijen afzonderlijk een definitief besluit nemen over het ondertekenen van het convenant Stimulering Schone Lichte Bedrijfsauto’s en Milieuzonering met het bijbehorende stappenplan. Dit besluit tot ondertekening van het convenant, zal uiterlijk op 1 januari 2012 worden genomen als de gemeente(n) op 1 juli 2013 de milieuzone willen invoeren. 7. De gemeenten nemen het besluit om een milieuzone voor lichte bedrijfsauto’s, uiterlijk negen maanden vóór de invoering van de milieuzone, namelijk vóór 1 oktober 2012
DE PARTIJEN 1
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, mevrouw dr. J.M. Cramer, hierna te noemen: de Minister van VROM,
…………………. handtekening 2
Den Haag,
…………………. (datum)
De Minister van Verkeer en Waterstaat, de heer ir. C.M.P.S. Eurlings, hierna te noemen: de Minister van VenW,
…………………. handtekening
Den Haag,
…………………. (datum)
de Ministers handelend in hun hoedanigheid van bestuursorgaan en als vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden, waarvan de zetel is gevestigd te ’s-Gravenhage, 3
EVO, waarvan de zetel is gevestigd te Zoetermeer, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de algemeen directeur mr. Dick van den Broek Humphreij, hierna te noemen: EVO,
…………………. handtekening 4
Zoetermeer,
…………………. (datum)
Koninklijk Nederlands Vervoer, waarvan de zetel is gevestigd te ’s-Gravenhage, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door ……………………………….., hierna te noemen: KNV Goederenvervoer,
…………………. handtekening
Den Haag,
…………………. (datum)
5
Transport en Logistiek Nederland, waarvan de zetel is gevestigd te Zoetermeer, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer drs. A.B. Sakkers, voorzitter van Transport en Logistiek Nederland, hierna te noemen: TLN,
…………………. handtekening 6
Den Haag,
…………………. (datum)
MKB-Nederland, waarvan de zetel is gevestigd te Leidschendam, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door …………………………………………, hierna te noemen: MKB-Nederland,
…………………. handtekening 8
…………………. (datum)
VNO-NCW waarvan de zetel is gevestigd te Den Haag, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer B. Wientjes, hierna te noemen: VNO-NCW,
…………………. handtekening 7
Zoetermeer,
Leidschendam,
…………………. (datum)
Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Rotterdam, handelend in zijn hoedanigheid van bestuursorgaan, en De gemeente Rotterdam, beide te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door dhr. J. M. Vervat, wethouder Economie, Verkeer en Vervoer, hierna gezamenlijk te noemen: de Gemeente Rotterdam,
…………………. handtekening 9
Rotterdam,
…………………. (datum)
Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Utrecht, handelend in zijn hoedanigheid van bestuursorgaan, en De gemeente Utrecht, beide te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door mevrouw I.G.M. de Bondt, wethouder Openbare Ruimte, Mobiliteit en Bereikbaarheid, hierna gezamenlijk te noemen: de Gemeente Utrecht,
…………………. handtekening
Utrecht,
…………………. (datum)
10
Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Den Haag, handelend in zijn hoedanigheid van bestuursorgaan, en De gemeente Den Haag, beide te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door dhr. Drs. P.W.M. Smit wethouder verkeer en milieu, hierna gezamenlijk te noemen: de Gemeente Den Haag,
…………………. Handtekening
Den Haag,
…………………. (datum)
11
Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Amsterdam, handelend in zijn hoedanigheid van bestuursorgaan, en De gemeente Amsterdam, beide te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer J.H. Gerson Wethouder Verkeer en Vervoer, hierna gezamenlijk te noemen: de Gemeente Amsterdam,
…………………. handtekening 12
Amsterdam,
…………………. (datum)
Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Breda, handelend in zijn hoedanigheid van bestuursorgaan, en De gemeente Breda, beide te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door dhr. W.J. Willems, wethouder Cultuur, Verkeer en Milieu, hierna gezamenlijk te noemen: de Gemeente Breda,
…………………. handtekening 13
Tilburg,
…………………. (datum)
Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente s’-Hertogenbosch, handelend in zijn hoedanigheid van bestuursorgaan, en De gemeente s’-Hertogenbosch, beide te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door Mw. J. Eugster-van Bergeijk, wethouder Openbare Ruimte (inrichting en beheer) en Milieu, hierna gezamenlijk te noemen: de Gemeente s’-Hertogenbosch
…………………. handtekening 15
…………………. (datum)
Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Tilburg, handelend in zijn hoedanigheid van bestuursorgaan, en De gemeente Tilburg, beide te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door drs. Marieke A.H. Moorman, wethouder Milieu, hierna gezamenlijk te noemen: de Gemeente Tilburg,
…………………. handtekening 14
Amsterdam,
s’-Hertogenbosch,
…………………. (datum)
Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Eindhoven, handelend in zijn hoedanigheid van bestuursorgaan, en De gemeente Eindhoven, beide te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door dhr drs. H.J. A. van Merrienboer, wethouder van mobiliteit, milieu en economische zaken, hierna gezamenlijk te noemen: de Gemeente Eindhoven
…………………. handtekening
Eindhoven,
…………………. (datum)
17
De Stadsregio Rotterdam, waarvan de zetel is gevestigd te Rotterdam, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door dhr. J. M. Vervat, portefeuillehouder Verkeer en Vervoer, hierna te noemen: de Stadsregio Rotterdam,
…………………. handtekening
Rotterdam,
…………………. (datum)