Verslag Expertmeeting Grensoverschrijding en geweld bij LHBT’s Expertmeeting over onderzoek naar grensoverschrijding, seksueel en relationeel geweld bij LHBT’s Datum: 2 oktober 2014 Aanwezig: Fetzen de Groot (Sense noord), Filippo Zimbile (Soa Aids Nederland), Ina van Beek (Movisie), Koen van Dijk (COC Nederland), Koenraad Vermey (Soa Aids Nederland), Lisette Kuyper (Sociaal en Cultureel Planbureau), Marjan Groefsema (Pharos), Mike Bologna (The College of Saint Rose (USA)), Miriam Heemsbergen (Moviera), Susanne Kers (Taboe Kwadraat), Bouko Bakker (Rutgers WPF), Ciel Wijsen (Rutgers WPF), Marianne Cense (Rutgers WPF), Stans de Haas (Rutgers WPF), Willy van Berlo (Rutgers WPF) Verslag: Mariëtte Hermans
Inleiding Een wereld van verschil, zo luidt de titel van het onderzoek naar de seksuele gezondheid van lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuele vrouwen en mannen en transgenders. Dat verschil zit onder meer in de ervaringen met seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld. Op donderdag 2 oktober 2014 spraken deskundigen bij Rutgers WPF hierover.
1
Onderzoeksresultaten Een wereld van verschil
Uit de laatste Monitor Seksuele gezondheid van 2011 kwam naar voren dat LHBT’s een risicogroep vormen voor seksueel geweld, met uitzondering van lesbische vrouwen. De onderzoeksresultaten zijn beschreven in de publicatie Wat maakt het verschil? Diversiteit van de seksuele gezondheid van LHBT’s (2013). In het vervolgproject Een wereld van verschil is ingezoomd op de groep LHBT’s in Nederland. De thematiek is daarin verder uitgediept en er is een grotere steekproef LHBT’s ondervraagd dan mogelijk is in de algemene landelijke survey seksuele gezondheid, zo vertelt onderzoeker Stans de Haas. Concreet uitgevraagd De respondenten zijn geworven via een online panel. Er deden 1580 homo- en biseksuele mannen mee en 1474 lesbische en biseksuele vrouwen. Transgenders waren onvoldoende vertegenwoordigd in het online panel en zijn aanvullend benaderd via specifieke organisaties. Uiteindelijk deden 576 transgenders aan het onderzoek mee. In het onderzoek wordt onderscheid gemaakt tussen seksueel geweld, seksueel misbruik en seksuele grensoverschrijding. De Haas licht toe dat ze onder seksueel geweld verstaat: ‘Seksuele handelingen, tegen iemands wil, doordat de ander: dreigde met fysiek geweld fysiek geweld gebruikte misbruik maakte van de situatie of verbale druk gebruikte, zoals chantage.’ Als dat gebeurt voor iemands 16e, dan is er sprake van seksueel misbruik. Onder seksuele handelingen kunnen allerlei handelingen vallen, zoals vaginale of anale seks. In het onderzoek zijn die handelingen steeds concreet uitgevraagd. Seksuele grensoverschrijding gaat over ongewenste opmerkingen, ongewenste aanrakingen en zoenen tegen je wil. Jonge mensen Respondenten die seksueel geweld hebben meegemaakt, waren veelal tussen hun 16e en 25e jaar oud, toen ze hiermee te maken kregen. Op zich geldt dat voor de hele Nederlandse bevolking: jonge mensen lopen het meeste risico. Opvallend is wel dat er tussen lesbische en biseksuele vrouwen een groot verschil bestaat, waarbij biseksuele vrouwen veel meer negatieve ervaringen hebben dan lesbische vrouwen. Dat verschil is niet zo groot tussen homo- en biseksuele mannen. Ook was het aantal transgenders dat seksueel grensoverschrijdend gedrag meemaakte hoog. In dit onderzoek onderscheidt men transvrouwen, transmannen, VM-transgenderisten en MVtransgenderisten.
1
Rutgers WPF, 2014
Verslag Expertmeeting Grensoverschrijding en geweld bij LHBT’s d.d. 2 oktober 2014
Een transvrouw voelt zich vrouw en kreeg bij geboorte het mannelijk geslacht toegewezen; bij een transman is dit net andersom. Transgenderisten zijn mensen die zich deels man en deels vrouw, ertussenin of geen van beide voelen. Zij worden, al naar gelang hun geboortegeslacht ‘man-naarvrouw (MV) transgenderisten’ en ‘vrouw-naar-man (VM) transgenderisten’ genoemd. VMtransgenderisten hadden vaker te maken met seksueel geweld en grensoverschrijding dan MVtransgenderisten, hoewel beide groepen hoog scoren wat betreft seksueel geweld en grensoverschrijding. Relatie met pleger Gender non-conform gedrag en uiterlijk geven meer risico op kindermishandeling en seksueel geweld, zo blijkt uit het onderzoek. Zo goed als alle plegers zijn mannen. Ook is gevraagd naar de relatie die slachtoffers hadden met de pleger. Daarop waren vijf antwoorden mogelijk: partner, losse partner, familielid, andere bekende, onbekende. Zoals we al weten uit algemeen onderzoek zijn ook in deze groep de meeste plegers bekenden. Bij homo- en biseksuele mannen en bij VMtransgenders en -transgenderisten was het echter ook relatief vaak een onbekende. Vrouwen geven aan dat ze vaak door hun partner zijn misbruikt en omdat de meeste daders mannen zijn, was dat ook onder lesbische vrouwen dus vaak een mannelijke partner. In dat geval gaat het dan om seksueel geweld in een eerdere relatie met een man. Bij seksueel misbruik, dus onder de 16 jaar, gaat het ook vaak om een bekende of een familielid. Er is niet doorgevraagd om welk familielid het dan gaat, maar uit algemeen onderzoek onder de brede bevolking is bekend dat het vaak niet de eigen vader is, maar een stiefvader, oom of huisvriend. Aangiftebereidheid omhoog Van de slachtoffers bleek dat ze vaker werkloos of arbeidsongeschikt zijn en vaak een minder goede lichamelijke en psychische gezondheid hebben. Niet duidelijk is of dit directe gevolgen zijn van het seksueel grensoverschrijdend gedrag of geweld. Uit eerder onderzoek weten we wel, zo vertelt Stans de Haas, dat de gevolgen van seksueel geweld bij LHBT’s groter zijn dan bij anderen, omdat zij het gevoel kunnen hebben dat het seksueel geweld gepleegd is vanwege hun identiteit of seksuele geaardheid. De meeste slachtoffers hebben geen aangifte gedaan. Transvrouwen scoren met 20 procent nog het hoogste. Mensen doen overigens bij seksueel geweld dat samenging met lichamelijk geweld eerder aangifte dan bij dreiging of verbale druk. En of de slachtoffers hulp hebben gezocht en hoe homoof transgendervriendelijk de hulpverlener dan was, is ook gevraagd. Onder transgenders zijn de ervaringen met de hulpverlening minder rooskleurig dan onder LHB’s. Al met al krijgen LHBT’s vanaf hun kindertijd vaker negatieve reacties en dat heeft gevolgen voor hun zelfvertrouwen en hun weerbaarheid. Met name kinderen die gender non-conform gedrag vertonen, krijgen later vaker te maken met geweld en seksuele grensoverschrijdingen. Er is dus meer acceptatie van gender non-conform gedrag nodig, zo luidt een van de aanbevelingen van de onderzoekers. Primaire preventie zou daarbij vooral gericht moeten zijn op weerbaarheid, bijvoorbeeld van jonge jongens die voor het eerst uitgaan in homo-uitgaansgelegenheden. Ook moet de aangiftebereidheid omhoog. Om precies te weten wat daarvoor de belemmeringen zijn, is meer onderzoek nodig. Over hulpverlening zijn de respondenten best tevreden, hoewel de transgender- en homovriendelijkheid beter kan. Man als dekmantel Na de eerste presentatie is er ruimte voor vragen en aanvullingen. Verschillende aanwezigen vragen naar de diversiteit onder de respondenten: is er bijvoorbeeld gevraagd naar opleidingsniveau, culturele achtergrond en of ze wel of geen relatie hebben? Ook een verstandelijke beperking kan mensen kwetsbaar maken voor seksueel geweld. Het was geen representatieve steekproef, omdat mensen zichzelf aanmeldden om mee te doen. Wel is er gecorrigeerd voor leeftijd. Het beeld bij lesbische vrouwen die partnergeweld van mannen meemaakten herkent Miriam Heemsbergen van Moviera (aanpak huiselijk geweld in Utrecht). Zij komt deze vrouwen tegen in de opvang. Het gaat om lesbische vrouwen die niet uit de kast zijn en trouwen met een man als dekmantel, maar zichzelf wel lesbisch noemen.
2
Verslag Expertmeeting ‘Gender nonconform gedrag vaak trigger’ d.d. 2 oktober 2014
Rutgers WPF, 2014
Susanne Kers deed al langer geleden onderzoek naar huiselijk geweld in lesbische relaties. Zij is van mening dat lesbische vrouwen ook onderling seksueel en huiselijk geweld plegen. Geweld gepleegd door vrouwen is echter zeer onzichtbaar.
2
Onderzoeksresultaten Dubbel kwetsbaar
Dubbel kwetsbaar Marianne Cense presenteert vervolgens het kwalitatieve onderzoek dat zij samen met Tamar Doorduin deed, Dubbel kwetsbaar – Transgenders en seksueel grensoverschrijdend gedrag. Voor dit onderzoek zijn achttien respondenten van de survey benaderd voor een verdiepend interview: vijf transvrouwen, vijf transmannen, vier VM-transgenderisten en vier MV-transgenderisten. De uitkomsten zijn samen te vatten in drie kernboodschappen. Er zijn bepaalde risicofactoren die transgenders kwetsbaar maken voor seksueel grensoverschrijdend gedrag. Tegelijkertijd heeft transgender-zijn impact op de beleving en de gevolgen van seksueel grensoverschrijdend gedrag en tot slot houdt goede hulpverlening rekening met transgender-zijn en met seksueel geweldservaringen. Als illustratie van de interviews citeert Cense een van de respondenten: “In mijn hoofd was ik altijd dat leuke jongetje. Het was net alsof hij gewoon op dat moment een vrouw van mij gemaakt had. Dat wilde ik totaal niet.” Dit citaat is van een transman voor zijn transitie over de verkrachting door een vriend op school, waardoor deze zijn ongewenste geboortegeslacht juist bevestigde. De respondenten hebben ervaring met verschillende soorten geweld op verschillende plekken, dus van leeftijdgenoten, maar ook tijdens het uitgaan in het homocircuit, of bijvoorbeeld wanneer ze in het gewenste geslacht over straat gaan. De meeste ervaringen deden ze op voor hun 25e. De transvrouwen en transmannen waren in die tijd meestal nog niet in transitie, maar hadden wel een gender non-conforme uitstraling. De daders waren voornamelijk mannen. En de gevolgen waren uiteenlopend: van leerervaringen tot grote psychische schade. Op elkaar inwerken Transgenders die al gebukt gaan onder transnegativiteit en uitsluiting (op school of in de buurt) worden extra hard getroffen door seksueel geweld; het versterkt hun sociale isolement en hun beschadigde zelfvertrouwen. Seksueel geweld bevestigt voor transgenders bovendien vaak de afkeer en vervreemding van het eigen lichaam en van seks. Er zijn ook specifieke gevolgen voor hun beleving van hun transgender-identiteit. Zo kunnen ze eraan gaan twijfelen of hun wens om van geslacht te veranderen een gevolg is van het seksueel misbruik. Ze vragen zich bijvoorbeeld af: heb ik er moeite mee me thuis te voelen in mijn lichaam vanwege het misbruik of omdat dit lichaam niet bij mij past? Stomme opmerking Wat vergroot de kans op seksueel misbruik? Vaak zijn het jongeren die al gepest worden, en in een sociaal isolement leven. Maar er zijn ook risicofactoren die samenhangen met transgender-zijn. Zo kunnen de respondenten minder goed hun grenzen voelen en aangeven, omdat bijvoorbeeld hun borsten niet ‘eigen’ voelen. Ook hebben zij soms een ander risicoperceptie omdat er een kloof bestaat tussen hun gendersocialisatie en hun genderbeleving. Bovendien zijn ze extra kwetsbaar voor aandacht als ze behoefte hebben aan bevestiging van hun genderidentiteit. Als transgendermeiden bijvoorbeeld niet van jongs af aan hebben geleerd hoe jongens op een kort rokje kunnen reageren, zullen ze dat eerder opvatten als compliment dan als stomme opmerking. In de hulpverlening blijkt het onderwerp niet vanzelfsprekend naar voren te komen: gesprekken gaan of over transgender, of over seksueel geweld maar niet over allebei. Ook ervaren de respondenten die hulp hebben gezocht een gebrek aan empathie of kennis. Bovendien kunnen ze zich afvragen: wat moet er eerst aangepakt worden, transgender-zijn of de verwerking van het seksueel geweld? Zo kreeg een respondent te horen, “Na wat jij hebt meegemaakt, moet je niet beginnen aan een transitie.” Sensitiviteit en deskundigheid Om seksueel misbruik te voorkomen bevelen de onderzoekers preventie op drie niveaus aan: primaire, secundaire en tertiaire preventie. Ten eerste algemene voorlichting om transnegatieve attitudes tegen te gaan en de weerbaarheid van transgenders te vergroten, zowel in het algemeen
3
Rutgers WPF, 2014
Verslag Expertmeeting Grensoverschrijding en geweld bij LHBT’s d.d. 2 oktober 2014
als rondom de transitie. Secundaire preventie richt zich bijvoorbeeld op scholen, ouders en homouitgaansgelegenheden. Tertiaire preventie gaat over het voorkomen van herhaling en het verwerken van de gevolgen. Dit gebeurt bijvoorbeeld door deskundigheidsbevordering van hulpverleners, zodat zij respectvol transgenders kunnen bejegenen en helpen, zowel op het gebied van seksueel misbruik als van transgender-zijn. In de vorige expertmeeting die specifiek over transgenders ging, kwamen de volgende aanbevelingen naar voren: weerbaarheidstraining voor alle kinderen. screening van lesmaterialen op genderstereotypering/genderdychotomie. media-inzet op meer acceptatie transgenderisme/gender non-conform gedrag. counseling van transgenders tijdens de transitie om hun weerbaarheid te vergroten en nazorg te leveren. verbetering van de hulpverlening: sensitiviteit en deskundigheid. De deelnemers aan deze expertmeeting onderschrijven deze aanbevelingen.
3
Geweld in LHB-partnerrelaties
Hulp in directe kring Het derde deel van deze expertmeeting gaat over geweld in LHB-partnerrelaties. In 2011 presenteerde Mike Bologna zijn onderzoek naar LHB-partnergeweld in de VS op verschillende bijeenkomsten in Nederland. Samen met Saskia Keuzenkamp, destijds werkzaam bij het SCP, en Arnoud Verhoeff van de GGD Amsterdam concludeerde Bouko Bakker destijds dat over dit onderwerp nog onvoldoende bekend was in Nederland. Gezamenlijk startten ze een no budgetonderzoek gebaseerd op de vragenlijst van Bologna. Ze vroegen naar soorten geweld, of het om fysiek, emotioneel of seksueel geweld ging, en of het ging om geweld in de huidige relatie of in vroegere relaties. De werving vond plaats via online nieuwsberichten op LHBT-kanalen en via een oproep in enkele kranten. In totaal leverde dat 111 mannen, 107 vrouwen en 6 transgenders op. De analyse is nog niet af, dus de resultaten zijn voorzichtige signalen. De respondenten rapporteren weinig geweld; en vooral emotioneel geweld. Bijna de helft van de respondenten wist niet dat er opvang mogelijk was, de hulp werd vooral gezocht in directe kring. Een ‘heteroprobleem’ Susanne Kers deed in Nederland onderzoek naar huiselijk geweld in relaties van homo- en bimannen en lesbische en bi-vrouwen. Volgens Kers komt huiselijk geweld net zo vaak voor in lesbische relaties, en kent het dezelfde patronen en dezelfde intensiteit als huiselijk geweld in andere relaties. Daarnaast bestaan er specifieke vormen die alleen voorkomen in homo- of lesbische relaties, zoals outing of stigmatisering van de partner. Het grootste probleem is dan ook dat het niet wordt erkend. Dat komt volgens Kers omdat huiselijk geweld heteroseksueel gecodeerd is: het heeft te maken met de dichtomie man-vrouw en de machtsverschillen tussen mannen en vrouwen. De beeldvorming draagt daaraan bij: man/man- en vrouw/vrouwstellen zijn dan ook afwezig in campagnes tegen huiselijk geweld. Ook speelt het niet willen zien een rol: not in our community, vanwege de angst voor stigmatisering. Een Europees project waaraan zij deelneemt, richt zich op de opvang van slachtoffers. De Nederlandse opvang is bereid om LHBT-slachtoffers een plek te bieden, maar vaak weten LHBT’s niet dat ze daar terecht kunnen. Aan de andere kant kan homo- en transnegativiteit een groot probleem zijn in de woongroepen. Daarbij speelt de denial of differences een rol: het is moeilijk om aparte opvangfaciliteiten te organiseren omdat de nadruk op gelijkheid ligt. Cijfers verrassen niet Mike Bologna is de laatste spreker. Hij doet sinds 1987 onderzoek naar geweld in LHB-relaties in de Verenigde Staten, steeds zonder enige subsidie. De studies zijn dus altijd klein geweest en nooit nationaal. Vorig jaar vond het eerste nationale onderzoek in de VS plaats, gefinancierd door de staat en uitgevoerd door het Center for Disease Control and Prevention (CDC), waarin ook gevraagd werd naar seksuele voorkeur. Er deden 18 duizend mensen aan mee, evenveel vrouwen als mannen. Gevraagd naar ervaring met seksueel en fysiek geweld in relaties gedurende het hele leven, gaf 44% van de lesbische vrouwen, 26% van de homomannen, 61% van de biseksuele vrouwen, en 37% van de biseksuele mannen aan dat ze dat hadden meegemaakt. Van de heterovrouwen rapporteerden 35%
4
Verslag Expertmeeting ‘Gender nonconform gedrag vaak trigger’ d.d. 2 oktober 2014
Rutgers WPF, 2014
fysiek en seksueel geweld gedurende hun leven, en van de heteromannen was dat 29%. Psychisch en emotioneel geweld werden vaker gerapporteerd. Onder de vrouwen ging dat om 62% van de lesbische vrouwen en 76% van de biseksuele vrouwen. Het landelijke onderzoek gaf ongeveer dezelfde uitslagen als de eerdere kleinere steekproeven. De Nederlandse cijfers verrassen hem niet. Dat het vooral jongeren onder de 30 jaar betreft, dat de plegers vaak bekenden zijn, en dat minder dan 10% van de slachtoffers hulp zoekt, zijn gegevens die internationaal gelden. Ook het probleem van onzichtbaarheid in de community herkent Mike Bologna: huiselijk geweld wordt beschouwd als een probleem van heteroseksuele vrouwen. Dat blijkt ook uit zijn onderzoeken. Als je naar grensoverschrijdend gedrag vraagt, en je vraagt vervolgens, denk je dat dit huiselijk geweld is, zeggen veel mensen nee, omdat het niet bij hun zelfbeeld past.
4
Discussie
Differentiëren In het afsluitende deel van de expertmeeting bespreken de aanwezigen al deze uitkomsten. Zijn de gegevens herkenbaar? Zo ja, wat kunnen zij ermee? Ina van Beek van Movisie herkent het mechanisme dat groepen die zich emanciperen, liever geen negatief nieuws over zichzelf verspreiden. Dat geldt bijvoorbeeld ook bij ouderenmishandeling. Fetzen de Groot signaleert dat een aantal groepen extra kwetsbaar zijn: transgenders, jongeren onder de 25 jaar en biseksuelen. Het zou misschien goed zijn om dat te verbijzonderen en deze groepen als risicogroepen te benoemen. Daarbij is het belangrijk om de redenen in kaart te brengen: bij de verschillende groepen is er misschien sprake van verschillende vormen van seksueel geweld met verschillende achtergronden. Die differentie geldt ook voor de preventie. Trigger Gender non-conformiteit is een risicofactor voor seksueel geweld en dat lijkt sterker voor mannen en jongens te gelden dan voor vrouwen en meiden. Uit onderzoek onder slachtoffers en daders van potenrammen is dat ook bekend: gender non-conformiteit is een rode vlag voor agressie. Dat geldt voor geboren mannen die vrouwelijk zijn, maar volgens Van Dijk van COC Nederland geldt het ook voor mannelijke vrouwen. De trigger bij de daders is de verwarring. Tegelijkertijd lopen vrouwen in het algemeen een groter risico op seksueel geweld. Ina van Beek noemt als voorbeeld Revief, lotgenotenorganisatie na seksueel geweld. Zij maken een publicatie met strategieën die plegers hanteren, bedoeld als voorlichting. Het kan helpen als je weet hoe plegers opereren, bijvoorbeeld met complimenten. Wat maakt een situatie onveilig? Hoe kan je je beschermen tegen de risico’s? En wat maakt het veiliger bijvoorbeeld om over straat te gaan als transvrouw? Om jonge jongeren te bereiken zijn o.a. de Jong&Out en Respect2Love groepen van COC Nederland een goed kanaal. Toeleiding Het taboe op seksueel geweld binnen huiselijk geweld is lastig te doorbreken, zo weet Ina van Beek. Er is weinig spontane onthulling, er wordt door professionals weinig over doorgevraagd. Het gaat niet altijd met agressie gepaard en soms zijn slachtoffers meegaand om erger te voorkomen, waardoor het niet (h)erkend wordt als seksueel geweld. Miriam Heemsbergen meent dat lesbische vrouwen die te maken krijgen met huiselijk geweld op verschillende borden moeten schaken: ze zijn uit de kast gekomen, maar het is misgegaan in hun relatie en als ze in de opvang komen, wordt er in de leefgroep niet altijd even vriendelijk gedacht over lesbiennes. Susanne Kers vult aan, dat het dan nog gaat over vrouwen die het probleem herkend hebben als huiselijk geweld en hulp zijn gaan zoeken. Dat is een kleine groep, de meeste vrouwen erkennen het niet. Op de nieuwe versie van de site mantotman.nl is ook aandacht voor seksueel geweld, zo vertelt Koenraad Vermey van Soa Aids Nederland. De tekst bevat ook toeleiding naar de steunpunten huiselijk geweld en naar reguliere hulp.
5
Rutgers WPF, 2014
Verslag Expertmeeting Grensoverschrijding en geweld bij LHBT’s d.d. 2 oktober 2014
Kabaal maken Hoe zit het met de deskundigheid van professionals? Is daar aandacht voor deze risicogroepen? Ina van Beek weet dat in de diverse bijscholingsprogramma’s voor de medewerkers van Veilig Thuis, een samenvoeging van de steunpunten seksueel geweld en de advies- en meldpunten kindermishandeling geen aandacht is voor seksuele- en gender diversiteit. Om aandacht te genereren is lobby nodig. Het zou goed zijn als dit onderwerp door grotere partijen werd geagendeerd. Het COC is “kampioen kabaal maken”, maar heeft daarvoor input nodig van professionals, bijvoorbeeld via de landelijke werkgroep politiek. “Je moet ze bestoken met feiten, cijfers en levensverhalen.”, zo merkt iemand op. Met name dat laatste is belangrijk, omdat het meer tot de verbeelding spreekt dan alleen percentages. Expliciete plek Intussen is het programma ‘Leren signaleren’ van start gegaan. In opdracht van het ministerie van VWS en OC&W werken Movisie, het Nederlands Jeugdinstituut, Rutgers WPF en Augeo Academy samen met opleidingen aan meer structurele aandacht voor huiselijk geweld, kindermishandeling, en seksuele gezondheid in het initiële beroepsonderwijs (mbo, hbo, wo). Onder andere door een specifiek online portal voor opleidingen in zorg, welzijn en onderwijs, waar zij alle informatie en lespakketen etc. kunnen vinden om hun onderwijs te versterken. Hierin zal seksuele en genderdiversiteit ook een expliciete plek krijgen, aldus Ina van Beek. Filippo Zimbile van Soa Aids Nederland vat de benodigde acties mooi samen: “We moeten de doelgroep weerbaarder maken, ongeacht hoe de maatschappij eruit ziet, maar ook de maatschappij veranderen. Dat begint al op de basisschool: je moet kunnen zijn wie je wilt zijn, ongeacht je kleur en je voorkeuren.” Marjan Groefsema merkt op dat we ook aansluiting kunnen zoeken bij de particuliere organisaties die weerbaarheidstraining voor kinderen op scholen organiseren, zoals de vreedzame school en het kanjerinstituut. Beide methodes zijn evidence based verklaard door het ministerie. Het zou goed zijn als daarin de positie van LHBT’s meegenomen wordt. Ook in het Partnership Aanpak Seksueel Geweld, een breed samenwerkingsverband van onder meer Rutgers WPF en Movisie, en de betrokken veldpartijen zoals de politie, GGD, maatschappelijk werk en vrouwenopvang, kan meer aandacht besteed worden aan LHBT. Willy van Berlo en Ina van Beek zitten in dit partnership en kunnen dit agenderen. Opsporing Koenraad Vermeij noemt als specifieke doelgroep nog de intredende MSM, jongens die voor het eerst uitgaan in de homoscene of chatten via internet. Wat zijn onveilige omgevingen voor deze jonge jongens? Wat is risicovoller: internetdating of losse contacten? En welke hulp bestaat er voor deze groep? Mantotman.nl heeft filmpjes met ervaringsverhalen. Het plan is om die ook rondom seksueel geweld en dwang te verzamelen, hoewel het lastig is om mensen daarover te filmen. Fetzen de Groot vertelt over de regionale Centra Seksueel Geweld, waar je er binnen zeven dagen na een verkrachting terecht kunt voor aangifte, sporenonderzoek en hulp. Tegelijkertijd is het lastig dat het weer apart georganiseerd wordt van Veilig Thuis, dat specifiek gericht is op geweld in afhankelijkheidsrelaties. Het is de vraag of deze centra voldoende toegerust zijn om ook LHBTslachtoffers hulp te bieden. Volgens De Groot is dat maar de vraag. Bijvoorbeeld voor transgenders kan het een drempel zijn dat er in die centra forensisch onderzoek gedaan wordt. “De eerste vraag kan al verkeerd zijn, wanneer de professional ervan uit gaat dat iemand hetero is, of een man of een vrouw.”, aldus een van de aanwezigen. Niet alleen in de bejegening maar ook in de bekendmaking en beeldvorming is het belangrijk: voor wie zijn ze er? Aan de balie En wat is te doen aan het lage aantal aangiftes? Uit ervaring van de Centra Seksueel Geweld blijkt dat als je goed wordt opgevangen, je aangiftebereidheid stijgt. Probleem bij aangifte is natuurlijk dat het voor een groot deel gaat om bekende plegers. Bovendien doet de politie alleen sporenonderzoek als je bereid bent om aangifte te doen. Daarnaast kan de attitude aan de balie van het politiebureau verbeterd worden: als mannen aangifte doen van slachtofferschap, wordt er niet altijd goed gereageerd. Wat betreft aangifte van huiselijk geweld moet de doelgroep bovendien zelf
6
Verslag Expertmeeting ‘Gender nonconform gedrag vaak trigger’ d.d. 2 oktober 2014
Rutgers WPF, 2014
beter geïnformeerd worden over wat het is, en dat het voorkomt, aldus Susanne Kers. Daarmee zal het aantal meldingen en aangiften toenemen.
5
Samenvatting
Al met al zijn de volgende aandachtspunten besproken. Seksuele en genderdiversiteit moet op de agenda van de VNG worden gezet, zodat het een plek krijgt in de opleiding van professionals van de toekomstige Veilig Thuis-organisaties. Ook de Centra Seksueel Geweld moeten de aandacht voor seksuele en genderdiversiteit borgen. Het gaat dan om bejegening van cliënten, en ook om de voorlichting en promotie van de centra. In het Partnership Aanpak Seksueel Geweld kan meer aandacht zijn voor seksueel geweld onder LHBT. Rutgers WPF en Soa Aids Nederland zorgen ervoor dat LHBT aandacht krijgt in hun bestaande lesmaterialen, voorlichtingsmateriaal en weerbaarheidstraining. Onder de doelgroepen moet meer bekendheid komen over het bestaan van huiselijk geweld, en het taboe moet bespreekbaar worden. Het COC Nederland kan een rol spelen in de lobby richting politiek en gemeente. Daarvoor moeten deskundigen het COC voeden. Diversiteit onder de doelgroepen LHBT is belangrijk wanneer het gaat over seksueel grensoverschrijdend gedrag en geweld: jongeren, gender non-conforme jongeren en volwassenen, transgenders rond de transitie, mannen die voor het eerst de scene ingaan, migranten, licht verstandelijk beperkten en biseksuelen behoeven specifieke aandacht omdat zij meer risico lopen. Van deze groepen zou nader onderzocht moeten worden wat het risico precies inhoudt en wat helpt in preventie en weerbaarheid.
7