Een wereld van verschil: De immigratie en integratie van Turkse migranten en hun nakomelingen in Nederland en Duitsland van 1960 tot 2004 in vergelijkend perspectief
Door: Studentnummer: Type: Begeleider: Afdeling: Universiteit: Datum: Versie: Woordenaantal:
Daniël van der Donk s3033635 Bachelor thesis Dr. A.S. (Andrej) Zaslove Sectie Bestuurskunde & Politicologie Radboud Universiteit Nijmegen Augustus 2013 #2 12.411
Samenvatting Dit onderzoek poogt duidelijkheid te creëren in het integratiedebat en de invloed van historie en nationale beleidstypen in kaart te brengen. Deze kwalitatieve vergelijkende casestudy verdiept zich in de invloed van nationale modellen op de integratie van Turkse gastarbeiders en hun nakomelingen in Nederland en Duitsland. Met behulp van de historische benadering en de 4 beleidstypen van Koopmans et al. (2005) wordt het nationale model gevormd. Het Nederlandse beleidstype is multicultureel en het Duitse beleidstype is assimilerend. Duits-Turken blijken echter beter geïntegreerd dan Nederlandse Turken. De factoren migratiepolitiek, taalniveau, identificatie, opleidingsniveau en arbeidsparticipatie vormen samen de mate van integratie en laten ons dit verschil zien.
2|Pagina
Inhoudsopgave 1 2
3
4
5
6 7
Introductie ................................................................................................................... 4 Achtergrondinformatie …………………………………………………………………………………………… 8 2.1 Operationalisatie 8 2.2 De immigratie- en integratiegeschiedenis van Nederland 9 2.3 De immigratie- en integratiegeschiedenis van Duitsland 11 Theoretisch Kader ..................................................................................................... 14 3.1 Introductie tot het wetenschappelijke debat 14 3.2 Beschrijving van de nationale modellen 15 3.3 Het Nederlandse nationale model 16 3.4 Het Duitse nationale model 18 3.5 De Nederlandse en Duitse casus vergeleken 20 Onderzoeksmethode ….………………………………………………………………………………………… 23 4.1 Verklarende vraag 23 4.2 Case study research: across cases versus within-cases 23 4.3 Comparative-historical 24 4.4 Hypothesis testing 24 Onderzoeksresultaten ………………………………………………………………………………………….. 26 5.1 Beschrijving van het onderzoek 26 5.2 Migratiepolitiek 26 5.3 Opleidingsniveau 28 5.4 Identificatie 29 5.5 Arbeidsparticipatie 31 5.6 Taalniveau 33 Discussie en Conclusie ………………………………………………………………………………………….. 35 Referenties en verdieping …………………………………………………………………………………….. 38
3|Pagina
1
Introductie
De integratie van allochtonen is een ‘hot topic’ in Nederland en Duitsland. Beide landen hebben vele migratiegolven ondervonden. Desondanks hebben Nederland en Duitsland verschillende uitgangsposities en hebben zij in het verleden vele verschillende stappen genomen in het bevorderen van integratie. Nederland heeft dan ook lange tijd het multiculturele model als basismodel gebruikt, wat jarenlang gezien werd als hét toonbeeld voor accommodatie van verschillende culturen. Nederland profileerde zich als ‘the leading country’, oftewel: het gidsland van de wereld. Duitsland koppelde migratie aan werk en verblijf van kansarme migranten diende zo kort mogelijk te zijn (Focus Migration, 2007 & Koopmans, 2002, 2005). Duitsland stond dan ook jarenlang bekend als een ‘failed-state’ op het gebied van integratie van immigrantenpopulaties (Focus Migration, 2007). Het integreren van deze verschillende migrantenpopulaties verliep in beide landen dus op zeer uiteenlopende wijze, maar het is de uitgangspositie die uiterst opmerkelijk is. De Turkse migranten en hun nakomelingen blijken in Duitsland namelijk beter geïntegreerd te zijn, dan de Turkse migranten en hun nakomelingen in Nederland (Joppke, 2006, 2007a, 2007b, 2012 & Koopmans, 2002, 2005)! In dit onderzoek zal de nadruk worden gelegd op de Turkse migranten. De Turken zijn namelijk in zowel Nederland als Duitsland de grootste migrantengroep. Duitsland heeft het grootste aandeel Turken binnen Europa opgenomen, waarna Nederland op de tweede plaats volgt (Cornelius et al., 2004). Begin jaren ‘60 kwamen er grote gastarbeiderstromen op gang in Nederland en Duitsland. Reden voor deze gastarbeiderstromen was de enorme vraag naar nieuwe laaggeschoolde arbeidskrachten door Nederlandse en Duitse bedrijven. Deze bedrijven hadden laaggeschoolde en goedkope krachten nodig om hun bedrijven winstgevend te houden. De vraag naar arbeidskrachten overtrof het aanbod in beide landen, waardoor beide overheden rekruteringscontracten voor gastarbeiders aangingen met landen als Turkije, Marokko, Italië en Spanje. De oliecrisis van 1973 toonde aan dat de meeste gastarbeiders niet naar hun thuisland terug zouden keren, maar hier waren om te blijven. Ook zouden zij hun families over laten komen onder het mom van gezinshereniging en zouden jonge Turken enkele jaren later hun huwelijkspartners uit Turkije over laten komen. Deze ontwikkelingen waren het gevolg van de versoepeling van de rechten voor arbeidersmigranten (Joppke, 2012). Dit was het begin van de grote migratie- en integratiedebat en de daarbij behorende maatschappelijke problemen. Er zijn sinds de jaren ‘60 al talloze rapporten, nieuwsberichten en verslagen geschreven over de slechte integratie van migranten in de Nederlandse en Duitse samenleving. Vaak wordt er in deze artikelen slechts gesproken van grote gelijkmatige integratieproblemen en wordt er niet dieper ingegaan op de grote verschillen tussen beide landen, zowel op historisch dan wel immigratie- en integratiegebied. Om hier een goed 4|Pagina
beeld van te creëren is het verrichten van een kwalitatieve vergelijkende casestudy naar Nederland en Duitsland een uitstekend middel. Bovengenoemde rapporten, nieuwsberichten en verslagen kunnen bijdragen aan het creëren van dit juiste beeld. Wat in ieder geval duidelijk is, is dat de Nederlandse en Duitse samenlevingen met flinke snelheid veranderen. Steeds meer inwoners hebben een niet-westerse achtergrond. Allochtonen hebben steeds vaker een flinke achterstand op de arbeidsmarkt, ze lopen enorm achter op autochtonen op het gebied van taalbeheersing, allochtonen hebben over het algemeen een lager opleidingsniveau ten opzichte van autochtonen en allochtonen voelen zich over het algemeen nog altijd een vreemdeling in eigen land (Joppke, 2009, 2012). Met behulp van bestudering van deze factoren, poogt dit onderzoek duidelijkheid te geven op de verschillen in uitgangsposities in Nederland en eventueel een opstapje te bieden naar een duidelijke visie op dit probleem. Belangrijke redenen voor verschillen in integratiebeleid tussen Duitsland en Nederland, zijn de migratiegeschiedenis en de wijze waarop deze landen de integratieprocedures aanpakken. In dit onderzoek zal hier verdieping in worden gebracht met behulp van de historische benadering. De historische benadering legt de nadruk op de verzuiling en de immigratiestromen in Nederland. In Duitsland zal de historische benadering de nadruk leggen op de remigratiepolitiek van de jaren ‘80, gecombineerd met onderzoek naar de verschillende immigratiestromen naar Duitsland. Bovenstaande factoren hebben in Nederland en Duitsland geleid tot enkele onverwachte verschillen in uitgangsposities. De historische benadering zal tevens een verdieping geven op de totstandkoming van de vier beleidstypen van Koopmans et al. (2005). De historische benadering, gecombineerd met één van de vier beleidstypen: ‘multiculturalisme’, ‘universalisme’, ‘segregationalisme’ en ‘assimilationalisme’ zal uiteindelijk het nationale model van een land vormen. Om een goed beeld van bovengenoemde situatie te verkrijgen en uit te zoeken wat de oorzaken van de verschillende uitgangsposities zijn, heb ik de volgende hoofdvraag opgesteld: “Zijn Turkse migranten en hun nakomelingen beter geïntegreerd in Duitsland dan in Nederland en in hoeverre hebben de nationale modellen hier invloed op gehad?” Om de onderzoeksvraag goed te kunnen beantwoorden, zijn voor dit onderzoek enkele subvragen opgesteld. De eerste subvraag luidt: “Wat is maatschappelijke integratie?”. De tweede: “Welke nationale modellen zijn er?” De derde: Wat is het Nederlandse nationale model?” De vierde: “Wat is het Duitse nationale model?” En de vijfde: “Hoe verhouden de Nederlandse en Duitse casus zich met elkaar en hoe verklaren zij het verschil in uitgangspositie?” Deze subvragen zullen in de volgende hoofdstukken en paragrafen worden beantwoord met behulp van de historische benadering.
5|Pagina
Er is in dit onderzoek bewust gekozen voor één migrantenpopulatie, namelijk: de Turkse gastarbeiders, gezinsherenigden, huwelijkmigranten en de nieuwe generaties die vanaf de jaren ‘60 tot 2004 naar Nederland en Duitsland migreerden en zijn hun nakomelingen die daar zijn geboren. In dit onderzoek zal er vaak worden gerefereerd naar ‘de Turken’, of ‘de Turkse migranten’, ‘nakomelingen’ of slechts ‘migranten’. Deze benamingen betreft in het gehele onderzoek dezelfde groep, namelijk: Turkse mannelijke en vrouwelijke migranten die naar Nederland en Duitsland zijn gekomen vanaf het jaar 1960 en hun nageslacht die daarop volgden, tot het jaar 2004. Reden voor het kiezen van het jaar 2004, is de mate van beschikbare informatie tot dit jaar. Ook hebben er zich tot het jaar 2004 grote veranderingen in integratiebeleid en publieke opinie voorgedaan. Voornamelijk op het gebied van immigratie en integratie. Nederland en Duitsland hebben hun integratiebeleid het laatste decennium namelijk rigoureus omgegooid. Data van na dit jaartal zou het onderzoek hebben beïnvloed door middel van factoren die niet zijn meegenomen in dit onderzoek. Er zal in dit onderzoek geen onderscheid worden gemaakt op basis van geslacht, leeftijd of nieuwe generaties Turken. Dit vergemakkelijkt het onderzoek, maar zorgt er wel voor dat de resultaten worden gegeneraliseerd. Hierdoor zijn de resultaten en getrokken conclusies niet per leeftijdsgroep of geslacht te generaliseren of te gebruiken. Dit is echter wel per bevolkingsgroep mogelijk (Caramani, 2011, p.53 & Gerring, 2007, p.172). De voornaamste reden voor het kiezen van slechts één migrantenpopulatie is het gebrek aan beschikbare data van andere migrantenpopulaties die in beide landen op gelijke wijze vertegenwoordigd zijn. De Turken zijn zowel in Nederland als Duitsland de grootste migrantengroep. Duitsland heeft het grootste aandeel Turken binnen Europa opgenomen, waarna Nederland op de tweede plaats volgt (Cornelius et al., 2004). Het aandeel Turken in de Nederlandse maatschappij bedraagt 2.3% en in de Duitse maatschappij 2.2%, wat de interne validiteit van dit onderzoek zeker ten goede komt. Hierdoor wordt vergelijkend onderzoek gemakkelijker uit te voeren, waardoor resultaten en conclusies gemakkelijker kunnen worden aangenomen en gegeneraliseerd (Caramani, 2011, p.53 & Gerring, 2007, p.172). “Men mag veronderstellen dat door het vizier te richten op eenzelfde groep die in elk geval qua herkomstland homogeen is, het probleem van ongemeten kenmerken minder groot is dan in landenvergelijkend onderzoek dat meerdere groepen tegelijkertijd bestudeert“ (SCP, 2006, p.15). De onderzoeksmethode die in dit onderzoek wordt gebruikt, is een kwalitatieve casestudy, met ondersteuning van de analyse van kwantitatief onderzoek en de bijbehorende data en analyses uit de rapporten van het IZA (2007, 2013) en het rapport van de SCP (2006). In deze rapporten wordt aandacht besteed aan de verschillende uitgangsposities van Turkse migranten in Nederland en Duitsland. Door middel van deze kwalitatieve casestudy, gecombineerd met statistische samenvattingen uit kwantitatief onderzoek, poogt dit onderzoek duidelijk te maken wat de oorzaken van de verschillen in 6|Pagina
uitgangsposities van integratie in Nederland en Duitsland zijn en in hoeverre verschillende nationale modellen en bovengenoemde factoren hier invloed op hebben gehad. Dit onderzoek is op de volgende wijze ingedeeld: In hoofdstuk 2 zullen de kernbegrippen en de geschiedenis van Duitsland en Nederland worden beschreven. De subvragen en het wetenschappelijk debat worden in hoofdstuk 3 door middel van een literatuurstudie uiteengezet. Daaropvolgend zal in hoofdstuk 4 de onderzoeksmethode worden uiteengezet, die in dit onderzoek is gebruikt. In hoofdstuk 5 zal een analyse van de resultaten van het onderzoek worden gegeven. Vervolgens zal in hoofdstuk 6 de discussie en conclusie van dit onderzoek worden gepresenteerd en zal er antwoord worden gegeven op de hoofdvraag.
7|Pagina
2
Achtergrondinformatie
In deze paragraaf zal ik de kernbegrippen, de geschiedenis en het integratie- en immigratiebeleid van Nederland en Duitsland uiteenzetten. Dit is belangrijk om een goed beeld van de situatie te krijgen en om de rest van het onderzoek te begrijpen. 2.1
Operationalisatie
Het begrip ‘allochtoon’ in Duitsland en Nederland dat zowel in het rapport van de IZA (2007), als de SPC (2006) wordt benoemd is problematisch. Beide landen hebben namelijk een verschillende definitie van allochtoon, waardoor een directe vergelijking problematisch is. Bij de Duitse definitie staat nationaliteit centraal, terwijl de Nederlandse definitie verwijst naar het land van afkomst van beide ouders. In beide rapporten wordt de definitie van ‘allochtoon’ aangehouden, die de eerste en tweede generatie van Turkse migranten inhoudt (IZA, 2007, p.11). De Nederlandse definitie zal ook in dit onderzoek worden gehanteerd. Het begrip ‘allochtoon’ zal dus op de eerste en tweede generatie Turken slaan. De definitie van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) van het begrip ‘integratie’ luidt: ”de mate waarin allochtone groepen deel uitmaken van de Nederlandse (of Duitse) samenleving of zich als aparte groep (blijven) oriënteren” (SCP, 2006). De officiële benaming voor integratie wordt door het Sociaal en Cultureel Planbureau: ‘sociaal-culturele integratie’ genoemd. Echter is deze definitie van ‘integratie’ niet voldoende. Vanwege de opdeling van Duitsland in Oost-Duitsland en West-Duitsland, is er in dit onderzoek tot 1990 alleen informatie gebruikt uit databases van West-Duitsland. Dit komt voornamelijk door het gebrek aan immigratie van Turkse gastarbeiders naar Oost-Duitsland. Na de hereniging van Duitsland op 3 oktober 1990, zijn statistieken overgegaan naar één Duits model. In dit onderzoek zal er dus geen onderscheid gemaakt worden tussen Oost- of West-Duitsland en zal er enkel over ‘Duitsland’ worden gesproken. Immigratie is de voortbeweging van mensen of populaties naar een ander land, om zich aldaar te vestigen. Het Britse ‘Immigration Assist’ formuleert een immigrant als: “a person who has citizenship in one country but who enters a different country to set up a permanent residence. Just entering another country does not make you an immigrant. In order to be an immigrant you must have citizenship in one country, and you must have gone to a different country with the specific intention of living there.” (2013) Deze definitie zal in dit onderzoek worden gehanteerd. De immigratie van Turkse migranten wordt in dit onderzoek met behulp van de beschikbare analyses uit de rapporten van het SCP (2006), de IZA (2007 & 2013) en het CBS (2013) in kaart gebracht.
8|Pagina
2.2
De immigratie- en integratiegeschiedenis van Nederland
Nederland heeft een lange geschiedenis van immigratie. Sinds de Middeleeuwen tot het heden, wordt Nederland als bestemmingsland gevonden. Vluchtelingen en economische migranten zijn al eeuwenlang in grote aantallen naar Nederland getrokken om te profiteren van de ruimdenkendheid en de welvaart die Nederland kent. Zo hebben Joodse vluchtelingen aan het einde van de Tachtigjarige Oorlog zich in Amsterdam gevestigd, omdat men daar niet vervolgd werd omwille van het geloof (Blom et al., 1995). De komst van deze migranten heeft veel kapitaal en handel naar Nederland gebracht en op hun beurt een grote bijdrage geleverd aan de totstandkoming van de Gouden Eeuw (ibid.). Momenteel is bijna 20% van de Nederlandse bevolking immigrant, of een kind van immigranten (Cornelius, 2004 & Focus Migration, 2007). Lange tijd was toegang tot het Nederlands staatsburgerschap, de naturalisatie, vanzelfsprekend en zeer gemakkelijk. Multiculturalisme (het laten behouden van de eigen cultuur en gebruiken door immigranten) was in Nederland iets waar men trots op was. Ook maakte het deel uit van de Nederlandse cultuur. Nederland was in die tijd namelijk verzuild en behoud van cultuur, geloof en denkwijze werd door de top gerespecteerd en behoud hiervan werd nagestreefd. Deze visie veranderde echter toen de Nederlandse overheid begin jaren ‘90 een andere koers ging varen en een stricte vorm van assimilatie, oftewel maatschappelijke integratie, ging hanteren en naturalisatie ging ontmoedigen (Focus Migration, 2007 & Howard, 2009, p.86 & Koopmans, et al., 2005). Vanaf begin jaren ’60 kwamen er duizenden gastarbeiders naar Nederland. Net als in de rest van Europa ontstond er namelijk een grote vraag naar ongeschoolde arbeiders. Deze vraag overtrof het aanbod in eigen land, waardoor overheden op zoek gingen naar gastarbeiders in andere landen (Cornelius et al., 2004). Onder grote druk en vraag van de fabrieken en bedrijven in Nederland, ging de overheid in 1964 (drie jaar na West-Duitsland) verschillende arbeidsmigratieovereenkomsten aan met de landen: Turkije, Marokko, Italië, Joegoslavië, Griekenland en Spanje (Cornelius et al., 2004 & Heijke, 1979). “Het idee was dat het bedrijfsleven het voortouw zou nemen bij het selecteren van (voornamelijk mannelijke) ongeschoolde arbeiders en dat deze slechts tijdelijk in Nederland zouden blijven. Door de grote vraag naar dit soort arbeiders bleek de officiële werving al snel onvoldoende en nam het aantal afgegeven vergunningen aan gastarbeiders die uit henzelf naar Nederland kwamen vanaf 1963 sterk toe.” (CGM, 2010) Na een korte dip in 1967 nam de vraag naar nieuwe gastarbeiders weer toe en dit zou tot het begin van de oliecrisis in 1973 aanhouden. De Nederlandse overheid deed veel moeite om de gastarbeiders en hun families niet in de Nederlandse samenleving te laten integreren. Ze hadden recht op alle sociale voorzieningen en ze verkregen extra rechten om hun taal en cultuur zoveel mogelijk te behouden. Alles was gericht op het tijdelijke verblijf van deze arbeiders en hun families (Focus Migration, 2007). In 1974 werd de werving van nieuwe gastarbeiders gestopt. De overheid wilde de migratie 9|Pagina
gecontroleerd laten verlopen, wat resulteerde in een afname van spontane gastarbeiders (CGM, 2010). Na de oliecrisis werd verwacht dat de gastarbeiders wel weer naar hun thuisland zouden terugkeren. Er was namelijk geen vraag meer naar ongeschoold werk (Cornelius et al., 2004 & Focus Migration, 2007). “De bedrijven in Duitsland en Nederland hadden destijds vooral behoefte aan ongeschoolde arbeidskrachten en het merendeel van de Turkse ‘gastarbeiders’ werd gerekruteerd uit de laagste sociaaleconomische laag van de bevolking, waar zij nauwelijks onderwijs hadden genoten.” (Crul et al., 2008, p.113) Dit resulteerde in de eerste zichtbare problemen, waar zowel Nederland als Duitsland mee te kampen kregen. De gastarbeiders waren ongeschoold, werkloos, spraken de taal niet en leefden in wijken waar geen autochtonen woonden (Focus Migration, 2007). Begin jaren ‘80 was het etnische minderhedenbeleid ingevoerd. Het credo van dit beleid was: “integration while preserving migrants own identities.” (Focus Migration, 2007) Oftewel: ‘integreren met behoud van de identiteit van migranten’. Dit was zoals gezegd in lijn met de verzuilingpolitiek en was typerend voor die tijd van behoud en erkenning van elkaars geloof en denkwijze. Zo was de kern van het overheidsbeleid voor migranten niet langer “voorbereiding op terugkeer naar thuisland van migranten”, maar: “emancipatie van nieuwe culturen in de Nederlandse samenleving, zoals dat voorheen met de katholieke gemeenschap is gebeurd.” (ibid.) De immigratie nam in 1980 in hoog tempo af, wat voornamelijk door de laagconjunctuur en de instelling van een visumplicht in Nederland kwam (Cornelius et al., 2004). Tevens nam de emigratie in deze tijd toe. Hierdoor ontstond een negatief migratiesaldo (SCP, 2006). Na 1983 nam de migratie van Turken naar Nederland weer langzaam toe. Dit was de tijd van gezinshereniging en de huwelijksmigratie. Verschil tussen Nederland en Duitsland op dit vlak zijn waarschijnlijk de kleine minirecessies die Nederland heeft gekend. Deze minirecessies hebben de immigratie in Nederland onderdrukt, terwijl deze in Duitsland niet voorkwamen. Begin jaren ‘90 vond er enorme verschuiving plaats dat gericht was op het aloude en alomgeprezen multicultureel model van Nederland (Joppke, 2007b, 2012 & Koopmans, 2002, 2005). De politiek en de maatschappij wilden niet langer meer verantwoordelijk zijn voor het behoud van culturen. Dit zorgde voor een grotere concentratie op sociaaleconomische en sociaal-culturele integratie. De migrantengemeenschappen zouden vanaf dat moment voor hun eigen cultuur en het behoud van hun taal moeten zorgen. Ook zouden er vanuit overheidsperspectief alleen nog maar nationale uitgaven beschikbaar komen te staan om inburgeringscursussen en taalcursussen te ondersteunen. Een grote eigen bijdrage voor de immigrant wordt als eis gesteld. Deze veranderingen zijn zeer kenmerkend voor de ontzuiling in Nederland. 10 | P a g i n a
In 1998 werden de eerste grote beleidsveranderingen op het gebied van migratie en integratie doorgevoerd. Het zogenaamde ‘inburgeringsprogramma’ werd ingevoerd en verplicht gesteld aan elke nieuwe immigrant en enkele oude migranten. Dit programma bestond uit een Nederlandse taaltoets, een introductie tot Nederlandse instituties, normen en waarden en marktoriëntatie. Het inburgeringprogramma was een vereiste voor toetreding tot Nederland en dé eerste stap tot integratie in de Nederlandse samenleving. De Nederlandse inburgeringcursus zou als voorbeeld voor Duitsland en andere Europese landen gaan dienen (IZA, 2007). In 2000 werd de Vreemdelingenwet aangenomen. Deze wet bracht grote veranderingen in de asielregelingen en de vluchtelingenopvang. Een ander doel was de immigratie die uit huwelijksmigratie en gezinshereniging ontstond, drastisch te verminderen (Focus Migration, 2007). Voornamelijk migratie uit landen als Turkije en Marokko (ibid.). Zo werden er inkomenseisen gesteld en moest men in het bezit zijn van een vast contract, alvorens men een huwelijkspartner naar Nederland mocht halen. Verder werd de leeftijdsgrens van huwelijkspartners naar 21 verhoogd en moest de huwelijksmigrant al sinds 1998 in het thuisland wachten voordat deze naar Nederland mocht migreren (Focus Migration, 2007 & Joppke, 2007, 2012). Na het millennium kwamen er steeds meer politici in Nederland die fel uithaalden naar de multiculturele samenleving en de integratie van migranten. Immigratie en integratie werden eindelijk onderwerpen om openlijk over te praten en te debatteren (Ersanilli, 2009, p.44) Nederland heeft sinds 2000 strikte immigratieregelingen. Culturele diversiteit wordt steeds meer gezien als een potentieel kwaad dat assimilatie tegengaat (Koopmans, 2002, 2005 & Joppke, 2007b, 2012).
2.3
De immigratie- en integratiegeschiedenis van Duitsland
Duitsland is een typisch migratieland. Dit blijkt uit haar rijke geschiedenis van emigratie en immigratie (Bade, 2005). Waar Duitsland voor 1950 vooral een emigratieland was en een derde van de nieuwe immigranten in de Verenigde Staten bezorgde, is Duitsland na 1950 voornamelijk een immigratieland (Cornelius et al., 2004). Het is belangrijk te weten dat Duitsland na de Tweede Wereldoorlog een flinke toestroom van migranten heeft gekend uit Oost-Duitsland, de voormalig Duitse gebieden en etnische Duitsers. De West-Duitse werkgevers hebben door de opkomst van de grote migratiestromen na de Tweede Wereldoorlog veel ervaring met het opnemen van immigranten in het arbeidsproces (Cornelius et al., 2004). Toen in de jaren ‘60 een tekort op de arbeidsmarkt ontstond en een schreeuw naar meer arbeidskrachten een logisch gevolg was, konden de Duitse werkgevers goed op deze tekorten anticiperen en waren ze zelfverzekerd om wederom een multinationaal team van arbeiders te leiden (ibid. & Trouw, 2002). “Duitsland heeft in 1961 een officiële overeenkomst voor het werven van arbeidsmigranten getekend.” (Crul et al., 2008, p.113) De toestroom van gastarbeiders begon na 1960 en duurde tot 1973 11 | P a g i n a
(Cornelius et al., 2004 & Joppke, 2009 & Trouw, 2002). Als gevolg van de oliecrisis in 1973 zakte de vraag naar nieuwe arbeiders en zou de Duitse regering de officiële wegen van arbeidsmigratie sluiten. Dit zorgde echter niet voor een totale migratiestop naar Duitsland. Een tegenovergesteld effect ontstond. Doordat vele gastarbeiders geen werk konden vinden in de Duitse fabrieken, keerden zij terug naar hun thuisland. Het merendeel van de migranten bleef echter in Duitsland, om te profiteren van de uitstekende sociale regelingen die er bestonden (Bade, 2004, p.418). Een andere reden voor hun besluit om te blijven was de angst om nooit meer naar Duitsland terug te mogen keren (Cornelius et al., 2004 & Crul et al., 2008). Hierdoor ontstond een probleemsituatie voor de Duitse overheid. De werkloze gastarbeiders lieten in deze tijd ook nog hun families overkomen uit hun thuisland, onder het mom van gezinshereniging. In het jaar 1973, toen de migratiestop van gastarbeiders werd ingevoerd, verbleven er 4 miljoen migranten in Duitsland, waarvan 2.6 miljoen werkende migranten. Verwacht werd dat het merendeel zoud terugkeren naar hun land van herkomst, omdat er geen arbeidskrachten meer nodig waren. Gezinshereniging zorgde er echter voor dat het aantal migranten steeg naar 4.5 miljoen (Bade, 2000, 2004)! De gastarbeiders die van 1961 tot 1973 naar Duitsland vertrokken waren over het algemeen laagopgeleide arbeiders. Zij werden gerekruteerd om ongeschoold werk in de fabrieken te doen, zonder enig uitzicht op een hogere functie (Cornelius, 2004 & Crul et al., 2008). “De bedrijven in Duitsland en Nederland hadden destijds vooral behoefte aan ongeschoolde arbeidskrachten en het merendeel van de Turkse ‘gastarbeiders’ werd gerekruteerd uit de laagste sociaaleconomische laag van de bevolking en zij hadden nauwelijks onderwijs genoten.” (Crul et al., 2008) Deze bovenstaande feiten zullen in de toekomst bekend komen te staan als het beginpunt van de grote integratieproblemen in zowel Duitsland als Nederland. “De eerste generatie Turken op de Duitse en Nederlandse arbeidsmarkt vertegenwoordigde daarom een kwetsbare groep, die zeer weinig alternatieven had voor het fabriekswerk waarvoor zij geworven was” (Crul en Vermeulen, 2006 & Dagevos et al., 2007). Vanaf het begin kan men dus stellen dat een permanent verblijf van de gastarbeiders structurele problemen voor de toekomst zou gaan hebben. Hier zal bij de onderzoeksresultaten meer over worden uiteengezet. Na de jaren ‘80 was het Duitse beleid duidelijk: “De republiek Duitsland was geen land van immigratie, noch zou het dat ooit worden.” (Cornelius et al., 2004, p.230) Dit beleid zou echter falen, nadat de migrantenbevolking van 4.1 miljoen in 1981, naar 5.8 miljoen in 1991 zou toenemen. Toch zou het beleid nadien als volgt worden voortgezet: “het promoten van de integratie van legaal verblijvende migranten, het reduceren van niet-Europese immigratie en het aanmoedigen van vrijwillige terugkeer naar het land van herkomst van deze buitenlanders door middel van premies.” (ibid.) De remigratiebonussen die met het aanmoedigen van vrijwillige terugkeer gepaard gingen zouden echter geen opmerkelijke stroom van remigranten teweeg brengen, maar voornamelijk de bankrekeningen van de natuurlijke remigranten spekken. Uiteindelijk zou het aantal immigranten in Duitsland van 12 | P a g i n a
4.5 miljoen naar 5.4 miljoen stijgen. Duitsland was dus, ondanks hun pogingen de immigratie tegen te gaan, daadwerkelijk een immigratieland geworden (Cornelius et al., 2004). Na het falen van het remigratiebeleid, probeerde de Duitse overheid de gezinshereniging en de huwelijksmigratie te controleren. Dit lukte echter niet. Aan het einde van de jaren ‘90 was Duitsland nog steeds geen gereguleerd immigratieland. Ook was in die jaren duidelijk geworden dat de Duitse beroepsbevolking van 41 miljoen werkenden naar 37 miljoen zou dalen in 2010 (Cornelius et al., 2004, p.230). Dit in verband met de lage geboortecijfers van autochtone Duitsers. Er werd dus gesteld dat immigratie een vereiste zou worden, zou Duitsland een economische grootmacht willen blijven (ibid. & Martin et al., 1994). Dit vernieuwde beeld op het ‘migratieprobleem’ zou het keerpunt zijn van het Duitse migrantenbeeld. In 2001 werd echter pas een eerste regulatie van immigratie en integratie gevormd (Migration Policy Institute, 2009). Minister Otto Schilly legde een immigratiewet voor aan de kamer, die de immigratie zou reguleren en waarin Duitsland symbolisch een immigratieland zou worden. Hij stelde dat ze de komst van immigraten nodig hadden om de continue vraag naar arbeidskrachten te kunnen vervullen (Cornelius et al., 2004 & Migration Policy Institute, 2009). “A bill introduced to parliament in November 2001 by the ruling Social Democrat and Green coalition picked up on several commission recommendations, including highly qualified migration and integration.” Zo werden de asielaanvragen versneld, de integratieprocessen verbeterd en gereguleerd en zou beheersing van de Duitse taal een vereiste worden. “Finally, the commission report calls for serious efforts to foster the integration of immigrants, citing knowledge of the German language as a crucial point.” (Migration Policy Institute, 2009)
13 | P a g i n a
3
Theoretisch Kader
In dit hoofdstuk zal het wetenschappelijke debat worden weergegeven over het onderwerp van dit onderzoek. In het theoretisch kader zal er ook antwoord worden gegeven op de subvragen. Vanuit het wetenschappelijk debat zullen aan het einde van dit hoofdstuk enkele hypothesen worden opgesteld die in de discussie verder aan bod zullen komen. 3.1
Introductie tot het wetenschappelijke immigratie- en integratiedebat in Nederland en Duitsland
In dit onderzoek wordt verwacht, dat de historie, dan wel het immigratie- en integratiebeleid dat een land aanhield, invloed heeft gehad op de mate waarin Turkse immigranten in de Nederlandse en Duitse maatschappijen zijn geïntegreerd. In Duitsland werd het assimilatiemodel aangehouden en was er sprake van remigratiepolitiek van arbeidsmigranten. In Nederland was er voornamelijk sprake van multiculturalisme en verzuilingpolitiek. Dit vanwege het belang van religie en de invloed daarvan in de Nederlandse maatschappij (Koopmans, 2002 & Joppke, 2007a, 2007b, 2012). De subvraag: “Wat is maatschappelijke integratie?”, is van groot belang in dit onderzoek. Integratie wordt vaak gezien “als remedie voor disproportionele immigrantenwerkloosheid, schooluitval en woon- en werksegregatie”, maar deze definiëring bespreekt meer de uitkomst van de achterliggende visie, dan dat deze visie hiermee daadwerkelijk wordt verduidelijkt. Joppke (2007b) geeft hier een veel duidelijker beeld op. Integratie moet volgens hem namelijk als ‘two-way integration’ worden gezien. Dit is gebaseerd op de ‘common basic principles’ van de Europese Unie. Deze ‘principles’ omschrijven integratie als: “a dynamic, two-way process of mutual accomodation by all immigrants and residents of the Member States.” (Council of the European Union, 2004, p.19) Dit betekent dat integratie pas succesvol kan zijn, wanneer de situatie en de bijbehorende regels en wetten door beide partijen, de immigrant en het ontvangende land en haar inwoners, wordt geaccepteerd en nageleefd. Naturalisatie van de migrant is hierbij een vereiste. Zonder naturalisatie kan een migrant niet stemmen, zich niet vrijelijk binnen de Europese Unie voortbewegen en dus niet volledig in de maatschappij participeren. Wanneer op dit vlak een compromis tussen overheid en migrant bestaat, behoort integratie van immigranten pas echt tot de mogelijkheden en kunnen zij echt inwoner van het migratieland worden (Joppke, 2007b). Kymlicka benadrukt bovenstaande punten en beschrijft multiculturalisme en maatschappelijke integratie van allochtonen als: “part of a package of mutual rights and responsibilities, in which the state makes good-faith efforts to accommodate immigrants, and immigrants make good-faith efforts to integrate, so as to coproduce new relations of democratic citizenship.” (2012, p.23)
14 | P a g i n a
3.2
Beschrijving van de nationale modellen
In de literatuur wordt er regelmatig gediscussieerd over integratiebeleid en de invloed van de historie van een land daarop. Meerdere malen werd getracht beleid te plaatsen en onder te verdelen. In de onderstaande paragrafen zal ik mijn subvraag: “Wat zijn de nationale modellen?” beantwoorden en uiteenzetten. Het is belangrijk om te realiseren dat vrijwel geen enkel land een exact gelijke historie met een ander land deelt. Hierdoor is vrijwel geen enkele nationaal model hetzelfde. Beschrijving van een nationaal model is dus een beschrijving van het integratiebeleid en de wijze waarop dit beleid wordt beïnvloed door de historie van een land. Wat de landen wel vaak kunnen delen, is een homogeen integratiebeleid. Dit onderzoek zal met name ingaan op de verzuiling en migratiepolitiek in Nederland. Bij beschrijving van de Duitse case zal er met name de nadruk worden gelegd op de remigratie- en migratiepolitiek. Kymlicka (1995) en Koopmans et al. (2005) onderscheiden twee dimensies bij integratiebeleid. Het eerste onderscheid is: de mate waarin migranten aanspraak kunnen maken op rechten die voorheen alleen voor autochtonen en als deel van de natie worden gezien. Deze dimensie wordt het ‘etnisch-civic’ genoemd. “De tweede dimensie beschrijft de mate waarin migranten culturele groepsrechten kunnen krijgen.” (Ersanilli, 2009, p.44) Deze dimensie wordt het ‘monisme-pluralisme’ genoemd. Koopmans et al. (2005) Hebben met behulp van deze dimensies vier beleidstypen kunnen onderscheiden die in dit onderzoek ook wel ‘nationale modellen’ worden genoemd in combinatie met de historische achtergrond van een land (Ersanilli, 2009). De beleidstypen zijn: ‘multiculturalisme’, ‘universalisme’, ‘assimilationisme’ en ‘segregationisme’ (Koopmans et al., 2005). Elk model hanteert bovenstaande dimensies op verschillende wijzen. In Europa is er met name sprake van multiculturalisme en assimilationisme. Dit komt voornamelijk door het liberale gedachtegoed dat in vele landen hoogtij viert, maar tevens de nog altijd aanwezige conservatieve gebruiken, gewoonten en religies in veel van deze Europese landen. Het eerste beleidstype dat hier wordt beschreven is het multiculturalisme. Het multiculturele beleid geeft immigranten gemakkelijk toegang tot gelijke rechten van het gastland. Het gastland stelt geen strenge eisen voor het leren van de officiële taal, noch het leren en eigen maken van de gebruiken van het gastland. Ook worden er geen onmogelijke eisen gesteld om te naturaliseren en is er in een multicultureel systeem sprake van een zeer vrijgevige verzorgingsstaat (Koopmans, 2008 & Koopmans et al., 2005). Evelyn Ersanilli definieert multiculturalisme als volgt: “Multiculturalisme combineert gemakkelijke toegang tot burgerschaprechten met ruimte voor culturele groepsrechten.” (2009, p.44) Met andere woorden: het hebben van rechten als naturalisatie, aanspraak maken op de
15 | P a g i n a
verzorgingsstaat, alsook het mogen behouden en uitoefenen van je geloof en de bijbehorende gebruiken en gewoonten. Het tweede type beleid, universalisme, betreft ook een open overheidssysteem. Het is echter ietwat meer gesloten dan het multiculturele systeem. Bij universalisme is er ook sprake van een vrijgevige verzorgingsstaat en verkrijgen de immigranten snel de bijbehorende burgerrechten van een staat. Er is echter maar weinig ruimte voor groepsrechten (Ersanilli, 2009, p.44). Het belijden van een religie door een individu is daarom zeker toegestaan. Het verkrijgen van extra rechten vanwege deze religie worden echter niet aan een groep gelovigen gegeven. Een land dat als voorbeeld voor dit type integratiebeleid dient is Frankrijk. Het derde beleidstype is assimilationisme. Dit is de strengste beleidstype dat uit de literatuur naar voren komt. Assimilationisme verwacht volledige inmenging in de maatschappij voor de immigrant. Het behoud van eigen cultuur, gewoonten en gebruiken is niet toegestaan en de cultuur van de gastland staat centraal, waar de immigranten zich aan moeten aanpassen. Dit type beleid gaat vaak gepaard met strenge inburgeringeisen en moeilijke en strenge naturalisatieprocedures (Koopmans, 2008). “Assimilationisme kenmerkt zich door zowel een moeilijke toegang tot burgerschapsrechten als groepsrechten.” (Ersanilli, 2009, p.44 & Koopmans, et al., 2005) Het vierde en tevens laatste beleidstype is het segregationisme. Dit is de tegenhanger van het universalisme. Dit type beleid kent namelijk een moeilijke toegang tot burgerschapsrechten, terwijl het wel gemakkelijk toegang geeft tot groepsrechten. Immigranten kunnen als groep in het gastland aanspraak maken op groepsrechten, zoals: behoud van cultuur en gewoonten en gebruiken, alsook een immigrant het niet laten verplichten een taal te leren (Ersanilli, 2009 & Koopmans, et al., 2005).
3.3
Het Nederlandse nationale model
Nederland was begin jaren ‘60 een migratieparadijs voor arbeidsmigranten. De enorme vraag naar gastarbeiders zorgde dan ook voor een enorme toename van deze migranten uit veel verschillende landen. Turkije leverde de meeste gastarbeiders in Nederland en Duitsland in de periode 1960-1973. Duizenden gastarbeiders trokken naar beide landen om werk te verzetten in de Nederlandse en Duitse fabrieken. De wijze waarop beide landen met hun arbeidsmigranten omgingen is verschillend en heeft met name te maken met de historie en het nationale integratiemodel van een land. De subvraag: “Wat is het Nederlandse nationale model?” wordt in de volgende paragrafen beantwoord. Het geprezen Nederlandse politieke systeem is het zogenaamde ‘poldermodel’. Dit model zorgt voor overleg en consensus tussen werkgeversorganisaties, 16 | P a g i n a
werknemersorganisaties en overheden. Belangrijke maatschappelijke en politieke beslissingen worden daarom ook vaak met bovengenoemde actoren besproken, voordat zij in de Tweede Kamer worden behandeld. Het onderzoek van ‘Focus Migration’ (2007) stelt dat het poldermodel tot een zekere liberalisering van de staat en het gedachtegoed van de maatschappij heeft geleid. “Within society this has led to the sale of soft drugs in coffee shops, the legalisation of euthanasia and possibility of adoption by homosexual couples. These features represent a specifically Dutch laissez-faire way of life.” (Focus Migration, 2007, p.1) Het poldermodel, dat voornamelijk uit het verkrijgen van consensus met de verschillende belangrijke organisaties in Nederland bestond, heeft bijgedragen aan het ontstaan van de ‘pillarisation’ in Nederland. Ook wel ‘de verzuiling’ genoemd. “De verzuiling ontstond in de jaren ‘20 van de vorige eeuw en was bedoeld voor het pacificeren van conflicten tussen autochtone religieuze en politieke groeperingen en het was ook zeer succesvol op dat gebied. Het was echter nooit bedoeld als instrument voor de multiculturele samenleving.” (Koopmans, 2002 & Lijphart, 1968) Het is zelfs een uitermate slecht instrument gebleken voor de multiculturele samenleving (Joppke, 2007 & Koopmans, 2002 & Koopmans et al., 2005). Reden voor de sterke toename van de verzuiling na de Tweede Wereldoorlog, was de reden voor wederopbouw van het land. De groepen moesten als één land gaan samenwerken, maar de gebruiken en leefwijzen van de groepen moesten onaangetast blijven (Lijphart, 1990). De verzuiling in Nederland was gestructureerd op basis van religieuze groepen, namelijk de protestanten en katholiek en socio-culturele groepen, die bestonden uit de socialisten en liberalen (Lijphart, 1968). Deze verschillende groepen vormden elk een zuil, die gezamenlijk niet met elkaar in contact stonden. “De drie zuilen leefden elk in hun eigen wereld, afgezonder van de andere zuilen.” (Lijphart, 1990) Slechts aan de top van de zuil was contact met elkaar. Dit waren de elite en de leiders van de verschillende zuilen, die overleg pleegden op de hoogste bestuurlijke niveaus. Het ‘gewone volk’ ging voornamelijk met de personen uit dezelfde zuilen om en zij hadden hun eigen sportclubs, scholen, kranten, tvzenders en andere voorzieningen (ibid.). De verzuiling zorgde er dan ook voor dat grote groepen mensen langs elkaar leefden en niet met elkaar in contact kwamen. Onwetendheid en onbegrip onder de verschillende groepen kon dan ook niet uitblijven, men kwam dan ook niet met elkaar in contact (ibid.). De verzuiling werd eind jaren ‘60 doorbroken, maar de invloed van de verzuiling bleef nog decennia lang bestaan (Lijphart, 1990 & Joppke, 2007b & Koopmans, 2002). De reden voor de ontzuiling was de ontkerkelijking en het minder belangrijk worden van de KVP in de Tweede Kamer. De hele pacificatiepolitiek was rondom deze partij ontstaan en bij het zwakker worden van deze partij in de Tweede Kamer, zou de verzuiling in gevaar komen (Lijphart, 1990). De Christelijke partijen gingen op den duur samenwerken en bleven tot eind jaren ’90 nog zeer sterk. Met bovenstaande informatie is het daarom ook logisch te noemen dat de verzuiling invloed heeft gehad op het gebrek aan 17 | P a g i n a
integratie van de immigranten in Nederland (Joppke, 2007b & Koopmans, 2002 & Koopmans et al., 2005). Het Nederlandse multiculturele beleid is niet uniek. Bij de komst van de eerste gastarbeiders hadden verschillende Westerse landen in Europa de neiging om de migranten op een neutrale en niet-discriminerende wijze in hun land op te nemen. “The precise character of the resulting multicultural reforms varies from group to group, as befits the distinctive history that each has faced. They all start from the antidiscrimination principle that underpinned the second wave but go beyond it to challenge other forms of exclusion or stigmatization.” (Kymlicka, 2012, p.6) Nederland was hier geen uitzondering op. Wel was Nederland een van de eerste landen in de Europa waar de multiculturele samenleving op vergaande wijze werd doorgevoerd. Immigranten kregen burgerrechten en groepsrechten, zonder een verplichte tegenprestatie. Zweden en België zouden op termijn volgen en dit multiculturele beleid en de daarbij behorende vrijheden en positiefdiscriminerende maatregelen nog verder doorvoeren (Ersanilli, 2009 & Koopmans et al., 2005 & Kymlicka, 2012). Wat duidelijk uit de literatuur naar voren komt is dat er geen verschillende multiculturele modellen zijn. De mate waarin het multiculturele beleid wordt doorgevoerd in de verschillende landen is van belang. Het principe van multiculturaliteit is namelijk in alle landen hetzelfde. Multiculturalisme is het bieden van veel vrijheden en het verlenen van extra rechten aan immigranten om hun eigen cultuur en gewoonten binnen de samenleving te behouden. De historie heeft vaak een grote rol in de wijze waarop multicultureel beleid wordt ingevoerd. In Nederland heeft de verzuiling een grote rol gespeeld en enorme invloed uitgeoefend op de multiculturele samenleving, terwijl dat in Zweden of België niet het geval was en waar dus enkele andere factoren een rol hebben gespeeld. Factoren zoals de verschillende migrantengroepen en het verschil in parlementaire stelsels. Het Nederlandse nationale model is dan ook multicultureel van aard, met diepe wortels in de verzuilingspolitiek van de jaren ’60.
3.4
Het Duitse nationale model
“Tot recentelijk stond Duitsland algemeen bekend als een land met een zeer ouderwets en zeer restrictief integratiebeleid, dat zich niet liet beïnvloeden door demografische realiteiten, liberaliserende druk, of liberaliserende trends.” (Howard, 2009) Ondanks het feit dat Duitsland lange tijd een zeer conservatief land is geweest betreffende haar immigratieen integratiebeleid, zijn op dit gebied enkele grote veranderingen gebracht en is Duitsland de laatste jaren een veel liberaler beleid gaan voeren. De subvraag: “Wat is het Duitse nationale model?” zal in de volgende paragrafen worden uitgewerkt.
18 | P a g i n a
Tot eind jaren ’90 was Duitsland een assimilerend land, waar de overheid ongecontroleerd en zonder integratie- of immigratiebeleid de gastarbeiders en hun nakomelingen vanaf de jaren ’60 probeerde te assimileren in de Duitse maatschappij. Reden voor het gebrek aan beleid kwam voornamelijk door de visie van de Duitse overheid. Zij verwachtte namelijk niet dat de Turkse gastarbeiders uit de jaren ’60 in Duitsland zouden blijven wonen. Ook koppelde Duitsland migratie aan werk, terwijl de Turkse gastarbeiders een betere levensstijl ambieerden (Joppke, 2007a, 2007b). De meeste gastarbeiders zouden niet terugkeren naar hun thuisland, waarna de Duitse overheid overging op remigratiepolitiek. Dit zorgde echter niet voor de benodigde resultaten. Waarna Duitsland op zoek zou gaan naar een nieuwe manier om de integratie en immigratie te reguleren. Wat duidelijk uit de literatuur naar voren komt, is dat het gebrek aan beleid de integratie van Turkse migranten zeker heeft bemoeilijkt (Koopmans, 2002 & Koopmans et al., 2005). Segregatie binnen Duitsland kwam daarom ook zeker voor, zowel op woon- als werkgebied. De autochtonen en allochtonen kwamen nauwelijks met elkaar in contact, wat de integratie van deze Turkse migranten en hun nakomelingen nog lastiger heeft gemaakt. Het Duitse naturalisatiebeleid is vergeleken met de Nederlandse variant tot eind jaren ‘90 uitermate streng geweest. De komst van gastarbeiders in Duitsland, begin jaren ‘60 tot begin jaren ‘70, ging gepaard met zeer lage naturalisatiecijfers. Ook toen duidelijk werd dat de vele gastarbeiders niet meer terug zouden keren naar hun thuisland, bleven naturalisaties uit. Het Duitse gebrek aan beleid en regels maakte het voor deze migranten vrijwel onmogelijk om de Duitse nationaliteit te bemachtigen door middel van naturalisatie. Eind jaren ‘90 werd duidelijk dat vele honderdduizenden Turken en andere migranten met een verblijfsvergunning in Duitsland verbleven, maar wel zonder de Duitse nationaliteit. Dit betekent: zonder het recht om te stemmen en het recht zich vrijelijk binnen de Europese Unie voort te bewegen en dus volledig te participeren in de Duitse samenleving. De regels voor naturalisatie werden na een verbeterde visie op dit probleem versoepelt. Op deze manier werden naturalisaties aangemoedigd. De huidige eisen voor naturalisatie staan genoteerd in het “Staatsangehörigkeitsgesetz” (BDJ, 2013). De ‘Oost-West verdeling’ van Duitsland tot 3 oktober 1990 heeft ook invloed gehad op de wijze waarop Duitsland naar integratie en de regulering ervan keek. Na de samenvoeging van Oost- en West-Duitsland, is Duitsland namelijk een strenger immigratieen integratiebeleid gaan voeren. Wat voornamelijk door de gigantische toestroom van OostDuitsers en Oost-Europese immigranten kwam (Cornelius et al., 2004). Veel van deze immigranten waren Duitser of hadden Duitse voorvaderen en maakten aanspraak op de Duitse nationaliteit. Dit in tegenstelling tot Turkse migranten, die zelfs na twintig jaar nog geen kans hadden gekregen om de Duitse nationaliteit te verkrijgen. Wat duidelijk uit de literatuur naar voren komt is dat er geen verschillen in assimilatiemodellen bestaat. Echter is de wijze waarop beleid wordt toegepast in een land van groot belang. Duitsland heeft tot eind jaren ’90, geen goed gereguleerd integratie- en 19 | P a g i n a
immigratiebeleid ingevoerd, waardoor Turkse migranten in Duitsland als het ware aan hun lot werden overgelaten en bijna geen kans hadden om ‘Duitser’ te worden. Dit vanwege de strenge naturalisatie eisen en het gebrek aan duidelijkheid (BDJ, 2013 & Cornelius et al., 2004). De historie heeft ook hier een grote rol gespeeld. Zo heeft de remigratiepolitiek, ondanks de kleine percentage remigranten, een grote rol gespeeld bij de huidige verschillen in uitgangsposities. Zo hebben gedurende de remigratieperiode veel eerste generatie Turken Duitsland verlaten, die over het algemeen laag opgeleid waren en moeilijker in de Duitse samenleving zouden integreren (Cornelius et al., 2004). Ook de Oost-West verdeling heeft invloed gehad op de invoering van beleid in Duitsland. Zo heeft dit het proces naar een integratie- en immigratiebeleid bespoedigd, waardoor Turkse migranten en hun nakomelingen een betere en eerlijke kans kregen om Duits staatsburger te worden.
3.5
De Nederlandse en Duitse casus vergeleken
De subvraag: “Hoe verhouden de Nederlandse en Duitse casus zich met elkaar en hoe verklaren zij het verschil in uitgangspositie?” wordt in de volgende paragrafen uiteengezet. Het Nederlandse model zoals hier boven is beschreven is het multiculturele model dat in combinatie met de verzuiling voor het huidige integratiebeleid heeft gezorgd. Dit model vierde tot eind jaren ’90 hoogtij. Eind jaren ’90 kwam echter het debat over integratie op, wat het integratiebeleid van Nederland de jaren daarna aanzienlijk zou veranderen (Lijphart, 1990). Nederland zou een meer assimilerend model gaan gebruiken. Duitsland zou haar assimilerende model behouden. Er zou echter een gereguleerd immigratie- en integratiebeleid eind jaren ’90 volgen. Het assimilatiemodel stelt strenge eisen aan immigranten om volwaardig Duits burger te kunnen worden (BDJ, 2013). De naturalisatieprocedures zouden na invoering van het immigratie- en integratiebeleid wel worden versoepeld, de weg er naartoe werd wel moeilijker en een prestatie in de vorm van een inburgeringcursus werd een vereiste. Desalniettemin heeft Duitsland de immigranten nodig om aan de constante vraag naar arbeidskrachten te voldoen (Cornelius et al., 2004). Het opnemen van de migrantenculturen in Nederland is zonder meer gelukt. Nederland stond tot begin jaren ‘90 bekend als het meest multiculturele land in de wereld. Multiculturalisme werd altijd gezien als een manier om ‘cultural bias’ tegen te gaan, oftewel: wanneer men minderheden speciale rechten verleent, culturele discriminatie tegengaat en culturele verschillen erkent en goedkeurt in een samenleving, dan zou dit als contragewicht dienen tegen deze ‘cultural bias’. Dit wordt ook wel een culturele tweedeling genoemd. Het tegendeel bleek echter waar (Koopmans, et al., 2005 & Kymlicka, 1995, 2012). Deze assumptie wordt namelijk door de empirie weerlegt. Nederland scoort als multicultureel land samen met andere multiculturele landen als België en Zweden aanzienlijk slechter op het gebied van integratie, dan landen als Duitsland, Oostenrijk of Frankrijk (Kymlicka, 2012). 20 | P a g i n a
Deze landen voerden een veel strenger integratiebeleid en hielden er verschillende nationale modellen op na (Koopmans, et al., 2005). Nederland hoort zelfs bij de landen binnen Europa waar immigranten momenteel, relatief gezien, slecht af zijn, betreffende de sociaaleconomische ongelijkheden (Joppke, 2007b & Koopmans, 2002 & Koopmans et al., 2005). Dat is voornamelijk te danken aan het multiculturele beleid van de jaren ’60 tot eind jaren ’90. De voornaamste kritiek hierop komt uit de populistisch-rechtse hoek, maar ook zeker uit de hoek van de immigranten. Zo stelt Kymlicka: “... because multiculturalism has failed to address the underlying sources of immigrants’ social, economic, and political exclusion and may have unintentionally contributed to their social isolation.” (2012, p.3) Duitsland heeft sinds het begin van de grote migrantenstromen in de jaren ‘60 nooit een echt migrantenbeleid gekend (Koopmans, 2002). Dit kwam voornamelijk door het verschil in visie tussen beide landen. Duitsland koppelde migratie namelijk aan werk en verblijf van kansarme migranten diende zo kort mogelijk te zijn. De vergelijking met Duitsland is daarom extra pijnlijk, aangezien de Duitse overheid geen integratiebeleid heeft gevoerd tot eind jaren ‘90, terwijl de Nederlandse regering een zeer actief integratiebeleid voerde, tevens tot eind jaren ‘90 (Koopmans, et al., 2005 & Joppke, 2007a, 2007b, 2012). Duitsland heeft begin jaren ’80 wel remigratiepolitiek gevoerd, maar stelde in die tijd nog geen officiële eisen aan de immigranten, noch werden zij gedwongen het land te verlaten. De hoge mate van werkloosheid, het Nederlands- of Duits-voelen (identificatie) door Turkse migranten, het opleidingsniveau en de percentages schoolverlaters, laten in het verloop van dit onderzoek zien dat het Nederlandse multiculturele beleid heeft gefaald. Dit terwijl het beleid van Duitsland, of beter gezegd: het gebrek aan beleid in Duitsland, voor aanzienlijk betere resultaten heeft gezorgd (Joppke, 2007b & Koopmans, 2002, 2005). Zoals in de voorgaande paragrafen al is gesteld, veranderde Nederland begin jaren ‘90 haar multiculturele model naar een meer assimilerende en dus integratiegerichte model. Dit lijkt de integratie van de migrantenbevolking positief te hebben beïnvloed. In Duitsland is er sprake geweest van een soortgelijk proces, echter heeft Duitsland geen multicultureel model gekend en was er zelfs geen immigratie- of integratiebeleid tot eind jaren ‘90. Het model dat het meeste op het Duitse model leek was het assimilatiemodel, dat migranten een zeer moeilijke toegang tot burgerschapsrechten en groepsrechten gaf. De migranten werden door het gebrek aan beleid voor immigranten als het ware gedwongen als Duitser te gaan leven. Het assimileren van de Duitse cultuur werd dus ook als een positief iets gezien. Het werd echter niet door de Duitse regering gestimuleerd. Eind jaren ‘90 zou het Duitse integratiebeleid eisen stellen aan deze immigranten en strenge, maar nog altijd mildere integratie en naturalisatie-eisen opstellen, dan bij de Nederlandse variant (Joppke, 2007a, 2007b). Het Duitse integratiebeleid zou gaandeweg steeds meer op het Nederlandse model gaan lijken, terwijl Nederland haar integratiebeleid probeert te verharden. Desalniettemin is Nederland nog altijd een multicultureel land en 21 | P a g i n a
scoort het de laatste jaren nog altijd goed op de MIPEX score van Koopmans et al. (2005). Dit geeft aan dat Nederland, ondanks haar pogingen een strenger integratiebeleid te voeren, nog altijd een multicultureel model bezit en een relatief open houding ten opzichte van asielzoekers en vluchtelingen bezit (Koopmans, et al. 2005 & Kymlicka, 2012).
22 | P a g i n a
4
Onderzoeksmethode
Een onderzoeksopzet bevat de theoretische en methodologische procedures om een onderzoek uit te voeren. Hieronder wordt uitgelegd waarom deze methodologie voor het onderzoek is gekozen, wat ze betekenen en wat de bijbehorende gegevens betekenen. Dit zal ondersteund worden met de bijbehorende literatuur. 4.1 Verklarende vraag Er zijn drie soorten hoofdvragen (Kamp-Alons et al., 2009, p.55): beschrijvend, verklarend en normatief. Een beschrijvende hoofdvraag zet een situatie, een casus, uiteen, om een lopend overzicht te creëren over wat wanneer plaats heeft gevonden. Zulke uitwerkingen kunnen ook als encyclopedisch worden gezien: zij beschrijven, maar leggen niet uit en bestaan louter uit feiten. Een verklarende vraag legt wel uit, maar bestaat net als een beschrijvende vraag, alleen uit feiten. Deze beschrijven geen casus, maar zetten uiteen waarom iets zo heeft plaatsgevonden. Beschrijvende vragen dienen een antwoord te krijgen waarin redenen en argumenten gegeven worden. De laatste soort hoofdvraag is normatief. Deze bestaat niet uit feiten, maar uit een waardeoordeel. Zij is hierdoor gemakkelijk te onderscheiden van beschrijvende en verklarende vragen. Een antwoord op een normatieve vraag zal altijd een advies bevatten over hoe iets moet gebeuren of had moeten gebeuren en dit antwoord dient, net als een verklarende vraag, beargumenteerd te worden. Zoals hierboven staat, is de hoofdvraag ‘‘Zijn Turkse migranten en hun nakomelingen beter geïntegreerd in Duitsland dan in Nederland en in hoeverre hebben de nationale modellen hier invloed op gehad?’’. Dit is een verklarende vraag, omdat het antwoord uitleg zal geven over de verschillen tussen Turkse migranten in beide cases en wat de oorzaken van deze verschillen zijn. De verschillen zijn toegelicht in het theoretisch kader aan de hand van diverse factoren die in dit onderzoek van belang worden geacht. Deze factoren verklaren de eventuele verschillen tussen Nederland en Duitsland, waarmee het antwoord op de hoofdvraag verklarend zal zijn. 4.2 Case study research: across cases versus within-cases Dit onderzoek wordt gedaan volgens het case study research model. Twee cases worden met elkaar vergeleken, dus betreft het hier geen cross-case research. Allereerst dient er een onderscheid gemaakt te worden tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Kwalitatief onderzoek is gebaseerd op literatuur, waar kwantitatief onderzoek gebaseerd is op data. In dit onderzoek worden data gebruikt, zoals hierboven staat beschreven. Deze data is echter uit betrouwbare bronnen gehaald en niet door mij samengesteld. Daarom betreft het een kwalitatief onderzoek: dit is een literatuurstudie waarin data van andere onderzoekers gebruikt wordt om de literatuur te ondersteunen en te verduidelijken, waar nodig. Nederland en Duitsland worden met elkaar vergeleken. Binnenlandse factoren van beide staten worden uiteengezet en onderzocht, waar hun impact op de gevolgen van de immigratie van Turken in beide landen zal blijken. Omdat beide staten met elkaar worden 23 | P a g i n a
vergeleken, betreft het hier dus een ‘case study research across cases’ en niet ‘within cases’. Bij een case study research within cases worden namelijk fenomenen binnen een casus onderzocht, zoals de factoren die de tegenstem tegen een Europese Constitutie vormden. Wordt hier echter gekeken naar de redenen waarom Nederland en Frankrijk ‘nee’ gestemd hebben, dan betreft het een across-case variant. In het geval van weinig cases, zijn met name twee onderzoeksystemen mogelijk: een ‘most similar systems design’ (MSSD) of een ‘most different systems design’ (MDSD) (Caramani et al., 2011, p.59). Echter is een ‘diverse case’ ook zeker een mogelijkheid. Diverse cases zijn namelijk representatief, in de minimale zin, voor een grotere populatie. In dit geval is er sprake van 2 cases, namelijk Nederland en Duitsland. Beide landen hebben een verschillende start op het gebied van integratie- en immigratiebeleid, dat verwacht wordt te worden beïnvloed door de verschillen in historie van beide cases. Zij hebben verschillende uitkomsten op het gebied van de integratie van Turken. Volgens Gerring (2007) kunnen diverse cases bevestigend en verkennend zijn. In dit onderzoek zijn Nederland en Duitsland diverse cases. 4.3 Comparative-historical Volgens Gerring (2007, p.28) zijn er drie zaken die bepalen tot welke typologie een onderzoek behoort, te weten het aantal cases, ruimtelijke variatie en tijd. Het aantal cases is gemakkelijk vast te stellen: één, een paar of veel. Per auteur verschilt het wanneer men een paar cases of veel cases heeft. In dit geval hoeft die vraag niet beantwoord te worden: er zijn twee cases, te weten Nederland en Duitsland, dus in dit onderzoek is sprake van een paar cases. Wanneer twee cases onder ‘veel cases’ vallen, blijft de categorie ‘een paar cases’ leeg. De tweede zaak is lastiger te bekijken: ruimtelijke variatie. Deze kijkt naar hoe de cases zich tot elkaar verhouden. In dit onderzoek is er sprake van cross-case of within-case analyse. Voornamelijk omdat dit onderzoek bestaat uit twee (een paar) cases. Er is gekozen voor within-case onderzoek, zoals hierboven beargumenteerd staat. Het laatste punt, tijd, bestaat simpelweg uit de vraag of het onderzoek naar een punt in de tijd kijkt of naar een tijdsperiode. In dit onderzoek wordt de periode 1960 – 2004 onderzocht, een periode van 44 jaar, dus er is hier zeker sprake van een tijdsperiode. Er is sprake van een comparativehistorical onderzoek. Dit betekent dat dit onderzoek vergelijkend is en plaatsvindt in een tijdsperiode. 4.4 Hypothesis testing Volgens Gerring (2007) kan case study research zowel hypothesis testing als hypothesis generating zijn. Zoals Auerbach et al. (2003, p.4) zegt, is er sprake van hypothesis generating bij kwalitatief onderzoek, en hypothesis testing bij kwantitatief onderzoek. In dit onderzoek is er dus sprake van hypothesis generating. Het gaat dan om de interne validiteit, causale mechanismen, gedetailleerd onderzoek, heterogene cases, sterk causaal verband, weinig bruikbare variatie en geconcentreerde beschikbaarheid van data. Interne validiteit gaat over 24 | P a g i n a
de kwaliteit van het onderzoek, waarbij gekeken wordt of de redeneringen binnen het onderzoek correct zijn. De getrokken conclusies moeten binnen de onderzoeksopzet passen. Dit is onder te verdelen in statistische validiteit (is de conclusie over het statistische verband juist?) en interpretatie validiteit (mag het gevonden verband causaal geïnterpreteerd worden?) (Caramani, 2011 & Van der Zee, 2012). Causale mechanismen leggen bloot hoe een proces werkt, elke schakel van de ketting wordt gedefinieerd. Dit causale verband moet echter sterk zijn. Omdat het hier twee cases betreft, dienen deze zeer specifiek uiteengezet te worden. Heterogene cases betekent hier dat de bevolking van beide landen uit verschillende volkeren, te weten autochtonen en allochtonen, bestaat. Geconcentreerde beschikbaarheid van data houdt in dat de benodigde data in weinig bronnen te vinden is. Dat is hierboven al bevestigd: de kwantitatieve analyses komen uit de rapporten van het Cultureel en Sociaal Planbureau (2006) en IZA (2007, 2012).
25 | P a g i n a
5
Onderzoeksresultaten
In dit hoofdstuk wordt de onderzoeksopzet uitgevoerd en beschreven, die in hoofdstuk 3 wordt beschreven. De resultaten van het onderzoek zullen in dit hoofdstuk worden geanalyseerd en de conclusies die uit de resultaten worden getrokken, zullen in het volgende hoofdstuk ‘Discussie en Conclusie’ worden besproken en uiteengezet. 5.1 Beschrijving van het onderzoek Een literatuurstudie is het begin van vrijwel al het kwalitatieve onderzoek. Dit onderzoek is daar dan ook geen uitzondering op. Er zijn vele rapporten, nieuwsberichten, verslagen en officiële data data doorgespit om een goed beeld te krijgen van de Nederlandse en Duitse samenleving en de wijze waarop deze landen de laatste 44 jaar de immigratie en integratie van Turkse migranten hebben aangepakt. De onderzoeken en rapporten die door onafhankelijke wetenschappers zijn uitgevoerd zijn in grote getalen aanwezig, maar beantwoorden de vragen niet helemaal. waardoor ik een onderzoek naar de verschillende uitgangsposities van Nederland en Duitsland en de oorzaken daarvan beter in kaart wil brengen. De beste methode om dit in kaart te brengen is een kwalitatieve vergelijkende casestudy. Reden hiervoor is de gigantische hoeveelheid data die al aanwezig is over Turkse migranten en hun nageslacht in zowel Nederland als Duitsland, waardoor nieuw kwantitatief onderzoek tijdrovend en overbodig zou zijn. Ook is het op deze wijze gemakkelijker om goed onderbouwde conclusies en analyses van andere onderzoeken in mijn onderzoek mee te nemen. Omdat er in dit onderzoek twee cases worden vergeleken, betreft het hier geen cross-case onderzoek, maar een kwalitatieve vergelijkende casestudy (Gerring, 2007). Het onderscheid tussen kwalitatief en kwantitatief is in hoofdstuk 4 al gemaakt. Het onderzoek is gebaseerd op de bijbehorende literatuur en de analyses van voorgaand kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Het is dus ook zeker mogelijk om in kwalitatief onderzoek gebruik te maken van kwantitatieve analyses. Ik zal in de volgende paragrafen dan ook kwantitatieve analyses gebruiken en met kwalitatieve bronnen beargumenteren en uiteenzetten, om duidelijkheid te creëren voor mijn hoofdvraag: ‘‘Zijn Turkse migranten en hun nakomelingen beter geïntegreerd in Duitsland dan in Nederland en in hoeverre hebben de nationale modellen hier invloed op gehad?”. 5.2 Migratiepolitiek In 2003 verbleven er 351.648 eerste en tweede generatie Turken in Nederland, wat 2.2% van de bevolking vormde (cijfers van 1 januari 2004, gebaseerd op geboortelandcriterium). In Duitsland waren dit er 1.877.661, op een bevolking van 82.5 miljoen, wat dus 2.3% van het geheel vormde (SCP, 2006). In Nederland en Duitsland zijn de Turken de grootste migrantengroep en de grootte van de groepen migranten in beide landen is ongeveer hetzelfde, wat het onderzoek dus vergemakkelijkt, omdat er geen uiteenlopende 26 | P a g i n a
percentages zijn die de interne validiteit zouden kunnen beïnvloeden en dus de interpretatie zouden kunnen aantasten (Gerring, 2007, p.172). Figuur V.1 Vestigingssaldo van de Turken in Duitsland (linkeras) en in Nederland (rechteras), 1967-2003 (in absolute aantallen)
Bron: Statistliches Bundesambt(2013) en CBS (2013) in SPC, 2006
In figuur V.1 is duidelijk te zien dat de migratie naar Nederland en Duitsland gelijk loopt. Desalniettemin zijn er verschillen te herkennen (Böcker et al., 2006). Zo is de betekenis van huwelijksmigratie in Nederland van groter belang dan in Duitsland, aangezien Nederland vanuit de gedachte van de verzuiling minder restrictief ten opzichte van huwelijksmigratie en gezinshereniging stond, dan Duitsland dat deed. Deze grote en blijvende stroom van voornamelijk laagopgeleide huwelijksmigranten en gezinsherenigden, heeft invloed op de Nederlandse samenleving, terwijl Duitsland voornamelijk politieke vluchtelingen aantrekt, die doorgaans vaker hoger opgeleid zijn (SCP, 2006, p.36). Een factor die hier waarschijnlijk veel invloed op heeft gehad is de (nog altijd bestaande) Nederlandse verzuiling. De Nederlandse verzuiling is voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog ingezet en na de oorlog voortgezet. Het betreft de hokjesgeest van de Nederlandse samenleving. “Daaronder verstaan we de opdeling van de maatschappij op grond van geloofsovertuiging en/of maatschappelijke opvattingen. Iedere stroming had daarbij eigen organisaties op alle terreinen van het maatschappelijk leven: politiek, vakvereniging, onderwijs, gezondheidszorg, media, jeugdbeweging en sport.” (Lijphart, 1990 & Parlement, 2013) Naast 27 | P a g i n a
de Katholieke, Protestante en liberale/socialistische zuil was het de bedoeling een nieuwe zuil te creëren voor gastarbeiders en migranten, aangezien zij toch in Nederland zouden blijven. Voor deze migranten werd er door de Nederlandse overheid een nieuw credo in leven gebracht, die als volgt luidt: “integreren met behoud van de identiteit van migranten.”(Focus Migration, 2007) Dit nieuwe beleid was kenmerkend voor die tijd, aangezien de Nederlandse overheid een multiculturele samenleving nastreefde en behoud van taal en cultuur van groot belang achtte (ibid.). “Scholen, kinderen en etnische minderheden ontvingen extra voorzieningen om hun eigen taal en cultuur in stand te houden en laagopgeleide arbeidskrachten kregen voorrang op de arbeidsmarkt.” (IZA, 2007, p.14) Dit in tegenstelling tot de Duitse methode. De multiculturele gedachte van de Nederlandse overheid en de bijbehorende zwakke naturalisatie- en integratiebeleid heeft voor een zeer kwalijke situatie gezorgd (Joppke, 2007b, 2012 & Koopmans, 2002 & Koopmans et al., 2005). Steeds meer nieuwe en tegelijkertijd kansarme migranten kwamen in Nederland aan onder het mom van gezinshereniging en huwelijksmigratie. Dit terwijl de Duitsers vanwege hun restricieve naturalisatie- en integratiebeleid in die jaren een groot aantal van deze migranten heeft geweerd, wat uit de uitgangspositiecijfers in figuur V.1 is af te leiden (Koopmans, 2002, 2005 & SCP, 2006). Wat nog meer uit figuur V.1 is af te leiden, is de enorme daling in het vestigingssaldo van nieuwe Turkse immigranten in Duitsland, begin jaren ’80. De voornaamste reden hiervoor is het remigratiebeleid dat begin jaren ’80 door de Duitse overheid werd ingevoerd om de grote hoeveelheid gastarbeiders naar hun thuisland terug te lokken, met behulp van premies (Cornelius et al., 2004). Het is duidelijk af te leiden dat dit een grote invloed heeft gehad op het land, terwijl dit uit de huidige literatuur niet naar boven komt. In 1986 ontstond er pas weer een positief saldo van Turkse immigranten in Duitsland, terwijl Nederland vrijwel geen krimp heeft gekend. Ook steeg het vestigingssaldo in Nederland een jaar eerder dan in Duitsland. Hierdoor heeft Nederland een groter aantal eerste generatie gastarbeiders in het land behouden en een groot aantal nieuwe eerste generatie migranten ontvangen. Dit terwijl Duitsland een groot aantal van deze ongeschoolde en werkloze gastarbeiders naar hun thuisland heeft kunnen terugsturen met behulp van de remigratiepolitiek. 5.3 Opleidingsniveau Turken hebben over het algemeen een veel hogere opleiding genoten in Duitsland dan in Nederland (SPC, 2006). Dat blijkt uit onderstaand figuur V.2. Dit blijkt voornamelijk uit de ‘upper-secondary’ en ‘tertiary education’, waar ze veruit beter scoren dan Nederlandse Turken. Dit heeft zoals gezegd te maken met de mate van gezinshereniging en huwelijksmigratie in Nederland, maar ook nog met enkele andere factoren. Zo heeft Nederland over het algemeen meer ongeschoolde gastarbeiders aangetrokken begin ‘60 tot de oliecrisis in 1973, terwijl Duitsland over het algemeen meer hogeropgeleide en geschoolde fabrieksmedewerkers aantrok om in de fabrieken te gaan werken (SPC, 2006 & 28 | P a g i n a
IZA, 2007). Penninx stelt dat: “Onder de Turkse migranten in Nederland was het aandeel analfabeten ook hoger en dat kwam vooral doordat West-Duitsland in die tijd geïnteresseerd was in geschoolde Turkse arbeiders en Nederland alleen ongeschoolde arbeiders wierf.” (1994, p.373) Wat nog meer meeweegt in de resultaten is het feit dat Duitsland begin jaren ’80 remigratiepolitiek heeft gevoerd, waarbij enkele honderdduizenden eerste generatie Turkse migranten zijn teruggekeerd naar hun thuisland. Het betrof hier voornamelijk zeer laagopgeleide, dan wel ongeschoolde migranten die het eerste fabriekswerk in Duitsland deden. Dit verklaart deels het lage percentage primair opgeleide Turken in Duitsland.
Figuur V.2 Opleidingsniveaus van Turkse migranten en autochtonen in Nederland en Duitsland
Bron: Nederland: ISEO/SCP (SPVA’02), CBS (EBB’02); DE: DIW (Sociaal-Economisch Panel 2002) in SPC, 2006
Zoals gesteld hangen de verschillen enorm samen met de zojuist geconstateerde factoren, desalniettemin is het niet uit te sluiten dat andere factoren ook invloed hebben gehad op deze opleidingscijfers. Hierdoor is verklaring van dit effect niet zo gemakkelijk te concluderen. Toch ben ik van mening dat een groot gedeelte van dit verschil te hebben omvat en aangetoond, waardoor deze uitslagen wel nut zullen hebben in toekomstig onderzoek. 5.4 Identificatie Naast de aangetoonde verschillen in opleidingsniveau, zijn er ook grote verschillen in het Nederlands- en het Duits-voelen bij Turkse migranten in Nederland en Duitsland (Figuur V.3 en V.4). Zo voelen Duits-Turken zich meer en vaker alleen Turks, dan Turkse Nederlanders. 57% Van alle respondenten identificeert zich meer met de Turken, dan de Nederlanders, terwijl in Nederland de Turkse Nederlanders ‘slechts’ 47% van de respondenten zich meer als Turks identificeert. In Duitsland voelt van de totale groep slechts 11% zich volledig Duitser, terwijl dit 12% bedraagt in Nederland. Hier zit niet zo veel onderscheid, terwijl bij het Duits-Turks (27%) en het Nederlands-Turks (40%) wel weer een groot onderscheid bestaat. 29 | P a g i n a
Figuur V.3 Identificatie van de Turken (nationaliteit) in Duitsland met de eigen, Duitse of een andere groep, 17-64 jaar, voorjaar 2003 (in procenten)
Bron: Marplan, voorjaar 2003 in SPC, 2006
Figuur V.4 Identificatie van de Turken (geboorteland) in Nederland met de eigen of de Nederlandse groep, 17-64 jaar, 2004/2005 (in procenten)
Bron: SPC (LAS’04/05) in SPC, 2006
30 | P a g i n a
Hoewel het vergelijken van gegevens uit deze bronnen problematisch is, aangezien de definities van allochtoon in Nederland en Duitsland sterk verschillen, mag toch wel de conclusie worden getrokken dat de Turken zowel in Nederland als in Duitsland zich sterk met de herkomstgroep identificeren en niet zozeer met de autochtone bevolking. Ersanilli stelt dat: “Loyaliteit aan en identificatie met Nederland/Duitsland worden als een wezenlijk onderdeel van integratie gezien.” (2009, p.42) Hoe heeft dit zich in zowel Nederland als Duitsland kunnen voordoen, terwijl beide landen een verschillend model hanteerden? Voor ik dit onderzoek begon, verwachtte ik dat de uitkomsten op identificatie voor Nederland en Duitsland ongeveer gelijk zouden zijn. De voornaamste reden voor deze gedachte is de multiculturele samenleving die Nederland in de jaren na de komst van de gastarbeiders nastreefde en er als overheid alles aan deed om de cultuur en de gemeenschap van deze migranten te behouden, aangezien de gedachte bestond dat zij weer naar huis zouden wederkeren (Joppke, 2007a, p.14, 2007b, & Koopmans, 2002 & Koopmans et al., 2005). In Duitsland werd ook verwacht dat de Turkse migranten na de oliecrisis van 1973 weer naar huis zouden wederkeren. Maar ook hier bleek dit niet het geval en vele gastarbeiders bleven en lieten hun families en toekomstige bruiden overkomen. Deze gezinsmigratie en huwelijksmigratie zou in Nederland veel hoger uitvallen dan in Duitsland, waardoor de cijfers precies omgekeerd hadden moeten zijn. Voornamelijk omdat in Nederland een continue en hogere mate van dit soort migratie plaatsvond (zie ook figuur V.1). Desalniettemin waren de Nederlandse naturalisatie- en integratiebeleid aanzienlijk liberaler ten opzichte van de Duitse overheid, gezien het gemak nieuwe migranten aan de Nederlandse nationaliteit konden komen en de lage eisen die Nederland tot de milleniumwisseling stelde aan nieuwe migranten (IND, 2013b), in tegenstelling tot het behalen van de Duitse nationaliteit in Duitsland (BDJ, 2013). Deze bleek tot eind jaren ’90 namelijk zeer moeilijk te verkrijgen.
5.5 Arbeidsparticipatie Het bestuderen van de factor arbeidsparticipatie is van groot belang voor dit onderzoek. In mijn ogen is arbeidsparticipatie de ultieme vorm van integratie. Wanneer men werk heeft, begeeft men zich onder de mensen en meestal niet alleen in eigen kringen. Om überhaupt aan werk te komen moet men de autochtone taal van het gastland machtig zijn, een redelijk opleidingsniveau hebben en geen criminele achtergrond hebben. De identificatie komt in mijn ogen dan ook vanzelf. Er is echter een gebrek aan een gedeelde cultuur en taal. Dit leidt volgens Koopmans (2002) tot segregatie op woon- en werkgebied. De sociale netwerken tussen autochtonen en allochtonen bestaan dus niet en die zijn noodzakelijk om de arbeidsparticipatie van allochtonen te verhogen (IZA, 2007 & SCP, 2006). Men moet hiervoor in ieder geval meer in contact komt met de autochtone bevolking en waar kan men dat beter 31 | P a g i n a
dan op de werkvloer? De arbeidsparticipatiecijfers van Nederland en Duitsland in figuur V.5 laten geen extreem grote verschillen tussen Nederland of Duitsland zien. Figuur V.5 Nettoparticipatie van Turken en autochtonen in Nederland en Duitsland, naar sekse, opleidingsniveau en leeftijd (in procenten)
Bron: Nederland: ISEO/SCP (SPVA’02), CBS (EBB’02); Duitsland: DIW (Sociaal Economisch Panel 2002) in SCP, 2006
Het totale aantal Turken dat in Nederland werkt is 42.8%, terwijl dit in Duitsland 47.2% is. Dat is een verschil van 4.4%. Wat opvalt is dat voornamelijk de vrouwen in zowel Duitsland als in Nederland geen vaste baan hebben. Dit bevordert de integratie van deze groep vrouwen niet. Dit lagere aandeel Turken op de Nederlandse arbeidsmarkt moet echter verklaarbaar zijn. Waarschijnlijk ligt de oorzaak hiervan bij een lagere mate van integratie bij lager opgeleide Turken. Hoger opgeleiden zijn namelijk over het algemeen beter geïntegreerd dan lager opgeleiden en zij hebben een hogere mate van ‘nettoparticipatie’ ten opzichte van de lager opgeleiden (IZA, 2007). De jongere generaties zijn duidelijk beter vertegenwoordigd op de arbeidsmarkt in zowel Nederland als in Duitsland. Wat nog meer over deze resultaten kan worden verteld, is dat autochtonen aanzienlijk beter vertegenwoordigd zijn op de arbeidsmarkt ten opzichte van Turken in Nederland en Duitsland. Deze cijfers weergeven indirect dat de Turken op alle niveaus nog veel hebben in te halen op het gebied van arbeidsparticipatie. Een reden hiervoor is wederom de segregatie tussen autochtonen en allochtonen in Nederland en Duitsland, op werk- en woongebied. Nederland heeft de multiculturele samenleving te ver willen doorvoeren, waarin participatie van de Turkse migranten en hun kinderen geen vereiste was (Joppke, 2007a, 2007b & Koopmans, 2002 & Koopmans et al., 2005). De Nederlandse staat stond namelijk voor ze 32 | P a g i n a
garant. In Duitsland was deze garantie van de staat niet aanwezig en kregen de migranten niet dezelfde rechten als in Nederland, waardoor de Turkse migranten zich toch enigszins dienden aan te passen en sneller de taal leerden en gewoonten van de gastland aannamen. Dit verklaart grotendeels het verschil van 4.4% in arbeidsparticipatie ten voordele van de Duits-Turken. 5.6 Taalniveau Als laatste factor van de bovenstaande beschreven nationale factoren wil ik het taalniveau tussen Turken in Nederland en Duitsland vergelijken. In Figuur V.6 op de volgende pagina ziet men dat het taalniveau in Nederland (42%) en Duitsland (60%) onder mannen aanzienlijk verschilt. Onder vrouwen in Nederland en Duitsland is dit ook het geval. Wanneer we de uitkomsten van mannen en vrouwen samenvoegen, zien we dat 52% van de Turken in Duitsland de Duitse taal machtig is, terwijl dat bij slechts 39% van de Turken in Nederland het geval is. Reden hiervoor is wederom de wijze waarop Nederland de integratie van vreemdelingen in de Nederlandse samenleving heeft aangepakt, of beter gezegd; niet heeft aangepakt (Joppke, 2007a). “In the Netherlands, integration policies began to soar during the 1980s. Until recently policies did not focus on integration, and immigrants were encouraged to preserve their own cultural identity. For instance, schools hosting children from ethnic minorities received additional funds, the children received lessons in their own language and culture during school hours.” (IZA, 2007, p.14) Dit is de reden waarom vele jonge Turken nooit de taal hebben geleerd. Ook konden zij dit niet van hun ouders leren, aangezien de ouders nooit de taal van het gastland hebben bemachtigd. In Duitsland was de situatie op taalgebied niet heel veel beter. De bemoeienis van de overheid voor culturele diversiteit was er in ieder geval niet. De Duitse overheid ontmoedigde het behoud van eigen cultuur, door op geen enkele wijze steun te verlenen aan het behoud van het cultuur of de gewoonten. Reden hiervoor was de verwachte terugkeer van de arbeidsmigranten na de oliecrisis van 1973 (IZA, 2007 & SPC, 2006).
33 | P a g i n a
Figuur V.6 Beschrijvende statistieken, Turkse immigranten en autochtonen in Duitsland en Nederland, 2002
Bron: IZA, 2007
34 | P a g i n a
6
Discussie en Conclusie
De integratie van immigranten is al vele jaren een ‘hot topic’ binnen de Europese Unie. Nederland en Duitsland zijn hier ook zeker geen uitzonderingen op. Beide landen hebben eeuwenlang al vele migratiegolven ondervonden. Wat duidelijk naar voren komt, is dat Nederland en Duitsland zich als migratiestaten deze laatste eeuwen op verschillende wijzen hebben geprofileerd (Cornelius et al., 2004). In dit onderzoek zijn de migratiestromen van Turkse gastarbeiders en hun nakomelingen in Nederland en Duitsland vergeleken. Deze migratiestromen kwamen begin jaren ’60 op gang, nadat er een grote vraag naar extra arbeidskrachten vanuit het bedrijfsleven kwam. Deze vraag was in beide landen groter dan het aanbod, waardoor de overheden onder druk van het bedrijfsleven, rekruteringscontracten aangingen met verschillende landen. Deze rekruteringscontracten zorgden voor een grote toestroom laaggeschoolde (en vaak ongeschoolde) migranten, die regelrecht in de Duitse en Nederlandse fabrieken terecht kwamen (ibid.). Na een lange periode van groei en voorspoed zou de oliecrisis van 1973 de vraag naar gastarbeiders stoppen en werd verwacht dat zij wel weer naar hun thuisland zouden terugkeren. Het tegenovergestelde bleek waar. Dit was het begin van de integratieproblemen die decennia later nog altijd spelen (Koopmans, 2005 & Joppke, 2007a, 2007b). In dit onderzoek is bewust gekozen voor de periode van 1960 tot 2004. De reden voor deze keuze is de aanvang van de grote gastarbeidersstromen in beide landen sinds 1960. Het eindjaar is gekozen, vanwege de beschikbare informatie over Turken in Nederland en Duitsland tot dat jaar. Tevens zijn er tot kort voor het jaar 2004, grote veranderingen op het gebied van immigratie- en integratiebeleid doorgevoerd in beide landen. Bij het kiezen van het eindjaar, kunnen we de verschillen in uitgangspositie van Turken in Nederland en Duitsland met groter gemak in kaart stellen, zonder dat we een vertekend beeld krijgen door de jaren na invoering van deze veranderingen in beleid mee te nemen. Op deze wijze is getracht de rol van nationale modellen te weergeven in de uitgangspositie van de Turken in Nederland en Duitsland. Antwoord op de hoofdvraag: “Zijn Turkse migranten en hun nakomelingen beter geïntegreerd in Duitsland dan in Nederland en in hoeverre hebben de nationale modellen hier invloed op gehad?” zal hier dan ook een duidelijk beeld van vormen. Uit het onderzoek blijkt dat Turken in Duitsland beter zijn geïntegreerd dan in Nederland. Dit terwijl Nederland jarenlang een multicultureel beleid heeft nagestreefd en Duitsland een assimilerend beleid voerde. Dit assimilerende beleid gaf migranten zeer moeilijk toegang tot burgerschapsrechten en groepsrechten. Hierdoor konden zij moeilijk participeren in de Duitse samenleving. Om te overleven binnen de Duitse samenleving werden zij gedwongen als Duitser te leven. Het assimileren van deze migranten binnen de Duitse cultuur werd dus als iets positiefs gezien, door het zoveel mogelijk tegengaan van behoud van de eigen cultuur en de bijbehorende gewoonten en gebruiken. Het Nederlandse multiculturele model heeft op haar beurt weer veel meer rechten verleend aan de 35 | P a g i n a
arbeidsmigranten en hun nakomelingen. Nederland stond tot die tijd namelijk bekend als het meest multiculturele land in de wereld en het multiculturalisme werd als wapen tegen de ‘cultural bias’ gezien. Het tegendeel hiervan bleek waar en uit dit onderzoek blijkt dat de nationale modellen hier invloed op hebben gehad. Wanneer we naar de onderzoeksresultaten kijken, kunnen we concluderen dat de Turkse gastarbeiders en hun nakomelingen in Duitsland daadwerkelijk beter zijn geïntegreerd dan in Nederland. De factoren uit het onderzoek zijn de mate van ‘immigratie’, ‘opleidingsniveau’, ‘identificatie’, ‘arbeidsparticipatie’ en het ‘taalniveau’ van de Turkse gastarbeiders en hun nakomelingen in Duitsland en Nederland. Uit deze resultaten kwam duidelijk naar voren dat Duits-Turken met name op het gebied van ‘migratie’, ‘taalniveau’, ‘arbeidsparticipatie’ en ‘opleidingsniveau’, beter scoren dan de Turkse Nederlanders, terwijl Duits-Turken bij de factor ‘identificatie’ aanzienlijk slechter scoorden dan Nederlandse Turken (SCP, 2006 & IZA, 2007, 2013). Reden voor deze verschillen blijken de verschillende nationale modellen van Nederland en Duitsland te zijn. De invloed van nationale modellen, een beschrijving van het integratiebeleid van een land en de wijze waarop dit beleid wordt beïnvloed door de historie van een land, is groot. De historische benadering geeft dus een verdieping op de totstandkoming van de vier beleidstypen van Koopmans et al. (2005) en vormt met behulp van deze beleidstypen het nationale model van een land. Het nationale model van Nederland is multicultureel, met grote invloeden van de verzuilingpolitiek sinds begin jaren ’20 (Lijphart, 1990). Het nationale model van Duitsland is assimilerend, met grote invloed van de remigratiepolitiek in de jaren ’80 en de verschillende migratiestromen die Duitsland heeft gekend. De verzuiling heeft in Nederland gezorgd voor een beleid dat voor behoud en acceptatie van geloof en denkwijze van andersdenkenden was (ibid.). Dit was in feite een voorbode op het multiculturele beleid dat Nederland sinds de jaren ’60 voerde. In Duitsland was de remigratiepolitiek van de jaren ‘80 een voorbeeld van het assimilerende beleid dat Duitsland al enige jaren voerde, maar de jaren nadien zou versterken. De exacte mate waarin nationale modellen invloed hebben gehad op de integratie van Turken in Nederland en Duitsland is helaas niet uit dit onderzoek voortgekomen. Het is wel duidelijk dat nationale modellen veel invloed hebben gehad op de wijze waarop Nederland en Duitsland met de integratie van Turken omging. Wat verder duidelijk is geworden, is dat het multiculturele model van Nederland een tegenovergestelde effect heeft gehad dan waar het voor bedoeld was. De slechtere integratieresultaten van Nederlandse Turken ten opzichte van Duits-Turken is hier dan ook het resultaat van. Verder is er op dit gebied naar mijn mening nog extra duidelijkheid gevormd, doordat in deze thesis vele auteurs met elkaar verenigd zijn en gepoogd is de resultaten van andere studies met elkaar te vergelijken en te verduidelijken.
36 | P a g i n a
Helaas heb ik me in dit onderzoek moeten beperken tot slechts één migrantenpopulatie. Reden hiervoor was de beperkte mate van informatie in Nederland en Duitsland over een andere migrantenpopulatie. Om een goede vergelijking te maken is het van groot belang om een gelijksoortige groep te nemen, die ongeveer even groot is en in beide landen op een gelijke of juist compleet verschillende wijze is vertegenwoordigd. Het is dus een goed onderwerp om toekomstig onderzoek naar te doen. Ook heb ik me in dit onderzoek moeten beperken tot het jaar 2004, voornamelijk vanwege de veranderingen in beleid in Nederland en Duitsland rond dit jaar. Toekomstig onderzoek zou deze veranderingen in beleid beter kunnen toelichten en de verschillen die de jaren daarna volgden, kunnen onderzoeken. Duitsland begint namelijk een steeds restrictiever beleid te voeren en verplaatst zich steeds meer naar het strenge Nederlandse immigratie- en integratiebeleid. Desalniettemin heeft Duitsland de naturalisatieprocedures vereenvoudigd, om migranten beter en gemakkelijker te laten integreren. Wat blijkt uit een korte literatuurstudie is dat het restrictievere beleid van Duitsland heeft geleid tot betere integratiecijfers. Ook de Nederlandse integratiecijfers zijn de laatste jaren verbeterd, nadat het integratiebeleid aanzienlijk is veranderd. Een nieuw onderzoek naar dit onderwerp zou hier meer duidelijkheid in kunnen brengen. Al met al is met dit onderzoek geprobeerd een bijdrage te leveren aan de huidige onderzoeken op het gebied van integratie en immigratie van gastarbeiders en hun nakomelingen. Er bestaat nu enige duidelijkheid over de invloed van nationale factoren op de mate van integratie in Nederland en Duitsland. Waar in ieder geval wel volledige duidelijkheid over bestaat, is het feit dat Duits-Turken aanzienlijk beter geïntegreerd zijn ten opzichte van Nederlandse Turken, ondanks de vele miljarden guldens die de Nederlandse overheid in de multiculturele samenleving heeft gestopt die onbedoeld tot een tegenovergesteld effect hebben geleid.
37 | P a g i n a
Referenties en Verdieping -
Auerbach, C. F. & Silverstein, L.B. (2003). Qualitative data: an introduction to coding and analysis. New York: New York University Press.
-
Bade, K. J. (2004). Sozialhistorischen Migrationforschung. V&R Unipress.
-
BDJ
(2013).
Staatsangehörigkeitsgesetz
(StAG).
Vinddatum
20
mei
2013,
http://www.gesetze-im-internet.de/rustag/BJNR005830913.html. -
Blom, J. C. H. & Fuks-Mansfeld, R. G. & Schöffer, I. (1995). Geschiedenis van de joden in Nederland. Amsterdam: Olympus.
-
Caramani, D. (2011). Comparative Politics. Oxford University Press.
-
CBS
(2013).
Cijfers
immigratie
Nederland.
Vinddatum:
13
mei
2013,
http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/bevolking/cijfers/extra/mappingworld1.htm. -
CGM
(2010).
Gastarbeidermigratie
1960-1967.
Vinddatum:
10
mei
2013,
http://www.vijfeeuwenmigratie.nl/foto/migratie-gastarbeiders-naar-nederland1960-1967. -
Crul, M. & Vermeulen, H. (2003). The second generation in Europe. Introduction to the special issue. International Migration Review, vol. 37, no. 4, p. 965-986.
-
Crul, M. & Vermeulen, H. (2006). Immigration, education, and the Turkish second generation in five European nations. A comparative study. In: C.A Parsons & T.M. Smeeding, Immigration and the transformation of Europe, p. 236-250. New York: Cambridge University Press.
-
Crul, M. & Schneider, J. (2008). Kinderen van Turkse immigranten in Duitsland en Nederland: De invloed van de verschillende routes in beroepsonderwijs en academisch onderwijs. Migrantenstudies, vol. 2, p. 113-126.
-
Commissie Blok (2004). Bruggen Bouwen: Rapport van de Tijdelijke Commissie Onderzoek Integratiebeleid. Tweede Kamer 2003-2004, 28689, NOS.
38 | P a g i n a
-
Cornelius, W. A., Tsuda, T., Martin, P.L. & Hollifield, J.F. (2004). Controlling immigration: A global perspective (2nd edition). Stanford: Stanford University press.
-
Council of the European Union (2004). EU actions to make integration work: Common basic
principles.
Vinddatum:
20
mei
2013,
http://ec.europa.eu/ewsi/en/EU_actions_integration.cfm. -
Duyvendak, J. W., Engelen, E., & Haan, I. de (2008). Het bange Nederland - Pleidooi voor een open samenleving. Bert Bakker.
-
Ersanilli, E. (2009). Identificatie van Turkse migrantenjongeren in Nederland, Frankrijk en Duitsland. Migrantenstudies, vol. 1, p. 42-58.
-
Focus Migration (2007). The Netherlands. Vinddatum: 14 mei 2013, http://focusmigration.hwwi.de/typo3_upload/groups/3/focus_Migration_Publikationen/Laender profile/CP11_Netherlands.pdf.
-
Gerring, J. (2007). Case Study Research: Principles and practices. New York: Cambridge University Press.
-
Goodman, S. (2010). “Integration Requirements for Integration’s Sake? Identifying, Categorizing and Comparing Civic Integration Policies,” Journal of Ethnic and Migration Studies, vol. 36, no. 5, p. 753.
-
Heijke, J. A. M. (1979). Sociaal-economische aspecten van gastarbeid. Rotterdam: Stichting Het Nederlands Economisch Instituut.
-
Howard, M. M. (2009). The Politics of Citizenship in Europe. New York: Cambridge University Press.
-
Immigration
Assist
(2013).
Immigration.
Vinddatum:
14
mei
2013,
mei
2013,
http://www.immigrationassist.co.uk/immigration/. -
IND
(2013a).
Naturalisatie
aanvraag.
Vinddatum:
14
http://www.denhaag.nl/home/bewoners/to/Naturalisatie-aanvraag-Nederlandsenationaliteit.htm. -
IND (2013b). Hoe kunt u Nederlander worden? Vinddatum: 14 mei 2013, http://www.rijksoverheid.nl/bestanden/documenten-en-
39 | P a g i n a
publicaties/brochures/2012/02/20/hoe-kunt-u-nederlander-worden/hoe-kunt-unederlander-worden-1.pdf. -
IZA (2006). Naturalisation and Socioeconomic Integration: The Case of the Netherlands. Vinddatum: 13 mei 2013, http://ftp.iza.org/dp2153.pdf.
-
IZA (2007). Immigration, integration and the labour market: Turkish immigrants in Germany
and
the
Netherlands.
Vinddatum:
13
mei
2013,
http://www.econstor.eu/bitstream/10419/34431/1/545693667.pdf. -
IZA (2013). Institute for the study of Labor. Vinddatum: 13 mei, 2013, http://www.iza.org/en/webcontent/index_html.
-
Joppke, C. (2007a). Transformation of Immigrant Integration in Western Europe: Civic Integration in Western Europe: Civic Integration and Antidiscrimination Policies in the Netherlands, France and Germany. World Politics, vol. 59, no. 2, p. 243-273.
-
Joppke, C. (2007b). Beyond National Models: Civic Integration Policies for Immigrants in Western Europe. West European Politics, vol. 30, no. 1, p. 1-22.
-
Joppke, C. (2009). Immigrants and Civic Integration in Western Europe. Vinddatum: 17
mei
2013,
http://dspace.cigilibrary.org/jspui/bitstream/123456789/21278/1/Immigrants%20an d%20Civic%20Integration%20in%20Western%20Europe.pdf?1. -
Joppke, C. (2012). THE ROLE OF THE STATE IN CULTURAL INTEGRATION: Trends, Challenges,
and
Ways
Ahead.
Vinddatum:
18
mei
2013,
http://www.migrationpolicy.org/pubs/civicintegration-joppke.pdf. -
Kamp-Alons, G. van der, Spierings, N. & Vleuten, A. van der (2009). Academische Vaardigheden. Dictatencentrale Radboud Universiteit Nijmegen.
-
Koopmans, R. (2002). Zachte heelmeesters... Een vergelijking van de resultaten van het Nederlandse en Duitse integratiebeleid en wat de WRR daaruit niet concludeert. Migrantenstudies, vol. 18, no. 2, p. 87-92.
-
Koopmans, R., Statham, P., Giugni, M. & Passy, F. (2005). Contested citizenship. Political contention over migration and ethnic relations in Western Europe. University of Minnesota Press.
40 | P a g i n a
-
Koopmans, R. (2008). Tradeoffs between Equality and Difference: Immigrant Integration, Multiculturalism, and the Welfare State in Cross-National Perspective. Wissenschaftszentrum Berlin für Sozialforschung.
-
Kymlicka, W. (1995). Multicultural citizenship: A liberal theory of minority rights. New York: Oxford University Press.
-
Kymlicka, W. (2002). Contemporary Political Philosophy: An Introduction (2nd edition). New York: Oxford University Press.
-
Kymlicka, W. (2012). MULTICULTURALISM: Success, Failure, and the Future. Queens University Press.
-
Lijphart, A. (1968). The Politics of Accommodation. Pluralism and Democracy in the Netherlands. Berkeley: University of California Press.
-
Lijphart, A. (1990). Verzuiling, pacificatie en kentering in de Nederlandse politiek. Haarlem: Becht (8ste herz. druk).
-
Migration Policy Institute (2009). The future of Migration and Integration Policy in Germany. Vinddatum 18 mei 2013, http://www.migrationpolicy.org/pubs/TCMGermanPolicy.pdf.
-
Martin, P. L. & Taylor, E. (1994). Germany: Reluctant Land of Immigration. In: Cornelius, W. A., Tsuda, T., Martin, P. L. & Hollifield, J.F. (2004). Controlling immigration: A global perspective (2nd edition). Stanford: Stanford University press.
-
NRC (2008). Integratiebeleid dat geen eisen aan migranten stelt, komt de integratie niet ten goede. Vinddatum: 20 mei 2013, http://vorige.nrc.nl/article2078381.ece.
-
Parlement
(2013).
Verzuiling.
Vinddatum:
20
mei
2013,
http://www.parlement.com/id/vh8lnhrpfxub/verzuiling. -
Penninx, R. & Roosblad, J. (1994). Trade Unions, Immigration, and Immigrants in Europe. Oxford: Berghahn.
-
SCP (2006) Turken in Nederland en Duitsland: De arbeidspositie vergeleken. Vinddatum:
13
mei
2013,
41 | P a g i n a
http://www.cpb.nl/sites/default/files/publicaties/download/turken-nederland-enduitsland-de-arbeidsmarktpositie-vergeleken.pdf. -
SCP
(2013).
Wat
is
het
SCP?
Vinddatum:
10
juni
2013,
http://www.scp.nl/Organisatie/Wat_is_het_SCP. -
Trouw (2002). Duitsland zet deur open voor arbeidskrachten. Vinddatum: 2 mei 2013, http://www.trouw.nl/tr/nl/5009/Archief/archief/article/detail/2581152/2002/03/23 /Duitsland-zet-deur-open-voor-arbeidskrachten.dhtml.
-
Vink, M. P. (2007). Multiculturalism’ Beyond the Pillarisation Myth. Political Studies Review, vol. 5, p. 337-350.
-
Zee,
F.
van
der
(2012).
Interne
validiteit.
Vinddatum:
20
mei
2013,
http://www.hulpbijonderzoek.nl/interne-validiteit/.
42 | P a g i n a