Inhoud
1
2
3
Woord vooraf
17
Triage Wat is triage? Hoe dit boek te gebruiken Triage bij spoedgevallen Hoe urgent is de hulpvraag? Alarmsignalen, risicogroepen en contextuele factoren Alarmsignalen Risicogroepen Contextuele factoren
19 19 20 21 22 24 25 26 26
Acute duizeligheid Inleiding Hoe komt het? Ziekte van Ménière Aanvalsgewijze positieduizeligheid (BPPD) Duizeligheid bij bejaarden Draaiduizeligheid door CVA (cardiovasculair accident, beroerte) of hartaandoeningen Duizeligheid door psychische oorzaken Alarmsymptomen Spoed Geen spoed, maar wel binnen enkele uren Wat betekent dat voor de triage? Advies
29 29 29 30 30 31 31 32 32 32 33 33 33
Acute keelpijn Inleiding Hoe komt het?
35 35 35
1
Triage
1.1 Wat is triage? In de huisartsenpraktijk is triage het door de assistent beoordelen van de urgentie van de hulpvraag, dat wil zeggen dat de doktersassistent bepaalt met hoeveel spoed een patiënt (door de huisarts) gezien moet worden. Vervolgens bepaalt de doktersassistent de wijze waarop de klacht het beste kan worden behandeld en door wie die patiënt gezien moet worden: de huisarts, de praktijkondersteuner of de assistent zelf. Bij eenvoudige klachten geeft de assistent zelf voorlichting en advies Zoals in Triage, Klacht- en patiëntgerichte telefonische communicatie (door Derkx, Van Rooij), het andere deel van deze boekenreeks over triage, staat, gaat het bij telefonische triage om twee dingen: 1 de mate van urgentie bepalen. Dit betekent dat je telefonisch de ernst van een medisch probleem moet inschatten. Je zoekt daarbij naar antwoorden op vragen als: hoe ernstig is dit probleem? Hoe snel is nader onderzoek nodig? Is verdere behandeling nu of later nodig? 2 vervolgens moet je bepalen welke zorg verleend moet worden. Moet de patiënt meteen naar de praktijk of de huisartsenpost komen, stuur je een ambulance, kan het probleem wachten tot morgen? Je zou er nog aan toe kunnen voegen: bij wie geef je een afspraak – bij de huisarts of de praktijkondersteuner? Of geef je zelf advies? Om triage goed te kunnen verrichten heb je protocollen nodig. Die protocollen staan in de NHG-Telefoonwijzer. n hg-t elefoon wijzer
In de Telefoonwijzer staan protocollen aan de hand waarvan de doktersassistent kan bepalen met hoeveel spoed een klacht
20
medische achtergronden bij triage
Hoeveel spoed?
afgehandeld moet worden. Je kunt dit niet helemaal uit een boekje leren en om een goede inschatting te kunnen maken is oefening tijdens de opleiding vereist. Hier beperken we ons tot een aantal aanwijzingen hoe je met de NHG-Telefoonwijzer moet werken. De Triagecriteria vormen het belangrijkste onderdeel in de protocollen. Met de triagecriteria bekijkt de assistent met hoeveel spoed iemand geholpen moet worden. Het gaat om de volgende triagecriteria: x U1 = levensbedreigend: de huisarts moet direct naar de patiënt toe. Eventueel wordt al een ambulance ingeschakeld. x U2 = spoed: de patiënt moet binnen een uur worden beoordeeld. x U3 = dringend: de patiënt moet binnen enkele uren worden beoordeeld om medische of psychische redenen. x U4 = routine: er is geen tijdsdruk. Er is wel contact met de huisarts, maar er is geen tijdsdruk. ‘Contact met de huisarts’ kan ook een telefoontje zijn of eventueel via de assistent verlopen. Om te bepalen wat in een bepaalde situatie het juiste triagecriterium is, moet je vragen stellen aan de patiënt. In de NHG-Telefoonwijzer zie je onder het kopje ‘Vragen’ de vragen staan die je moet stellen om bij het juiste triagecriterium te komen. Zorg ervoor dat je in ieder geval de roodgekleurde vragen stelt. Als de hulpvraag van de patiënt niet in de triagecriteria U1 t/m U4 valt, mag je zelf advies geven. Die adviezen zie je staan op de linkerpagina van de NHG-Telefoonwijzer. Verder staat er op de rechterpagina nog korte achtergrondinformatie die je kunt gebruiken bij uitleg aan de patiënt. Om goed triage te kunnen verrichten moet je beschikken over voldoende achtergrondkennis van ziekten en aandoeningen. Daar helpt dit boek je bij.
1.2 Hoe dit boek te gebruiken Dit boek verschaft je de medische achtergrond bij de protocollen die in de NHG-Telefoonwijzer staan. Bij het bestuderen van dit boek moet je het desbetreffende protocol uit de NHG-Telefoonwijzer erbij nemen.
1 triage
Wat is het?
Alarmsymptomen
21
De hoofdstukken in dit boek hebben de volgende indeling: 1 In de paragraaf ‘Wat is het?’ wordt uitgelegd wat de klacht inhoudt en wat de oorzaken kunnen zijn. 2 In de paragraaf ‘Alarmsymptomen’ worden de eventuele alarmsymptomen genoemd. In deze paragraaf wordt ook vermeld bij welk alarmsymptoom een patiënt met spoed moet worden onderzocht of wanneer het onderzoek wat later kan plaatsvinden. Er wordt uitgelegd: x wanneer de situatie levensbedreigend is (komt overeen met U1); x wanneer de patiënt met spoed door de huisarts moet worden gezien (komt overeen met U2); x wanneer de patiënt binnen enkele uren moet worden gezien (komt overeen met U3); x wanneer een afspraak gemaakt moet worden, die wel even op zich kan laten wachten (komt overeen met U4). Deze indeling kun je vergelijken met de triagecriteria van de desbetreffende klacht in de NHG-Telefoonwijzer.
Wat betekent dat voor de triage?
3 Daarna komt in de paragraaf ‘Wat betekent dat voor de triage?’ aan de orde wat de aard van de klacht voor de triage betekent. Deze paragraaf bevat het doel van de triage bij de specifieke klacht. Kijk vervolgens in de NHG-Telefoonwijzer onder het kopje ‘Vragen’ om te zien welke vragen je moet stellen om tot de juiste urgentieclassificatie te komen. De hoofdstukken in dit boek verschaffen de medische achtergrond bij de telefoonprotocollen die in de NHG-Telefoonwijzer staan. Zo wordt het gemakkelijker om te snappen waarom je bepaalde vragen moet stellen.
1.3 Triage bij spoedgevallen
Spoedgevallen
In dit boek is de triage benaderd vanuit de situatie van alledag. In een huisartsenpraktijk komen relatief weinig spoedgevallen voor, maar áls ze gebeuren, juist dan moet de triage goed worden uitgevoerd. Met spoedgevallen bedoelen we in de context van dit boek de klachten die passen binnen U1 (levensbedreigend) of U2 (spoed). De meest voorkomende spoedgevallen zijn:
22
medische achtergronden bij triage x x x x x x x x
ongevallen; pijn op de borst; kortademigheid; acute buikpijn; plotselinge spraakstoornis of verlamming; bewusteloosheid; duizeligheid; hoge koorts.
Spoedgevallen kunnen levensbedreigend en/of orgaanbedreigend zijn. Een voorbeeld van een alarmsymptoom bij mogelijke orgaanbeschadiging is plotseling heftige pijn aan één oog. Dit kan wijzen op acuut glaucoom en kan leiden tot blindheid van dat oog. Een voorbeeld van een alarmsymptoom dat levensbedreigend én orgaanbedreigend is, is voortdurende drukkende pijn op de borst bij een oudere patiënt: de hartspier kan beschadigd worden door een hartinfarct. Om welk spoedgeval het ook gaat, je moet je via de telefoon een beeld vormen door de juiste vragen te stellen. De juiste vragen vind je in de NHG-Telefoonwijzer onder het kopje ‘Vragen’.
1.3.1
Hoe urgent is de hulpvraag?
Bij de triage ga je onder meer na of er sprake is van levensbedreigende aandoening. Als je weet dat er sprake is van een levensbedreigende aandoening, hoef je natuurlijk de rest van de vragen niet meer te stellen, want dat kost dan te veel tijd.
ABCD
Als je het vermoeden hebt dat er sprake kan zijn van een levensbedreigende aandoening, doe dan een check hoe erg het is. Daarvoor wordt vaak als instrument ABCD gebruikt. ABCD is de Engelse afkorting van: A Airway (luchtweg) B Breathing (ademhaling) C Circulation (bloedsomloop) D Disability (verminderd bewustzijn).
1 triage
23
Als je als assistent aan de telefoon de indruk krijgt dat het gaat om een levensbedreigende situatie, vraag dan naar ABCD om duidelijkheid te krijgen. A
Bij A (luchtweg)
− Kan er iets in mond of keel zitten? (Vaak heeft de assistent dit al gehoord van degene die belt). Als er iets in mond of keel zit, kan de assistent omstanders instructies geven hoe zij de ademwegobstructie kunnen verwijderen. Die instructies staan in de NHG-Telefoonwijzer. − Is er sprake van overmatig kwijlen? (Zie hoofdstuk 22 ‘Kortademigheid’, par. ‘Epiglottitis’.) − Neemt de patiënt een ongewone houding aan om lucht te krijgen? (Zie hoofdstuk 22 ‘Kortademigheid’, bijvoorbeeld bij par. ‘Epiglottitis’). B
Bij B (ademhaling)
(Zie ook hoofdstuk 22 ‘Kortademigheid’.) − Ademt de patiënt? Als de patiënt niet ademt, moet hij worden gereanimeerd. De assistent geeft omstanders instructies hoe zij te werk moeten gaan. Die instructies staan in de NHG-Telefoonwijzer. − Ademt hij oppervlakkig, snel, traag? − Hoe is de huidskleur van de patiënt? − Kreunt de patiënt bij het ademhalen? − Zijn er tekenen als neusvleugelen, intrekkingen in de hals? (Dat zijn tekenen dat het kracht kost om adem te krijgen). C
Bij C (bloedsomloop)
− Voelt u pols of halsslagader? Als er geen pols of halsslagader voelbaar is, moet de patiënt worden gereanimeerd. De assistent geeft de omstanders instructies hoe zij te werk moeten gaan. Die instructies staan in de NHG-Telefoonwijzer. − Hoe is de huidskleur van de patiënt? − Is er een vlekkerige huid? Zo ja, waar? − Is er bloedverlies? Zo ja, hoeveel?
24
medische achtergronden bij triage
D
Bij D (verminderd bewustzijn) x x x
Contact met de beller
Is de patiënt bij bewustzijn? Hoe reageert hij op aanspreken? Is het gedrag anders dan normaal? (Sufheid en slaperigheid kunnen wijzen op verminderd bewustzijn.)
Wanneer er levensgevaar bestaat, houdt de assistent contact met de beller, totdat de huisarts of ambulance arriveert. De beller mag de patiënt niet uit het oog verliezen. De assistent geeft de volgende informatie aan de huisarts en ambulance: x leeftijd, geslacht, naam en adres; x klacht, probleem en urgentie; x informatie over: − A luchtweg; − B ademhaling (normaal, moeizaam, stikt); − C bloedsomloop (shockverschijnselen); − D bewustzijn (bij bewustzijn of niet, hoe lang al); x instructies die de beller kreeg.
1.4 Alarmsignalen, risicogroepen en contextuele factoren In dit boek wordt onder het kopje ‘Alarmsymptomen’ vermeld met hoeveel spoed de huisarts de patiënt moet zien. Met behulp van de triagecriteria in de NHG-Telefoonwijzer kan de assistent dat inschatten. Soms is het niet meteen duidelijk of het om een spoedgeval gaat of niet. We geven een voorbeeld.
Praktijksituatie De vader van Jochem belt. Jochem is 2 jaar. De vader zegt: ‘Jochem is niet lekker. Hij heeft wat koorts, 38,5°C, sinds vannacht. Wat kunnen we het beste doen?’ Je vraagt:’ Jochem is niet lekker, begrijp ik uit uw woorden. Kunt u mij daar wat meer over vertellen?’ (Uitleg: het is handig om in het begin van het gesprek, de intakefase, open vragen te stellen. Dan krijgt de assistent zoveel mogelijk informatie, zie ook ‘Triage, Klacht- en patiëntgerichte telefonische communicatie’ door Derkx en
1 triage
25
Van Rooij.) De vader vertelt dat Jochem wel speelt net als anders, maar wat uit zijn humeur is. Je vat het relaas van de vader samen en pakt ondertussen het protocol ‘Koorts kind’ uit de NHG-Telefoonwijzer. Je stelt de rode vragen uit het protocol. Jochem maakt geen erg zieke indruk, er zijn geen vlekjes of puntbloedingen. Dan stap je over op de andere vragen. De vader denkt dat Jochem geen oorpijn heeft, Jochem hoest niet en geeft niet over. Je geeft de adviezen die in het protocol staan vermeld en zegt dat de vader gerust terug mag bellen als Jochem erger ziek wordt. Aan het begin van de middag belt de vader weer. Hij is erg ongerust. Jochem huilt aan een stuk door en zijn vader kan hem niet troosten. De koorts is in die paar uur opgelopen tot 41,2°C. Jij schrikt ook. Je zegt dat je onmiddellijk gaat overleggen met de huisarts en dat de vader binnen korte tijd wordt teruggebeld. Je overlegt de toestand van Jochem met de huisarts: je vertelt dat de vader voor de tweede keer belde, dat er een snelle verslechtering is van de conditie en dat je een niet-pluisgevoel hebt. De huisarts besluit meteen te gaan kijken bij Jochem. Als de huisarts terugkomt, zegt hij dat hij Jochem heeft laten opnemen in het ziekenhuis. Later bleek dat Jochem meningitis had. Het is gelukkig allemaal goed afgelopen, maar Jochem is heel erg ziek geweest.
1.4.1 Alarmsignalen
Alarmsignalen
Bij Jochem was er een snelle verslechtering van de conditie. Dat is geen goed teken. Als zoiets gebeurt, valt de urgentie hoger uit dan je aanvankelijk dacht. Dat betekent meestal dat je voor deze patiënten toch een afspraak of een visite op korte termijn regelt. Behalve snelle verslechtering van de conditie zijn er nog andere omstandigheden die de urgentie hoger kunnen doen uitvallen, bijvoorbeeld: − als een patiënt voor de tweede keer belt over dezelfde klacht; − als de patiënt hevige pijn heeft, of angstig of onrustig is; − als jij als assistent een niet-pluisgevoel hebt.
26
medische achtergronden bij triage
1.4.2 Risicogroepen
1.4.3
Risicogroepen
Ook bij andere patiënten ben je extra voorzichtig, bijvoorbeeld met oude mensen en jonge kinderen (jonger dan drie maanden). Deze leeftijdsgroepen zijn immers kwetsbaar. Dat kan betekenen dat hun weerstand minder is dan die van mensen in de kracht van hun leven. Chronisch zieken van elke leeftijd hebben een verminderd afweervermogen. Chronisch zieken zijn bijvoorbeeld patiënten met diabetes, astma of COPD, afwijkingen aan de coronaire vaten, nierfunctiestoornissen, kanker of aids. Ook patiënten die bijvoorbeeld chemotherapie of bestralingen ondergaan of corticosteroïdentabletten gebruiken, hebben een verminderde weerstand. Wat betekent het concreet, dat je bij deze patiënten extra voorzichtig bent? Bijvoorbeeld dat je deze patiënten toch een afspraak geeft of verwijst naar het telefonisch spreekuur, ook al heb je uit de NHGTelefoonwijzer geconcludeerd dat je zelf adviezen kunt geven. Contextuele factoren
Contextuele factoren hebben te maken met de omstandigheden rond de klacht of rond de patiënt. Bijvoorbeeld: x duur van de klachten en het verloop. Als klachten erg lang duren of snel verergeren, betekent dat dat er iets geregeld moet worden, ook al ging het aanvankelijk om iets eenvoudigs. x andere ziekten of medicijngebruik. Zoals we al schreven in paragraaf 1.4.2 ben je voorzichtig met chronisch zieken of patiënten die bijvoorbeeld chemotherapie hebben of bepaalde medicijnen gebruiken. x communicatieproblemen of onduidelijke hulpvraag. Als je patiënten aan de telefoon hebt die niet goed Nederlands spreken of niet goed begrijpen wat je zegt, kunnen er eerder problemen ontstaan. De combinatie van ongerustheid en niet snappen wat jij zegt, kan ervoor zorgen dat de patiënt boos reageert uit frustratie. In een dergelijke situatie kun je niet goed triage verrichten, waardoor de kans op het maken van fouten groter wordt. In die gevallen regel je eerder een afspraak, zodat de huisarts rustig met de patiënt kan praten. x ontbrekende mantelzorg. Zie de praktijksituatie.
1 triage
27
Praktijksituatie Mevrouw Janssen, 85 jaar, belt. Je weet dat ze alleen woont. Dat gaat nét: over het algemeen gaat het goed en kan mevrouw Janssen goed voor zichzelf zorgen, maar het is een wankel evenwicht. Er moet bijvoorbeeld niet iets gebeuren waardoor zij minder mobiel is, want dan kan ze niet langer voor zichzelf zorgen. Mevrouw Janssen belt je om te vertellen dat ze net van de trap is gegleden. ‘Niet erg, hoor,’ zegt ze, ‘het waren maar vier treden en ik kan me nog goed bewegen. Ik heb echter wel een wond aan mijn been. Die bloedt een beetje.’ Eerst vraag je haar wat meer over die val te vertellen om erachter te komen onder welke omstandigheden ze van de trap is gegleden. Was ze misschien duizelig of voelde ze zich niet lekker? Mevrouw Janssen blijkt gevallen te zijn vanwege een losse roe. ‘Stom,’ zegt mevrouw Janssen, ‘had al lang gerepareerd moeten zijn.’ Dan vraag je naar de wond. Het lijkt een schaafwond die ontstond door contact met de muur. Niet erg, dus. Maar de wond moet wel verbonden worden.
Ondanks dat het beslist geen spoedgeval is, gaat de huisarts in deze casus – na overleg met jou – tussen de middag een visite maken. Hij neemt verbandmiddelen mee. Als je bij oude mensen of chronisch zieken weet dat ze niemand hebben die voor hen zorgt, regel je over het algemeen eerder een afspraak of een visite dan bij patiënten die niet alleen door het leven hoeven.
6
medische achtergronden bij triage
Alarmsymptomen Geen spoed, maar wel binnen enkele uren Contact met de huisarts Wat betekent dat voor de triage? Advies bij milde keelontsteking Vangnetadvies
35 37 38 38 38 39
4
Allergische rinitis/hooikoorts Inleiding Hoe komt het? Kruisovergevoeligheid Erfelijke aanleg Andere oorzaken van de klachten Wat betekent dat voor de triage? Spoed Afspraak maken Advies
41 41 41 42 42 42 43 43 43 43
5
Bewusteloosheid Inleiding Hoe komt het? Bewusteloosheid door zuurstoftekort Geen bloedcirculatie meer of gestoorde bloedcirculatie Bewusteloosheid door glucoseproblemen Bewusteloosheid door gestoorde hersenfunctie Andere oorzaken Alarmsymptomen Wat betekent dat voor de triage?
47 47 47 48 49 50 52 53 53 54
Bloedneus Inleiding Hoe komt het? Alarmsymptomen Spoed Afspraak maken Wat betekent dat voor de triage? Advies Vangnetadvies
55 55 55 56 56 57 57 57 58
6
7
inhoud
7
Buikpijn bij kinderen Inleiding Hoe komt het? Alarmsymptomen Spoed Geen spoed, maar wel binnen enkele uren Afspraak maken, maar geen spoed Wat betekent dat voor de triage?
59 59 59 62 63 63 63 63
8
Buikpijn bij volwassenen Inleiding Hoe komt het? Buikpijn door afwijkingen in de darmen Buikpijn door andere oorzaken Alarmsymptomen Levensbedreigend Spoed Geen spoed, maar wel binnen enkele uren Ook afspraak maken, maar geen haast Wat betekent dat voor de triage? Advies Vangnetadvies
65 65 65 65 70 74 75 75 75 75 76 76 77
9
De (anticonceptie)pil Inleiding Hoe werkt de pil? Soorten combinatiepillen Wat betekent dat voor de triage? Pil(len) vergeten Ziek zijn en de pil Wanneer beginnen met de pil na bevalling?
79 79 79 80 81 82 85 85
10
Diarree Inleiding Hoe komt het? Opletten Geen spoed, maar wel binnen enkele uren Afspraak maken of overleggen Wat betekent dat voor de triage?
87 87 87 89 89 90 90
8
medische achtergronden bij triage
Advies Vangnetadvies Reizigersdiarree
91 92 93
11
Dik, rood been Inleiding Hoe komt het? Alarmsymptomen Spoed Geen spoed, maar wel binnen enkele uren Afspraak maken Wat betekent dat voor de triage?
95 95 95 97 97 97 98 98
12
Goed voorbereid op (verre) reis Inleiding Wat is het? Jetlag Reizigersdiarree Hoogteziekte Verkeersongevallen Infectieziekten door insecten Infectieziekten door vervuild oppervlaktewater Geslachtsziekten Reizen en zwanger Met jonge kinderen op reis Reizen en chronisch ziek Reizigersspreekuur
99 99 99 99 100 101 102 102 103 103 104 104 104 104
13
Griep-/Influenza-epidemie Inleiding Hoe komt het? Complicaties Wat betekent dat voor de triage? Spoed Geen spoed, maar wel binnen enkele uren Advies Griepprik (Niet) ziek van de griepprik Griepvaccinatiecampagne
107 107 107 108 108 109 109 109 111 112 112
9
inhoud
14
Hartkloppingen Inleiding Hoe komt het? Alarmsymptomen Levensbedreigend Spoed Geen spoed, maar wel binnen enkele uren Afspraak maken Wat betekent dat voor de triage? Advies
115 115 115 120 120 120 120 121 121 121
15
Heesheid Inleiding Hoe komt het? Wat betekent dat voor de triage? Advies Vangnetadvies
123 123 123 124 125 125
16
Hoesten Inleiding Hoe komt het? Hoest die niet onschuldig is Astma Alarmsymptomen Spoed Geen spoed, maar wel binnen enkele uren Ook opletten Wat betekent dat voor de triage? Advies
127 127 127 128 129 131 131 132 132 132 133
17
Hoofd- en schaamluis Inleiding Wat is het? Onderzoek Wat betekent dat voor de triage? Advies
135 135 135 136 136 137
18
Hoofdpijn Inleiding Hoe komt het?
139 139 139
10
medische achtergronden bij triage
Alarmsymptomen Spoed Geen spoed, maar wel binnen enkele uren Afspraak maken Wat betekent dat voor de triage? Advies
142 142 142 143 143 143
19
Kinderen met koorts Inleiding Hoe komt het? Alarmsymptomen Naar de kinderarts Alarmsymptomen koorts Spoed Geen spoed, maar wel binnen enkele uren Afspraak maken Wat betekent dat voor de triage? Advies Temperatuur meten Visite of consult Vangnetadvies
145 145 145 145 147 147 148 148 148 149 149 149 150 150
20
Kinderen met koorts en vlekjes Inleiding Hoe komt het? Besmettelijkheid Alarmsymptomen Spoed Geen spoed, maar wel binnen enkele uren Wat betekent dat voor de triage? Advies Andere adviezen Vangnetadvies
151 151 151 154 155 155 156 156 157 157 157
21
Koortslip Inleiding Hoe komt het? Alarmsymptomen Wat betekent dat voor de triage? Advies
159 159 159 160 161 161
11
inhoud
22
Kortademigheid Inleiding Hoe komt het? Kortademigheid door ziekte van de luchtwegen Kortademigheid door hartfalen Alarmsymptomen Levensbedreigend Spoed Geen spoed, maar wel binnen enkele uren Afspraak maken Wat betekent dat voor de triage? Advies
163 163 163 164 170 171 171 172 172 172 173 173
23
Last van de maag Inleiding Hoe komt het? Maagklachten zonder duidelijke oorzaak Refluxklachten Ulcusklachten Medicijnen Alarmsymptomen Spoed Geen spoed, maar wel op korte termijn Wat betekent dat voor de triage? Advies Vangnetadvies
175 175 175 175 176 176 177 178 178 179 179 179 180
24
Neusverkoudheid en rinosinusitis Inleiding Hoe komt het? Alarmsymptomen Ook opletten Geen spoed, maar wel binnen enkele uren Afspraak maken Wat betekent dat voor de triage? Advies
181 181 181 182 182 183 183 183 184
25
Obstipatie Inleiding Hoe komt het?
187 187 187
12
medische achtergronden bij triage
Oorzaken Alarmsymptomen Spoed Wat betekent dat voor de triage? Advies Vangnetadvies
188 188 188 189 190 190
26
Oogklachten Inleiding Hoe komt het? Rood oog Andere aandoeningen Alarmsymptomen Spoed Geen spoed, maar wel binnen enkele uren Afspraak maken Wat betekent dat voor de triage? Advies Vangnetadvies
191 191 191 192 196 198 198 199 199 199 200 200
27
Otitis media acuta (middenoorontsteking) Inleiding Hoe komt het? Alarmsymptomen Spoed Geen spoed, maar wel binnen enkele uren Afspraak maken Wat betekent dat voor de triage? Advies Vangnetadvies
203 203 203 204 204 204 205 205 206 207
28
Pijn op de borst Inleiding Hoe komt het? Pijn op de borst door het hart of de kransslagaders Pijn op de borst door longziekten Pijn op de borst door andere oorzaken Alarmsymptomen Levensbedreigend Spoed
209 209 209 209 213 214 215 216 216
13
inhoud
Geen spoed, maar wel binnen enkele uren Afspraak maken Wat betekent dat voor de triage? Advies bij hyperventilatie
216 217 217 217
29
Plotseling onwel na een injectie of wespensteek Inleiding Hoe komt het? Plotseling onwel na een wespensteek Plotseling onwel na een injectie Alarmsymptomen Levensbedreigend Spoed Geen spoed, maar wel binnen enkele uren Afspraak maken Wat betekent dat voor de triage?
219 219 219 220 221 222 222 222 222 223 223
30
Plotselinge spraakstoornis of verlamming Inleiding Hoe komt het? Alarmsymptomen Levensbedreigend Spoed Geen spoed, maar wel binnen enkele uren Wat betekent dat voor de triage? Advies
225 225 225 229 229 229 230 230 230
31
Rugpijn Inleiding Hoe komt het? Alarmsymptomen Spoed Geen spoed, maar wel binnen enkele uren Wat betekent dat voor de triage? Advies Vangnetadvies
231 231 231 232 234 234 234 235 236
32
Sportongevallen Inleiding Hoe komt het?
237 237 237
14
medische achtergronden bij triage
Alarmsymptomen Spoed Geen spoed, maar wel binnen enkele uren Wat betekent dat voor de triage? Advies
242 242 242 242 243
33
Teken Inleiding Wat is een teek? Opletten Wat betekent dat voor de triage? Advies
245 245 245 245 246 246
34
Urineweginfecties Inleiding Hoe komt het? Alarmsymptomen Wat betekent dat voor de triage? Advies
249 249 249 250 251 252
35
Vaginale afscheiding Inleiding Hoe komt het? Alarmsymptomen Wat betekent dat voor de triage? Advies
255 255 255 256 257 257
36
Vergiftigingen Inleiding Hoe komt het? Alarmsymptomen Levensbedreigend Spoed Wat betekent dat voor de triage? Advies
259 259 259 263 263 263 264 264
37
Verwardheid Inleiding Hoe komt het? Alarmsymptomen
265 265 265 270
15
inhoud
38
Levensbedreigend Spoed Geen spoed, maar wel binnen enkele uren Wat betekent dat voor de triage? Advies
271 271 271 271 272
Wormen Inleiding Om welke wormen gaat het? Symptomen Wat betekent dat voor de triage? Naar de praktijk Advies Vangnetadvies
273 273 273 274 275 275 276 277
Register
279