Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties Juli 2012
Hoofdkantoor Amerika Cisco Systems, Inc. 170 West Tasman Drive San Jose, CA 95134-1706 VS http://www.cisco.com Tel: 408 526-4000 800 553-NETS (6387) Fax: 408 527-0883
DE SPECIFICATIES EN INFORMATIE MET BETREKKING TOT DE PRODUCTEN IN DEZE GIDS KUNNEN ZONDER KENNISGEVING WORDEN GEWIJZIGD. DE INSTRUCTIES, INFORMATIE EN AANBEVELINGEN IN DEZE HANDLEIDING WORDEN AANGENOMEN ACCURAAT TE ZIJN, MAAR WORDEN GEPRESENTEERD ZONDER ENIGE UITDRUKKELIJKE OF IMPLICIETE GARANTIE. DE GEBRUIKER IS VOLLEDIG VERANTWOORDELIJK VOOR DE TOEPASSING VAN PRODUCTEN. DE SOFTWARELICENTIE EN BEPERKTE GARANTIE VOOR HET BETREFFENDE PRODUCT DIE WORDEN BESCHREVEN IN HET INFORMATIEPAKKET DAT MET HET PRODUCT IS MEEGELEVERD, ZIJN TEVENS VAN KRACHT. ALS U DE GEBRUIKSRECHTOVEREENKOMST OF BEPERKTE GARANTIE NIET KUNT VINDEN, NEEMT U VOOR EEN KOPIE CONTACT OP MET UW CISCO-VERTEGENWOORDIGER. De volgende informatie heeft betrekking op de FCC-richtlijnen voor apparaten van Class A: De apparatuur is getest en voldoet aan de voorschriften voor een digitaal apparaat van Class A conform deel 15 van de FCC-regels. Deze limieten zijn bedoeld voor het bieden van adequate bescherming tegen schadelijke storing wanneer de apparatuur wordt gebruikt in een commerciële omgeving. Door deze apparatuur wordt radio-energie uitgezonden. Indien het apparaat niet wordt geïnstalleerd en gebruikt volgens de aanwijzingen van de handleiding, kan het schadelijke storing veroorzaken voor radiocommunicatie. Indien deze apparatuur in een woonomgeving wordt gebruikt, kan radiostoring optreden. Wanneer dit probleem zich voordoet, kan het nodig zijn dat het door de gebruiker op eigen kosten wordt verholpen. De volgende informatie heeft betrekking op de FCC-richtlijnen voor apparaten van Class B: De apparatuur is getest en voldoet aan de voorschriften voor een digitaal apparaat van Class B conform deel 15 van de FCC-regels. Deze limieten zijn opgesteld om een redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke interferentie bij installatie in een woonomgeving. Deze apparatuur genereert en gebruikt radiofrequente energie en kan deze ook uitstralen. Indien de apparatuur niet volgens de instructies wordt geïnstalleerd en gebruikt, kan de apparatuur schadelijke interferentie voor radiocommunicatie veroorzaken. Er is echter geen garantie dat er geen interferentie zal optreden in een bepaalde installatie. Veroorzaakt de apparatuur storingen in radio- of televisieontvangst (wat kan worden gecontroleerd door de apparatuur uit- en in te schakelen), dan kan de gebruiker de storing proberen te verhelpen door een of meer van de volgende maatregelen te nemen:
• • • •
Wijzig de richting van de ontvangstantenne of verplaats deze. Vergroot de afstand tussen het apparaat en de ontvanger. Sluit de apparatuur aan op een wandcontactdoos in een andere groep dan de ontvanger. Raadpleeg de leverancier of een ervaren radio-/televisiemonteur.
Alle wijzigingen aan dit product die niet zijn goedgekeurd door Cisco kunnen de FCC-goedkeuring teniet doen en uw bevoegdheid om de apparatuur te bedienen ongeldig maken. De Cisco-implementatie van TCP-headercompressie is een aanpassing van een programma ontwikkeld door de University of California, Berkeley (UCB) als onderdeel van een versie van het besturingssysteem Unix voor gratis gebruik. Alle rechten voorbehouden. Copyright © 1981, Regents of the University of California. ONGEACHT DE VOORGAANDE GARANTIEBEPALINGEN WORDEN DE DOCUMENTBESTANDEN EN SOFTWARE VAN DEZE LEVERANCIERS GELEVERD IN DE STAAT WAARIN DEZE VERKEREN, INCLUSIEF GEBREKEN. CISCO EN DE BOVENGENOEMDE LEVERANCIERS WIJZEN ALLE EXPLICIETE OF IMPLICIETE GARANTIES AF, WAARONDER, MAAR NIET BEPERKT TOT DE GARANTIES VAN VERHANDELBAARHEID EN GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL EN NIET-INBREUK, OF VOORTKOMEND UIT HANDELSCONVENTIES, GEBRUIK OF HANDELSPRAKTIJKEN. IN GEEN GEVAL ZIJN CISCO OF DE LEVERANCIERS VAN CISCO AANSPRAKELIJK VOOR INDIRECTE SCHADE, GEVOLGSCHADE, SPECIALE SCHADE OF INCIDENTELE SCHADE, INCLUSIEF, MAAR NIET BEPERKT TOT WINSTDERVING OF HET VERLIES VAN OF SCHADE AAN GEGEVENS VOORTKOMEND UIT HET GEBRUIK VAN OF HET NIET KUNNEN GEBRUIKEN VAN DEZE HANDLEIDING, ZELFS ALS CISCO OF EEN CISCO-LEVERANCIER OP DE HOOGTE ZIJN GESTELD VAN DE MOGELIJKHEID OP DERGELIJKE SCHADE. CCDE, CCENT, Cisco Eos, Cisco HealthPresence, het Cisco-logo, Cisco Lumin, Cisco Nexus, Cisco StadiumVision, Cisco TelePresence, Cisco WebEx, DCE en Welcome to the Human Network zijn handelsmerken; Changing the Way We Work, Live, Play, and Learn en Cisco Store zijn dienstmerken en Access Registrar, Aironet, AsyncOS, Bringing the Meeting To You, Catalyst, CCDA, CCDP, CCIE, CCIP, CCNA, CCNP, CCSP, CCVP, Cisco, het Cisco Certified Internetwork Expert-logo, Cisco IOS, Cisco Press, Cisco Systems, Cisco Systems Capital, het Cisco Systems-logo, Cisco Unity, Collaboration Without Limitation, EtherFast, EtherSwitch, Event Center, Fast Step, Follow Me Browsing, FormShare, GigaDrive, HomeLink, Internet Quotient, IOS, iPhone, iQuick Study, IronPort, het IronPort-logo, LightStream, Linksys, MediaTone, MeetingPlace, MeetingPlace Chime Sound, MGX, Networkers, Networking Academy, Network Registrar, PCNow, PIX, PowerPanels, ProConnect, ScriptShare, SenderBase, SMARTnet, Spectrum Expert, StackWise, The Fastest Way to Increase Your Internet Quotient, TransPath, WebEx en het WebEx-logo zijn geregistreerde handelsmerken van Cisco Systems, Inc. en/of zijn partners in de Verenigde Staten en bepaalde andere landen. Alle overige handelsmerken die in dit document of op de website worden genoemd, zijn het eigendom van hun respectieve eigenaars. Het gebruik van het woord partner impliceert geen partnerschaprelatie tussen Cisco en enig ander bedrijf. (0812R) Alle IP-adressen en telefoonnummers die in dit document worden gebruikt, zijn geen werkelijke adressen en telefoonnummers. Alle voorbeelden, weergaven van opdrachten en cijfers die in dit document zijn opgenomen, zijn alleen bedoeld ter illustratie. Eventueel gebruik van werkelijke IP-adressen en telefoonnummers ter illustratie is onbedoeld en toevallig. Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties © 2012 Cisco Systems, Inc. Alle rechten voorbehouden.
INHOUD Inleiding Doelen
vii vii
Doelgroep Indeling
vii viii
Conventies
viii
Gerelateerde documenten ix Het serienummer van het product vinden
x
Toegang tot documentatie, ondersteuning en veiligheidsrichtlijnen HOOFDSTUK
1
Overzicht
xi
1-1
Over het 1552-access point
1-1
Hardwaremodellen 1-2 Domeinen 1-3 Hardwarefuncties 1-3 Connectors 1-4 Werking met meerdere radio's 1-7 Antenneconfiguraties 1-8 Cisco Aironet Dual-Band Omnidirectional Antenna 1-8 Cisco Aironet 2,4-GHz Omnidirectional Antenna 1-9 Veiligheidsmaatregelen 1-10 Meerdere stroombronnen 1-11 Ethernet-poorten (PoE) 1-12 Glasvezeloptie 1-13 Metalen behuizing 1-13 Optionele hardware 1-13 Voorbeelden van netwerkinstallatie 1-14 Draadloze backhaul 1-14 Point-to-pointoverbrugging 1-15 Point-to-pointoverbrugging 1-15 Point-to-multipoint-meshnetwerk 1-16 Activeringsproces Honeywell-backbonerouter Layer 3-netwerkbewerkingen 1-17
1-17
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
3
Inhoud
HOOFDSTUK
2
Het access point installeren
2-1
Het access point uitpakken 2-2 Inhoud van de verpakking 2-2 Gereedschap en hardware 2-2 Gereedschap en hardware (optioneel) 2-2 Gereedschap en hardware (optioneel) waarin u zelf voorziet Hardware en gereedschap voor paalmontage 2-3 Waarschuwingen
2-3
2-3
Veiligheidsinformatie 2-4 FCC-verklaring van overeenstemming voor veiligheid Veiligheidsmaatregelen 2-5 Het voorkomen van schade aan radio's in een testomgeving Extra aandachtspunten voor gevaarlijke locaties Waarschuwingen 2-8 Naleving 2-8 Compatibiliteitslabel 2-9
2-4
2-6
2-7
Installatierichtlijnen 2-11 Locatieonderzoeken 2-11 Voordat u de installatie start 2-12 Vertrouwd raken met de installatieonderdelen van het access point 2-12 Locaties van type N antenneconnectors 2-14 De MAC-adressen van het access point toevoegen aan de filterlijst controller Een RAP configureren 2-15 Een BGN (Bridge Group Name) configureren 2-16 Het access point installeren 2-16 Installatieoptie 2-16 Montagerichting van access point 2-17 Het access point op een muur monteren 2-17 Het access point op een paal monteren 2-20 De paalklembeugel en de montagebeugel monteren 2-20 Paalmontage 2-22 De scharnierende klep van het access point openen 2-27 De scharnierende klep van het access point sluiten 2-28 De reset-knop gebruiken 2-29 Het access point opnieuw opstarten 2-30 Het access point aarden
2-30
Een optische-vezelkabel op het access point aansluiten (1552H) 2-31 Een optische-vezelkabel op het 1552H-access point aansluiten 2-32
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
4
2-15
Inhoud
Een optische-vezelkabel op het access point aansluiten (1552SA en 1552SD) 2-34 Een optische-vezelkabel op het access point 1552SA of 1552SD aansluiten 2-34 Het access point van stroom voorzien 2-38 Een 1552H Series power injector aansluiten 2-39 Een ethernetkabel op het access point aansluiten 2-40 Een 12 VDC-stroomkabel op het access point aansluiten Een 24 VDC-stroomkabel op het access point aansluiten Aarding en wisselstroom aansluiten 2-48
2-43 2-46
Onderhoud uitvoeren 2-50 Het access point verwijderen 2-51 Periodieke controles uitvoeren 2-51 De volgende stappen 2-51 HOOFDSTUK
3
Problemen oplossen
3-1
Richtlijnen voor gebruik van de access points
3-2
Belangrijke opmerkingen 3-2 Convergentievertragingen 3-2 Bruglus 3-3 DHCP-server van de controller 3-3 MAP-gegevensverkeer 3-3 MAC-filterlijst van de controller DHCP Option 43 gebruiken
3-3
3-4
De leds van het access point controleren Koppeling met controller controleren De Bridge Group Name wijzigen
3-4
3-5
3-6
Lokaal verbinding maken met het access point
3-6
Power Injector van het access point 3-8 De leds van de power injector controleren
3-9
BIJLAGE
A
Vertaalde veiligheidswaarschuwingen
BIJLAGE
B
Verklaringen van conformiteit en wettelijke verplichte informatie
A-1
B-1
Verklaring van conformiteit Federal Communication Commission van fabrikant Industry Canada B-3 Canadese verklaring van overeenstemming
B-2
B-3
Verklaring van conformiteit voor blootstelling aan radiofrequente straling Europese Gemeenschap, Zwitserland, Noorwegen, IJsland en Liechtenstein
B-3 B-4
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
5
Inhoud
Verklaring van conformiteit met betrekking tot R&TTE-richtlijn 1999/5/EG en medische richtlijn 93/42/EEG B-4 Verklaring van conformiteit voor blootstelling aan radiofrequente straling Verenigde Staten B-5 Canada B-5 Europese Unie B-5 Australië B-5 Richtlijnen voor het gebruik van Cisco Aironet Access Points in Japan Japanse vertaling B-6 English Translation B-6 VCCI-statement voor Japan B-7
B-6
Administratieve voorschriften voor Cisco Aironet Access Points in Taiwan Chinese vertaling B-7 English Translation B-8 Chinese vertaling B-8 English Translation B-8 Statement 371 — Stroomkabel en wisselstroomadapter B-9 English Translation B-9 Verklaring van conformiteit EU B-9 BIJLAGE
C
Kanalen en vermogensniveaus
BIJLAGE
D
Specificaties access point
BIJLAGE
E
Access point-pinouts
BIJLAGE
F
DHCP Option 43 configureren Overzicht
B-5
B-7
C-1
D-1
E-1
F-1
F-2
Option 43 configureren voor access points uit de serie 1100, 1130, 1200, 1240, 1250, 1300, 1520 en 1550 F-3
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
6
Inleiding In deze sectie worden de doelen, de beoogde lezers, de indeling en de conventies van de Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties uitgelegd.
Doelen In deze publicatie worden de stappen uitgelegd voor het installeren van Mesh Access Points uit de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties buiten (in dit document access point genoemd). Het access point is beschikbaar in model 1552. Het 1552-model is een dubbele-radioplatform dat dubbelbandswerking (2,4 en 5 GHz) ondersteunt.
Doelgroep Deze publicatie is bedoeld voor wie voor het eerst een access point installeert en configureert. De installateur moet bekend zijn met de structuur, terminologie en principes van netwerken.
Waarschuwing
Alleen getraind en bevoegd personeel mag deze apparatuur installeren, vervangen of onderhouden. Statement 1030
Waarschuwing
In Noorwegen, Finland en Zweden moet deze apparatuur op locaties met beperkte toegang worden geïnstalleerd. Deze apparatuur mag alleen worden geïnstalleerd, vervangen of onderhouden door getraind en bevoegd personeel en volgens de instructies van deze installatiegids.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
vii
Inleiding
Indeling Deze gids bestaat uit de volgende secties: Hoofdstuk
Titel
Beschrijving
Hoofdstuk 1
Overzicht
Hierin worden de belangrijkste onderdelen en functies van het access point beschreven.
Hoofdstuk 2
Het access point installeren
Hierin worden waarschuwingen en informatie over veiligheid en bevestiging gegeven voor het installeren van uw access point. Het hoofdstuk bevat een nieuwe sectie met informatie over de procedures voor het bevestigen van het access point op gevaarlijke locaties van het type Class I, Division 2, Zone 2.
Hoofdstuk 3
Problemen oplossen
Bevat basisinformatie voor het oplossen van problemen voor het access point.
Bijlage A
Vertaalde veiligheidswaarschuwingen
Hierin wordt aangegeven waar u het document vindt met vertalingen van de veiligheidswaarschuwingen die in deze publicatie voorkomen.
Bijlage B
Verklaringen van conformiteit en Hierin worden de regels beschreven waaraan wettelijke verplichte informatie het access point voldoet, en worden richtlijnen gegeven voor het activeren van access points in Japan.
Bijlage C
Kanalen en vermogensniveaus
Hierin wordt aangegeven waar u het document vindt met een lijst van de radiokanalen van het access point en de maximale vermogensniveaus die worden ondersteund door internationale domeinen.
Bijlage D
Specificaties access point
Hierin wordt een lijst gegeven met technische specificaties voor het access point.
Bijlage E
Access point-pinouts
Hierin worden de pinouts voor het access point beschreven.
Bijlage F
DHCP Option 43 configureren
Hierin wordt de configuratieprocedure voor DHCP Option 43 beschreven.
Conventies In deze publicatie worden de volgende conventies gebruikt: Conventie
Beschrijving
vetgedrukt
Opdrachten, opties voor opdrachten en trefwoorden worden vetgedrukt weergegeven.
cursief
Argumenten waarvoor u waarden opgeeft, worden cursief weergegeven.
[]
Elementen tussen vierkante haakjes zijn optioneel.
schermlettertype
Terminalsessies en informatie die door het systeem wordt weergegeven, worden in schermlettertype weergegeven.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
viii
Inleiding
Conventie
Beschrijving
vetgedrukt schermlettertype
Informatie die u moet invoeren, wordt in vetgedrukt schermlettertype weergegeven.
cursief schermlettertype
Argumenten waarvoor u waarden opgeeft, worden in cursief schermlettertype weergegeven.
^
Het symbool ^ staat voor de Ctrl-toets. De toetsencombinatie ^D in een schermweergave betekent bijvoorbeeld dat u de Ctrl-toets ingedrukt houdt terwijl u op de D-toets drukt.
<>
Niet-afdrukbare tekens, zoals wachtwoorden, worden tussen punthaken weergegeven.
Bij opmerkingen wordt gebruik gemaakt van de volgende conventies: Opmerking
Betekent lezer: let op. Opmerkingen bevatten nuttige suggesties of verwijzingen naar materiaal buiten deze handleiding. Bij 'voorzichtig' wordt gebruik gemaakt van de volgende conventies:
Voorzichtig
Betekent lezer: wees voorzichtig. In deze toestand kunt u handelingen uitvoeren die schade aan de apparatuur of het verlies van gegevens tot gevolg kunnen hebben. Bij waarschuwingen wordt gebruik gemaakt van de volgende conventies:
Waarschuwing
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES Dit waarschuwingssymbool wijst op gevaar. De situatie kan tot letsel leiden. Wanneer u met apparatuur werkt, dient u op de hoogte te zijn van de gevaren van elektrische circuits en van de gangbare veiligheidsmaatregelen voor het voorkomen van ongevallen. Gebruik het nummer aan het einde van elke waarschuwing om de vertaling ervan te vinden in de vertaalde veiligheidswaarschuwingen die bij dit apparaat zijn geleverd. Statement 1071 BEWAAR DEZE INSTRUCTIES
Gerelateerde documenten Deze documenten bevatten volledige informatie over het access point: •
Release Notes for Cisco Wireless LAN Controllers and Lightweight Access Points
•
Getting Started Guide: Cisco Aironet 1552S Outdoor Mesh Access Points (Startgids: Mesh Access Points uit de Cisco Aironet 1552S-serie voor buiten)
•
Cisco Wireless LAN Controller Configuration Guide (Configuratiegids voor de draadloze LAN-controller van Cisco)
•
Cisco Aironet 1550 Series Outdoor Mesh Access Point Power Injector Installation Instructions (Installatie-instructies voor de power injector van het Mesh Access Point uit de Cisco Aironet 1550-serie voor buiten)
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
ix
Inleiding
Klik op deze koppeling om naar de startpagina van de Cisco Wireless-documentatie te gaan: http://www.cisco.com/en/US/products/hw/wireless/index.html Als u naar de access point-documentatie wilt gaan, klikt u op Cisco Aironet 1550 Series onder “Outdoor Wireless”. U kunt de documentatie openen via de tab Support. Als u naar de Cisco Wireless LAN Controller-documentatie wilt gaan, klikt u op Standalone Controllers onder “Wireless LAN Controllers”. U kunt de documentatie openen via de tab Support.
Het serienummer van het product vinden U vindt het serienummer van het access point aan de onderkant van het access point (zie Afbeelding 1). Afbeelding 1
Locatie van serienummeretiket
331876
SN: NNNNNNNNN
SN: NNNNNNNNN
Het serienummeretiket van het access point bevat de volgende gegevens: •
Modelnummer, zoals AIR-CAP1552S-x-K9.
•
Serienummer, zoals WCN0636279B (11 alfanumerieke tekens).
•
MAC-adres van access point, bijvoorbeeld 68BDABF54600 (12 hexadecimale tekens). Het bevindt zich onder het serienummer.
U hebt het serienummer van uw product nodig wanneer u een ondersteuningverzoek doet.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
x
Inleiding
Toegang tot documentatie, ondersteuning en veiligheidsrichtlijnen Dit toegangspunt wordt verkocht door Honeywell Process Solutions group (https://www.honeywellprocess.com/en-US/pages/default.aspx) als onderdeel van hun OneWireless-oplossing. Voor ondersteuning bij dit toegangspunt kunt u contact opnemen met Honeywell via de website: https://www.honeywellprocess.com/en-US/support/Pages/default.aspx of per telefoon: 1-800-822-7673 (Optie 1). Zie voor informatie over het verkrijgen van documentatie en ondersteuning, het leveren van feedback op documentatie, veiligheidsrichtlijnen, aanbevolen aliassen en algemene Cisco-documenten de maandelijkse update What's New in Cisco Product Documentation. Hierin wordt ook alle nieuwe en herziene technische documentatie opgegeven. De locatie is: http://www.cisco.com/en/US/docs/general/whatsnew/whatsnew.html Klik op Wireless om alle nieuwe informatie over draadloze systemen weer te geven.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
xi
Inleiding
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
xii
H O O F D S T U K
1
Overzicht Het Mesh Access Point uit de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties buiten (vanaf nu het access point of AP genoemd) is een gemodulariseerd draadloos access point voor buitengebruik dat is ontworpen voor gebruik binnen een meshnetwerk. Het access point ondersteunt ook draadloze client-toegang, point-to-pointoverbrugging, point-to-multipointoverbrugging en point-to-multipointconnectiviteit binnen een draadloos meshnetwerk.
Over het 1552-access point Het 1552-access point ondersteunt twee radio's (2,4 GHz en 5 GHz) en biedt clienttoegang zonder dat een licentie nodig is. De 5GHz-radio's zijn toegewezen aan backhaul-acties voor het bereiken van een bedraad netwerk. De 2,4GHz-radio wordt gebruikt voor draadloze clients. Afhankelijk van de radio ondersteunt het access point gegevenssnelheden van 1 tot 300 Mb/s (zie voor specifieke snelheden Bijlage D, “Specificaties access point”). Het 1552-access point ondersteunt de modulariteit van de 1520-serie en maakt flexibiliteit in radioconfiguratie mogelijk. Het 1552-access point is volledig interoperabel met 802.11n-clients en geschikt voor samenwerking met verouderde clients en biedt verbeterde backhaul-prestaties. Het 1552-access point kan ook worden geconfigureerd met een geïntegreerde ISA 100 Gateway. Het access point is een standalone-eenheid die geschikt is voor paalmontage. Het access point kan ook fungeren als relay node voor andere access points die niet direct zijn gekoppeld aan een bedraad netwerk. Intelligente draadloze routing wordt geleverd door het het gepatenteerde Adaptive Wireless Path Protocol (AWPP). Zo kan elk access point zijn buren herkennen en een intelligente keuze maken voor het optimale pad naar het bedrade netwerk. Hiervoor worden de kosten qua signaalsterkte van elk pad en het vereiste aantal sprongen om bij een controller te komen berekend. Het access point wordt geconfigureerd, gecontroleerd en beheerd via een draadloze LAN-controller van Cisco (vanaf nu controller genoemd), zoals beschreven in de Cisco Wireless LAN Controller Configuration Guide (configuratiehandleiding voor de draadloze LAN-controller van Cisco). De planning en eerste configuratie van het Cisco-meshnetwerk dat de implementatie van draadloos point-to-point, point-to-multipoint en mesh ondersteunt, worden beschreven in Cisco Wireless Mesh Access Points, Design and Deployment Guide, Release 7.0 De controllers gebruiken een beheersysteem op basis van een browser, een CLI (command-line interface) of het WCS-netwerkbeheersysteeem (Wireless Control System) van Cisco om de controller en de gekoppelde access points te beheren. Het access point ondersteunt AES-codering (Advanced Encryption Standard) op basis van hardware tussen draadloze knooppunten voor end-to-endbeveiliging. In dit hoofdstuk wordt informatie gegeven over de volgende onderwerpen: •
Hardwaremodellen, pagina 1-2
•
Hardwarefuncties, pagina 1-3
•
Voorbeelden van netwerkinstallatie, pagina 1-14
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
1-1
Hoofdstuk 1
Overzicht
Hardwaremodellen
Hardwaremodellen De modelnummers (of onderdeelnummers) en de configuratie voor de Mesh Access Points uit de Cisco Aironet 1552-serie voor gevaarlijke locaties buiten worden vermeld in Tabel 1-1. In Tabel 1-2 is een gedetailleerde lijst opgenomen met componenten die door elk access point van het model 1552 worden ondersteund. Zie voor een gedetailleerde beschrijving van de verklaringen van conformiteit en andere juridische gegevens voor 1552-access points Bijlage B, “Verklaringen van conformiteit en wettelijke verplichte informatie.” Tabel 1-1
Modelnummers en beschrijvingen 1552-access point
Model (of onderdeelnummer)
Configuratie
AIR-CAP1552S-x-K9
Modulaire versie met twee radio's (2,4 GHz en 5 GHz). Dit model ondersteunt drie (3) externe dubbelbands omnidirectionele antennes. De antennes kunnen met het model worden besteld. Dit model ondersteunt ook twee ISA100-radio's voor verbindingen met transceivers van 802.15.4-sensornetwerken. Er kan een optionele SFP-glasvezelmodule (Small Form Factor Pluggable) met het AP worden besteld. Het AP kan een SFP-glasvezel- of kopermodule ontvangen en gebruiken. De landen (domeinen) die worden vertegenwoordigd door de variabele x, worden beschreven op: http://www.cisco.com/en/US/prod/collateral/wirel ess/ps5679/ps5861/product_data_sheet0900aecd8 0537b6a.html Zie voor specifieke domeinen die door dit model worden ondersteund, het gegevensblad op: http://www.cisco.com/en/US/prod/collateral/wirel ess/ps5679/ps5861/product_data_sheet0900aecd8 0537b6a.html
AIR-CAP1552H-x-K9
Versie met twee radio's (2,4 GHz en 5 GHz) voor gevaarlijke locaties. Dit AP ondersteunt ISA 100 Gateway, drie externe dubbelbands omnidirectionele antennes en twee externe 2,4 GHz omnidirectionele antennes. De antennes kunnen met het model worden besteld. De landen (domeinen) die worden vertegenwoordigd door de variabele x, worden beschreven op: http://www.cisco.com/en/US/prod/collateral/wirel ess/ps5679/ps5861/product_data_sheet0900aecd8 0537b6a.html Zie voor specifieke domeinen die door dit model worden ondersteund, het gegevensblad op: http://www.cisco.com/en/US/prod/collateral/wirel ess/ps5679/ps5861/product_data_sheet0900aecd8 0537b6a.html
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
1-2
Hoofdstuk 1
Overzicht Hardwarefuncties
Tabel 1-2
Componenten van elk access point van het model 1552
1552S
1552H
Extern
Extern
SFP glasvezel
Ja
Ja
Poort PoE-Out1 802.3af (bijvoorbeeld video)
Ja
Ja
Kabelmodem DOCSIS 3.0 Euro DOCSIS 3.0
-
-
HazLoc Class 1 Div2/Zone2
Ja
Ja
Optie noodstroomvoorziening met batterij
-
-
AC, DC
AC, DC, PoE2
Antennes
Voedingsopties
1.
Als een 1552S/H wordt gevoed door PoE, is de poort PoE-Out niet actief.
2,
PoE-In is niet 802.3af. Deze werkt niet met een ethernetswitch die geschikt is voor PoE 802.3af. Vereist de speciale Power Injector (AIR-PWRINJ1500-2=).
Domeinen De “-x” in de 1552-modelnummers staat voor het domein. In AIR-CAP1552H-x-K9 staat de -x bijvoorbeeld voor een domein voor een bepaald land. Zie voor specifieke domeinen die worden ondersteund door elk access point van het model 1552, de Wireless LAN Compliance Status (status naleving draadloze LAN) op: http://www.cisco.com/en/US/prod/collateral/wireless/ps5679/ps5861/product_data_sheet0900aecd805 37b6a.html Klik voor het vinden van de access points van het model 1552 op 802.11abgn Mesh Access Points.
Hardwarefuncties In deze sectie worden de hardwarefuncties van de access points van het model 1552 beschreven. De volgende hardwarefuncties worden in deze sectie beschreven: •
Connectors, pagina 1-4
•
Werking met meerdere radio's, pagina 1-7
•
Antenneconfiguraties, pagina 1-8
•
Meerdere stroombronnen, pagina 1-11
•
Ethernet-poorten (PoE), pagina 1-12
•
Glasvezeloptie, pagina 1-13
•
Metalen behuizing, pagina 1-13
•
Optionele hardware, pagina 1-13
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
1-3
Hoofdstuk 1
Overzicht
Hardwarefuncties
Connectors In Afbeelding 1-1 tot en met Afbeelding 1-4 worden de access point-connectors voor beide modellen weergegeven. In Afbeelding 1-5 en Afbeelding 1-6 worden de Type N-connectors met externe antenne weergegeven.
Opmerking
In de illustraties in dit document worden alle beschikbare verbindingen voor het access point weergegeven. Ongebruikte verbindingen worden afgedekt met een connectorplug om ervoor te zorgen dat het access point waterdicht blijft. Er worden waterdichte adapters geleverd voor connectoropeningen. Deze kunnen voor of na het installeren van het access point worden geplaatst. Afbeelding 1-1
Connectors aan de onderzijde van het access point-model AIR-CAP1552H-x-K9
1
2
5
6
282137
4
3
9
Opmerking
8
7
5
4
1
Antennepoort 4
6
Glasvezelpoort
2
Antennepoort 5
7
Poort PoE-Out
3
Antennepoort 6
8
Leds (status, uplink, RF1, RF2)
4
Wisselstroomtoevoerpoort uitsluitend voor model 9 AIR-CAP1552H-x-K9 of Cablegland-ingang (1/2-NPT) voor gegevenskabel (cat 5 STP-kabel voor buitengebruik)
5
Niet gebruikt
Poort PoE-In
Antennepoorten 1, 2 en 3 worden niet weergegeven in Afbeelding 1-1. Deze poorten zijn gereserveerd voor toekomstig gebruik en bevinden zich boven op het access point.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
1-4
6
Overzicht Hardwarefuncties
Bottom Connectors access point-model AIR-CAP1552S-x-K9 1
2
8
7
3
6
5
4
1
Antennepoort 4 (ISA100.11a)
5
Niet gebruikt
2
IR-venster
6
Poort PoE-Out
3
Antennepoort 6 (ISA100.11a)
7
Leds (status, uplink, RF1, RF2)
4
Stroominvoerpoort AC (1552SA) of 8 24 VDC (1552SD) en glasvezel-backhaulpoort
Afbeelding 1-3
331096
Afbeelding 1-2
Ethernet
Consolepoort voor access point-model AIR-CAP1552H-x-K9 en AIR-CAP1552S-x-K9 1
2
282138
Hoofdstuk 1
1
Consolepoort
2
Niet gebruikt
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
1-5
Hoofdstuk 1
Overzicht
Hardwarefuncties
Afbeelding 1-4
Gelijkstroomconnector en aardlip access point (alle modellen) 2
3
4
331098
1
1
Gelijkstroompoort
3
Montagegat beugel
2
Montagegat beugel
4
Locatie aardlip (verbinding voor aarding (minimum VD 16 mm, 6 AWG))
In Afbeelding 1-5 worden de antennepoortlocaties voor modellen AIR-CAP1552H-x-K9 weergegeven. Externe antennepoortlocaties voor access point-modellen AIR-CAP1552H-x-K9 3
2
1
6
5
4
255247
Afbeelding 1-5
1
Niet gebruikt
4
Antennepoort 6 — Type N-connector (met kapje) Tx/Rx
2
Niet gebruikt
5
Antennepoort 5 — Type N-connector (met kapje) Rx
3
Niet gebruikt
6
Antennepoort 4 — Type N-connector (met kapje) Tx/Rx
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
1-6
Hoofdstuk 1
Overzicht Hardwarefuncties
In Afbeelding 1-6 worden de antennepoortlocaties voor modellen AIR-CAP1552S-x-K9 weergegeven. Afbeelding 1-6
Externe antennepoortlocaties voor access points van het model AIR-CAP1552S-x-K9
2
1
331878
3
5
4
1
Antenne aangesloten op antennepoort 1 (Type N-connector) (WiFi TX/RX)
4
Antennepoort 6— Type N-connector (met Cap) Tx/Rx
2
Antenne aangesloten op antennepoort 2 (Type N-connector) (WiFi RX)
5
Antennepoort 4 — Type N-connector (met Cap) Tx/Rx
3
Antenne aangesloten op antennepoort 3 (Type N-connector) (WiFi TX/RX)
Werking met meerdere radio's Het 1552-access point ondersteunt gelijktijdige werking met twee radio's: een radio met multiple input/multiple output (MIMO) van 2,4 GHz voor 802.11b/g/n en een MIMO-radio van 5 GHz voor 802.11a/n. De 2,4GHz-radio ondersteunt kanalen 1 - 11 in de VS, 1 - 13 in Europa en 1 - 13 in Japan. Deze bevat twee zenders met een maximaal totaal uitvoervermogen van 25 dBm voor werking met 802.11b/g/n. Uitvoervermogen is te configureren tot 5 niveaus. De radio bevat drie ontvangers die MRC (maximum-ratio combining) mogelijk maken. De 5GHz-radio werkt binnen de radio UNII-2-band (5,25 – 5,35 GHz), UNII-2 Extended/ETSI-band (5,47 – 5,725 GHz) en de bovenste ISM-band (5,725 – 5,850 GHz). De radio bevat twee zenders met een maximaal totaal uitvoervermogen van 26 dBm voor UNII-2- en Extended/ETSI-banden. Het maximale totale uitvoervermogen voor de bovenste ISM-band is 28 dBm. Het uitvoervermogen kan worden geconfigureerd voor 5 vermogensniveaus met stappen van 3 dB. De drie ontvangers maken MRC (maximum-ratio combining) mogelijk.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
1-7
Hoofdstuk 1
Overzicht
Hardwarefuncties
Antenneconfiguraties Het 1552-access point voor gevaarlijke locaties ondersteunt de Cisco Dual-Band Omnidirectional Antenna (AIR-ANT2547V-N-HZ) en de Cisco Aironet 2,4-GHz Omnidirectional Antenna (AIR-ANT2450V-N-HZ), 'staafantennes' genoemd, zoals weergegeven in Afbeelding 1-7 en Afbeelding 1-8. De Cisco Dual-Band Omnidirectional Antenna is ontworpen voor gebruik buitenshuis met radio's die werken binnen de frequentiebanden 2,4 GHz en 5 GHz. De antenne Cisco Aironet 2,4-GHz Omnidirectional Antenna is ontworpen voor gebruik buitenshuis met radio's die werken binnen de frequentieband 2,4 GHz. Deze antennes worden bevestigen met paalmontage (zie “Het access point installeren” op pagina 2-16). De AIR-CAP1552H-x-K9 gebruikt drie van de dual-bandantennes. De AIR-CAP1552S-x-K9 gebruikt drie van de externe dual-bandantennes en twee van de single-bandantennes van 2,4GHz. De modellen 1552S en 1552H moeten altijd worden gebruikt met alle externe antennes bevestigd. In Afbeelding 1-5 en Afbeelding 1-6 worden de antennepoortlocaties voor modellen 1552S en 1552H weergegeven.
Cisco Aironet Dual-Band Omnidirectional Antenna De Dual-Band Omnidirectional Antenna is ontworpen voor buitengebruik met de Cisco Aironet Access Points voor buitengebruik met radio's die werken binnen de frequentiebanden 2,4 GHz en 5 GHz (Afbeelding 1-7). De basiskenmerken van de antenne zijn: •
Een omnidirectioneel colinear array
•
Werkt binnen de frequentiebanden 2,4 GHz en 5 GHz
•
Gain: –
2400–2483 MHz — 4-dBi
–
5250–5875 MHz — 7-dBi
De antenne is ontworpen om een omnidirectioneel uitzendingspatroon te creëren. Om dit patroon te kunnen creëren, dient u het access point te installeren op een plek waar de zijkanten van de stralingscomponent niet worden geblokkeerd. Raadpleeg voor gedetailleerde informatie over deze antenne het document Cisco Aironet Dual-Band Omnidirectional Antenna for Hazardous Locations (Dual-band omnidirectionele antenne voor gevaarlijke locaties) (AIR-ANT2547V-N-HZ). Volg alle veiligheidsinstructies bij het installeren van de antennes. Raadpleeg voor informatie over veiligheid “Veiligheidsmaatregelen” op pagina 1-10.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
1-8
Hoofdstuk 1
Overzicht Hardwarefuncties
Cisco Aironet 2,4-GHz Omnidirectional Antenna De 2,4 GHz Omnidirectional Antenna is ontworpen voor buitengebruik met Cisco Aironet access points voor buitengebruik met radio's die werken binnen de 2,4GHz-band (Afbeelding 1-8). De basiskenmerken van de antenne zijn: •
Een omnidirectioneel colinear array
•
Werkt binnen de 2,4GHz-band
•
Gain: 5,0 dBi
De antenne is ontworpen om een omnidirectioneel uitzendingspatroon te creëren. Om dit patroon te kunnen creëren dient u het toegangspunt te installeren op een plek waar de zijkanten van de radiatiecomponent niet worden geblokkeerd. Raadpleeg voor gedetailleerde informatie over deze antenne het document Cisco Aironet 5-dBi Omnidirectional Antenna for Hazardous Locations (5-dBi omnidirectionele antenne voor gevaarlijke locaties) (AIR-ANT2450V-N-HZ). Volg alle veiligheidsvoorschriften bij het installeren van de antennes. Raadpleeg voor informatie over veiligheid “Veiligheidsmaatregelen” op pagina 1-10. Cisco Aironet Dual-Band Omnidirectional Antenna — geïnstalleerd op model AIR-CAP1552H-x-K9
282145
Afbeelding 1-7
1
2
3
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
1-9
Hoofdstuk 1
Overzicht
Hardwarefuncties
Afbeelding 1-8
Cisco Aironet Dual-Band Omnidirectional Antenna en Cisco Aironet 2,4 GHz Omnidirectional Antenna — geïnstalleerd op model AIR-CAP1552S-x-K9 2
3
331099
1
5 4
1
Antenne aangesloten op antennepoort 1 (Type N-connector) (WiFi TX/RX)
4
Antenne aangesloten op antennepoort 4 (Type N-connector) (ISA100 RX)
2
Antenne aangesloten op antennepoort 2 (Type N-connector) (WiFi RX)
5
Antenne aangesloten op antennepoort 6 (Type N-connector) (ISA100 TX/RX)
3
Antenne aangesloten op antennepoort 3 (Type N-connector) (WiFi TX/RX)
Veiligheidsmaatregelen Waarschuwing
Plaats de antenne niet in de buurt van bovenleidingen of andere stroomleidingen of leidingen van verlichting of stroomcircuits of op een plek waar de antenne in contact kan komen met dergelijke circuits. Zorg ervoor dat u bij het installeren van de antenne onder geen beding in contact komt met zulke circuits. Dit kan ernstig letsel of de dood veroorzaken. Raadpleeg voor een correcte installatie en aarding van de antenne nationale en plaatselijke regelgevingen. Waarschuwing 280
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
1-10
Hoofdstuk 1
Overzicht Hardwarefuncties
Volg voor uw veiligheid de volgende voorzorgsmaatregelen op. 1.
Neem voordat u een antenne installeert, contact op met uw Cisco-accountvertegenwoordiger en vraag naar de juiste montagemethode voor het formaat en type antenne dat u gaat installeren.
2.
Let bij het selecteren van de locatie voor de installatie op veiligheid en prestaties. Vergeet niet dat elektrische elektriciteitsleidingen op telefoonleidingen lijken. Ga er voor uw veiligheid vanuit dat contact met een bovenleiding dodelijk kan zijn.
3.
Neem contact op met het energiebedrijf. Stel het bedrijf op de hoogte van uw plannen en laat uw voorgestelde installatie inspecteren.
4.
Plan uw installatie zorgvuldig en volledig voordat u begint. Iedereen die betrokken is bij een installatie, dient een specifieke taak te hebben en te weten wanneer en hoe die moet worden uitgevoerd. Eén persoon dient de leiding te hebben om instructies te geven en problemen te kunnen aanwijzen.
5.
Volg de volgende richtlijnen bij het installeren van uw antenne. –
Gebruik geen metalen ladder.
–
Werk niet als het regent of waait.
–
Draag de juiste kleding: draag schoenen met rubberen hielen en zolen, rubberhandschoenen en een shirt of jas met lange mouwen.
6.
Als het apparaat dreigt te vallen, gaat u aan de kant en laat u het vallen. Omdat de antenne, mast, kabel en metaaldraden allemaal goede geleiders zijn van elektrische stroom, vormt elk contact tussen een van deze onderdelen en een elektrische leiding een elektrisch pad door de antenne en de installateur.
7.
Als een onderdeel van het antennesysteem in contact komt met een elektrische leiding, raakt u het niet aan en verwijdert u het niet zelf. Bel uw plaatselijke energiebedrijf om het veilig te laten verwijderen.
8.
Als zich een ongeluk voordoet met de elektrische leidingen, belt u direct de noodhulp.
Meerdere stroombronnen De 1550-access points voor gevaarlijke locaties ondersteunen de volgende stroombronnen:
Waarschuwing
•
Wisselstroom —100 tot 240 VAC, access points van modellen 1552H en 1552SA
•
Extern 24 VDC (alleen 1552SD)
•
Extern 12 VDC
•
PoE (Power-over-Ethernet) — 56 VDC power injector (AIR-PWRINJ1500-2=), alleen op model 1552H
Sluit de eenheid alleen aan op een gelijkstroombron die voldoet aan de SELV-vereisten (Safety Extra-Low Voltage) van veiligheidsnormen op basis van IEC 60950. Waarschuwing 1033
Het 1552-access point voor gevaarlijke locaties kan op meer dan één stroombron worden aangesloten. Het access point herkent de beschikbare stroombronnen en schakelt over op de geschikte stroombron volgens de volgende standaardprioriteit: •
Wisselstroom (1552H en 1552SA)
•
Extern 24 VDC (alleen 1552SD)
•
Extern 12 VDC-stroom
•
PoE-stroom power injector
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
1-11
Hoofdstuk 1
Overzicht
Hardwarefuncties
Waarschuwing
Deze eenheid heeft mogelijk meer dan één stroomtoevoerverbinding. Alle verbindingen moeten worden verwijderd om de eenheid te ontladen. Waarschuwing 1028
Waarschuwing
Verminder het risico op brand door alleen gebruik te maken van 26 AWG of dikkere telecommunicatiekabels. Waarschuwing 1023
Waarschuwing
Voor inline-PoE moet u de 1500-power injector (AIR-PWRINJ1500-2=) gebruiken. Andere power injectors, PoE-switches en 802.3af-stroombronnen kunnen geen voldoende vermogen leveren, waardoor het access point mogelijk niet werkt en een overspanningstoestand kan ontstaan bij de stroombron.
Waarschuwing
De 1500-power injector (AIR-PWRINJ1500-2=) dient alleen binnenshuis te worden gebruikt.
Opmerking
De ethernetkabel van de power injector naar het access point (poort PoE-In) moet minimaal 3,1 meter lang zijn.
Waarschuwing
Als het access point buitenshuis of op een natte of vochtige locatie wordt geïnstalleerd, moet het vertakte wisselstroomcircuit dat het access point voedt, worden voorzien van GFCI-bescherming zoals vereist door Artikel 210 van de NEC (National Electrical Code).
Ethernet-poorten (PoE) De 1552S- en 1552H-access points ondersteunen zowel een Ethernet-uplinkpoort als een -downlinkpoort (POE-Out). Het 1552H-access point ondersteunt ook PoE-In. De ethernetpoorten van het access point gebruiken RJ-45-connectors (met een waterdichte adapter) voor het koppelen van het access point en het 10/100/1000BASE-T-netwerk. De ethernetkabel wordt gebruikt om ethernetgegevens te verzenden en ontvangen en voor optioneel invoervermogen van 56 V gelijkstroom van de power injector.
Opmerking
Als een 1552H-access point wordt gevoed door PoE, is de poort PoE-Out niet actief. De PoE-Out-poort (10/100/1000BASE-T) van het access point maakt gebruik van een een RJ-45-connector voor LAN-connectiviteit en IEEE 802.3af-vermogen voor een enkel randapparaat van een klant, zoals een camera of sensorgateway. De PoE-Out-poort mag niet worden aangesloten op een switch of hub. De ethernet-MAC-adressen zijn op de onderkant van het access point afgedrukt, onder de leds.
Waarschuwing
Verminder het risico op brand door alleen gebruik te maken van 26 AWG of dikkere telecommunicatiekabels. Waarschuwing 1023
De ethernetkabel moet een afgeschermde CAT5e-kabel voor buitengebruik of een kabel van betere kwaliteit zijn. Het access point herkent de ethernet- en stroomsignalen en schakelt automatisch interne circuits in die overeenkomen met de kabelverbindingen.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
1-12
Hoofdstuk 1
Overzicht Hardwarefuncties
Waarschuwing
Voor inline PoE moet u de 1500-power injector (AIR-PWRINJ1500-2=) gebruiken. Andere power injectors, PoE-switches en 802.3af-stroombronnen kunnen geen voldoende vermogen leveren, waardoor het access point mogelijk niet werkt en een overstroomtoestand kan ontstaan bij de stroombron.
Glasvezeloptie Waarschuwing
Laserproduct Class 1 Waarschuwing 1008
De na te bestellen glasvezeloptie maakt glasvezelinvoer en -uitvoer mogelijk. Glasvezelgegevens worden verzonden en ontvangen via een tweeledige glasvezelkabel, die wordt aangesloten op het access point met deze SFP-modules:
Opmerking
•
100BASE-BX10-U fiber Rugged SFP-module
•
1000BASELX single-mode Rugged SFP-module
•
1000BaseSX multimode Rugged SFP-module
SFP-modules zijn niet hot-swappable. Het access point heeft één glasvezelverbinding, die zich aan de onderkant van de eenheid bevindt (weergegeven in Afbeelding 1-1). Clientgegevens worden door de glasvezelverbinding naar de netwerkcontroller gevoerd via een switch die voor glasvezel geschikt is. Configuratiegegevens vindt u in de configuratiegids voor de controller die u gebruikt.
Metalen behuizing Het access point heeft een metalen behuizing die bestand is tegen plaatsing zowel buitenshuis als binnenshuis en tegen een temperatuurbereik bij werking van –40 tot 55 °C. Het access point voldoet aan de vereisten van NEMA 4 en IP67.
Optionele hardware Afhankelijk van uw bestelling is de volgende optionele access point-hardware mogelijk onderdeel van uw verzending: •
Dual-Band Omnidirectional Antenna (AIR-ANT2547V-N-HZ of AIR-ANT2450V-N-HZ)
•
Paalmontageset (AIR-ACCPMK1550=)
•
Gereedschap voor bevestiging van banden in paalmontageset (AIR-BAND-INS-TL=)
•
Power injector (AIR-PWRINJ1500-2=)
•
1000BASELX single-mode Rugged SFP (GLC-LX-SM-RGD=)
•
1000BASESX multimode Rugged SFP (GLC-SX-MM-RGD=)
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
1-13
Hoofdstuk 1
Overzicht
Voorbeelden van netwerkinstallatie
Voorbeelden van netwerkinstallatie Het access point is een draadloos apparaat dat is ontworpen voor draadloze client-toegang en point-to-pointoverbrugging, point-to-multipointoverbrugging en draadloze point-to-multipointconnectiviteit in een meshnetwerk. Het access point biedt 5GHz-backhaulfunctie voor het koppelen van een ander access point om een bedrade netwerkverbinding te bereiken of om repeater-acties voor andere access points te leveren. Het access point heeft twee primaire radiofuncties: een RAP (Root Access Point) of een MAP (Mesh Access Point), de standaardrol van alle access points. Als het access point een glasvezel- of bedrade ethernet- of kabelverbinding met de controller heeft (via een switch), is de rol van de radio een RAP. Het access point moet zijn geconfigureerd als een RAP om als RAP te worden beschouwd. Een RAP is een bovenliggend knooppunt voor een overbruggings- of meshnetwerk. Een controller kan een of meer RAP's ondersteunen, waarvan elke bovenliggend is voor dezelfde of andere draadloze netwerken. Er kunnen meerdere RAP's voor hetzelfde meshnetwerk zijn voor redundantie. RAP's en MAP's kunnen draadloze clients op de 2,4GHz- en de 5GHz-band ondersteunen. Clienttoegang op 5 GHz wordt universele clienttoegang genoemd. Wanneer het access point geen bekabelde ethernet-, glasvezel- of kabelverbinding met de controller heeft, is de radiorol een MAP. De MAP's hebben een draadloze verbinding (via de backhaul-interface) met andere MAP's en uiteindelijk met een RAP met een ethernet- of kabelverbinding via een switch naar de controller. MAP's kunnen ook een bedrade ethernetverbinding hebben op een LAN en fungeren als overbruggingseindpunt voor dat LAN (met behulp van een verbinding via point-to-point- of point-to-multipointoverbrugging).
Draadloze backhaul Het access point ondersteunt draadloze backhaulfunctie met behulp van de 5GHz-radio voor een overbrugging naar een ander access point om een draadloze netwerkverbinding met een controller te verkrijgen (zie Afbeelding 1-9). Het access point dat is aangesloten op het bedrade netwerk, wordt in deze configuratie beschouwd als een RAP. Het externe access point wordt beschouwd als een MAP en zet draadloos clientverkeer over naar de RAP voor overbrenging naar het bedrade netwerk. CAPWAP-beheerverkeer (Control And Provisioning of Wireless Access Points) wordt ook via deze overbrugde koppeling overgebracht. Afbeelding 1-9
Voorbeeld access point-backhaul
(2,4 GHz en 5 GHz)
255493
(5 GHz)
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
1-14
Hoofdstuk 1
Overzicht Voorbeelden van netwerkinstallatie
Point-to-pointoverbrugging De access points kunnen worden gebruikt om een extern netwerk uit te breiden door de 5GHz-backhaulradio te gebruiken om de twee netwerksegmenten te overbruggen, zoals weergegeven in Afbeelding 1-10. Voor ethernetoverbrugging moet u op de controller voor elk access point overbrugging inschakelen. Deze optie is standaard uitgeschakeld voor alle access points. Draadloze clienttoegang wordt ondersteund, maar bij een overbrugging tussen hoge gebouwen is het draadloze dekkingsbereik bij 2,4 GHz mogelijk beperkt en niet geschikt voor draadloze clienttoegang. Afbeelding 1-10 Voorbeeld point-to-pointoverbrugging access point
255495
(5 GHz)
Point-to-pointoverbrugging De access points kunnen worden gebruikt als een RAP om meerdere externe MAP's te verbinden met de gekoppelde bedrade netwerken. Deze optie is standaard uitgeschakeld voor alle access points. Voor ethernetoverbrugging moet u overbrugging op de controller voor elk access point inschakelen. Draadloze clienttoegang kan worden geleverd via de overbruggingskoppling, maar bij een overbrugging tussen hoge gebouwen is het draadloze dekkingsbereik bij 2,4 GHz mogelijk beperkt en niet geschikt voor draadloze clienttoegang. In Afbeelding 1-11 wordt een voorbeeld gegeven van access point-to-multipointoverbrugging. Afbeelding 1-11 Voorbeeld access point-to-multipointoverbrugging
(5 GHz)
255494
(5 GHz)
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
1-15
Hoofdstuk 1
Overzicht
Voorbeelden van netwerkinstallatie
Point-to-multipoint-meshnetwerk Het access point wordt meestal geïnstalleerd in een meshnetwerkconfiguratie. In een meshinstallatie hebben meestal een of meer RAP's een bedrade netwerkverbinding met een controller via een switch. Andere externe MAP's zonder bedrade netwerkverbindingen gebruiken de backhaulfunctie voor een optimale koppeling met een RAP die is verbonden met het bedrade netwerk. In het meshnetwerk worden de koppelingen tussen de access points de backhaulkoppelingen genoemd. Intelligente draadloze routing wordt geleverd door AWPP (Adaptive Wireless Path Protocol). Zo kan elk MAP de buren herkennen en een intelligente keuze maken voor het optimale pad naar het bedrade netwerk. Hiervoor worden de kosten qua signaalsterkte van elk pad en het vereiste aantal sprongen om bij een controller te komen berekend. De signaalsterkte krijgt prioriteit omdat signaalsterkte de gegevenssnelheid bepaalt die beschikbaar is voor backhaul. In Afbeelding 1-12 wordt een typische meshconfiguratie met gebruik van MAP's en RAP's weergegeven. Afbeelding 1-12 Typische meshconfiguratie met gebruik van Cisco 1552S-access points met sensors WLC RAP
Netwerk
NCS
MAP 1
MAP 2
MAP 3
MAP 4
MAP 5
MAP 6
MAP 7
MAP 8
MAP 9
WDM
Wi-Fi-netwerkverbinding
332347
ISA100-netwerkverbinding
De Cisco 1552S is een universeel en multifunctioneel draadloos meshnetwerk buitenshuis dat niet alleen WI-Fi-apparaten en -toepassingen ondersteunt, maar ook draadloze field-I/O's en -actuators op ISA100.11a-protocol. Naast een krachtige en betrouwbare Cisco WI-Fi-mesh voor buitengebruik creëert het apparaat ook een parallel draadloos automatiseringsnetwerk voor industrieel gebruik voor het ondersteunen van veldsensors en actuactors die worden uitgevoerd op een ISA100.11a-protocol. Draadloos verkeer voor industrieel gebruik (ISA100.11a) wordt eerst beheerd door een draadloze Honeywell One-BBR (backbonerouter) binnen het 1552S. De backbonerouter beheert en verzamelt draadloos verkeer voor industrieel gebruik en geeft dit door aan de Cisco Wireless Mesh-backbone. Cisco Wireless Mesh vervoert draadloos verkeer voor industrieel gebruik met de hoogste prioriteit (of QoS) met minimale latentie en de hoogste betrouwbaarheid, en routeert dit naar de WDM (Wireless Device Manager), dat onderdeel is van de Honeywell One Wireless Infrastructure Solution.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
1-16
Hoofdstuk 1
Overzicht Voorbeelden van netwerkinstallatie
Raadpleeg de Cisco-documentatie voor installatie, beproefde methoden en gidsen voor het oplossen van problemen op www.cisco.com. Raadpleeg de Honeywell One Wireless Plant Solution-documentatie op www.honeywell.com voor meer informatie.
Activeringsproces Honeywell-backbonerouter Hieronder volgt slechts een globaal overzicht van de stappen in het proces. Raadpleeg de gedetailleerde documentatie van Honeywell voor configuratiegegevens. Stap 1
Bij dit proces wordt ervan uitgegaan dat u de draadloze installatie van Honeywell One hebt uitgevoerd. Deze installatie omvat, maar is niet beperkt tot, de Honeywell-WDM en ISA100 sensors van Honeywell of andere compatibele ISA100-sensors. De Honeywell-WDM moet volgens de documentatie van Honeywell worden geconfigureerd.
Stap 2
Zodra u de WDM en andere infrastructuur hebt geconfigureerd volgens de Honeywell-documentatie, activeert u het provisioningapparaat dat door Honeywell wordt geleverd, in de WDM door verbinding te maken met de WDM-USB-poort volgens de Honeywell-documentatie.
Stap 3
Maak sleutels op de WDM en download deze op of verplaats deze naar een handheld apparaat.
Stap 4
Voer een inrichtingstoepassing uit op het handheld apparaat. Richt dit handheld apparaat op de Wrigley AP / infrarode Sensor op Wrigley en druk op de activeringsknop op de provisioning-toepassing van Honeywell. Het handheld apparaat zet sleutels over naar, of communiceert sleutels met, de Honeywell-BBR en ontvangt een status indien de activering is geslaagd.
Stap 5
Hetzelfde proces moet worden toegepast om sensors te activeren en op te nemen in het WSN (Wireless Sensor Network: draadloos sensornetwerk) voor industrieel gebruik.
Stap 6
Al deze apparaten kunnen in Honeywell WDM worden geconfigureerd en gecontroleerd zodra deze onderdeel zijn van een draadloos netwerk.
Layer 3-netwerkbewerkingen De access points ondersteunen Layer 3-netwerkbewerking. Access points en controllers in Layer 3-configuraties maken gebruik van IP-adressen en UDP-pakketten, die kunnen worden rondgestuurd door grote netwerken. Layer 3-acties zijn schaalbaar en worden aanbevolen door Cisco. Afbeelding 1-13 bevat een typische configuratie van Layer 3-access point-netwerk met access points en een controller.
148458
Afbeelding 1-13 Voorbeeld van een configuratie die typisch is voor een Layer 3-netwerk met access points
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
1-17
Hoofdstuk 1 Voorbeelden van netwerkinstallatie
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
1-18
Overzicht
H O O F D S T U K
2
Het access point installeren In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de 1552-access points voor gevaarlijke locaties geïnstalleerd moeten worden. Het hoofdstuk bevat de volgende secties: •
Het access point uitpakken, pagina 2-2
•
Gereedschap en hardware, pagina 2-2
•
Waarschuwingen, pagina 2-3
•
Veiligheidsinformatie, pagina 2-4
•
Het voorkomen van schade aan radio's in een testomgeving, pagina 2-6
•
Extra aandachtspunten voor gevaarlijke locaties, pagina 2-7
•
Installatierichtlijnen, pagina 2-11
•
Het access point installeren, pagina 2-16
•
Het access point aarden, pagina 2-30
•
Een optische-vezelkabel op het access point aansluiten (1552H), pagina 2-31
•
Een optische-vezelkabel op het access point aansluiten (1552SA en 1552SD), pagina 2-34
•
Het access point van stroom voorzien, pagina 2-38
•
Onderhoud uitvoeren, pagina 2-50
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-1
Hoofdstuk 2
Het access point installeren
Het access point uitpakken
Het access point uitpakken Wanneer u het access point uitpakt, moet u de blokken schuimrubber die aan de antenneconnectors zijn bevestigd, niet verwijderen. De schuimrubber beschermt de antenneconnectors tijdens de installatie. Voor het uitpakken van het access point volgt u de volgende stappen: Stap 1
Open de verzenddoos en haal de inhoud er voorzichtig uit.
Stap 2
Plaats al het verpakkingsmateriaal terug in de verzenddoos en bewaar dit.
Stap 3
Controleer of alle artikelen die worden vermeld in “Inhoud van de verpakking” op pagina 2-2 zich in de doos bevinden. Neem contact op met uw verkoopadviseur wanneer er items beschadigd zijn of ontbreken.
Inhoud van de verpakking De standaardverpakking van het access point bevat de volgende artikelen: •
Access point
•
Cisco-productdocumentatie en vertaalde veiligheidswaarschuwingen
•
Drie waterdichte adapters
•
2-pins gelijkstroomconnector
•
Aardlip (Panduit PLCD6-10A-L) en schroeven met borgringen
•
Waterdichte wartels voor PoE-poorten (Power-over-Ethernet) (afhankelijk van het model 1552-access point worden 2 of 3 wartels geleverd)
Gereedschap en hardware Het gereedschap en de hardware voor installatie van de 1552-access points wordt beschreven in: •
Gereedschap en hardware (optioneel), pagina 2-2
•
Gereedschap en hardware (optioneel) waarin u zelf voorziet, pagina 2-3
•
Hardware en gereedschap voor paalmontage, pagina 2-3
Gereedschap en hardware (optioneel) Het optionele gereedschap en de optionele hardware die door Cisco kan worden geleverd, is: •
Optionele power injector (AIR-PWRINJ1500-2=)
•
Antennes, 2,4/5-GHz (raadpleeg de “Antenneconfiguraties” op pagina 1-8)
•
Optionele paalmontageset (AIR-ACCPMK1550=)
•
Optioneel gereedschap voor bevestiging van banden (BAND IT) (AIR-BAND-INST-TL=)
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-2
Hoofdstuk 2
Het access point installeren Waarschuwingen
Gereedschap en hardware (optioneel) waarin u zelf voorziet Gereedschap en materiaal waarin de gebruiker zelf voorziet: •
Krimptang voor aardlippen (Panduit CT-720 met CD-720-1-matrijs)
•
6-AWG koperen aardleiding
•
Ringsleutel (13 mm) of dopsleutelset
•
Verstelbare sleutel, dopsleutel (22 mm) of Sealcon S-2200-WR-dopsleutel
•
#8 Torx-schroevendraaier
•
Kleine platte schroevendraaier voor gelijkstroomconnector
•
Optionele afgeschermde ethernetkabel (CAT5e of beter), geclassificeerd voor buitengebruik, met een diameter van 0,51 tot 0,89 cm
•
Optionele RJ-45-ethernetconnector en installatiehulpmiddel
•
Optionele afgeschermde gelijkstroomkabel, geclassificeerd voor buitengebruik, met een diameter van 0,51 tot 0,89 cm
•
Optionele aardpen indien vereist door lokale regelgeving
•
Optionele ladder, heflift, touw of ander gereedschap indien noodzakelijk
Hardware en gereedschap voor paalmontage Voor installatie van het access point op een horizontale of verticale paal van metaal, hout of glasvezel hebt u de volgende extra hardware en gereedschap nodig: •
Paalmontageset (AIR-ACCPMK1550=) –
Paalklembeugel
–
Twee bandhaken voor inzetstuk
–
Eén montagebeugel
–
Twaalf zeskantbouten (M8 x16)
–
Eén M8-flensmoer
–
Zes M8 vlakke sluitringen
–
Tien M8 verende borgringen
–
Twee roestvrijstalen montagebanden
•
Gereedschap voor bevestiging van banden (klant) (BAND IT)—(AIR-BAND-INST-TL=)
•
Door klant geleverde verstelbare sleutel, dopsleutel (13 mm) of Sealcon S-2200-WR-dopsleutel
•
Door klant geleverde verstelbare sleutel, dopsleutel (22 mm) of Sealcon S-2200-WR-dopsleutel
Waarschuwingen Van alle veiligheidswaarschuwingen zijn vertalingen beschikbaar in het document met veiligheidswaarschuwingen dat bij uw access point wordt geleverd of op Cisco.com. Als u het document wilt zoeken op Cisco.com, kunt u Bijlage A, “Vertaalde veiligheidswaarschuwingen” raadplegen voor instructies.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-3
Hoofdstuk 2
Het access point installeren
Veiligheidsinformatie
Waarschuwing
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES Dit waarschuwingssymbool betekent gevaar. Deze situatie kan leiden tot lichamelijk letsel. Voordat u met apparatuur gaat werken, dient u op de hoogte te zijn van de gevaren van elektrische circuits en van de standaard veiligheidsmaatregelen voor het voorkomen van ongevallen. Gebruik het waarschuwingsnummer dat u aan het einde van elke waarschuwing kunt vinden om de vertaling ervan te zoeken in de vertaalde veiligheidswaarschuwingen die bij dit apparaat zijn geleverd. Waarschuwing 1071 BEWAAR DEZE INSTRUCTIES
Waarschuwing
Deze apparatuur moet worden geïnstalleerd door speciaal opgeleid en gekwalificeerd personeel overeenkomstig deze installatie-instructies. De installateur is verantwoordelijk voor het laten uitvoeren van verplichte lokale of landelijke veiligheidinspecties van de structuurintegriteit van de installatie door de lokale overheid of inspectie-instantie.
Waarschuwing
Gebruik dit apparaat niet in de buurt van onafgeschermde ontstekingsmechanismen of in een explosieve omgeving, tenzij het apparaat speciaal is aangepast voor dergelijk gebruik. Waarschuwing 364
Waarschuwing
De kabels die in deze installatiegids worden vermeld voor gebruik bij de gespecificeerde waterdichte adapters, bieden bescherming tegen vochtindringing voor een behuizing met de classificatie type 4/IP 67. Als andere kabels worden gebruikt, moet de installateur ervoor zorgen dat de afmeting (buitendiameter) van de kabel voldoet aan de maten die kunnen worden gebruikt bij de waterdichte adapter.
Waarschuwing
Voordat de stroom wordt ingeschakeld, moet deze apparatuur extern worden geaard met een aardleiding die de klant zelf moet leveren. Neem contact op met de inspectie-instantie voor elektriciteit of een elektricien als u niet zeker weet of er toereikende aarding beschikbaar is. Waarschuwing 366
Waarschuwing
Lees de installatie-instructies voordat u het systeem op een stroombron aansluit. Waarschuwing 1004
Waarschuwing
Het wegwerpen van dit product dient te gebeuren overeenkomstig nationale wet- en regelgeving. Waarschuwing 1040
Veiligheidsinformatie Volg de richtlijnen in deze sectie voor het garanderen van een correcte bediening en veilig gebruik van het access point.
FCC-verklaring van overeenstemming voor veiligheid De FCC (Federal Communications Commission; VS) heeft met de maatregel in ET-formulier 96-8 een veiligheidsnorm aangenomen voor menselijke blootstelling aan radiofrequente elektromagnetische straling van FCC-gecertificeerde apparatuur. Bij gebruik in combinatie met goedgekeurde Cisco Aironet-antennes voldoen Cisco Aironet-producten aan de limieten voor een ongecontroleerde omgeving in OET-65 en ANSI C95.1, 1991. Correct gebruik van dit radioapparaat volgens de instructies in deze publicatie leidt tot stralingsblootstelling voor de gebruiker die aanzienlijk lager is dan de limieten die door de FCC worden aanbevolen.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-4
Hoofdstuk 2
Het access point installeren Veiligheidsinformatie
Veiligheidsmaatregelen Waarschuwing
Om te kunnen voldoen aan de FCC-limieten voor blootstelling aan radiofrequente straling moeten antennes minimaal 20 centimeter vanaf personen worden geplaatst. Waarschuwing 332
Waarschuwing
De wisselstroomvoorziening heeft een tweepolige/neutrale zekering. Waarschuwing 188
Waarschuwing
Tijdens onweer mag u het systeem niet gebruiken of kabels aansluiten of loskoppelen. Waarschuwing 1001
Waarschuwing
Laserproduct klasse 1 Waarschuwing 1008
Waarschuwing
Er is explosiegevaar als de batterij onjuist is vervangen. Vervang de batterij uitsluitend door een batterij van hetzelfde type of een batterij die wordt aanbevolen door de fabrikant. Volg bij de verwijdering van gebruikte batterijen de instructies van de fabrikant. Waarschuwing 1015
Waarschuwing
Er moet een gemakkelijk toegankelijke, tweepolige stroomverbreker zijn geïntegreerd in de bedrading. Waarschuwing 1022
Waarschuwing
Verminder het risico op brand door alleen gebruik te maken van een 26 AWG- of dikkere telecommunicatiekabel. Waarschuwing 1023
Waarschuwing
Dit apparaat heeft mogelijk meer dan één aansluiting voor stroomtoevoer. Alle aansluitingen moeten worden verwijderd om het apparaat helemaal uit te schakelen. Waarschuwing 1028
Waarschuwing
Alleen speciaal opgeleid en gekwalificeerd personeel mag deze apparatuur installeren, vervangen of onderhouden. Waarschuwing 1030
Waarschuwing
Sluit het apparaat uitsluitend aan op de gelijkstroombron die voldoet aan de SELV-vereisten (Safety Extra-Low Voltage) in de op IEC 60950 gebaseerde veiligheidsnormen. Waarschuwing 1033
Waarschuwing
Wanneer u het apparaat installeert of vervangt, moet de aardaansluiting altijd eerst tot stand worden gebracht en het laatst worden ontkoppeld. Waarschuwing 1046
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-5
Hoofdstuk 2
Het access point installeren
Het voorkomen van schade aan radio's in een testomgeving
Waarschuwing
Plaats de antenne niet in de buurt van bovenleidingen of lichtcircuits of andere stroomcircuits of op plaatsen waar de antenne in contact kan komen met dergelijke circuits. Als u de antenne installeert, moet u ervoor zorg dragen dat u niet in aanraking komt met dergelijke circuits. Dat kan namelijk leiden tot ernstig letsel of overlijden. Voor correcte installatie en aarding van de antenne dient u de landelijke en lokale regelgeving te raadplegen (bijvoorbeeld VS: NFPA 70, National Electrical Code, artikel 810, Canada: Canadian Electrical Code, sectie 54). Waarschuwing 1052
Waarschuwing
Voordat u een stroomkabel aansluit of ontkoppelt, moet u de wisselstroom van de stroomkabel via een juiste methode uitschakelen. Voor uw veiligheid en voor een goede installatie moet u de volgende veiligheidsvoorschriften lezen en volgen: •
Kies de installatielocatie uit met veiligheid en prestatie in gedachten. Vergeet niet dat elektriciteitsleidingen op telefoonleidingen lijken. Ga er voor uw veiligheid van uit dat contact met een bovenleiding dodelijk kan zijn.
•
Neem contact op met het energiebedrijf. Stel het bedrijf op de hoogte van uw plannen en laat uw voorgestelde installatie inspecteren.
•
Plan uw installatie zorgvuldig en volledig voordat u begint. Het geslaagd opzetten van een mast of een toren is grotendeels een kwestie van coördinatie. Iedereen dient een speciale taak te hebben en te weten wanneer en hoe die moet worden uitgevoerd. Eén persoon dient de leiding te hebben om instructies te geven en problemen te kunnen herkennen.
•
Denk bij het installeren van de access points en antennes aan het volgende: –
Gebruik geen metalen ladder.
–
Voer de installatie niet uit als het regent of waait.
–
Kleed u passend: schoenen met rubber zolen en hakken, rubberen handschoenen en een shirt of jack met lange mouwen.
•
Gebruik een touw om het access point omhoog te brengen. Ga aan de kant als het apparaat dreigt te vallen en laat het vallen.
•
Als een onderdeel van het antennesysteem in contact komt met een elektrische leiding, raakt u het niet aan en verwijdert u het niet zelf. Neem contact op met het plaatselijke energiebedrijf. Het energiebedrijf verwijdert het onderdeel op een veilige manier.
Als zich een ongeval voordoet, moet u onmiddellijk gekwalificeerde hulpverleners inschakelen.
Het voorkomen van schade aan radio's in een testomgeving De radio's op apparaten voor buiten (bruggen) hebben een hoger uitzendvermogen dan radio's op apparaten voor binnen (access points). Wanneer u radio's met een hoog vermogen in een verbinding test, moet u vermijden dat u het maximale invoerniveau voor de ontvanger overschrijdt. Bij niveaus boven het normale gebruiksbereik gaat de PER-prestatie (Packet Error Rate) achteruit. Bij een nog hoger niveau kan de ontvanger permanent worden beschadigd. Ter voorkoming van beschadiging van de ontvanger en achteruitgang van de PER-prestatie kunt u een van de volgende methoden gebruiken: •
Houd de omnidirectionele antennes ten minste 0,6 meter van elkaar gescheiden om beschadiging van de ontvanger te voorkomen of 7,6 meter om achteruitgang van de PER-prestatie te voorkomen.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-6
Hoofdstuk 2
Het access point installeren Extra aandachtspunten voor gevaarlijke locaties
Opmerking
Bij deze afstanden wordt uitgegaan van verlies van signaalsterkte in de vrije ruimte. Dit zijn voorzichtige schattingen. De vereiste afstanden met betrekking tot beschadiging en prestatieachteruitgang in werkelijke implementaties zijn kleiner als de omstandigheden niet NLOS (Non-Line-Of-Sight) zijn.
•
Beperk het geconfigureerde uitzendvermogen tot het minimumniveau.
•
Gebruik directionele antennes en houd deze van elkaar gescheiden.
•
Bekabel de radio's met behulp van een combinatie van verzwakkers, combiners of splitters om een totale verzwakking van ten minste 60 dB te krijgen.
Met betrekking tot een experiment met straling beschrijft de volgende vergelijking de relatie tussen uitzendvermogen, antenneversterking, verzwakking en gevoeligheid van de ontvanger: txpwr + tx gain + rx gain - [verzwakking vanwege de afstand tussen antennes] < maximaal invoerniveau voor ontvanger Hierbij is: txpwr = niveau uitzendvermogen van radio tx gain = antenneversterking van zender rx gain = antenneversterking van ontvanger
Met betrekking tot een uitgevoerd experiment beschrijft de volgende vergelijking de relatie tussen uitzendvermogen, antenneversterking en gevoeligheid van de ontvanger: txpwr - [verzwakking vanwege coaxiale onderdelen] < maximaal invoerniveau voor ontvanger
Waarschuwing
U mag in geen enkele situatie de antennepoort van een van de access points op de antennepoorten van een ander access point aansluiten zonder een signaalverzwakker te gebruiken. Als u antennepoorten aansluit, mag u het maximale ontvangstniveau van 0 dBm niet overschrijden. 0 dBm mag nooit worden overschreden, omdat het access point anders beschadigd kan worden. Met verzwakkers, combiners en splitters met in totaal een verzwakking van 60 dB wordt gegarandeerd dat de ontvanger niet wordt beschadigd en dat de PER-prestatie niet achteruitgaat.
Extra aandachtspunten voor gevaarlijke locaties In deze sectie worden speciale aandachtspunten beschreven voor het prepareren van de 1552H- en 1552S-access points voor installatie op gevaarlijke locaties van Class I, Division 2 en Zone 2. Opmerking
In dit documenten worden geen specifieke procedures beschreven voor het installeren van buizen. U moet ervoor zorgen dat uw installatietechnieken en -procedures voldoen aan de installatievoorschriften voor gevaarlijke locaties van Class I, Division 2 en Zone 2 voor uw geografische locatie. Access points voor gevaarlijke locaties voldoen aan de veiligheidsnormen voor gevaarlijke locaties van Class I, Division 2 en Zone 2 wanneer het aannemelijk is dat er onder normale bedrijfsomstandigheden geen ontvlambare concentraties van brandbare gassen, dampen of vloeistoffen zijn. Wanneer u de optie voor gevaarlijke locaties selecteert tijdens de bestelprocedure, configureert Cisco het systeem zodanig het de nieuwe onderdelen bevat. De instructies voor twee buisadapters en montage-instructies die zich in de verzenddoos bevinden, bevatten informatie en montageprocedures. Met de optie voor gevaarlijke locaties wordt het access point als volgt geconfigureerd: •
De batterijen worden verwijderd omdat de constructie van de batterijen niet voldoet aan de vereisten voor gevaarlijke locaties.
•
Installeer de batterij (AIR-1520-BATT-6AH=) niet in het AIR-CAP1552H-x-K9-access point.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-7
Hoofdstuk 2
Het access point installeren
Extra aandachtspunten voor gevaarlijke locaties
•
De wisselstroomaansluitingen worden naar de binnenzijde van het access point verplaatst door een ingangsbord voor wisselstroom met een aansluitblok te installeren. Om te kunnen voldoen aan de vereisten voor gevaarlijke locaties moet wisselstroom via een onbuigbare metalen buis naar het aansluitblok worden aangelegd.
Voorzichtig
Gebruik geen afdichtmiddel of pakking wanneer u buizen met elkaar verbindt.
Voorzichtig
De elektriciteitsclassificatie voor installaties op gevaarlijke locaties heeft een lagere spanningswaarde (100-240 VAC, 50/60 Hz, 1A) dan voor installatie op niet-gevaarlijke locaties (100-480 VAC).
Opmerking
Voor een correcte afdichting moet een schroefbuis worden gebruikt om de stroom- en gegevenskabels naar het access point te leiden.
•
Bij gebruik op gevaarlijke locaties heeft het access point slechts een waarde van 100 tot 240 VAC.
Waarschuwingen Waarschuwing
Verbreek de verbindingen met deze apparatuur niet tenzij de stroom is uitgeschakeld of u hebt vastgesteld dat het gebied niet-gevaarlijk is. U moet externe aansluitingen op deze apparatuur stevig bevestigen met behulp van schroeven, schuifsloten, schroefconnectors of overige middelen die bij dit product worden geleverd. Als u onderdelen vervangt, kan dit de geschiktheid voor Class I, Zone 2 en Division 2 verminderen. Waarschuwing 1062
Waarschuwing
Bij gebruik op een locatie van Class I, Zone 2 en Division 2 moet deze apparatuur worden gemonteerd met een correcte bekabelingsmethode die voldoet aan de heersende regelgeving voor elektrische installaties. Waarschuwing 1069
Waarschuwing
Als u de kabel van de console aansluit of ontkoppelt als de stroom is ingeschakeld bij het apparaat of bij een ander apparaat in het netwerk, kan er een vlamboog ontstaan. Dit kan een leiden tot explosies in installaties op gevaarlijke locaties. Stel met zekerheid vast dat de stroom is uitgeschakeld of dat het gebied niet-gevaarlijk is voordat u verdergaat. Voor het controleren van de werking van het apparaat moet u vóór installatie op een niet-gevaarlijke locatie POST (power-on self test) uitvoeren voor het apparaat. Waarschuwing 1080
Naleving De 1552H- en 1552S-access points voldoen aan de volgende versies van certificering van gevaarlijke locaties: • IEC 60079-0: 2004 • IEC 60079-15: 2005 • CAN/CSA E60079-0: 2007 • CAN/CSA E60079-15: 2002 • UL 60079-0: Edition 4 • UL 60079-15: Edition 1 • EN 600079-0: 2006 • EN 60079-15: 2006
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-8
Hoofdstuk 2
Het access point installeren Extra aandachtspunten voor gevaarlijke locaties
Compatibiliteitslabel In Afbeelding 2-1 Afbeelding 2-2 en Afbeelding 2-3 worden voorbeelden gegeven van compatibiliteitslabels voor gevaarlijke locaties van 1552H- en 1552S-access points. Compatibiliteitslabel voor gevaarlijke locaties voor model AIR-CAP1552H-E-K9
See Manual before Use
802.11n Outdoor Mesh Access Point Power Input: 100-240V~,50/60Hz, 1.0A PoE In: 56 V , 1.5A SIRA 11ATEX4253
20
II 3 G Ex nA II T5 CERTIFIED
-40 < Ta < +55C
http://cisco-returns.com
IP67
Cisco Systems, Inc. 170 West Tasman Drive San Jose, CA 95134 USA
!
WARNING-DO NOT OPEN WHEN AN EXPLOSIVE ATMOSPHERE MAY BE PRESENT
332313
AIR-CAP1552H-E-K9
47-23578-01-B0
Afbeelding 2-1
Afbeelding 2-2
Compatibiliteitslabel voor gevaarlijke locaties voor model AIR-CAP1552H-A-K9
Afbeelding 2-3
Compatibiliteitslabel voor gevaarlijke locaties voor model AIR-CAP1552SA-E-K9
SIRA 11ATEX4253
20
II 3 G Ex nA II T5 CERTIFIED
-40° < Ta < +55°C
http://cisco-returns.com
IP67
Cisco Systems, Inc. 170 West Tasman Drive San Jose, CA 95134 USA
!
WARNING-DO NOT OPEN WHEN AN EXPLOSIVE ATMOSPHERE MAY BE PRESENT
332314
802.11n Outdoor Mesh Access Point Power Input: 100-240V~,50/60Hz, 1.0A PoE In: 56 V , 1.5A
47-24456-01_A0
See Manual before Use
AIR-CAP1552SA-E-K9
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-9
Hoofdstuk 2
Het access point installeren
Extra aandachtspunten voor gevaarlijke locaties
In Tabel 2-1 worden de gegevens op de compatibiliteitslabels verklaard. Tabel 2-1
Toelichting bij het compatibiliteitslabel voor gevaarlijke locaties
Labeltekst
Beschrijving
Class I, Division 2, Group A, B, C, D
Hiermee wordt de omgeving beschreven waarin het access point kan worden gebruikt:
Class I, Zone 2, Group II
Ex nA II T5
CSA-certificaat 1945576
•
Class I: omgeving met brandbare gassen, dampen of vloeistoffen
•
Division 2: omgevingsclassificatie die wordt gebruikt in de VS en Canada
•
Group A, B, C, D: identificatie van gas voor de VS en Canada –
A — acetyleen
–
B — waterstof
–
C — ethyleen
–
D — propaan
Hiermee wordt de omgeving beschreven waarin het access point kan worden gebruikt: •
Class I: omgeving met brandbare gassen, dampen of vloeistoffen
•
Zone 2: omgevingsclassificatie die wordt gebruikt in Noord-Amerika
•
Group II: identificatie van gas voor Zone II, waaronder: –
IIa — propaan
–
IIb — ethyleen
–
IIc — acetyleen en waterstof
Hiermee worden parameters gedefinieerd die aangeven dat het product voldoet aan normen voor de VS. Certificering: •
Ex — duidt een explosieve atmosfeer aan
•
nA — geeft geen vonken
•
II = Group II zoals eerder gedefinieerd
•
T5 = temperatuurcode < 100 graden Celsius, maximale oppervlaktemperatuur
Geeft het certificaatnummer van de CSA (Canadian Standards Association) aan.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-10
Hoofdstuk 2
Het access point installeren Installatierichtlijnen
Tabel 2-1
Toelichting bij het compatibiliteitslabel voor gevaarlijke locaties (vervolg)
Labeltekst
Beschrijving
-40 <11 Ta < +55C
De waarden voor de gebruikstemperatuur voor het access point in alle landen.
Opmerking
Type 4, IP 67
De huidige veiligheidscertificeringen hebben alleen betrekking op gebruik van deze buitenapparatuur tot -40°C.
Hiermee wordt de mate van bescherming van de behuizing gedefinieerd (type 4 = bij binnen- of buitengebruik, vooral voor bescherming tegen stofdeeltjes en regen, waterspatten, water uit een waterslang en beschadiging door externe ijsvorming. IP 67 = stofdicht (stof, vuil, zand enzovoort) en bescherming tegen krachtige waterstralen. Het apparaat kan tevens gedurende korte perioden (30 minuten) in water worden ondergedompeld.
Installatierichtlijnen Omdat het access point een radioapparaat is, is het ontvankelijk voor veel voorkomende oorzaken voor storing waardoor de doorvoer en het bereik verminderd kunnen worden. Volg de volgende basisrichtlijnen voor het garanderen van de best mogelijke prestaties:
Opmerking
•
Voor informatie over het plannen en de eerste configuratie van het Cisco meshnetwerk, raadpleegt u de Cisco Wireless Mesh Access Points, Design and Deployment Guide, Release 7.0.
•
Lees de FCC-richtlijnen voor installatie en gebruik van draadloze LAN-apparaten (buiten) op http://www.cisco.com/en/US/partner/prod/collateral/routers/ps272/data_sheet_c78-647116_ps1145 1_Products_Data_Sheet.html.
•
Voer een locatieonderzoek uit voordat u met de installatie begint.
•
Installeer het access point in een omgeving waar constructies, bomen of heuvels geen blokkade vormen voor radiosignalen van en naar het access point.
•
De access points kunnen op elke gewenste hoogte worden geïnstalleerd, maar de beste doorvoer wordt gerealiseerd wanneer alle access points op dezelfde hoogte worden gemonteerd. Wij raden aan om de access points lager dan 12 meter te installeren om ondersteuning van draadloze clients op de grond mogelijk te maken.
Voor berekening van verlies van signaalsterkte en voor bepaling van de afstand tussen access points dient u een expert op het gebied van RF-planning te raadplegen.
Locatieonderzoeken Elke netwerktoepassing is een unieke installatie. Voordat u meerdere access points installeert, dient u een locatieonderzoek uit te voeren om het optimale gebruik van netwerkcomponenten te bepalen en om bereik, dekking en netwerkprestaties te optimaliseren. Houd rekening met de gebruiksomstandigheden en omgevingsomstandigheden wanneer u een locatieonderzoek uitvoert:
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-11
Hoofdstuk 2
Het access point installeren
Installatierichtlijnen
•
Gegevenssnelheden: gevoeligheid en bereik zijn omgekeerd evenredig aan databitsnelheden. Het maximale radiobereik wordt behaald bij de laagst werkbare gegevenssnelheid. Er ontstaat een vermindering van de ontvangstgevoeligheid wanneer de radiogegevenssnelheid toeneemt.
•
Type en plaatsing van antenne: correcte antenneconfiguratie is een essentiële factor bij optimalisatie van het radiobereik. Over het algemeen neemt het bereik toe overeenkomstig de hoogte van de antenne. U moet echter de antenne niet hoger plaatsen dan noodzakelijk is, omdat de extra hoogte leidt tot mogelijke storing door andere radiosystemen zonder licentie en tot vermindering van de draadloze dekking vanaf de grond.
•
Fysieke omgeving: in open gebieden is er een beter radiobereik dan in besloten, bebouwde of begroeide gebieden.
•
Blokkades: fysieke blokkades zoals gebouwen, bomen of heuvels kunnen de prestaties van draadloze apparaten belemmeren. Vermijd dat u apparaten plaatst op een locatie waar een blokkade is tussen de uitzend- en ontvangstantenne.
Voordat u de installatie start Voordat u het installatieproces start: •
Controleert u of het locatieonderzoek is uitgevoerd.
•
Controleert u of uw netwerkapparaten operationeel zijn en correct zijn geconfigureerd.
•
Controleert u of uw controllers zijn aangesloten op switchtrunkpoorten.
•
Controleert u of uw switch is geconfigureerd met toegangspoorten zonder label voor aansluiting op uw access points.
•
Controleert u of een DHCP-server waar Option 43 is geconfigureerd bereikbaar is voor access points of configureert u de controllergegevens handmatig in het access point (voor extra informatie raadpleegt u de Bijlage F, “DHCP Option 43 configureren”).
•
Moet u vertrouwd raken met de installatieonderdelen van het access point (zie de “Vertrouwd raken met de installatieonderdelen van het access point” op pagina 2-12).
Vertrouwd raken met de installatieonderdelen van het access point Het access point is bedoeld om geïnstalleerd te worden in een buitenomgeving, zoals op een overhangend dak van een groot gebouw of op een lantaarnpaal. Bekijk de volgende afbeeldingen zorgvuldig om bekend te raken met de systeemonderdelen, connectors, leds, kabels, onderlinge systeemverbindingen en aarding:
Opmerking
•
Onderdelen in een gangbare access point-installatie (zie Afbeelding 2-4)
•
Paalmontage (zie Afbeelding 2-5)
In de illustraties in dit document worden alle beschikbare aansluitingen voor het access point weergegeven. Ongebruikte aansluitingen worden afgedekt met een connectorplug om ervoor te zorgen dat het access point waterdicht blijft. Er worden waterdichte adapters geleverd voor connectoropeningen. Deze kunnen voor of na het installeren van het access point worden geplaatst.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-12
Hoofdstuk 2
Het access point installeren Installatierichtlijnen
Afbeelding 2-4
Onderdelen in een gangbare access point-installatie
1
2 9 10
8 3
5
281938
4
7
6
1
Overhangend dak van gebouw
6
Aarde
2
Afgeschermde ethernetkabel, geclassificeerd voor gebruik buitenshuis (CAT5e of beter)1
7
Wisselstroomkabel2
3
Lus voor waterdruppels
8
Power injector3
4
6-AWG koperen aardleiding1
9
Afgeschermde ethernetkabel (CAT5e of beter)1
5
Aardpen1
10 Controller (via een switch)
1. Door de gebruiker geleverd. 2. De aardleiding in de wisselstroomkabel moet een aardingspad naar een aardpen hebben. 3. De afgeschermde ethernetkabel heeft een aardingspad via de power injector en de aardleiding in de wisselstroomkabel.
Opmerking
Het 1552-access point is ontworpen met het oog op weerstand tegen de gevolgen van bliksem op de elektronica van de access points. Het 1552-access point maakt gebruik van een schakelschema voor bliksemafleiding voor de ethernet- en stroompoorten. Voor de ingangspoort voor ethernet worden gasontladingsbuizen voor de PEM-module gebruikt om de gevolgen van bliksem te verminderen. Bij voeding via de wisselstroom-voedingspoort worden gasontladingsbuizen ook in combinatie met zekeringen gebruikt om hoogspanning te verminderen. Bij voeding via de gelijkstroom-voedingspoort wordt een zekering gebruikt om hoogspanning te verminderen. Hoewel het niet gebruikelijk is, kan de gebruiker overwegen om voor extra bescherming een bliksembescherming op de antennepoorten te gebruiken. Voor het voldoen aan de EN/IEC60950-22-vereisten (bepaling 4.2) moet de installateur zorgen voor extra bescherming buiten dit
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-13
Hoofdstuk 2
Het access point installeren
Installatierichtlijnen
apparaat. Dit is voor vermindering van tijdelijke overspanning van overspanning categorie IV tot overspanning categorie ll bij de wisselstroomingang van het access point. De onderdelen voor bescherming tegen overspanning en afwijkingen in de stroomtoevoer moeten voldoen aan de serie IEC 61643-normen. Voor het voldoen aan de vereisten CAN/CSA-C22.2 nr. 60950-22-07/UL60950-22 moet de installateur mogelijk andere onderdelen gebruiken om deze extra bescherming te realiseren. Deze onderdelen kunnen voldoen aan ANSI/IEEE C62.11, CSA Certification Notice nr. 516, CSA C22.2 nr. 1 of UL 1449. Geschiktheid van de onderdelen voor de toepassing moet worden vastgesteld voor de beoogde installatie wordt uitgevoerd. (Bepaalde apparaten zijn bijvoorbeeld uitsluitend geschikt voor installatie op de belastingkant van de stroomingang en andere zijn uitsluitend geschikt voor gebruik in combinatie met apparatuur die met een kabel is aangesloten.)
Waarschuwing
Installatie van de apparatuur moet voldoen aan lokale en nationale regelgeving voor elektrische installaties. Waarschuwing 1074 Afbeelding 2-5
Paalmontage
1
5 1 2
255239
3
4
4
4
1
Roestvrijstalen montagebanden (in de paalmontageset)
4
Cisco Aironet Dual-Band Omnidirectional Antennas. De dual-bandantenne dekt de 2,4 GHz- en 5 GHz-frequentiebanden.
2
Paal (hout, metaal of glasvezel) diameter: 5,1 tot 40,6 cm
5
Access point uit de serie 1552, modellen: • AIR-CAP1552S-x-K9 of • AIR-CAP1552H-x-K9
3
Montagebeugel (in de paalmontageset)
Locaties van type N antenneconnectors De type N antenneconnectors van het access point bevinden zich aan de onderzijde van de modellen AIR-CAP1552H-x-K9 en aan de bovenzijde en onderzijde van model AIR-CAP1552S-x-K9. De type N connectors ondersteunen de Cisco Aironet AIR-ANT2547V-N-HZ Dual-Band Omnidirectional Antennas en de Cisco Aironet 2,4-GHz Omnidirectional Antennas. In Afbeelding 1-5 en Afbeelding 1-6 worden de locaties van de antennepoort weergegeven gezien van de zijde van de RF-afdekking.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-14
Hoofdstuk 2
Het access point installeren Installatierichtlijnen
De MAC-adressen van het access point toevoegen aan de filterlijst controller Voordat u uw access points installeert, configureert u uw controller door de MAC-adressen van de access points toe te voegen aan de filterlijst. Het filteren van het MAC-adres is standaard ingeschakeld. Hierdoor kan de controller reageren op de opgegeven access points. Als u gegevens voor het MAC-filter op de controller wilt toevoegen, voert u de volgende stappen uit: Stap 1
Meld u via een internetbrowser aan bij uw controller.
Stap 2
Kies SECURITY (BEVEILIGING) > MAC Filtering (MAC-filtering) > New (Nieuw).
Stap 3
Voer het MAC-adres van het access point in de MAC-filterlijst in, bijvoorbeeld: 00:0B:91:21:3A:C7.
Opmerking
Het MAC-adres van het access point bevindt zich aan de onderzijde van het apparaat. Als er twee MAC-adressen staan, gebruikt u het bovenste MAC-adres.
Stap 4
Selecteer een WLAN ID (WLAN-ID) of Any WLAN (Alle WLAN'S) in het pop-upmenu van de WLAN-ID.
Stap 5
Voer een beschrijving in (maximaal 32 tekens) van het access point in het veld Description (Beschrijving). Fisher_Street_00,0B.91,21.3A.C7 geeft bijvoorbeeld de locatie en het MAC-adres van het access point weer.
Stap 6
Kies een interface in het menu voor de interfacenaam en klik vervolgens op Apply (Toepassen).
Stap 7
Herhaal stap 2 tot 6 om andere access points aan de lijst toe te voegen.
Stap 8
Meld u af bij uw controller en sluit uw internetbrowser af.
Een RAP configureren Het access point is standaard ingesteld op de radiorol MAP (Mesh Access Point). Een of meer van uw access points moet opnieuw worden geconfigureerd als een RAP (Root Access Point). De RAP's worden via een switch op de controller verbonden met een bedrade ethernetkoppeling. De MAP's gebruiken de draadloze backhaulinterface om verbinding met een RAP te maken en zo de controller te bereiken. Als u een RAP op de controller-GUI wilt configureren, voert u de volgende stappen uit: Stap 1
Meld u via een internetbrowser aan bij uw controller.
Stap 2
Klik op Wireless (Draadloos). Wanneer uw access point wordt gekoppeld aan de controller, wordt de naam van het access point weergegeven in de namenlijst van het access point.
Stap 3
Dubbelklik op de naam van uw access point.
Stap 4
Zoek de meshgegevens en kies Root AP door op de vervolgkeuzepijl in het veld AP Role (Rol AP) te klikken.
Stap 5
Klik op Apply (Toepassen).
Stap 6
Herhaal stap 2 tot en met 5 voor elke RAP.
Stap 7
Meld u af bij uw controller en sluit uw internetbrowser af.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-15
Hoofdstuk 2
Het access point installeren
Het access point installeren
Een BGN (Bridge Group Name) configureren De BGN (Bridge Group Name) bepaalt welke access points aan een RAP worden gekoppeld. BGN's kunnen worden gebruikt om de radio's logisch te groeperen om te voorkomen dat verschillende netwerken op hetzelfde kanaal met elkaar communiceren. Deze instelling is ook nuttig als u meer dan een RAP in uw netwerk in hetzelfde gebied hebt. Als u meer dan twee RAP's in uw netwerk in hetzelfde gebied hebt (voor meer capaciteit), raden wij u aan dat u de twee RAP's met dezelfde BGN configureert, maar op verschillende kanalen. De BGN is een reeks van maximaal tien tekens. Tijdens de fabricage is een standaard-BGN (NULL VALUE) toegewezen. Deze is niet zichtbaar voor u, maar hiermee kunnen nieuwe access points-radio's in een netwerk van nieuwe access points worden opgenomen. De BGN kan opnieuw worden geconfigureerd in de controller-CLI en controller-GUI. Na het configureren van de BGN wordt het access point opnieuw opgestart. De BGN moet zeer voorzichtig worden geconfigureerd op een livenetwerk. U moet altijd starten op het knooppunt dat zich het verst van de RAP bevindt (laatste knooppunt) en in de richting van de RAP gaan. Als u de BGN op een andere locatie gaat configureren, worden de access points die verder dan dit punt liggen (verder weg), verwijderd omdat deze een andere BGN hebben. Als u een BGN voor de access points configureert met behulp van de GUI volgt u deze stappen: Stap 1
Meld u via een internetbrowser aan bij uw controller.
Stap 2
Klik op Wireless (Draadloos). Wanneer uw access point wordt gekoppeld aan de controller, wordt de naam van het access point weergegeven in de namenlijst van het access point.
Stap 3
Dubbelklik op een naam van een access point.
Stap 4
Zoek de meshgegevens en voer de nieuwe BGN in het veld Bridge Group Name in.
Stap 5
Klik op Apply (Toepassen).
Stap 6
Herhaal stap 2 tot en met 5 voor elk access point
Stap 7
Meld u af bij uw controller en sluit uw internetbrowser af.
Het access point installeren In deze sectie worden instructies gegeven voor het installeren van uw access points. Personeel dat het access point installeert, moet verstand hebben van draadloze access points, overbruggingstechnieken en aardingsmethoden. Waarschuwing
Installatiemethoden voor montage van een access point op een muur moeten binnen het plaatselijke rechtsgebied aanvaardbaar worden bevonden.
Installatieoptie Het Mesh Access Point uit de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties buiten wordt geïnstalleerd met behulp van de optionele paalmontageset die wordt gebruikt voor installatie op een paal of een muur.
Waarschuwing
Alleen speciaal opgeleid en gekwalificeerd personeel mag deze apparatuur installeren, vervangen of onderhouden. Waarschuwing 1030
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-16
Hoofdstuk 2
Het access point installeren Het access point installeren
Waarschuwing
Installatie van de apparatuur moet voldoen aan lokale en nationale regelgeving voor elektrische installaties. Waarschuwing 1074
Waarschuwing
Voor inline PoE moet u de power injector (AIR- PWRINJ1500-2=) gebruiken die is opgegeven voor het access point. Andere power injectors, PoE-switches en 802.3af-stroombronnen kunnen niet voldoende vermogen leveren, waardoor het access mogelijk niet goed werkt en overspanning kan ontstaan bij de stroombron. U moet zorgen dat bij de switchpoort die op het access point is aangesloten, PoE is uitgeschakeld. Raadpleeg de volgende secties voor installatie-informatie: •
Montagerichting van access point, pagina 2-17
•
Het access point op een muur monteren, pagina 2-17
•
Het access point op een paal monteren, pagina 2-20
Montagerichting van access point Wanneer u een access point op een horizontaal of verticaal oppervlak monteert, moet u zorgen dat de leds van het access point naar beneden wijzen (zie Afbeelding 2-4 en Afbeelding 2-5). In deze positie zijn de leds zichtbaar voor iemand die zich op grond bevindt, onder het access point. U moet zorgen dat het access point wordt gemonteerd met de scharnierende toegangsklep naar voren gericht.
Opmerking
Omnidirectionele antennes zijn verticaal gepolariseerd en moeten verticaal worden gemonteerd.
Het access point op een muur monteren De optionele paalmontageset bevat een montagebeugel voor montage op een muur. U kunt de montagebeugel gebruiken als een sjabloon voor het markeren van de positie van de montageopeningen voor uw installatie. Vervolgens installeert u de montageplaat en bevestigt u het access point wanneer u klaar bent. In Tabel 2-2 wordt het materiaal weergegeven dat u zelf moet verschaffen als aanvulling op de paalmontageset.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-17
Hoofdstuk 2
Het access point installeren
Het access point installeren
Tabel 2-2
Materiaal dat nodig is voor montage van een access point op een verticale muur.
Benodigd materiaal
Waarschuwing
In set
•
Aardlip en schroeven (geleverd bij access point)
•
Krimptang voor aardlip, Panduit CT-720 met CD-720-1-matrijs Nee (http://onlinecatalog.panduit.com)
•
Vier M8-schroeven of schroeven van 31 mm
Nee
•
Vier muurankers (gespecificeerd voor muurmateriaal)
Nee
•
Boorbit voor muurankers
Nee
•
Elektrische boor en standaardschroevendraaier
Nee
•
#6-AWG-aardleiding
Nee
•
Afgeschermde ethernetkabel, geclassificeerd voor gebruik buitenshuis (CAT5e of beter)
Nee
•
Aardingsblok
Nee
•
Aardpen
Nee
•
Ringsleutel (13 mm) of dopsleutelset
Nee
Ja
Het montageoppervlak, bevestigde schroeven en optionele ankers moeten een statisch gewicht van 22,7 kg kunnen ondersteunen. Als u het access point op een verticale muur wilt monteren, voert u de volgende instructies uit:
Stap 1
Gebruik de montagebeugel als een sjabloon om vier locaties voor schroefgat op uw montageoppervlak te markeren. Zie Afbeelding 2-6 voor de locaties van de schroefgaten van de montagebeugel. U kunt de ronde montageopeningen óf montagesleuven gebruiken. Afbeelding 2-6
Montagebeugel voor muurmontage
2
3
2
255253
1
1 1
Inkeping voor snelle montage van het access point
2
Montageopeningen
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-18
3
Montagesleuven (beugel kan worden gedraaid)
Het access point installeren Het access point installeren
Stap 2
Gebruik vier door de klant te leveren schroeven en optionele schroefankers om de montageplaat op het montageoppervlak te bevestigen.
Opmerking
Stap 3
Gebruik indien nodig geschikte schroefankers en een multiplex achterplank die geschikt is voor gebruik aan de buitenzijde om het access point op pleisterwerk, cement of een gipsplaat te installeren.
Schroef een M8 x16-bout in de bovenste steunboutopening aan elke kant van het access point (zie Afbeelding 2-7). Schroef de bout niet helemaal vast. Laat circa 0,6 cm ruimte over. Afbeelding 2-7
Locatie van de bovenste steunboutopening van het access point
3 2 1
331879
Hoofdstuk 2
1
M8 x16-bout (in de paalmontageset)
2
M8 x16-bout (in de paalmontageset)
3
Locatie aardlip
Stap 4
Plaats de twee bouten op het access point in de inkepingen voor snelle montage aan elke kant van de montagebeugel (zie Afbeelding 2-5). Zorg dat de scharnierende klep naar buiten is gericht.
Stap 5
Schroef een M8 x16-bout (met vlakke sluitringen en borgringen) in de tweede boutopening aan elke kant van het access point.
Stap 6
Zorg dat de voorkant van het access point verticaal is en draai de vier bouten vast tot 17,6 - 20,3 Nm.
Stap 7
Bij gebruik van de Cisco Aironet Dual-Band Omnidirectional Antennas moet u deze op het access point aansluiten zoals wordt weergegeven in Afbeelding 2-5. Draai de antennes met de hand vast op het access point.
Stap 8
Ga verder met “Het access point aarden” op pagina 2-30 en de “Het access point van stroom voorzien” op pagina 2-38.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-19
Hoofdstuk 2
Het access point installeren
Het access point installeren
Het access point op een paal monteren Wanneer u een access point op een verticale paal, mast of lantaarnpaal installeert, dient u de optionele Cisco-paalmontageset te gebruiken. De set bevat materiaal voor palen van metaal, hout of glasvezel met een diameter van 5 tot 40,6 centimeter.
De paalklembeugel en de montagebeugel monteren Wanneer u een access point op een paal, mast of lantaarnpaal installeert, dient u de optionele Cisco-paalmontageset te gebruiken. De set bevat materiaal voor palen van metaal, hout of glasvezel met een diameter van 5 tot 40,6 centimeter. De paalmontageset bevat verschillende onderdelen die u moet monteren voordat montage op een paal plaatsvindt. Monteer eerst twee bandhaken; bevestig deze aan de paalklem op de twee locaties (openingen) die geschikt zijn voor de diameter van de paal waarop u het access point monteert. Afbeelding 2-8 geeft de aanduidingen van de paaldiameter weer en de boutopeningen op de paalklembeugel. Afbeelding 2-8
1
Locaties van de openingen voor afstelling van de paalklembeugel
Aanduidingen voor de paalgrootte •
2 tot 6 inch (5 tot 15,2 centimeter)
•
6 tot 11 inch (15,2 tot 27,9 centimeter)
•
11 tot 16 inch (5 tot 15,2 centimeter)
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-20
2
Boutopeningen voor paaldiameters (6 tot 11 inch [27,9 tot 40,6 centimeter] aangegeven)
Hoofdstuk 2
Het access point installeren Het access point installeren
Voor montage van de paalklembeugel voert u de volgende stappen uit: Stap 1
Plaats de bandhaken op de paalklembeugel voor de paaldiameter die u gebruikt en zet elke bandhaak vast met twee M8 x16-bouten (met borgringen) (zie Afbeelding 2-9). Draai de bouten vast tot 17,6 - 20,3 Nm. Afbeelding 2-9
Gemonteerde paalklembeugel en bandhaken
1
M8 x1,25x16-bouten (met borgringen) 3
2
Paalklembeugel
Bandhaak (geplaatst voor een paal met een diameter van 11 to 16 inch [27,9 tot 40,6 centimeter])
Stap 2
Schroef de M8-moer op de steunbout van de paalklembeugel en draai deze voldoende vast om te voorkomen dat de bout eraf valt.
Stap 3
Ga naar “Paalmontage” op pagina 2-22
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-21
Hoofdstuk 2
Het access point installeren
Het access point installeren
Paalmontage Het access point kan worden geïnstalleerd als er stroom is. Een bedrade LAN-aansluiting is niet nodig. Het access point maakt gebruik van intelligente draadloze routing die is gebaseerd op AWPP (Adaptive Wireless Path Protocol). Met AWPP kan een extern access point de beste route naar het bedrade LAN-netwerk dynamisch optimaliseren met behulp van een ander access point. Het 1522-access point maakt gebruik van de 5 GHz-radio voor de meshbackhaul en -aansluitingen. De 2,4 GHz-radio wordt gebruikt voor lokale draadloze clienttoegang. Als u uw access point op een verticale paal of lantaarnpaal wilt monteren, moet u twee metalen strips om de paal plaatsen ter ondersteuning van het access point. Hiervoor is extra gereedschap en materiaal benodigd dat niet aanwezig is in de paalmontageset (zie Tabel 2-3). Tabel 2-3
Materiaal dat benodigd is om een access point op een paal te monteren
Montagemethode
Verticale paal of lantaarnpaal
Benodigd materiaal
In set
•
Twee roestvrijstalen banden van 1,9 cm
Ja
•
Gereedschap voor bevestiging van banden (BAND IT) (Cisco AIR-BAND-INST-TL=)
Nee
•
Aardlip (geleverd bij access point)
Ja
•
Krimptang voor aardlip, Panduit CT-720 met CD-720-1-matrijs (http://onlinecatalog.panduit.com)
Nee
•
#6 AWG-aardleiding
Nee
Als u het access point op een verticale paal of lantaarnpaal wilt monteren, voert u de volgende stappen uit: Stap 1
Kies een locatie op de paal waarop u het access point wilt monteren. U kunt het access point op alle palen met een diameter van 5,1 tot 40,6 cm bevestigen.
Opmerking
Als u een aftakadapter voor een lantaarnpaal gebruikt, moet u het access point binnen 1 meter van de bedieningselementen van het buitenlicht plaatsen.
Stap 2
Bij palen die groter zijn dan 8,9 cm monteert u met behulp van twee metalen banden de paalklembeugel op een paal (zie Afbeelding 2-10). Overeenkomstig de instructies die bij het gereedschap voor bevestiging van banden (BAND IT) (AIR-BAND-INST-TL=) worden geleverd, haalt u elke metalen band tweemaal door de sleuven op de bandhaak.
Waarschuwing
Plaats de metalen banden niet in de grote open ruimte tussen de paalklembeugel en de bandhaken. Als u dit wel doet, wordt het access point niet op juiste wijze vastgezet.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-22
Hoofdstuk 2
Het access point installeren Het access point installeren
Afbeelding 2-10 Klembeugel gemonteerd op palen die groter zijn dan 8,9 cm
Stap 3
1
Paalklembeugel
3
Metalen montageband
2
Bandsleuf in bandhaak
4
Paal
Bij een paaldiameter van 8,9 cm of kleiner monteert u de paalklembeugel op een paal met behulp van twee metalen banden die door de ruimte tussen de paalklembeugel en de bandhaken worden gehaald. (zie Afbeelding 2-11). Zo blijft de paalklembeugel onder extreme omstandigheden goed vastzitten. Overeenkomstig de instructies die bij het gereedschap voor bevestiging van banden (BAND IT) (AIR-BAND-INST-TL=) worden geleverd, haalt u elke metalen band tweemaal door de sleuven.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-23
Hoofdstuk 2
Het access point installeren
Het access point installeren
Afbeelding 2-11 Open ruimte bij metalen band voor palen van 8,9 cm en kleiner
1
Waarschuwing
Stap 4
Open ruimte bij metalen band
Plaats de metalen banden niet in de grote open ruimte tussen de paalklembeugel en de bandhaken. Als u dit wel doet, wordt het access point niet op juiste wijze vastgezet. Plaats de paalklembeugel op de gewenste plek op de paal en zet vervolgens de metalen banden strak vast.
Opmerking
Wanneer de metalen banden zo vast mogelijk zijn gezet, kan de paalklembeugel niet anders worden afgesteld, tenzij de metalen banden worden doorgeknipt of gedemonteerd.
Stap 5
Zet de metalen banden vast met behulp van het gereedschap voor bevestiging van banden (BAND IT) (Cisco AIR-BAND-INST-TL=) door de gebruiksinstructies in de doos van het gereedschap uit te voeren. Controleer of de metalen banden zo vast mogelijk zitten.
Stap 6
Plaats de montagebeugel op de steunbout van de paalklembeugel (zie Afbeelding 2-12).
Stap 7
Bij verticale palen moet u de montagebeugel plaatsen zoals wordt weergegeven in Afbeelding 2-12. Bij horizontale lantaarnpalen moet u de montagebeugel 90o draaien vanaf de positie die wordt weergegeven in Afbeelding 2-12.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-24
Het access point installeren Het access point installeren
Stap 8
Installeer M8 x16-bouten (met vlakke sluitringen en borgringen) in de boutopeningen. Afbeelding 2-12 Locatie van schroefgaten op de montagebeugel en paalklembeugel
1 2
4
3
3
3
281940
Hoofdstuk 2
1
Paalklembeugel
3
Boutopeningen
2
Steunbout van access point (M8-flensmoer niet weergegeven)
4
Montagebeugel
Stap 9
Draai de bouten en de moer met de hand vast (niet te vast draaien).
Stap 10
Stel de bovenste rand van de montagebeugel af totdat deze horizontaal is en draai de bouten en de flensmoer vast (zie Afbeelding 2-12) tot 17,6 - 20,3 Nm).
Opmerking
Stap 11
De montagebeugel kan tot maximaal 45o worden afgesteld ter compensatie van gekantelde horizontale lantaarnpalen.
Schroef een M8 x16-bout (zonder vlakke sluitring en borgring) in de bovenste steunboutopening aan elke kant van het access point (zie Afbeelding 2-13). Schroef de bout niet helemaal vast. Laat een opening van circa 0,6 centimeter over.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-25
Hoofdstuk 2
Het access point installeren
Het access point installeren
Afbeelding 2-13 Locatie van de bovenste steunboutopeningen van het access point
1 2
255254
3
Stap 12
1
Locatie van schroefgaten van aardlip.
2
M8 x16-boutopening (bouten bevinden zich in de paalmontageset, installeren zonder vlakke sluitringen en borgringen)
Locatie tweede M8 x16-boutopening
Plaats de twee bouten op het access point in de inkeping voor snelle montage op de montagebeugel (zie Afbeelding 2-14).
Opmerking
Het access point dient zodanig te worden geplaatst dat de leds aan de onderzijde vanaf de grond zichtbaar zijn en met de scharnierende klep naar buiten gericht.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-26
3
Hoofdstuk 2
Het access point installeren Het access point installeren
255256
Afbeelding 2-14 Access point dat in de montagebeugel hangt
Stap 13
Schroef een M8 x16-bout (met vlakke borgringen en borgringen) in de tweede boutopening aan elke kant van het access point. (zie Afbeelding 2-14).
Stap 14
Zorg dat de voorkant van het access point verticaal is en draai de vier bouten vast tot 17,6 - 20,3 Nm.
Stap 15
Bij gebruik van de Cisco Aironet Dual-Band Omnidirectional Antennas moet u deze op het access point aansluiten zoals wordt weergegeven in Afbeelding 2-14. Draai de antennes met de hand vast op het access point.
Stap 16
Ga verder met “Het access point aarden” op pagina 2-30 en de “Het access point van stroom voorzien” op pagina 2-38.
De scharnierende klep van het access point openen U moet de scharnierende klep van het access point openen voor toegang tot het aansluitblok van de wisselstroomingang of het 24 VDC-aansluitblok en wanneer u een SFP-module met optische vezels en de kabelhaspel voor de vezels installeert. Als u de scharnierende klep van het access point wilt openen, voert u de volgende stappen uit: Stap 1
Gebruik een ringsleutel (13 mm) of dopsleutelset om de vier bouten op de klep aan de voorkant van het apparaat los te draaien en te verwijderen. Draai de scharnierbouten slechts 2 slagen los totdat deze moeiteloos met de hand kunnen worden losgedraaid en verwijder de bouten op het scharnier niet (Afbeelding 2-15).
Stap 2
De klep scharniert over de onderzijde. Open de klep voorzichtig en verwijder de klep.
Opmerking
Als u de klep niet moeiteloos kunt openen, moet u de scharnierbouten nogmaals voorzichtig losdraaien.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-27
Hoofdstuk 2
Het access point installeren
Het access point installeren
Afbeelding 2-15 Vooraanzicht van scharnierende klep van access point 1
1
1
255250
1
2
1
M8 x32-bouten
2
2
M8 x32-bouten van klepscharnier
De scharnierende klep van het access point sluiten Als u de klep van het access point wilt sluiten, voert u de volgende stappen uit: Stap 1
Bij het sluiten van de klep van het access point moet u uitkijken dat u de interne bedrading niet afklemt.
Stap 2
Plaats de klep zodanig dat deze goed aansluit op alle zijden van het access point en draai alle bouten langzaam met de hand vast.
Stap 3
Als alle bouten met de hand zijn vastgedraaid, gebruikt u een ringsleutel (13 mm) of dopsleutelset om de bouten gedeeltelijk vast te draaien in de volgorde die wordt weergegeven in Afbeelding 2-16. Draai alle bouten vast tot 0,34 - 0,45 Nm.
Stap 4
Herhaal Stap 3 en gebruik dezelfde volgorde om alle bouten helemaal vast te draaien tot 0,68 - 0,79 Nm.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-28
Hoofdstuk 2
Het access point installeren Het access point installeren
Afbeelding 2-16 Volgorde van het vastdraaien van de bouten van de scharnierende klep 1
3
5
255257
6
4
1-6
2
Draai de bouten vast in de numerieke volgorde die wordt weergegeven, te beginnen met 1.
De reset-knop gebruiken Het access point heeft een reset-knop die zich aan de onderzijde van het apparaat bevindt (zie Afbeelding 2-17). De reset-knop bevindt zich in een kleine opening die is afgedicht met een schroef en een rubberen pakking. De reset-knop kan worden gebruikt voor de volgende functies: •
Het access point opnieuw instellen: houd de reset-knop korter dan 10 seconden ingedrukt.
•
Noodstroomvoorziening met batterij uitschakelen: houd de reset-knop langer dan 10 seconden ingedrukt.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-29
Hoofdstuk 2
Het access point installeren
Het access point aarden
Afbeelding 2-17 Locatie van reset-knop - modellen AIR-CAP1552S-x-K9 en AIR-CAP1552H-x-K9 1
5
6
255242
4
1
Reset-knop
Het access point opnieuw opstarten Voor het opnieuw opstarten (uit- en inschakelen) van het access point voert u de volgende stappen uit: Stap 1
Gebruik een Phillips-schroevendraaier om de schroef van de reset-knop te verwijderen (Afbeelding 2-17). Zorg dat u de schroef niet kwijtraakt.
Stap 2
Houd met een rechtgebogen paperclip de reset-knop korter dan 10 seconden ingedrukt. Hierdoor wordt het access point opnieuw opgestart (uit- en ingeschakeld), worden alle leds gedurende circa 5 seconden uitgeschakeld en vervolgens opnieuw ingeschakeld.
Stap 3
Plaats de schroef van de reset-knop terug en gebruik een Phillips-schroevendraaier om de schroef vast te draaien tot 2,49 - 2,71 Nm
Het access point aarden Het access point moet worden geaard voordat het op stroom wordt aangesloten. Waarschuwing
Voordat de stroom wordt ingeschakeld, moet deze apparatuur extern worden geaard met een aardleiding die door de klant zelf wordt geleverd. Neem contact op met de inspectie-instantie voor elektriciteit of een elektricien als u niet zeker weet of er toereikende aarding beschikbaar is. Waarschuwing 366
Waarschuwing
Installatie van de apparatuur moet voldoen aan lokale en nationale regelgeving voor elektrische installaties. Waarschuwing 1074
Bij alle installaties buiten en wanneer u het access point van wisselstroom voorziet, moet u de volgende instructies volgen voor het correct aarden van de behuizing:
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-30
Hoofdstuk 2
Het access point installeren Een optische-vezelkabel op het access point aansluiten (1552H)
Stap 1
Als u een geïsoleerde 6-AWG koperen aardleiding gebruikt, verwijdert u de isolatie indien dit wordt vereist voor de aardlip.
Stap 2
Gebruik de juiste krimptang om de 6-AWG koperen aardleiding (zonder omhulsel) aan de meegeleverde aardlip vast te krimpen (Panduit PLCD6-10A-L).
Opmerking
De aardlip en de hardware moeten voldoen aan lokale en nationale regelgeving voor elektrische installaties.
Stap 3
Open de verpakking met antioxide- en antiroestmiddel (meegeleverd) en breng een ruime hoeveelheid aan op het metalen oppervlak waar de schroefgaten van de aardingsstrip zich bevinden (zie Afbeelding 2-13).
Stap 4
Sluit de aardlip op de openingen van de aardingsschroeven van het access point aan (zie Afbeelding 2-13) met behulp van de twee meegeleverde Phillips-kopschroeven (M4 x10 mm) met borgringen. Draai de aardingsschroef aan tot 2,49 - 2,71 Nm
Stap 5
Indien nodig verwijdert u de isolatie van het andere uiteinde van de aardleiding en sluit u deze aan op een betrouwbare aarding zoals een aardpen (zie Afbeelding 2-4).
Een optische-vezelkabel op het access point aansluiten (1552H) Met de optische-vezelset (AIR-1520-FIB-REEL=) kan de access point 1552H netwerkverbindingen met optische vezels ondersteunen. De set bevat de volgende onderdelen:
Opmerking
Waarschuwing
Opmerking
•
Acht schroeven (#2-56 x 0,75 inch) om de haspels te bevestigen
•
Twee kleine haspels
•
Twee grote haspels
•
Eén waterdichte adapter: voor een kabeldiameter van 0,51 tot 0,89 cm
De SFP-module moet afzonderlijk worden besteld. Raadpleeg de bestelgids voor toepasselijke SFP-opties.
Laserproduct klasse 1 Waarschuwing 1008
U hebt een door de klant geleverde optische-vezelkabel (geclassificeerd voor buitengebruik) met een LC-connector nodig. De diameter van de kabel moet 5,1 tot 8,9 mm zijn. De diameter van de mantel rondom elke afzonderlijke vezel moet 1,0 mm of kleiner zijn.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-31
Hoofdstuk 2
Het access point installeren
Een optische-vezelkabel op het access point aansluiten (1552H)
Een optische-vezelkabel op het 1552H-access point aansluiten Als u een optische-vezelkabel op het 1552H-access point wilt aansluiten, voert u de volgende stappen uit: Stap 1
Controleer of het access point niet meer is aangesloten op een stroombron.
Waarschuwing
Dit apparaat heeft mogelijk meer dan één aansluiting voor stroomtoevoer. Alle aansluitingen moeten worden verwijderd om het apparaat helemaal uit te schakelen. Waarschuwing 1028
Stap 2
Open de scharnierende klep (zie de “De scharnierende klep van het access point openen” op pagina 2-27 voor instructies).
Stap 3
Plaats de twee grote haspels met de kleine haspels er bovenop zoals wordt weergegeven in Afbeelding 2-18.
Stap 4
Plaats de schroefgaten in de grote en kleine haspels op één lijn en schroef vier bevestigingsschroeven in elk haspelpaar. Draai de schroeven vast tot 0,34 - 0,45 Nm.
Stap 5
Verwijder de plug uit de SFP-module en plaats de module in de SFP-sleuf (zie Afbeelding 2-18). Afbeelding 2-18 Onderdelen van de optische-vezelkabel (1552H)
1
Niet gebruikt
4
Vier schroeven voor montage voor elke haspel
2
Sleuf voor SFP-module
5
Connectorpoort voor optische vezel (1552H)
3
Vezelhaspels (grote haspel met een kleine er bovenop)
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-32
Hoofdstuk 2
Het access point installeren Een optische-vezelkabel op het access point aansluiten (1552H)
Stap 6
Draai het ronde uiteinde van de waterdichte connector los door het linksom te draaien, maar verwijder het niet (zie Afbeelding 2-19). Afbeelding 2-19 Waterdichte adapter
1
Uiteinde met schroefdraad
2
Rond uiteinde
Stap 7
Schroef het uiteinde met schroefdraad van de adapter voorzichtig in het access point en draai het met de hand vast.
Stap 8
Gebruik een verstelbare sleutel, een dopsleutel (22 mm) of de Sealcon S-2200-WR-sleutel om het uiteinde met schroefdraad van de adapter vast te draaien tot 8,1 - 9,5 Nm.
Stap 9
Verwijder voorzichtig circa 30,5 cm van het omhulsel van de optische-vezelkabel, waardoor de binnenste draad wordt blootgelegd.
Stap 10
Plaats de LC-optische-vezelkabelconnector voorzichtig in het afgeronde uiteinde van de waterdichte adapter (zie Afbeelding 2-19) en duw deze door de adapter.
Stap 11
Wikkel het overtollige deel van de optische-vezelkabels in de vorm van een acht (8) om de haspels
Stap 12
Plaats de LC-optische-vezelkabelconnector in de SFP-module.
Stap 13
Gebruik een verstelbare sleutel of een sleutel met een open uiteinde om het ronde uiteinde van de adapter vast te draaien tot 3,66 - 4,34 Nm
Stap 14
Sluit de scharnierende klep (zie “De scharnierende klep van het access point sluiten” op pagina 2-28).
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-33
Hoofdstuk 2
Het access point installeren
Een optische-vezelkabel op het access point aansluiten (1552SA en 1552SD)
Een optische-vezelkabel op het access point aansluiten (1552SA en 1552SD) Met de optische-vezelset (AIR-1550S-FIB-KIT=) kunnen de access points 1552SA en 1552SD netwerkverbindingen met optische vezels ondersteunen. De set bevat de volgende onderdelen:
Opmerking
Waarschuwing
Opmerking
•
Twee haspels
•
Eén beugel om de haspels te ondersteunen
•
Acht schroeven (#2-56 x 3,1 inch) om de haspels te bevestigen
•
Twee schroeven (#4-40 x 0,25 inch) om de beugel te bevestigen
•
Eén poortadapter (5/8-24 naar 1/2-14 NPT)
•
Eén doorvoerring
De SFP-module moet afzonderlijk worden besteld. Raadpleeg de bestelgids voor toepasselijke SFP-opties.
Laserproduct klasse 1 Waarschuwing 1008
U hebt een door de klant geleverde optische-vezelkabel (geclassificeerd voor buitengebruik) met een LC-connector nodig. De kabeldiameter moet kleiner dan 10,0 mm zijn. De diameter van de mantel rondom elke afzonderlijke vezel moet kleiner dan 1,0 mm zijn.
Een optische-vezelkabel op het access point 1552SA of 1552SD aansluiten Als u een optische-vezelkabel op het access point 1552SA of 1552SD wilt aansluiten, voert u de volgende stappen uit: Stap 1
Controleer of het access point niet meer is aangesloten op een stroombron.
Waarschuwing
Dit apparaat heeft mogelijk meer dan één aansluiting voor stroomtoevoer. Alle aansluitingen moeten worden verwijderd om het apparaat helemaal uit te schakelen. Waarschuwing 1028
Stap 2
Open de scharnierende klep (zie de “De scharnierende klep van het access point openen” op pagina 2-27 voor instructies). Hardware-installatie vezelset
Stap 3
Lijn de haspelbeugel uit met het AP en bevestig deze met twee schroeven (#4-40 x 0,25 inch). Draai de schroeven aan tot 0,62 tot 0,68 Nm. (Zie Afbeelding 2-20.)
Stap 4
Lijn beide haspels uit met de geïnstalleerde beugel. Bevestig elke haspel op de beugel met vier schroeven (#2-56 x 0,31 inch). Draai de schroeven vast tot 0,34 tot 0,45 Nm. (Zie Afbeelding 2-20.)
Stap 5
Verwijder de aanwezige plug en vervang deze door de ½-NPT-poortadapter. Schroef het uiteinde met schroefdraad van de adapter voorzichtig in het access point en draai het met de hand vast. Gebruik het zeshoekige profiel op de adapter om de adapter tot 8,1 tot 9,5 Nm aan te draaien. (Zie Afbeelding 2-20.)
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-34
Het access point installeren Een optische-vezelkabel op het access point aansluiten (1552SA en 1552SD)
Stap 6
Verwijder de plug uit de SFP-module en plaats de module in de SFP-sleuf. (Zie Afbeelding 2-20.) Afbeelding 2-20 Onderdelen optische-vezelkabelset (1552SD weergegeven)
4 3 4 3
2 1
5 6 333826
Hoofdstuk 2
Stap 7
1
Haspelbeugel
2
Twee schroeven voor het bevestigen van de haspelbeugel op het AP (#4-40 x 0.25 inch)
3
Twee vezelhaspels
4
Acht schroeven, vier voor het bevestigen van elke haspel op de beugel (#2-56 x 0.31 inch)
5
1/2-NPT-poortadapter
6
Sleuf voor SFP-module
(Alleen 1552SA) Gebruik een kruiskopschroevendraaier om de drie schroeven los te draaien waarmee de klep van de wisselstroommodule vastzit. Maak de klep van de wisselstroommodule los en leg deze aan de kant. Zie Afbeelding 2-21.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-35
Hoofdstuk 2
Het access point installeren
Een optische-vezelkabel op het access point aansluiten (1552SA en 1552SD)
333824
Afbeelding 2-21 Klep van wisselstroommodule losmaken (1552SA)
Installatie van vezelkabel Stap 8
Stap 9
Installeer de door de klant geleverde hardware voor kabelinvoer (leiding/buis of kabelpakking) in de ½-NPT-kabeladapter.
Opmerking
De installateur/persoon die de implementatie uitvoert, is verantwoordelijk voor het leveren van de juiste gecertificeerde onderdelen als onderdeel van het algehele systeemontwerp. Deze persoon moet bovendien de omgevingsintegriteit van de classificatie IP 67 handhaven.
Opmerking
Het waterdichte onderdeel voor vezelinvoer dat door de installateur/integrator is geselecteerd, moet minimaal voldoen aan de specificaties voor het apparaat waarnaar wordt verwezen als de Sealcon CD-13AR-EX met een Buna-N O-ring.
Opmerking
De torsiespecificatie voor verbindingen in de ½-NPT-adapter is 8,1 tot 9,5 Nm.
Verwijder voorzichtig ongeveer 30,5 cm van de externe mantel van de optische-vezelkabel, zodat de binnenste draad wordt blootgelegd.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-36
Hoofdstuk 2
Het access point installeren Een optische-vezelkabel op het access point aansluiten (1552SA en 1552SD)
Stap 10
Steek voorzichtig de optische-vezelkabel door de vezelpoort, zodat de overgang van de gestripte kabel dicht bij de binnenste wand van de behuizing komt te liggen (en in de wisselstroommodule voor de 1552SA). (Zie Afbeelding 2-22.)
Stap 11
(Alleen 1552SA) Geleid de vezelkabels (gestripte gedeelte) door de rubber doorvoerring en plaats de
doorvoerring in de sleuf van de wisselstroombehuizing. (Zie Afbeelding 2-22.) Afbeelding 2-22 Installatie van vezelkabel (1552SA links; 1552SD rechts; kabellengten alleen ter illustratie)
3 2 1
333827
1
2
Opmerking
1
Door de klant geleverde optische-vezelkabel
2
Door de klant geleverde hardware voor kabelinvoer (½ NPT-buis/leiding weergegeven).
3
Rubber doorvoerring (alleen 1552SA; niet gebruikt voor 1552SD)
Wanneer u de ½ NPT-buis of -kabelpakking in het AP installeert, is het gebruik van een afdichtingsmiddel (bijvoorbeeld Loctite® 565) verplicht.
Stap 12
Wind overtollige optische-vezelkabel rond de haspels door middel van de standaardmethode en kabelgeleiding.
Stap 13
Plaats de LC-optische-vezelkabelconnector in de SFP-module.
Stap 14
Bevestig de vezelkabel in de behuizing volgens een geschikte methode om vezelschade te voorkomen.
Stap 15
(Alleen 1552SA) Plaats de klep van de wisselstroommodule terug door eerst het bovenste gedeelte van de
doorvoerring en de onderkant van de klep in elkaar te laten grijpen en de klep vervolgens voorzichtig naar de juiste positie te laten zakken. De doorvoerring wordt in een langwerpige vorm geduwd in de daarvoor bedoelde uitsparing in de modulewand, zodat deze de vezels beschermd die door de wand van de wisselstroommodule zijn geleid. Zorg ervoor dat de vezelkabels niet worden afgeknepen of anderszins worden beschadigd bij het opnieuw monteren van de wisselstroommodule. Draai de schroeven aan tot 0,62 to 0,68 Nm. Zie Afbeelding 2-23.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-37
Hoofdstuk 2
Het access point installeren
Het access point van stroom voorzien
333825
Afbeelding 2-23 Installatie van vezelkabel voltooid (1552SA weergegeven; vezelkabel en overige interne bekabeling niet weergegeven)
Stap 16
Sluit de scharnierende klep (zie “De scharnierende klep van het access point sluiten” op pagina 2-28).
Het access point van stroom voorzien Het access point kan van stoom worden voorzien via een van de volgende methoden: •
•
PoE—56 VDC, voor 1552H-access points –
Een 1552H Series power injector aansluiten, pagina 2-39
–
Een ethernetkabel op het access point aansluiten, pagina 2-40
Wisselstoom –
•
Externe 12 VDC –
•
100 tot 240 VAC voor 1552S-/1552H-access points Een 12 VDC-stroomkabel op het access point aansluiten, pagina 2-43
Extern 24 VDC (alleen 1552SD) –
Een 24 VDC-stroomkabel op het access point aansluiten, pagina 2-46
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-38
Hoofdstuk 2
Het access point installeren Het access point van stroom voorzien
Opmerking
In alle bovenstaande gevallen moet het vertakte wisselstroomcircuit dat het access point van stroom voorziet, niet meer dan 20 A hoger zijn dan het apparaat voor overspanningsbeveiliging van de gebruiker. De beveiliging voor vertakte stroom moet voldoen aan alle lokale en nationale regelgeving voor elektrische installaties.
Een 1552H Series power injector aansluiten De power injector levert via een ethernetkabel 56 VDC aan het access point en ondersteunt een totale ethernetkabellengte van 100 meter vanaf de switch tot het access point.
Opmerking
De kabel van de power injector naar het access point (poort PoE-In) moet ten minste 3,05 meter lang zijn.
Opmerking
De poort PoE-Out is uitgeschakeld als het access point van stroom wordt voorzien door een power injector. Wanneer uw access point van stroom wordt voorzien door een optionele power injector, voert u de volgende stappen uit om de installatie te voltooien:
Stap 1
Voordat het access point van PoE wordt voorzien, moet u controleren of het access point geaard is (zie de “Het access point aarden” op pagina 2-30).
Stap 2
Bekijk Afbeelding 2-5 om te zien welke onderdelen nodig zijn voor de installatie.
Opmerking
Stap 3
Waarschuwing
De 1550-power injector kan uitsluitend binnenshuis worden gebruikt. De kabel van de injector moet daarom van de beschutte locatie naar het gemonteerde access point buiten worden geleid.
Sluit een ethernetkabel (CAT5e of beter) vanaf uw bedrade LAN-netwerk aan op de power injector.
Verminder het risico op brand door alleen gebruik te maken van een 26 AWG- of dikkere telecommunicatiekabel. Waarschuwing 1023
Gebruik uitsluitend de 1500-power injector (AIR-PWRINJ1500-2=) voor het access point. Deze power injector is ontworpen om aan de stroomvereisten van het access point te kunnen voldoen en is een spanningsbron met stroombegrenzing van klasse 2 (LPS; Limited Power Source).
Opmerking
Het is de verantwoordelijkheid van de installateur om te controleren of stroomvoorziening voor het access point via dit type power injector is toegestaan volgens de lokale en/of landelijke normen voor veiligheid en telecommunicatieapparatuur.
Tip
Voor het doorsturen van brugverkeer kunt u een switch tussen de power injector en controller toevoegen. Raadpleeg voor meer informatie de Cisco Wireless Mesh Access Points, Design and Deployment Guide, Release 7.0.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-39
Hoofdstuk 2
Het access point installeren
Het access point van stroom voorzien
Stap 4
Zorg dat de antennes zijn aangesloten en dat een aarding aan het access point is aangebracht voordat u de stroom voor het access point inschakelt.
Stap 5
Sluit een afgeschermde ethernetkabel, geclassificeerd voor buitengebruik (CAT5e of beter) aan tussen de power injector en de PoE-In-connector van het access point (zie Afbeelding 2-24).
Stap 6
Sluit de ethernetkabel aan op de poort PoE-In van het access point (zie “Een ethernetkabel op het access point aansluiten” op pagina 2-40).
Opmerking
Stap 7
Als een 1552H-access point van stroom wordt voorzien door PoE, is de poort PoE-Out niet actief.
Ga verder met de “De volgende stappen” op pagina 2-51
Een ethernetkabel op het access point aansluiten U moet voorzien in dit gereedschap en materiaal: •
Afgeschermde ethernetkabel (CAT5e of beter), geclassificeerd voor buitengebruik, met een diameter van 0,51 tot 0,89 cm Opmerking
De ethernetkabel tussen de power injector en het access point moet ten minste 3,05 meter lang zijn. De poort PoE-Out is uitgeschakeld als het access point van stroom wordt voorzien door een power injector.
•
RJ-45-ethernetconnector en installatiehulpmiddel
•
Verstelbare sleutel
Als u de afgeschermde ethernetkabel wilt aansluiten op het access point, voert u de volgende stappen uit: Stap 1
Schakel de stroom van de power injector uit en controleer of alle stroombronnen voor het access point zijn uitgeschakeld.
Waarschuwing
Dit apparaat heeft mogelijk meer dan één aansluiting voor stroomtoevoer. Alle aansluitingen moeten worden verwijderd om het apparaat helemaal uit te schakelen. Waarschuwing 1028
Stap 2
Controleer of er een 6 AWG-aardleiding is aangesloten op het access point (zie “Het access point aarden” op pagina 2-30).
Stap 3
Gebruik een verstelbare sleutel, een dopsleutel (22 mm) of een Sealcon S-2200-WR-sleutel om de ethernetconnectorplug van het access point te verwijderen (zie Afbeelding 2-24 voor de locatie).
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-40
Het access point installeren Het access point van stroom voorzien
Afbeelding 2-24 Locatie van de waterdichte ethernetadapters (alleen de modellen AIR-CAP1552S-x-K9 en AIR-CAP1552H-x-K9)
4
5
1
1
2
ETH-poort (1552S) of poort PoE-In (1552H) 2
Opmerking
Stap 4
6
255260
Hoofdstuk 2
Poort PoE-Out
Voor informatie over het plaatsen van gegevenskabels raadpleegt u Afbeelding 1-1 op pagina 1-4
Draai het ronde uiteinde van de waterdichte adapter los door het linksom te draaien, maar verwijder het niet (zie Afbeelding 2-25). Afbeelding 2-25 Waterdichte adapter
1
Uiteinde met schroefdraad
2
Rond uiteinde
Stap 5
Plaats het niet-afgesloten uiteinde van de ethernetkabel in het ronde uiteinde van de waterdichte adapter (zie Afbeelding 2-25) en trek de kabel enkele centimeters door de adapter.
Stap 6
Installeer een RJ-45-connector op het niet-afgesloten uiteinde van de ethernetkabel met behulp van uw installatiehulpmiddel voor de ethernetkabel.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-41
Hoofdstuk 2
Het access point installeren
Het access point van stroom voorzien
Waarschuwing
Stap 7
Verminder het risico op brand door alleen gebruik te maken van een 26 AWG- of dikkere telecommunicatiekabel. Waarschuwing 1023
Plaats de RJ-45-kabelconnector voorzichtig in de ethernetpoortopening op het access point en sluit deze aan op de interne ethernetconnector (zie Afbeelding 2-26). Afbeelding 2-26 De RJ-45-connector in de ethernetpoortopening van de behuizing plaatsen
1
Waterdichte adapter
2
Ethernetpoortopening in de behuizing van het 4 access point
RJ-45-connector Afgeschermde ethernetkabel, geclassificeerd voor buitengebruik (CAT5e of beter)
Stap 8
Schuif de waterdichte adapter naar het access point en schroef het uiteinde met schroefdraad van de adapter in het access point en draai het met de hand vast.
Stap 9
Gebruik een verstelbare sleutel, een dopsleutel (22 mm) of de Sealcon S-2200-WR-sleutel om het uiteinde met schroefdraad van de adapter vast te draaien tot 8,1 - 9,5 Nm.
Stap 10
Gebruik een verstelbare sleutel om het ronde uiteinde van de adapter vast te draaien tot 3,66 - 4,34 Nm.
Stap 11
Controleer of de antennes op het access point zijn aangesloten voordat u de stroom inschakelt voor het access point.
Stap 12
Leid uw ethernetkabel en knip het overtollig deel van de kabel af.
Stap 13
Installeer een RJ-45-connector op het niet-afgesloten kabeluiteinde en plaats dit in de power injector. Zie voor gangbare installatieonderdelen Afbeelding 2-5.
Stap 14
Schakel de stroom in voor de power injector.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-42
3
Hoofdstuk 2
Het access point installeren Het access point van stroom voorzien
Een 12 VDC-stroomkabel op het access point aansluiten Wanneer u het access point voorziet van 12 VDC-stroom, moet u zorgen dat de gelijkstroom naar het apparaat probleemloos volledig kan worden uitgeschakeld. De stroom mag niet volledig worden uitgeschakeld door de gelijkstroomconnector van het apparaat los te koppelen.
Waarschuwing
Er moet een gemakkelijk toegankelijke, tweepolige stroomverbreker zijn geïntegreerd in de vaste bedrading. Waarschuwing 1022
Waarschuwing
Sluit het apparaat uitsluitend aan op de gelijkstroombron die voldoet aan de SELV-vereisten (safety extra-low voltage) in de op IEC 60950 gebaseerde veiligheidsnormen. Waarschuwing 1033
Als u een12 VDC-stroomkabel wilt aansluiten, moet u over het volgende gereedschap en materiaal beschikken: •
Afgeschermde gelijkstroomkabel, geclassificeerd voor buitengebruik, met een diameter van 0,51 tot 0,89 cm.
•
Verstelbare sleutel of een sleutel met een open uiteinde
•
Kleine platte schroevendraaier
•
2-pins gelijkstroomconnector (Door Cisco geleverd)
Als u de gelijkstroomkabel wilt aansluiten op het access point, voert u de volgende stappen uit: Stap 1
Voordat u de 12 VDC-stroom op het access point aansluit, moet u controleren of de aarding is aangesloten op het access point (zie de “Het access point aarden” op pagina 2-30.
Stap 2
Schakel alle stroombronnen voor het access point uit, inclusief de gelijkstroombron.
Waarschuwing
Dit apparaat heeft mogelijk meer dan één aansluiting voor stroomtoevoer. Alle aansluitingen moeten worden verwijderd om het apparaat helemaal uit te schakelen. Waarschuwing 1028
Waarschuwing
Wanneer u gelijkstroom installeert op het access point, moet u altijd het kabeluiteinde voor het access point EERST aansluiten. Wanneer u de gelijkstroomconnector verwijdert, moet u het kabeluiteinde voor het access point altijd het LAATST loskoppelen.
Stap 3
Gebruik een verstelbare sleutel, een dopsleutel (22 mm) of een Sealcon S-2200-WR-sleutel om de plug uit de opening voor de gelijkstroomconnector te verwijderen (zie Afbeelding 2-27 voor de locatie van de 12 VDC-stroomconnector).
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-43
Hoofdstuk 2
Het access point installeren
Het access point van stroom voorzien
Afbeelding 2-27 Locatie van de waterdichte adapter voor 12 VDC-stroom 2
3
4
331098
1
Stap 4
1
Gelijkstroomconnector met waterdichte adapter 3
Montageopening voor beugel
2
Montageopening voor beugel
Schroefgaten van aardlip
4
Draai het ronde uiteinde van de waterdichte adapter los door het linksom te draaien, maar verwijder het niet (zie Afbeelding 2-28). Afbeelding 2-28 Waterdichte adapter
1
Uiteinde met schroefdraad
Opmerking
Rond uiteinde
De waterdichte adapter is geschikt voor een kabeldiameter van 0,51 tot 0,89 cm.
Stap 5
Plaats een uiteinde (zonder omhulsel) van de 12 VDC-stroomkabel in het afgeronde uiteinde van de waterdichte adapter (zie Afbeelding 2-28) en trek circa 15 centimeter kabel door de adapter.
Stap 6
Verwijder circa 2,5 centimeter van het omhulsel van de 12 VDC-kabel om de draden bloot te leggen en verwijder circa 9,5 mm isolatie van alle draden.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-44
2
Hoofdstuk 2
Het access point installeren Het access point van stroom voorzien
Stap 7
Plaats de draden in de aansluitstrip met twee ingangen (meegeleverd) en draai ze vast met behulp van een platte schroevendraaier van 0,25 cm (zie Afbeelding 2-29). Afbeelding 2-29 Aansluitstrip met twee ingangen voor 12 VDC
Stap 8
1
Bevestigingsschroeven
2
Draadopening voor aarding (gelijkstroom retour)
3
Draadopening voor gelijkstroom +
Plaats de aansluitstrip met twee ingangen in de 12 VDC-stroomaansluiting in de behuizing van het access point en druk de aansluitstrip voorzichtig in de interne connector (zie Afbeelding 2-30).
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-45
Hoofdstuk 2
Het access point installeren
Het access point van stroom voorzien
Afbeelding 2-30 De aansluitstrip in de 12 VDC-stroomaansluiting in de behuizing van het access point plaatsen
1
Aansluitstrip met twee ingangen
3
Waterdichte adapter
2
Gelijkstroomkabel
4
12 VDC-stroomaansluiting in de behuizing van het access point
Opmerking
Voor specificaties en beperkingen voor aansluitingen met stroomkabels raadpleegt u Afbeelding 2-32
Stap 9
Schuif de waterdichte adapter naar het access point en schroef het uiteinde met schroefdraad van de adapter in het access point en draai het met de hand vast.
Stap 10
Gebruik een verstelbare sleutel, een dopsleutel (22 mm) of een Sealcon S-2200-WR-sleutel om het uiteinde met schroefdraad van de adapter vast te draaien tot 8,1 - 9,5 Nm.
Stap 11
Gebruik een verstelbare sleutel of een sleutel met een open uiteinde om het ronde uiteinde van de adapter vast te draaien tot 3,66 - 4,34 Nm.
Stap 12
Controleer of de antennes zijn aangesloten op het access point voordat u de stroom voor het access point inschakelt.
Stap 13
Schakel de 12 VDC-stroom in bij de betreffende circuits.
Een 24 VDC-stroomkabel op het access point aansluiten Opmerking
Wanneer u de buis installeert, moet u controleren of u voldoet aan de regelgeving voor elektrische installaties in uw regio. Om een 24 VDC-stroomkabel naar het 1552S-access point te leiden en erop aan te sluiten, voert u de volgende stappen uit:
Stap 1
Open de scharnierende klep van het access point. Zie “De scharnierende klep van het access point openen” op pagina 2-27 voor instructies.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-46
Het access point installeren Het access point van stroom voorzien
Afbeelding 2-31 Installatie met 24 VDC-stroom - model AIR-CAP1552S-A-K9
1
2
3
333238
Hoofdstuk 2
1
Door de klant geleverde 1/2 NPT-pijp 2 (Noord-Amerika/ATEX) of afgeschermde kabel 3 (uitsluitend ATEX). De installateur/persoon die de implementatie uitvoert, is verantwoordelijk voor het leveren van de juiste gecertificeerde onderdelen als onderdeel van het algehele systeemontwerp. Deze persoon moet bovendien de omgevingsintegriteit van de classificatie IP 67 handhaven.
Door de klant geleverde kabelboom Aansluitblok
Stap 2
Leid de 24 VDC-stroomkabel door de 1/2-NPT-poort.
Stap 3
Gebruik een draadstriptang om de isolatie van alle draden te verwijderen. Verwijder net genoeg draad zodat u de ringaansluitingen (geleverd door Cisco) er goed op kunt krijgen.
Stap 4
Verwijder de schroef en vierkante sluitring van de aansluitstrip voor de aansluiting die wordt aangeduid als 'RTN'. Sluit de retourkabel voor gelijkstroom aan op de locatie van de aansluitstrip die wordt aangeduid als 'RTN'. Draai de schroef van de aansluitstrip vast zodat de ringaansluiting en bedrading worden vastgezet.
Stap 5
Verwijder de schroef en vierkante sluitring van de aansluitstrip voor de aansluiting die wordt aangeduid als '+24 VDC IN'. Sluit de directe verbinding van +24 VDC aan op de locatie van de aansluitstrip die wordt aangeduid als '+24 VDC IN'. Draai de schroef van de aansluitstrip vast zodat de ringaansluiting en bedrading vast worden gezet.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-47
Hoofdstuk 2
Het access point installeren
Het access point van stroom voorzien
Stap 6
Bevestig het snoer voor de gelijkstroomingang aan het draadanker naast de aansluitingstrip.
Stap 7
Controleer uw werk.
Stap 8
Sluit de scharnierende klep van het access point. Zie “De scharnierende klep van het access point sluiten” op pagina 2-28 voor meer informatie.
Aarding en wisselstroom aansluiten Opmerking
Wanneer u de buis installeert, moet u controleren of u voldoet aan de regelgeving voor elektrische installaties in uw regio. Om de kabels voor de aarding en wisselstroom naar het 1552H/1552S-access point te leiden of erop aan te sluiten, voert u de volgende stappen uit:
Waarschuwing
Wanneer u het apparaat installeert of vervangt, moet de aardaansluiting altijd eerst tot stand worden gebracht en het laatst worden ontkoppeld. Waarschuwing 1046
Voorzichtig
Installeer altijd eerst de aardleiding voordat u de wisselstroomsnoeren aansluit.
Stap 1
Open de scharnierende klep van het access point. Zie “De scharnierende klep van het access point openen” op pagina 2-27 voor instructies.
Stap 2
Gebruik een Phillips-kopschroevendraaier om de drie schroeven los te draaien waarmee de klep van de ingang van de wisselstroommodule vastzit. (Afbeelding 2-32).
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-48
Het access point installeren Het access point van stroom voorzien
Afbeelding 2-32 Installatie wisselstroom — model AIR-CAP1552H-A-K9
4 5
3 2
1
343734
Hoofdstuk 2
1
Door de klant geleverde ½ NPT-buis 4 (Noord-Amerika/ATEX) of kabel met mantel (uitsluitend ATEX).
2
Door de klant geleverde kabelboom
3
Bevestig de aardleiding aan de aansluitring. Bevestig de aansluitring aan het chassis zoals wordt weergegeven.
5
Klep van ingang voor gelijkstroom •
Draai de schroeven (3) los om de klep te openen.
•
Bevestig de klep opnieuw nadat de kabelboom is geïnstalleerd.
Aansluitblok
Opmerkingen 1
De installateur/persoon die de implementatie uitvoert, is verantwoordelijk voor het leveren van de juiste gecertificeerde onderdelen als onderdeel van het algehele systeemontwerp. Deze persoon moet bovendien de omgevingsintegriteit van de classificatie IP 67 handhaven.
2
De waterdichte pakking die door de installateur/integrator is geselecteerd, moet minimaal voldoen aan de specificaties voor het apparaat waarnaar wordt verwezen als de Sealcon CD-13AR-EX met een Buna-N O-ring.
3
De torsiespecificatie voor waterdichte pakkingen is 8,1 to 9,5 Nm.
Stap 3
Verwijder de klep en leg deze opzij.
Stap 4
Leid de wisselstroomkabel door de 1/2-NPT-poort.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-49
Hoofdstuk 2
Het access point installeren
Onderhoud uitvoeren
Stap 5
Gebruik een draadstriptang om de isolatie van alle draden te verwijderen. Verwijder zoveel draad als nodig is om een stevige aansluiting op het aansluitblok tot stand te brengen. Bij spanningsdragende draden mogen geen draden zonder omhulsel zijn blootgelegd nadat de aansluiting tot stand is gebracht.
Stap 6
Plaats de aardleiding in de meegeleverde aardlip en gebruik een krimptang om de aansluiting vast te zetten.
Stap 7
Installeer de aardlip en draai de aansluiting vast met een Phillips-schroevendraaier. Om te voorkomen dat het schroefdraad afslijt, moet u de schroef niet te vast draaien.
Stap 8
Plaats de spanningsdragende draad in het aansluitblok van de wisselstroomingang.
Stap 9
Gebruik een Phillips-schroevendraaier om de schroeven van het aansluitblok vast te draaien zodat de kabels in het aansluitblok worden vastgezet.
Stap 10
Controleer of er geen draden zonder omhulsel worden blootgelegd. Als draden zijn blootgelegd, moet u deze uit het aansluitblok verwijderen, de lengte ervan aanpassen en opnieuw plaatsen.
Stap 11
Controleer uw werk.
Stap 12
Installeer de bovenste klep van de ingang van de wisselstroommodule en draai de schroeven vast. Draai de schroeven niet te vast.
Stap 13
Sluit de scharnierende klep van het access point. Zie “De scharnierende klep van het access point sluiten” op pagina 2-28 voor meer informatie.
Stap 14
Installeer de kabel voor ethernetbackhaul. Zie de volgende sectie voor instructies.
Onderhoud uitvoeren Voor het access point wordt minimaal periodiek of preventief onderhoud vereist aangezien het geen bewegende delen, filters, smeermiddelen of onderdelen voor mechanisch contact bevat. Wanneer het access point echter op een gevaarlijke locatie wordt geïnstalleerd, moeten periodieke controles worden uitgevoerd om te garanderen dat het access point goed functioneert. In deze sectie wordt informatie gegeven over het plegen van onderhoud bij een access point dat is geïnstalleerd op een gevaarlijke locatie. Aanvullende informatie over onderhoud kunt u vinden in Hoofdstuk 3, “Problemen oplossen” en de Troubleshooting a Mesh Network Guide. Het document met oplossingen voor problemen is beschikbaar op cisco.com op de volgende URL: http://www.cisco.com/en/US/docs/wireless/access_point/1520/troubleshooting/guide/TrbleshtMesh.html
Waarschuwing
Verbreek de verbindingen met deze apparatuur niet tenzij de stroom is uitgeschakeld of u hebt vastgesteld dat het gebied niet-gevaarlijk is. U moet externe aansluitingen op deze apparatuur stevig bevestigen met behulp van schroeven, schuifsloten, schroefconnectors of overige middelen die bij dit product worden geleverd. Als u onderdelen vervangt, kan dit de geschiktheid voor Class I, Zone 2 en Division 2 verminderen. Waarschuwing 1062
Waarschuwing
Als u de kabel van de console aansluit of ontkoppelt als de stroom is ingeschakeld bij het apparaat of bij een ander apparaat in het netwerk, kan er een vlamboog ontstaan. Dit kan een leiden tot explosies in installaties op gevaarlijke locaties. Stel voordat u verdergaat met zekerheid vast dat de stroom is uitgeschakeld of dat het gebied niet-gevaarlijk is. Voor het controleren van de werking van het apparaat moet u vóór installatie op een niet-gevaarlijke locatie POST (power-on self test) uitvoeren voor het apparaat. Waarschuwing 1080
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-50
Hoofdstuk 2
Het access point installeren Onderhoud uitvoeren
Waarschuwing
Wanneer u het apparaat installeert of vervangt, moet de aardaansluiting altijd eerst tot stand worden gebracht en het laatst worden ontkoppeld. Waarschuwing 1046
Het access point verwijderen Wanneer u een access point verwijdert, moet u erop letten dat u de stroom van het access point uitschakelt voordat u de klep opent en de kabels van de wisselstroomingang loskoppelt. Wanneer u de wisselstroomkabels verwijdert, moet de aardaansluiting de laatste zijn die u loskoppelt.
Periodieke controles uitvoeren Het access point moet periodiek worden gecontroleerd om te garanderen dat het op de gevaarlijke locatie normaal werkt en luchtdicht is. In Tabel 2-4 wordt een overzicht gegeven van de controleprocedures en de periodieke herhaling ervan. Tabel 2-4
Tabel voor periodieke controle
Controleprocedure
Periodieke herhaling
Afdichting van O-ringen en externe elektriciteitsaansluitingen controleren Eenmaal per 3 jaar op veroudering, corrosie en lage aardingsweerstand. Klep en pakkingen van waterdichte adapter controleren op luchtdichtheid. Eenmaal per 5 jaar
De volgende stappen Wanneer u een MAP inschakelt die niet is aangesloten op een bekabeld ethernetnetwerk, optische-vezelnetwerk of kabelnetwerk naar de controller, maakt het access point gebruik van het Cisco-AWPP (Adaptive Wireless Path Protocol) om verbinding te maken met een andere MAP (Mesh Access Point) met het beste pad terug naar een RAP (Root Access Point), die via het bekabelde netwerk is aangesloten op een controller. Het access point verzendt een verkenningsaanvraag als het wordt ingeschakeld. Als u het access point in de controller correct hebt geconfigureerd, verzendt de controller een antwoord op de verkenningsaanvraag terug naar het access point. Wanneer dat gebeurt, verzendt het access point een verbindingsaanvraag naar de controller en reageert de controller met een verbindingsbevestiging. Vervolgens brengt het access point een CAPWAP-verbinding (Control And Provisioning of Wireless Access Points) met de controller tot stand en wordt het gedeelde geheim op de controller geconfigureerd. Raadpleeg de Cisco Wireless LAN Controller Configuration Guide voor meer informatie over het configureren, controleren en gebruik van uw access points.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-51
Hoofdstuk 2 Onderhoud uitvoeren
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
2-52
Het access point installeren
H O O F D S T U K
3
Problemen oplossen In dit hoofdstuk worden procedures voor probleemoplossing beschreven voor elementaire problemen met het access point. Voor de meest actuele en gedetailleerde informatie over probleemoplossing kunt u de Cisco-website voor technische ondersteuning en documentatie raadplegen via de volgende URL: http://www.cisco.com/cisco/web/support/index.html Secties in dit hoofdstuk zijn: •
Richtlijnen voor gebruik van de access points, pagina 3-2
•
MAC-filterlijst van de controller, pagina 3-3
•
DHCP Option 43 gebruiken, pagina 3-4
•
De leds van het access point controleren, pagina 3-4
•
Koppeling met controller controleren, pagina 3-5
•
De Bridge Group Name wijzigen, pagina 3-6
•
Lokaal verbinding maken met het access point, pagina 3-6
•
Power Injector van het access point, pagina 3-8
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
3-1
Hoofdstuk 3
Problemen oplossen
Richtlijnen voor gebruik van de access points
Richtlijnen voor gebruik van de access points U dient de volgende richtlijnen in gedachten te houden wanneer u de access points gebruikt: •
Het access point kan uitsluitend met controllers communiceren en kan niet zelfstandig worden gebruikt.
•
Het access point ondersteunt geen WDS (Wireless Domain Services) en kan niet communiceren met WDS-apparaten. De controller heeft echter een soortgelijke functie als de WDS-functionaliteit wanneer het access point een koppeling ermee tot stand brengt.
•
Het access point ondersteunt uitsluitend layer 3-CAPWAP-communicatie met de controllers. Bij gebruik in layer 3 kunnen het access point en de controller zich op hetzelfde of verschillende subnetten bevinden. Het access point communiceert via standaard IP-pakketten met de controller. Voor een layer 3-access point op een ander subnet dan de controller wordt een DHCP-server op het subnet van het access point en een route naar de controller vereist. Bij het routeren naar de controller moeten de UDP-doelpoorten 12222 en 12223 geopend zijn voor CAPWAP-communicatie. Bij het routeren naar de primaire, secondaire en tertiaire controllers moeten IP-pakketfragmenten worden toestaan.
•
Voordat u uw access points implementeert, moet u zorgen dat het volgende is uitgevoerd: –
Uw controllers moeten zijn aangesloten op switchpoorten die zijn geconfigureerd als trunkpoorten.
–
Uw access points moeten zijn aangesloten op switchpoorten die zijn geconfigureerd als toegangspoorten zonder label.
–
Er moet een DHCP-server bereikbaar zijn voor uw access points en deze moet zijn geconfigureerd met Option 43. Option 43 verschaft de IP-adressen van de beheerinterfaces van uw controllers. Over het algemeen kan een DHCP-server worden geconfigureerd op een Cisco-switch.
–
Een DNS-server kan optioneel worden geconfigureerd om CISCO-CAPWAP-CONTROLLER in te schakelen. Gebruik het lokale domein om het IP-adres van de beheerinterface van uw controller te bepalen.
–
Uw controllers zijn geconfigureerd en bereikbaar voor de access points.
–
Uw controllers zijn geconfigureerd met de MAC-adressen van het access point en de MAC-filterlijst is ingeschakeld.
–
Uw switch moet DHCP-aanvragen doorsturen.
•
De PoE-Out-poort van het access point mag alleen worden aangesloten op één randapparaat van de klant, zoals een camera of een sensorgateway. Wij raden u aan de PoE-Out-poort niet aan te sluiten op een switch of hub.
•
Nadat de access points aan de controller zijn gekoppeld, moet u de standaardwaarde voor de BGN (Bridge Group Name) wijzigen. Met de standaard-BGN hebben de MAP's (Mesh Access Points) de mogelijkheid om verbinding te maken met andere meshnetwerken en kan de convergentie van het netwerk worden vertraagd.
Belangrijke opmerkingen Convergentievertragingen Tijdens de implementatie kunnen zich door verschillende oorzaken convergentievertragingen bij de access points voordoen. In de onderstaande lijst worden enkele omstandigheden weergegeven die tot convergentievertragingen kunnen leiden:
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
3-2
Hoofdstuk 3
Problemen oplossen MAC-filterlijst van de controller
•
Een RAP (Root Access Point) probeert via een bedrade poort (kabel, optische vezel, PoE-In of PoE-Out) verbinding met een controller te maken. Als de bedrade poorten operationeel zijn, is de RAP mogelijk enige minuten bij elke poort bezig voordat verbinding met een controller wordt gemaakt.
•
Als een RAP geen verbinding met een controller kan maken via de bedrade poorten, probeert deze verbinding te maken via het draadloze netwerk. Dit leidt tot extra vertragingen wanneer meerdere (mogelijk) draadloze paden beschikbaar zijn.
•
Als een MAP geen verbinding met een RAP kan maken via een draadloze verbinding, probeert de MAP verbinding te maken via een beschikbare bedrade poort. Het access point is mogelijk enige minuten met elke verbindingsmethode bezig voordat opnieuw wordt geprobeerd om via het draadloze netwerk verbinding te maken.
Bruglus Het access point ondersteunt 'packet bridging' tussen bedrade en draadloze netwerkverbindingen. Een netwerk mag nooit zijn verbonden met meerdere bedrade poorten op een access point of op twee access points met een brug. Een bruglus veroorzaakt routeringsproblemen in het netwerk.
DHCP-server van de controller De DHCP-server van de controller wijst alleen IP-adressen toe aan lichtgewicht access points en aan draadloze clients die zijn gekoppeld aan een access point. De DHCP-server wijst geen IP-adressen toe aan andere apparaten, waaronder clients voor ethernetoverbrugging op de MAP's.
MAP-gegevensverkeer Als het signaal op het backhaulkanaal van het access point een hoge signaal-ruisverhouding heeft, kan een MAP via een bovenliggend knooppunt verbinding maken met de controller, maar kan deze geen gegevensverkeer doorgeven, zoals het pingen van het access point. Dit kan zich voordoen omdat de standaardgegevenssnelheid voor backhaulcontrolepakketten is ingesteld op 6 Mb/s en de gegevenssnelheid van de backhaul door de gebruiker is ingesteld op 'automatisch'.
MAC-filterlijst van de controller Voordat u uw access point activeert, moet u zorgen dat het MAC-adres van het access point is toegevoegd aan de MAC-filterlijst van de controller en dat de MAC-filterlijst is ingeschakeld.
Opmerking
Het MAC-adres en de streepjescode van het access point bevinden zich aan de onderzijde van het apparaat. Als er twee MAC-adressen staan, gebruikt u het bovenste MAC-adres. Als u de MAC-adressen wilt weergeven die zijn toegevoegd aan de MAC-filterlijst van de controller, kunt u de controller-CLI of de controller-GUI gebruiken: •
Controller-CLI: gebruik de controller-CLI-opdracht show macfilter summary om de MAC-adressen weer te geven die zijn toegevoegd aan de filterlijst van de controller.
•
Controller-GUI: meld u via een internetbrowser aan bij de internetinterface van uw controller en kies SECURITY (BEVEILIGING) > AAA > MAC Filtering (MAC-filtering)om de MAC-adressen weer te geven die aan de filterlijst van de controller zijn toegevoegd.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
3-3
Hoofdstuk 3
Problemen oplossen
DHCP Option 43 gebruiken
DHCP Option 43 gebruiken U kunt DHCP Option 43 gebruiken om een lijst met IP-adressen van de controller door te geven aan de access points, waardoor het access point een controller kan zoeken en verbinding ermee kan maken. Raadpleeg de productdocumentatie voor uw DHCP-server voor instructies voor het configureren van DHCP Option 43. Raadpleeg voor meer informatie Bijlage F, “DHCP Option 43 configureren”.
De leds van het access point controleren Als uw access point niet juist functioneert, moet u naar de leds aan de onderzijde van het apparaat kijken. Aan de hand van de leds kunt u snel beoordelen wat de status van het apparaat is. In Afbeelding 3-1 wordt de locatie van de leds van het access point weergegeven. Afbeelding 3-1
Leds van het access point - weergegeven op de onderzijde van model AIR-CAP1552S-x-K9 1
3 2
5
6
331806
4
4
Opmerking
1
RF-2-led: status van de MIMO-radio van de backhaul (5 GHz)
3
Uplinkled: status van ethernet, kabel of vezel
2
RF-1-led: status van de MIMO-radio van het access point (2,4 GHz)
4
Statusled: status van het access point en de software
Er zijn mogelijk per apparaat kleine verschillen in de kleurintensiteit en de tint van de leds. Deze vallen binnen het normale bereik van de specificaties van de fabrikant van de leds en zijn geen defect. De ledsignalen van het access point worden weergegeven in Tabel 3-1.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
3-4
Hoofdstuk 3
Problemen oplossen Koppeling met controller controleren
Tabel 3-1
Ledsignalen van het access point
Led
Kleur1, 2
Betekenis
Status
Zwart
Geen stroom ingeschakeld of led uitgeschakeld.
Ononderbroken groen
Access point is operationeel.
Knippert groen
Downloaden of upgraden van Cisco IOS-afbeeldingsbestand wordt uitgevoerd.
Ononderbroken geel
Verkenning van naastliggende MAP wordt uitgevoerd.
Knippert geel
Meshverificatie wordt uitgevoerd.
Knippert rood / groen / geel
CAPWAP-verkenning wordt uitgevoerd.
Ononderbroken rood
Firmwarefout. Neem voor hulp contact op met uw hulpdienst.
Zwart
Alle netwerkpoorten uitgeschakeld of led uitgeschakeld.
Ononderbroken groen
Uplinkpoort is operationeel (kabel, optische vezel of ethernet).
Zwart
Radio uitgeschakeld of led uitgeschakeld.
Ononderbroken groen
Radio is operationeel, netwerk is goed.
Ononderbroken rood
Firmwarefout. Neem voor hulp contact op met uw hulpdienst.
Zwart
Radio is uitgeschakeld of led uitgeschakeld.
Ononderbroken groen
Radio is operationeel, netwerk is goed.
Ononderbroken rood
Firmwarefout. Neem voor hulp contact op met uw hulpdienst.
Uplink RF-1
RF-2
1. Als alle leds zijn uitgeschakeld, wordt het access point niet van stroom voorzien. 2. Wanneer de stroomvoorziening van het access point de eerste keer wordt ingeschakeld, zijn alle leds geel.
Koppeling met controller controleren Als u wilt controleren of uw access point aan de controller is gekoppeld, voert u de volgende stappen uit: Stap 1
Meld u via een internetbrowser aan bij de internetinterface van uw controller. U kunt ook de controller-CLI-opdracht show ap summary gebruiken op de consolepoort van de controller.
Stap 2
Klik op Wireless (Draadloos) en controleer of het MAC-adres van uw access point wordt weergeven onder Ethernet-MAC.
Stap 3
Meld u af bij de controller en sluit uw internetbrowser af.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
3-5
Hoofdstuk 3
Problemen oplossen
De Bridge Group Name wijzigen
De Bridge Group Name wijzigen De BGN (Bridge Group Name) bepaalt welke access points aan een RAP worden gekoppeld. BGN's kunnen worden gebruikt om de radio's logisch te groeperen om te voorkomen dat verschillende netwerken op hetzelfde kanaal met elkaar communiceren. Deze instelling is ook nuttig als u meer dan een RAP in uw netwerk in het zelfde gebied hebt. Als u twee RAP's in uw netwerk in hetzelfde gebied hebt (voor meer capaciteit) raden wij u aan dat u de twee RAP's met verschillende BGN's en op verschillende kanalen configureert. De BGN is een reeks van maximaal tien tekens. Tijdens de fabricage is een standaard-BGN (NULL VALUE) toegewezen. Deze is niet zichtbaar voor u, maar hiermee kunnen nieuwe access point-radio's in een netwerk van nieuwe access points worden opgenomen. De BGN kan opnieuw worden geconfigureerd in de controller-CLI en controller-GUI. Na het configureren van de BGN wordt het access point opnieuw opgestart. Nadat de access points zijn geïmplementeerd en aan de controller zijn gekoppeld, moet de standaardwaarde van de BGN worden gewijzigd om te voorkomen dat de MAP's proberen om andere meshnetwerken te koppelen. De BGN moet zeer voorzichtig worden geconfigureerd op een livenetwerk. U moet altijd starten op het knooppunt dat zich het verst van de RAP bevindt (laatste knooppunt) en vervolgens richting RAP gaan. Als u de BGN op een andere locatie gaat configureren, worden de access points die verder dan dit punt liggen (verder weg), verwijderd omdat deze een andere BGN hebben. Als u een BGN voor de access points configureert met behulp van de GUI volgt u deze stappen: Stap 1
Meld u via een internetbrowser aan bij uw controller.
Stap 2
Klik op Wireless (Draadloos). Wanneer uw access point wordt gekoppeld aan de controller, wordt de naam van het access point weergegeven in de AP-namenlijst.
Stap 3
Klik op een naam van een access point.
Stap 4
Zoek de sectie met de meshgegevens en voer de nieuwe BGN in het veld Bridge Group Name in.
Stap 5
Klik op Apply (Toepassen).
Stap 6
Herhaal stap 2 tot en met 5 voor elk access point.
Stap 7
Meld u af bij uw controller en sluit uw internetbrowser af.
Lokaal verbinding maken met het access point Als u het access point lokaal moet controleren (zonder het access point aan te sluiten op een bekabeld LAN), kunt u een pc op de consolepoort van het access point aansluiten met een DB-9-naar-RJ-45 seriële kabel.
Opmerking
De consolepoort dient uitsluitend te worden gebruikt voor foutopsporing in een testomgeving. Voer de volgende stappen uit om de CLI te openen door verbinding met de consolepoort van het access point te maken:
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
3-6
Problemen oplossen Lokaal verbinding maken met het access point
Stap 1
Open de scharnierende klep van het access point (zie “De scharnierende klep van het access point openen” op pagina 2-27 voor instructies). Sluit een vrouwelijke DB-9-naar-RJ-45 seriële kabel met negen pennen aan op de consolepoort op het access point en op de COM-poort op een computer (zie Afbeelding 3-2 voor de locatie van de consolepoort). Afbeelding 3-2
Locatie van consolepoort op de access point-modellen AIR-CAP1552S-x-K9 en AIR-CAP1552H-x-K9 1
2
331097
Hoofdstuk 3
1
Consolepoort
Opmerking
2
Niet gebruikt
Het Cisco-onderdeelnummer van de DB-9-naar-RJ-45 seriële kabel is AIR-CONCAB1200. Als u een seriële kabel wilt bestellen, gaat u naar: http://www.cisco.com/pcgi-bin/marketplace/welcome.pl
Stap 2
Installeer een terminalemulator op uw pc om met het access point te kunnen communiceren. Gebruik de volgende instellingen voor de verbinding met de terminalemulator: 9600 baud, 8 databits, geen pariteit, 1 stopbit en geen datatransportbesturing.
Stap 3
Wanneer dit gereed is, verwijdert u de seriële kabel en sluit u de scharnierende klep (zie de “De scharnierende klep van het access point sluiten” op pagina 2-28 voor instructies).
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
3-7
Hoofdstuk 3
Problemen oplossen
Power Injector van het access point
Power Injector van het access point Op de power injector (AIR-PWRINJ1500-2=) bevinden zich drie leds op de voorzijde van de behuizing (zie Afbeelding 3-3). Zie voor gedetailleerde informatie over de power injector de Cisco Aironet 1550 Series Outdoor Mesh Access Point Power Injector Installation Instructions (installatie-instructies voor de power injector van het Mesh Access Point uit de Cisco Aironet 1550-serie voor buiten). Afbeelding 3-3
Connectors en leds van de power injector
231484
211485
1
2
4
5
6
1
1
Montagelippen
4
Led AC POWER (wisselstroom)
2
Led AP POWER (wisselstroom)
5
TO AP (naar AP) — ethernetconnector (RJ-45) naar access point (10/100/1000BASE-T)
3
Led FAULT (fout)
6
TO SWITCH (naar switch) — ethernetconnector (RJ-45) naar switch (10/100/1000BASE-T)
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
3-8
3
Hoofdstuk 3
Problemen oplossen Power Injector van het access point
De leds van de power injector controleren U kunt de leds van de power injector gebruiken om de status van de power injector te controleren. De leds geven de volgende statusinformatie: •
AP POWER (STROOM ACCESS POINT): wordt ononderbroken groen na geslaagde verkenning. Geeft aan dat de power injector het access point van stoom voorziet.
•
FAULT (FOUT): wordt ononderbroken rood wanneer er een fout optreedt tijdens de verkenningsmodus of het opstarten. Controleer de ethernetkabels en aansluitingen voordat u contact opneemt met de hulpdienst.
•
AC POWER (WISSELSTROOM): wordt ononderbroken groen wanneer de power injector wisselstroom ontvangt en gereed is om stroom aan het access point te leveren.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
3-9
Hoofdstuk 3 Power Injector van het access point
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
3-10
Problemen oplossen
B I J L A G E
A
Vertaalde veiligheidswaarschuwingen Raadpleeg voor de vertaalde veiligheidswaarschuwingen het document met veiligheidswaarschuwingen dat bij uw access point is geleverd. Dit document is ook beschikbaar op Cisco.com. Als u het document op Cisco.com wilt openen, volgt u deze stappen: Stap 1
Klik op deze koppeling en ga naar de startpagina met Cisco Wireless-documentatie: http://www.cisco.com/en/US/products/hw/wireless/index.html
Stap 2
Klik op Support. De pagina Support and Documentation (Ondersteuning en documentatie) wordt weergegeven.
Stap 3
Klik op Wireless op het tabblad Product Support (Productondersteuning).
Stap 4
Klik op 1550.
Stap 5
Klik op Install and Upgrade (Upgraden en installeren).
Stap 6
Klik op Install and Upgrade Guides (Handleidingen installatie en upgrade).
Stap 7
Klik op Translated Safety Warnings for Cisco Aironet 1550 Series Outdoor Mesh Access Points (Vertaalde veiligheidswaarschuwingen voor de Mesh Access Points uit de Cisco Aironet 1550-serie).
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
A-1
Bijlage A
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
A-2
Vertaalde veiligheidswaarschuwingen
B I J L A G E
B
Verklaringen van conformiteit en wettelijke verplichte informatie Deze bijlage bevat verklaringen van conformiteit en wettelijk verplichte informatie voor het Mesh Access Point uit de Cisco Aironet 1552-serie voor buiten. Deze bijlage bestaat uit de volgende secties: •
Verklaring van conformiteit Federal Communication Commission van fabrikant, pagina B-2
•
Industry Canada, pagina B-3
•
Europese Gemeenschap, Zwitserland, Noorwegen, IJsland en Liechtenstein, pagina B-4
•
Verklaring van conformiteit voor blootstelling aan radiofrequente straling, pagina B-5
•
Richtlijnen voor het gebruik van Cisco Aironet Access Points in Japan, pagina B-6
•
VCCI-statement voor Japan, pagina B-7
•
Administratieve voorschriften voor Cisco Aironet Access Points in Taiwan, pagina B-7
•
Verklaring van conformiteit EU, pagina B-9
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
B-1
Bijlage B Verklaring van conformiteit Federal Communication Commission van fabrikant
Verklaringen van conformiteit en wettelijke verplichte informatie
Verklaring van conformiteit Federal Communication Commission van fabrikant Is getest en voldoet aan FCC-normen VOOR GEBRUIK THUIS EN OP KANTOOR Modellen:
FCC-certificatienummer:
AIR-CAP1552S-A-K9
LDK102074P
AIR-CAP1552H-A-K9 Fabrikant: Cisco Systems, Inc. 170 West Tasman Drive San Jose, CA 95134-1706 VS Dit apparaat voldoet aan deel 15 van de FCC. De werking moet voldoen aan de volgende twee voorwaarden: 1.
Dit apparaat mag geen schadelijke interferentie veroorzaken en
2.
Dit apparaat moet eventuele ontvangen interferentie accepteren, met inbegrip van interferentie die een ongewenste werking tot gevolg kan hebben.
Dit apparaat is getest en voldoet aan de limieten voor een digitaal apparaat van Class B, conform deel 15 van de FCC-regels. Deze limieten zijn bedoeld voor het bieden van adequate bescherming tegen schadelijke storing wanneer de apparatuur wordt gebruikt in een woonomgeving. Deze apparatuur genereert en gebruikt radiofrequente energie en kan deze ook uitstralen. Indien de apparatuur niet volgens de instructies wordt geïnstalleerd en gebruikt, kan de apparatuur schadelijke interferentie veroorzaken. Er bestaat echter geen garantie dat er geen interferentie optreedt. Als deze apparatuur interferentie veroorzaakt in de ontvangst van radio of tv, wat u kunt vaststellen door de apparatuur uit en weer aan te zetten, wordt de gebruiker aangeraden om de interferentie te verhelpen met een of meer van de volgende maatregelen: •
Wijzig de richting van de ontvangsantenne of verplaats deze.
•
Vergroot de afstand tussen het apparaat en de ontvanger.
•
Sluit de apparatuur aan op een wandcontactdoos in een andere groep dan de ontvanger.
•
Raadpleeg de leverancier of een ervaren radio-/televisiemonteur.
Waarschuwing
Het radio-apparaat dat voldoet aan deel 15 van de FCC, werkt bij gebruik van door Cisco geleverde antennes niet-interfererend met andere apparaten die op deze frequentie werken. Wijzigingen of aanpassingen aan het product die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door Cisco, kunnen de bevoegdheid voor het bedienen van dit apparaat ongeldig maken.
Waarschuwing
Om te voldoen aan wettelijke beperkingen moet het access point professioneel worden geïnstalleerd.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
B-2
Bijlage B
Verklaringen van conformiteit en wettelijke verplichte informatie Industry Canada
Industry Canada Modellen:
IC-certificaatnummer:
AIR-CAP1552S-A-K9
2461B-102074P
AIR-CAP1552H-A-K9
Canadese verklaring van overeenstemming Dit digitale Class B-apparaat voldoet aan alle vereisten van de Canadian Interference-Causing Equipment Regulations. Cet appareil numerique de la classe B respecte les exigences du Reglement sur le material broilleur du Canada. Dit apparaat voldoet aan Class B-limieten van Industry Canada. De werking moet voldoen aan de volgende twee voorwaarden: 1.
Dit apparaat mag geen schadelijke interferentie veroorzaken en
2.
Dit apparaat moet eventuele ontvangen interferentie accepteren, met inbegrip van interferentie die een ongewenste werking tot gevolg kan hebben.
Cisco Aironet Access Points voldoen officieel aan de eisen van RSS-210. Als dit apparaat wordt gebruikt in een systeem dat gedeeltelijk of geheel buitenshuis functioneert, heeft de gebruiker mogelijk een licentie voor het systeem nodig die in overeenstemming is met de Canadese regelgeving. Raadpleeg voor meer informatie uw plaatselijke Industry Canada-kantoor. Het 1552H-apparaat is ontworpen voor werking met antennes die een maximale gain van 4 dBi voor 2,4 GHz en 7 dBi voor 5 GHz hebben. Het gebruik van antennes met een grotere gain met dit apparaat is ten strengste verboden. De vereiste antenne-impedantie is 50 ohm. Het 1552S-apparaat is ontworpen om te werken met antennes met een maximale gain van 4 dBi voor 802.11 en 14 dBi voor de sensorradio (802.15.4) binnen de 2,4 GHz-band en 7 dBi in de 5 GHz-band. Het gebruik van antennes met een grotere gain met dit apparaat is ten strengste verboden. De vereiste antenne-impedantie is 50 ohm. Om de potentiële radio-interferentie voor andere gebruikers te verminderen moeten het antennetype en de gain van de antenne zo worden gekozen dat de EIRP (equivalent isotropically radiated power) niet hoger is dan wat is toegestaan voor geslaagde communicatie.
Verklaring van conformiteit voor blootstelling aan radiofrequente straling Dit access point-product voldoet aan de eisen die zijn opgesteld in CFR 47, sectie 1.1307 over blootstelling aan radiofrequente apparaten zoals gedefinieerd in 'Evaluating Compliance with FCC Guidelines for Human Exposure to Radio Frequency Electromagnetic Fields'. De afstand tussen de antennes en personen moet groter dan 20 cm zijn. Dit access point voldoet ook aan de regel EN 50835 voor blootstelling aan radiofrequente straling.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
B-3
Bijlage B Europese Gemeenschap, Zwitserland, Noorwegen, IJsland en Liechtenstein
Verklaringen van conformiteit en wettelijke verplichte informatie
Europese Gemeenschap, Zwitserland, Noorwegen, IJsland en Liechtenstein Access Point-modellen: AIR-CAP1552S-E-K9 AIR-CAP1552H-E-K9
Verklaring van conformiteit met betrekking tot R&TTE-richtlijn 1999/5/EG en medische richtlijn 93/42/EEG Deze verklaring is alleen geldig voor configuraties (combinaties van software, firmware en hardware) die worden geleverd en ondersteund door Cisco Systems. Het gebruik van software of firmware die niet wordt geleverd of ondersteund door Cisco Systems, kan ertoe leiden dat de apparatuur niet langer voldoet aan de wettelijke vereisten. Dit apparaat voldoet aan de essentiële vereisten en andere relevante voorwaarden van richtlijn De volgende normen zijn toegepast: EMC: EN 301.489-1 v1.8.1; EN 301.489-17 v2.1.1 Health & Safety: EN60950-1: 2005; EN 50385: 2002 Radio: EN 300 328 v 1.7.1; EN 301.893 v 1.5.1 De procedure voor het vaststellen van conformiteit waarnaar wordt verwezen in artikel 10.4 en bijlage 3 van de richtlijn 1999/5/EG, is gevolgd. Dit apparaat voldoet ook aan de EMC-eisen van de richtlijn betreffende medische hulpmiddelen 93/42/EEG.
Opmerking
Deze apparatuur is bedoeld voor gebruik in alle EU- en EFTA-landen. Het gebruik buitenshuis is mogelijk beperkt tot bepaalde frequenties en/of er is mogelijk een licentie vereist. Neem voor meer details contact op met Cisco Corporate Compliance. Het product draagt de CE-markering:
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
B-4
Bijlage B
Verklaringen van conformiteit en wettelijke verplichte informatie Verklaring van conformiteit voor blootstelling aan radiofrequente straling
Verklaring van conformiteit voor blootstelling aan radiofrequente straling Hier volgt een verklaring van conformiteit voor blootstelling aan radiofrequente straling voor de VS, Canada, de Europese Unie en Australië.
Verenigde Staten Dit systeem is beoordeeld op blootstelling aan radiofrequente straling bij mensen in vergelijking met de limieten in ANSI-norm C 95.1 (American National Standards Institute). De evaluatie is gebaseerd op ANSI C 95.1 en FCC OET Bulletin 65C rev 01.01. De minimale scheidingsafstand tussen antenne en publiek bedraagt 20 cm om de conformiteit te handhaven.
Canada Dit systeem is beoordeeld op blootstelling aan radiofrequente straling bij mensen in vergelijking met de limieten in ANSI-norm C 95.1 (American National Standards Institute). De beoordeling werd gebaseerd op RSS-102 Rev 2. De minimale scheidingsafstand tussen antenne en publiek bedraagt 20 cm om de conformiteit te handhaven.
Europese Unie Dit systeem is beoordeeld op blootstelling aan radiofrequente straling bij mensen in vergelijking met de limieten in de ICNIRP-norm (International Commission on Non-Ionizing Radiation Protection - Internationale commissie voor bescherming tegen niet-ioniserende straling). De beoordeling was gebaseerd op de productnorm EN 50385 met betrekking tot het tonen van conformiteit van radiobasisstations en vaste terminals voor draadloze telecommunicatiesystemen met elementaire beperkingen of referentieniveaus gerelateerd aan menselijke blootstelling aan elektromagnetische radiofrequentievelden tussen 300 MHz en 40 GHz. De minimale scheidingsafstand tussen antenne en publiek bedraagt 20 cm. Dubbele antennes voor diverse bewerkingen worden niet beschouwd als co-located.
Australië Dit systeem is beoordeeld op blootstelling aan radiofrequente straling bij mensen in vergelijking met de limieten in de Australian Radiation Protection-norm en de ICNIRP-norm (International Commission on Non-Ionizing Radiation Protection - Internationale commissie voor bescherming tegen niet-ioniserende straling). De minimale scheidingsafstand tussen antenne en publiek bedraagt 20 cm.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
B-5
Bijlage B
Verklaringen van conformiteit en wettelijke verplichte informatie
Richtlijnen voor het gebruik van Cisco Aironet Access Points in Japan
Richtlijnen voor het gebruik van Cisco Aironet Access Points in Japan In deze sectie worden richtlijnen gegeven voor het voorkomen van interferentie bij gebruik van Cisco Aironet-access points in Japan. Deze richtlijnen worden zowel in het Japans als in het Engels gegeven. Lightweight Access Point-model: AIR-CAP1552S-Q-K9
03-6434-6500
43768
Japanse vertaling
English Translation This equipment operates in the same frequency bandwidth as industrial, scientific, and medical devices such as microwave ovens and mobile object identification (RF-ID) systems (licensed premises radio stations and unlicensed specified low-power radio stations) used in factory production lines. 1.
Before using this equipment, make sure that no premises radio stations or specified low-power radio stations of RF-ID are used in the vicinity.
2.
If this equipment causes RF interference to a premises radio station of RF-ID, promptly change the frequency or stop using the device; contact the number below and ask for recommendations on avoiding radio interference, such as setting partitions.
3.
If this equipment causes RF interference to a specified low-power radio station of RF-ID, contact the number below. Contact Number: 03-6434-6500
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
B-6
Bijlage B
Verklaringen van conformiteit en wettelijke verplichte informatie Administratieve voorschriften voor Cisco Aironet Access Points in Taiwan
VCCI-statement voor Japan
Waarschuwing
Dit is een Class B-product op basis van de norm van VCCI Council. Als deze apparatuur wordt gebruikt in de buurt van een radio- of televisie-ontvanger in een huiselijke omgeving, kan deze radio-interferentie veroorzaken. Installeer en gebruik de apparatuur volgens de handleiding.
Administratieve voorschriften voor Cisco Aironet Access Points in Taiwan In deze sectie worden administratieve voorschriften gegeven voor het gebruik van Cisco Aironet Access Points in Taiwan. De regels worden zowel in het Chinees als in het Engels gegeven.
Chinese vertaling
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
B-7
Bijlage B
Verklaringen van conformiteit en wettelijke verplichte informatie
Administratieve voorschriften voor Cisco Aironet Access Points in Taiwan
English Translation Administrative Rules for Low-power Radio-Frequency Devices Article 12 For those low-power radio-frequency devices that have already received a type-approval, companies, business units or users should not change its frequencies, increase its power or change its original features and functions. Article 14 The operation of the low-power radio-frequency devices is subject to the conditions that no harmful interference is caused to aviation safety and authorized radio station; and if interference is caused, the user must stop operating the device immediately and can't re-operate it until the harmful interference is clear. The authorized radio station means a radio-communication service operating in accordance with the Communication Act. The operation of the low-power radio-frequency devices is subject to the interference caused by the operation of an authorized radio station, by another intentional or unintentional radiator, by industrial, scientific and medical (ISM) equipment, or by an incidental radiator.
Chinese vertaling
English Translation Low-power Radio-frequency Devices Technical Specifications 4.7 Unlicensed National Information Infrastructure 4.7.6 The U-NII devices shall accept any interference from legal communications and shall not interfere the legal communications. If interference is caused, the user must stop operating the device immediately and can't re-operate it until the harmful interference is clear.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
B-8
Bijlage B
Verklaringen van conformiteit en wettelijke verplichte informatie Administratieve voorschriften voor Cisco Aironet Access Points in Taiwan
4.7.7 Manufacturers of U-NII devices are responsible for ensuring frequency stability such that an emission is maintained within the band of operation under all conditions of normal operation as specified in the user manual.
Statement 371 — Stroomkabel en wisselstroomadapter
English Translation When installing the product, please use the provided or designated connection cables/power cables/AC adapters. Using any other cables/adapters could cause a malfunction or a fire. Electrical Appliance and Material Safety Law prohibits the use of UL-certified cables (that have the “UL” shown on the code) for any other electrical devices than products designated by CISCO. The use of cables that are certified by Electrical Appliance and Material Safety Law (that have “PSE” shown on the code) is not limited to CISCO-designated products.
Verklaring van conformiteit EU Alle statements met betrekking tot verklaringen van conformiteit in verband met dit product vindt u op de volgende locatie: http://www.ciscofax.com
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
B-9
Bijlage B Administratieve voorschriften voor Cisco Aironet Access Points in Taiwan
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
B-10
Verklaringen van conformiteit en wettelijke verplichte informatie
B I J L A G E
C
Kanalen en vermogensniveaus Raadpleeg voor instellingen voor kanalen en maximale vermogensniveaus het document Channels and Maximum Power Settings for Cisco Aironet Lightweight Access Points and Bridges (Instellingen kanalen en maximaal vermogen voor lightweight access points en bruggen Cisco Aironet), dat beschikbaar is op de Cisco Wireless-documentatiepagina van Cisco.com. Volg deze stappen om het document te openen: Stap 1
Klik op deze koppeling en ga naar de startpagina van Cisco Wireless-documentatie: http://www.cisco.com/en/US/products/hw/wireless/index.html
Stap 2
Klik op Support. De pagina Support and Documentation (Ondersteuning en documentatie) wordt weergegeven.
Stap 3
Klik op Wireless.
Stap 4
Klik op 1550.
Stap 5
Klik op Install and Upgrade (Installeren en bijwerken).
Stap 6
Klik op Install and Upgrade Guides (Gidsen voor installeren en upgrades).
Stap 7
Klik op het document Channels and Maximum Power Settings for Cisco 1550 Series Outdoor Mesh Access Points (Instellingen kanalen en maximaal vermogen voor Mesh Access Points uit de Cisco 1550-serie voor buitengebruik).
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
C-1
Bijlage C
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
C-2
Kanalen en vermogensniveaus
B I J L A G E
D
Specificaties access point In Tabel D-1 worden de technische specificaties voor de Mesh Access Points uit de Cisco Aironet 1552-serie voor gevaarlijke locaties buiten weergegeven. Raadpleeg voor gedetailleerde specificaties het gegevensblad Cisco Aironet 1550 Series Outdoor Access Point (Access points uit de Cisco Aironet 1550-serie voor buiten) op: http://www.cisco.com/en/US/prod/collateral/wireless/ps5679/ps11451/data_sheet_c78-641373.html Tabel D-1
Specificaties access point
Categorie
Specificaties
Grootte
30,48 cm x 19,81 cm x 16,26 cm (inclusief antennemontage)
Gewicht
Connector
Stroombronnen (zie Tabel D-2 voor stroomverdeling) Bedrijfstemperatuur
•
1552S (wisselstroom): 8,4 kg
•
1552S (gelijkstroom): 7,9 kg
•
1552H: 8 kg
•
Paalmontagebeugel: 2,8 kg
•
Drie Type N-antenneconnectors voor 2,4GHz radio en 5 GHz 802.11n-radio (afhankelijk van configuratie)
•
Twee Type N-antenneconnectors (2,4 GHz ISA100-radio)
•
Interne PoE-In-connector (uplinkpoort): RJ-45-connector
•
Interne PoE-Out-connector (downlinkpoort): RJ-45-connector
•
Optionele interne SFP-glasvezelmodule: LC-glasvezelconnector
•
100 tot 240 VAC, 50–60 Hz
•
PoE (Power over Ethernet): 56 VDC-procent (alleen 1552H)
•
12 VDC
Access point en power injector –40 tot 55 °C plus temperatuurtoename door de zon
Opslagtemperatuur
Access point –40 tot 85 oC Power injector –50 tot 85 oC
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
D-1
Bijlage D
Tabel D-1
Specificaties access point
Specificaties access point (vervolg)
Categorie
Specificaties
Vochtigheid
Access point 0 tot 100% condensatie — access point (in werking en buiten werking) Power injector 10 tot 90% zonder condensatie — power injector (in werking)
Gegevenssnelheden
802.11a: 6; 9; 12; 18; 24; 36; 48 en 54 Mbps 802.11g: 1; 2; 5,5; 6; 9; 11; 12; 18; 24; 36; 48 en 54 Mbps 802.11n-gegevenssnelheden (2,4 GHz en 5 GHz) — raadpleeg Tabel D-3 voor gegevenssnelheden
Milieuclassificaties Maximale hoogte Weerstand tegen wind
RF-uitvoervermogen
•
IP67
•
NEMA Type 4X
2000 m bij 55 oC — in werking 4877 m bij –25 oC — niet in werking Weerstand tegen wind: •
Tot 161 km/u bij aanhoudende wind
•
Tot 265 km/u bij windvlagen
2,4 GHz •
802.11b (CCK) –
•
802.11g (non HT duplicate mode) –
•
28 dBm met 2 antennes 28 dBm met 2 antennes
802.11n (HT20) –
28 dBm met 2 antennes
5 GHz •
802.11a –
•
802.11n non-HT duplicate (802.11a duplicate) mode –
•
28 dBm met 2 antennes 28 dBm met 2 antennes
802.11n (HT20) –
27 dBm met 2 antennes
•
802.11n (HT40)
•
27 dBm met 2 antennes
Opmerking
De maximale uitvoer hangt af van het domein waarin het access point wordt geïnstalleerd. Raadpleeg voor meer informatie Bijlage C, “Kanalen en vermogensniveaus”.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
D-2
Bijlage D
Tabel D-1
Specificaties access point
Specificaties access point (vervolg)
Categorie
Specificaties
Frequentieband en 20 MHz-kanalen
-A-domein: •
2,400 tot 2,4835 GHz; 11 kanalen
•
5,725 tot 5,850 GHz; 5 kanalen
-C-domein •
2,400 tot 2,4835 GHz; 13 kanalen
•
5,725 tot 5,850 GHz; 5 kanalen
-E-domein •
2,401 tot 2,4835 GHz; 13 kanalen
•
5,470 tot 5,725 GHz; 8 kanalen
-K-domein: •
2,400 tot 2,4835 GHz; 11 kanalen
•
5,250 tot 5,825 GHz; 14 kanalen
-M-domein •
2,400 tot 2,4835 GHz; 13 kanalen
•
5,470 tot 5,850 GHz; 12 kanalen
-N-domein: •
2,400 tot 2,4835 GHz; 11 kanalen
•
5,725 tot 5,850 GHz; 5 kanalen
-Q-domein: •
2,400 tot 2,4835 GHz; 13 kanalen
•
5,470 tot 5,725 GHz; 11 kanalen
-R-domein: •
2,400 tot 2,4835 GHz; 13 kanalen
•
5,250 tot 5,725 GHz; 11 kanalen
-S-domein: •
2,400 tot 2,4835 GHz; 13 kanalen
•
5,725 tot 5,850 GHz; 5 kanalen
-T-domein: •
2,400 tot 2,4835 GHz; 11 kanalen
•
5,470 tot 5,850 GHz; 16 kanalen
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
D-3
Bijlage D
Tabel D-1
Specificaties access point
Specificaties access point (vervolg)
Categorie
Specificaties
Immuniteit
•
Minder dan of gelijk aan 5 MJ voor 6kV/3kA @ 8/20 ms-golfvorm
•
ANSI/IEEE C62.41
•
EN61000 4-5 Bestendigheid stootspanning niveau 4
•
EN61000 4-4 Bestendigheid EFT-pulsen niveau 4
•
EN61000 4-3 Bestendigheid elektromagnetisch veld niveau 4
•
EN61000 4-2 Bestendigheid ESD niveau 4
Veiligheid
Ontworpen om te voldoen aan: IEC 60950-1 UL 60950-1 CSA 60950-1 EN 60950-1
Radiogoedkeuringen
EMI en ontvankelijkheid
•
FCC Parts 15.247, 90.210
•
FCC Bulletin OET-65C
•
Canada RSS-210 en RSS-102
•
AS/NZS 4268.2003
Aangedreven door wisselstroom (AP1552S):
Aangedreven door power injector (AP1552S en AP1552H); Aangedreven door AC (AP1552H):
•
FCC Part 15.107 en 15.109 Class B
•
FCC-onderdeel 15.107 en 15.109 Class A
•
ICES-003 Class B (Canada)
•
ICES-003 Class A (Canada)
•
EN 55022 B
•
EN 55022 A
•
EN 60601-1-2:2001
•
EN 60601-1-2:2001
•
AS/NZS 3548 Class B
•
AS/NZS 3548 Class A
•
VCCI Class B
•
VCCI Class A
•
EN 301.489-1
•
EN 301.489-1
•
EN 301.489-17
•
EN 301.489-17
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
D-4
Bijlage D
Specificaties access point
In Tabel D-2 is de verdeling van het maximaal vermogen opgegeven voor configuraties van access points 1552H/1552S. Tabel D-2
Verdeling maximaal vermogen voor configuratie van de access points AIR-CAP1552H-x-K9 en AIR-CAP1552S-x-K9
Absoluut maximaal vermogen "H"/"S" (in watt)
Nominaal vermogen (watt)
Element Verdeling van maximaal vermogen bij gebruik van gelijkstroombron
34/36
43/45
Verdeling van maximaal vermogen bij gebruik van wisselstroombron
41/43
52/54
17
17
1
1
67/69
78/80
Optionele componenten 802.3af-client aangesloten Glasvezelgebruiker als backhaul Totaal stroomverbruik Tabel D-3
802.11n-gegevenssnelheden (2,4 GHz en 5 GHz)
GI2 = 800ns 1
GI = 400ns
20 MHz snelheid (Mbps)
40 MHz snelheid (Mbps)
20 MHz snelheid (Mbps)
40 MHz snelheid (Mbps)
0
6,5
13,5
7,2
15
1
13
27
14,4
30
2
19,5
40,5
21,7
45
3
26
54
28,9
60
4
39
81
43,3
90
5
52
108
57,8
120
6
58,5
121,5
65
135
7
65
135
72,2
150
8
13
27
14,4
30
9
26
54
28,9
60
10
39
81
43,3
90
11
52
108
57,8
120
12
78
162
86,7
180
13
104
216
115,6
240
14
117
243
130
270
15
130
270
144,4
300
MCS-index
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
D-5
Bijlage D
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
D-6
Specificaties access point
B I J L A G E
E
Access point-pinouts In deze bijlage worden de pinsignalen van de ethernetconnectors van het access point en de power injector-connectors voor invoer en uitvoer beschreven. In Tabel E-1 worden de pinsignalen van de PoE-Out-connector van het access point weergegeven. Tabel E-1
Pinouts ethernetconnector PoE-Out access point
Pinnummer
Signaalnaam
1
Ethernetsignaalpaar (10/100/1000BASE-T)
2 3
Ethernetsignaalpaar (10/100/1000BASE-T)
6 4
Ethernetsignaalpaar (10/100/1000BASE-T) en 48 VDC (+)
5 7
Ethernetsignaalpaar (10/100/1000BASE-T) en 48 VDC return
8 Afscherming
Chassisaarding
In Tabel E-2 worden de pinsignalen voor de PoE-In-ethernetconnector van het access point beschreven. Tabel E-2
Pinouts ethernetconnector PoE-In access point
Pinnummer
Signaalnaam
1
Ethernetsignaalpaar (10/100/1000BASE-T) en 56 VDC return
2 3
Ethernetsignaalpaar (10/100/1000BASE-T) en 56 VDC (+)
6 4
Ethernetsignaalpaar (10/100/1000BASE-T) en56 VDC (+)
5 7
Ethernetsignaalpaar (1000BASE-T) en 56 VDC return
8 Afscherming
Chassisaarding
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
E-1
Bijlage E
Access point-pinouts
In Tabel E-3 worden de pinsignalen voor de invoerconnector van de power injector (naar switch) beschreven. Tabel E-3
Pinouts invoerconnector (naar switch) power injector
Pinnummer
Signaalnaam
1
Ethernetsignaalpaar (10/100/1000BASE-T)
2 3
Ethernetsignaalpaar (10/100/1000BASE-T)
6 4
Ethernetsignaalpaar (1000BASE-T)
5 7
Ethernetsignaalpaar (1000BASE-T)
8 Afscherming
Chassisaarding
In Tabel E-4 worden de RJ-45-pinsignalen voor de uitvoerconnector van de power injector (To AP/naar AP) beschreven. Tabel E-4
Pinouts uitvoerconnector (To AP/naar AP) power injector
Pinnummer
Signaalnaam
1
Ethernetsignaalpaar (10/100/1000BASE-T) en 56 VDC return
2 3
Ethernetsignaalpaar (10/100/1000BASE-T) en 56 VDC (+)
6 4
Ethernetsignaalpaar (10/100/1000BASE-T) en 56 VDC (+)
5 7
Ethernetsignaalpaar (1000BASE-T) en 56 VDC return
8 Afscherming
Opmerking
Chassisaarding
De uitvoerconnector (To AP/naar AP) van de power injector levert alleen een gelijkstroom van 56 V wanneer de ethernetkabel is aangesloten op de 1550 PoE-In-connector.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
E-2
B I J L A G E
F
DHCP Option 43 configureren In deze bijlage worden de stappen beschreven die nodig zijn voor het configureren van DHCP Option 43 op een DHCP-server, zoals een switch in de serie Cisco Catalyst 3750, voor gebruik met Cisco Aironet Hazardous Location Access Points. Deze bijlage bevat de volgende secties: •
Overzicht, pagina F-2
•
Option 43 configureren voor access points uit de serie 1100, 1130, 1200, 1240, 1250, 1300, 1520 en 1550, pagina F-3
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
F-1
Bijlage F
DHCP Option 43 configureren
Overzicht
Overzicht Deze sectie bevat een configuratievoorbeeld voor DHCP Option 43 op een DHCP-server voor gebruik met Cisco Aironet Access Points. Raadpleeg voor overige DHCP-serverimplementaties de productdocumentatie van de DHCP-server voor het configureren van DHCP Option 43. Gebruik in Option 43 het IP-adres van de controllerbeheerinterface.
Opmerking
DHCP Option 43 is beperkt tot één type access point per DHCP-pool. U moet een afzonderlijke DHCP-pool voor elk type access point configureren. Cisco Aironet 1000-, 1500- en 1552-access points gebruiken een door komma's gescheiden reeksindeling voor DHCP Option 43. Andere Cisco Aironet-access points gebruiken de indeling TLV (Type-Length-Value) voor DHCP Option 43. DHCP-servers moeten zijn geprogrammeerd om de optie te retourneren op basis van de DHCP VCI-reeks (Vendor Class Identifier) van het access point (DHCP Option 60). De VCI-reeksen voor Cisco-toegangspunten die in lichtgewichtmodus kunnen werken, zijn opgegeven in Tabel F-1. Tabel F-1
VCI-reeksen lichtgewicht access point
Access point
VCI (Vendor Class Identifier)
Cisco Aironet 1000-serie
Airespace.AP1200
Cisco Aironet 1100-serie
Cisco AP c1100
Cisco Aironet 1130-serie
Cisco AP c1130
Cisco Aironet 1200-serie
Cisco AP c1200
Cisco Aironet 1240-serie
Cisco AP c1240
Cisco Aironet 1250-serie
Cisco AP c1250
Cisco Aironet 1300-serie
Cisco AP c1300
Cisco Aironet 1500-serie
Cisco AP c15001 Cisco AP.OAP15002, Cisco AP.LAP15102, of Cisco AP.LAP15052 Airespace.AP12003
Cisco Aironet 1520-serie
Cisco AP c1520
Cisco Aironet 1550-serie
Cisco AP c1550
1. Voor controllerversie 4.1 of later. 2. Voor controllerversie 4.0 hangt de VCI af van het model. 3. Voor controllerversie 3.2.
Hier volgt de indeling van het TLV-blok voor access points van de serie 1100, 1130, 1200, 1240, 1250, 1300, 1520 en 1552: •
Type: 0xf1 (decimaal 241)
•
Lengte: aantal controller-IP-adressen * 4
•
Waarde: lijst met WLC-beheerinterfaces
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
F-2
Bijlage F
DHCP Option 43 configureren Option 43 configureren voor access points uit de serie 1100, 1130, 1200, 1240, 1250, 1300, 1520 en 1550
Option 43 configureren voor access points uit de serie 1100, 1130, 1200, 1240, 1250, 1300, 1520 en 1550 Volg de onderstaande stappen als u DHCP Option 43 wilt configureren voor access points van de Cisco Aironet-series 1100, 1130, 1200, 1240, 1250, 1300, 1520 en 1550 in de ingesloten Cisco IOS DHCP-server: Stap 1
Voer de configuratiemodus bij de Cisco IOS CLI in.
Stap 2
Maak de DHCP-pool, inclusief de nodige parameters, zoals de standaardrouter en naamserver. De opdrachten voor het maken van een DHCP-pool zijn als volgt: ip dhcp pool naam pool network netmask IP-netwerk default-router standaardrouter dns-server DNS-server Waarbij: 'naam pool' de naam van de DHCP-pool is, zoals AP1550 'IP-netwerk' het netwerk-IP-adres is waar de controller zich bevindt, zoals 10.0.15.1 'Netmask' het subnetmasker is, zoals 255.255.255.0 'Standaardrouter' het IP-adres van de standaardrouter is, zoals 10.0.0.1 'DNS-server' het IP-adres van de DNS-server is, zoals 10.0.10.2
Stap 3
Voeg de Option 60-regel toe met de volgende syntaxis: option 60 ascii "VCI-reeks"
Gebruik voor de VCI-reeks de waarde uit Tabel F-1. De aanhalingstekens moeten worden meegenomen. Stap 4
Voeg de regel Option 43 toe met de volgende syntaxis: option 43 hex heximale reeks
De heximale reeks wordt samengesteld door de onderstaande TLV-waarden aaneen te schakelen: Type + Lengte + Waarde Type is altijd f1(hex). Lengte is het aantal controllerbeheer-IP-adressen maal 4 in hexadecimale notatie. Waarde is het IP-adres van de controller, dat opeenvolgend in hexadecimale notatie wordt opgegeven. Stel bijvoorbeeld dat er twee controllers zijn met beheerinterface-IP-adressen 10.126.126.2 en 10.127.127.2. Het type is f1(hex). De lengte is 2 * 4 = 8 = 08 (hexadecimaal). De IP-adressen worden vertaald naar 0a7e7e02 en 0a7f7f02. De samengestelde reeks is dan f1080a7e7e020a7f7f02. De Cisco IOS-opdracht die wordt toegevoegd aan de DHCP-scope, wordt hieronder weergegeven. option 43 hex f1080a7e7e020a7f7f02
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
F-3
Bijlage F Option 43 configureren voor access points uit de serie 1100, 1130, 1200, 1240, 1250, 1300, 1520 en 1550
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
F-4
DHCP Option 43 configureren
VE R K L A R E N D E WO ORDENLIJST
A ad-hocnetwerk
Een draadloos netwerk dat bestaat uit stations zonder access points.
AWPP
Adaptive Wireless Path Protocol.
B baken
Een draadloos LAN-pakket dat de beschikbaarheid en aanwezigheid van het draadloze apparaat doorgeeft. Bakenpakketten worden verzonden door access points en basisstations. Clientradiokaarten verzenden in de ad-hocmodus (computer-naar-computer) ook bakens.
bereik
Een lineaire meting van de afstand waarover een zender een signaal kan verzenden.
BOOTP
Opstartprotocol. Een protocol voor de statische toewijzing van IP-adressen aan apparaten in het netwerk.
BPSK
Binary Phase Shift Keying is een modulatietechniek die wordt gebruikt door IEEE 802.11b ondersteunende draadloze LAN's voor transmissie met 1 Mb/s.
C CAPWAP
Control And Provisioning of Wireless Access Points
CCK
Complementary Code Keying. Een modulatietechniek die wordt gebruikt door IEEE 802.11b ondersteunende draadloze LAN's voor transmissie met 5,5 en 11 Mb/s.
CCKM
Cisco Centralized Key Management. Met CCKM kunnen geverifieerde client-apparaten van het ene naar het andere access point roamen zonder waarneembare vertraging tijdens de herkoppeling. Een access point op uw netwerk levert WDS (Wireless Domain Services) en maakt een cache van beveiligingsgegevens voor clientapparaten op het subnet waarvoor CCKM is ingeschakeld. De cache met beveiligingsgegevens van het WDS-access point minimaliseert de tijd die nodig is voor herkoppeling wanneer een clientapparaat waarvoor CCKM is ingeschakeld, naar een nieuw access point roamt.
CSMA
Carrier Sense Multiple Access. Een toegangsmethode voor draadloze LAN-media die wordt opgegeven met de specificatie IEEE 802.11.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
VW-1
Verklarende woordenlijst
D DFS
Dynamic Frequency Selection. In bepaalde regio's wordt vereist dat 5 GHz-radio's DFS gebruiken ter voorkoming van interferentie met radarsignalen.
DHCP
Dynamic Host Configuration Protocol Een protocol waarmee binnen een bepaald bereik IP-adressen automatisch worden toegewezen aan apparaten op het netwerk. Dit protocol is bij vele besturingssystemen beschikbaar. Het apparaat behoudt het toegewezen adres gedurende een periode die door de beheerder wordt bepaald.
DNS
Domain Name System-server. Een server die tekstnamen vertaalt naar IP-adressen. De server houdt een database bij met alfanumerieke hostnamen en de overeenkomstige IP-adressen.
DSSS
Direct Sequence Spread Spectrum. Een type Spread Spectrum-radiotransmissie waarmee het signaal voortdurend over een brede frequentieband wordt verspreid.
E Extensible Authentication Protocol. Een optionele IEEE 802.1x-beveiligingsfunctie die ideaal is voor ondernemingen met een grote gebruikersgroep en toegang tot een RADIUS-server (Remote Authentication Dial-In User Service) waarvoor EAP is ingeschakeld.
EAP
G gekoppeld
Een station is correct geconfigureerd voor draadloze communicatie met een access point.
gevoeligheid ontvanger
Een meting van het zwakste signaal dat een ontvanger kan ontvangen en correct kan omzetten in gegevens.
I infrastructuur
Het bedrade ethernet-netwerk.
isotroop
Een isotrope antenne is een antenne die het signaal in een sferisch patroon uitstraalt.
M MAP
Mesh Access Point
MBSSID
Multiple Basic SSID. Aan elke Multiple Basic SSID wordt een uniek MAC-adres toegewezen. U gebruikt multiple basic SSID's om een unieke DTIM-instelling toe te wijzen voor elke SSID en om SSID's in bakens uit te zenden (één SSID per baken).
MIMO
Multiple Input/Multiple Output Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
VW-2
Verklarende woordenlijst
multicastpakket
Een enkel gegevensbericht (pakket) dat naar verschillende adressen wordt verzonden.
multipath
De echo's die ontstaan wanneer een radiosignaal weerkaatst tegen fysieke objecten.
O OFDM
Orthogonal Frequency Division Multiplex: een modulatietechniek die wordt gebruikt voor IEEE 802.11a ondersteunende draadloze LAN's voor transmissie met 6, 9, 12, 18, 24, 36, 48 en 54 Mb/s.
omnidirectioneel
Dit verwijst naar een voornamelijk cirkelvormig patroon van antennestraling.
P pakket
Een basisberichteenheid voor communicatie binnen een netwerk. Een pakket bevat meestal route-informatie en gegevens en soms foutdetectie-informatie.
Q QPSK
Quadruple Phase Shift Keying is een modulatietechniek die wordt gebruikt door IEEE 802.11b ondersteunende draadloze LAN's voor transmissie met 2 Mb/s.
R RAP
Root Access Point
RF
Radiofrequentie. Een generieke term voor radiotechnologie.
RP-TNC
Een type connector dat uniek is voor Cisco Aironet-radio's en -antennes. Deel 15.203 van de FCC-regels met betrekking tot Spread Spectrum-apparaten stelt grenzen aan welke antennetypen kunnen worden gebruikt met transmissie-apparatuur. Om aan deze regel te voldoen rust Cisco Aironet, net als alle andere leveranciers van draadloze netwerken, zijn radio's en antennes uit met een unieke connector, om te voorkomen dat niet-goedgekeurde antennes op radio's worden bevestigd.
S Spread Spectrum
Een radiotransmissietechnologie waarbij de gebruikersgegevens over een veel bredere bandbreedte worden verspreid dan vereist is. Zo worden verschillende voordelen behaald, waaronder een verbeterde tolerantie van interferentie en gebruik zonder licentie.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
VW-3
Verklarende woordenlijst
Service Set Identifier. Een unieke aanduiding voor een radionetwerk en voor de stations die moeten worden gebruikt voor communicatie onderling of met een access point. De SSID kan een willekeurige alfanumerieke reeks zijn met een maximum van 32 tekens.
SSID
U unicastpakket
Een enkel gegevensbericht (pakket) dat wordt verzonden naar een specifiek IP-adres.
UNII
Unlicensed National Information Infrastructure: regels voor UNII-apparaten binnen de frequentiebanden 5,15 tot 5,35 GHz en 5,725 tot 5,825 GHz.
UNII-1
Regels voor UNII-apparaten binnen de frequentieband 5,15 tot 5,25 GHz.
UNII-2
Regels voor UNII-apparaten binnen de frequentieband 5,25 tot 5,35 GHz.
UNII-3
Regels voor UNII-apparaten binnen de frequentieband 5,725 tot 5,825 GHz.
W WDS
Wireless Domain Services. Een access point dat WDS op uw draadloze LAN levert, bewaart een cache met aanmeldgegevens voor met CCKM compatibele clientapparaten op uw draadloze LAN. Wanneer een met CCKM compatibele client van het ene access point naar het andere roamt, stuurt het WDS-access point de gegevens van de client met de multicastsleutel door naar het nieuwe access point. Er worden slechts twee pakketten tussen de client en het nieuwe access point verzonden, waardoor de herkoppelingstijd aanzienlijk korter wordt.
WEP
Wired Equivalent Privacy. Een optioneel beveiligingsmechanisme dat binnen de 802.11-norm is gedefinieerd. Dit is ontworpen om de koppelingsintegriteit van draadloze apparaten gelijk te maken aan die van een kabel.
WLSE
Wireless LAN Solutions Engine. De WLSE is een gespecialiseerde toepassing voor het beheren van draadloze LAN-infrastructuren van Cisco Aironet. De toepassing identificeert en configureert access points in door de klant opgegeven groepen en rapporteert over doorvoer en clienttoewijzingen. De centrale beheermogelijkheden van WLSE worden aangevuld met een geïntegreerde configuratietool op basis van sjablonen voor meer configuratiegemak en verbeterde productiviteit.
WNM
Wireless Network Manager.
WPA
Wi-Fi Protected Access: een interoperabele beveiligingsfunctie op basis van normen waarmee het niveau van gegevensbeveiliging en toegangscontrole voor bestaande en toekomstige draadloze LAN-systemen aanzienlijk wordt verhoogd. De functie is afgeleid van, en wordt voorwaarts compatibel met, de toekomstige IEEE 802.11i-norm. WPA maakt gebruik van TKIP (Temporal Key Integrity Protocol) voor gegevensbeveiliging en 802.1X voor geverifieerd sleutelbeheer.
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
VW-4