INHOUDSOPGAVE
inleiding
9
de auteurs
13
toetmosis iii
23
Joyce Tyldesley
ramses ii
35
Joyce Tyldesley
jozua
45
Martin van Creveld
koning david
55
Martin van Creveld
tiglatpileser iii
65
Doyne Dawson
sun tzu
75
Jonathan Fenby
cyrus de gro0te
85
Tom Holland
leonidas
95
Ben Dupré
themistocles
105
Robin Waterfield
5
kokBWlegendarischeveldherenANDRIES.indd 5
27-01-2010 12:02:42
thucydides
115
Andrew Roberts
alcibiades
125
Robin Waterfield
xenophon
135
Robin Waterfield
filips van macedonië
145
Robin Lane Fox
alexander de grote
155
Robin Lane Fox
hannibal
165
Tom Holland
scipio africanus
175
Adrian Goldsworthy
judas makkabeüs
185
Martin van Creveld
pompeius
195
Adrian Goldsworthy
julius caesar
205
Adrian Goldsworthy
arminius
215
Adrian Murdoch
trajanus
225
Adrian Goldsworthy
zhuge liang
235
Jonathan Fenby
6
kokBWlegendarischeveldherenANDRIES.indd 6
27-01-2010 12:02:42
alarik i
245
John Haywood
aetius
255
John Haywood
attila
265
John Haywood
theoderik
275
John Haywood
clovis
285
John Haywood
belisarius
295
John Julius Norwich
mohammed
305
Efraim Karsh
karel de grote
315
John Haywood
alfred de grote
325
Justin Pollard
hastein
335
John Haywood
7
kokBWlegendarischeveldherenANDRIES.indd 7
27-01-2010 12:02:42
INLEIDING Dit is het eerste boek van drie waarin wordt nagegaan wat de grootste veldheren uit de wereldgeschiedenis ons over de kunst van het oorlogvoeren kunnen leren, vanaf de vroegste geschiedenis tot heden. Door hun talent – een begrip dat hun zeer verschillende persoonlijkheden en carrières niet veroordeelt of vergoelijkt – te bestuderen, kunnen we veel te weten komen over wat er nodig was om mannen in het wreedste en meest veeleisende aspect van het menselijk bestaan te leiden: de strijd op leven en dood. Door in de Engelse uitgave het tijdperk van het buskruit als een natuurlijke grens te gebruiken, heb ik de fundamentele verschuiving willen benadrukken die de kunst van het oorlogvoeren in de late zestiende en vroege zeventiende eeuw doormaakte. In de tijd voor het buskruit moesten veldheren over iets andere kwaliteiten beschikken dan in de tijd dat musketten, kanonskogels en het gebruik van explosieven de slagvelden gingen domineren. Veel aspecten van het militaire leiderschap, zoals charisma, heldendom, oordeelskracht, trouw en vaak ook meedogenloosheid, zijn tijdloos, maar speelden in de periode van voor het buskruit – toen de strijd op leven en dood vaak met het koude staal en man tegen man werd uitgevochten – een nog veel grotere rol. In de Nederlandse uitgave is gekozen de knip te maken bij het eerste millennium. Sommige militaire leiders die in dit deel aan de orde komen, waren geboren bevelvoerders. Mannen als Alexander de Grote, Julius Caesar, Hendrik V, de Zwarte Prins en Akbar de Grote waren erfgenamen van koningen, prinsen en consuls en werden vanaf hun geboorte getraind om leiding te geven in de strijd. Uiteraard is dat geen garantie voor succes – de geschiedenis kent tal van jammerlijk mislukte, bevoorrechte erfgenamen van machthebbers – maar wel hadden zij van meet af aan een voorsprong op vele andere. Des te indrukwekkender zijn daarom leiders als koning David, die puur op eigen kracht hun plaats veroverden en de loyaliteit van volkeren wonnen in een tijd waarin eerbied voor aangeboren rang en stand hoogtij vierden. Anders dan de aanvoerders in de volgende delen van Legendarische veldheren werden de meesten uit deze periode leiders van staten, veelal op grond van hun capaciteiten op het slagveld. Zoals bij alle boeken van deze opzet het geval is, kwam de selectie van opgenomen figuren op grond van een subjectief oordeel tot stand. Geen twee historici zullen een identieke lijst opstellen. Het voornaamste criterium voor opname was niet de omvang van de troepenmacht onder de bevelvoerder, het aantal Inleiding 9
kokBWlegendarischeveldherenANDRIES.indd 9
27-01-2010 12:02:42
onderworpen volkeren of veroverde gebieden, of zelfs maar het aantal gewonnen veldslagen. Waar het om ging, was of zij al of niet dat bijzondere talent bezaten dat in de muziek een Mozart kenmerkte, in de natuurkunde een Newton of in de kosmologie een Hawking. Net als met een olifant is het moeilijk om een grote militaire leider op grond van omschrijvingen vooraf te definiëren, maar als je er een ziet, herken je hem onmiddellijk. Zij toonden allemaal dat buitengewone inzicht dat opname in een boek als dit rechtvaardigt. Militaire genialiteit heeft de juiste tijd en plaats nodig om zich te openbaren, en een van de aspecten die deze leiders gemeen hadden, was hun vermogen de draad van de geschiedenis vast te grijpen toen die binnen handbereik was, en haar stevig vast te houden. Zo wisselde Alcibiades precies op het scharnierpunt van de Peloponnesische oorlog van partij en stak Caesar de Rubicon over toen hij intuïtief inzag dat de tijd van het triumviraat voorbij was. Hoezeer we veel van deze figuren ook kunnen bewonderen, sommigen van hen behoorden tot de wreedste volkerenmoordenaars die ooit de bladzijden van de menselijke geschiedenis bezoedelden. In de periode die dit boek bestrijkt, grotendeels de tijd van voor de drukpers en algemene geletterdheid, was de beschaving in dagelijks conflict met de barbarij, en vaak aan de verliezende hand. Uitgebreide terreur was veelal de makkelijkste en effectiefste manier om onderworpen volken ontzag en gehoorzaamheid in te boezemen. Als leiders niet omarmd konden worden, zo redeneerde men, dan konden ze op zijn minst worden gevreesd. De gewoonte van Attila om zijn vijanden de afschuwelijke dood door spietsing te bezorgen – het waren maar al te vaak de normaalste zaken van de wereld tijdens oorlogen. (Uiteraard heeft de menselijke natuur in de tijd van het buskruit even monsterlijke, zij het minder fantasierijke, misdaden weten te bedenken.) Het vermogen om zowel te inspireren als te dreigen is eveneens een vast aspect van leiderschap. Wat koning Leonidas van de Spartanen in Thermopylae opzette, was niets minder dan massale zelfmoord, maar zijn mannen volgden hem. Hannibal stak niet alleen de grootste bergketen in Europa over, maar deed dat zelfs met dikhuiden in terrein dat meer geschikt was voor berggeiten. Alexander wist zijn leger op een of andere manier door de blakende hitte in het onherbergzame, moordende terrein van de Makranwoestijn te loodsen. Dergelijke prestaties konden niet geleverd worden zonder een vermogen tot motivatie dat in het gewone leven nauwelijks voorkomt. De beschreven veldheren hadden een scherp intellect gemeen – Themistocles, Xenofon, Caesar, Mohammed, Karel de Grote, Suleiman de Prachtlievende en Zhuge Liang komen allemaal in aanmerking voor de aanduiding ‘intellectueel’ – maar waren daarnaast ook vrijwel allemaal zeer praktisch en berekenend. De vernietigende combinatie van een snel functionerend brein en een stevige en Inleiding 10
kokBWlegendarischeveldherenANDRIES.indd 10
27-01-2010 12:02:42
nuchtere praktische inslag was vaak genoeg om vijandelijke strijdmachten te overwinnen die vele malen groter waren, zoals Scipio Africanus zou bewijzen. Ook de nadruk op het handhaven van een positief moreel door het tonen van een onwrikbaar zelfvertrouwen was een trek die veel van de grootste veldheren gemeen hadden in de bijna drieduizend jaar geschiedenis die in dit deel wordt behandeld. De overwinning leek te gaan naar de bevelhebber met de sterkste wil tot overwinnen, een fenomeen dat in de volgende delen ook vaak is op te merken, hoe onlogisch het ook mag lijken. Omdat oorlogvoering zo hard is, zo elementair en altijd om de hoogst mogelijke inzet gaat, is de uitkomst vrijwel nooit te voorspellen. Een laatste eigenschap die verbazingwekkend veel grote veldheren deelden, was een taai vermogen tot herstel na een nederlaag. Hoe getalenteerd deze generaals ook waren, ze moesten altijd wel tegenslagen incasseren. Geen van de bevelvoerders in deze reeks bleef zijn hele militaire carrière lang ongeslagen. Maar zij kwamen onaangedaan door tegenslagen terug, leerden de les uit wat verkeerd was gegaan en waren vastbesloten dergelijke fouten in de toekomst te vermijden. Bovenal straalde hun geloof in zichzelf uit naar de wereld om hen heen, en bezorgde hun de uiteindelijke overwinning. In die zin bevat dit boek lessen die ook buiten het bereik van de militaire geschiedenis hun waarde kunnen hebben. ANDREW ROBERTS
Inleiding 11
kokBWlegendarischeveldherenANDRIES.indd 11
27-01-2010 12:02:42
DE AUTEURS Niccolò Capponi Niccolò Capponi groeide op in Florence in een Engels-Italiaans milieu en ontwikkelde in zijn jeugd al een passie voor geschiedenis. Hij behaalde zijn doctorstitel aan de universiteit van Padua en was als staflid verbonden aan het MediciArchiefproject. Zijn goed ontvangen Victory of the West: The Story of the Battle of Lepanto werd in 2006 door Macmillan uitgegeven. Martin van Creveld Martin van Creveld werkte aan de Hebreeuwse universiteit van Jeruzalem en is een van de meest vooraanstaande experts op het gebied van militaire geschiedenis en strategie, met een speciale interesse voor de toekomst van de oorlog. Hij schreef meer dan twintig boeken, waaronder Oorlogscultuur (Spectrum, 2009), De evolutie van de oorlog: van de Marne tot Irak (Spectrum, 2007), The Transformation of War (The Free Press, 1991), Command in War (Harvard University Press, 1985) en Supplying War (Cambridge University Press, 1978). Tezamen werden zijn boeken in zeventien talen vertaald. In verschillende landen trad Van Creveld op als adviseur voor militaire verdediging en hij heeft aan praktisch elk instituut voor strategische studies gedoceerd, van Canada tot Nieuw-Zeeland en van Noorwegen tot Zuid-Afrika. Hij werkte mee aan tal van televisie- en radioprogramma’s, schreef honderden artikelen voor kranten en tijdschriften over de hele wereld en wordt met regelmaat geïnterviewd. Hij is getrouwd met Dvora Lewy, een schilderes, en woont in Mevasseret Zion, dicht bij Jeruzalem. Anne Curry Anne Curry studeerde aan de universiteit van Manchester en begon haar academische loopbaan aan de universiteiten van Teesside en Reading, voordat zij in 2004 hoogleraar Middeleeuwse Geschiedenis werd aan de universiteit van Southampton. Zij is bekend vanwege haar onderzoek naar de vijftiende-eeuwse fase van de Honderdjarige Oorlog en vooral vanwege het gedetailleerde onderzoek naar de legers van die tijd, dat aanleiding was voor haar grote herinterpretatie van de slag bij Agincourt, en de opzet van een online database, www.medievalsoldier.org, waarin alle bij naam bekende Engelse soldaten zijn opgenomen die tussen 1369 en 1453 onder de wapenen waren. Het nieuwe project waaraan zij werkt heeft betrekking op vrouwen en oorlogsvoering. Tot haar belangrijkste De auteurs 13
kokBWlegendarischeveldherenANDRIES.indd 13
27-01-2010 12:02:42
publicaties behoren Agincourt: a New History, (Tempus Publishing, 2005), The Hundred Years War (Macmillan Press, 1993, tweede ed. Palgrave, 2003) en The Battle of Agincourt: Sources and Interpretations (Boydell Press, 2000). Ook gaf ze de Rolls van het Engelse parlement uit de jaren 1422 to 1454 uit. Anne Curry is op dit moment voorzitster van de Historical Association en vice-voorzitster van de Royal Historical Society. James Doyne Dawson Doyne Dawson studeerde Oude en Middeleeuwse Geschiedenis in Princeton, waar hij ook promoveerde. Hij is de auteur van The First Armies (Cassell, 2001), geschiedenis van de oorlogsvoering tot 539 v.Chr., Origins of Western Warfare: Militarism and Morality in the Ancient World (Westview Press, 1996) en Cities of the Gods: Communist Utopias in Greek Thought (Oxford University Press, 1992). Hij is gasthoogleraar voor het Asian Studies Programm aan de Sejong universiteit in Seoul, Zuid-Korea. Ben Dupré Ben Dupré studeerde Klassieke Talen aan het Exeter College in Oxford. Hij doceerde Engels in Duitsland voor hij een carrière als uitgever van naslagwerken maakte. Hij was de uitgever van kindernaslagwerken van Oxford University Press van 1992 tot 2004 en heeft al met al meer dan twintig jaar ervaring in het schrijven en uitgeven van informatieve werken voor een algemeen publiek. Hij is de auteur van 50 Inzichten in Filosofie (Veen Magazines 2008) en Where History Was Made (Quercus, 2008). De getalenteerde harp- en viola da gambaspeler woont met zijn gezin in Noord-Oxford. Jonathan Fenby Jonathan Fenby heeft vijf boeken over de Chinese geschiedenis geschreven, waaronder The Dragon Throne: Dynasties of Imperial China 1600 BC-AD 1912 (Quercus, 2007) en The Penguin history of modern China (Allen Lane, 2008). In Nederland verscheen van zijn hand De zeventig wonderen van China (THOTH, 2007). Hij is ook de auteur van On the Brink: The Trouble with France (Little, Brown, 1998) en Alliance: The Inside Story of How Roosevelt, Stalin and Churchill Won One War and Began Another (Simon & Schuster, 2007). De voormalige redacteur van de Observer en de South China Morning Post bekleedde hoofdredactionele functies bij de Economist, de Guardian, de Independent en Reuters. In 2000 werd hij wegens zijn verdiensten voor de journalistiek benoemd tot Commander of the British Empire (CBE). Felipe Fernández-Armesto Felipe Fernández-Armesto is Prince of Asturias Professor aan de Tufts universiteit in Massachusetts en Professorial Fellow van Queen Mary aan de universiteit van London. Onder zijn talrijke onderscheidingen zijn de Spaanse Premio De auteurs 14
kokBWlegendarischeveldherenANDRIES.indd 14
27-01-2010 12:02:42
Nacional de Investigación, de John Carter Brown Medal, de Caird Medal en de boekenprijs van de World History Association. Zijn journalistieke werk verschijnt in Spanje, Engeland en de Verenigde Staten. Hij is de langstzittende presentator van Analysis op BBC Radio 4 en co-auteur van de tiendelige CNN-reeks Millennium, gebaseerd op zijn boek Millennium: een geschiedenis van de laatste duizend jaar (Contact, 1995). Recente uitgaven van zijn hand zijn Reformatie: het christendom en de wereld 1500-2000 (Anthos, 1997), Dus jij denkt dat je een mens bent? Een korte geschiedenis van de mensheid (Prometheus/Bert Bakker, 2005), Amerigo: The Man Who Gave His Name to America (Weidenfeld & Nicolson, 2006), Pathfinders: A Global History of Exploration (Oxford University Press, 2006), The Americas: A History of Two Continents (Weidenfeld & Nicolson, 2003) en Food: A History (Macmillan, 2001), dat een prijs won van de Internationale Vereniging van Culinaire Professionals voor het beste werk over gastronomie. John Gillingham John Gillingham studeerde geschiedenis in Oxford en München. Hij is Fellow van de British Academy en emeritus hoogleraar Geschiedenis van de London School of Economics and Political Science, waar hij meer dan dertig jaar doceerde. Hij kreeg in 1997 de Prix Guillaume le Conquérant toegekend en was vijf jaar lang (2000 tot 2004) directeur van de Battle Conference on Anglo-Norman Studies die jaarlijks samenkomt op het slagveld van de slag bij Hastings. Drie van zijn essays over oorlog werden herdrukt in Anglo-Norman Warfare, onder redactie van Matthew Strickland (Boydell Press, 1992). Ook leverde hij een bijdrage aan Medieval Warfare: A History, onder redactie van Maurice Keen (Oxford University Press, 1999). Zijn recentste boeken zijn The Wars of the Roses: Peace and Conflict in Fifteenth Century England (Phoenix Press, 2001), The Angevin Empire (Hodder, 2001), The English in the Twelfth Century: Imperialism, National Identity and Political Values (Boydell Press, 2000) en Richard I (Yale University Press, 1999). Adrian Goldsworthy Adrian Goldsworthy studeerde Oude en Moderne Geschiedenis aan het St. John’s College in Oxford, waar hij ook zijn dissertatie Oude Geschiedenis afrondde. Zijn proefschrift werd vervolgens gepubliceerd als The Roman Army at War, 100 BC-AD 200 (Oxford University Press, 1996). Na een aantal onderzoeks- en onderwijs-functies te hebben vervuld, is hij nu full time schrijver en publicist. Hij publiceerde onder meer De val van Rome (Ambo, 2009), Caesar (Ambo, 2009, 5de dr.), Carthago (Ambo, 2008), Roman Warfare (Cassell, 2000), Cannae (Cassell, 2001), The Complete Roman Army (Thames & Hudson, 2003) en In the Name of Rome: The Men who Won the Roman Empire (Weidenfeld & Nicolson, 2003). De auteurs 15
kokBWlegendarischeveldherenANDRIES.indd 15
27-01-2010 12:02:42
Hij trad bij verschillende televisieseries op als adviseur en is regelmatig te zien als commentator in documentaires over aspecten van de antieke wereld. Robert Hardy Robert Hardy, een CBE, is een internationaal bekende acteur met een indrukwekkende carrière in theater en film en op televisie. Hij is bovendien een militair historicus, gespecialiseerd in de middeleeuwen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog studeerde hij een jaar aan Magdalen College, Oxford, waar hij een leerling was van C.S. Lewis en J.R.R. Tolkien. Daarna ging hij in dienst om opgeleid te worden tot piloot bij de Royal Air Force. Na de demobilisatie maakte hij zijn studie af. Zijn carrière als acteur bracht hem naar London, New York, Californië, Parijs en Stratford-upon-Avon, en onder zijn vele rollen waren die van Henry V, Hamlet, Siegfried Farnon en Cornelius Fudge. Hij speelde verschillende keren Winston Churchill in films, op televisie en op het podium, onder andere in het Frans in Robert Hosseins spectaculaire theaterproductie Celui qui a dit ‘NON’ (1999-2000). Hardy is een erkend expert op het gebied van de laat-middeleeuwse langboog, waarover hij veel publiceerde: Longbow: A Social and Military History (Patrick Stephens Ltd, 2006) en The Great War Bow (The History Press, 2005) met professor Matthew Strickland. Ook schreef hij verschillende hoofdstukken in verzamelbundels over de middeleeuwen. Hij geeft veelvuldig lezingen, zoals in 2001 in het Parijse Musée de l’Armée. Hij is Fellow van de Society of Antiquaries, eredoctor in de Letteren aan de universiteiten van Reading, Durham en Portsmouth en adviseur en bestuurder van de Mary Rose Trust. Ten slotte was hij enkele jaren bewindvoerder van de Koninklijke Wapenkamers in de Tower van London. John Haywood John Haywood studeerde Middeleeuwse Geschiedenis aan de universiteiten van Lancaster, Cambridge en Kopenhagen. Zijn promotieonderzoek had de vroegmiddeleeuwse oorlogsvoering ter zee als onderwerp. Hij publiceert thans full time op het gebied van geschiedenis, met meer dan een dozijn titels op zijn naam, waaronder De Kelten: de geschiedenis van een Europees volk (Pearson Education Benelux, 2005), Historische atlas van de Keltische beschaving (Tirion, 2001), Atlas van de wereldgeschiedenis (Uniepers, 2001, 3de dr.), The Penguin Historical Atlas of the Vikings (1995) en The Penguin Atlas of British and Irish History (2001). Zijn recentste boeken zijn The Dark Ages: Building Europe (Thalamus, 2008) en The Great Migrations (Quercus, 2008). Tom Holland Tom Holland is de auteur van de bestseller Rubicon: het einde van de Romeinse De auteurs 16
kokBWlegendarischeveldherenANDRIES.indd 16
27-01-2010 12:02:42
republiek (Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2006), dat de Hessell-Tiltman Prize voor Geschiedenis won en op de shortlist stond voor de Samuel Johnson Prize. Zijn boek over de Grieks-Perzische oorlogen, Perzisch vuur : de eerste supermacht en de strijd om het Westen (Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2007), won de Runciman Award van de Engels-Griekse Liga in 2006. Hij bewerkte Homerus, Herodotus, Thucydides en Vergilius voor de BBC. In 2007 won hij een prijs van de Classical Association, voor ‘de man of vrouw die het meest had bijgedragen aan de stimulering van de bestudering van taal, literatuur en beschaving van het klassieke Griekenland en Rome’. Zijn meeste recente publicatie is De gang naar Canossa: de westerse revolutie rond het jaar 1000 (Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2009). Efraim Karsh Professor Efraim Karsh is hoofd van de afdeling Mediterrane en Midden-Oosten Studies aan King’s College London. Hij bekleedde verschillende academische functies – aan Harvard, de universiteit van Columbia, de Sorbonne, London School of Economics, universiteit van Helsinki, het Internationale Instituut voor Strategische Studies in London, het Kennan Institute for Advanced Russian Studies in Washington, D.C., en het Jaffee Centrum voor Strategische Studies aan de universiteit van Tel-Aviv. Professor Karsh geeft regelmatig commentaar voor de media: hij verscheen bij alle grote televisieomroepen van Groot-Brittannië en de Verenigde Staten en schreef artikelen voor kranten als The Times, The Sunday Times, The New York Times, The Wall Street Journal en The International Herald Tribune. Hij is de auteur van meer dan honderd academische publicaties, waaronder boeken als Islamic Imperialism: A History (Yale, 2006), Rethinking the Middle East (Frank Cass, 2003), Empires of the Sand: The Struggle for Mastery in the Middle East, 1789-1922 (Harvard University Press, 1999), Fabricating Israeli History: The ‘New Historians’ (Frank Cass, 1997) en Saddam Hussein: A Political Biography (Free Press, 1991). Robin Lane Fox Robin Lane Fox is sinds 1977 staflid en docent Oude Geschiedenis aan het New College, Oxford en sinds 1990 hoogleraar Oude Geschiedenis. Hij publiceerde ondermeer Alexander de Grote (Arbeiderspers, 2005, 6de dr.), De droom van Constantijn: heidenen en christenen in het Romeinse Rijk, 150n.C.-350n.C. (Agon, 1989) en De klassieke wereld: een epische geschiedenis van de Grieken en de Romeinen (Prometheus/Bert Bakker, 2007), die alle in vele talen werden vertaald. In 2003-2004 was hij geschiedkundig adviseur van regisseur Oliver Stone voor diens film Alexander, waarin hij de Macedonische cavalerie bij hun charges leidde.
De auteurs 17
kokBWlegendarischeveldherenANDRIES.indd 17
27-01-2010 12:02:42
Isabel de Madariaga Isabel de Madariaga werd in Schotland geboren en in Zwitserland, Spanje, Frankrijk en Engeland opgeleid. Ze studeerde Russische taal- en letterkunde aan het instituut voor Slavische en Oost-Europese Studies van de universiteit van Londen, waar ze haar proefschrift Geschiedenis afrondde, gepubliceerd onder de titel Britain, Russia, and the Armed Neutrality of 1780 (Yale University Press en Hollis and Carter, 1963). Na een paar jaar als assistant-redacteur van de Slavonic and East European Review werd ze achtereenvolgens aangesteld als docent Geschiedenis aan de universiteit van Sussex, hoofddocent aan de universiteit van Lancaster (1970), Reader in Russische Studies, professor en emeritus-hoogleraar aan het instituut voor Slavische en Oost-Europese Studies van de universiteit van Londen. Ze is Fellow van de British Academy, van de Royal Historical Society, en corresponderend lid van de Koninklijke Spaanse Academie voor Geschiedenis. Ze heeft voornamelijk over Catherina II en het achttiende-eeuwse Rusland geschreven. Haar Ivan the Terrible (Yale University Press) werd in 1985 gepubliceerd. Justin Marozzi Justin Marozzi is historicus en adviseur op het gebied van politieke en veiligheidsrisico’s in voormalige conflictgebieden. De gewezen buitenlandcorrespondent van de Financial Times is Fellow van de Royal Geographical Society en heeft veel reisboeken en werken gepubliceerd over migraties en de geschiedenis van de moslimwereld. Zijn eerste boek, South from Barbary (Harper Collins, 2001), vertelde het verhaal van een bijna tweeduizend kilometer lange expeditie op een kameel door Libië. Zijn zeer goed ontvangen biografie over de veertiende-eeuwse veroveraar en veldheer Timur is van recenter datum. Zijn nieuwste boek, The Man Who Invented History: Travels with Herodotus (John Murray, 2008) is gebaseerd op reizen in Turkije, Irak, Egypte en Griekenland. Marozzi is getrouwd en woont in Norfolk en Londen. Adrian Murdoch Adrian Murdoch is historicus en journalist. Hij studeerde in Schotland en aan het Queen’s College in Oxford en woonde in Londen, Glasgow, Berlijn en Singapore. Tegenwoordig werkt hij voor Thomson Reuters. Hij is de auteur van Rome’s Greatest Defeat: Massacre in the Teutoburg Forest (Sutton Publishing, 2006) dat in 2006 tot een van de boeken van het jaar werd uitgeroepen door de Daily Telegraph, van The Last Roman (Sutton Publishing, 2006) een biografie over Flavius Romulus Augustulus, de laatste West-Romeinse keizer en van The Last Pagan (Inner Traditions, 2008), een biografie van Julianus de Afvallige. Murdoch is medevertaler van een bloemlezing Latijnse en Griekse erotische literatuur, Emperors of Debauchery: The Dedalus Book of Roman Decadence (Dedalus, 1994). Hij is Fellow van de Royal Historical Society. De auteurs 18
kokBWlegendarischeveldherenANDRIES.indd 18
27-01-2010 12:02:42
John Julius Norwich John Julius Norwich is de auteur van geschiedenissen over Sicilië onder de Noormannen, Venetië, Byzantium en het Middellandse Zeegebied. Hij schreef ook over de berg Athos, de Sahara, Engelse architectuur, Shakespeare’s historische drama’s en het negentiende-eeuwse Venetië. Hij werkt thans aan een boek over het pausdom en aan zijn memoires. Sinds 1970 publiceert hij jaarlijks een pamfletten-anthologie, onder de titel A Christmas Cracker. Norwich heeft een dertigtal documentaries voor de BBC gemaakt en was vier jaar lang voorzitter van het panel bij het televisiespel My Word. Drie jaar lang presenteerde hij zes avonden per week het programma Evening Concert op Classic FM. De voormalige bestuurder van Colnaghi, de oudste kunsthandel van Londen, is eveneens erevoorzitter van het Venice in Peril Fund en voorzitter van het Wereld Monumenten Fonds in Groot-Brittannië. Hij geeft regelmatig lezingen over kunstgeschiedenis, architectuur en muziek. In 2006 en 2007 gaf hij een week lang elke avond one-manshows in twee theaters in Londen, waarbij hij uit zijn Christmas Crackers voorlas en zong bij de piano. Jonathan Phillips Jonathan Phillips is hoogleraar Geschiedenis van de Kruistochten aan het Royal Holloway college van de universiteit van Londen. Hij is auteur van The Second Crusade: Extending the Frontiers of Christendom (Yale, 2007), The Fourth Crusade and the Sack of Constantinople, (Jonathan Cape, 2004), The Crusades, 1095-1197 (Longman, 2002) en Defenders of the Holy Land: Relations between the Latin East and the West, 1119-1187 (Oxford University Press, 1996). Hij levert regelmatig bijdragen aan BBC History en History Today en is redacteur van het wetenschappelijke tijdschrift Crusades. Hij trad op als adviseur voor de programma’s The Cross and the Crescent (History Channel, 2005) en Holy Warriors - Richard and Saladin (BBC2, 2004). Justin Pollard Justin Pollard studeerde Angelsaksische archeologie in Cambridge. Hij is thans historisch publicist en adviseur voor film, televisie en schriftelijke publicaties. Zijn recentste boeken zijn Alexandrië: de geboorte van het moderne denken (Mouria, 2007), Alfred the Great, the Man Who Made England (John Murray, 2005) en The Seven Ages of Britain (Hodder & Stoughton, 2003). Hij leverde ook bijdragen voor The QI Book of General Ignorance (Faber and Faber, 2006). Voor de film schreef hij onder andere scripts voor Elizabeth en het vervolg Elizabeth - The Golden Age, en voor Atonement, The Four Feathers en The Boy in the Striped Pyjamas. Voor televisie maakte hij meer dan vijfentwintig documentaireseries, waaronder Time Team voor Channel Four. Hij schreef voor Tony Robinson, Terry Jones, De auteurs 19
kokBWlegendarischeveldherenANDRIES.indd 19
27-01-2010 12:02:42
Stephen Fry, Vic Reeves, Bettany Hughes en Bob Geldof. Hij schrijft ook voor de BBC-quiz QI en is scriptadviseur voor Showtime’s succesdrama in de Verenigde Staten, The Tudors. Andrew Roberts Andrew Roberts slaagde summa cum laude voor Moderne Geschiedenis aan Gonville & Cams College, Cambridge, waar hij ere-onderzoeker is. Zijn biografie van Winston Churchills minister van Buitenlandse Zaken, Lord Halifax, getiteld The Holy Fox, werd in 1991 bij Weidenfeld & Nicolson gepubliceerd, gevolgd door Eminent Churchillians (Weidenfeld & Nicolson, 1994), Salisbury: Victorian Titan, waarmee hij de Wolfson Prize won en de James Stern Silver Pen Award (Weidenfeld & Nicolson, 1999), Napoleon and Wellington (Weidenfeld & Nicolson, 2002), Hitler and Churchill: Secrets of Leadership (Weidenfeld & Nicolson, 2003) en Waterloo: Napoleon’s Last Gamble (HarperCollins, 2005). Hij stelde ook een verzameling van twaalf speculatieve essays van historici samen, onder de titel What Might Have Been (Weidenfeld & Nicolson, 2004). In Nederland verscheen zijn roman Het Aken memorandum (Bruna, 1996). Roberts verzamelde The Correspondence of Benjamin Disraeli and Mrs Sarah Brydges Willyams (2006). Zijn A History of the English -Speaking Peoples Since 1900 (Weidenfeld & Nicolson, 2006) kreeg in 2007 de US Intercollegiate Studies Institute Book Award. Roberts is Fellow van de Royal Society of Literature, eredoctor in Humane Letters, en recenseert geschiedenisboeken voor meer dan een dozijn kranten en tijdschriften. Zijn laatste publicatie was Masters and Commanders: How Churchill, Roosevelt, Alanbrooke and Marshall Won the War in the West, 1941-45. Zijn webadres is www.andrew-roberts.net. Francis Robinson Francis Robinson is sinds 1990 hoogleraar in de Geschiedenis van Zuid-Azië aan het Royal Holloway college van de universiteit van Londen. Vanaf september 2008 is hij ook als gastdocent verbonden aan de faculteit Geschiedenis van de universiteit van Oxford. Hij was in 1997-2000 en 2003-2006 voorzitter van de Royal Asiatic Society. In 2006 werd hij benoemd tot CBE voor zijn bijdragen aan het hoger onderwijs en de geschiedenis van de islam. Hij schreef onder meer: Separatism Among Indian Muslims: The Politics of the United Provinces’ Muslims 1860-1923 (1974), Atlas of the Islamic World since 1500 (1982), Varieties of South Asian Islam (1988), The Cambridge Illustrated History of the Islamic World (1996), Islam and Muslim History in South Asia (2000), The ‘Ulama of Farangi Mahall and Islamic Culture in South Asia (2001), The Mughals and the Islamic Dynasties of India, Iran and Central Asia, 1206-1925 and Islam, South Asia and the West (2007). Zijn bewerkte deel van de New Cambridge History of Islam, Islam in the Age of Western Domination, verschijnt in 2009. De auteurs 20
kokBWlegendarischeveldherenANDRIES.indd 20
27-01-2010 12:02:42
Jonathan Sumption Jonathan Sumption was tot 1975 Fellow Geschiedenis aan het Magdalen College, Oxford. Hij werkt thans als advocaat en is auteur van The Hundred Years War, een meerdelig geschiedkundig werk waarvan de eerste twee delen Trial by Battle (Faber and Faber, 1990) en Trial by Fire (Faber and Faber, 1999) zijn verschenen. Het derde deel, Divided Houses, wordt binnenkort gepubliceerd. Stephen Turnbull Stephen Turnbull behaalde zijn eerste academische graad in Cambridge en ontving vervolgens aan de universiteit van Leeds een MA en doctorstitel in Japanse Religieuze Studies, alsmede een mastersgraad in militaire geschiedenis. Hij is docent Japanse Religieuze en Militaire Geschiedenis in Leeds, en was tot voor kort gastdocent Japanse Religieuze en Militaire Geschiedenis aan de internationale Akita universiteit in Japan. Hij publiceerde meer dan zestig boeken over religieuze en militaire onderwerpen, zoals The Kakure Kirishitan of Japan (Folkestone, 1998), The Samurai Sourcebook (London, 1998), The Samurai and the Sacred (Oxford University Press, 2006), The Great Wall of China (Oxford University Press, 2007) en verschillende andere geïllustreerde monografieën over de militaire geschiedenis van Japan, China, Korea en het Mongoolse Rijk. Zijn andere onderzoeksinteresses gaan uit naar vergelijkende militaire studies over vroegmodern Europa en Oost-Azië, de ontwikkeling van fortificatietechniek, de geschiedenis van het christendom in Japan en de ontwikkeling van Shinto in de moderne tijd. Joyce Tyldesley Dr. Joyce Tyldesley heeft een graad in de archeologie van het Middellandse Zeegebied behaald aan de universiteit van Liverpool en promoveerde aan de universiteit van Oxford. Zij is nu docente Egyptologie in het KNH Centrum voor Biomedische Egyptologie aan de universiteit van Manchester, Fellow van het Manchester Museum en ere-onderzoeks-Fellow aan de universiteit van Liverpool. Haar interesse gaat vooral uit naar het Egyptische Nieuwe Rijk. Ze heeft aan tal van opgravingen in Europa en Egypte deelgenomen. Een paar van haar vele publicaties over het oude Egypte zijn: Egypte: het verhaal van een oude beschaving door de ogen van haar ontdekkers (Ambo/Anthos, 2006), Cleopatra: Last Queen of Egypt (Profile Books, 2008), Ramesses: Egypt’s Greatest Pharaoh (Viking, 2005), Egypt’s Golden Empire: The Age of the New Kingdom (Headline, 2001), Judgement of the Pharaoh: Crime and Punishment in Ancient Egypt (Weidenfeld & Nicholson, 2000), Nefertiti: Egypt’s Sun Queen (Viking, 1998) en Daughters of Isis: Women of Ancient Egypt (Viking, 1994).
De auteurs 21
kokBWlegendarischeveldherenANDRIES.indd 21
27-01-2010 12:02:42
Robin Waterfield Robin Waterfield is een internationaal befaamd geleerde en auteur, wiens publicaties variëren van diepzinnige academische artikelen tot kinderboeken. Hij werkte als bijzonder of tijdelijke docent aan verschillende universiteiten, voornamelijk in Engeland, maar schraapt nu een bestaan bij elkaar als schrijver en kleine olijvenboer in het verre zuiden van Griekenland. Hij heeft ongeveer veertig boeken gepubliceerd, veelal studies die zich tegenwoordig eerder richten op lagerejaars studenten en geïnteresseerde leken dan op zijn collega-academici. De meest recente titels zijn Xenophon’s Retreat: Greece, Persia and the End of the Golden Age (Faber and Faber/Harvard University Press, 2006) en een vertaling van Plato’s Timaeus and Critias (Oxford University Press). Binnenkort verschijnt Why Socrates Died (Faber and Faber/Norton/McLelland & Stewart), het definitieve boek over Socrates’ berechting en dood.
De auteurs 22
kokBWlegendarischeveldherenANDRIES.indd 22
27-01-2010 12:02:43
Joyce Tyldesley
toetmosis iii regeerde circa van 1479-1425 v.Chr. Nadat Toetmosis III de troon als kind had geërfd, regeerde hij tijdens de 18e dynastie van het Nieuwe Rijk drieënvijf drieënvijftig jaar, tien maanden en zesentwintig dagen over Egypte. Toetmosis wordt algemeen gezien als de grootste veroveraar onder de Egyptische koningen. Het rijk waarover hij uiteindelijk heerste, strekte zich uit van Gebel Barkal, onder de derde Nijlcataract in Nubië, tot aan de oevers van de Eufraat in Syrië. De invloedssfeer van het rijk van Toetmosis III reikte echter nog veel verder.
kokBWlegendarischeveldherenANDRIES.indd 23
27-01-2010 12:02:44
Toetmosis III 24
kokBWlegendarischeveldherenANDRIES.indd 24
27-01-2010 12:02:45
‘Aangezien elke prins van elk noordelijk land erin opgesloten zit, staat de verovering van Megiddo gelijk aan de verovering van duizend steden!’ Toetmosis III tegen zijn soldaten, uit de Annalen van Toetmosis III De eerste twee decennia van zijn regeringstijd stond Toetmosis III in de schaduw van zijn tante, stiefmoeder en regentes Hatsjepsoet. Over het algemeen beschouwt men het buitenlandse beleid van Hatsjepsoet meer als een politiek die op vreedzame handel dan op agressie was gericht, hoewel er bewijzen zijn voor ten minste zes campagnes van haar legers om plaatselijke opstanden in zowel Nubië als de Levant te onderdrukken. Tegen het einde van hun gezamenlijke regering was er sprake van een duidelijke verschuiving in de machtsverhoudingen, toen de oudere Hatsjepsoet de volwassen Toetmosis III een steeds prominentere rol in de staatszaken liet spelen. Toetmosis stond nu veel meer naast zijn medeheerseres dan nog achter haar en nam als opperbevelhebber van het leger de verantwoordelijkheid voor de verdediging van Egyptes grenzen op zich. Het land werd al geteisterd door sporadische onlusten in de satellietstaten in het oosten en Toetmosis was gedwongen zijn troepen in te zetten voor de eerste van een serie militaire campagnes om de Levant weer stevig in zijn greep te brengen. De dood van een sterke koning was traditioneel een tijd van opstand onder Egyptes vazalstaten. Hatsjepsoets dood in ca. 1458 v.Chr. was daarop geen uitzondering. Toetmosis was gedwongen op te treden, zowel om Egyptes belangen te beschermen als, wellicht, om zijn eigen reputatie als strijdbare koning te versterken. De vanouds overgeleverde religieuze verplichting om Egypte tegen haar traditionele vijanden te verdedigen, kan teruggevoerd worden tot de tijd van de zogenaamde Palette van Narmer, een votief dat meer dan vijftienhonderd jaar daarvoor werd gegraveerd, aan het begin van het dynastieke tijdperk. De Annalen Het merendeel van Toetmosis’ militaire activiteiten speelde zich af ten noordoosten van Egypte. De bijzonderheden van deze campagnes werden vastgelegd door een groep militaire schrijvers die de gebeurtenissen in een officieel ‘dagboek’ optekenden. Later in zijn regeerperiode werden de details van zijn oostelijke overwinningen opgetekend op de muren van twee nieuwgebouwde hallen die achter Pylon (poort) IV van de Karnaktempel van Amon-Ra te Thebe (het huidige De grote veldheer Toetmosis III, met de nemes op zijn hoofd en de valse baard van de Egyptische koningen. Het siltstenen beeld dat nu in het museum van Luxor staat, wordt beschouwd als een van de fraaiste voorbeelden van oud-Egyptische koninklijke kunst.
Toetmosis III 25
kokBWlegendarischeveldherenANDRIES.indd 25
27-01-2010 12:02:45
Twee cartouches, of ovale vlakken, geven de naam van de koning – ‘Menkheperre Djehuty-Mes-NeferKheper’ – op een reliëf van de dodentempel van Hatsjepsoet in Deir el-Bahri. Tegenwoordig is de koning bekend als Toetmosis III, vijfde koning van de 18e dynastie van Egypte.
Luxor) liggen: ‘Zijne Majesteit gaf de werklieden opdracht de overwinningen die zijn vader Amon hem had geschonken op te tekenen in inscripties in de tempel die Zijne Majesteit had gebouwd [voor zijn vader Amon, teneinde] alle campagnes [vast te leggen] alsmede de buit die [Zijne Majesteit] had meegebracht…’ (uit de annalen van Toetmosis III). Het verslag, tegenwoordig bekend als de ‘Annalen’, is de langste behouden gebleven monumentinscriptie van Egypte. De Annalen beschrijven de gebeurtenissen van de regeringsjaren 22-42, met de nadruk op de vroegste campagne. Ze geven zowel details over de militaire overwinningen als over de indrukwekkende oorlogsbuit en de grote bedragen aan tributen en belastingen die Egyptes oostelijke vazalstaten opbrachten. De optekeningen kunnen nauwelijks doorgaan voor onbevooroordeelde geschiedschrijving in de moderne zin van het woord, want ze zijn duidelijk geschreven om de superioriteit van Egypte, Egyptes koning en Egyptes goden aan te tonen en bevatten klaarblijkelijke vergissingen, omissies en overdrijvingen. Anderzijds geven ze echter een ongekend gedetailleerd inzicht in de wapenfeiten van Toetmosis. Meer bijzonderheden over diens campagnes kunnen ontleend worden aan een serie stèles (monumentale stenen met inscripToetmosis III 26
kokBWlegendarischeveldherenANDRIES.indd 26
27-01-2010 12:02:46
ties) die door de koning werden opgericht, en aan een aantal privé-inscripties (op Thebaanse graven, beelden en stèles). De toenemende dreiging van Mitanni Het Egypte van het Nieuwe Rijk kende traditioneel drie vijanden: de Libiërs, de Nubiërs en de oostelijke volken. Ten tijde van Toetmosis’ opvolging waren de Libische stammen die de westelijke woestijn bewoonden tijdelijk rustig. Zij vormden nauwelijks een bedreiging voor de status quo. Nubië, in het zuiden, was eveneens relatief vredig nadat een reeks veldtochten van de vroegere koningen van de 18e dynastie – Ahmose, Amenhotep I en Toetmosis I – ervoor had gezorgd dat het gebied in wezen een Egyptische provincie was geworden. Nubië werd nu bestuurd door een Egyptische onderkoning en hoewel er nog een keten van indrukwekkende, grote forten van tichelsteen bleef staan die tijdens de agressievere bezetting in de periode van het Middenrijk werd gebouwd, waren de belangrijkste instrumenten voor Egyptische overheersing nu de versterkte steden die bevolkt werden door geëmigreerde Egyptenaren. In het noordoosten echter was er sprake van groeiende dreiging. De politieke
Toetmosis III draagt de rode kroon van Opper-Egypte terwijl hij een strijdknuppel boven zijn hoofd heft om het eeuwenoude ritueel van het verpletteren van Egyptes vijanden te volvoeren. Reliëf van het tempelcomplex van Karnak, nabij Luxor.
Toetmosis III 27
kokBWlegendarischeveldherenANDRIES.indd 27
27-01-2010 12:02:48
landkaart veranderde in hoog tempo en de stadstaten van Syrië en Palestina werden steeds opstandiger. De kuststad Byblos kende een lange traditie van loyaliteit aan de Egyptische koningen. Maar in het noorden, in gebieden die nu tot het moderne Turkije behoren, hadden de Indo-Europese Hittieten een stevige eigen staat opgebouwd waarvan de natuurlijke expansierichting naar het zuidoosten en zuidwesten hen uiteindelijk in Noord-Syrië in conflict zou brengen met Egyptische belangen. Ook de Hurri, een etnische groep die oorspronkelijk uit het noordelijke Zagros (in het huidige Iran) afkomstig was maar nu zijn basis had in de natiestaat Mitanni, was geïnteresseerd in deze regio. Meer dan dertig jaar eerder was Toetmosis I, de grootvader van Toetmosis III, het gebied van Mitanni binnengevallen en had bij het bereiken van de rivier de Eufraat een grensstèle opgericht om zijn prestatie te gedenken. De oudere Toetmosis was echter overleden voordat hij zijn plannen voor een oostelijk rijk had kunnen voltooien. Mitanni had de Egyptenaren teruggedreven, herstelde zich van zijn vernedering en had de tussenliggende jaren gebruikt om de greep op Noord-Syrië en Mesopotamië te consolideren. Nu vormde het Mitannische bondgenootschap met de bevriende, belangrijke stadstaten Kades en Tunip een bedreiging voor Egypte. Concreter uitgedrukt, het gerucht ging dat de koning van Kades, gesteund door de koning van Mitanni, een oorlog tegen Egypte voorbereidde. Toetmosis kon zich niet veroorloven zijn oostelijke gebieden te verliezen. Beheer over de zeehavens van de Levant gaf Egypte de mogelijkheid de handelsroutes in het oostelijke Middellandse Zeegebied te beheersen, die de basis vormden van de bronstijdeconomie en Egypte voorzagen van het broodnodige hout, terwijl een dominante positie in Syrië en de Levantijnse staten de expansie van mogelijke vijanden blokkeerde. Hij bereidde zich daarom voor om, in zijn eigen woorden, ‘die verachtelijke vijand [de koning van Kades] ten val te brengen en de grenzen van Egypte in overeenstemming met de opdracht van zijn vader [god] Amon-Ra te verleggen’. Toetmosis zou zeventien jaar in deze missie investeren. Zijn leger – de professionele en semiprofessionele troepen van het koninklijk hof, aangevuld met grote hoeveelheden niet-professionele soldaten die opgeroepen werden voor nationale dienstplicht – ontwikkelde al snel een tijdverslindende maar uiteindelijk effectieve techniek. De soldaten voedden zich met proviand dat ze onderweg verzamelden; het was daarom belangrijk om het veld in te gaan op tijden dat er veel voedsel beschikbaar was. Grote veldslagen – met twee legers die tegen elkaar optrokken om te vechten – waren zeldzaam. De Egyptenaren volgden veeleer een seizoensbepaalde campagneroute die van de ene versterkte stadstaat naar de volgende leidde. Veel stadstaten vonden het verstandig om zich zonder slag of stoot over te leveren en Toetmosis en zijn leger eenvoudig te betalen om verder te trekken, waarna zij maar al te vaak hun oude bondgenootschapToetmosis III 28
kokBWlegendarischeveldherenANDRIES.indd 28
27-01-2010 12:02:48
pen weer oppakten zodra de Egyptenaren vertrokken waren. De steden die zich wel verzetten, werden al snel belegerd. Bij gebrek aan geavanceerde wapens – hij kon niet beschikken over een stormram of belegeringstorens – omsingelde het Egyptische leger de stad eenvoudigweg en wachtte tot de vijand door zijn voorraden heen was. Daarna plunderde hij de plaats en wees een lokale heerser aan die de stad in zijn naam bestuurde. Al snel ontwikkelde Toetmosis een langetermijnpolitiek die inhield dat de kinderen van plaatselijke heersers naar Egypte werden gestuurd om opgeleid te worden. Na zijn zesde campagne werden zesendertig zonen van heersers naar de paleisscholen gestuurd om samen met de zonen van de Egyptische elite te worden opgeleid. Na vele jaren van indoctrinatie keerden zij als volstrekte Egyptenaren terug naar hun geboorteland om uit naam van de farao te regeren. Ondertussen werden de dochters van de plaatselijke heersers als permanente gijzelaars in de koninklijke harem vastgehouden. De Annalen vertellen dat Toetmosis de dochter van een heerser uit Retenu trouwde, die met een waardevolle bruidsschat en een hele verzameling dienaren in Egypte aankwam. Een ongedecoreerd graf in de afgelegen Wadi Gabbanat el-Qurud (de Vallei van de Aap) op de Thebaanse westoever bevat de leeggeroofde begraafplaatsen van drie buitenlandse vrouwen, wier namen – Manuwai, Manhata en Maruta – suggereren dat zij afkomstig waren uit de Syrisch-Palestijnse regio. De zegerijke veldtochten Voor het tweeëntwintigste jaar van zijn regeerperiode (het eerste jaar van zijn alleenheerschappij na de dood van Hatsjepsoet) vertellen de Annalen ons dat ‘Zijne Majesteit het fort Sile passeerde tijdens zijn eerste zegerijke campagne om de volkeren die Egyptes grenzen aanvielen heldhaftig, met kracht, macht en gezag te verpletteren’. Toetmosis stak het noorden van het schiereiland Sinai over via de militaire weg die bekendstaat als de ‘Weg van Horus’ en trok naar Gaza, een stad die sinds het begin van het Nieuwe Rijk trouw was aan Egypte. Vanuit Gaza viel hij Jehem aan en bezette deze versterkte stad die in handen was van een consortium van vijanden, onder aanvoering van de koning van Kades. In Jehem plande hij zijn volgende stap, een oostwaartse beweging over het Karmelgebergte naar de versterkte stad Meggido waar hij tegenover een indrukwekkende coalitie van vijanden kwam te staan, wederom onder aanvoering van de koning van Kades. Ondertussen kreeg generaal Djehoeti opdracht van de farao om de stad Joppe (het moderne Jaffa) te belegeren. Papyrus Harris 500, een Ramsespapyrus dat tegenwoordig in het Britse museum wordt bewaard, vertelt ons dat de ondernemende Egyptenaren verstopt in grote manden Joppe werden binnengesmokkeld. Toetmosis nam Meggido na een beleg van zeven maanden in en haalde daarmee direct een grote buit binnen aan strijdwagens, wapenuitrustingen en Toetmosis III 29
kokBWlegendarischeveldherenANDRIES.indd 29
27-01-2010 12:02:48
wapens (die hij gebruikte om zijn troepen uit te rusten), goud, vee en krijgsgevangenen die voor dwangarbeid naar Egypte werden gestuurd. De koning van Kades wist te ontsnappen, maar veel van zijn bondgenoten werden gevangengenomen en gedwongen een eed van trouw aan Egypte af te leggen. De val van Megiddo zou nog eeuwen blijven leven in het collectieve geheugen. Meer dan duizend jaar later, toen de schrijver van het bijbelboek Openbaring de laatste strijd op de Dag des Oordeels beschreef, situeerde hij die in Megiddo: ‘Ze brachten hen bijeen op de plaats die in het Hebreeuws Harmagedon heet.’ (Openbaring 16:16) Na een lacune in de militaire verslagen zien we Toetmosis terug in het negenentwintigste jaar van zijn regering, toen hij de kuststeden Ullaza en Ardata veroverde, beide onder beheer van de stadstaat Tunip, alvorens in het jaar 30 Kades zelf aan te vallen. Opnieuw onderging de koning een vernedering door de Egyptenaren, maar de versterkte stad, beschermd door de bocht in de rivier de Orontes, overleefde grotendeels intact. Ten slotte richtte Toetmosis zijn aandacht op zijn aartsrivaal Mitanni. Er zou een directe confrontatie volgen. In het drieëndertigste jaar zeilde het Egyptische leger naar de haven van Byblos. Daar sloeg het zijn kamp op en wachtte af, terwijl de timmerlieden van Byblos – die profiteerden van de overvloedige houtvoorraad op de Libanon – een vloot bouwden van speciaal ontworpen boten. Zij werden in delen op karren geladen en meegenomen door het leger dat over de bergen trok, de vallei van de Orontes volgde en de onderworpen steden Kades en Tunip passeerde. Het doel van de expeditie was Aleppo, dat bezet was door de koning van Mitanni. Hier beleefde Toetmosis drie felle en bevredigende confrontaties.
‘Zijn zuidelijke grens is bij de horens van de aarde, aan het zuidelijke uiteinde van het land. Zijn noordelijke grens bij de moerassen van Azië, bij de steunpilaren van de hemel.’ Gebel Barkal, grensstèle van Toetmosis III De vijand trok zich in wanorde terug en Toetmosis stond uiteindelijk in Karkemis aan de westoever van de Eufraat, tegenover het leger van Mitanni dat op de oostelijke oever verbleef. Het leger van Mitanni had alle beschikbare boten in beslag genomen of tot zinken gebracht, zodat het onmogelijk zou zijn voor de Egyptenaren om hen over de rivier te achtervolgen. Omdat ze dachten volkomen veilig te zijn, ontspanden de troepen. Maar Toetmosis wist wel beter. Hij liet zijn meegebrachte boten monteren, stak de Eufraat over en zette zijn strooptocht tot diep in Mitanni voort, waarbij hij hele gebieden veroverde en steden platbrandde. De legeraanvoerders Toetmosis III 30
kokBWlegendarischeveldherenANDRIES.indd 30
27-01-2010 12:02:48
van Mitanni vluchtten voor de Egyptenaren en waren tot hun schande gedwongen zich in grotten te verbergen. Net als zijn grootvader was Toetmosis in staat een triomfantelijke grensstèle op de oostelijke oever van de Eufraat op te richten. Tijdens de lange mars terug naar huis maakte hij een tussenstop om in Syrië aan een ontspannende olifantenjacht deel te nemen. Hij was echter niet in staat de nieuwveroverde landen in handen te houden. Twee jaar na de zegerijke overwinning stond het Egyptische leger weer tegenover de troepen van Mitanni, maar deze keer wist de vijand voordeel te behalen. De laatste vermelding in de Annalen verwijst naar een campagne van Toetmosis in het noorden, in het tweeënveertigste jaar van zijn regering. Tunip werd veroverd en het is mogelijk dat ook Kades werd aangevallen. Uiteindelijk volgde er in het vijftigste jaar nog een korte en weinig opzienbarende campagne in Nubië. De Egyptische Napoleon Hoewel het zeker niet was weggevaagd en al snel weer naar voren zou komen als een belangrijke regionale macht, werd Mitanni tijdelijk onderworpen en had het geleerd op zijn hoede te zijn voor Egypte. Toetmosis had zijn rijk veiliggesteld en werd nu overspoeld met geschenken van zijn ‘broederkoningen’, de monarchen van Babylon, Assyrië en Hatti (het koninkrijk van de Hittieten), die zo verstandig waren zijn vriendschap te zoeken. Minder machtige staten die de bescherming van de farao zochten, betaalden tribuut en belastingen. De gelden die nu in de
Toetmosis III draagt de complexe atefkroon. Blok uit het muurreliëf te Deir el-Bahri, tegenwoordig in het museum van Luxor.
Toetmosis III 31
kokBWlegendarischeveldherenANDRIES.indd 31
27-01-2010 12:02:49
koninklijke schatkist stroomden, werden gebruikt om een indrukwekkend tempelbouwprogramma te financieren. Er volgde een nieuwe fase in de ontwikkeling van het tempelcomplex van Karnak en ook alle belangrijke Egyptische steden, van Kom Ombo tot Heliopolis en verschillende plaatsen in de Nijldelta en in Nubië, profiteerden van de bouwactiviteiten. De inscripties op de monumenten van Egypte, zoals de Annalen, waren koninklijke propaganda. Ze schilderden de Egyptische koningen steevast af als sterk, dapper en intelligent en verdraaiden de details van oorlogen vaak om onverdiend zeges op hun conto te schrijven. Dat maakt het voor moderne historici moeilijk om een waarheidsgetrouwe inschatting te maken van de militaire kundigheid van een koning. De verslagen over Toetmosis, afkomstig uit contemporaine optekeningen en ondersteund door archeologisch bewijsmateriaal uit Syrië en Palestina, lijken accurater dan de meeste. Ze tonen ons een man die beschikte over veel energie en tactisch vermogen. Niet alleen was Toetmosis de meest strijdbare koning van Egypte, hij was ook een geoefend ruiter, een uitstekend atleet en een geleerde wiens interesses varieerden van botanie tot lezen en van geschiedenis en religie tot zelfs interieurontwerp aan toe. Na een regeringsperiode van vierenvijftig jaar begroef Amenhotep II zijn vader Toetmosis III in een rotsgraf (KV 34) in de Vallei der Koningen. Meer dan drieduizend jaar na de begrafenis werd zijn van buiten gave mummie in de originele binnenkist teruggevonden in de cache van koninklijke mummies uit het Nieuwe Rijk, verborgen in een privégraf in Deir el-Bahri te Thebe. Toen de mummie was overgebracht naar het museum in Caïro en werd onderzocht, werd duidelijk dat het lichaam van de koning al in de oudheid ernstig beschadigd was geraakt door grafschenners. Het hoofd, de voeten en alle vier de ledematen waren losgekomen en de mummie werd bijeengehouden met houten plaatjes die onder de linnen windsels verborgen waren. Zijn kleine gestalte (de koning zou net iets meer dan 1,5 m lang zijn, hoewel het niet duidelijk is of de losse voeten bij deze meting werden meegerekend) en zijn ongeëvenaarde militaire prestaties brachten historici ertoe Toetmosis III de bijnaam ‘Egyptische Napoleon’ te geven.
Toetmosis III 32
kokBWlegendarischeveldherenANDRIES.indd 32
27-01-2010 12:02:49
Karkemis
Alalach
Ze e
Kanaänitische leger
Mi dd e ll and se
s ero Eleuth Kades es
Egyptische leger
an i
nt Oro
Lit
Tyrus
Joppe
DE SLAG BIJ MEGIDDO
Jordaan
Bet-San Taänak
In het drieëntwintigste jaar van zijn regering leverde Kanaän Toetmosis een veldslag teAskelon gen een coalitie van vijanden die door de koning van Kades bij de versterkte stad Megiddo in het noorden van het huidige Israël was samengebracht. De veldslag gaf Toetmosis gelegenheid zijn tactische vermogens te demonstreren en zijn persoonlijke moed te tonen, waarbij de lafheid van zijn generaals schril afstak. Zoals de koning ons zelf vertelt, waren er drie wegen om de stad te naderen. Tijdens een krijgsraad maakten zijn generaals duidelijk aan welke routes zij de voorkeur gaven: D od e
Zee
Sichem
Hoe zal het zijn om dit pad te volgen dat steeds smaller wordt? Wij hebben berichten ontvangen dat de vijand aan de andere kant wacht en dat hun aantal voortdurend toeneemt.
Moeten onze paarden daar niet een voor een doorheen gaan, evenals onze soldaten? Zal onze voorhoede niet moeten vechten terwijl onze achterhoede hier nog in Aruna staat en niet in staat is te vechten? Maar er zijn nog twee andere wegen. De ene loopt oostelijk van ons en komt uit in Taänak. De andere loopt ten noorden van Djefti en zou ons aan de noordzijde van Megiddo brengen. Moge onze heer het pad kiezen dat hem het beste dunkt, maar ons niet langs dat moeilijke pad laten marcheren. Toetmosis sloeg het advies in de wind en besloot de twee lange, relatief makkelijke maar zeer voor de hand liggende wegen naar Megiddo te vermijden. In plaats daarvan leidde hij zijn troepen – ongeveer tienduizend man – persoonlijk tijdens een mars van drie dagen in een langgerekt lint over de bochtige bergpas, een gewaagde zet die hem in staat stelde het vijandige
Toetmosis III 33
kokBWlegendarischeveldherenANDRIES.indd 33
27-01-2010 12:02:50
leger, dat buiten de stadsmuren lag, onopgemerkt te besluipen. Toen de morgen aanbrak en de opkomende zon de hogere gronden verlichtte, werd duidelijk dat die door een groot Egyptisch leger bezet waren. Toetmosis zelf stond aan het hoofd van zijn troepen: ‘De zuidelijke vleugel van het leger van Zijne Majesteit bezette de zuidelijke heuvel Kina, terwijl de noordelijke vleugel ten noordwesten van Megiddo lag. Zijne Majesteit zelf was in het midden. [De god] Amon beschermde zijn lichaam en de bloeddorstigheid en kracht van de god Seth doorstroomde zijn ledematen.’ De slag werd eenvoudig gewonnen, maar daarna verloor Toetmosis kortstondig de controle over zijn troepen. Toen de verslagen vijanden naar de ommuurde stad terugrenden, negeerden de Egyptische soldaten de bevelen en namen de tijd om het verlaten legerkamp te plunderen. De poorten van de stad sloegen dicht. Vijanden die buiten de poorten in de val zaten, moesten hun strijdwagens opgeven en vluchten. De Egyptenaren keken verder verbaasd toe toen de koningen van Megiddo en Kades aan hun kleren op de muren werden gehesen en toen ‘lakens werden neergelaten om hen [de vijanden] in de stad te tillen’. Toetmosis verwenste zijn
Een kolossaal beeld van Toetmosis III staat naast een beeld van de koning in de vorm van Osiris, de god van de doden, in het tempelcomplex van Karnak bij Luxor.
slecht gedisciplineerde soldaten en wierp een dikke wal om Meggido op. Bij gebrek aan materieel om de stad in te nemen, wachtte hij eenvoudig af. Zeven maanden later gaven de uitgehongerde inwoners zich over.
Toetmosis III 34
kokBWlegendarischeveldherenANDRIES.indd 34
27-01-2010 12:02:53