INSTRUMENT 1
DRAAIBOEK
INTENSIEF VOORBEREIDINGSJAAR HOGER ONDERWIJS VOOR ANDERSTALIGE NIEUWKOMERS | L4-Volwassenenonderwijs 1
DRAAIBOEK Intensief Voorbereidingsjaar hoger onderwijs voor Anderstalige Nieuwkomers (IVAN)
Deze instrumenten kwamen tot stand in het kader van een Innovatieproject met steun van het Europees Sociaal Fonds.
www.voorbereidingsjaar.be Een project van L4-volwassenenonderwijs Leuven, februari 2015 Tekst: Sylvia Berwaerts, Sharyne Ledocte, Elien Vanleeuw Revisie december 2015 : Anke Esch
Met dank aan iedereen die bijdroeg tot het welslagen van het Intensief Voorbereidingsjaar hoger onderwijs voor Anderstalige Nieuwkomers
Inhoudsopgave Afkortingen ............................................................................................................. 3 Inleiding................................................................................................................. 5 Situering intensief voorbereidingsjaar hoger onderwijs voor anderstalige nieuwkomers ......... 7
1.
Probleemstelling ........................................................................................ 7
1.1.
De arbeidsmarktpositie van (hoger geschoolde) anderstalige nieuwkomers ............ 7
1.1.1.
1.1.2. De onvoldoende toegankelijkheid van het (hoger) onderwijs voor anderstalige nieuwkomers ..................................................................................................... 8 1.1.3. profielen
Boekhouders en informatici: structurele knelpuntberoepen voor hoger geschoolde 9
1.2.
Oplossing ................................................................................................10
1.3.
Het volwassenenonderwijs in een notendop ......................................................12
1.3.1.
Opleidingsaanbod ................................................................................12
1.3.2.
Opleidingsprofiel van een opleiding uit het volwassenenonderwijs ......................13
1.3.3.
Taal- en diplomavoorwaarden volwassenenonderwijs .....................................14
1.4.
Het hoger onderwijs in een notendop...............................................................16
1.4.1.
Opleidingsaanbod ................................................................................16
1.4.2.
Opleidingsstructuur hoger onderwijs ..........................................................17
1.4.3.
Taal- en diplomavoorwaarden in het hoger onderwijs ......................................18
1.5.
Doorstroomtrajecten van het hoger beroepsonderwijs naar de professionele bachelor ....20
1.6.
Voortrajecten, duaal en geïntegreerd leren ........................................................22
1.7.
Erkenning voorbereidingsjaar door de VDAB .....................................................24
1.7.1.
Statuut van werkzoekende cursist in het voorbereidingsjaar ..............................25
1.7.2.
Verplichtingen opleidingsinstellingen in VDAB-contract ....................................25 Rollen in het voorbereidingsjaar .....................................................................27
1.8. 1.8.1.
Rollen in het volwassenenonderwijs ..........................................................27
1.8.2.
Rollen in het hoger onderwijs ...................................................................27
1.8.3.
Rollen bij VDAB ...................................................................................27
Instrument 1: Draaiboek voorbereidingsjaar hoger onderwijs voor anderstalige nieuwkomers .30
2. 2.1.
Procesflow opstart voorbereidingsjaar hoger onderwijs voor anderstalige nieuwkomers ..30
2.2.
Onderzoeksfase ........................................................................................32
2.2.1.
Opleidingsanalyse ................................................................................32
2.2.2.
Arbeidsmarktanalyse ............................................................................34
2.2.3.
Afstemming opleidingsanalyse – arbeidsmarktanalyse ....................................34
2.3.
Verkennings- en planningsfase ......................................................................37
2.3.1.
Ontwerpen van de opleiding ....................................................................37
2.3.2.
Ontwerp in de praktijk............................................................................50
2.4.
Toeleiding en screening ..............................................................................57
2.4.1.
Toeleiding ..........................................................................................57
2.4.2.
Screening ..........................................................................................58
1
Uitvoering ...............................................................................................67
2.5. 2.5.1.
Inschrijving en administratie ....................................................................67
2.5.2.
Inloopweek ........................................................................................69
2.5.3.
Begeleiding cursisten ............................................................................70
2.5.4.
Begeleiding docenten ............................................................................77
2.5.5.
Evaluatie ...........................................................................................78
2.5.6.
Warme overdracht naar finaliteitsopleiding...................................................80
2.5.7.
Stopzetting en/of mutatie ........................................................................81 Nazorg en evaluatie ...................................................................................82
2.6. 2.6.1.
Nazorg .............................................................................................82
2.6.2.
Evaluatie ...........................................................................................82
2.7.
Referenties ..............................................................................................84 Factsheet .....................................................................................................85
3. 3.1.
Aantal gestarte cursisten .............................................................................85
3.2.
Aantal gestarte cursisten per module versus aantal certificaten ...............................86
3.3.
Profiel van de cursisten ...............................................................................87
3.3.1. Geslacht ..................................................................................................87 3.3.2. Leeftijd ....................................................................................................87 3.3.3. Afkomst...................................................................................................87 3.3.4. Hoogst behaalde diploma .............................................................................87 3.3.5. Werkzoekende met VDAB-opleidingscontract versus student ..................................87 3.4.
NT2 niveau bij uitstroom ..............................................................................88
3.5.
Vervolgtraject ...........................................................................................88
4.
Overzicht partners ...........................................................................................89
5.
Lijst met bijlagen (zie cd-rom op aanvraag) .............................................................91
2
Afkortingen AAV: Aanvullende Algemene Vorming ABa: Academische Bachelor ASO: Algemeen Secundair Onderwijs BanaBa: Bachelor-na-Bachelor CBE: Centrum voor Basiseducatie CC: Competentiecentrum CEFR: Common European Framework of Reference for Languages CVO: Centrum voor Volwassenenonderwijs CVWO: Consortium Volwassenenonderwijs ECTS: European Credit Transfer System EQF: European Qualification Framework ERK: Europees Referentiekader EVC: Elders Verworven Competenties EVK: Elders Verworven Kwalificaties GPB: Getuigschrift Pedagogische Bekwaamheid HBO5: Hoger Beroepsonderwijs ILT: Instituut voor Levende Talen Ma: Master ManaMa: Master-na-Master NARIC: National Academic (and professional) Recognition and Information Centre NT2: Nederlands als Tweede Taal OCMW: Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn OLC: Open Leercentrum OP: opleidingsprofiel OPO: Opleidingsonderdeel PAP: Persoonlijk Actieplan PBa: Professionele Bachelor PDC: Provinciaal Directiecomité
3
POP: Persoonlijk Ontwikkelingsplan SID-in: Studie-informatiedagen SLO: Specifieke Lerarenopleiding SP: Studiepunt TKO: Tweedekansonderwijs TSO: Technisch Secundair Onderwijs UAF: Universitair Asiel Fonds UCLL: University Colleges Leuven-Limburg UTC: Universitair Talencentrum VDAB: Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling VKS: Vlaamse Kwalificatiestructuur VLOR: Vlaamse Onderwijsraad
4
Inleiding In april 2013 startte L4-Volwassenenonderwijs met het Intensief Voorbereidingsjaar hoger onderwijs voor Anderstalige Nieuwkomers (IVAN) in de richting boekhouden en informatica. Doorheen de tijd werd die opleiding verkort ‘het voorbereidingsjaar voor anderstaligen’ of zelfs ‘het voorbereidingsjaar’ genoemd. In het kader van dat voorbereidingsjaar, gerealiseerd met de steun van het Europees Sociaal Fonds (ESF), werden drie instrumenten ontwikkeld. Instrument één is een draaiboek voor de ontwikkeling van een voorbereidingsjaar hoger onderwijs voor anderstaligen. Het is bedoeld voor opleidingsverstrekkers uit het volwassenenonderwijs en het hoger onderwijs en voor medewerkers uit de integratie- en inburgeringssector die vanuit een breed partnerschap ook een voorbereidingsjaar willen ontwerpen. Het draaiboek wordt voorafgegaan door een toelichting bij het ontstaan van dit ESF-project (deel 1). Deel 2 deel bevat het eigenlijke draaiboek. Hierin worden de vijf fasen van de ontwikkeling van een voorbereidingsjaar voor anderstaligen zorgvuldig beschreven. Tijdens de eerste twee, de onderzoeksfase en de verkennings- en planningsfase, wordt het voorbereidingstraject inhoudelijk uitgewerkt en wordt er gezocht naar partners om dit traject mee vorm te geven. In de derde fase staat de screening en toeleiding centraal en in de vierde fase wordt uitgebreid stilgestaan bij de uitvoering van het traject. Instrumenten twee en drie sluiten aan bij deze uitvoeringsfase, waar leerondersteuning en trajectbegeleiding een belangrijk onderdeel van uitmaken. Als laatste fase is er de nazorg en de evaluatie van het traject. Het draaiboek wordt aan een procesflow gekoppeld die een duidelijk overzicht moet geven van de verschillende fasen in de ontwikkeling van een voorbereidingsjaar hoger onderwijs voor anderstalige nieuwkomers. Het afgelegde IVANtraject wordt gebruikt als voorbeeld en praktische terugkoppeling bij het draaiboek. Die praktische informatie verschijnt telkens in een grijze kader. Aan het draaiboek zijn een aantal neveninstrumenten gekoppeld, die op aanvraag ter beschikking worden gesteld. Het draaiboek wordt gevolgd door een factsheet (deel 3) met o.m. een overzicht van het aantal cursisten, de behaalde deelcertificaten, het cursistenprofiel, enzovoort. Verder zijn nog een overzicht van de betrokken partners (deel 4) en een lijst van de bijlagen (deel 5) toegevoegd. Instrument twee is het opleidingspakket ‘Leren leren’ dat anderstalige nieuwkomers ondersteunt bij het verwerven van de instapcompetenties ‘leren leren’ voor het hoger onderwijs. In het voorbereidingsjaar maakt dat opleidingspakket deel uit van de leerondersteuning. Op basis van het opleidingspakket kunnen lesgevers en trajectbegeleiders uitgebreid ingaan op een aantal competenties die in het Nederlandstalig secundair onderwijs gevat worden onder de vakoverschrijdende eindtermen. In het opleidingspakket wordt er vooral gefocust op de competenties die minder aan bod komen in de domeinspecifieke modules van het voorbereidingsjaar, waar anderstalige nieuwkomers vaak moeilijkheden mee hebben. Naast het opleidingspakket voor de cursisten, bevat het instrument ook een handleiding voor de lesgevers. Instrument drie is het opleidingspakket ‘Hoger onderwijs voor volwassen anderstalige nieuwkomers’. In het voorbereidingsjaar maakt dat deel uit van de trajectbegeleiding. Aan de hand van dat opleidingspakket kunnen lesgevers, traject- en studiebegeleiders de
5
cursisten begeleiden naar de juiste (finaliteits)opleiding, rekening houdend met de randvoorwaarden waaraan ze moeten voldoen om te kunnen in- en doorstromen in het hoger onderwijs. Ook in het derde instrument wordt aan het opleidingspakket voor de cursisten een handleiding voor de lesgevers gekoppeld.
6
1. Situering intensief voorbereidingsjaar hoger onderwijs voor anderstalige nieuwkomers 1.1.
Probleemstelling
Het voorbereidingsjaar wil een geïntegreerd antwoord bieden op verschillende problemen die anderstalige nieuwkomers ervaren in het Vlaamse hoger onderwijs en de arbeidsmarkt, rekening houdend met de structurele knelpunten waar de arbeidsmarkt zelf mee worstelt.
1.1.1.
De arbeidsmarktpositie van (hoger geschoolde) anderstalige nieuwkomers
Allochtonen zijn een kwetsbare groep op de arbeidsmarkt. Er is een duidelijk verband tussen nationaliteit, geboorteland en werkzaamheid. Personen met de Belgische nationaliteit en geboren in België zijn met voorsprong het meest arbeidsactief (73.5%). De genaturaliseerde allochtonen volgen op ruime afstand. Onder hen is 58.6% aan de slag. Bij de niet-genaturaliseerde allochtonen is de situatie nog meer precair. Onder hen heeft minder dan de helft een job (44.4%) (EAK, 2010). Het voorbereidingsjaar van L4-Volwassenenonderwijs richt zich in eerste instantie op een specifieke groep allochtonen, namelijk de anderstalige nieuwkomers. L4 definieert anderstalige nieuwkomers als eerste generatie allochtonen die in Vlaanderen geen secundair onderwijs gevolgd hebben. Enkele uitzonderingen hebben toch een diploma secundair onderwijs, maar uit het Franstalig secundair onderwijs. Nieuwkomers in Vlaanderen zijn relatief hooggeschoold en hebben vaak al een eerste werkervaring in hun land van herkomst. 30% van de nieuwkomers tussen 18 en 64 jaar, die minder dan tien jaar in België verblijven, is hooggeschoold. Toch kennen zij een lage tewerkstellingsgraad en blijkt de relatie tussen hooggeschoolde werkenden en hoofdarbeid het minst gunstig voor nieuwkomers (EAK, 2010). 31% van de hooggeschoolde nieuwkomers, die minder dan tien jaar in België verblijven, is overgekwalificeerd voor de job die hij uitoefent. Een percentage dat oploopt tot 57% wanneer er gekeken wordt naar de groep die van buiten de Europese Unie afkomstig is (Geets, 2008a, o.b.v. EAK 2010). Aan die vaststellingen kunnen verschillende veronderstellingen worden gekoppeld. Een eerste veronderstelling is dat de specifieke aard van de scholing of werkervaring in het land van herkomst weinig compatibel is met de arbeidsmarktvereisten in Vlaanderen. Een andere veronderstelling is dat een gebrekkige kennis van de landstalen leidt tot een devaluatie van de buitenlandse kwalificaties. De erkenning van elders verworven competenties en kwalificaties verloopt ook moeizaam. De (academische) erkenning van een buitenlands diploma lijkt een ogenschijnlijke evidentie, maar is dat in de praktijk niet. Velen starten de procedure niet eens op, deels door onwetendheid, maar ook door de hoge kostprijs of de moeilijke samenstelling van het dossier. De dossiers worden behandeld door the National Academic Recognition Information Centre – Flanders (NARIC-Vlaanderen). Zij staan in voor de erkenning van de gelijkwaardigheid van buitenlandse studiebewijzen en voor de professionele erkenning van onderwijsdiploma’s. Van de dossiers die in 2013 in behandeling waren (6494), werden er 2511 gelijkwaardigheidsbeslissingen getroffen. 1688 kregen een gelijkschakeling, 208 een negatieve beslissing en 615 krijgen een gelijkschakeling met een ander studiebewijs of een andere graad dan initieel aangevraagd
7
(Agentschap voor Kwaliteitszorg in Onderwijs en Vorming – Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, 2014). De centrale probleemstelling van het voorbereidingsjaar vertrekt vanuit die problematische arbeidsmarktsituatie van (hooggeschoolde) nieuwkomers. Zij zijn minder aanwezig op de arbeidsmarkt (lagere activiteitsgraad), ze hebben minder werk (lagere werkzaamheidsgraad), ze zijn vaker werkloos (hogere werkloosheidsgraad) en als ze werken, werken ze bovendien onder hun competentieniveau (overkwalificatie).
1.1.2.
De onvoldoende toegankelijkheid van het (hoger) onderwijs voor anderstalige nieuwkomers
Als anderstalige nieuwkomers (opnieuw) een (hoger) diploma in Vlaanderen verwerven, kan dat hun arbeidsmarktpositie versterken. Die terugkeer naar de schoolbanken is niet vanzelfsprekend en confronteert nieuwkomers met bijkomende drempels. Om te starten met een opleiding in het hoger onderwijs, moeten anderstalige nieuwkomers voldoen aan specifieke taal- en toelatingsvoorwaarden. Zeker de taalvoorwaarde is een groot struikelblok. Ook al behalen ze een certificaat dat hen toelating geeft tot het hoger onderwijs, toch blijft onvoldoende kennis van schooltaal en domeinspecifieke woordenschat een grote drempel. Maar ook naast die formele toelatingsvoorwaarden, blijft het voor anderstalige nieuwkomers moeilijk om succesvol in, door en uit te stromen in het hoger onderwijs. Daarom is het belangrijk om zicht te krijgen op die bijkomende drempels. Dat kan op basis van (praktijk)onderzoek. Allochtonen in het hoger onderwijs Het studierendement bij allochtone studenten ligt significant lager dan bij autochtone studenten. Dat heeft meerdere oorzaken, zoals sociale en familiale achtergrondkenmerken, persoonlijke kenmerken, de vooropleiding, de globale schoolloopbaan en het keuzeproces. Ook het gebrek aan rolmodellen, de achterliggende keuze voor de opleiding en de toegankelijkheid van informatie en begeleiding zijn belangrijke factoren die in- en doorstroom van allochtonen in het hoger onderwijs bepalen (Lacante, M.; Van Esbroeck, R.; Lens, W.; De Metselaere, M.; Almaci, M.; Despreeuw, B.; De Schryver, M. & Palmen, M., 2007). Nieuwkomers die zich in Vlaanderen vestigen worden vaak met nog andere drempels geconfronteerd. Ze hebben geen secundair onderwijs gevolgd in Vlaanderen, waardoor de aanpassing aan onze onderwijscultuur en –taal des te groter is. Daarnaast ontbreken sommige competenties of worden ze in Vlaanderen niet erkend, wat maakt dat nieuwkomers op oudere leeftijd nog een lang traject voor de boeg hebben. De combinatie van studie, gezin en werk en de vaak beperkte financiële zelfredzaamheid maakt dat niet evident.
Praktijkonderzoek L4-Volwassenenonderwijs
8
In 2012 deed L4-Volwassenenonderwijs onderzoek naar de behoefte aan geïntegreerde trajecten. Daaruit bleek dat anderstalige nieuwkomers veel nood hebben aan begrijpbare informatie over opleidingen en hulp wensen bij het vinden van die opleidingen. Naast de nood aan informatie, komt ook de vraag naar extra ondersteuning duidelijk naar voren, zowel voor taal als voor leren leren. Die hoge nood aan ondersteuning valt te verklaren door de verschillende drempels die ze ervaren: hoge taalvoorwaarden, moeilijke domeinspecifieke woordenschat, het ontbreken van algemene en domeinspecifieke competenties, de financiële zelfredzaamheid, combinatie van opleiding met gezin en werk, enzovoort. Diezelfde drempels kwamen naar voren toen L4-Volwassenenonderwijs vanuit een breed regionaal partnerschap met verschillende dienstverleners uit onderwijs, inburgering, de VDAB, het OCMW en de arbeidsmarkt de oorzaken van de moeilijke in- en doorstroom van anderstalige nieuwkomers in het onderwijs en op de arbeidsmarkt in kaart bracht. Die probleemboom maakte duidelijk dat anderstalige nieuwkomers met een multiproblematiek kampen.
1.1.3.
Boekhouders en informatici: structurele knelpuntberoepen voor hoger geschoolde profielen
Het vinden van boekhouders en informatici is een structureel knelpunt op de arbeidsmarkt. Ze hebben beiden een plaats op de lijst met knelpuntberoepen en komen in de regionale arbeidsmarktanalyse van de VDAB Vlaams-Brabant duidelijk naar voren. De oorzaak van die knelpunten is hoofdzakelijk een kwalitatieve oorzaak. Dat betekent dat de kandidaten niet beschikken over de bekwaamheden die de werkgevers vragen. Ze missen het vereiste diploma of hebben geen werkervaring. In het domein boekhouden wordt in de meerderheid van de vacatures een professionele bachelor gevraagd, maar ook de opleiding voor boekhouden in het hoger beroepsonderwijs (HBO 5) wordt in VlaamsBrabant als knelpuntopleiding erkend. Het informaticaknelpunt heeft ook een kwantitatieve oorzaak, want er is een groot tekort aan dergelijke profielen op de arbeidsmarkt. In het domein informatica worden dan ook alle opleidingsprofielen gevraagd, zowel diploma’s van hoger secundair onderwijs, professionele bachelor als master, maar ook daar is de grote meerderheid van de vacatures uitgeschreven voor professionele bachelors. Een opleiding volgen in het studiegebied boekhouden of informatie leidt met andere woorden tot een hoge kans op een duurzame tewerkstelling. Daarnaast is de omgevingscontext van die beroepen minder talig dan bijvoorbeeld in de zorgsector, wat maakt dat een diploma verwerven in een van die richtingen een grote meerwaarde kan zijn voor anderstalige nieuwkomers op de arbeidsmarkt.
9
1.2.
Oplossing
Bovenstaande problemen werden uitgebreid besproken met het regionaal partnerschap uit het volwassenenonderwijs en hoger onderwijs. Al snel werd duidelijk dat die problemen eerder als uitdagingen moeten geformuleerd worden. Zo worden in verschillende opleidingen en instellingen al heel wat initiatieven genomen om het (hoger) onderwijs toegankelijker te maken, maar die blijken nog te gedifferentieerd en ontoereikend te zijn. Bovendien situeren die initiatieven zich meestal in de opleiding, terwijl er ook voor de start van het opleidingstraject extra ondersteuning en begeleiding nodig is. Tegelijk werd er gezocht naar buitenlandse voorbeelden om op een geïntegreerde manier aan bovenstaande problematieken te werken. Vooral het initiatief rond schakeljaren van het Universitair Asiel Fonds (UAF), een stichting voor vluchteling-studenten in Nederland, werd op veel enthousiasme onthaald binnen het regionaal partnerschap, omdat het een geïntegreerd antwoord kan bieden op de multiproblematiek waarmee anderstalige nieuwkomers kampen als ze willen in- en doorstromen in het hoger onderwijs. Het biedt een antwoord op de taalproblematiek, maar creëert daarnaast ook ruimte om te werken aan andere algemene en domeinspecifieke competenties. Op basis van een analyse van het regionale aanbod en de mogelijkheden binnen het volwassenenonderwijs en het hoger onderwijs, zag het partnerschap een mogelijke oplossing voor bovenvermelde problemen in een regionale krachtenbundeling. Het intensief voorbereidingsjaar hoger onderwijs voor anderstalige nieuwkomers was geboren. Dat voorbereidingsjaar wil anderstalige nieuwkomers met het potentieel om verder te studeren, laten in- en doorstromen in het hoger onderwijs en hun uitstroom op de arbeidsmarkt verhogen. Om die doelstellingen te bewerkstellingen zal er dus een geïntegreerd, intensief, maatgericht traject georganiseerd worden, gebaseerd op het bestaande aanbod en gestoeld op een breed partnerschap. De specifieke doelstellingen die daaraan gekoppeld worden zijn de volgende:
Het verhogen van de Nederlandse taalvaardigheid tot op het niveau dat noodzakelijk is om in te stromen in het hoger onderwijs. Cursisten vertrouwd maken met domeinspecifieke taal, ofwel in de richting boekhouden, ofwel in de richting informatica. De algemene en domeinspecifieke competenties van cursisten opfrissen en uitbreiden. Cursisten vertrouwd maken met het Vlaamse onderwijssysteem en de Vlaamse onderwijscultuur en -taal. Cursisten oriënteren binnen het Vlaamse onderwijs en op de Vlaamse arbeidsmarkt en ondersteunen bij het laten erkennen van elders verworven competenties en kwalificaties (EVC/EVK). Een warme overdracht realiseren naar de finaliteitsopleiding of de cursisten heroriënteren naar het meest gepaste opleidingsniveau.
Om dat te realiseren worden er enkele basisprincipes gehanteerd: De bestaande dienstverlening zo veel mogelijk geïntegreerd en gecoördineerd inzetten door gebruik te maken van de bestaande expertise.
10
Inzetten op doorlopende leerlijnen, wat een vlotte doorstroom tussen verschillende opleidingsniveaus mogelijk maakt en ook heroriënterings-mogelijkheden biedt voor cursisten die eerder uitstromen. Een toenemende moeilijkheidsgraad in het traject om cursisten stap voor stap te laten groeien tot het niveau dat noodzakelijk is om te studeren in het hoger onderwijs. Een traject van maximaal één jaar. Een evenwichtige verhouding tussen het inzetten op Nederlandse taalverwerving en andere algemene en domeinspecifieke competenties.
11
1.3. 1.3.1.
Het volwassenenonderwijs in een notendop Opleidingsaanbod
De essentie van het volwassenenonderwijs is mensen kansen geven. Soms een eerste kans, maar vaak ook een tweede en derde kans en dat voor verschillende beweegredenen: persoonlijk, beroepsmatig, of gewoon omdat leren fijn kan zijn. Bijscholen, omscholen, herscholen zijn enkele kernbegrippen gelinkt aan het volwassenenonderwijs. In het volwassenenonderwijs kunnen cursisten terecht voor verschillende soorten opleidingen:
Als cursisten basisvaardigheden willen leren, zoals Nederlands als tweede taal, opstap Frans en Engels, wiskunde, maatschappelijke oriëntatie of computerlessen, kunnen ze terecht in een centrum voor basiseducatie (CBE). De centra voor basiseducatie richten zich op volwassenen met weinig schoolopleiding en problemen met lezen, schrijven of rekenen. Ze leren er de basisvaardigheden op het niveau van het basisonderwijs en de eerste graad secundair onderwijs.
In het secundair volwassenenonderwijs, aangeboden in een centrum voor volwassenenonderwijs (CVO), kunnen cursisten vier types opleidingen volgen: o De richtingen binnen het studiegebied algemene vorming zijn gericht op maatschappelijke participatie en/of op een vervolgopleiding. Onder dit studiegebied vallen de verschillende opleidingen van het algemeen secundair onderwijs en de opleiding Aanvullende Algemene Vorming (AAV). o De beroepsgerichte opleidingen zijn gericht op het kritisch-creatief uitoefenen van één of meerdere beroepen. Wanneer cursisten een diplomagerichte beroepsgerichte opleiding combineren met AAV, kunnen ze een diploma secundair onderwijs behalen. Binnen het volwassenenonderwijs kan dat in het tweedekansonderwijs (TKO). o Nederlands Tweede Taal (NT2) o Talen richtgraad 1 en 2 en Talen richtgraad 3 en 4.
De opleidingen van het hoger beroepsonderwijs (HBO5) worden aangeboden door een centrum voor volwassenenonderwijs in samenwerking met een hogeschool. Die opleidingen bereiden cursisten voor op een beroep en zijn gericht op de doorstroom naar het hoger onderwijs. Het niveau van die opleiding situeert zich tussen het secundair onderwijs en de professionelebacheloropleiding. De vijf in HBO 5 verwijst naar het vijfde niveau van de Vlaamse kwalificatiestructuur 1. Cursisten die een certificaat van het hoger beroepsonderwijs behalen, kunnen in bepaalde gevallen vrijstellingen krijgen als ze doorstromen naar de aansluitende bacheloropleiding. Dan spreekt men over doorlopende leerlijnen tussen de HBO 5-opleiding en de professionele bachelor.
Om te achterhalen wat de waarde is van elk kwalificatiebewijs dat in Vlaanderen wordt uitgereikt, ging de Vlaamse overheid van start met het opstellen van de Vlaamse kwalificatiestructuur (VKS). Dat raamwerk verhoogt de zichtbaarheid van de erkende kwalificatiebewijzen die in het onderwijs of op de arbeidsmarkt behaald zijn en maakt het eenvoudiger om van het ene naar het andere niveau over te stappen. Daarmee sluit de Vlaamse overheid zich aan bij een ontwikkeling die zich op Europees niveau voordoet, namelijk het European Qualifications Framework (EQF). In Vlaanderen wordt er gekozen voor een raamwerk met acht niveaus. 1
12
In het volwassenenonderwijs kan je ook de specifieke lerarenopleiding (SLO) volgen. Die opleiding vervangt de vroegere ‘D-cursus’, het getuigschrift pedagogische bekwaamheid (GPB) en de aggregatieopleiding en is een combinatie tussen theorie (30 studiepunten) en praktijk (30 studiepunten).
(op basis van Vlaamse Overheid, 2011)
1.3.2.
Opleidingsprofiel van een opleiding uit het volwassenenonderwijs
Een opleiding in het volwassenenonderwijs is modulair opgebouwd. De modules en een beknopte beschrijving van wat cursisten moeten kunnen (competenties), worden opgenomen in een opleidingsprofiel (OP). Schematisch worden de modules weergegeven in een leertraject. Voor elke geslaagde module behalen cursisten een deelcertificaat. Als de cursisten voor alle modules slagen, dan behalen ze een certificaat. De organisatie van het opleidingsaanbod in de centra voor volwassenenonderwijs gebeurt uitsluitend aan de hand van die opleidingsprofielen, die door de Vlaamse Regering goedgekeurd moeten worden. Als bestaande of nieuwe opleidingsprofielen aangepast worden, doorloopt de aanvraag verschillende instanties. Op basis van adviezen van de Vlaamse Onderwijsraad, de administratie en de onderwijsinspectie, neemt de minister van Onderwijs een beslissing over de geadviseerde en getoetste voorstellen van opleidingsprofielen en over de diplomagerichtheid van de opleidingen. Dat wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de Vlaamse Regering. Een voorbeeld van een leertraject:
13
De opleiding boekhoudkundige bediende uit het secundair volwassenenonderwijs bestaat uit 16 modules. De pijlen geven een verplichte volgorde aan. Zo moeten de cursisten eerst de module Inleiding tot de boekhouding voor een boekhoudkundige bediende met succes afronden om toegang te krijgen tot de module Basisboekhouden voor een boekhoudkundige bediende. Voor de module Kantoorsoftware moeten de cursisten alle andere ICT-modules (PC-vaardigheden, Tekstverwerking 1, Rekenblad 1 en Klaviervaardigheden) met succes beëindigd hebben. De opleiding duurt in totaal 920 lestijden (één lestijd duurt 50 minuten). De module Basis burgerlijk en handelsrecht duurt bijvoorbeeld 40 lestijden.
1.3.3.
Taal- en diplomavoorwaarden volwassenenonderwijs
Iedereen die wil verder studeren in het volwassenenonderwijs in Vlaanderen, moet voldoen aan taal- en diplomavoorwaarden. Die voorwaarden hebben een grote impact op anderstalige nieuwkomers die in Vlaanderen (opnieuw) willen studeren. Cursisten in het volwassenenonderwijs hebben enerzijds een minimaal beheersingsniveau van het Nederlands nodig, als ze de lessen willen kunnen volgen. Zo hebben ze voor de meeste opleidingen in het secundair volwassenenonderwijs niveau A2+ van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen (ERK) 2 nodig. Om een diploma te behalen via het tweedekansonderwijs is niveau A2+/B1 noodzakelijk en als ze willen starten met een opleiding in het hoger beroepsonderwijs moeten ze niveau B1+ behalen. Het schema in bijlage 1 geeft weer welke kennis en vaardigheden cursisten moeten beheersen op die verschillende niveaus. In het volwassenenonderwijs zijn de gevraagde taalniveaus richtinggevend, maar niet bindend. Anderzijds moeten cursisten in het volwassenenonderwijs voor bepaalde opleidingen voldoen aan diplomavoorwaarden (Vlaamse Overheid, 2011). Om toegelaten te kunnen worden tot de opleidingen van basiseducatie of het secundair volwassenenonderwijs, moeten de cursisten geen studiebewijzen voorleggen. Voor de opleidingen van het hoger beroepsonderwijs en voor de specifieke lerarenopleiding gelden er wel specifieke toelatingsvoorwaarden op vlak van de behaalde studiebewijzen. Om toegelaten te worden tot een opleiding in het hoger beroepsonderwijs of de specifieke lerarenopleiding moeten de cursisten beschikken over een van de volgende studiebewijzen: een (erkend) diploma secundair onderwijs; een (erkend) diploma van het hoger onderwijs voor sociale promotie of van het hoger beroepsonderwijs; een (erkend) diploma van het hoger onderwijs van het korte of lange type met volledig leerplan, van bachelor of van master;
Het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader verschaft een gemeenschappelijke basis voor de uitwerking van lesprogramma’s, leerplanrichtlijnen, examens, leerboeken en dergelijke in heel Europa. Het beschrijft op alomvattende wijze wat taalleerders moeten leren om een taal te kunnen gebruiken voor communicatie en welke kennis en vaardigheden zij moeten ontwikkelen om daarbij doeltreffend te kunnen handelen. De beschrijving omvat ook de culturele context van taal. Verder definieert het Referentiekader vaardigheidsniveaus (A1, A2, B1, B2, C1, C2) waarmee de voortgang van leerders levenslang kan worden gemeten in iedere fase van het leerproces (Nederlandse Taalunie, 2008). 2
14
een studiebewijs dat krachtens een wettelijke norm, een Europese richtlijn of een internationale overeenkomst wordt erkend als gelijkwaardig met een van voorgaande diploma’s.
Als de cursisten hun diploma in een ander land dan België behaald hebben, moeten ze een attest van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming (NARIC-Vlaanderen) kunnen voorleggen waaruit blijkt dat het buitenlands diploma gelijkwaardig is verklaard met een van de hierboven vermelde diploma’s. Zij die niet voldoen aan de specifieke diplomavoorwaarden voor het hoger beroepsonderwijs, kunnen hun algemeen niveau laten testen in een toelatingsproef. Die wordt georganiseerd door het centrum voor volwassenenonderwijs waar de opleiding plaatsvindt. Als de cursisten slagen voor die toelatingsproef, kunnen ze toch starten in het hoger beroepsonderwijs.
15
1.4. 1.4.1.
Het hoger onderwijs in een notendop Opleidingsaanbod
In het hoger onderwijs zijn er verschillende soorten opleidingen die aan een universiteit, aan een hogeschool of in een centrum voor volwassenenonderwijs gevolgd kunnen worden. Schematisch ziet het hoger onderwijs er als volgt uit*:
*HBO5, doctoraat, postgraduaat en specifieke lerarenopleiding worden niet opgenomen in bovenstaand schema.
De opleidingen van het hoger beroepsonderwijs (HBO5) worden aangeboden door een centrum voor volwassenenonderwijs in samenwerking met een hogeschool.
Een professionelebacheloropleiding (PBa, minstens 180 studiepunten) is gericht op directe uitstroom naar de arbeidsmarkt. Studenten verwerven er een bepaald niveau van algemene en specifieke kennis en competenties die nodig zijn om een beroep uit te oefenen. De opleiding is in de eerste plaats gericht op de beroepspraktijk en wordt georganiseerd door een hogeschool.
Een academische bacheloropleiding (ABa, minstens 180 studiepunten) is gericht op een brede academische en theoretische vorming. Wetenschappelijk onderzoek staat centraal in de opleiding en de studenten worden voorbereid op een masteropleiding. Ze kunnen ook uitstromen naar de arbeidsmarkt. Die opleiding wordt aangeboden aan een universiteit.
In een masteropleiding (Ma, minstens 60 studiepunten, vaak 120 studiepunten) aan de universiteit ligt de focus op gevorderde wetenschappelijke of artistieke kennis en competenties. De masteropleiding wordt afgesloten met een masterproef.
Wie na een professionelebacheloropleiding wil doorstromen naar een masteropleiding, moet een schakelprogramma volgen van 45 tot 90 studiepunten. Tijdens dat schakelprogramma verwerven studenten de competenties uit de academische bacheloropleiding die niet aan bod kwamen in de professionelebacheloropleiding. Afhankelijk van de erkenning van elders verworven
16
competenties (EVC) en elders verworven kwalificaties (EVK), kan het aantal studiepunten van het schakelprogramma dalen.
Wie nog geen academisch bachelor- of masterdiploma heeft dat rechtstreeks toelating geeft tot de gekozen masteropleiding, moet een voorbereidingsprogramma volgen. In dat voorbereidingsprogramma verwerven studenten de kennis en competenties die nog niet werden verworven in de vooropleiding.
Na een bachelor- of masteropleiding kunnen studenten nog een bachelor-nabacheloropleiding (BanaBa) of een master-na-masteropleiding (ManaMa) van minstens 60 studiepunten volgen. Die opleidingen zorgen voor een verdere uitbouw (verbreding of specialisatie) van de kennis en competenties uit de basisopleiding.
Net als in het volwassenenonderwijs kunnen studenten ook in het hoger onderwijs een diploma van de specifieke lerarenopleiding behalen.
Aan de universiteit kan er ook een doctoraat behaald worden. Daarvoor moeten studenten wetenschappelijk onderzoek verrichten, artikels publiceren in tijdschriften, artikels presenteren op conferenties en de doctoraatsthesis publiek presenteren en verdedigen.
Zich verder specialiseren in een specifiek studiegebied na een bachelor- of masteropleiding kan ook via een postgraduaat. Dat is een opleiding van minstens 20 studiepunten die leidt tot een getuigschrift.
(Op basis van Vlaamse Overheid, 2011 en Onderwijslexicon KULeuven, 2012)
1.4.2.
Opleidingsstructuur hoger onderwijs
Een opleiding in het hoger onderwijs is opgebouwd uit verschillende opleidingsfases. Het standaardtraject van één opleidingsfase omvat ongeveer 60 studiepunten. Aan elk opleidingsonderdeel wordt er een specifiek aantal studiepunten toegekend. Een voorbeeld van de eerste opleidingsfase van de bachelor bedrijfsmanagement – accountancy en fiscaliteit:
17
Een opleidingsonderdeel (OPO) is een geheel van onderwijs-, leer- en evaluatieactiviteiten, gericht op het verwerven van doelstellingen wat betreft kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes (KULeuven, 2012). Een voorbeeld van een opleidingsonderdeel in de professionele bachelor bedrijfsmanagement – accountancy en fiscaliteit is Algemeen, burgerlijk en economisch recht. Aan elk opleidingsonderdeel wordt er een aantal studiepunten toegekend. Een studiepunt is de maat waarmee de studiebelasting wordt uitgedrukt. Elk studiepunt staat voor 25 à 30 uren studie door een normstudent (KULeuven, 2012). Aan het opleidingsonderdeel Algemeen, burgerlijk en economisch recht werden vijf studiepunten toegewezen. Men verwacht met andere woorden dat een normstudent ongeveer 125 à 150 uur bezig zal zijn met de onderwijs- en studieactiviteiten die verbonden zijn aan dat opleidingsonderdeel.
1.4.3.
Taal- en diplomavoorwaarden in het hoger onderwijs
Ook om in te stromen in het hoger onderwijs moeten studenten voldoen aan specifieke taal- en diplomavoorwaarden. In tegenstelling tot in het volwassenenonderwijs zijn de taalvoorwaarden hier wel bindend, maar ze kunnen verschillen afhankelijk van opleidingsinstelling. Studenten die geen Nederlandstalig onderwijs hebben genoten (minder dan één jaar secundair of hoger onderwijs, min. 54 studiepunten), worden beschouwd als anderstalig en moeten hun kennis van het Nederlands aantonen. Om te starten met een bachelor- of masteropleiding, wordt het proficiency level van de Nederlandse taal gevraagd. Dat stemt overeen met niveau B2 van het Europees Referentiekader. Studenten moeten bewijzen dat ze voldoende kennis hebben om de Nederlandse taal te gebruiken, zowel in/bij lezen, luisteren, spreken als schrijven. De hogescholen en universiteiten in Vlaanderen aanvaarden het Certificaat van de Interuniversitaire Taaltest voor Anderstaligen 3 (ITNA) en het Certificaat van Nederlands als Vreemde Taal4 (CNaVT). Enkel een CNaVT-certificaat van het examen Educatief Startbekwaam (voorheen PTHO: Profiel Taalvaardigheid Hoger Onderwijs) of van Educatief Professioneel (voorheen PAT: Profiel Academische Taalvaardigheid) kunnen gelden als startbewijs voor het hoger onderwijs. Sommige hogescholen aanvaarden ook het certificaat van niveau 3.2 dat door de centra voor volwassenenonderwijs wordt uitgereikt. Daarnaast moeten toekomstige studenten van de hogeschool of universiteit ook voldoen aan diplomavoorwaarden. Als studenten zich willen inschrijven voor een bacheloropleiding, dan moeten ze voldoen aan de algemene toelatingsvoorwaarden die in het Decreet betreffende de flexibilisering van het hoger onderwijs in Vlaanderen en houdende dringende hogeronderwijsmaatregelen (2009) zijn vastgelegd:
De Interuniversitaire Taaltest Nederlands voor Anderstaligen (ITNA) is een taalvaardigheidstoets die werd ontwikkeld door de talencentra van drie Vlaamse Universiteiten. De toets bestaat uit een computertest en een mondelinge test. Als de cursist slaagt voor de computertest en de mondelinge test, dan kan hij het Certificaat ITNA B2 behalen. Als de cursist een voldoende hoge score heeft, dan kan hij uitgenodigd worden voor de toets om het C1-certificaat te behalen. 4 Het Certificaat Nederlands als Vreemde Taal (CNaVT) voorziet examens Nederlands voor leerders over de hele wereld, die een internationaal erkend certificaat van hun taalvaardigheid Nederlands willen behalen. Ze maken examens die meten of iemand in de Nederlandse taal kan functioneren in een bepaald domein. Om in te stromen in het hoger onderwijs geldt het certificaat van het examen Educatief Startbekwaam en het certificaat Educatief professioneel. 3
18
Een diploma secundair onderwijs; Een diploma hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan Een diploma van het hoger onderwijs voor sociale promotie, met uitzondering van het Getuigschrift Pedagogische Bekwaamheid of een diploma of certificaat, uitgereikt in het kader van het hoger beroepsonderwijs. Een studiebewijs dat krachtens een wettelijke norm, een Europese richtlijn of een internationale overeenkomst als gelijkwaardig met een van de voorgaande diploma’s wordt erkend.
Het instellingsbestuur kan personen toelaten die in een land buiten de Europese Unie een diploma of certificaat hebben behaald dat niet als gelijkwaardig is erkend zoals bepaald in punt vier. Dat kan enkel op voorwaarde dat dat document toegang verleent tot een bacheloropleiding in het land waar het is uitgereikt die vergelijkbaar is met een Vlaamse bacheloropleiding én op voorwaarde dat de authenticiteitcontrole van de betreffende diploma’s of certificaten is voldaan, voor zover de Vlaamse overheid maatregelen zijn uitgevaardigd. (Op basis van: Vlaamse overheid, 2009)
19
1.5.
Doorstroomtrajecten van het hoger beroepsonderwijs naar de professionele bachelor
Zoals een zalm tegen de stroom in ‘naar boven’ zwemt, zo stippelen studenten van vandaag meer en meer een klimmend studieparcours uit (zalmprincipe). Ze volgen niet langer het principe ‘begin maar zo hoog mogelijk, je kunt nog altijd afzakken’ (watervalsysteem), maar starten met wat ze kunnen. Dat werkt motiverend. Wanneer ze dan een diploma behaald hebben en kennis, vaardigheden en attitudes verworven hebben die nuttig zijn voor een eventuele verdere studie, kunnen ze nog verder opklimmen. In de begeleiding van anderstalige nieuwkomers die in Vlaanderen (opnieuw) willen studeren, is het zalmprincipe een belangrijke leidraad. Vanuit dat zalmprincipe is het belangrijk dat het hoger onderwijs doorlopende leerlijnen uittekent. Doorlopende leerlijnen zorgen ervoor dat opleidingen op verschillende opleidingsniveaus (HBO5 – professionele bachelor – master) bij elkaar aansluiten en dat verkorte leerroutes mogelijk zijn. Studenten moeten bij aanvang van de opleiding een zicht hebben op het volledige traject dat voor hen ligt. Een HBO 5-cursist moet bijvoorbeeld al bij de start weten welk aanvullingstraject hij kan volgen om na zijn opleiding nog een professioneel bachelordiploma te behalen in een overeenkomstige studierichting. Het hoger onderwijs en het volwassenenonderwijs zijn al sinds 2005 bezig met het ontwikkelen van een transparante methodiek voor de toekenning van studieduurverkorting en de ontwikkeling van aanvullingstrajecten voor afgestudeerden uit een HBO5-opleiding die nog een bachelordiploma willen verwerven. De competenties en competentieniveaus van de opleidingsonderdelen van de HBO 5-opleidingen worden door middel van een competentiematrix vergeleken met die van de bacheloropleidingen. Op basis daarvan krijgen ze een overzicht van de reeds verworven competenties en de leemtes die er nog bestaan ten opzichte van de aanverwante bacheloropleiding. Die ontbrekende competenties worden vertaald naar een aanvullingstraject, wat de studieduur van de aanverwante bacheloropleiding verkort. De doorstroomtrajecten die nu al bestaan, zijn voornamelijk projectmatig of op initiatief van een of meerdere onderwijspartners. Ze zullen nog breder verankerd moeten worden in het onderwijslandschap. Met de nieuwe samenwerkingsverbanden tussen de HBO 5opleidingen en de hogescholen kan er extra ingezet worden op het uittekenen van doorlopende leerlijnen in aanverwante studiegebieden. In het kader van het voorbereidingsjaar van L4-Volwassenenonderwijs zijn we vooral geïnteresseerd in de doorlopende leerlijnen in de studiegebieden boekhouden en informatica in onze regio. In 2012 tekende UC Leuven-Limburg Campus Leuven (UCLL), vroeger KHLeuven, in samenwerking met CVO ACE-Groep T (nu Mobyus) en CVO VOLT, vroeger CVO LeuvenLanden, voor de professionele bachelor bedrijfsmanagement – accoutancy en fiscaliteit twee mogelijke aansluitingsprogramma’s uit op basis van de concordantietabel in bijlage 2. Er werd een aansluitingsprogramma van 90 studiepunten uitgetekend voor studenten die een diploma van het graduaat boekhouden hebben (bijlage 3). Studenten die zowel een diploma van het graduaat boekhouden als van het graduaat fiscaliteit hebben, kunnen een aanvullingsprogramma van 80 studiepunten volgen. Die afspraak geldt voor iedere student met een diploma van het graduaat boekhouden en/of fiscaliteit, ongeacht de school waar hij dat diploma behaald heeft.
20
UCLL Campus Leuven onderzoekt momenteel ook de mogelijkheden voor een aansluitingsprogramma voor studenten die reeds een diploma van het graduaat informatica behaald hebben en willen doorstromen naar de professionele bachelor toegepaste informatica.
21
1.6.
Voortrajecten, duaal en geïntegreerd leren
Anderstalige nieuwkomers die willen verder studeren in Vlaanderen, moeten eerst een minimaal beheersingsniveau van het Nederlands hebben. Wat dat minimaal beheersingsniveau is, hangt af van de opleiding die ze willen volgen (zie supra). Om dat beheersingsniveau te behalen, kunnen anderstalige nieuwkomers een opleiding Nederlands voor anderstaligen (NT2) volgen. De centra voor basiseducatie, de centra voor volwassenenonderwijs en de universitaire talencentra hebben een gevarieerd aanbod aan cursussen Nederlands voor anderstaligen. Trajecten variëren in snelheid (standaardtrajecten, versnelde en vertraagde trajecten), intensiteit, lesmoment (dag-, avond- of weekendonderwijs), en focus (schrijfcursussen, conversatieklassen). Het Huis van het Nederlands ondersteunt anderstalige nieuwkomers bij de keuze voor de meest geschikte NT2-opleiding. Via een gesprek, een logicatest en een instaptest zoeken ze samen naar de opleiding die het best past bij zijn profiel. Daarbij houdt het Huis van het Nederlands rekening met allerlei factoren, zoals bijvoorbeeld het niveau Nederlands, de leersnelheid, de gewenste lesplaats en –frequentie, de reden om Nederlands te leren, enzovoort. Naast het minimale beheersingsniveau van het Nederlands ervaren anderstalige nieuwkomers nog andere drempels om in en door te stromen in het Nederlandstalig onderwijs. Zo is de Vlaamse onderwijscultuur vaak erg verschillend van de gewoontes in hun land van herkomst. Soms ontbreken door beperkte scholing ook basisvaardigheden, zoals wiskundevaardigheden, ICT-vaardigheden, enz. Voor die cursisten kan een vooropleiding waarin Nederlands en andere vaardigheden gecombineerd worden, een meerwaarde zijn. In een voortraject of vooropleiding krijgen cursisten eerst Nederlands, aangevuld met andere modules, zoals bijvoorbeeld ICT-modules, sollicitatietraining, kennismaking met de arbeidsmarkt, enz. Vervolgens kunnen ze doorstromen naar een beroepsgerichte of algemeen vormende opleiding. Zo’n vooropleiding verlengt echter het opleidingstraject, waardoor de kans op uitval groter wordt. Een alternatief zijn de duale en geïntegreerde trajecten, waarin Nederlands voor anderstaligen, algemene modules en de initiële opleiding naast elkaar of geïntegreerd worden aangeboden. Er moet echter nog heel wat gebeuren om geïntegreerde trajecten structureel te verankeren. Een geïntegreerde aanpak door de verschillende organisaties die een rol spelen binnen onderwijs, vorming en opleiding is daarvoor noodzakelijk. Een neutrale, coördinerende organisatie of tussenpersoon is essentieel om verschillende partners rond tafel te brengen en te ondersteunen in de uitbouw van zulke trajecten. Binnen het voorbereidingsjaar van L4-Volwassenenonderwijs worden een voortraject, een duaal traject en een geïntegreerd traject als volgt gedefinieerd:
Een voortraject/vooropleiding: een opleiding Nederlands voor anderstaligen, al dan niet gecombineerd met andere modules, die plaatsvindt vóór de initiële opleiding. Die andere modules richten zich op basiscompetenties, vakspecifieke competenties, kennismaking met de arbeidsmarkt, enz.
22
Een duaal traject: een opleiding Nederlands voor anderstaligen die parallel met de initiële opleiding wordt aangeboden. Beiden versterken elkaar, maar worden niet samen in één opleiding aangeboden.
Een geïntegreerd traject: een opleiding Nederlands voor anderstaligen wordt samen met de initiële opleiding aangeboden in één traject. Dat traject is als het ware samengesteld uit opleidingsdoelen en –inhouden van verschillende opleidingen.
Het voorbereidingsjaar in Leuven is eigenlijk een combinatie tussen een voortraject en een geïntegreerd traject. In het eerste semester volgen de cursisten Nederlands voor anderstaligen, algemene vakken (wiskunde, ICT) en specifieke vakken (boekhouden, informatica). Daarnaast krijgen ze leerondersteuning. Die modules vinden plaats vóór de initiële opleiding (nl. de HBO5- of bacheloropleiding). Daarom spreken we over een voortraject. In het tweede semester worden er modules uit de initiële HBO 5-opleiding, Nederlands voor anderstaligen, Frans of Engels en leerondersteuning samen in één traject aangeboden. Dan spreken we over een geïntegreerd traject.
23
1.7.
Erkenning voorbereidingsjaar door de VDAB
Opnieuw een (hoger) diploma in Vlaanderen verwerven, kan de arbeidsmarktsituatie van anderstalige nieuwkomers versterken. Om de arbeidskansen van de doelgroep structureel te verhogen, is het voor de doelgroep belangrijk om een diploma te halen dat aansluit bij de structurele en/of kwalitatieve knelpunten op de arbeidsmarkt. Onderwijs en werk kunnen in het kader van de organisatie van een voorbereidingsjaar niet los van elkaar gezien worden. Daarom is de samenwerking met de VDAB essentieel om van het voorbereidingsjaar hoger onderwijs voor anderstaligen een succes te maken. Op basis van de jaarlijkse Vlaamse knelpuntenlijst en de regionale arbeidsmarktanalyse (zie 2.2.2 en 2.2.3.) bepaalt de VDAB regionaal zijn prioriteiten. Ze kunnen beslissen om nieuwe opleidingen op te starten die aansluiten bij die prioriteiten. Die opleidingen kunnen door de VDAB zelf ingericht worden of uitbesteedt worden aan externe partners. De VDAB erkent die externe opleidingen dan als een traject naar werk. Samen met VDAB Regie wordt daartoe een dossier voorbereid dat vervolgens ter goedkeuring voorligt op het Provinciaal Directiecomité (PDC). Om erkend te worden als opleiding naar werk, moet de opleiding minstens aan een aantal voorwaarden voldoen:
De opleiding moet gericht zijn op een kwantitatief of kwalitatief knelpuntberoep. Een beroep is een kwantitatief knelpunt als er een groot tekort is aan dergelijke profielen op de arbeidsmarkt. Een kwalitatief tekort wil zeggen dat de kandidaten niet beschikken over de gevraagde bekwaamheden: ze missen het vereiste diploma of hebben geen werkervaring.
De opleiding moet voltijds ingericht worden. VDAB spreekt over een voltijds traject als de opleiding 38 uur omvat. Die 38 uren kunnen ingericht worden in contactonderwijs of via blended leren.
Als de opleiding een vooropleiding is, dan mag die opleiding maximaal één jaar duren. Het voorbereidingsjaar van L4-Volwassenenonderwijs voldoet aan de VDABvoorwaarden om erkend te worden als traject naar werk.
Knelpuntberoep: Zowel boekhouder als informaticus zijn knelpuntberoepen in de regio Vlaams-Brabant. In de knelpuntanalyse is boekhouder een kwalitatief knelpunt. Informaticus was zowel een kwalitatief als een kwantitatief knelpunt (VDAB Vlaams-Brabant).
Voltijdse opleiding: De cursisten volgen voltijds les van 9u ’s ochtends tot 17u ’s avonds. Eén of twee namiddagen per week kunnen ze thuis of in het open leercentrum studeren.
Eénjarige opleiding: Het voorbereidingsjaar hoger onderwijs voor anderstalige nieuwkomers duurt één schooljaar. Vervolgens kunnen de cursisten doorstromen naar een vervolgopleiding in het hoger onderwijs of uitstromen naar de arbeidsmarkt.
24
Als er aan die voorwaarden voldaan is, kan een werkzoekende de opleiding volgen met een VDAB-opleidingscontract. Zo’n opleidingscontract heeft invloed op het statuut van de werkzoekende cursist. Ook voor de opleidingsinstelling zijn er een aantal verplichtingen gekoppeld aan het opleidingscontract.
1.7.1.
Statuut van werkzoekende cursist in het voorbereidingsjaar
Wanneer de VDAB een opleiding erkent als traject naar werk kunnen cursisten die zijn ingeschreven als niet-werkende werkzoekende een VDAB-opleidingscontract krijgen. Aan dat contract zijn een aantal voordelen voor de cursist verbonden, maar ook een aantal verplichtingen. Voordelen:
De cursist behoudt zijn rechten met betrekking tot een werkloosheidsuitkering. Zijn uitkering wordt bevroren op het moment dat hij zich inschrijft in het traject. De VDAB verzekert de cursist tegen lichamelijke ongevallen tijdens de opleiding en op weg van en naar de opleidingsplaats. De cursist heeft recht op een gratis busabonnement van De Lijn of een forfaitaire verplaatsingsvergoeding van 0,15 euro per kilometer voor de verplaatsingen tussen zijn verblijfsplaats en de opleidings- of stageplaats. De cursist heeft recht op de terugbetaling van de bewezen, effectieve uitgaven voor kinderopvang voor de dagen waarop effectief opleiding of stage wordt gevolgd. De cursist heeft onder bepaalde voorwaarden recht op een stimulanspremie van één euro per effectief gevolgd opleidings- of stage-uur.
Verplichtingen:
De cursist moet zich toeleggen op het verwerven van de aangereikte beroepsbekwaamheid. De cursist moet de lessen bijwonen en de bijhorende opdrachten uitvoeren. De cursist moet het huishoudelijk reglement van de opleidingsinstelling naleven. De cursist moet handelen overeenkomstig de onderrichtingen die hem gegeven worden. De cursist moet zich onthouden van alles wat hetzij de eigen veiligheid, hetzij die van derden in gevaar kan brengen. De cursist moet de hulpmiddelen en de ongebruikte grondstoffen die hem worden toevertrouwd in goede staat teruggeven. De cursist moet in geval van ongeschiktheid (ziekte of ongeval) de opleidingsinstelling onmiddellijk een medisch attest opsturen. De cursist moet ingaan op vacatures waarvan de vereisten in het verlengde liggen van de competenties die tijdens de opleiding verworven zijn.
De rechten en plichten worden vastgelegd in het opleidingscontract.
1.7.2.
Verplichtingen opleidingsinstellingen in VDAB-contract
Om een opleiding met een VDAB-opleidingscontract te mogen aanbieden, moet de opleidingsinstelling aan een aantal verplichtingen voldoen. Die verplichtingen zijn
25
vastgelegd in het opleidingscontract en de samenwerkingsovereenkomst met de VDAB. De opleidingsinstelling is onder meer verantwoordelijk voor de correcte registratie van alle gegevens die betrekking hebben op de voordelen voor de cursist. Om de administratie te vergemakkelijken in een geïntegreerd traject waarin verschillende centra samenwerken, is er een neutrale schakel nodig voor de opvolging. L4-Volwassenenonderwijs is de schakel tussen VDAB en de opleidingsinstellingen in het voorbereidingsjaar. Wij nemen de administratieve opvolging voor onze rekening en zijn verantwoordelijk voor de VDAB-registratie.
26
1.8. 1.8.1.
Rollen in het voorbereidingsjaar Rollen in het volwassenenonderwijs
Consortium Volwassenenonderwijs (CVWO): een regionaal neutraal samenwerkingsverband tussen de Centra voor Volwassenenonderwijs en de Centra voor Basiseducatie van een bepaald werkingsgebied. Er zijn in het totaal 13 werkingsgebieden. Elk consortium heeft een Raad van Bestuur waarin de directies van de Centra voor Volwassenenonderwijs en Basiseducatie vertegenwoordigd zijn. Bij L4-Volwassenenonderwijs, het consortium in het werkingsgebied Leuven-HagelandTervuren, is een projectcoördinator verantwoordelijk voor de uitrol en de opvolging van het voorbereidingsjaar hoger onderwijs voor anderstalige nieuwkomers. Daarnaast volgt de administratief medewerker van L4-Volwassenenonderwijs de inschrijvingen en de VDAB-registratie op. De leerondersteuner begeleidt de cursisten tijdens het voortraject en de trajectbegeleider tekent samen met hen hun vervolgtraject uit. Dat kan ook één persoon zijn die beide taken op zich neemt. Ook zij zijn tewerkgesteld bij het consortium. Centrum voor Volwassenenonderwijs (CVO): aanbieder van beroepsopleidingen, aanvullende algemene vorming (AAV), taalopleidingen en NT2-opleidingen. Je kan in een CVO een erkend diploma of (deel)certificaat behalen. Vanuit de CVO’s zijn de directies, de opleidingsverantwoordelijken en de leerkrachten betrokken bij het voorbereidingsjaar hoger onderwijs voor anderstalige nieuwkomers.
1.8.2.
Rollen in het hoger onderwijs
Hogeschool: onderwijsinstelling voor niet-universitair hoger onderwijs. In een hogeschool worden er professionelebacheloropleidingen, bachelor-na-bacheloropleidingen en postgraduaten georganiseerd. Vanuit de hogescholen zijn de experten doelgroepwerking, opleidingscoördinatoren en de studiebegeleiders betrokken bij het voorbereidingsjaar hoger onderwijs voor anderstalige nieuwkomers. Centrum voor Volwassenenonderwijs (CVO): aanbieder van het hoger beroepsonderwijs (HBO5). Dat gebeurt in samenwerking met hogescholen. Vanuit het hoger beroepsonderwijs zijn de directies van de CVO’s, de opleidingsverantwoordelijken en de leerkrachten betrokken bij het voorbereidingsjaar hoger onderwijs voor anderstalige nieuwkomers.
1.8.3.
Rollen bij VDAB
Provinciaal Directiecomité (PDC): provinciaal management met beslissingsbevoegdheid. Netwerkmanager: eerste contactpersoon voor de onderwijspartners. Hij overlegt en onderhandelt vanuit het VDAB beleidskader. Projectmanager: aanspreekpunt voor opvolging van een gestart traject.
27
Opleidingsmanager: hoofd van alle opleidingen binnen een specifieke regio. In VlaamsBrabant is er een opleidingsmanager voor regio Vilvoorde en een opleidingsmanager voor de regio Leuven-Diest. Teammanager: Hoofd van een opleidingscluster binnen een VDAB-competentiecentrum (CC). Klantenconsulent: staat in voor screening, toeleiding, opvolging en evaluatie van cursisten binnen een cluster.
28
2. Instrument 1: Draaiboek voorbereidingsjaar hoger onderwijs voor anderstalige nieuwkomers
2.1.
Procesflow opstart voorbereidingsjaar hoger onderwijs voor anderstalige nieuwkomers
Opleidingsverantwoordelijken volwassenenonderwijs en hoger onderwijs, experten hoger onderwijs, experten VDAB Regie, projectmedewerker
onderzoeksfase
-Opleidings- en arbeidsmarktanalyse
Leidinggevenden opleidingsinstellingen, experten hoger onderwijs, opleidingsverantwoordelijken volwassenenonderwijs en hoger onderwijs, teamleider VDAB CC, Huis van het Nederlands, projectmedewerker, (sectoren)
Verkennings- en planningsfase -Opstartvergadering doorlopende leerlijnen -Keuze opleidingsonderdelen -Uitwerking en planning traject -Keuze onderwijspartners of aanvraag lesbevoegdheid en/of vestigingsplaats volwassenenonderwijs
Experten hoger onderwijs, opleidingsverantwoordelijken volwassenenonderwijs en hoger onderwijs, leerkrachten, teamleider VDAB CC, klantenconsulent VDAB, Huis van het Nederlands, leerondersteuner, projectmedewerker
Toeleidings- en screeningsfase
-Communicatieplan toeleiders en potentiële cursisten -Planning en uitvoering rekrutering -Ontwikkeling testbatterij -Planning en uitvoering screening
Leerkrachten, leerondersteuner, klantenconsulent VDAB, projectmedewerker
Uitvoering
Leerondersteuner, klantenconsulent VDAB, projectmedewerker
Nazorg en evaluatie
-Opstart/administratie
-Evaluaties
-Begeleiding/cursistenoverleg
-Monitoring
-Tussentijdse en eindevaluatie
-Kwaliteitsmeting -Opvolging cursisten in functie van heroriëntering en monitoring
-VDAB-goedkeuring traject naar werk
30
Het draaiboek voor het opstarten van een voorbereidingsjaar hoger onderwijs voor anderstalige nieuwkomers wordt opgehangen aan bovenstaande procesflow. Er zijn vijf fases te onderscheiden in de procesflow. Die worden één voor één verder toegelicht in het draaiboek.
31
2.2.
Onderzoeksfase
Om een voorbereidingsjaar hoger onderwijs voor anderstalige nieuwkomers in te richten, wordt er zowel aan de kant van het hoger onderwijs en het volwassenenonderwijs, als aan de kant van de arbeidsmarkt een analyse gemaakt. Binnen de opleidingsanalyse worden enerzijds de drempels in kaart gebracht die anderstalige nieuwkomers ervaren om te kunnen studeren in het hoger onderwijs. Anderzijds is het belangrijk zicht te krijgen op de opleidingenclusters waar anderstalige nieuwkomers voornamelijk geïnteresseerd in zijn en uiteindelijk ook in instromen. Wanneer dat duidelijk is, moet er nagegaan worden of er voor die opleidingsclusters doorlopende leerlijnen bestaan. Op basis van de doorlopende leerlijnen en bestaande aanvullingsprogramma’s kunnen er modules geselecteerd worden die samen een voorbereidend traject vormen. Parallel met de oefening binnen het onderwijs, voert de VDAB een arbeidsmarktanalyse uit om na te gaan wat de regionale noden zijn op de arbeidsmarkt en welke opleidingen aansluiten bij die noden. Om ervoor te zorgen dat anderstalige nieuwkomers na hun opleidingstraject ook effectief aan de slag kunnen op de arbeidsmarkt, is het belangrijk opleidingsclusters te selecteren die aansluiten bij de knelpunten uit de regionale arbeidsmarktanalyse van de VDAB. Een extra voordeel daaraan is dat de opleiding zo ook erkend kan worden als traject naar werk. Op het einde van de onderzoeksfase moeten de opleidingsanalyse en arbeidsmarktanalyse vergeleken worden om daaruit een aantal specifieke trajecten te selecteren.
2.2.1.
Opleidingsanalyse
2.2.1.1.
Probleemboom
Om zicht te krijgen op de drempels die anderstalige nieuwkomers ervaren om in en door te stromen in het hoger onderwijs en om de nood aan een voorbereidingsjaar zichtbaar te maken, is het interessant om een probleemboom op te stellen met organisaties die werken met de doelgroep. Een probleemboom start met het formuleren van het centrale probleem, in dit geval de lage in- en doorstroom van anderstalige nieuwkomers in het hoger onderwijs. Vervolgens wordt er gekeken waarom dat probleem bestaat. Voor elke oorzaak van het probleem worden de onderliggende oorzaken blootgelegd, enzoverder. Op die manier wordt de multiproblematiek duidelijk en komt het besef dat er met z’n allen samengewerkt moet worden om het probleem aan te pakken. De probleemboom kan daarna getransformeerd worden in een doelenboom. Daar worden alle negatieve uitspraken omgevormd naar positieve uitspraken. Zo wordt er duidelijk wat er moet veranderen om het doel, meer in- en doorstroom van anderstalige nieuwkomers in het hoger onderwijs, te bereiken. Het zal duidelijk worden dat er voor een aantal deelproblemen al oplossingen/good practices bestaan. Voor andere doelen zullen er nieuwe initiatieven genomen moeten worden, zoals bijvoorbeeld de organisatie van een voorbereidingsjaar hoger onderwijs.
32
L4-Volwassenenonderwijs heeft in het voorjaar van 2012 de drempels die anderstalige nieuwkomers ervaren om in en door te stromen in het hoger onderwijs al in kaart gebracht. Samen met partners uit onderwijs, inburgering, VDAB en OCMW werd er een probleemboom opgemaakt, waarin de lage inen doorstroom en de grote uitval van anderstalige nieuwkomers in het onderwijs als oorzaak van lage sociale integratie werden bestudeerd. De multiproblematiek werd snel duidelijk: de lage toegankelijkheid van het Vlaams onderwijs voor anderstalige nieuwkomers, maar ook de onrealistische verwachtingen van de doelgroep, de lage Nederlandse taalvaardigheid, de ontbrekende basisvaardigheden, de moeilijke toeleiding van de doelgroep naar onderwijs, de moeilijke leefsituatie, de culturele drempel, enzovoort (bijlage 4). In een tweede fase werd een inventaris gemaakt van de bestaande good practices in het hoger onderwijs (bijlage 5a, 5b en 5c). Onze conclusie was dat er al heel wat initiatieven zijn die tegemoet komen aan de voorkomende problemen, maar dat een geïntegreerde aanpak, met voldoende aandacht voor domeinspecifieke woordenschat en schooltaalwoordenschat, nog ontbrak. Een voorbereidingsjaar komt tegemoet aan het gemis van die geïntegreerde aanpak, aangezien cursisten er algemeen en domeinspecifiek Nederlands leren, maar ook hun basisvaardigheden aanscherpen en met domeinspecifieke vakken en de Vlaamse onderwijscultuur kennismaken. Daarnaast worden ze begeleid doorheen het onderwijslandschap en op de arbeidsmarkt. Verschillende partners zetten hun expertise geïntegreerd in.
2.2.1.2.
Anderstalige nieuwkomers in het onderwijs
Veel problemen die anderstalige nieuwkomers ervaren in het hoger onderwijs, hebben te maken met de Nederlandse taalvaardigheid. Zelfs als cursisten een certificaat van niveau B2 hebben behaald, blijft de beperkte kennis van domeinspecifieke taal een groot knelpunt. Dat is een van de argumenten om te kiezen voor een domeinspecifiek voorbereidingsjaar. Wanneer er een voorbereidingsjaar vanuit een domeinspecifieke achtergrond wordt opgezet, is het interessant om na te gaan welke opleidingsdomeinen de voorkeur van anderstalige nieuwkomers uitdragen. Dat kan op basis van verschillende cijfergegevens, onder meer op basis van cijfers van toeleiders, zoals bijvoorbeeld van de VDAB, of op basis van cijfers uit het volwassenenonderwijs en het hoger onderwijs. Om zicht te krijgen op de opleidingen waarin anderstalige nieuwkomers in Vlaams-Brabant geïnteresseerd zijn, werd gebruik gemaakt van gegevens die verzameld werden in het pilootproject Inburgeraars met een educatief perspectief en door Via Educatie Vlaams-Brabant5. Daaruit kwam naar voren dat
Via Educatie Vlaams-Brabant begeleidde sinds september 2011 900 anderstalige nieuwkomers in hun zoektocht naar een gepaste opleiding in de provincie, maar ook daarbuiten. De leertrajectbegeleiders hielden permanenties in Asse, Diest, Halle, Leuven, Tienen en Vilvoorde. Anderstalige nieuwkomers kregen bij Via Educatie VlaamsBrabant uitgebreide informatie over het aanbod aan opleidingen in het volwassenenonderwijs, het hoger onderwijs en bij andere opleidingsverstrekkers (zoals VDAB en Syntra). Ze werden begeleid bij het maken van een gefundeerde studiekeuze en bij het wegwerken van drempels om met een geschikte opleiding te kunnen starten. Ook in het pilootproject Inburgeraars met een educatie perspectief werden anderstalige nieuwkomers begeleid in hun zoektocht naar de geschikte opleiding. Tijdens die projecten werden cijfers bijgehouden over de studiekeuze van de doelgroep. 5
33
anderstalige nieuwkomers vooral interesse hebben in opleidingen in het tweedekansonderwijs, in de zorgsector of in de opleidingsdomeinen informatica, handel, harde sector of horeca. Ook ingenieursopleidingen kwamen vaak terug in de cijfers. Daarnaast analyseerden we cijfergegevens over de instroom van niet-Belgische cursisten in het volwassenenonderwijs in Vlaams-Brabant. Het was namelijk onmogelijk om in het gegevensbestand de doelgroep anderstalige nieuwkomers te selecteren. Op basis van de instroom van de afgelopen zes schooljaren konden we concluderen dat niet-Belgische cursisten binnen de beroepsopleidingen van het secundair volwassenenonderwijs voornamelijk geïnteresseerd zijn in de opleidingsdomeinen informatie- en communicatietechnologie, handel en grafische technieken. Daarna volgden de mode-opleidingen en de opleidingen in de sociale sector. In het hoger beroepsonderwijs (HBO5) ging de interesse van niet-Belgische cursisten vooral uit naar opleidingen binnen het domein handelswetenschappen en bedrijfskunde. Binnen dat domein vallen onder meer de HBO5-opleidingen boekhouden en informatica. Daarna volgen de opleidingen uit het domein sociaal-agogisch werk. We hebben ook cijfers gebruikt over de toelatingsdossiers die de voorbije twee academiejaren bij het International Office van UCLL Campus Leuven werden ingediend. In het totaal werden er 546 aanvragen van studenten met een buitenlands diploma ingediend. Meer dan de helft was geïnteresseerd in een Engelstalige opleiding. Diegenen met interesse in een Nederlandstalige opleiding, waren vooral geïnteresseerd in verpleeg- of vroedkunde of de lerarenopleiding, gevolgd door bedrijfsmanagement, sociaal werk en office management.
2.2.2.
Arbeidsmarktanalyse
Om de doorstroomkansen van werkzoekenden te verhogen, is het belangrijk om in te zetten op opleidingen die aansluiten bij de regionale knelpunten op de arbeidsmarkt. In het kader van het voorbereidingsjaar hoger onderwijs voor anderstaligen is het daarom belangrijk om na te gaan wat de regionale knelpunten zijn en voor welk van die knelpunten een diploma uit het hoger onderwijs een meerwaarde is. Om te weten te komen wat de regionale knelpunten zijn, bestaan er de knelpuntenlijst en de regionale arbeidsmarktanalyse van de VDAB. De knelpuntenlijst van de VDAB wordt op Vlaams niveau opgesteld op basis van een aantal indicatoren, zoals het aantal ontvangen vacatures, het vervullingspercentage, de verhouding tussen het gemiddeld aantal openstaande vacatures op het einde van de maand en het gemiddeld aantal ontvangen vacatures tijdens die maand, de spanningsindicator en een advies van de sector. De provinciale werkingen van de VDAB geven daartoe ook input. Uit de centraal opgestelde data zullen de provinciale arbeidsmarktexperten de informatie voor de eigen regio filteren. Daaruit ontstaat de regionale arbeidsmarktanalyse.
2.2.3.
Afstemming opleidingsanalyse – arbeidsmarktanalyse
De keuze voor het studiegebied waarin het voorbereidingsjaar hoger onderwijs voor anderstalige nieuwkomers georganiseerd wordt, gebeurt op basis van de afstemming
34
tussen de opleidingsanalyse en de arbeidsmarktanalyse. De interesses van de cursisten worden vergeleken met de knelpunten op de arbeidsmarkt. Er wordt ook rekening gehouden met de bestaande doorlopende leerlijnen in de regio. Daarnaast wordt ook het talige karakter van de werkomgeving in rekening gebracht. Er wordt in eerste instantie gekozen voor opleidingen en beroepen die minder talig zijn, waardoor de taaldrempel in de opleiding en op de arbeidsmarkt zo laag mogelijk wordt gehouden. Uit de opleidingsanalyse bleek er een grote interesse bij anderstalige nieuwkomers te zijn in opleidingen binnen het domein handelswetenschappen en bedrijfskunde. Binnen dat domein vallen zowel de opleidingen in de richting boekhouden als in de richting informatica. Beide opleidingen worden in de regio zowel door de VDAB, in het volwassenenonderwijs (secundair volwassenenonderwijs en HBO5), als in de hogeschool (professionele bachelor) aangeboden. Die opleidingen, die minder talig zijn dan bijvoorbeeld een opleiding verpleegkunde of sociaal-cultureel werk, kwamen ook als knelpunt naar voor in de knelpuntanalyse en de regionale arbeidsmarktanalyse van de VDAB Vlaams-Brabant (bijlage 6). Boekhouden: In 2012 en 2013 was boekhouder een kwalitatief knelpunt, ondanks de ruime arbeidsmarktreserve. Het niveau van de werkzoekende boekhouders was vaak te laag of hun kennis was niet up-to-date. Werkgevers zoeken echter boekhouders met een stevige basis, met kennis van specifieke boekhoudpakketten en met relevante ervaring. Aangezien de boekhoudkennis vlug gedateerd is, dringt een permanente bijscholing zich op. In Vlaams-Brabant ontving de VDAB voor boekhouder en voor gerelateerde beroepen in de eerste zes maanden van 2013 295 vacatures. Het merendeel van de vacatures was gericht op hooggeschoolden. Heel wat vacatures bleven lange tijd openstaan, vooral voor boekhouder en verantwoordelijke boekhouding. Wanneer er wordt gekeken naar de jobaspiraties van werkzoekenden, blijkt dat heel wat onder hen willen werken als boekhouder. Binnen die reserve zijn er veel midden- en hooggeschoolden. Er zijn ook heel wat werkzoekenden van allochtone afkomst met een beperkte kennis van het Nederlands die interesse hebben in het beroep van boekhouder. Informatica: Binnen het domein informatica zijn er heel wat structurele knelpuntberoepen, zoals onder meer netwerkspecialist, systeemprogrammeur, analist-programmeur, netwerkbeheerder, enz. Het nijpend tekort aan informaticaprofielen werd meermaals aangekaart door de sectororganisatie Agoria. Informatica is niet alleen een kwantitatief, maar ook een kwalitatief knelpunt. Werkgevers kijken uit naar hooggekwalificeerde informatici die de technologie perfect beheersen en een up-to-date kennis bezitten in domeinen als systeemarchitectuur, op internet gebaseerde toepassingen en systeemintegratie. Naast informaticakennis worden bedrijfskunde en communicatieve vaardigheden steeds belangrijker voor de hogere IT-profielen.
35
In Vlaams-Brabant ontving de VDAB tijdens de eerste zes maanden van 2013 435 vacatures in het domein informatica, voornamelijk voor databankbeheerder, netwerkbeheerder, analist-ontwikkelaar ICT en integratie en implementatie expert ICT. De meerderheid van de vacatures was gericht op hooggeschoolden. Wanneer er wordt gekeken naar de jobaspiraties van werkzoekenden, blijkt dat heel wat onder hen willen werken als informaticus. Binnen de reserve zijn er veel hoog- en middengeschoolden. Er zijn ook heel wat werkzoekenden van allochtone afkomst met een beperkte kennis van het Nederlands die interesse hebben in het beroep van informaticus. Toch is het beroep boekhouder populairder dan informaticus. (Hendrik De Muynck, VDAB)
36
2.3.
Verkennings- en planningsfase
Als de verkennings- en planningsfase begint, is er al beslist om een voorbereidingsjaar te organiseren waarin cursisten algemeen en vakspecifiek Nederlands leren, hun basisvaardigheden aanscherpen en kennis maken met domeinspecifieke vakken en de Vlaamse onderwijscultuur. Ze worden begeleid door het onderwijslandschap en op de arbeidsmarkt. Er is ook al beslist op welke finaliteitsopleidingen het voorbereidingsjaar moet voorbereiden. In de verkennings- en planningsfase wordt vervolgens de inhoud van de vooropleiding bepaald. Op basis van deskresearch en overleg met partners worden enkele leidende principes bepaald op basis waarvan de vooropleiding wordt uitgebouwd. Vervolgens worden er partners gezocht die de nodige expertise bezitten en het traject mee in de praktijk willen uitwerken. Naast de inhoudelijke vormgeving en de keuze voor de partners in het traject, worden er in deze fase ook een aantal keuzes gemaakt over de didactische aanpak. Zodra alles vaststaat, wordt het definitieve uurrooster opgemaakt en kunnen de centra op zoek naar leerkrachten om in te zetten in het voorbereidingsjaar.
2.3.1.
Ontwerpen van de opleiding
Uit de probleemboom in de opleidingsanalyse blijkt dat er al heel wat good practices bestaan en dat veel van de betrokken partners al een uitgebreide expertise hebben opgebouwd over de doelgroep van anderstalige nieuwkomers. Om die expertise maximaal te gebruiken en om het civiel effect van de vooropleiding voor anderstalige nieuwkomers te maximaliseren, wordt er zo veel mogelijk gebruik gemaakt van het bestaande aanbod in het volwassenenonderwijs, het hoger onderwijs en bij de VDAB.
2.3.1.1.
Deskresearch
Het geïntegreerd voortraject moet tegemoet komen aan het versterken van de Nederlandse taalvaardigheid en het versterken van algemene en domeinspecifieke vaardigheden en moet aansluiten bij de finaliteitsopleiding(en). Nederlands voor anderstaligen De belangrijkste doelstelling van het voorbereidingsjaar hoger onderwijs voor anderstalige nieuwkomers is het verhogen van de Nederlandse taalvaardigheid. Cursisten die willen studeren in het hoger onderwijs, moeten immers niveau B2 van het ERK behalen. Om een taal te leren, hebben cursisten tijd nodig. Het is haast onmogelijk om op één jaar tijd van geen kennis van het Nederlands te groeien tot een vaardige gebruiker van het Nederland (niveau B2 van het ERK). Om het ideale NT2-traject voor één jaar te bepalen, moeten de diverse NT2-trajecten en de mogelijke instapniveaus tegen elkaar afgewogen worden. Om zo veel mogelijk leerwinst op één jaar tijd te creëren, wordt er best gekozen voor een intensief traject. Meer lesmomenten per week met minder uur per lesmoment lijkt een traject meer haalbaar te maken voor cursisten dan meer uur per lesmoment in minder
37
lesmomenten per week (Bockstael, 2011). Daarom kan er best gekozen worden voor vier à vijf lesmomenten per week van telkens drie à vier uur. Omdat de doelgroep van het voorbereidingsjaar hoger opgeleide nieuwkomers zijn, moet een versneld traject van 80 lestijden per module, in plaats van een standaard traject van 120 lestijden per module, haalbaar zijn. Soms zijn er ook scholen die in een module van 120 lestijden meer leerstof behandelen dan wordt verwacht vanuit de leerplandoelstellingen. Zo’n module kan een alternatief bieden als er in de regio geen versnelde trajecten van 80 lestijden per module worden aangeboden. Aangezien het voorbereidingsjaar een geïntegreerd traject is waarbij Nederlands wordt aangeboden in combinatie met andere modules uit onder meer het volwassenenonderwijs, moet het instapniveau van die modules ook nagegaan worden tijdens het uittekenen van het traject. Het instapniveau voor Nederlands van het secundair volwassenenonderwijs en het hoger beroepsonderwijs is richtinggevend, maar niet bindend. In het secundair volwassenenonderwijs kan het instapniveau verschillen naargelang de opleidingscluster. Die richtinggevende niveaus zijn een goede indicatie om te beslissen welke modules op welk moment in het traject worden aangeboden. Opleidingsniveau Beroepsgerichte modules secundair volwassenenonderwijs Aanvullende algemene vorming Hoger beroepsonderwijs
Instapniveau NT2 A2+ B1B1
Naast het standaard NT2-traject, is het belangrijk om cursisten tijdens het voorbereidingsjaar kennis te laten maken met domeinspecifieke woordenschat en onderwijstaal. Die moeten geïntegreerd worden in de NT2-lessen en het niveau van de domeinspecifieke modules moet bijgevolg voldoende laagdrempelig zijn zodat cursisten ook hier taal kunnen leren. Om van het voorbereidingsjaar een echt geïntegreerd traject te maken, is geïntegreerd taalonderwijs noodzakelijk. Om een voorbereidingsjaar te organiseren dat is opgebouwd uit modules van het volwassenenonderwijs, is het belangrijk dat de cursisten die instromen al voldoende taalvaardig zijn in het Nederlands om beroepsspecifieke modules te kunnen volgen. Het minimumniveau bij de start van het voorbereidingsjaar moet dan met andere woorden minimaal A2+ zijn. Ervan uitgaande dat gedurende één schooljaar iedere week vier lesmomenten worden ingepland van telkens drie lesuren, dan kunnen er maximaal vijf modules Nederlands ingepland worden. In regio van L4-Volwassenenonderwijs is er binnen de centra voor volwassenenonderwijs echter geen school die versnelde modules van 80 lestijden inplant. Die worden enkel door het Universitair Talencentrum aangeboden. Als we willen samenwerken met een centrum voor volwassenenonderwijs, zullen we dus standaard modules van 120 lestijden moeten inrichten waarbij de basisdoelstellingen van een niveau overschreden worden. In dat geval kunnen er maximaal vier modules aangeboden worden in één schooljaar.
38
Algemene competenties Maar niet alleen de Nederlandse taalvaardigheid moet toenemen tijdens het voorbereidingsjaar. Er moet ook gewerkt worden aan algemene competenties. De Vlaamse onderwijsraad (VLOR) heeft een advies uitgebracht waarin ze een overzicht geven van de algemene instapcompetenties die van een beginnende bachelorstudent verwacht worden (VLOR, 2012). Ze spreken over zes overkoepelende instapcompetenties:
Instapcompetentie Instapcompetentie Instapcompetentie Instapcompetentie Instapcompetentie Instapcompetentie
studiekeuze leren leren problemen oplossen taal ICT werkhouding
De verschillende competenties die onder die zes overkoepelende instapcompetenties vallen, moeten aan bod komen in een voorbereidingsjaar om de startpositie van de anderstalige nieuwkomers in het hoger onderwijs comfortabel te maken (zie bijlage 7). Tijdens het eerste projectjaar van het voorbereidingsjaar van L4Volwassenenonderwijs hebben we onderzocht in welke mate de competenties zoals omschreven door de Vlaamse Onderwijsraad aan bod kwamen tijdens het traject. De meeste kregen daarin een duidelijke plaats. Voorbeeld opdracht wiskunde: In het vak wiskunde B2 (uit opleidingsprofiel aanvullende algemene vorming) moesten de cursisten in het kader van de lessen statistiek zelf een onderzoekje doen, vragen afnemen bij medecursisten en andere geïnteresseerden en de resultaten daarvan in groep voor de klas voorstellen. Tijdens die opdracht werd zowel aan de instapcompetentie ICT gewerkt (bv. informatie verwerken met softwarepakketten, een powerpoint presentatie maken, kritisch reflecteren over de gebruikte bronnen, …), als aan de instapcompetenties leren leren (bv. informatieverwerking), taal, enzovoort. Na de opdracht werd er van de cursisten gevraagd om over zichzelf en de groep te reflecteren. Op die manier komen ook de competenties met betrekking tot het bewaken van het leerproces (instapcompetenties leren leren) in de opdracht aan bod.
Toch is het relevant om extra aandacht te schenken aan de instapcompetentie leren leren en aan de instapcompetentie studiekeuze. Daarom krijgen die instapcompetenties een expliciete plaats tijdens individuele en klassikale begeleiding, naast het NT2-traject, de basisvakken en de domeinspecifieke vakken. Voor de klassikale begeleiding met betrekking tot leren leren en studiekeuze, werden twee nieuwe opleidingspakketten ontwikkeld die in instrument twee en instrument drie worden voorgesteld.
Domeinspecifieke competenties Cursisten die willen doorstromen naar een HBO 5- of bacheloropleiding moeten, naast de algemene competenties, ook beschikken over een aantal domeinspecifieke competenties. Welke domeinspecifieke competenties noodzakelijk zijn, hangt af van opleiding tot opleiding en van vak tot vak en zijn dus afhankelijk van de finaliteitsopleiding waarop een voorbereidingsjaar voorbereidt. Cursisten die willen instromen in het hoger onderwijs moeten in de eerste plaats enkel voldoen aan de decretale toelatingsvoorwaarden. Domeinspecifieke vaardigheden worden in de meeste opleidingen niet als formele instapvoorwaarden geformuleerd, maar bieden
39
in veel richtingen toch een pluspunt als cursisten al een basis hebben, zeker voor zij met die minder taalvaardig zijn. Daarom kan het interessant zijn om in het voorbereidingsjaar al enkele vakspecifieke competenties aan bod te laten komen. Zo kunnen de anderstalige cursisten met een stevige basis starten in de finaliteitsopleiding. Cursisten die starten met het voorbereidingsjaar hoger onderwijs voor anderstaligen hebben interesse om door te stromen naar finaliteitsopleidingen in het domein boekhouden of informatica. Enkelen onder hen hebben in hun land van herkomst al ervaring in een van die domeinen, maar de meerderheid heeft nog nooit van een journaalpost, een balans, C++ of Visual Basic gehoord. Daarom is het niet alleen voor de domeinspecifieke taal, maar ook voor andere domeinspecifieke vaardigheden essentieel om dergelijke vakken in te plannen in het voorbereidingsjaar. Meer informatie over de domeinspecifieke competenties binnen de finaliteitsopleidingen staat vermeld in de leerplannen6 voor de HBO5-opleidingen en in de ECTS7-fiches voor de bacheloropleidingen.
2.3.1.2.
Voorbereidingstraject samenstellen
Bij het uitbouwen van een voorbereidingsjaar hoger onderwijs voor anderstalige nieuwkomers worden enkele leidende principes gehanteerd.
Principe 1: doorlopende leerlijnen De opbouw van het voorbereidingsjaar is gestoeld op het principe van doorlopende leerlijnen (zie supra). Dat principe gaat ervan uit dat cursisten eerst starten met een opleiding op een lager niveau om vervolgens door te stromen naar een hoger niveau. Op basis van EVC/EVK kunnen cursisten vrijstellingen behalen en worden er specifieke aanvullingstrajecten uitgetekend. In het kader van een voortraject kunnen modules uit een lager opleidingsniveau de perfecte voorbereiding zijn op een opleiding op een hoger niveau. Zo kunnen cursisten bijvoorbeeld in het secundair volwassenenonderwijs de basis van een vak leren, waardoor de overstap naar de HBO5-opleiding vlotter zal verlopen. Wanneer er modules uit de HBO5opleiding worden ingepland in een voorbereidingsjaar, kunnen cursisten in bepaalde gevallen vrijstellingen behalen in hun finaliteitsopleiding op het niveau van een professionele bachelor.
Een leerplan of curriculum omschrijft de leerdoelen die de leerlingen voor een bepaald vak moeten behalen. “Een leerplan bevat de doelstellingen die noodzakelijk zijn om de minimumdoelen (eindtermen, ontwikkelingsdoelen en specifieke eindtermen) na te streven of te bereiken. Daarnaast kan de leerplanmaker doelen opnemen die hij uitdrukkelijk formuleert vanuit zijn eigen opvoedingsproject” (Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming). 7 “ECTS staat voor European Credit Transfer System. Dit systeem is ontwikkeld als procedure om de erkenning van studies in het hoger onderwijs binnen Europa te regelen. Een ECTS-fiche biedt essentiële informatie over een opleidingsonderdeel en/of over de componenten van een opleidingsonderdeel. Op iedere fiche vind je eerst een aantal administratieve gegevens. Na een korte omschrijving van het opleidingsonderdeel vind je vervolgens basisinfo over volgende aspecten: specifieke doelstellingen, vereiste basiscompetenties, leerinhouden, studiemateriaal, werkvormen en evaluatievormen” (Artesis Plantijn Hogeschool). 6
40
Daarnaast vormen die doorlopende leerlijnen ook een vangnet voor zij die, om welke reden dan ook, eerder uitstromen uit een voortraject. Die cursisten blijven niet met lege handen achter, want voor elke module die met succes wordt afgerond, krijgen zij een deelcertificaat. Dat verhoogt het civiele effect van de vooropleiding. Doordat het traject is opgebouwd op basis van doorlopende leerlijnen, is er ook de mogelijkheid om tegemoet te komen aan de diversiteit van de doelgroep. Cursisten met een hoger niveau kunnen later instromen in het traject (zij-instroom) of kunnen vrijstellingen krijgen op basis van EVC/EVK. Bij het uittekenen van het voorbereidingsjaar, is L4-volwassenenonderwijs vertrokken vanuit de redenering dat het traject stap voor stap meer moet aansluiten bij het niveau waarmee cursisten geconfronteerd worden in het hoger onderwijs. Daarvoor wordt er gebruik gemaakt van de doorlopende leerlijnen: zowel de VDAB, het volwassenenonderwijs (secundair volwassenenonderwijs en hoger onderwijs), als het hoger onderwijs bieden in onze regio opleidingen aan in de richtingen boekhouden en informatica. Om een duidelijk zicht te krijgen op de mogelijke doorlopende leerlijnen in het domein boekhouden of informatica, werden de opleidingsverantwoordelijken van het secundair volwassenenonderwijs, het hoger beroepsonderwijs en de professionelebacheloropleiding rond tafel gebracht. Tijdens die overlegmomenten werden de opleidingsprofielen en de leerplannen van het secundair volwassenenonderwijs en het hoger beroepsonderwijs vergeleken met de ECTS-fiches van de professioneel bacheloropleidingen. Het werd al snel duidelijk dat modules uit het secundair volwassenenonderwijs geen mogelijkheden tot vrijstellingen genereren op het niveau van het hoger beroepsonderwijs. Er is een te groot verschil in de kwalificatieniveaus om vrijstellingen toe te kennen, zelfs op basis van een cluster van modules. (Clusters van) modules uit het hoger beroepsonderwijs kunnen wel vrijstellingen genereren voor opleidingsonderdelen in de professionelebacheloropleiding. Tussen de HBO5 Boekhouden van CVO ACE-Groep T, CVO De Oranjerie en CVO VOLT en de professionele bachelor bedrijfsmanagement - accountancy en fiscaliteit van de UCLL Campus Leuven werden de doorlopende leerlijnen en het aanvullingsprogramma al uitgetekend voor de start van het voorbereidingsjaar. Er werd een concordantietabel opgesteld waarin de HBO5-opleiding en de professionelebacheloropleiding naast elkaar worden geplaatst (zie bijlage 2). Tussen de HBO5 Informatica van CVO ACE-Groep T en CVO De Oranjerie en de professionele bachelor Toegepaste Informatica van UCLL Campus Leuven zijn er nog geen doorlopende leerlijnen uitgetekend, hoewel er ook daar mogelijkheden zijn. Op basis van eerste indicaties is wel al duidelijk welke modules uit het hoger beroepsonderwijs eventueel tot een vrijstelling kunnen leiden bij een doorstroom naar de bacheloropleiding. Die modules zijn dan ook ingepland in het voorbereidingsjaar. Hoewel een vrijstelling op basis van modules uit het secundair volwassenenonderwijs niet mogelijk is in het hoger beroepsonderwijs, zijn er wel modules die een goede basis leggen voor modules uit het hoger beroepsonderwijs. Zo zien cursisten in de module
41
basisboekhouden voor een boekhoudkundige bediende uit het opleidingsprofiel van boekhoudkundige bediende de basisprincipes die terugkomen in de HBO5-module basisdubbelboekhouden van de opleiding boekhouden. Ook de modules programmeren 1, programmeren 2 en programmeren 3 uit het opleidingsprofiel informatica: programmeren bereiden cursisten grondig voor op de modules programmeren 1 en programmeren 2 van de HBO5-opleiding informatica. Ook andere modules vormen op die manier een goede basis. Verschillende mogelijke trajecten werden uitgetekend in samenwerking met de opleidingsverantwoordelijken (bijlage 8). Afhankelijk van de andere keuzes die gemaakt moeten worden, zijn bepaalde voorbereidende modules beter haalbaar om in te plannen dan anderen. We moeten onder meer rekening houden met de verhouding NT2, algemene vakken en specifieke vakken, het aantal lestijden per module en de volgtijdelijkheid van bepaalde modules. Ook de keuze voor specifieke HBO5-modules heeft invloed op de keuze van de modules uit het secundair volwassenenonderwijs. In een schematische voorstelling ziet het voorbereidingsjaar er dan als volgt uit:
Volgens de schematische opbouw zijn cursisten op het einde van het jaar klaar om uit te stromen in het hoger onderwijs, meer bepaald in een professionele-bacheloropleiding. Cursisten die onvoldoende snel vooruit gaan of door bijkomende informatie over het opleidingsaanbod beslissen om toch eerder uit te stromen, moeten daartoe op verschillende momenten in het traject de mogelijkheid hebben. Daarom focussen we ons in het eerste semester op het niveau Nederlands en de algemene competenties die noodzakelijk zijn om door te stromen naar een VDAB-opleiding, een opleiding in het
42
secundair volwassenenonderwijs en naar een opleiding in het hoger beroepsonderwijs. In het tweede semester wordt er meer aandacht besteed aan specifieke vakken die voorbereiden op een professionele bachelor. Ook het taalniveau wordt daaraan aangepast. Door een duidelijk onderscheid in de focus in het eerste en het tweede semester is het perfect mogelijk om cursisten met een hoger niveau Nederlands in het tweede semester te laten instromen.
Principe 2: toename van de moeilijkheidsgraad in de loop van het traject Doorheen het traject neemt de moeilijkheidsgraad niet alleen voor de NT2-modules toe, maar ook voor de andere modules. Zo groeien de cursisten stap voor stap naar hun finaliteitsopleiding op het niveau van het hoger onderwijs. In het eerste semester worden er modules uit het secundair volwassenenonderwijs aangeboden. De cursisten die in hun land van herkomst meestal al een diploma secundair onderwijs behaalden, krijgen zo de kans om de gekende leerstof te herhalen en zich de domeinspecifieke woordenschat eigen te maken. Als de cursisten in het tweede semester al willen doorstromen naar een HBO5-opleiding, volstaat die basiskennis. Cursisten die willen instromen in een professionelebacheloropleiding en willen voldoen aan de diplomavoorwaarden, moeten in principe enkel hun Nederlandse taalvaardigheid aanscherpen tot niveau B2 van het ERK. Toch wordt er ook in het tweede semester nog extra ingezet op algemene en domeinspecifieke vaardigheden. Om ervoor te zorgen dat de anderstalige cursisten de nodige instapcompetenties voor de start van hun finaliteitsopleiding verworven hebben en om hen alvast kennis te laten maken met de onderwijscultuur van het hoger onderwijs, worden er in het tweede semester modules uit het hoger beroepsonderwijs aangeboden. Cursisten maken in de veilige leeromgeving van een kleine groep met alleen anderstalige cursisten kennis met de manier van lesgeven in het hoger onderwijs. Door in het tweede semester al modules uit het hoger onderwijs te volgen, hebben de cursisten een duidelijker beeld van wat het inhoudt en kunnen ze een positievere keuze maken in functie van hun finaliteitsopleiding. Cursisten die verder studeren in het hoger beroepsonderwijs, hebben daardoor al voor de echte start van hun finaliteitsopleiding enkele deelcertificaten behaald en cursisten die doorstromen naar de professionelebacheloropleiding kunnen vrijstellingen behalen op basis van de reeds behaalde deelcertificaten. In het aanbod NT2 neemt niet alleen het niveau toe, maar wordt ook de focus verlegd. Voor cursisten die willen doorstromen naar het hoger beroepsonderwijs is academische taalvaardigheid minder essentieel dan voor cursisten die willen doorstromen naar een professionelebacheloropleiding. Daarom kan er in het eerste semester nog gekozen worden om een versneld NT2-traject van een centrum voor volwassenenonderwijs te integreren in het traject. Maar in het tweede semester is het belangrijk om over te stappen naar een NT2-traject van een universitair talencentrum. In het universitair talencentrum ligt de focus namelijk nog nadrukkelijker op academische taalvaardigheid. Afstemming tussen de verschillende NT2-trajecten is noodzakelijk om de aansluiting in het tweede semester te verzekeren.
43
In het eerste semester krijgen de cursisten van het voorbereidingsjaar van L4-Volwassenenonderwijs naast Nederlands voornamelijk algemene modules op het niveau van het secundair volwassenenonderwijs. De algemene competenties die in die modules centraal staan, zoals wiskunde en ICT, zijn belangrijk als cursisten willen doorstromen naar het secundair volwassenenonderwijs of naar een HBO5-opleiding. Cursisten die geen erkend diploma hebben, moeten immers een instaptest afleggen waarin die algemene competenties getest worden. Naast de algemene competenties komen er in het eerste semester ook al specifieke modules aan bod. Daar ligt de nadruk dan vooral op het aanleren van de domeinspecifieke woordenschat via geïntegreerd vakonderwijs. Enkele vakken die tijdens het eerste en/of tweede projectjaar werden ingericht in het eerste semester: Nederlands Algemene vakken o Wiskunde o ICT-vaardigheden Domeinspecifieke vakken o Inleiding in boekhouding o Basisboekhouden o Besturingssystemen o Toepassingssoftwarepakketten (Excel, Access) In het tweede semester neemt de moeilijkheidsgraad van het voorbereidingsjaar toe om cursisten voor te bereiden op de doorstroom naar een professionele bachelor. Ze zetten hun NT2-traject verder om op het einde van het schooljaar het instapniveau van de professionelebacheloropleiding (niveau B2) te behalen. In de algemene vakken wordt in het tweede semester de nadruk gelegd op het aanleren van een extra taal (Frans of Engels) omdat ze er in de bacheloropleiding van uitgaan dat studenten in die talen al een basis hebben opgebouwd. De domeinspecifieke vakken worden ook naar een hoger niveau getild. In de modules van het hoger beroepsonderwijs leren cursisten niet alleen domeinspecifieke woordenschat, maar ook andere algemene en domeinspecifieke competenties. Zo leren ze bijvoorbeeld met boekhoudprogramma’s of programmeerpakketten werken. Enkele vakken die tijdens het eerste en/of tweede projectjaar werden ingericht in het tweede semester: Nederlands Algemene vakken o Frans o Engels o Sollicitatievaardigheden Domeinspecifieke vakken o Basisdubbelboekhouden o Recht o Toepassingssoftwarepakketten voor gevorderden (Excel, Access) o Programmeren o Databanken o Multimedia
44
Om de aansluiting in het NT2-traject te verzekeren van een centrum voor volwassenenonderwijs in het eerste semester naar een universitair talencentrum in het tweede semester, moet het NT2-aanbod in de regio duidelijk in kaart gebracht worden. Het Huis van het Nederlands Vlaams-Brabant heeft daar een goed zicht op en is dus het best geplaatst om mee na te denken over het ideale NT2-traject in een voorbereidingsjaar hoger onderwijs voor anderstalige nieuwkomers. We hebben ons bij het uittekenen van het NT2-traject dan ook gebaseerd op onderstaand schema dat door het Huis van het Nederlands Vlaams-Brabant is opgemaakt:
Om na het voorbereidingsjaar te kunnen doorstromen naar een professionele bacheloropleiding, moet de Nederlandse taalvaardigheid op niveau B2 zijn. Als we per semester maximaal twee NT2-modules kunnen inrichten, wil dat zeggen dat cursisten bij de start
45
van het tweede semester moeten kunnen instromen in niveau vier van het Universitair Talencentrum Instituut voor Levende Talen (ILT) te Leuven. Om in te stromen in niveau vier bij een Universitair Talencentrum, moeten cursisten bij een centrum voor volwassenenonderwijs minstens de module 2.3 (ongeveer niveau B1 in het Europees Referentiekader) behaald hebben. Om een beetje marge te voorzien, werd er in het eerste projectjaar gekozen om in het eerste semester de modules 2.3 en 2.4 van een centrum voor volwassenenonderwijs aan te bieden, om zeker te zijn dat de doorstroom vlekkeloos kon verlopen. Die overstap liep vlot, op enkele uitzonderingen na. Het werd echter al snel duidelijk dat cursisten wel heel wat woordenschat hadden opgebouwd en heel erg mondig waren in de klas, maar wel een groot stuk essentiële grammatica misten. Die grammatica wordt echter aangeboden in niveau 2.1 en niveau 2.2 (ongeveer niveau B1- van het ERK) van de centra voor volwassenenonderwijs. Daarom werd er in het tweede projectjaar beslist om de modules 2.1 en 2.2 van een CVO aan te bieden. We werkten daarvoor samen met een CVO dat verder werkt dan de basisdoelstellingen van het leerplan, waardoor volgens ons een overstap naar het Universitair Talencentrum geen probleem mocht zijn.
Principe 3: maximaal één jaar voltijds Een voorbereidingstraject mag niet langer dan één jaar duren. Die maatregel bestaat voornamelijk voor de haalbaarheid bij de cursisten, maar ook om in aanmerking te komen voor een erkenning als VDAB-traject. Wanneer een voorbereidingstraject langer dan één jaar duurt, wordt de uiteindelijke opleidingsduur te lang, met inbegrip van de finaliteitsopleiding in het hoger beroepsonderwijs of de professionele bachelor. Dat betekent dat er gekozen moet worden welke modules zullen worden opgenomen in het traject. Omdat het voorbereidingsjaar niet langer dan één jaar mag duren en omdat er heel wat basiscompetenties versterkt moeten worden tijdens het voorbereidend jaar, organiseert L4-Volwassenenonderwijs een voltijds traject van 40 uur/week. In die 40 uur/week is in de mate van het mogelijke ook verwerkingstijd ingecalculeerd, om de leerstof verwerkbaar te houden. In het eerste semester wordt er één namiddag per week thuisstudie voorzien. Omdat de moeilijkheidsgraad in het tweede semester toeneemt, worden er twee namiddagen thuisstudie ingebouwd. Cursisten hebben ook de mogelijkheid om tijdens die thuisstudiemomenten op school te blijven studeren in het Open Leercentrum (OLC). Daar krijgen ze hulp van de leerondersteuner.
Principe 4: bestaande dienstverlening en expertise geïntegreerd en gecoördineerd inzetten Uit de opleidingsanalyse en de probleemboom die daar werd opgemaakt, kwam duidelijk naar voren dat er al heel wat good practices zijn, maar dat die voorlopig nog onvoldoende bij elkaar aansluiten. Het doel van het voorbereidingsjaar hoger onderwijs voor
46
anderstalige nieuwkomers is die bestaande dienstverlening en expertise beter op elkaar afstemmen en geïntegreerd aanbieden in één traject. Zoals de eerdere principes ook aantonen, kunnen er best zo veel mogelijk bestaande modules of opleidingsonderdelen gebruikt worden in de ontwikkeling van een voorbereidingsjaar. Binnen het volwassenenonderwijs en het hoger onderwijs bestaan er al heel wat modules of opleidingsonderdelen die ervoor kunnen zorgen dat anderstalige cursisten zowel hun Nederlandse taalvaardigheid aanscherpen en tegelijkertijd werken aan de startcompetenties voor het hoger onderwijs. Door gebruik te maken van bestaande modules of opleidingsonderdelen kan de opgebouwde expertise ingezet worden. De modules van het volwassenenonderwijs zijn flexibel inzetbaar en kunnen voor relatief kleine groepen over de centra heen gecombineerd worden aangeboden in één gezamenlijk traject. Dat is minder vanzelfsprekend voor opleidingsonderdelen in het hoger onderwijs waar een grotere groep studenten nodig is om zelfbedruipend te blijven. Toch blijft het ook binnen het volwassenenonderwijs een uitdaging om alles op elkaar af te stemmen en geïntegreerd aan te bieden. Zo moet er onder meer rekening gehouden worden met de volgtijdelijkheid van sequentiële modules en de deler die binnen het volwassenenonderwijs gehaald moet worden om financierbaar te zijn: Studiegebied Diamantbewerking, koeling en warmte, mechanica-elektriciteit en textiel Auto, boekbinden en juwelen Hout, maritieme opleidingen, mode, muziekinstrumentenbouw, smeden Algemene vorming, bouw, chemie, decoratieve technieken, grafische technieken, voeding, industriële wetenschappen en technologie, gezondheidszorg en biotechniek Informatie- en communicatietechnologie, kant en toerisme Lederbewerking, Nederlands tweede taal en personenzorg Land- en tuinbouw, lichaamsverzorging, talen richtgraad 3 en 4 en handelswetenschappen en bedrijfskunde Handel, huishoudelijk onderwijs Bijzondere educatieve noden 8
Deler 7 8 9 10
11 12 13 14 4-8
Door gebruik te maken van bestaande modules uit het volwassenenonderwijs of het hoger onderwijs, neemt ook het civiele effect van het voortraject toe. Voor elke module of voor elk opleidingsonderdeel die cursisten met succes afronden, kunnen ze een deelcertificaat of credit behalen. Die studiebewijzen zijn erkend door het departement onderwijs. Ook de kostprijs van het traject kan binnen de perken gehouden worden door bestaande modules uit het volwassenen- of hoger onderwijs aan te bieden, omdat de gebruikelijke vrijstellingscategorieën of beurstarieven dan gehanteerd kunnen worden. Om de bestaande dienstverlening en expertise beter op elkaar af te stemmen en te integreren in één traject is neutrale coördinatie op regionaal niveau noodzakelijk. Dat is essentieel om een geïntegreerd traject te doen slagen. Een coördinator vervult de rol van bruggenbouwer tussen de betrokken partners en volgt het traject operationeel op. Vrachtwagenchauffeur en nascholing vrachtwagenchauffeur, Opleidingen Vlaamse gebarentaal richtgraad 1 en Vlaamse gebarentaal richtgraad 2, Opleiding ervaringsdeskundige in de armoede en sociale uitsluiting. 8
47
L4-Volwassenenonderwijs neemt de neutrale coördinatie van het voorbereidingsjaar in Leuven op zich. We staan in voor de uitwerking van het traject en de coördinatie, planning, organisatie, administratie en opvolging in de praktijk. We brengen experten verschillende keren rond tafel en gaan op zoek naar de meest geschikte partners voor het inrichten van de modules in het traject. We zijn met andere woorden niet zelf verantwoordelijk voor de werving van de lesgevers in het traject, maar staan bijvoorbeeld wel in voor het opmaken van de uurroosters, het organiseren van de toeleiding, het organiseren van de screening, enzovoort.
Principe 5: verhouding NT2 – algemene competenties – specifieke competenties De belangrijkste doelstelling van het voorbereidingsjaar hoger onderwijs voor anderstaligen is het verhogen van de Nederlandse taalvaardigheid tot niveau B2 van het Europees Referentiekader, omdat dat, naast de diplomavoorwaarden, de enige formele toelatingsvoorwaarde van het hoger onderwijs is. Daarom neemt het NT2-luik het grootste deel van het traject in beslag. Toch zijn het net de aanvullende modules die het geïntegreerde traject zo uniek maken, want door die modules kunnen cursisten ook schooltaalwoorden en domeinspecifieke woorden leren en kunnen de basiscompetenties die nodig zijn om in te stromen in het hoger onderwijs versterkt worden. Naast het NT2-luik worden dan ook modules aangeboden die de algemene en specifieke competenties versterken. De verhouding algemene en specifieke competenties wijzigt doorheen het traject. Waar de focus in het eerste semester vooral wordt gelegd op Nederlandse taalvaardigheid, zowel in het NT2-traject als in de aanvullende modules, verschuift die in het tweede semester meer naar domeinspecifieke competenties. In het voorbereidingsjaar ziet de verdeling competenties er verhoudingsgewijs als volgt uit:
Algemene competenties (waaronder taalvaardigheid)
ook
Nederlandse
Domeinspecifieke competenties Verwerkingstijd
Eerste semester 75% (50%) 15% 10%
over
de
verschillende
Tweede semester 65% (40%) 25% 20%
De tijd die aan bepaalde competenties wordt toegekend, is niet specifiek te koppelen aan bepaalde modules. In iedere module komen er zowel algemene als domeinspecifieke competenties aan bod. En ook in de algemene en domeinspecifieke vakken leren de cursisten Nederlands.
Op basis van bovenstaande principes kan de inhoud van een voorbereidingsjaar hoger onderwijs voor anderstalige nieuwkomers samengesteld worden.
48
Op basis van bovenstaande principes selecteerde L4-Volwassenenonderwijs modules voor een voorbereidingsjaar hoger onderwijs voor anderstalige nieuwkomers. Waar nodig werden er zelf opleidingspakketten (zie instrument twee en instrument drie) ontwikkeld om ervoor te zorgen dat cursisten na het voorbereidingsjaar voldoen aan de instapcompetenties van het hoger onderwijs. Tijdens het eerste projectjaar waren volgende modules voorbereidingsjaar: Voorbereidingsjaar met finaliteitsopleiding boekhouden 1ste semester
2de semester
onderdeel
van
Module NT2 Threshold 3 NT2 Threshold 4 Wiskunde B1 Wiskunde B2 Initiatie in de informatica Inleiding tot de boekhouding voor een boekhoudkundige bediende Basisboekhouden voor een boekhoudkundige bediende Module Leren Leren NT2 niveau 4 NT2 niveau 5 *Frans Breakthrough
Lestijden 80 LT 120 LT 80 LT 40 LT 60 LT 40 LT
Uit opleiding NT2 Richtgraad 2 NT2 Richtgraad 2 Aanvullende Algemene vorming Aanvullende Algemene Vorming Informatica: toepassingssoftware Boekhoudkundige bediende
80 LT
Boekhoudkundige bediende
*Engels Waystage
70 LT
30 80 80 70
LT uur uur LT
het
Universitair talencentrum Universitair talencentrum Talen richtgraad 1 en 2 – Europese talen groep 1 – R1 Talen richtgraad 1 en 2 – Europese talen groep 1 – R1 HBO5 Boekhouden
Burgerlijk, Handelsen 80 LT Economisch Recht Basisdubbelboekhouden 120 LT HBO5 Boekhouden TOTAAL LESTIJDEN 960 LT * De cursisten volgen tijdens het voorbereidingsjaar ofwel Frans, ofwel Engels.
Voorbereidingsjaar met finaliteitsopleiding informatica 1ste semester
2de semester
Module NT2 Threshold 3 NT2 Threshold 4 Wiskunde B1 Wiskunde B2 Initiatie in de informatica Inleiding tot de boekhouding voor een boekhoudkundige bediende Besturingssystemen 1
Lestijden 80 LT 120 LT 80 LT 40 LT 60 LT 40 LT
Uit opleiding NT2 Richtgraad 2 NT2 Richtgraad 2 Aanvullende Algemene Vorming Aanvullende Algemene Vorming Informatica: toepassingssoftware Boekhoudkundige bediende
60 LT
Informatica: computeren besturingssystemen en netwerken
Module Leren Leren NT2 niveau 4 NT2 niveau 5 *Frans Breakthrough
30 80 80 70
*Engels Waystage
70 LT
LT uur uur LT
Universitair Talencentrum Universitair Talencentrum Talen richtgraad 1 en 2 – Europese talen groep 1 – R1 Talen richtgraad 1 en 2 – Europese talen groep 1 – R1 HBO5 Informatica HBO5 Informatica
Programmeren 1 120 LT Databanken 60 LT TOTAAL LESTIJDEN 890 LT * De cursisten volgen tijdens het voorbereidingsjaar ofwel Frans, ofwel Engels.
49
Bij de start van het tweede projectjaar werden er kleine aanpassingen doorgevoerd in het programma, onder meer om het NT2-traject beter op elkaar te laten aansluiten en om de modules van informatica beter op elkaar te laten aansluiten. De cursisten die wilden doorstromen naar een finaliteitsopleiding in het domein informatica, kregen in het tweede projectjaar ook geen boekhoudkundige module meer, in tegenstelling tot het eerste projectjaar.
2.3.2.
Ontwerp in de praktijk
2.3.2.1.
Partners voor de uitvoering van het traject
Eens vaststaat uit welke modules het voorbereidingsjaar bestaat, wordt er beslist wie mee het traject zal organiseren. De meerderheid van de modules in het voorbereidingsjaar wordt aangeboden door het volwassenenonderwijs. Aangezien er vaak meerdere centra dezelfde modules aanbieden, zal er een keuze gemaakt moeten worden welk centrum welke modules zal inrichten in het geïntegreerde traject. Er worden een aantal objectieve criteria gehanteerd om te bepalen welke modules zullen toegewezen worden aan welk centrum.
Onderwijsbevoegdheid en vestigingsplaats In de eerste plaats is het belangrijk om na te gaan welke scholen de bevoegdheid hebben om een specifieke module aan te bieden op de plaats waar het voorbereidingstraject georganiseerd wordt. Om als centrum in aanmerking te komen om een module in het voorbereidingsjaar in te richten, moet het centrum én de onderwijsbevoegdheid én de vestigingsplaats hebben. Indien dat voor geen enkel CVO het geval is, moet er bekeken worden of het opportuun is om die onderwijsbevoegdheid en/of vestigingsplaats aan te vragen. Indien dat niet het geval is, moet er gekozen worden voor een andere module of wordt er gezocht naar een andere partner om die (of een gelijkaardige) module in te richten.
Expertise en draagkracht Wanneer meerdere centra de onderwijsbevoegdheid en vestigingsplaats hebben en geïnteresseerd zijn om een module in het voorbereidingsjaar te geven, worden er twee bijkomende criteria in rekening gebracht, namelijk expertise en draagkracht. Om de expertise van een centrum te bepalen, wordt er nagegaan in welke mate het centrum aantoonbare ervaring heeft met het profiel van de doelgroep en in welke mate de opleidingsvraag aansluit bij het profiel van het centrum. Het tweede criterium, draagkracht, doelt op de capaciteit van het centrum om op korte termijn op de vraag in te gaan en – indien nodig – een engagement voor langere termijn aan te gaan. Draagkracht blijft wel een moeilijk meetbaar concept. Zo kan een negatieve projectie van het lestijdenpakket een indicatie zijn dat een engagement op langere termijn moeilijk aan te gaan is. Het kan ook zijn dat het opstarten van nieuwe opleidingen al een grote impact heeft op het centrum.
50
Om modules toe te wijzen aan een van de centra, heeft L4Volwassenenonderwijs hetzelfde stappenplan gehanteerd dat werd gebruikt om adviezen te onderbouwen met betrekking tot nieuwe onderwijsbevoegdheden of vestigingsplaatsen voor de centra voor volwassenenonderwijs in de regio (zie bijlage 9). Eerst en vooral kijken we of een van de CVO’s de onderwijsbevoegdheid heeft. In het geval van de modules die geselecteerd werden als onderdeel van het voorbereidingsjaar, heeft telkens minstens één school in de regio de onderwijsbevoegdheid. Vervolgens wordt er gekeken of de CVO’s met onderwijsbevoegdheid ook de juiste vestigingsplaats hebben. Het voorbereidingsjaar hoger onderwijs voor anderstalige nieuwkomers wordt in Leuven georganiseerd, omdat die plaats centraal gelegen is in de regio en ook voor mensen uit andere regio’s zoals Brussel, Mechelen, Antwerpen of Hasselt vlot bereikbaar is. Daarna wordt er gekeken of het centrum dat de onderwijsbevoegdheid en de vestigingsplaats heeft, ook voldoende uren heeft om de modules aan te bieden. In de meeste gevallen waren er meerdere centra die zowel de onderwijsbevoegdheid, vestigingsplaats als de uren ter beschikking hadden om een of meerdere modules in te richten in het voorbereidingsjaar. Om de samenwerking niet te complex te maken, heeft de Raad van Bestuur van L4Volwassenenonderwijs beslist om de modules per cluster te verdelen. Zo zijn centra verantwoordelijk voor bv. alle HBO5-modules in de richting informatica of boekhouden of voor alle NT2-modules. De expertise die een van de centra bezit in een bepaalde cluster, bepaalt de verdeling van de clusters. In onderstaande tabel maken we een overzicht van welk CVO binnen voorbereidingsjaar verantwoordelijk is voor welke cluster en welke modules: Cluster
Module
Centrum
NT2 niveau secundair volwassenenonderwijs
NT2 niveau 2.1 (2de projectjaar)
CVO ACE-Groep T
het
NT2 niveau 2.2 (2de projectjaar) NT2 niveau 2.3 (1ste projectjaar) NT2 niveau 2.4 (1ste projectjaar) NT2 niveau talencentrum
universitair
NT2 niveau 4
Interuniversitair Talencentrum ILT
NT2 niveau 5 Wiskunde
Wiskunde B1
CVO De Oranjerie
Wiskunde B2 Talen
Frans
CVO CLT
Engels
51
Boekhouden niveau secundair volwassenenonderwijs
Inleiding in de boekhouding boekhoudkundige bediende
voor
Basisboekhouden voor boekhoudkundige bediende Boekhouden niveau beroepsonderwijs
hoger
een
CVO VOLT
een
Basisdubbelboekhouden
CVO VOLT
Burgerlijk, handels- en economisch recht Informatica niveau secundair volwassenenonderwijs
Initiatie informatica
CVO Hageland
Besturingssystemen PC-vaardigheden (2de projectjaar) Rekenblad 1 (2de projectjaar) Rekenblad 2 (2de projectjaar) Gegevensbeheer 1 (2de projectjaar) Rekenblad 3 (2de projectjaar)
CVO De Oranjerie*
Gegevensbeheer 2 (2de projectjaar) Gegevensbeheer 3 (2de projectjaar) Informatica niveau beroepsonderwijs
hoger
Databanken (1ste projectjaar)
CVO De Oranjerie
Programmeren 1 (1ste projectjaar) Multimedia (2de projectjaar * Hoewel die modules tot de cluster Informatica niveau secundair volwassenenonderwijs behoren, is toch een ander CVO daarvoor verantwoordelijk. Dat komt omdat die drie modules de HBO5-modules van het eerste jaar vervangen en om de evenredige verdeling tussen de centra te behouden, staat CVO De Oranjerie in het tweede jaar ook in voor een aantal informatica modules. Er wordt wel een duidelijk onderscheid gemaakt tussen het eerste semester (CVO Hageland) en het tweede semester (CVO De Oranjerie).
Tijdens het eerste projectjaar werden er voor de meeste modules parallelgroepen opgestart. De cursisten informatica vormden een groep en de cursisten boekhouden vormden een andere groep. Omdat het moeilijk haalbaar was om voor beide groepen de deler te halen, werd ervoor gekozen om in het tweede projectjaar de gemeenschappelijke vakken aan één grote groep (boekhouden en informatica) aan te bieden. De domeinspecifieke modules van boekhouden in informatica bleven in aparte groepen aangeboden worden.
2.3.2.2.
Didactische aanpak
Naast de inhoudelijke vormgeving worden in de verkennings- en planningsfase ook een aantal keuzes gemaakt over de didactische aanpak. Geïntegreerd lessenrooster, specifiek voor het project, op één opleidingsplaats In de uitwerking van het voorbereidingsjaar wordt er principieel voor gekozen om de modules van verschillende centra geïntegreerd en zo veel mogelijk op één plaats te organiseren. Dat kan uitval tegengaan.
52
In de mate van het mogelijke worden er extra modules ingericht, specifiek voor de cursisten van het voorbereidingsjaar. Zo heeft de docent de mogelijkheid om extra te focussen op de problemen die voornamelijk bij anderstaligen voorkomen. De docent kan tijdens de lessen extra focussen op Nederlandse taalvaardigheid, wat minder evident is in een gemengde groep met Nederlandstalige cursisten. Die kunnen immers het gevoel krijgen dat de les opgehouden wordt door de vele vragen van de anderstalige cursisten. Na enkele modules in een aparte groep met extra taalsteun, kunnen de anderstalige cursisten makkelijker volgen in een gemengde groep. Vanuit praktische overwegingen, bijvoorbeeld om talenpractica te kunnen gebruiken, of om een voldoende grote groep te maken om de deler te halen, kan ervoor gekozen worden om bepaalde modules toch elders te organiseren of met een gemengde groep te werken. Zeker voor de NT2-modules en de modules van Frans en Engels is dat mogelijk. Toch wordt er best zo veel mogelijk geprobeerd om gemengde groepen in het eerste semester te vermijden. In het kader van groepsvorming is het beter om in het eerste semester met één vaste groep te werken. In het tweede semester zijn gemengde groepen en verplaatsingen wel mogelijk. Zo worden cursisten nog meer voorbereid op het hoger onderwijs. Daar wisselt de groepssamenstelling in de verschillende opleidingsonderdelen immers ook en moeten ze vaker les volgen op verschillende lesplaatsen.
Gecombineerd onderwijs In het volwassenenonderwijs kunnen modules zowel in contactonderwijs als in gecombineerd onderwijs georganiseerd worden. Contactonderwijs is de traditionele vorm van onderwijs waarin een docent in een leslokaal aan een vaste groep van leerlingen lessen geeft. Een andere vorm van onderwijs is het afstandsonderwijs waarin de lessen online aangeboden worden en cursisten zelfstandig bepalen waar en wanneer ze willen leren. Begeleiding, sturing en ondersteuning wordt online geboden op leerplatforms. Gecombineerd onderwijs is een combinatie van contactonderwijs en afstandsonderwijs. In principe mogen contactonderwijs en gecombineerd onderwijs geen verschil betekenen voor de duurtijd of de gevraagde inspanning van de cursisten. Bij gecombineerd onderwijs moet de cursist misschien minder uren aanwezig zijn in het leslokaal, maar moet er meer thuis of in een Open Leercentrum gewerkt worden en is er nood aan andere ondersteuning. Een voorbereidingsjaar voor anderstaligen kan best zo veel mogelijk in contactonderwijs georganiseerd worden. Anderstalige cursisten hebben nood aan taalondersteuning en dat kan veel minder gegeven worden in afstandsonderwijs. Toch kan het zeker geen kwaad om af en toe afstandsonderwijs in te plannen in een voorbereidingsjaar, want ook wanneer ze gaan verder studeren in het hoger onderwijs, zullen ze daarmee geconfronteerd worden. In het voorbereidingsjaar van L4-Volwassenenonderwijs wordt het online leerplatform Moodle voor afstandsonderwijs gebruikt. Hoewel sommige docenten in hun school gebruik maken van een ander leerplatform, bv. Blackboard, wordt er in het voorbereidingsjaar voor één platform voor alle betrokken scholen gekozen. Bij een geïntegreerd traject hoort een geïntegreerd leerplatform. Bij de start van het schooljaar wordt een vorming georganiseerd voor de docenten en voor de cursisten over hoe ze met Moodle kunnen werken.
53
Cursistenbegeleiding In een intensief traject, waarin cursisten les krijgen van docenten uit verschillende scholen is overkoepelende cursistenbegeleiding essentieel om zicht te krijgen op de vorderingen en moeilijkheden die de cursisten ervaren. De doelgroep van anderstalige nieuwkomers heeft daar nog meer nood aan dan anderen, omdat het voor hen vaak minder duidelijk is waar ze op het einde van het traject moeten staan om te kunnen instromen in het hoger onderwijs. De meesten hebben weinig zicht op de verwachte instapcompetenties van het hoger onderwijs en moeten bij het verwerven daarvan extra ondersteund worden. Daarnaast kennen ze de verschillende opleidings- en arbeidsmarktmogelijkheden vaak onvoldoende en kan intensieve begeleiding helpen om die mogelijkheden te ontdekken. Onder cursistenbegeleiding wordt in het voorbereidingsjaar zowel leerondersteuning als trajectbegeleiding verstaan. Beide kunnen zowel klassikaal als individueel aangeboden worden (zie infra).
2.3.2.3.
Uurrooster en erkenningscontract VDAB
Eens de inhoud van de opleiding vastligt en er bepaald is welke scholen welke modules zullen aanbieden, kan er een definitief uurrooster worden opgemaakt en kunnen de centra op zoek naar leerkrachten die les willen geven in het voorbereidingsjaar. Er wordt dan ook een erkenningscontract met de VDAB afgesloten. Alle gemaakte afspraken tussen de CVO’s, het consortium en de VDAB leiden tot een erkenningscontract rond de afstemming van de opleiding, de quota, de screening en de inhoud van de opleiding (verhouding beroepsgerichtheid en diplomagerichtheid, leerondersteuning, trajectbegeleiding en sollicitatietraining). Vervolgens vraagt de projectopvolger van de VDAB een TO47 document op. Dat is een aanvraag voor een opleidingscode die de domeinexpertisemanager goedkeurt. Zodra dat een feit is, kan een geïnteresseerde cursist de betreffende opleiding terugvinden in het opleidingsaanbod op de website van de VDAB. Je zoekt ofwel op (een deel van) de naam van de opleiding (vooropleiding hoger onderwijs: Nederlands voor anderstaligen) of op de code, ofwel selecteer je bij doelgroep werkzoekende en typ je in het zoekveld anderstaligen.
In de loop van de maand mei wordt het uurrooster van het voorbereidingsjaar opgemaakt in samenspraak met de opleidingscoördinatoren en de docenten. Het uurrooster wordt zo veel mogelijk geïntegreerd en de opleiding wordt zo veel mogelijk op één plaats aangeboden om uitval tegen te gaan. Er wordt ook rekening gehouden met voldoende verwerkingstijd voor de cursisten en met de vakantieperiodes van de betrokken partners.
54
De docenten beslissen zelf in welke mate ze hun lessen in gecombineerd onderwijs aanbieden. Ze geven dat door aan de projectcoördinator en aan de administratieve dienst van het eigen centrum in functie van verificatie9. Hieronder staat er een voorbeeld van een lessenrooster (eerste semester informatica, tweede semester boekhouden). De modules Nederlands starten begin september, de andere modules pas op het einde van september. Zo kunnen de cursisten rustig wennen vooraleer ze voltijds aan de slag gaan. De lessen starten rond 9 uur en eindigen rond 17 uur. Er wordt gewerkt met blokken van drie of vier uur met een kwartier pauze. Omdat één lestijd 50 minuten omvat, moet er een omrekening gemaakt worden naar uren. Tijdens de middag is er een pauze van 30 minuten voorzien, behalve wanneer de cursisten zich moeten verplaatsen van de ene naar de andere lesplaats. Dan worden er 45 minuten pauze voorzien. In het eerste semester gaan alle lessen door in het Competentiecentrum in Heverlee. In het tweede semester verplaatsen de cursisten zich voor hun talen (Nederlands en Frans of Engels) naar het Centrum voor Levende talen, omdat ze dan in gemengde groepen les volgen of les hebben in het talenpracticum. In het tweede semester wordt er door de VDAB ook sollicitatietraining voorzien, omdat sommige cursisten na het voorbereidingsjaar werken en studeren combineren. Uurrooster 1ste semester informatica
9.00-12.15
12.15-12.45 12.45-14.45
15.00-16.00 16.00-17.00
Maandag
NT2 niveau 2.1 CC Heverlee
Dinsdag
NT2 niveau 2.1 CC Heverlee
Pauze
Pauze Leren Leren
Initiatie informatica
CC Heverlee
CC Heverlee
Initiatie Informatica
Woensdag
Donderdag
Vrijdag
NT2 niveau 2.1
NT2 niveau 2.1
Rekenblad 1
CC Heverlee
CC Heverlee
CC Heverlee
Pauze
Pauze
Pauze
Open leercentrum
Wiskunde B1
CC Heverlee
Wiskunde B1 CC Heverlee
CC Heverlee
CC Heverlee
“De overheid moet erover waken dat de middelen van het volwassenenonderwijs correct worden toegekend en aangewend. Om die doelstelling waar te maken beschikt de afdeling Volwassenenonderwijs over een aantal medewerkers die de verificatie uitvoeren. De verificatie is gemachtigd ter plaatse controles te verrichten zodat de afdeling Volwassenenonderwijs op basis van geverifieerde gegevens aan de centra de nodige middelen kan toekennen. De verificatie is ook gemachtigd ter plaatse vaststellingen te doen wat de aanwending van de toegekende middelen betreft” (Vlaamse overheid, 2014). “De financiering van het volwassenenonderwijs stoelt op een aantal sleutelelementen die door de verificatie worden afgetoetst: de toelatingsvoorwaarden, het inschrijvingsgeld en de participatie aan de opleiding. De verificatie kan ook controles uitvoeren specifiek gericht op een opleiding, een groep van opleidingen of een bepaald aspect van de regelgeving” (Afsprakenkader verificatie VWO 2014-2015). 9
55
Uurrooster 2de semester boekhouden 9.00-10.00
Maandag
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
Vrijdag
NT2 niveau 4
NT2 niveau 4
NT2 niveau 4
NT2 niveau 4
Basisdubbelboekhouden
CLT
CLT
CLT
CLT
CC Heverlee
13.00-13.45
Pauze
Pauze
Pauze
Pauze
Pauze
13.45-17.15
Basisdubbelboekhouden
Frans of Engels
Sollicitatietraining
CLT
CC Heverlee
Burgerlijk, Handels- en economisch recht
10.00-13.00
CC Heverlee
Open leercentrum CC Heverlee
CC Heverlee
56
2.4. 2.4.1.
Toeleiding en screening Toeleiding
Een doordachte werving is noodzakelijk om de juiste mensen naar de juiste opleiding toe te leiden. Niets is minder waar als je de doelgroep van anderstalige nieuwkomers wil bereiken. Bij het uittekenen van het voorbereidingsjaar besteedde L4-Volwassenenonderwijs veel aandacht aan het evenwicht tussen de bestaande reguliere NT2-trajecten die in de regio voorbereiden op het hoger onderwijs, de bestaande voortrajecten bij de VDAB en het nieuwe geïntegreerde traject dat in dit instrument beschreven wordt. Met het voorbereidingsjaar hoger onderwijs voor anderstalige nieuwkomers was het de bedoeling om een bijkomend aanbod te creëren, zowel wat inhoud (NT2 in combinatie met informatica of boekhouden), organisatie (intensief en geïntegreerd) als doelgroep (hoogopgeleide anderstaligen met perspectief een HBO 5-opleiding of een professionelebacheloropleiding) betreft. Het is dus niet de bedoeling dat het bestaande en het nieuwe aanbod elkaar beconcurreert, maar wel aanvult. Dat principe wordt in onderling respect ook in de promotie en toeleiding toegepast. De communicatie over het voorbereidingsjaar start in de loop van maart-april met wervingsacties. Omdat het heel moeilijk is anderstalige nieuwkomers rechtstreeks te bereiken, is het belangrijk om het voorbereidingsjaar ook bekend te maken bij de toeleiders van de doelgroep. Dat gebeurt via een gerichte mailing, het verspreiden van informatiebrochures en het organiseren van infosessies. Belangrijke toeleiders zijn de trajectbegeleiders van het Onthaalbureau Inburgering en van de VDAB, de consulenten/intakers van het Huis van het Nederlands, de vervolgcoaches van de onthaalklassen voor anderstalige nieuwkomers (OKAN) en de educatief consulenten die in verschillende regio’s anderstalige nieuwkomers begeleiden naar een opleiding. Om de doelgroep rechtstreeks te bereiken, worden er enerzijds klasbezoeken georganiseerd in NT2-klassen. Tijdens die klasbezoeken worden de informatiebrochures uitgedeeld en wordt er reclame gemaakt voor de infosessies. Anderzijds wordt er door VDAB een mailing via Siebel10 verzonden, waardoor anderstalige werkzoekenden uit en rond de regio een uitnodiging ontvangen voor een infosessie. Het voorbereidingsjaar is een uniek traject. Daarom richt de communicatie zich niet alleen op potentiële cursisten en toeleiders uit de eigen regio Leuven-Hageland-Tervuren, maar ook op de omliggende regio’s, zoals Brussel, de rand rond Brussel, Mechelen, Zuid-Limburg, enzovoort.
Siebel is het CRM-programma dat de VDAB gebruikt om gerichte mailings te versturen aan de hand van geselecteerde parameters. Siebel haalt haar gegevens uit de databank ‘Mijn Loopbaan’ van de VDAB. Zowel werkzoekenden als werkenden kunnen een opleiding bij de VDAB volgen en zich daarvoor aanmelden bij een klantenconsulent. Zij moeten zich eerst inschrijven als werkzoekende via ‘Mijn Loopbaan’. Dat kan in een Werkwinkel, via de servicelijn of via de VDAB-website. ‘Mijn Loopbaan’ is het opvolgsysteem van de VDAB, waarin elke werkzoekende zijn eigen dossier beheert. Ook trajectbegeleiders en klantenconsulenten kunnen er informatie per werkzoekende of klant registreren. 10
57
De infosessies voor toeleiders en de infosessies voor potentiële cursisten worden afzonderlijk georganiseerd. Na die infosessies moeten beide groepen een goed inzicht hebben in de verschillende onderdelen van de opleiding (NT2-traject, de algemene vakken en de specifieke vakken in de richting boekhouden of informatica), de vereiste competenties om in te stappen in de opleiding, de leermethodieken (groepsleren, afstandsleren), de studie- en beroepsmogelijkheden na de opleiding en de verdere selectieprocedure. Om de communicatie en toeleiding naar het voorbereidingsjaar hoger onderwijs voor anderstalige nieuwkomers in goede banen te leiden, stelde L4-volwassenenonderwijs een communicatieplan op. Dat stappenplan is een goede handleiding met duidelijke deadlines en de belangrijkste contactpersonen (bijlage 10a en 10b). Het communicatieplan wordt ieder jaar geüpdatet en richt zich zowel op de toeleiding bij de start van de opleiding (periode april-september) als op de zij-instroom in januari (periode december-januari). Op de website www.voorbereidingsjaar.be wordt de meest recente informatie over het voorbereidingsjaar ter beschikking gesteld.
2.4.2.
Screening
De screening van een potentiële cursist is een samenspel van afspraken tussen en inspanningen van de partners. Instapvoorwaarden De rekrutering van kandidaat-cursisten en de opvolging van de cursisten tussen instroom en uitstroom gebeuren vanuit de coördinerende instelling en de VDAB. Samen beslissen zij of een geïnteresseerde cursist voldoet aan de instapvoorwaarden van het traject. Die instapvoorwaarden worden in samenspraak met de coördinatoren van de vervolgopleidingen bepaald. Er zijn de formele toelatingsvoorwaarden van het hoger onderwijs (zie supra) waaraan tijdens het voorbereidingsjaar niet meer gewerkt kan worden, zoals bijvoorbeeld leeftijd, wettig verblijf en diplomavoorwaarden. Daarnaast moeten er ook voor het voorbereidingsjaar zelf taalinstapvoorwaarden vastgelegd worden, afhankelijk van de NT2-modules die worden aangeboden. Cursisten die de opleiding willen volgen met een VDAB-contract, moeten aan enkele bijkomende formele voorwaarden voldoen: Ze moeten ingeschreven zijn bij de VDAB als werkzoekende. Ze moeten minstens 22 jaar zijn of minstens 2 jaar gestopt zijn met voltijds onderwijs op het moment dat ze instromen in het vervolgtraject. Naast formele instapvoorwaarden kunnen ook al enkele informele voorwaarden opgenomen worden. Op die manier worden randvoorwaarden om het voorbereidingsjaar en vervolgens de finaliteitsopleiding tot een goed einde te brengen, in kaart gebracht.
58
De instapvoorwaarden worden afgetoetst tijdens de infosessies. Kandidaat-cursisten vullen aan het einde van een infosessie een intakeformulier in. Op basis daarvan wordt al een eerste selectie gemaakt. Instapvoorwaarden die niet op basis van formele documenten, zoals diploma en identiteitskaart, te bepalen zijn, worden opgenomen tijdens de screeningsweek. In het kader van het voorbereidingsjaar communiceert L4Volwassenenonderwijs volgende instapvoorwaarden aan de toeleiders en aan de kandidaat-cursisten: Formele instapvoorwaarden: Je bent 18 jaar of ouder. Je verblijft wettig in België. Je voldoet aan de toelatingsvoorwaarden van het Nederlandstalig hoger onderwijs. Het verschil tussen de toelatingsvoorwaarden van een HBO5-opleiding en van een professionele bachelor wordt duidelijk uitgelegd tijdens de infosessies.
Je hebt al een basiskennis Nederlands en je slaagt voor de instaptest. In het voorbereidingsjaar starten cursisten met de NT2-module niveau 2.1 bij het CVO. Cursisten moeten met andere woorden geslaagd zijn voor de NT2-module niveau 1.2 en daarvan een deelcertificaat kunnen voorleggen. Toch merken we dat niet iedere cursist die reeds een deelcertificaat van niveau 1.2 bezit even vlot kan doorstromen in het intensieve NT2-traject van het CVO, omdat we samenwerken met een CVO dat zijn doelstellingen hoger legt dan verplicht volgens de leerplannen. Daarom zal er een bijkomende instaptest afgenomen worden om het niveau van de kandidaatcursisten in te schatten.
Voor VDAB-cursisten: Je bent ingeschreven bij de VDAB als werkzoekende. Voor VDAB-cursisten: Je bent minstens 22 jaar of minstens 2 jaar gestopt met voltijds onderwijs op het moment dat je instroomt in het vervolgtraject.
Informele instapvoorwaarden: Je hebt een basiskennis van Frans of Engels. Een basiskennis van Frans of Engels is niet verplicht, maar een grote meerwaarde voor cursisten die doorstromen naar een professionele bachelor. Zij krijgen namelijk Frans en Engels in de opleiding. Ook op de arbeidsmarkt worden vaak twee- of drietalige profielen gezocht.
Je bent gemotiveerd om na het voorbereidingsjaar nog enkele jaren te studeren om je diploma in het hoger beroepsonderwijs of in een professionele bachelor te behalen. Je kan elke dag naar de les komen, want het is een voltijds traject. Je hebt voldoende tijd om thuis, na de les, nog te studeren.
Bijkomende afgetoetst.
randvoorwaarden
worden
tijdens
het
motivatiegesprek
(zie
infra)
Aan het einde van een infosessie vullen de cursisten het intakeformulier in (zie bijlage 11). Op basis daarvan worden de formele toelatingsvoorwaarden een eerste keer afgetoetst. Tijdens de screeningsweek wordt er nog verder op ingezoomd. Cursisten die na de infosessie merken dat ze niet in aanmerking komen voor het voorbereidingsjaar door de instapvoorwaarden of omdat ze geïnteresseerd zijn in een andere richting, worden door de trajectbegeleider van het voorbereidingsjaar zo veel mogelijk geheroriënteerd naar een ander opleidingsaanbod dat beter aansluit bij hun capaciteiten en verwachtingen.
59
Screeningsweek Kandidaat-cursisten die voldoen aan de formele instapvoorwaarden, krijgen een uitnodiging voor de screeningsweek. Die week bestaat uit een aantal instaptesten en een motivatiegesprek bij de coördinerende organisatie en bij de klantenconsulent van de VDAB. Dat laatste gebeurt enkel als de cursist de opleiding met een VDAB-opleidingscontract wil volgen. Welke instaptesten er worden afgenomen is afhankelijk van de modules die worden aangeboden in het voorbereidingsjaar en de finaliteitsopleiding waarin kandidaat-cursisten willen doorstromen na het voorbereidingsjaar. Er wordt een testbatterij samengesteld op basis van bestaande instaptesten uit de CVO’s en het hoger onderwijs. Dat maakt dat de resultaten vergeleken kunnen worden met een bredere referentiegroep. De meeste testen zijn echter ontworpen voor Nederlandstalige kandidaat-cursisten. Daarom zal het testmateriaal aangepast moeten worden. Het Huis van het Nederlands kan ondersteuning bieden om testen meer taaltoegankelijk te maken voor cursisten met een laag NT2-niveau. Niet alleen het taalniveau zal soms aangepast moeten worden. Het is ook belangrijk om aandacht te besteden aan de culturele context van de test. Die sluit niet altijd aan bij de leefwereld van de doelgroep. In zo’n testbatterij is het interessant om verschillende soorten testen op te nemen, zowel met betrekking tot de talenkennis (Nederlandse, Frans en Engelse taalvaardigheid), maar ook om de basiskennis van wiskunde en logisch redeneren te testen. Die testen geven een zicht op de competenties die cursisten al bezitten en kunnen ook een eerste indicatie geven van hun groeipotentieel. Afhankelijk naar welk niveau cursisten doorstromen, worden ook bepaalde studie- en leervaardigheden en –attitudes gevraagd. De aanwezigheid daarvan kan ook al getest worden tijdens de screeningsweek, net als de motivatie om te studeren. Die testen moeten niet altijd als screeningstesten ingezet worden, maar kunnen ook als diagnostische testen in combinatie met een motivatiegesprek gebruikt worden. Op basis van de testresultaten krijgt men dan inzicht in waar extra ondersteuning en remediëring noodzakelijk is.
L4-Volwassenenonderwijs heeft een testbatterij samengesteld in samenwerking met de opleidingscoördinatoren van het secundair volwassenenonderwijs, het hoger beroepsonderwijs en de professionele bachelor, met de NT2-coördinatoren en met enkele screening- en motivatiespecialisten van het departement Psychologie en Pedagogische Wetenschappen van de KULeuven. De testbatterij, gekoppeld aan een motivatiegesprek, wordt afgenomen tijdens een screeningsweek. Wij nemen als coördinerende organisatie ook de organisatie van de screeningsweek op ons, maar de scholen nemen elk hun rol op in de afname en in het verbeteren van de testen. De testbatterij bestaat uit de volgende testen en profielbepalingen:
60
Profielbepaling NT2 en instaptest NT2 Om zeker te zijn dat de cursisten die instromen in het voorbereidingsjaar ook effectief een versneld traject aankunnen, gaan de kandidaat-cursisten na de infosessie en voor de screeningsweek langs bij het Huis van het Nederlands Vlaams-Brabant om een profielbepaling te laten doen. Het Huis van het Nederlands probeert zo te achterhalen welk soort NT2-traject het best aansluit bij de capaciteiten van die cursist. Cursisten krijgen volgende profielen toegekend: een CBE- (240 uur/module), een vertraagd - (160 uur/module), een standaard - (120 uur/module) of een versneld profiel (80 uur/module). Cursisten die een 80-uren-profiel toegewezen krijgen, kunnen starten met het traject. Cursisten met een 120-uren-profiel, maar een heel sterke motivatie en een voldoende hoog niveau Nederlands, kunnen ook starten. Tijdens de screeningsweek volgt dan ook nog een niveautest om zeker te zijn dat de potentiële cursisten de lessen kunnen volgen. Die test wordt afgenomen door het centrum dat verantwoordelijk is voor de NT2-modules in het voortraject. In het eerste semester is CVO ACE-Groep T verantwoordelijk voor de instaptest, in het tweede semester het Universitair Talencentrum ILT. Die instaptest is dezelfde test die in de centra zelf wordt afgenomen om vrijstellingen toe te kennen aan cursisten die al enkele NT2-niveaus in een ander centrum hebben afgerond, al verschilt in het CVO de volgorde waarin de test wordt afgenomen. Tijdens de screening van het voorbereidingsjaar legt iedereen bij CVO ACE-Groep T dezelfde schriftelijke test af waarin er ondersteunende kennis en schrijfvaardigheid worden getest. Het niveau van de test sluit aan bij het niveau dat zal gegeven worden bij de start van het voorbereidingsjaar, gevolgd door een mondelinge proef om spreekvaardigheid te testen (zie bijlage 12). In het centrum gebeurt het omgekeerde: cursisten leggen eerst een mondelinge proef af en op basis van dat gesprek krijgen ze een schriftelijke proef die aansluit bij hun niveau. De NT2-screening van het centrum voor volwassenenonderwijs wordt ingepland in de screeningsweek. De schriftelijke test duurt twee uur, het mondelinge gesprek 15 minuten. Officieel kunnen CVO-cursisten niet geweigerd worden als ze elders in een CVO de onderliggende deelcertificaten hebben behaald. Toch nemen we een NT2instaptest af omdat zo’n test de docenten en de cursisten een betere indicatie geeft over het beheersingsniveau van het Nederlands en de haalbaarheid van de intensieve opleiding. Cursisten die niet slagen voor de instaptest, zullen daarom zo veel mogelijk geheroriënteerd worden naar een passend NT2-aanbod of een beroepsgerichte opleiding die aansluit bij hun NT2-niveau.
Voldoen aan de NT2-instapvoorwaarde is naast de leeftijdsvoorwaarde, de diplomavoorwaarde en het wettige verblijf, de enige formele toelatingsvoorwaarde van het voorbereidingsjaar hoger onderwijs voor anderstaligen. Alle andere testen zijn eerder oriënterend om een zicht te krijgen op de competenties van de cursisten, maar zullen enkel in rekening gebracht worden om iemand te delibereren of als handvat voor een heroriëntatie.
61
Basistest Frans en Engels Een basiskennis Frans en/of Engels is belangrijk als cursisten willen doorstromen naar een professionelebacheloropleiding. Opleidingsonderdelen zoals communicatie Frans en communicatie Engels gaan er immers van uit dat cursisten al een basis Frans en Engels hebben. Ook op de arbeidsmarkt is een brede talenkennis essentieel, zeker voor de cursisten die in Brussel wonen en ook daar aan de slag willen gaan. Het biedt de docenten ook de mogelijkheid om Frans en Engels bij de start van het voorbereidingsjaar nog als contacttaal te gebruiken. Om hun kennis van Frans en Engels te bepalen, laten we de kandidaat-cursisten een instaptest bij het Centrum voor Levende Talen afleggen. Dat is ook het centrum dat in het tweede semester de modules Frans en Engels in het voorbereidingsjaar aanbiedt. Op basis van hun scores op de instaptest zullen potentiële cursisten niet geweigerd worden voor het traject, maar wordt wel de keuze voor de taalmodule in het tweede semester bepaald. Cursisten die geen Frans spreken, krijgen in het tweede semester niveau A1 van Frans. Cursisten die wel al Frans spreken, maar weinig Engels, starten in niveau A2 van Engels. Cursisten die voor beide talen een hoger niveau halen, kunnen een hoger niveau volgen als dat past in het uurrooster of krijgen een vrijstelling voor die module. Cursisten die lager scoren, kunnen ook webcursussen van VDAB voor Frans of Engels in de plaats volgen. De instaptest Frans en Engels kan opgevraagd worden bij het secretariaat van het Centrum voor Levende Talen.
Basistest wiskunde Voor cursisten die willen doorstromen naar het hoger onderwijs is een basiskennis van wiskunde noodzakelijk. Daarom worden er in het voorbereidingsjaar twee modules van wiskunde aangeboden die vergelijkbaar zijn met de laatste graad van het wiskundeonderwijs in het technisch secundair onderwijs (TSO). Om die modules te kunnen volgen, moeten cursisten al een basiskennis van wiskunde hebben. Tijdens de screeningsweek maken alle cursisten dan ook een basistest wiskunde. De basistest wiskunde wordt afgenomen door CVO De Oranjerie. Zij richten ook de modules wiskunde B1 en wiskunde B2 uit het opleidingsprofiel Aanvullende Algemene Vorming in tijdens het voorbereidingsjaar. De basistest wiskunde is dezelfde voor alle cursisten die willen starten in het tweedekansonderwijs bij CVO De Oranjerie, dus ook voor de cursisten van het voorbereidingsjaar (zie bijlage 13). De test werd wel aangepast aan het taalniveau van de cursisten. Daarvoor werd de hulp van de taalbeleidsmedewerkers van het Huis van het Nederlands Vlaams-Brabant en van de NT2-docenten ingeroepen. De basistest wiskunde wordt ingepland tijdens de screeningsweek en bestaat uit twee schriftelijke delen. Elk deel duurt maximaal 30 minuten. De testen worden verbeterd door de docent die ook de modules wiskunde B1 en wiskunde B2 geeft. Zo heeft hij meteen zicht op de basisvaardigheden van de toekomstige cursisten.
62
De centra voor volwassenenonderwijs die deel uitmaken van de Federatie Tweedekansonderwijs zijn echter vanaf het schooljaar 2015-2016 verplicht om gebruik te maken van een gezamenlijk ontwikkelde set instaptesten. De testen kunnen nu al ingezet worden, maar voor de cursisten van het voorbereidingsjaar worden die testen voorlopig nog niet gebruikt, omdat ze niet aanpasbaar zijn aan het taalniveau van de cursisten en enkel digitaal afgelegd kunnen worden. Zo’n digitale test zou een extra drempel kunnen zijn voor een groep cursisten met een laag taalvaardigheidsniveau Nederlands en vaak beperkte ICT-vaardigheden. Vanaf volgend schooljaar, wanneer de gezamenlijke testbatterij van de Federatie volledig op punt staat, zullen ook de cursisten van het voorbereidingsjaar die test afleggen.
Basistest logisch redeneren In het eerste projectjaar bleek tijdens de informaticamodules van het tweede semester het logisch inzicht van de informaticastudenten te beperkt te zijn. Daarom werd ervoor gekozen om ook een test logisch redeneren op te nemen in de testbatterij bij de start van het voorbereidingsjaar. Voorlopig is dat een zelf ontwikkelde test van de betrokken informaticadocenten (zie bijlage 14), maar in de toekomst is het relevant om op zoek te gaan naar een bestaande gevalideerde test die bijvoorbeeld ook in het hoger onderwijs gebruikt wordt. De test logisch redeneren is een schriftelijke test die wordt ingepland tijdens de screeningsweek en maximaal 30 minuten duurt.
Studie- en leervaardighedentest Cursisten die willen doorstromen naar een opleiding in het hoger onderwijs, moeten bepaalde studie- en leervaardigheden hebben of ontwikkelen om hun slaagkansen te verhogen. Die studie- en leervaardigheden kunnen gelinkt worden aan het instapprofiel hoger onderwijs dat de VLOR ontwikkelde. Tijdens het voorbereidingsjaar worden de cursisten ondersteund door de leerondersteuner om die studie- en leervaardigheden verder te ontwikkelen. Om het juiste aanbod te voorzien, is het belangrijk om een zicht te krijgen op de studie- en leervaardigheden die cursisten bij de start reeds bezitten of nog verder moeten ontwikkelen. Daarvoor maken we gebruik van de Learning and Study Strategies Inventory (LASSI). De LASSI bestaat uit tien schalen (attitude, motivatie, tijdsbeheer, faalangst, concentratie, informatieverwerking, selecteren van hoofdideeën, gebruik van ondersteunende technieken en materialen, zelftesting en teststrategieën) met in totaal 80 items. Omdat een vragenlijst met 80 items te veel is voor een doelgroep met een laag taalvaardigheidsniveau Nederlands, hebben we ervoor gekozen om drie schalen af te nemen tijdens de screeningsweek van het voorbereidingsjaar, namelijk tijdsbeheer, informatieverwerking en selecteren van hoofdideeën. Indien mogelijk worden de andere schalen doorheen het jaar nog afgenomen. De test is ook qua taal vereenvoudigd. Zodra er voldoende cursisten de test hebben afgelegd, kan de KULeuven onderzoeken welke invloed dat heeft op de validiteit van de test.
63
De LASSI wordt als diagnostisch instrument ingezet om cursisten zicht te laten krijgen op hun sterke en zwakke punten. Daarnaast gebruikt de leerondersteuner de resultaten ook om te kijken aan welke aspecten er extra gewerkt moet worden tijdens de oriëntatiemodule. De testresultaten worden met andere woorden zowel voor individuele als voor groepsremediëring gebruikt. Daarnaast gebruiken we de LASSI ook als adviesinstrument wanneer cursisten geheroriënteerd moeten worden. Als er interesse is om de LASSI-test zelf te gebruiken, kan er contact opgenomen worden met Professor Doctor Marlies Lacante van de KU Leuven.
Motivatietest Motivatie is een belangrijke factor in het voorspellen van studiesucces. Ook voor de VDAB is het belangrijk dat cursisten tonen dat ze gemotiveerd zijn om al dan niet een VDAB-opleidingscontract toe te kennen. Daarom nemen we tijdens de screeningsweek ook een motivatietest af. In die test wordt er nagegaan in welke mate de studiekeuze vanuit een autonome motivatie dan wel vanuit een gecontroleerde motivatie wordt gemaakt. We gebruiken daarvoor een motivatietest die werd ontwikkeld door emeritus hoogleraar Willy Lens van het departement Psychologie en Pedagogische Wetenschappen van de KULeuven, maar pasten de test licht aan qua taal (zie bijlage 15).
Zowel de studie- en leervaardighedentest LASSI als de motivatietest werden niet als screeningsinstrument gebruikt, maar als diagnostisch instrument. De scores werden meegenomen in een motivatiegesprek na de instaptesten.
Ook voor de zij-instromers die in januari nog willen instromen in het voorbereidingsjaar, wordt er een aangepaste testbatterij samengesteld. Dezelfde competenties worden getest, maar op een hoger niveau. Cursisten met een voldoende hoog niveau NT2 kunnen in januari nog instromen in het voorbereidingsjaar hoger onderwijs voor anderstalige nieuwkomers. Ook zij moeten een aantal testen afleggen om een inschatting te kunnen maken van hun basiscompetenties.
Profielbepaling NT2 en instaptest NT2 Potentiële cursisten die willen instromen in het tweede semester, moeten ook langsgaan bij het Huis van het Nederlands Vlaams-Brabant voor een profielbepaling. Daarnaast nemen ze deel aan de instaptest van ILT, die bestaat uit een computertest en een gesprek. In die instaptest worden de vier vaardigheden getest: lezen, luisteren, schrijven en spreken. De test duurt ongeveer vier uur. Cursisten die na de instaptest mogen starten in niveau 4 van ILT en slagen voor de andere testen, kunnen starten in het tweede semester van het voorbereidingsjaar.
64
Voor meer informatie over de instaptest kan er contact opgenomen worden met Annelies Nordin (
[email protected]) van het Universitair Talencentrum ILT.
Instaptest Hoger Beroepsonderwijs Potentiële cursisten die willen starten met modules uit het hoger beroepsonderwijs en geen (erkend) diploma secundair onderwijs hebben, moeten deelnemen aan een instaptest voor het hoger beroepsonderwijs. Die test is afhankelijk van richting tot richting en van school tot school. Om zeker te zijn dat de kandidaat-cursisten van het voorbereidingsjaar een voldoende sterke basis hebben om in te stromen in het tweede semester, wordt er van iedereen, ongeacht of ze al een (erkend) diploma secundair onderwijs behaald hebben, een HBO5-instaptest afgenomen. Die test bestaat onder meer uit een test begrijpend lezen, een wiskundetest en een word- en exceloefening. Die laatste twee zijn enkel noodzakelijk voor de cursisten die willen doorstromen in de richting informatica, maar we laten iedereen dezelfde test afleggen. In de leestekst wordt er wel rekening gehouden met de vervolgopleiding, zodat domeinspecifieke termen daarin al aanbod kunnen komen (zie bijlage 16).
Voorlopig leggen ook de cursisten die in september gestart zijn met het voorbereidingsjaar de NT2-instaptest van ILT en de HBO5-instaptest af, omdat beide testen noodzakelijk zijn om ingeschreven te worden. Dat is om na te gaan of ze in het eerste semester ook effectief geleerd hebben wat er beoogd werd. Zodra duidelijk is dat cursisten die het eerste semester van het voorbereidingsjaar gevolgd hebben ook daadwerkelijk slagen voor de instaptesten, zullen ze die niet meer moeten afleggen. Voor de rest krijgen de zij-instromers dezelfde testen als de starters van september: Basistest Frans en Engels Basistest Logisch Redeneren Studie- en leervaardighedentest Motivatietest Aansluitend bij de instaptesten wordt er een motivatiegesprek georganiseerd. In dat motivatiegesprek worden de resultaten van de testen besproken en wordt er gepeild naar de motivatie van de kandidaat-cursist. Heeft de kandidaat voldoende zicht op de aard van de opleiding en de mogelijkheden om erna door te stromen in het hoger onderwijs of naar de arbeidsmarkt? Zijn een aantal randvoorwaarden vervuld rond bijvoorbeeld mobiliteit, kinderopvang, beschikbaarheid, enzovoort? Kandidaat-cursisten die geslaagd zijn en een goede motivatie hebben om het voorbereidingsjaar te volgen, kunnen starten met de opleiding. Werkzoekende kandidaatcursisten die het voorbereidingsjaar met een VDAB-opleidingscontract willen volgen, worden uitgenodigd voor een motivatiegesprek bij een klantenconsulent van de VDAB. De klantenconsulent peilt voornamelijk naar de motivatie om na het voorbereidingsjaar ook effectief verder te studeren of te werken in de richting die men nu kiest. Het is voor VDAB ook belangrijk dat de kandidaat-cursist zich tijdens de finaliteitsopleiding deeltijds ter beschikking stelt van de arbeidsmarkt.
65
Kandidaat-cursisten die niet geslaagd zijn, worden op basis van hun interesses en motivatie geheroriënteerd naar een andere opleiding. Dat kan een andere NT2-opleiding zijn, maar ook een beroepsgerichte opleiding.
De screeningsweek van het voorbereidingsjaar hoger onderwijs voor anderstalige nieuwkomers wordt drie keer per jaar georganiseerd. Voor de instap in september kunnen cursisten zowel in juni als in augustus testen afleggen. Voor de zij-instroom kan dat enkel in januari. Een screeningsweek ziet er als volgt uit: Maandag
Dinsdag Woensdag Donderdag
09.00-11.00: 11.00-12.30: 12.30-13.00: 13.00-15.00: 09.00-16.00: 09.00-16.00: 09.00-16.00:
Schriftelijk examen Nederlands Motivatietest en Leer- en Studievaardighedentest Pauze Wiskunde (2 x 30 minuten) en logisch redeneren (30 minuten) Nederlands mondeling (15 minuten per cursist) Motivatiegesprek (20 minuten per cursist) Motivatiegesprek VDAB (30 minuten per cursist)
De instaptest Frans en Engels wordt ingepland tijdens een van de eerste weken van het traject, omdat hij moeilijk inpasbaar is tijdens de screeningsweek. De screeningsweek eindigt met een motivatiegesprek, waarin ook de testresultaten en een aantal randvoorwaarden om de opleiding tot een goed einde te brengen worden besproken. Dat motivatiegesprek vormt de basis voor de verdere individuele begeleiding tijdens het traject en het daarbij horend persoonlijk ontwikkelingsplan en persoonlijk actieplan (zie infra).
66
2.5. 2.5.1.
Uitvoering Inschrijving en administratie
Inschrijving, registratie en administratie De cursisten van het voorbereidingsjaar volgen een voltijdse opleiding, georganiseerd door verschillende centra voor volwassenenonderwijs en het universitair talencentrum. Ze moeten met andere woorden ook ingeschreven worden bij de verschillende centra. De inschrijving gebeurt in de week voor de opleiding start. De werkzoekende cursisten, die de opleiding volgen in een traject naar werk, ondertekenen daarnaast ook een voltijds VDAB-opleidingscontract. Daar hoort bij dat elke VDAB-cursist op het einde van de maand een formulier C98 krijgt. Dat formulier is een bewijs van aanwezigheid tijdens de lessen en moet samen met de controlekaart binnengebracht worden bij de uitbetalingsinstelling. Aan het einde van de opleiding ontvangt de cursist ook een formulier C91 waarop vermeld staat dat hij de opleiding beëindigd heeft. Ook dat document is bestemd voor de uitbetalingsinstelling. De inschrijving en administratieve opvolging bij de diverse instellingen zou een complexe organisatie zijn en een grote drempel vormen voor de cursisten. Om praktische redenen gebeurt alle administratie daarom best op een geïntegreerde manier, door de coördinerende instelling op een vaste plaats en op vaste tijdstippen. Die persoon volgt de administratie op doorheen het volledige traject, ook de administratie die gekoppeld is aan het VDAB-traject. Dat vereenvoudigt de administratie en de communicatie voor de cursist, maar ook voor de betrokken centra en de VDAB. Om die geïntegreerde administratie mogelijk te maken, worden er afspraken gemaakt met de betrokken centra, het universitair talencentrum, de verificatie van het volwassenenonderwijs, de juridische dienst van de instellingen van het hoger onderwijs en de VDAB. Enkel de registratie van de aanwezigheden kan moeilijk door de coördinerende organisatie worden overgenomen omdat ze niet beschikken over de software om alles door te sturen naar de overheid. Overkoepelend trajectreglement Naast de afspraken met betrekking tot de inschrijvingen en de registraties van aanwezigheden, kan er ook een overkoepelend trajectreglement opgemaakt worden ter vervanging van de afzonderlijke centrumreglementen. Naar klantvriendelijkheid toe is het moeilijk te verantwoorden om de cursist verschillende centrumreglementen te laten lezen en goedkeuren. Voor passages die niet worden opgenomen in het overkoepelend reglement, wordt er verwezen naar de afzonderlijke centrumreglementen. Ook het overkoepelend trajectreglement moet door de betrokken centra, het universitair talencentrum, de verificatie en de juridische dienst van de instellingen van het hoger onderwijs goedgekeurd worden. VDAB heeft daarnaast nog zijn eigen huishoudelijk reglement voor de werkzoekende cursisten die de opleiding met een VDAB-contract volgen. Dat kan voorlopig niet geïntegreerd worden in het trajectreglement, omdat niet alle cursisten van het voorbereidingsjaar de opleiding met een VDAB-contract volgen.
67
Potentiële cursisten zouden al meteen afgeschrikt worden als ze voor hun inschrijving in het voorbereidingsjaar naar zes verschillende scholen moeten gaan. Daarom neemt L4-Volwassenenonderwijs de administratie van het traject op zich. Daarvoor moesten we wel de toestemming krijgen van de betrokken centra, het universitair talencentrum, de verificatie en de juridische dienst van de KULeuven. En overleg met de betrokken partijen zorgde voor een afsprakennota (bijlage 17), een overkoepelend inschrijvingsformulier (bijlage 18) en een overkoepelend trajectreglement (bijlage 19). In de afsprakennota zijn volgende afspraken vastgelegd: Met betrekking tot de inschrijvingen: Er wordt een overkoepelend inschrijvingsformulier opgemaakt ter vervanging van de afzonderlijke inschrijvingsformulieren per school en per opleiding. De verschillende modules van de verschillende opleidingen en centra worden op één inschrijvingsformulier vermeld. Cursisten in een VDAB-traject ondertekenen aansluitend nog het VDAB-opleidingscontract. De ondertekening van het inschrijvingsformulier en het VDAB-opleidingscontract mag gebeuren door de coördinator van de opleiding in plaats van door een personeelslid van het centrum. Het originele inschrijvingsformulier en opleidingscontract worden centraal bewaard door de coördinator van de opleiding. Dat is ook het geval voor de attesten die bij de inschrijving gevoegd moeten worden (attesten vrijstelling inschrijvingsgeld, bewijs wettig verblijf, enz.). Aan de centra wordt een ingescande versie van het inschrijvingsformulier en de bijhorende attesten bezorgd via het beveiligd platform Alfresco. Door de sequentieel geordende modules zal de inschrijving op meerdere tijdstippen moeten gebeuren. Die tijdstippen worden op voorhand ingepland in het uurrooster. Bij inschrijving betaalt de cursist het volledige bedrag aan de coördinator van de opleiding. Op basis van de ontvangen inschrijvingsgegevens maken de centra per module een schuldvordering op voor L4-Volwassenenonderwijs. Wanneer een van de cursisten de opleiding volgt met een VDABopleidingscontract, maakt de projectcoördinator een schuldvordering op voor de VDAB. De inschrijving in DAVINCI gebeurt door de centra via de centrumsoftware. De eindverantwoordelijkheid voor volledigheid en correctheid van de cursistendossiers ligt bij de centra. Met betrekking tot registratie en verificatie: De verificatie verifieert de cursistendossiers (inschrijvingsformulieren, wettige verblijven en vrijstellingsattesten) bij L4-Volwassenenonderwijs. De aanwezigheden worden bij de centra zelf geverifieerd. De centra geven daartoe duidelijk aan welke modules behoren tot het voorbereidingsjaar. De centra zijn zelf verantwoordelijk voor de correcte registratie van aanwezigheden. De registratie in DAVINCI gebeurt door de centra zelf via de centrumsoftware. De originele afwezigheidsattesten worden centraal bewaard door de coördinator van de opleiding. Aan de centra wordt een ingescande versie van de afwezigheidsattesten bezorgd via het beveiligde platform Alfresco.
68
De coördinator van de opleiding neemt de registratie in “Mijn Loopbaan” (VDAB) op zich en volgt daartoe de nodige opleidingen. Op het einde van de maand deelt de coördinator van de opleiding het formulier C98 uit en aan het einde van de opleiding het formulier C91.
Naast het overkoepelend inschrijvingsformulier is er ook een overkoepelend trajectreglement opgemaakt dat door alle betrokken partners is goedgekeurd. We zijn daarvoor vertrokken vanuit de grootste gemene deler van de centrumreglementen van de betrokken centra. In overleg met de betrokken partners, dus ook met het universitair talencentrum ILT, werd het trajectreglement verder afgestemd. De cursisten moeten daardoor maar één trajectreglement lezen en ondertekenen in plaats van zes verschillende documenten. Voor elementen die niet opgenomen konden worden in een overkoepelend trajectreglement, wordt er verwezen naar het centrumreglement van de centra.
2.5.2.
Inloopweek
Voor de opleiding start, of parallel met de eerste modules, wordt er een inloopweek georganiseerd. Die inloopweek staat in het teken van kennismaking, afspraken maken en administratieve afhandeling van de inschrijvingen. Tijdens de eerste les wordt het doel van de opleiding nog eens toegelicht en krijgen de cursisten hun uurrooster. Ook het trajectreglement en het huishoudelijk reglement van de VDAB worden besproken. De cursisten met een VDAB-opleidingscontract krijgen meer informatie over het principe van aan- en afwezigheden. Zij moeten namelijk dagelijks hun aanwezigheid bewijzen aan de hand van een aanwezigheidslijst. Afwezigheden, gewettigd of niet, moeten steeds voor tien uur diezelfde dag gemeld worden. Na de algemene uitleg wordt er voldoende tijd genomen voor een uitgebreide kennismaking, niet alleen met elkaar, maar ook met de coördinator, de leerondersteuner, de trajectbegeleider, de leerkrachten, de vakken die ze zullen krijgen en de omgeving waarin ze les zullen volgen. Zo krijgen de cursisten ook een duidelijk zicht op wat de rol is van de coördinator, de leerondersteuner, de trajectbegeleider en de leerkrachten en bij wie ze met welke vragen terecht kunnen. Het is belangrijk om ook voor de leerkrachten een introductiedag te organiseren. De leerkrachten die uit verschillende scholen komen, kennen elkaar nog niet en komen op een nieuwe lesplaats terecht. Ook de doelgroep waarmee ze gaan werken, is voor de meeste nieuw. Het is belangrijk om bij de start van de opleiding samen met de leerkrachten nog eens uitgebreid stil te staan bij de kenmerken van de doelgroep en hen handvaten aan te reiken om met de doelgroep aan de slag te gaan. Aandacht voor taalgericht vakonderwijs is daarbij essentieel. Tijdens de eerste twee weken van het voorbereidingsjaar hoger onderwijs voor anderstaligen, krijgen de cursisten enkel Nederlands in de voormiddag. De andere vakken starten pas eind september. In de namiddag is er dus tijd om enkele onthaalactiviteiten te organiseren. De inloopweken zagen er in september 2014 als volgt uit:
69
WEEK 1
Maandag
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
Vrijdag
Voormiddag
Nederlands
Nederlands
Nederlands
Nederlands
Namiddag
Onthaal en administratie
Onthaal en administratie
Onthaal en administratie
Onthaal en administratie
Kennismakingsdag en stadsspel Leuven
WEEK 2
Maandag
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
Vrijdag
Voormiddag
Nederlands Onthaal en administratie
Nederlands Basistest Frans en Engels
Nederlands Onthaal en administratie
Nederlands Onthaal en administratie
Kennismaking online leerplatform
Namiddag
In het eerste projectjaar werd er ook voor de leerkrachten een introductiedag georganiseerd. Tijdens die introductiedag maakten de leerkrachten kennis met elkaar, met de cursisten, met het online leerplatform en kregen ze een vorming rond taalgericht vakonderwijs. Die werd georganiseerd door het Huis van het Nederlands VlaamsBrabant. In het tweede projectjaar was er voor de docenten enkel een opstartvergadering voorzien waarin voornamelijk de praktische organisatie op het programma stond, omdat er slechts één nieuwe docent het leerkrachtenteam van het voorbereidingsjaar kwam vervoegen.
2.5.3.
Begeleiding cursisten
Tijdens een voorbereidingsjaar hoger onderwijs voor anderstaligen is het belangrijk om extra aandacht te schenken aan de instapcompetenties leren leren en aan de instapcompetenties studiekeuze (VLOR, 2012). In het Vlaams secundair onderwijs worden die competenties geïntegreerd in de vakoverschrijdende eindtermen, maar anderstalige nieuwkomers, zonder Vlaams diploma secundair onderwijs en uit een andere onderwijscultuur, missen net die vakoverschrijdende competenties vaak. Daarom moeten de cursisten de nodige begeleiding krijgen bij het verwerven ervan en bij het dichten van eventuele lacunes. Leren is een complex gegeven waarbij sociale, culturele, economische en individuele omstandigheden een rol spelen en invloed hebben op elkaar. Veel anderstalige cursisten zijn bijvoorbeeld niet vertrouwd met het Vlaamse onderwijssysteem en hebben nog meer nood aan een gerichte ondersteuning bij het leerproces. Hun weg naar zelfstandig en kritisch leren is nog complexer en moeizamer dan bij cursisten die een diploma secundair onderwijs in Vlaanderen behaald hebben. De onderwijscultuur van het land van herkomst wijkt vaak af van de Vlaamse: memoriseren in plaats van verbanden leggen, individueel leren in plaats van in groep werken, reproduceren in plaats van probleemoplossend denken, enzovoort. In tegenstelling tot de Vlaamse generatiestudenten, zijn de anderstalige cursisten vaak al ouder en hebben ze een gezin, waardoor een goede studieplanning nog meer noodzakelijk is. Voor dat alles moeten ze bepaalde studievaardigheden onder de knie krijgen. Ook het maken van een juiste studiekeuze heeft een grote invloed op de slaagkansen van cursisten. Om een goede studiekeuze te maken, moeten ze eerst op de hoogte zijn van het aanbod. Dat aanbod is zo divers dat zelfs mensen die hier opgegroeid zijn niet altijd
70
weten wat de mogelijkheden zijn. Buiten de eigen interesses, sterktes en zwaktes, spelen bij de doelgroep van anderstalige nieuwkomers ook heel wat randvoorwaarden een grote rol in de studiekeuze, zoals bijvoorbeeld de familiale situatie, de financiële zelfredzaamheid, verblijfskwesties, enzovoort. De competentie studiekeuze, namelijk het aanbod verkennen, alternatieven tegen elkaar afwegen en het keuzeproces tot een goed einde brengen, is een competentie die niet eenvoudig verworven wordt. In het voorbereidingsjaar zullen er echter ook cursisten zijn die in hun land al diploma’s hebben behaald en duidelijk weten welke richting ze uitwillen. Enkelen onder hen zullen ook al de erkenning van hun buitenlands diploma gekregen hebben in België. Bij hen zal het dan niet altijd gaan over de juiste studiekeuze, maar om de juiste oriëntering op de arbeidsmarkt: “Wat wil ik doen?”, “Kan ik dat met mijn diploma?”, “Is mijn Nederlandse taalvaardigheid daarvoor voldoende?” Ook met die vragen zitten cursisten van een voorbereidingsjaar en ook daarin moeten ze begeleid worden. De begeleiding van de anderstalige cursisten in het voorbereidingsjaar kan daarom verdeeld worden in twee onderdelen die elkaar aanvullen: leerondersteuning en trajectbegeleiding. Onder trajectbegeleiding valt zowel studiekeuzebegeleiding als de oriëntatie op de arbeidsmarkt. Die deelaspecten, leer- en trajectbegeleiding, vallen samen onder een breder oriënteringsproces, dat een volwaardig deel van de opleiding uitmaakt. Dat oriënteringsproces wordt deels klassikaal, deels individueel vormgegeven. Het sluitstuk van dat bredere oriënteringsproces is een persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) en een persoonlijk actieplan (PAP). Beide zijn instrumenten uit het humanresourcemanagement, maar worden ook binnen onderwijs gebruikt om afspraken te maken tussen een student en zijn opleiding over het verloop van het traject. “Een persoonlijk ontwikkelingsplan is een plan met als doel om de persoonlijke ontwikkeling van een individu te bevorderen. Dat start met een reflectie over de competenties die een individu al bezit en de manier waarop het individu die competenties verder wil ontwikkelen doorheen het traject” (Talentontwikkelaar.be). In een POP wordt met andere woorden eerst gekeken welke competenties, vaardigheden en attitudes de cursist al bezit, onder meer op basis van de kwalificaties die hij elders al behaald heeft en op basis van de werkervaring. Daarnaast geeft de cursist in eigen woorden aan welke moeilijkheden hij ervaart en welke stappen hij zal zetten om zijn competenties te vergroten. Om een POP te maken, moet de cursist grondig nadenken over zichzelf en de toekomst. Werken met een POP helpt dus te onderzoeken wat hij wil leren of doen en wat hij daarvoor moet leren of doen. Aan het ontwikkelingsplan wordt er ook een actieplan gekoppeld. De maatregelen die genomen moeten worden, worden als concrete stappen geformuleerd in het persoonlijk actieplan. Daarbij wordt gespecificeerd op welke wijze, met welke middelen, op welke termijn, en met welke evaluatiemethode dat zal gebeuren. Het bijhouden en het invullen van het POP en PAP vallen grotendeels onder eigen verantwoordelijkheid van de cursist, maar hij wordt daarin gecoacht door de leerondersteuner en de trajectbegeleider. De cursist wordt op die manier verantwoordelijk gemaakt voor zijn eigen leer- en keuzeproces.
71
2.5.3.1.
Leerondersteuning
In het uurrooster van het voorbereidingsjaar hoger onderwijs voor anderstaligen wordt er tijd vrijgemaakt voor leerondersteuning. Zo is leerondersteuning geen bijkomstigheid maar vormt het een essentieel onderdeel van het traject. Cursisten worden dan ook verplicht om deel te nemen aan het basisaanbod van klassikale en individuele begeleiding. Afhankelijk van de noden wordt de individuele begeleiding uitgebreid. Enerzijds heeft leerondersteuning als doel competenties zoals studieplanning en studiemethode te verhogen. Op de vrijgemaakte momenten kan er expliciet gewerkt worden aan die basiscompetenties die cruciaal zijn om te slagen in het hoger onderwijs (VLOR, 2012). Voor de meeste cursisten is het immers niet eenvoudig om (terug) de stap naar onderwijs en leren zetten. De cursisten kunnen onder begeleiding onder meer werken aan studiestrategieën, planning en informatieverwerving. Anderzijds krijgt ook de ondersteuning bij vakspecifieke problemen (bv. wiskunde, boekhouden, informatica) een duidelijke plaats binnen de leerondersteuning. De vakleerkracht zet daartoe de eerste stappen tijdens de lessen. Tijdens leerondersteuning kan daarna de ruimte gegeven worden om het leren te faciliteren en kan de cursist samen met de medecursisten uitzoeken hoe een probleem in elkaar zit.
Opleidingspakket ‘Leren leren’ Het is aangeraden om cursisten klassikaal te begeleiden voor deelaspecten van het leren die voor iedereen moeilijk zijn. In een opleidingspakket ‘leren leren’ worden er vakoverstijgende competenties aangereikt. Die kunnen vervolgens ingeoefend worden aan de hand van praktische oefeningen, die gelinkt zijn aan de opleidingscluster die ze nu volgen. In de taken wordt er voldoende aandacht besteed aan attitudes en sleutelcompetenties die zowel tijdens het voortraject, tijdens de finaliteitsopleiding als later op de werkvloer belangrijk zijn, zoals daar zijn:
organisatie en planning: ordelijkheid, gestructureerd en nauwkeurig afwerken van een opdracht, enz. informatieverwerking en leerstrategieën: hoofd- en bijzaken onderscheiden, schema’s maken, enz. communicatie: durven vragen stellen, presenteren, enz. motivatie: doorzettingsvermogen, ook als een opdracht moeilijk is informatieverwerving en ICT-vaardigheden: bronnen zoeken en kritisch beoordelen samenwerken: in een groep werken en afspraken maken
Tijdens de eerste zes voltijdse weken van het voorbereidingsjaar van L4Volwassenenonderwijs, krijgen de cursisten twee uur per week de module ‘leren leren’. Die module wordt gegeven door de leerondersteuner, die ook tijdens het Open leercentrum en tijdens de individuele begeleiding aan de slag gaat met de output uit de lessen. De module is opgebouwd uit een kennismakingsles en negen taken die verschillende vakoverstijgende competenties belichten en inoefenen. Omdat het in zo’n beperkte tijd niet mogelijk is om op alle vakoverstijgende competenties in te gaan, wordt er gekozen voor die competenties waar anderstalige nieuwkomers het meeste moeite mee hebben
72
en die essentieel zijn om vlot te kunnen doorstromen in het voorbereidingsjaar en instromen in de finaliteitsopleiding. De vakoverstijgende competenties die aan bod komen in de module ‘leren leren’ zijn: 1. organisatie 2. woordenschat studeren 3. studieplanning 4. hoofdzaken en bijzaken 5. schema’s maken 6. presenteren met een schema 7. onderzoeken en rapporteren 8. voorbereiding op de examens 9. leren noteren De inhoud is niet vakspecifiek, maar maakt wel gebruik van de voorkennis van de cursisten en van de inhoud van de andere vakken. Bij de uitwerking is er ook rekening gehouden met de finaliteitsopleidingen. Zo zijn bepaalde teksten en oefeningen gelinkt aan de domeinen informatica of boekhouden. Bij het uitwerken van die module leren leren, werd snel duidelijk dat er nog maar weinig concreet materiaal bestaat om met onze specifieke doelgroep, volwassen anderstalige nieuwkomers die willen verder studeren in het hoger onderwijs, aan de slag te gaan rond vakoverschrijdende competenties. Daarom werd er in het kader van dit project een nieuw instrument ontwikkeld, namelijk het opleidingspakket leren leren dat in instrument twee wordt voorgesteld. Open leercentrum In het uurrooster van het voorbereidingsjaar wordt ook ruimte ingepland om cursisten, al dan niet onder begeleiding, zelfstandig te laten leren. Tijdens het open leercentrum (OLC) wordt er voor de cursisten heel wat materiaal ter beschikking gesteld zodat ze zelf op hun eigen tempo de leerstof kunnen verwerken. Cursisten kunnen er notities bijwerken, extra oefeningen maken, voor groepswerk overleggen, achterstand bijwerken na afwezigheid, elkaar helpen bij de verwerking van de leerstof, enzovoort. Maar de methodiek van een open leercentrum gaat nog verder, want naast het maken van taken en het studeren voor toetsen, oefenen cursisten er ook vaardigheden die nodig zijn om beter te functioneren in de opleiding en om de opleiding met succes te beëindigen. Dat kan gaan over leervaardigheden, informatieverwerkende vaardigheden, studieplanning, notities bijwerken, enz. De begeleider of coach ondersteunt de cursisten waar nodig. Hij structureert het leerproces van de cursist en volgt het op. De opvolging gebeurt in overleg met de vakdocenten, die ook extra vakspecifieke ondersteuning kunnen bieden. In het voorbereidingsjaar van L4-Volwassenenonderwijs wordt er iedere week één lesblok van drie uur voorzien voor de organisatie van een open leercentrum. Tijdens het OLC kunnen cursisten onder begeleiding van de leerondersteuner individueel of in groep werken aan taken of hun leerstof instuderen. Cursisten worden gemotiveerd elkaar te helpen bij leerstof die niet duidelijk is. Soms begrijpen cursisten de uitleg van een medecursist beter dan die van de docent. Een
73
houding van wederzijds respect wordt daarbij ook versterkt. Indien nodig wordt ook de vakleerkracht uitgenodigd om extra uitleg te geven. De vakleerkrachten en de leerondersteuner voorzien ook extra materiaal om mee aan de slag te gaan tijdens het OLC. Dat materiaal wordt zo veel mogelijk via het online leerplatform moodle.leereenlevenlang.be ter beschikking gesteld, zodat de cursisten daar ook thuis mee aan de slag kunnen. Ook in het opleidingspakket van de module leren leren en in het opleidingspakket van de infosessie hoger onderwijs voor volwassen anderstalige nieuwkomers wordt er verwezen naar extra opdrachten waaraan gewerkt kan worden tijdens het OLC. Uit ervaring merken we dat vooral extra materiaal voor Nederlands noodzakelijk is om cursisten te ondersteunen in hun intensief NT2-traject. Wanneer de leerondersteuner merkt dat bepaalde kennis, vaardigheden of attitudes bij de hele groep voor een probleem zorgt, wordt de tijd van het OLC gebruikt om een extra lesmoment van de module ‘leren leren’ in te plannen. Observaties uit het OLC worden ook meegenomen in de individuele gesprekken met de cursisten.
Individuele leerondersteuning Tijdens individuele begeleiding kan er gerichte ondersteuning geboden worden bij het leerproces. De leerondersteuner creëert een veilige leeromgeving om studiemoeilijkheden bespreekbaar te maken. Een gesprek over de voortgang en persoonlijke opvolging kan frustraties en problemen aan het licht brengen. Cursisten voelen zich gehoord en ondersteund in moeilijke situaties. Samen kan er gezocht worden naar een oplossing, die niet alleen het leren op dat moment bevordert, maar ook de slaagkansen in het voorbereidingsjaar en in de finaliteitsopleiding doen stijgen. Wanneer het over vakspecifieke moeilijkheden gaat, moedigt de leerondersteuner de cursist aan om bij de vakdocent de vraag te stellen en gaat indien nodig met de drie partijen rond tafel zitten om samen een oplossing te zoeken. Het persoonlijke ontwikkelingsplan (POP) vormt de basis voor die individuele begeleiding. De cursist stelt dat samen met de leerondersteuner op en operationaliseert het in een persoonlijk actieplan (PAP). In het PAP gaat het niet alleen over vakspecifieke competenties, maar ook andere attitudes en sleutelcompetenties komen daarin aan bod, zoals onder meer inzicht in het eigen leerproces en vorderingen beoordelen, zelfstandig werken, studietempo, studieplanning, inzet en motivatie, enzovoort. Dat persoonlijk actieplan wordt op regelmatige tijdstippen geëvalueerd, onder meer op basis van de feedback van de vakdocenten. De individuele leerondersteuning gebeurt in het voorbereidingsjaar van L4Volwassenenonderwijs aan de hand van het persoonlijk ontwikkelingsplan en het persoonlijk actieplan (zie bijlage 18). Leerondersteuning en trajectbegeleiding kunnen in onze opleiding met andere woorden moeilijk van elkaar gescheiden worden. Ze sluiten naadloos bij elkaar aan en komen samen in het POP en PAP. Cursisten hebben minstens vijf keer per jaar een gesprek met de leerondersteuner over hun vorderingen in het traject. Het eerste gesprek is het motivatiegesprek tijdens de screeningsweek. Dat gesprek vormt de basis van het POP. Op basis van de elders
74
vervormen kwalificaties en competenties en op basis van de testresultaten van de screeningsweek wordt er een eerste inschatting gemaakt van de sterktes en zwaktes van de cursist. Een tweede gesprek vindt plaats in het midden van het eerste semester, als cursisten de basismodules van het voorbereidingsjaar hebben afgerond, gevolgd door een derde gesprek aan het einde van het eerste semester. In het tweede semester worden er nog minstens twee gesprekken gepland: net voor de paasvakantie en aan het einde van het schooljaar. Die gesprekken worden zo veel mogelijk gekoppeld aan de momenten van het open leercentrum, omdat de cursisten dan toch zelfstandig aan het werk zijn en er voor de rest weinig vrije momenten zijn in het traject. De gesprekken krijgen vorm op basis van de testresultaten, de feedback van de leerkrachten, de observaties van de leerondersteuner en de zelfevaluatie van de cursisten. Waar in het eerste semester de focus voornamelijk ligt op het bespreken van vorderingen in het voorbereidingsjaar en het opstellen van een actieplan om de vooropgestelde competenties te verwerven, wordt in het tweede semester de link met trajectbegeleiding veel duidelijker gemaakt. Zelfreflectie op het leerproces en het opstellen en evalueren van actiepunten worden dan veel meer bekeken in het licht van de finaliteitsopleiding of de doorstroom naar de arbeidsmarkt. De leerondersteuner en de trajectbegeleider moeten dan ook intensief samenwerken en hun bevindingen delen om de cursist te begeleiden in hun traject. Cursisten die om eender welke reden nood hebben aan meer individuele gesprekken, kunnen die altijd aanvragen bij de leerondersteuner. Hij is bijna dagelijks aanwezig op de lesplaats, dus heel wat gesprekken gebeuren ook in een eerder informele context.
2.5.3.2.
Trajectbegeleiding
Naast leerondersteuning worden de cursisten van het voorbereidingsjaar ook ondersteund bij de doorstroom naar een vervolgopleiding of naar werk. Met het oog op het maken van een verantwoorde keuze heeft de cursist informatie en begeleiding bij zijn keuzes nodig. Dat is trajectbegeleiding. De trajectbegeleiding in het voorbereidingsjaar bestaat uit verschillende stappen en richt zich zowel op een oriëntering binnen onderwijs en opleidingen als op een oriëntering op de arbeidsmarkt. Voor ze op zoek gaan naar de verschillende mogelijkheden in het aanbod, is het belangrijk dat de cursisten zichzelf leren kennen: “wat doe ik graag? Welk doel wil ik bereiken? Welke competenties en vaardigheden heb ik al verworven? Welke (werk)ervaring heb ik al? Wat zijn mijn sterke en zwakke punten?” Die zelfconceptverheldering is essentieel om een onderbouwde studiekeuze te maken of om zichzelf correct te oriënteren op de arbeidsmarkt. Inzicht in de eigen mogelijkheden en drempels, maar ook in de randvoorwaarden is daarvoor noodzakelijk. De tweede stap is een verruiming van de kennis van de keuzemogelijkheden: de cursisten maken kennis met het onderwijs- en opleidingsaanbod in Vlaanderen en krijgen een eerste oriëntatie op de arbeidsmarkt. Na die eerste kennismaking moeten ze in staat zijn om via verschillende informatiebronnen zelf op zoek te gaan in het aanbod en de mogelijkheden in Vlaanderen.
75
De cursisten worden vaardiger in het plannen en sturen van hun eigen loopbaan en kunnen een eerste keuze maken. Daarbij worden ze begeleid en op alternatieven gewezen. De trajectbegeleider geeft advies en samen stellen ze een concreet en realistisch stappenplan op richting de finaliteitsopleiding of richting de arbeidsmarkt. Dat stappenplan wordt regelmatig opgevolgd en bijgestuurd indien nodig. In de verschillende fases kan zowel klassikale als individuele begeleiding voorzien worden. Zeker in de fase van kennismaking met de mogelijkheden en ook binnen zelfconceptverheldering bieden klassikale methodieken een meerwaarde. Eenmaal de cursist een keuze gemaakt heeft en een concreet stappenplan uitgewerkt moet worden, is het evident dat er wordt overgeschakeld op individuele begeleiding. Alle stappen die gezet worden in het kader van de doorstroom naar een vervolgopleiding of naar de arbeidsmarkt, worden mee opgenomen in het persoonlijk ontwikkelingsplan en het persoonlijk actieplan. Zodra de cursisten een eerste zicht hebben op hun eigen competenties, sterktes en zwaktes, laten we hen kennismaken met de opleidingsmogelijkheden en de beroepsuitwegen na het voorbereidingsjaar. In het voorbereidingsjaar hoger onderwijs voor anderstaligen wordt de trajectbegeleiding individueel en klassikaal uitgevoerd. Individueel wordt er een traject op maat uitgestippeld en klassikaal krijgen de cursisten een opleidingspakket over het hoger onderwijs specifiek voor volwassen anderstalige nieuwkomers, een bezoek aan de Studie- Informatiedagen (SID-in) en opleidingsspecifieke infosessies. Begin december, als de opleiding ongeveer drie maanden bezig is, wordt er in functie van de verruiming van de kennis van de studiemogelijkheden een infosessie rond studiekeuze gegeven door de trajectbegeleider. Tijdens en na die infosessie worden cursisten verplicht om stil te staan bij hun studiekeuze. De structuur van het hoger onderwijs en de opleidingsmogelijkheden binnen de domeinen boekhouden en informatica worden uitgebreid besproken en cursisten worden ook bewust gemaakt van de belangrijkste aandachtspunten als ze een gefundeerde studiekeuze willen maken. Bij het uitwerken van die infosessie rond het hoger onderwijs voor volwassen anderstalige nieuwkomers, werd het snel duidelijk dat er nog maar weinig concreet materiaal bestaat om met die specifieke doelgroep na te denken over hun verdere studies in het hoger onderwijs. Daarom werd er in het kader van dit project een nieuw instrument ontwikkeld, namelijk het opleidingspakket hoger onderwijs voor volwassen anderstalige nieuwkomers en dat in instrument drie wordt voorgesteld. Het opleidingspakket bestaat uit volgende onderdelen: zelfreflectie de structuur van het Vlaamse onderwijs de randvoorwaarden diplomagelijkschakeling zoeken naar het aanbod van opleidingen je keuze Na de infosessie krijgen de cursisten de opdracht om individueel meer informatie op te zoeken over hun eigen eerste keuze. Daarbij moeten ze rekening houden met de interesses, sterktes en zwaktes die ze in het kader van hun persoonlijk ontwikkelingsplan onder begeleiding van de trajectbegeleider al in kaart brachten.
76
Naast een eerste oriëntering binnen het onderwijslandschap krijgen de cursisten in het eerste semester van het voorbereidingsjaar ook al een informatiesessie over de beroepsuitwegen binnen het domein boekhouden en informatica. Die infosessie geeft een klantenconsulent van de VDAB. In het tweede semester krijgen de cursisten ook een uitgebreide sollicitatietraining van een klantenconsulent van de VDAB om hen voor te bereiden op hun intrede op de arbeidsmarkt. Met de kennis die ze dan al hebben, bezoeken de cursisten in januari de SID-in (Studieinformatiedagen) met gerichte vragen. Daar kunnen ze zowel terecht met vragen over het hoger onderwijs als met vragen over de VDAB-opleidingen en trajecten naar werk. Na de SID-in wordt de individuele trajectbegeleiding mee besproken tijdens de individuele leerondersteuning. Er wordt als onderdeel van het persoonlijk actieplan een stappenplan uitgetekend met als uiteindelijk doel de inschrijving in de opleiding naar keuze. Indien nodig worden cursisten uitgedaagd om nog extra informatie te verzamelen door bijvoorbeeld naar een opendeurdag van een school te gaan of een les te volgen tijdens de openlesweek. Zodra het duidelijk is welke richting de cursist uit wil, wordt alle noodzakelijke documentatie verzameld om het toelatingsdossier voor het hoger onderwijs in te dienen. Het luik trajectbegeleiding wordt ook geïntegreerd in het POP en het PAP (bijlage 18). Binnen trajectbegeleiding zijn het vooral de sleutelcompetenties eigen leerproces en vorderingen beoordelen, informatieverwerving en gemaakte afspraken nakomen die centraal staan en dus worden geïntegreerd in het persoonlijk ontwikkelingsplan.
2.5.4.
Begeleiding docenten
Voor de meeste docenten is het nieuw om met een volledige groep anderstalige cursisten aan de slag te gaan. Cursisten struikelen vaak over vaktermen of begrijpen de instructie niet. Dat vraagt extra aandacht voor taalgericht vakonderwijs. Het is belangrijk om de docenten daarin te ondersteunen. De Huizen van het Nederlands hebben daartoe al heel wat expertise opgebouwd, die zeker ingezet kan worden. Zij geven tips voor taalondersteuning in de les en over duidelijke taal in de klas en in het lesmateriaal. Meer informatie over het aanbod van de Huizen van het Nederlands is terug te vinden op de website www.klaretaalrendeert.be.
Tijdens het eerste projectjaar ondersteunde de taalbeleidsmedewerker van het Huis van het Nederlands Vlaams-Brabant de vakdocenten van het voorbereidingsjaar in het taalgericht vakonderwijs. Tijdens de introductiedag voor de leerkrachten organiseerde de taalbeleidsmedewerker een vorming rond taalgericht vakonderwijs. Vervolgens werden er met alle vakdocenten afspraken gemaakt om lessen te observeren en cursusmateriaal te screenen op taaltoegankelijkheid. Tijdens het eerste semester heeft de taalbeleidsmedewerker van het Huis van het Nederlands in alle modules, behalve NT2, één of twee lessen geobserveerd. De leerkrachten kregen na de les een verslag met tips om nog meer taalgericht les te geven. Na de observaties werd er ook intervisiesessies georganiseerd.
77
De volgende topics stonden centraal in de intervisiesessies:
Ervaringen met niet-Nederlandstalige cursisten in domeinspecifieke modules Tips en tricks Woordenschat aanreiken Cursusmateriaal en toetsen taaltoegankelijk maken Feedback op schrijfopdrachten Kruisbestuiving tussen de NT2 en de domeinspecifieke modules …
De presentaties die gebruikt werden tijdens de intervisiesessies worden als bijlage 21a, 21b en 21c toegevoegd. Omdat de projectmiddelen van de taalbeleidsmedewerker bij het Huis van het Nederlands Vlaams-Brabant afliepen in december, werden er in het tweede semester geen observaties en intervisiesessies meer georganiseerd, maar de docenten van het tweede semester kregen wel de kans om een extra vorming rond taalgericht vakonderwijs te volgen en hun lesmateriaal werd ook gescreend op taaltoegankelijkheid. Ze kregen ook tips and tricks en informatie over taalgericht vakonderwijs (zie bijlage 22). Die ondersteuning werd door de leerkrachten als zeer positief ervaren. Heel wat tips werden meteen omgezet in de praktijk. Zo werkten de NT2-docenten samen met de docent van wiskunde in het kader van een enquête die de cursisten voor de module wiskunde B2 moesten afnemen. En bij de start van het tweede projectjaar werden woordenlijsten al vaak een standaard onderdeel van de cursus.
2.5.5.
Evaluatie
Aan elke module in het examenmoment gekoppeld. examenweek gepland, maar lessen op hetzelfde moment evaluaties gewerkt.
voorbereidingsjaar is er permanente evaluatie of een Idealiter wordt er op het einde van het semester een in geïntegreerde trajecten is het niet altijd evident om alle te laten eindigen. Daarom wordt er soms met tussentijdse
Cursisten die wegens ziekte niet aanwezig kunnen zijn op het examenmoment, kunnen het examen later inhalen. Soms worden er ook herkansingen georganiseerd voor cursisten die niet slagen voor het examen. Na de evaluaties worden er klassenraden georganiseerd, zodat leerkrachten bij de toekenning van de punten rekening kunnen houden met de vorderingen die cursisten gemaakt hebben in andere modules. Die klassenraden zijn essentieel in een geïntegreerd traject, want leerkrachten komen elkaar vaak alleen daar tegen omdat ze niet in dezelfde school lesgeven. Voor elke module die de cursisten met succes afronden, krijgen ze een deelcertificaat. Wanneer ze doorstromen naar een finaliteitsopleiding kunnen ze op basis van die deelcertificaten vrijgesteld worden voor die modules of gelijkaardige opleidingsonderdelen in de professionelebacheloropleiding. Indien cursisten niet slagen voor bepaalde modules,
78
kunnen ze de opleiding enkel verderzetten als het een niet-sequentiële module is en als ze daartoe toestemming krijgen van de VDAB. Anders worden ze zo snel mogelijk geheroriënteerd naar een andere opleiding. In het voorbereidingsjaar hoger onderwijs worden de examens gepland aan het einde van een module en niet gebundeld in één examenweek, omdat de einddata van de modules te hard van elkaar verschillen door de verscheidenheid in lestijden per module. Net voor of net na de examenmomenten wordt er een klassenraad georganiseerd. In tegenstelling tot hoe het in het centrum gebeurt, is er in het voorbereidingsjaar geen officiële deliberatie, omdat de modules die worden aangeboden niet tot één overkoepelende opleiding behoren. De officiële deliberaties gebeuren op centrumniveau. Toch brengen we alle docenten samen om de vorderingen van de cursisten te bespreken, zodat de docenten daarmee rekening kunnen houden bij het toekennen van de punten voor hun vak. Op jaarbasis gebeurt dat vier keer. De eerste klassenraad vindt plaats begin november. Daar sluiten alleen de leerkrachten op aan die op dat moment les geven. De tweede klassenraad wordt aan het einde van het eerste semester gepland. Dan zal er ook tijd genomen worden om de leerkrachten van het tweede semester (overstap naar het ILT en de HBO5-modules) te briefen over de vorderingen van de cursisten. In het tweede semester worden er dan nog twee klassenraden voorzien: in het midden van het semester en aan het einde van de opleiding. Die zijn enkel voor de docenten van het tweede semester. Naast de officiële klassenraden wordt er ook online, via het leerplatform, een permanente klassenraad georganiseerd. Op die manier proberen we tegemoet te komen aan het feit dat sommige leerkrachten elkaar weinig of niet tegenkomen in de wandelgangen en dus weinig zicht hebben op de vorderingen van een cursist in andere lessen. De leerondersteuner neemt daarin het voortouw en zal ook de informatie die hij hoort van andere leerkrachten daarop aanvullen. Voor de officiële klassenraad wordt er van iedere docent verwacht dat ze zelf ook de online klassenraad aanvullen. In het voorbereidingsjaar is herkansing enkel mogelijk voor de HBO5-modules uit het tweede semester. De herkansing vindt plaats in augustus. Voor alle modules waarvoor de cursisten slagen, krijgen ze een deelcertificaat. Op basis van de deelcertificaten kunnen cursisten vrijstellingen behalen in bepaalde finaliteitsopleidingen. Cursisten die tijdens het voorbereidingsjaar slagen voor de HBO 5vakken basisdubbelboekhouden en burgerlijk, handels- en economisch recht moeten die niet opnieuw afleggen als ze doorstromen naar de HBO5-opleiding Boekhouden. Als ze doorstromen naar de professionele bachelor Bedrijfsmanagement: Accountancy en Fiscaliteit, krijgen ze ook twee vrijstellingen, namelijk voor de opleidingsonderdelen Boekhouden 1 en Algemeen, burgerlijk en economisch recht. Cursisten die tijdens het voorbereidingsjaar slagen voor de HBO 5-vakken Programmeren 1, Databanken en Multimedia moeten die niet opnieuw afleggen als ze doorstromen naar de HBO 5-opleiding Informatica. Voor de professionele bachelor Toegepaste Informatica kunnen ze voorlopig nog geen vrijstellingen behalen, omdat de doorlopende leerlijnen tussen de HBO 5 en de professionele bachelor nog niet zijn uitgetekend.
79
Indien een cursist niet slaagt voor een of meerdere modules en dat geen sequentiële modules zijn, wordt er samen met de leerondersteuner en de klantenconsulent van de VDAB gekeken of de cursist het traject nog kan verderzetten. Enkel cursisten die in het eerste semester niet slagen voor Nederlands en niet slagen voor de instaptest van ILT niveau 3, moeten resoluut stoppen met de opleiding, omdat het dan bijna onmogelijk wordt om de andere vakken nog te kunnen volgen door taalproblemen. Alle andere gevallen worden situatie per situatie bekeken. Cursisten die om eender welke reden niet kunnen doorstromen in het voorbereidingsjaar, worden door de trajectbegeleider en de klantenconsulent van de VDAB geheroriënteerd naar een andere opleiding of richting de arbeidsmarkt.
2.5.6.
Warme overdracht naar finaliteitsopleiding
Om de overstap van het voorbereidingsjaar naar de finaliteitsopleiding zo vlot mogelijk te laten verlopen, is het belangrijk voldoende aandacht te besteden aan een warme overdracht. Dat kan onder meer door in het tweede semester van het voorbereidingsjaar al eens een bezoek te brengen aan de scholen waar cursisten naar kunnen doorstromen of door specifieke infosessies over de vervolgopleidingen te organiseren voor de doelgroep van het voorbereidingsjaar. Daarnaast kan het organiseren van een gezamenlijk inschrijvingsmoment een meerwaarde zijn, omdat zo de administratieve drempel overwonnen wordt. Het is ook een grote meerwaarde om de cursisten al voor de start van de finaliteitsopleiding te laten kennismaken met hun studiebegeleiders in het hoger onderwijs en indien mogelijk hun persoonlijk ontwikkelingsplan ook over te dragen aan hen. Zo hebben de cursisten meteen een aanspreekpunt in de vervolgopleiding.
Door de intensieve samenwerking met het hoger onderwijs (HBO 5 en professionele bachelor) is het voor L4-Volwassenenonderwijs gemakkelijk om afspraken te maken in kader van de doorstroom en een warme overdracht. Zo gaf vorig schooljaar de opleidingscoördinator van de HBO 5 boekhouden les in het voorbereidingsjaar, waardoor cursisten voldoende ruimte hadden om in een informele context vragen te stellen over het vervolgtraject. Voor de cursisten die interesse tonen om door te stromen naar de professionele bachelor, werd er in het tweede semester een overlegmoment georganiseerd met het opleidingshoofd en de studiebegeleider van de opleiding bedrijfsmanagement: accountancy en fiscaliteit van de UCLL campus Leuven. Het voordeel van dat overleg was dat cursisten er specifieke vragen konden stellen in verband met hun situatie. Dat is niet altijd mogelijk tijdens een algemene infosessie of een opendeurdag. Ze maakten ook onmiddellijk kennismaken met de studiebegeleider en werden alvast aangespoord om bij moeilijkheden in hun traject meteen contact met hem op te nemen. De trajectbegeleider heeft ook alle cursisten intensief begeleid tot en met de inschrijving in het hoger onderwijs. Inschrijvingsafspraken werden door de trajectbegeleider opgevolgd en voor de HBO5 boekhouden werd een gemeenschappelijk inschrijvingsmoment georganiseerd.
80
2.5.7.
Stopzetting en/of mutatie
Cursisten kunnen door verschillende redenen beslissen om te stoppen met de opleiding: langdurige afwezigheid door ziekte of een ongeval, foute studiekeuze, onvoldoende vorderingen, een tewerkstelling, enzovoort. Na overleg met de coördinator, de leerondersteuner en, indien ze een VDAB-opleidingscontract hebben, met de klantenconsulent van de VDAB, kan de opleiding stopgezet worden. Omgekeerd kan de coördinator, in samenspraak met de leerondersteuner en met de klantenconsulent van de VDAB, een cursist met een VDAB-opleidingscontract ook stopzetten of heroriënteren naar een andere opleiding omwille van veelvuldige onwettige afwezigheden, orde en tucht of tekorten. De heroriëntering naar een andere opleiding gebeurt best zo snel mogelijk na de stopzetting van het traject, rekening houdend met de inschrijvingsmogelijkheden binnen andere opleidingen. Cursisten die op een of andere reden moeten stoppen met het voorbereidingsjaar, krijgen zo snel mogelijk een afspraak met de trajectbegeleider om samen op zoek te gaan naar een alternatief traject. Vooral cursisten die moeten stoppen door het feit dat ze onvoldoende vorderingen gemaakt hebben, willen meestal nog wel verder studeren in de richting, maar verkiezen vaak een lichter (qua tijd, maar ook qua niveau) of korter traject, soms in een andere richting. De trajectbegeleider gaat samen met hen op zoek naar de mogelijkheden binnen het volwassenenonderwijs, maar ook bij andere opleidingsverstrekkers, zoals de VDAB of Syntra. Vaak zal het nieuwe traject dat wordt voorgesteld een combinatie blijven tussen NT2 en een beroepsgerichte opleiding, omdat Nederlands belangrijk blijft, ook om te kunnen doorstromen in de alternatieve opleiding. Soms willen cursisten na een stopzetting in het voorbereidingsjaar liever meteen gaan werken. Zij worden doorverwezen naar de trajectbegeleider van de VDAB die samen met hen op zoek gaat naar een duurzame tewerkstelling.
81
2.6.
Nazorg en evaluatie
De laatste fase in het draaiboek voor het opstarten van een voorbereidingsjaar hoger onderwijs voor anderstalige nieuwkomers is de nazorg en evaluatie.
2.6.1.
Nazorg
Het doel van het voorbereidingsjaar hoger onderwijs voor anderstalige nieuwkomers is cursisten laten doorstromen naar een opleiding in het hoger beroepsonderwijs of naar een professionelebacheloropleiding. Al tijdens de opleiding begeleidt de trajectbegeleider de cursisten actief in hun zoektocht naar de geschikte opleiding. Cursisten die tijdens de opleiding toch beslissen om niet door te stromen naar het hoger onderwijs, maar een korte beroepsgerichte opleiding willen volgen bij de VDAB of meteen aan de slag willen gaan op de arbeidsmarkt, worden begeleid door de klantenconsulent van de VDAB. Om uiteindelijk een zicht te krijgen op de slaagkansen van de cursisten en de doorstroomkansen naar de arbeidsmarkt, is het belangrijk om cursisten te blijven opvolgen. Dat gebeurt in de eerste plaats in functie van monitoring. Cursisten die om eender welke reden problemen ervaren in hun vervolgopleiding, worden in eerste instantie doorverwezen naar de studie- en trajectbegeleider van de opleiding in kwestie. Als de excursist graag op zoek wil naar een andere opleiding, kan de trajectbegeleider van het voorbereidingsjaar helpen bij die heroriëntering. Na het voorbereidingsjaar worden de ex-cursisten op cruciale momenten in hun finaliteitsopleiding opgevolgd door de trajectbegeleider van L4Volwassenenonderwijs. Tijdens het eerste jaar neemt de trajectbegeleider vijf keer contact op met de ex-cursisten: 1. In augustus, om na te gaan of de cursisten effectief zijn ingeschreven in de finaliteitsopleiding van hun keuze 2. In oktober, om na te gaan hoe de opstart verlopen is 3. In december, om een zicht te krijgen op het verloop van het eerste semester 4. In februari, na de eerste examenperiode 5. In juli, na de tweede examenperiode Na het eerste jaar zal de leerondersteuner jaarlijks contact houden met de ex-cursisten tot zij hun opleiding beëindigd hebben en uitgestroomd zijn op de arbeidsmarkt.
2.6.2.
Evaluatie
De evaluatie van een geïntegreerd traject moet op verschillende fronten gebeuren: Een permanente evaluatie tijdens vaste overlegmomenten gedurende het opleidingsjaar. Een evaluatie na de opleiding met de leerkrachten, met de directeurs van de CVO’s en het UTC en met de klantenconsulent, de servicemanagers en de teammanagers van de VDAB. Het is zeer aan te raden om na elke opleiding een gestructureerd evaluatieoverleg te organiseren. Een evaluatie met de cursisten. Dat kan bijvoorbeeld via een informeel gesprek, via een online enquête of via een groepsgesprek.
82
De coördinator van het voorbereidingsjaar hoger onderwijs voor anderstalige nieuwkomers evalueert het traject meermaals per jaar met de verschillende betrokkenen.
Tijdens de klassenraden (vier keer per jaar) wordt er voldoende tijd genomen om samen met de leerkrachten het traject te evalueren. De leerondersteuner is ook vaak aanwezig op de lesplaats, wat informele feedback op het traject ook mogelijk maakt. Vier keer per jaar komen de projectcoördinator, de leerondersteuner en de trajectbegeleider van L4-Volwassenenonderwijs samen met de teammanager en klantenconsulent van de VDAB. Twee keer per jaar gebeurt er ook een evaluatie samen met de netwerkmanager van de VDAB. Tijdens de stuurgroepen van het voorbereidingsjaar wordt er uitgebreid de tijd genomen om het traject te evalueren. De stuurgroep komt minstens drie keer per jaar samen. Ook de cursisten worden nauw betrokken bij de evaluatie van de opleiding: o De cursisten kunnen bijna dagelijks bij de leerondersteuner terecht met vragen en moeilijkheden. Die informele getuigenissen worden meegenomen in de evaluatie van het traject. o Aan het einde van het eerste semester en aan het einde van het traject, moeten de cursisten een online evaluatieformulier invullen over de opleiding. o Op basis van de resultaten van de online evaluatie, worden er focusgroepen georganiseerd, waarin er dieper wordt ingegaan op de moeilijkheden van de opleiding.
De afgelopen twee jaar hebben we geprobeerd om zo snel mogelijk aan de slag te gaan met de feedback die we kregen van onder meer leerkrachten, cursisten en partners. Zo werd er vorig jaar in december nog besloten om één HBO 5-module in het tweede semester te laten vallen omdat zowel de cursisten en de leerkrachten ervaarden dat het een erg zwaar traject was. Op basis van de feedback van leerkrachten en cursisten werd ook het informaticatraject in aanloop naar het tweede projectjaar bijgestuurd en werd het startuur van de namiddagmodules in het tweede semester aangepast om de verplaatsing van de ene opleidingsplaats naar de andere haalbaar te maken.
83
2.7.
Referenties
(2015). Hoe stel ik een Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP) en een Persoonlijk Actieplan (PAP) op? Geraadpleegd op 10 februari 2015 via http://www.talentontwikkelaar.be/competenties-ontwikkelen-opleiding-vto/hoe-stel-ikeen-persoonlijk-ontwikkelingsplan-pop-en-een-persoonlijk-actieplan-pap-op Agentschap voor Kwaliteitszorg in Onderwijs en Vorming. Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming. (2014). Jaarverslag NARIC-Vlaanderen 2013. Geraadpleegd op 10 februari 2015 via http://www.ond.vlaanderen.be/naric/nl/publicaties/jaarverslag2013/ Belgische Federale Overheid. (2010). Enquête naar de arbeidskrachten. Bockstael, I. (2011). Onderzoek behoeftegerichte intensieve trajecten NT2. Antwerpen: Huis van het Nederlands Antwerpen en Linguapolis. De Munck, H. Regionale arbeidsmarktanalyse VDAB Vlaams-Brabant, voorbereidingsjaar informatica en boekhouden. [niet-gepubliceerd]. Leuven: VDAB Vlaams-Brabant. Europese Unie en Raad van Europa. (2015). Europese niveaus – beschrijvingsschema voor zelfbeoordeling. Geraadpleegd op 10 februari 2015 via https://europass.cedefop.europa.eu/nl/resources/european-language-levels-cefr Geets, J. (2008a). Belgische immigratie: enkele demografische gegevens in het licht van scholing en tewerkstelling. In M. Martiniello, A., Rea, C., Timmerman en J. Wets (Eds.), Nouvelles migrations et nouveaux migrants en Belgique. Brussel: FOD Wetenschapsbeleid. Geets, J. (2010). De arbeidsmarktpositie van (hoog)geschoolde immigranten: Een vergelijkende kwantitatieve studie van autochtonen en immigranten op basis van de enquête naar de arbeidskrachten met bijzondere aandacht voor ‘overkwalificatie’. Antwerpen: Steunpunt gelijkekansenbeleid - consortium universiteit Antwerpen en universiteit Hasselt. Huis van het Nederlands. Klare Taal Rendeert. Geraadpleegd op 10 februari 2015 via http://www.klaretaalrendeert.be/ KULeuven Dienst Communicatie. (2012). Onderwijslexicon. Geraadpleegd op 10 februari 2015 via https://www.kuleuven.be/onderwijslexicon/index.php Lacante, M.; Van Esbroeck, R.; Lens, W.; De Metselaere, M.; Almaci, M.; Despreeuw, B.; De Schryver, M. & Palmen, M. (2007). Allochtonen in het hoger onderwijs. Factoren van studiekeuze en studiesucces bij allochtone eerstejaarsstudenten. Leuven/Brussel: Katholieke Universiteit Leuven: Centrum voor Motivatiepsychologie en Vrije Universiteit Brussel. Meijer, D., Noijons, J. (2008). Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen: Leren, Onderwijzen, Beoordelen. Common European Framework of
84
Reference for Languages: Learning, Teaching, Assessment. Nederland/België: Nederlandse taalunie. Vlaamse Onderwijsraad. (2012). Advies instapprofiel van de student hoger onderwijs. Brussel: Vlaamse Onderwijsraad. Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming. (2014). Hoger Onderwijs. Geraadpleegd op 10 februari 2015 via http://www.ond.vlaanderen.be/hogeronderwijs/ Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming. (2014). Geraadpleegd op 10 februari 2015 via http://www.ond.vlaanderen.be/volwassenenonderwijs/#
Volwassenenonderwijs.
Vrije-CLB-Koepel vzw, GO! Centra voor leerlingenbegeleiding, OVSG, POV en Departement Onderwijs. (2015). Onderwijskiezer. Geraadpleegd op 10 februari 2015 via http://www.onderwijskiezer.be/v2/index.php
85
3. Factsheet Deze factsheet is een overzicht van het aantal cursisten, het cursistenprofiel, het slaagpercentage, enzovoort van de twee gestarte projectjaren. Enkel van het eerste projectjaar kunnen we uitstroom en doorstroomcijfers geven, omdat het tweede projectjaar nog maar halfweg is.
De cijfers gaan over schooljaar 2013-2014 en over het huidige schooljaar 2014-2015. Er is telkens één traject in de richting boekhouden en één traject in de richting informatica gestart.
3.1.
Aantal gestarte cursisten
Schooljaar
Studierichting
Gestart
2013-2014 2013-2014 2014-2015
Boekhouden Informatica Boekhouden
14 10 15
Informatica
9
Zij-instroom (januari) 4 1
Gestopt 4 5 2
(tot januari 2015)
2014-2015
2
(tot januari 2015)
De meest voorkomende reden van stopzetting is dat cursisten niet geslaagd waren voor de modules Nederlands en daardoor niet konden doorstromen in het voorbereidingsjaar. Andere redenen van stopzetting zijn van persoonlijke aard (problemen thuis, moeilijke combinatie met gezin, langdurige ziekte, …) of hebben te maken met een verkeerde oriëntatie. Daarnaast zijn er ook cursisten van wie het contract werd stopgezet wegens orde en tucht (niet naleven van het trajectreglement of van het huishoudelijk reglement van de VDAB, herhaaldelijke ongewettigde afwezigheden, …).
85
3.2.
Aantal gestarte cursisten per module versus aantal certificaten
Na anderhalf jaar hebben 53 cursisten in totaal (een deel van) het voorbereidingsjaar hoger onderwijs voor anderstaligen in de richting boekhouden of informatica gevolgd. Zij behaalden bijna 300 deelcertificaten binnen het secundair volwassenenonderwijs, het hoger beroepsonderwijs en bij het Universitair Talencentrum. Module NT2 niveau 2.1 (2de projectjaar) NT2 niveau 2.2 (2de projectjaar) NT2 niveau 2.3 (1ste projectjaar) NT2 niveau 2.4 (1ste projectjaar) Niveau 3 ILT Niveau 4 ILT Niveau 5 ILT Wiskunde B1 Wiskunde B2 Frans 1.1 Engels 1.2 Inleiding in de boekhouding voor een boekhoudkundige bediende Basisboekhouden voor een boekhoudkundige bediende Basisdubbelboekhouden Burgerlijk, handels- en economisch recht Initiatie informatica PC-vaardigheden (2de projectjaar) Besturingssystemen (1ste projectjaar) Rekenblad 1 (2de projectjaar) Rekenblad 2 (2de projectjaar) Rekenblad 3 (2de projectjaar) Gegevensbeheer 1 (2de projectjaar) Gegevensbeheer 2 (2de projectjaar) Gegevensbeheer 3 (2de projectjaar) Programmeren 1 (1ste projectjaar) Databanken (1ste projectjaar) Multimedia (2de projectjaar)
Gestart 24 22 24 19 3 16 11 48 19 9 8 39 12 14 14 24 15 16 22 7 Nog 7 Nog Nog 7 7 Nog
Certificaat 22 10 20 6 2 12 5 38 10 6 6 38
11 12 14 19 14 14 21 6 niemand 6 niemand niemand 2 3 niemand
gestart gestart gestart
gestart
Als een cursist in een module gestart is en toch geen certificaat behaald heeft, kan dat twee mogelijke oorzaken hebben. Ofwel is hij niet geslaagd voor de module, ofwel is hij in de loop van de module gestopt.
86
3.3.
Profiel van de cursisten
3.3.1. Geslacht
Man Vrouw
Boekhouden 12 21
Informatica 13 7
3.3.2. Leeftijd Leeftijd < 25 26-30 31-35 36-40 > 40
Aantal 18 8 8 8 11
3.3.3. Afkomst Werelddeel Afrika Azië Europa Zuid-Amerika
Aantal 19 15 17 2
3.3.4. Hoogst behaalde diploma Diploma Lager secundair onderwijs Hoger secundair onderwijs Bachelor Master Doctoraat
Aantal 5 32 6 9 1
3.3.5. Werkzoekende met VDAB-opleidingscontract versus student Werkzoekende met opleidingscontract Student
VDAB-
45 8
87
3.4.
NT2 niveau bij uitstroom
In het eerste projectjaar van het voorbereidingsjaar hebben 20 cursisten het volledige NT2-parcours doorlopen. In onderstaande tabel krijgt u een overzicht van hun NT2-niveau bij uitstroom. Enkelen onder hen hebben ondertussen ook niveau B2 gehaald. NT2-niveau A2+ B1 B1+ B2
3.5.
Aantal 1 4 10 5
Vervolgtraject
Hoewel het voorbereidingsjaar hoger onderwijs voor anderstalige nieuwkomers in de eerste plaats voorbereidt op een studie in het Hoger Beroepsonderwijs of op een Professionele Bachelor in de richting boekhouden of informatica, zijn er toch een aantal cursisten die een andere richting uitgaan, omwille van veranderde interesses, hun persoonlijke situatie of hogere ambities. Vervolgtraject Syntra – kapster Cevora – hulpboekhouder HBO Boekhouden HBO Hout- en Bouwconstructies HBO Informatica HBO Orthopedagogie Bachelor Bedrijfsmanagement – Marketing Bachelor Toegepaste Informatica Master Computerwetenschappen Master Management Werken
Aantal 1 1 7 1 1 1 1 1 1 1 4
88
4. Overzicht partners Het voorbereidingsjaar hoger onderwijs voor anderstalige nieuwkomers is het resultaat van een intensieve samenwerking tussen L4-Volwassenenonderwijs, de Centra voor Volwassenenonderwijs, het Hoger Onderwijs, de VDAB in het arrondissement Leuven en het Huis van het Nederlands Vlaams-Brabant. Voor het realiseren van het voorbereidingsjaar werken volgende centra en het universitair talencentrum samen, onder de coördinatie van L4-Volwassenenonderwijs en met de steun van de ESF-partner UC Leuven-Limburg, campus Leuven: CVO ACE-Groep T Andreas Vesaliusstraat 13, 3000 Leuven
CVO CLT tel. 016 32 56 61 Dekenstraat 4, 3000 Leuven
CVO De Oranjerie tel: 016 22 11 68 Boudewijnvest 3, 3290 Diest
CVO Hageland tel: 016 55 11 15 Bekaflaan 65, 3200 Aarschot
CVO VOLT Redingenstraat 90, 3000 Leuven
Universitair Talencentrum ILT tel: 016 32 56 60 Dekenstraat 6, bus 5302, 3000 Leuven
De coördinatie gebeurt door: L4-Volwassenenonderwijs vzw tel: 016 26 79 75 Provincieplein 1, 3010 Leuven
Met de steun van: UC Leuven-Limburg, Campus Leuven tel: 016 37 57 00 Abdij van Park 9, 3001 Heverlee
89
VDAB Vlaams-Brabant Diestsepoort 6/63, 3000 Leuven Huis van het Nederlands Vlaams-Brabant tel: 016 26 79 78 Provincieplein 1, 3010 Leuven
90
5. Lijst met bijlagen (zie cd-rom) Bijlage 1: Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen (CEFR) – Beschrijvingsschema voor zelfbeoordeling Bijlage 2: Concordantietabel: HBO5 boekhouden – professionele bachelor bedrijfsmanagement: accountancy en fiscaliteit UCLL campus Leuven Bijlage 3: Aansluitingsprogramma na HBO5 boekhouden voor professionele bachelor bedrijfsmanagement: accountancy en fiscaliteit UCLL campus Leuven Bijlage 4: Probleemboom hoger onderwijs Bijlage 5a: Good practices hoger onderwijs – Groep T Bijlage 5b: Good practices hoger onderwijs – KHLeuven Bijlage 5c: Good practices hoger onderwijs - KULeuven Bijlage 6: Regionale arbeidsmarktanalyse VDAB Vlaams-Brabant: voorbereidingsjaar informatica en boekhouden Bijlage 7: VLOR-advies instapprofiel van de student hoger onderwijs Bijlage 8: Verschillende mogelijkheden trajectsamenstelling voorbereidingsjaar Bijlage 9: Stappenplan L4-Volwassenenonderwijs: adviezen toekenning onderwijsbevoegdheden en vestigingsplaatsen CVO’s en CBE Bijlage 10a: Communicatieplan voorbereidingsjaar – contactpersonen en doelstellingen Bijlage 10b: Communicatieplan voorbereidingsjaar- timing Bijlage 11: Intakeformulier voorbereidingsjaar Bijlage 12: Instaptest Nederlands Bijlage 13: Instaptest Wiskunde Bijlage 14: iInstaptest Logica Bijlage 15: Motivatietest: autonome versus gecontroleerde motivatie om te studeren Bijlage 16: Instaptesten HBO5 boekhouden en informatica Bijlage 17: Afsprakennota CVO’s en verificatie in verband met inschrijvingen en administratieve opvolging in het voorbereidingsjaar Bijlage 18: Voorbeeld overkoepelend inschrijvingsformulier Bijlage 19: Trajectreglement voorbereidingsjaar hoger onderwijs voor anderstalige nieuwkomers Bijlage 20: Persoonlijk ontwikkelingsplan en persoonlijk actieplan
91
Bijlage 21a: Presentatie intervisie taalondersteuning Huis van het Nederlands VlaamsBrabant – deel 1 Bijlage 21b: Presentatie intervisie taalondersteuning Huis van het Nederlands VlaamsBrabant – deel 2 Bijlage 21c: Presentatie intervisie taalondersteuning Huis van het Nederlands VlaamsBrabant – deel 3 Bijlage 22a: Taalgericht vakonderwijs: lesmateriaal Bijlage 22b: Taalgericht vakonderwijs: interactieve werkvormen Bijlage 22c: Taalgericht vakonderwijs: aandacht voor woordenschat Bijlage 22d: Taalgericht vakonderwijs: aandacht voor vaktaalwoorden Bijlage 22e: Taalgericht vakonderwijs: toetsmateriaal
92