Inhoud
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16.
Wat is geld? 7 Geld de maat nemen 35 Economische waarde: een Egeïsche uitvinding 54 Financiële soevereiniteit en monetaire wederopstanding 70 De geboorte van de welgestelde klasse 85 Het verschil tussen Warren Buffett en ninja’s 99 De herziening van het monetaire stelsel 112 De economische erfenis van John Locke 125 Geld in Wonderland 140 Strategieën van de sceptici 154 Structurele oplossingen 170 Hamlet zonder prins, of hoe de economie het geld vergeten is 190 En waarom dat een probleem is 211 Hoe we van sprinkhanen bijen kunnen maken 228 Hard ingrijpen is het veiligst 249 Geld is een serieuze zaak 264
Noten 281 Bibliografie 311 Lijst van illustraties 319 Dankwoord 321 Register 323
wat is geld?
1. Wat is geld?
Met uitzondering van economen weet iedereen wat ‘geld’ betekent, en zelfs een econoom kan het in ongeveer een hoofdstuk omschrijven... A.H. Quiggin, A Survey of Primitive Money: The Beginnings of Currency, p. 1
het eil and met geld van steen Het eiland Yap, in de Stille Oceaan, was aan het begin van de twintigste eeuw een van de meest afgelegen en ontoegankelijke bewoonde plaatsen van de wereld. Het idyllische, subtropische paradijs, dat deel uitmaakt van een piepkleine archipel die negen graden ten noorden van de evenaar ligt en ruim vierhonderd kilometer verwijderd is van zijn naaste buurman Palau, wist tot de laatste decennia van de negentiende eeuw niets van de wereld buiten Micronesië. Er was weliswaar kortstondig contact met het Westen geweest nadat een groepje onverschrokken katholieken in 1731 een kleine basis op het eiland had gevestigd, maar toen het bevoorradingsschip van de missionarissen een jaar later terugkwam, bleek het met palmbomen begroeide eiland geen vruchtbare bodem voor het christelijke geloof te zijn. De gehele missie was een paar maanden eerder uitgemoord door plaatselijke heidense medicijnmannen, die duidelijk niet op concurrentie van de Heilige Schrift zaten te wachten. Daarna was Yap weer honderdveertig jaar aan zichzelf overgeleverd. Pas in 1869 werd dankzij de Duitse handelsfirma Godeffroy & Sohn de eerste Europese handelspost in de Yap-archipel gevestigd. De Duitsers wisten niet alleen aan executie te ontkomen, maar maakten zelfs winst. Het nieuws van hun aanwezigheid bereikte de Spanjaarden, die zichzelf
8
geld: de onge au tor iseer de biogr afie
op grond van hun koloniale bezittingen in de Filipijnen – een luttele 1200 kilometer ten westen van Yap – zagen als de natuurlijke bewindvoerders van dit gedeelte van Micronesië. Ze eisten de eilanden op en meenden de zaak definitief geregeld te hebben toen ze in de zomer van 1885 een huis op Yap bouwden en er een gouverneur installeerden. Maar ze hadden geen rekening gehouden met de vasthoudendheid van Duitsland onder Bismarck als het op buitenlands beleid aankwam. Geen eiland was zo klein of lag zo ver weg dat het te min was voor de aandacht van het keizerlijke ministerie van Buitenlandse Zaken als dat ook maar iets kon bijdragen aan de macht van Duitsland. Yap werd het onderwerp van een internationaal geschil. Uiteindelijk werd de kwestie – en dat was gezien de voorgeschiedenis een tikje ironisch – aan de paus voorgelegd, die de politieke macht aan Spanje gaf, maar Duitsland alle commerciële rechten toekende. Maar de IJzeren Kanselier lachte het laatst. Nog geen vijftien jaar later had Spanje na een oorlog met de Verenigde Staten de heerschappij over de Filipijnen verloren en waren alle Spaanse ambities in de Stille Oceaan versnipperd. In 1899 verkocht Spanje Yap voor 3,3 miljoen dollar aan Duitsland. De opname van Yap in het Duitse Rijk had een groot voordeel, want deze ontwikkeling bracht een interessant en uiterst ongebruikelijk monetair systeem onder de aandacht van de wereld. Of specifieker: het was de aanleiding voor een bezoek van de briljante, excentrieke jonge Amerikaanse avonturier William Henry Furness iii. Deze Furness, zoon van een vooraanstaande familie uit New England, had medicijnen gestudeerd, maar had zich later op de antropologie toegelegd. Hij had naam gemaakt met een populair verslag van zijn reizen naar Borneo. In 1903 verbleef hij twee maanden op Yap. Twee jaar later publiceerde hij een uitgebreide studie over de fysieke en sociale kenmerken van het eiland.1 Hij was onmiddellijk onder de indruk van het feit dat Yap veel geïsoleerder en ongerepter was dan Borneo. Hoewel het een klein eiland was met slechts een paar duizend inwoners – ‘je kunt de hele lengte en breedte in een dag afleggen,’ schreef Furness – bleek de maatschappij van Yap verbazend complex. Er was een kastenstelsel met onder meer een slavenstam, en er waren speciale verenigingshuizen die bewoond werden door de leden van gilden van vissers of krijgers. Er was een rijke traditie van dans en muziek, waarover
wat is geld?
9
Furness met veel genoegen rapporteerde. Er was – zoals de missionarissen tot hun schade en schande hadden ondervonden – een springlevende plaatselijke godsdienst, compleet met een complexe ontstaansmythe die de oorsprong van de bevolking van Yap lokaliseert in een gigantische, aan drijfhout vastzittende rankpootkreeft. Maar de meest opvallende eigenaardigheid van de samenleving van Yap was zonder twijfel het plaatselijke monetaire stelsel. De economie van Yap was niet echt ontwikkeld te noemen. Er werden maar drie producten verhandeld: vis, kokosnoten en – Yaps enige luxeproduct – zeekomkommers. Andere verhandelbare goederen waren er niet; er was geen landbouw en er was amper kunstnijverheid; de enige tamme dieren waren varkens en, sinds de komst van de Duitsers, een paar katten. Een simpelere, meer geïsoleerde economie was nergens te vinden. Furness verwachtte onder die prehistorische omstandigheden alleen ruilhandel aan te treffen. Sterker nog, in ‘een land waar voedsel en drank en kant-en-klare kleding aan de bomen groeien en zomaar voor het grijpen liggen, leek het me niet uitgesloten dat zelfs ruilhandel een overbodige verfijning zou zijn’.2 Maar hij had zich vergist. Yap bleek juist een hoog ontwikkeld geldsysteem te hebben. Dat kon Furness onmogelijk ontgaan. Hij moet de extreem ongebruikelijke munten al gezien hebben zodra hij op het eiland arriveerde. Deze fei waren ‘grote, dikke, zware, ronde stenen, in diameter variërend van 30 centimeter tot 3 meter, met in het midden een gat waarvan de grootte gerelateerd is aan de afmetingen van de steen en waarin een paal kan worden gestoken die groot en sterk genoeg is om het gewicht te dragen, en die het vervoer van de steen mogelijk maakt’.3 Dit stenen geld was afkomstig van een groeve op het eiland Babelthuap, dat zo’n 450 kilometer verderop ligt, in Palau. Het was, zo werd gezegd, al lang geleden naar Yap gebracht. De waarde van de munten hing voornamelijk af van hun formaat, maar ook van andere factoren, zoals de fijnheid van de textuur en de kleur van het kalksteen (hoe witter, hoe beter). Aanvankelijk geloofde Furness dat deze bizarre vorm van valuta gekozen was vanwege en niet ondanks de buitengewone onhandigheid ervan: ‘Als je vier sterke mannen nodig hebt om geld ter waarde van een varken te stelen, is diefstal een tamelijk ontmoedigende bezigheid. Zoals te
10 4
de onge auBi tor iseer Money: Thgeld: e Unauth o r i s ed o gr a phyde biogr afie
The stone currency of Yap as photographed by William Henry Furness III
Het stenen geld in van1903, Yap,with gefotografeerd doortrees William Henry Furness iii people and palm for scale. in 1903, met mensen en palmbomen voor de schaal.
a pig, burglary cannot but prove a somewhat disheartening occupa-
4 verwachten valt, komt‘Adiefstal fei vrijwel niet voor. In de van tion’, he ventured. s may van be supposed, thefts of fei areloop almost de tijd merkte Furness op dat de fei zelden fysiek vervoerd werden. Er unknown.’4 But as time went on, he observed that physical transwerden talloze verricht, maar schulden die in datfact opleverde portation of transacties fei from one house to de another was rare. werden doorgaans tegen elkaar weggestreept, en saldi bleven openstaan Numerous transactions took place – but the debts incurred were in afwachting van toekomstige transacties. Zelfs als men vond dat zo’n typically just offset against each other, with any outstanding balance openstaande schuld moest worden betaald, gingen de fei niet in andere carried forward in expectation of some future exchange. Even when handen over. ‘Een opvallend kenmerk van deze stenen valuta,’ schreef open balances were felt to require settlement, it was not usual for Furness, ‘is dat het voor de eigenaar niet noodzakelijk is zich deze toe te fei to be physically exchanged. ‘The noteworthy feature of this eigenen. Als hij een koop heeft gesloten waarbij een fei betrokken is die stone currency,’ wrote Furness, ‘is that it is not necessary for its niet makkelijk kan worden verplaatst, heeft de nieuwe eigenaar genoeg owner to reduce it to possession. After concluding a bargain which aan de onderlinge afspraak dat de munt voortaan van hem is. De overinvolves the price of a fei too large to be conveniently moved, its dracht wordt op geen enkele manier verduidelijkt en de munt blijft op het new owner is quite content to accept the bare acknowledgement land van de vorige eigenaar liggen.’5 of ownership and without so much as a mark to indicate the Toen Furness zijn verbazing uitsprak over dit aspect van het monetaire exchange, the coin remains undisturbed on the former owner’s systeem van5 Yap, kreeg hij van zijn gids een nog verrassender verhaal te premises.’ horen:
372EE_tx.indd 4
30/04/2013 15:27
wat is geld?
11
Er was in een nabijgelegen dorp een familie waarvan de rijkdom door niemand in twijfel werd getrokken. Toch had niemand die rijkdom ooit gezien of aangeraakt; ook de familie zelf niet. Die rijkdom bestond uit een kolossale fei, waarvan de afmetingen alleen door overlevering bekend waren. De munt lag al twee of drie generaties op de bodem van de zee!6
Het bleek dat deze fei talloze jaren geleden verloren was gegaan toen het schip tijdens de overtocht vanaf Babelthuap was gezonken. Niettemin... was iedereen het erover eens dat het verlies van de munt een onbeduidend detail was en dat het feit dat deze een paar honderd meter uit de kust lag niets behoorde af te doen aan de verhandelbare waarde van de munt [...] De steen had dezelfde koopkracht als wanneer hij tegen het huis van zijn eigenaar geleund stond en vertegenwoordigde geld op dezelfde potentiële manier als het opgepotte, inactieve goud van een vrek in de middeleeuwen, of als onze eigen zilveren dollars die zijn opgeslagen in de Treasury in Washington, geld dat we nooit zien of aanraken, maar waarmee we handeldrijven op grond van papieren certificaten die beweren dat ze daar liggen.7
Toen het in 1910 werd gepubliceerd, leek het onwaarschijnlijk dat Furness’ buitenissige reisverslag ooit onder de aandacht van economen zou komen. Maar uiteindelijk bereikte een exemplaar de redactie van het in opdracht van de Royal Economic Society uitgegeven tijdschrift Economic Journal, waar het werd besproken door een jonge, in Cambridge afgestudeerde econoom die tijdens de Eerste Wereldoorlog gedetacheerd was bij het ministerie van Financiën, een zekere John Maynard Keynes. De man die in de volgende twee decennia een omkering teweeg zou brengen in de manier waarop de wereld naar geld en financiën keek, was verbijsterd. Furness’ boek, schreef hij, ‘heeft ons in contact gebracht met een volk dat filosofischer over geld nadenkt dan enig ander volk. Met betrekking tot het beheer van onze goudreserves zouden we veel kunnen leren van de logische manier waarop de inwoners van Yap met hun geld omgaan.’8 Hoe het zomaar kon dat de belangrijkste econoom van de twintigste eeuw geloofde dat het monetaire systeem van Yap belangrijke, universele lessen bevatte, is het onderwerp van dit boek.
12
geld: de onge au tor iseer de biogr afie
t w ee zielen, één gedachte Wat is geld, en waar komt het vandaan? Die twee vragen stelde ik een paar jaar geleden onder het genot van een drankje aan een oude vriend, een succesvolle ondernemer met een florerend bedrijf in de financiële dienstverlening. Hij antwoordde met een bekend verhaal. In vroeger tijden was er nog geen geld, alleen ruilhandel. Als mensen iets nodig hadden wat ze zelf niet konden produceren, moesten ze iemand vinden die het had en bereid was het te ruilen voor wat het ook maar was dat ze wel produceerden. Dat was natuurlijk geen efficiënt systeem. Je moest iemand zien te vinden die precies had wat jij nodig had en die behoefte had aan wat jij had; de twee behoeften moesten zich ook nog eens tegelijkertijd voordoen. Logisch dus dat op een gegeven moment het idee ontstond om iets te kiezen wat als ruilmiddel kon fungeren. Dat kon in principe alles zijn, zolang men het er maar over eens was dat het een algemeen aanvaard betaalmiddel was. In de praktijk viel de keuze meestal op goud en zilver, want die edele metalen zijn duurzaam, smeedbaar, draagbaar en zeldzaam. Maar hoe de keuze ook uitviel, het product was vanaf dat moment niet alleen begeerlijk om zichzelf, maar ook omdat het gebruikt kon worden om andere dingen te kopen en rijkdom op te slaan voor de toekomst. Dat product was dus geld; en zo ontstond het. Het is een simpel en sterk verhaal. Zoals ik mijn vriend uitlegde, heeft deze theorie over de aard en oorsprong van geld een stokoude en eminente stamboom. Een versie van dit verhaal is te vinden in Aristoteles’ Politica, de eerste verhandeling over het onderwerp in de gehele westerse canon.9 Het is ook de theorie die ontwikkeld werd door John Locke, de vader van het klassieke politieke liberalisme, in zijn Tweede verhandeling over het staatsbestuur.10 En om het nog mooier te maken is het – bijna letterlijk zelfs – de theorie die Adam Smith propageert in zijn The Wealth of Nations, het boek dat als het fundament van de moderne economie kan worden beschouwd: Maar toen de arbeidsdeling zijn intrede deed, moet de praktische uitvoering van de ruilhandel veel stroeve en vervelende situaties hebben opgeleverd [...] De slager heeft meer vlees in zijn winkel dan hij zelf kan eten, en de brouwer
wat is geld?
13
en de bakker willen allebei graag een gedeelte van zijn voorraad kopen. Maar ze kunnen behalve het resultaat van hun eigen dagelijkse inspanningen niets als ruilmiddel aanbieden, en de slager heeft al meer brood en bier dan hij op korte termijn kan consumeren [...] Om dergelijke situaties te vermijden moet ieder verstandig mens in alle perioden van de geschiedenis sinds de arbeidsdeling een feit is geworden zijn best hebben gedaan om zijn zaken zo te regelen dat hij, afgezien van het specifieke product dat hij zelf voortbracht, een hoeveelheid bezat van de een of andere grondstof waarvan hij redelijkerwijs kon aannemen dat de meeste andere mensen het niet zouden weigeren als het hun werd aangeboden in ruil voor het product van hun eigen nijverheid.’11
Smith deelde zelfs het agnosticisme van mijn vriend over welke grondstof gekozen zou worden om als geld dienst te doen: Talloze verschillende waren zijn voor dit doel eerst overwogen en later gebruikt. In minder verfijnde historische tijden, zo wordt gezegd, was vee het meest gangbare handelsinstrument [...] In Abessinië schijnt zout als ruilmiddel te worden gebruikt; in sommige Indiase kuststreken gebruikt men een schelpensoort; in Newfoundland is het gedroogde kabeljauw; tabak in Virginia; suiker in een aantal van onze West-Indische koloniën; en in weer andere landen huiden of leer; en mij wordt verzekerd dat er tot op de dag van vandaag een dorpje in Schotland bestaat waar werklui de bakkerswinkel of een herberg niet met geld, maar met spijkers in de zak bezoeken.12
Net als mijn vriend geloofde ook Smith dat goud, zilver en andere metalen over het algemeen de meest logische keuzes waren: Maar in alle landen lijkt men op grond van onweerstaanbare redenen te hebben besloten de voorkeur te geven aan metalen. Die zijn niet alleen duurzamer en minder bederfelijk dan andere waren, maar daarnaast kunnen ze zonder dat er verlies optreedt in ieder gewenst aantal porties worden opgedeeld, waarna die delen gemakkelijk ook weer kunnen worden samengevoegd. Dat is een eigenschap die geen enkele andere houdbare grondstof bezit en die metalen geschikt maakt voor gebruik als circulerend ruilmiddel.13
14
geld: de onge au tor iseer de biogr afie
Ik vertelde mijn vriend dat hij trots mocht zijn. Zonder een economische opleiding was hij bij dezelfde theorie uitgekomen als de grote Adam Smith. Maar daarmee is niet het hele verhaal verteld, legde ik hem uit. Want deze theorie over de oorsprong en aard van geld is geen historisch curiosum, zoals het geocentrisme van Ptolemaeus: enkele verouderde veronderstellingen die allang door moderne theorieën zijn voorbijgestreefd. Integendeel, deze theorie staat tot op de dag van vandaag in vrijwel alle gangbare boeken over economie.14 De belangrijke ideeën achter de theorie vormden het fundament voor een immense hoeveelheid theoretisch en empirisch onderzoek dat de afgelopen zestig jaar naar monetaire vraagstukken is gedaan. De theorie heeft de basis gelegd voor de tak van de economie – macro-economie – die economische hausses en baisses probeert te verklaren en aanbevelingen formuleert over hoe we de conjunctuur kunnen beheersen met behulp van overheidsuitgaven en aanpassingen van de rentepercentages. De ideeën van mijn vriend bleken niet alleen door de geschiedenis bevestigd te worden; ze vormen nog altijd de heersende theorie over geld, voor zowel leken als experts. Mijn vriend blaakte inmiddels van zelfvertrouwen. ‘Ik wist al dat ik briljant was,’ zei hij met karakteristieke bescheidenheid, ‘maar ik vind het verbazend dat een amateurtje als ik zomaar op het niveau zit van de knapste koppen uit de geschiedenis van de economie zonder dat ik er ooit over heb nagedacht. Bekruipt jou dan niet een beetje het gevoel dat je je tijd verspild hebt door zo hard te studeren?’ Ik gaf toe dat het enigszins onrustbarend was. Maar niet omdat hij zonder enige economische voorkennis die theorie had bedacht. Integendeel. Het punt was dat mensen met een jarenlange opleiding deze theorie eindeloos herkauwen. Want de theorie heeft, al lijkt deze nog zo eenvoudig en instinctief correct, een groot nadeel. Er klopt geen snars van.
economie uit het stenen tijdper k? John Maynard Keynes had het bij het rechte eind over Yap. William Henry Furness’ beschrijving van het merkwaardige stenen geld lijkt op het eerste gezicht niets meer te zijn dan een curieuze voetnoot bij de geschie-
wat is geld?
15
denis van het geld. Maar het verhaal roept vragen op die de conventionele theorie pijnlijk ondermijnen. De beweringen van Aristoteles, Locke en Smith kwamen louter op basis van deductieve logica tot stand. Geen van allen hadden ze ooit een economie gezien waar alleen ruilhandel voorkwam. Maar het leek plausibel dat zo’n systeem ooit had bestaan; en als het had bestaan, leek het ook plausibel dat het zo onbevredigend was geweest dat iemand een poging had gedaan om iets beters te bedenken. Maar in die context was het monetaire systeem van Yap nogal verrassend. De economie van het eiland was immers zo simpel dat het in theorie op ruilhandel gebaseerd moest zijn. Dat was het echter niet: het eiland had een volledig ontwikkeld systeem van geld en valuta. Misschien was Yap een uitzondering op de regel. Maar als een economie die zo rudimentair was al geld had, waar zou je dan ooit nog een economie aantreffen die gebruikmaakt van ruilhandel? In de eeuw na de publicatie van Furness’ boek over Yap bleef deze vraag wetenschappers bezighouden. Naarmate men meer historisch en etnografisch bewijs verzamelde, ging Yap steeds minder op een anomalie lijken. Hoe ijverig men ook speurde, geen onderzoeker kon een historische of contemporaine samenleving vinden waarbinnen transacties op reguliere basis met behulp van ruilhandel werden afgesloten. In de jaren tachtig van de vorige eeuw durfden toonaangevende monetair antropologen voor het eerst te zeggen dat het pleit was beslecht. ‘Ruilhandel, in de strikte betekenis van een geldloze markttransactie, is nooit een kwantitatief belangrijk of dominant systeem geweest binnen enig economisch systeem uit heden of verleden waarvan concrete bronnen bekend zijn,’ schreef de Amerikaanse wetenschapper George Dalton in 1982.15 ‘Er is nooit een goed voorbeeld van een op ruilhandel gebaseerde economie beschreven; alle beschikbare etnografie wijst erop dat dit fenomeen nooit bestaan heeft,’ stelde de aan Cambridge werkzame antropologe Caroline Humphrey vast.16 Het nieuws sijpelde zelfs door tot in de intellectueel avontuurlijke randgebieden van het gilde der economen. De Amerikaan Charles Kindleberger, een vooraanstaand economisch historicus, schreef bijvoorbeeld in de tweede druk van zijn in 1993 gepubliceerde Financial History of Western Europe dat ‘economisch geschiedkundigen weleens hebben verkondigd dat de evolutie in het economisch verkeer eerst van een
16
geld: de onge au tor iseer de biogr afie
ruil‑ naar geldeconomie en vervolgens naar een kredieteconomie heeft geleid. Bruno Hildebrand, een vertegenwoordiger van de Historische Schule, was in 1864 een van de mensen die tot dit inzicht kwam; het is echter onjuist.’17 Aan het begin van de eenentwintigste eeuw deed zich een zeldzaamheid voor: onder wetenschappers die aan empirisch onderzoek hechtten werd de academische consensus bereikt dat het conventionele idee dat geld uit ruilhandel voortkomt niet klopte. Zoals de antropoloog David Graeber in 2011 nogal bruusk uitlegde: ‘Niets bewijst dat het ooit is gebeurd en er is een enorme hoeveelheid bewijs die suggereert dat het niet is gebeurd.’18 Het verhaal van Yap zet niet alleen vraagtekens bij de conventionele theorie waarmee de oorsprong van geld wordt verklaard, maar ook bij de manier waarop de theorie geld definieert. Volgens de conventionele theorie is geld een ‘ding’ – een artikel dat uit een heel scala aan mogelijke artikelen gekozen is om als ruilmiddel te dienen – en is het ruilen van goederen en diensten tegen dat artikel de essentie van monetaire transacties. Maar het stenen geld van Yap past niet in dat model. In de eerste plaats is het al moeilijk om te geloven dat iemand ‘grote, dikke, zware, ronde stenen, in diameter variërend van 30 centimeter tot 3 meter’ als ruilmiddel zou kiezen, aangezien die in verreweg de meeste gevallen moeilijker te vervoeren zijn dan de spullen waartegen ze geruild worden. Nog problematischer is het gegeven dat de fei geen ruilmiddel waren in de betekenis van een artikel dat tegen andere artikelen kon worden geruild, om de simpele reden dat ze meestal niet geruild werden. In het geval van de beruchte gezonken fei was het zelfs zo dat niemand de munt in kwestie ooit had gezien en al helemaal niet als ruilmiddel had gebruikt. Er kon geen twijfel over bestaan: het lot van de fei zelf liet de bewoners van Yap koud. Met andere woorden, hun monetair systeem draaide niet om stenen munten die als ruilmiddel werden gebruikt, maar om iets anders. Een nadere blik op Adam Smiths verhaal over artikelen die als ruilmiddel functioneren maakt duidelijk dat de bewoners van Yap het niet zo gek bekeken hadden. Smith beweerde dat in verschillende tijden en op verschillende plaatsen allerlei verschillende grondstoffen gekozen zijn om dienst te doen als geld: gedroogde kabeljauw in Newfoundland; tabak in Virginia; suiker in Brits-West-Indië, en zelfs spijkers in Schotland. Maar al
wat is geld?
17
twee generaties na het verschijnen van The Wealth of Nations werd de juistheid van een aantal van de door Smith genoemde voorbeelden in twijfel getrokken. Zo beargumenteerde de Amerikaanse financier Thomas Smith al in 1832 in zijn Essay on Currency and Banking dat Smith weliswaar dacht dat deze verhalen het gebruik van die artikelen als ruilmiddelen bevestigden, maar dat hij de plank faliekant missloeg.19 In alle gevallen ging het om handel die werd bijgehouden in ponden, shillings en penny’s. De verkopende partij verwierf een tegoed, de kopende een schuld. Het feit dat openstaande schulden tussen de twee partijen vervolgens werden vereffend door de betaling van een bepaald artikel wil niet zeggen dat dat artikel ‘geld’ was. Men draaide de boel om door primair te kijken naar de betaling met dat artikel en niet naar het achterliggende systeem van krediet en aflossing. Beweren – zoals Smith deed – dat het artikel geld was, leek op het eerste gezicht logisch, maar wie doordacht zag in dat het onzin moest zijn. Alfred Mitchell Innes, de schrijver van twee genegeerde meesterwerken over de aard van geld, vatte bot maar accuraat samen wat er schortte aan Smiths verhaal over het in Newfoundland gebruikte kabeljauwgeld: Wie er even over nadenkt komt tot de conclusie dat een belangrijk voedingsmiddel nooit als geld kan worden gebruikt, omdat het ruilmiddel per definitie door alle leden van de gemeenschap in ontvangst genomen moet kunnen worden. Dus als de vissers met kabeljauw betalen, moeten ook de vishandelaren hun kabeljauw met kabeljauw betalen, wat evident bespottelijk is.20
Maar als de fei van Yap geen ruilmiddel waren, wat waren ze dan wel? En nog relevanter: wat was in dat geval dan wel het geld van Yap? Het antwoord op beide vragen is opvallend simpel. Niet de fei waren het geld van Yap, maar het was het onderliggende systeem van kredietrekeningen en vereffening dat de fei hielpen bijhouden. De fei waren simpelweg de symbolen waarmee men rekeningen bijhield. Net als in Newfoundland ontstonden er op Yap bij de handel in vis, kokosnoten, varkens en zeekomkommers schulden en tegoeden. Die werden tegen elkaar weggestreept om betalingen af te handelen. Mocht er na een transactie, of aan het einde van een dag of week, nog iets openstaan, dan kon dat met de goedkeuring
18
geld: de onge au tor iseer de biogr afie
van beide partijen worden geregeld middels de uitwisseling van valuta – in dit geval fei – van de juiste waarde; de steen was een tastbare en zichtbare weergave van wat de verkoper nog van anderen te goed had. Munten en valuta zijn kortom bruikbare symbolen die het onderliggende systeem van kredietrekeningen weergeven en het onderliggende proces van afbetalingen implementeren. Misschien zijn ze zelfs noodzakelijk binnen een economie die groter is dan die van Yap, waar munten op de zeebodem belanden zonder dat iemand de rijkdom van de eigenaar ooit in twijfel zal trekken. Maar valuta en geld zijn niet hetzelfde. Geld is het systeem van kredietrekeningen en vereffeningen dat door valuta wordt vertegenwoordigd. Dit alles kan u bekend voorkomen. In de tijd dat munten uit edele metalen werden geslagen, lag het voor de hand om geld als een artikel te zien en financiële transacties als het ruilen van goederen voor een tastbaar ruilmiddel. Misschien waren die denkbeelden nog enigszins van toepassing toen de wet de eigenaar van een biljet van de Federal Reserve of de Bank of England het recht gaf ermee naar Constitution Avenue of Threadneedle Street te komen om het in te wisselen voor een specifieke hoeveelheid goud. Maar die tijden liggen ver achter ons. In de hedendaagse monetaire stelsels is er geen geld dat als onderpand dient voor dollars, ponden en euro’s; het recht om biljetten voor goud in te wisselen is afgeschaft. Moderne bankbiljetten hebben overduidelijk alleen een symbolische waarde. Het grootste deel van de hedendaagse valuta bestaat zelfs niet in de vluchtige vorm van een bankbiljet. Ongeveer negentig procent van het Amerikaanse en zevenennegentig procent van het Britse geld heeft geen enkele fysieke manifestatie.21 Het bestaat alleen op onze bankrekeningen. Het tastbare instrumentarium waarmee de meeste transacties worden afgesloten bestaat uit een plastic pasje en een keypad. Zie maar eens een econoom te vinden die dapper genoeg is om te beweren dat microchips en een wifiverbinding ruilmiddelen zijn. Door een merkwaardig toeval was John Maynard Keynes niet het enige kopstuk van de twintigste-eeuwse economie dat de bewoners van Yap heeft gecomplimenteerd met hun heldere begrip van de aard van geld. In 1991 las ook de toen negenenzeventigjarige Milton Friedman – niet bepaald Keynes’ ideologische zielsverwant – Furness’ obscure boek. Net als
wat is geld?
19
Keynes was hij onder de indruk van het feit dat Yap was ontsnapt aan de gangbare maar ongezonde obsessie met fysiek geld. Hij vond dat de eilandbewoners met hun onverschilligheid ten opzichte van fysieke valuta duidelijk hadden erkend dat geld niet een artikel is, maar een systeem van tegoeden en betalingen. ‘Meer dan een eeuw lang heeft de “beschaafde” wereld het als een bewijs van zijn rijkdom gezien dat we metaal diep uit de grond halen, het met veel pijn en moeite bewerken en het dan over een enorme afstand vervoeren om het in beveiligde kluizen diep onder de grond te leggen,’ schreef Friedman. ‘Is dat echt zoveel rationeler dan wat ze op Yap doen?’22 Geprezen worden door een van de twee grootste monetair economen van de twintigste eeuw kan nog toeval zijn; als je hen allebei meekrijgt heb je het goed gedaan en verdien je alle aandacht.
monetair vandalisme: hoe het met de k er fstok k en afliep De door zowel Keynes als Friedman geprezen economische zienswijze van Yap – waarin geld beschouwd wordt als een bijzonder type krediet, monetaire transacties als het afwikkelen van onderlinge kredietverschillen en valuta als symbolen van de onderliggende kredietrelatie tussen de partijen – heeft in de loop van de geschiedenis invloedrijke voorstanders gehad. In kringen van mensen die beroepshalve te maken hebben met de praktische kant van geldbeheer was de interpretatie van geld als krediet altijd al populair. We ontlenen een beroemd voorbeeld aan het beleg van Malta door de Turken in 1565. Het embargo van de Ottomanen duurde zo lang dat er een tekort aan goud en zilver dreigde. De Orde van Malta zag zich genoodzaakt om voor het slaan van nieuwe munten koper te gebruiken. Het motto dat ze op die munten zetten om de bevolking te herinneren aan de bron van de waarde zou voor de bewoners van Yap volstrekt begrijpelijk zijn geweest: non aes, sed fides – Niet het metaal, maar het vertrouwen.23 Niettemin is het zonder twijfel de conventionele benadering (geld is een handelsartikel, een monetaire transactie het ruilen van goederen
20
geld: de onge au tor iseer de biogr afie
tegen een ruilmiddel, krediet het uitlenen van het artikel geld) die in de loop der eeuwen door het merendeel van de economen en filosofen is gesteund en daarmee het economische gedachtegoed – en vaak ook het beleid – heeft bepaald. Maar als de conventionele theorie zo evident onjuist is, waarom hebben zelfs de knapste koppen er dan altijd in geloofd? En waarom gebruiken veel economen vandaag de dag nog altijd de fundamentele ideeën van die traditie als de bouwstenen van het moderne economische denken? Waarom is die conventionele theorie zo hardnekkig? Er zijn twee hoofdredenen, die het waard zijn nader bekeken te worden. De eerste reden is het historische bewijsmateriaal dat we in handen hebben. Het probleem is niet dat er uit eerdere tijdperken weinig overgebleven is, maar dat het vrijwel allemaal van hetzelfde type is: munten. Overal ter wereld barsten musea uit hun voegen van de antieke en moderne munten. Munten en hun inscripties behoren tot de belangrijkste archeologische bronnen die ons helpen de culturen, samenlevingen en geschiedenis van vroeger tijden te begrijpen. Als ze eenmaal door briljante wetenschappers ontcijferd zijn, bieden hun beelden en inscripties ons hele bibliotheken vol kennis over de chronologie van koningen, de hiërarchie van klassieke godheden en de ideologieën van oude republieken. Er is zelfs een academische discipline – de numismatiek – exclusief aan de studie van munten gewijd. En hoewel de leek misschien geneigd is de numismatiek te zien als het equivalent van postzegels verzamelen, is deze tak van de wetenschap een van de meest vruchtbare terreinen van historisch onderzoek. De echte reden dat munten zo belangrijk zijn in de studie van de oudheid en met name de studie van de geschiedenis van geld hebben gedomineerd, is dat ze overleefd hebben.24 Munten zijn uit duurzame metalen vervaardigd, soms zelfs uit edelmetaal. Goud en zilver zijn bijvoorbeeld niet aan roest of corrosie onderhevig. Ze zijn beter bestand tegen de tand des tijds dan veel andere grondstoffen. Bovendien zijn munten waardevol. Mensen hebben altijd de neiging gehad ze op geheime plekken weg te stoppen, zodat ze decennia, eeuwen of zelfs millennia later door ondernemende historici of numismaten gevonden kunnen worden. Het probleem is alleen dat er geen wetenschappelijk terrein is waar het bewijsmateriaal ons zo gemakkelijk op het verkeerde been zet. Het nare verhaal
wat is geld?
21
over de complete vernietiging van de belangrijkste verzameling bronnen met betrekking tot de geschiedenis van geld toont aan waarom. Meer dan zeshonderd jaar lang – van de twaalfde tot ver in de achttiende eeuw – berustte het beheer van de Engelse openbare financiën op een eenvoudig maar ingenieus staaltje boekhoudkundige technologie: de kerfstokken van het ministerie van Financiën. Een kerfstok was een langwerpig stuk hout. Ze waren veelal afkomstig van de wilgen die in de buurt van het paleis van Westminster langs de Theems groeien. Op de stok waren, altijd met kerven in het hout en soms aanvullend ook in schrift, de details vermeld van aan of door het ministerie gedane betalingen. Soms ging het om de ontvangst van door landeigenaren aan de kroon betaalde belastingen. Andere stokken hadden betrekking op transacties in de andere richting en lieten de bedragen zien die de heerser aan prominente onderdanen had geleend. ‘9£ 4s 4p van Fulk Basset voor de boerderij van Wycombe’, staat bijvoorbeeld op een kerfstok die gespaard is gebleven en die kennelijk slaat op een schuld die Fulk Basset, een bisschop van Londen uit de dertiende eeuw, aan Henry iii had. Zelfs smeergeld lijkt met kerfstokken te zijn bijgehouden: een stok uit een privécollectie is gesierd met het merkwaardige eufemisme: ‘13s 4d van William de Tullewyk in ruil voor de goede wil van de koning’.25 Als de details van een betaling erop waren aangebracht, werd de kerfstok over de hele lengte in tweeën gesneden zodat beide bij de transactie betrokken partijen er een bewijs van hadden. De helft van de crediteur werd ‘stock’ genoemd, die van de debiteur ‘foil’. Het Engelse woord ‘stock’ wordt nog altijd gebruikt voor schatkistobligaties. Dankzij het unieke patroon van de kerven en de houtnerf was het vrijwel onmogelijk om een vervalsing te maken, terwijl een draagbaar bewijs van de schuldsituatie – in tegenstelling bijvoorbeeld tot alleen een vermelding op papier – betekende dat de kerfstok ter afbetaling van een ongerelateerde schuld aan een derde kon worden overgedragen, die daarmee de schuldeiser van het ministerie werd. Kerfstokken waren wat we in het hedendaagse jargon ‘effecten aan toonder’ zouden noemen: financiële obligaties zoals aandelencertificaten of bankbiljetten waarvan de houder de begunstigde is. Historici zijn het erover eens dat de grote meerderheid van de fiscale transacties in middeleeuws Engeland op kerfstokken werd geregistreerd,
22
geld: de onge au tor iseer de biogr afie
Een verzameling kerfstokken van het Engelse ministerie van Financiën: de schaarse overlevenden van een van de meest flagrante gevallen van historisch vandalisme in de negentiende eeuw.
en ze nemen aan dat dat ook geldt voor een groot gedeelte van alle andere monetaire transacties.26 Een op een kerfstok vastgelegde claim op het ministerie van Financiën kwam immers als betaling van pas voor iedereen die binnenkort zelf weer belasting moest betalen. Maar we zullen het nooit zeker weten. Want hoewel er in de loop van de eeuwen miljoenen kerfstokken moeten zijn gemaakt en we zeker weten dat er begin negentiende eeuw nog vele duizenden bewaard werden in de archieven van het ministerie, zijn er nu nog maar een paar exemplaren. Deze betreurenswaardige situatie is vooral te wijten aan de vermaarde ijver van de negentiende-eeuwse voorstanders van bestuurlijke hervormingen. Hoewel de kerfstokken vijfhonderd jaar lang hun nut hadden bewezen, meende men tegen het einde van de achttiende eeuw dat de tijd rijp was om ze af te schaffen. Het bijhouden van rekeningen met behulp van gekerfde stokken werd inmiddels als barbaars gezien – zeker in vergelijking met de elegante biljetten van de Bank of England – en paste niet meer bij de enorme vooruitgang die in de handel en op technologisch gebied was geboekt. In 1782 werden kerfstokken als boekhoudinstrument bij het ministerie afgeschaft, al duurde het nog tot 1834 voordat de laatste stok door een papieren document was vervangen. Toen het systeem met de kerfstokken was afgeschaft deed zich de vraag voor wat er gebeuren moest met de enorme hoeveelheid nog op het ministerie aanwezige kerfstokken. De voorstanders van de hervormingen
wat is geld?
23
waren overwegend van mening dat de stokken gênante overblijfselen waren van de manier waarop het Britse Rijk zijn financiële zaken had afgehandeld, een beetje ‘zoals Robinson Crusoe die op zijn onbewoonde eiland nog een agenda bijhield’. Zonder veel twijfel werd besloten ze te verbranden.27 Twintig jaar later schreef Charles Dickens over de onprettige gevolgen van dat besluit: Ze werden verbrand in een oven in het Hogerhuis. De oven werd volgestouwd met die belachelijke stokken. Ze zetten de lambrisering in vuur en vlam; de lambrisering zette het Hogerhuis in vuur en vlam; het Hogerhuis zette het Lagerhuis in vuur en vlam; van beide huizen bleef slechts as over; de hulp van architecten werd ingeroepen om nieuwe huizen te bouwen; de kosten daarvan liggen inmiddels al hoger dan een miljoen pond...28
De huizen konden uiteraard opnieuw gebouwd worden. Dat gebeurde ook, en het magistrale Palace of Westminster siert tot op de dag van vandaag de oever van de Theems. Maar wat niet uit het inferno kon worden gered was het niet in waarde uit te drukken verslag van de monetaire en fiscale geschiedenis van Engeland zoals dat op de kerfstokken was gedocumenteerd.29 Historici hebben zich tevreden moeten stellen met een handvol stokken in privéverzamelingen. Daarnaast mogen we ons gelukkig prijzen met een aantal contemporaine bronnen die ons duidelijk hebben gemaakt hoe de stokken werden gebruikt.30 De in de archieven van Westminster vervatte schat aan informatie over het Engelse geld in de middeleeuwen is echter voorgoed verloren gegaan. Dat is een groot probleem voor de geschiedenis van het geld in Engeland, en de situatie voor geld in bredere zin is nog een stuk erger, vooral in ongeletterde samenlevingen. Al te vaak zijn munten het enige fysieke overblijfsel van geld. Maar zoals het voorbeeld van de Engelse kerfstokken laat zien, zijn die munten vaak maar het topje van de monetaire ijsberg. Er is een kolossaal en onontgonnen achterland van monetaire en financiële geschiedenis dat buiten ons bereik blijft, simpelweg omdat er geen fysiek bewijs is voor de manier waarop men te werk ging. Om de ernst van het probleem te vatten hoeven we ons alleen maar voor te stellen welke kans de geschiedkundigen van de toekomst zouden hebben om zich van onze
24
geld: de onge au tor iseer de biogr afie
monetaire geschiedenis een beeld te vormen als een natuurramp de digitale documentatie van het hedendaagse monetair systeem zou vernietigen. We kunnen alleen maar hopen dat ze rationeel genoeg zouden zijn om hun begrip van ons economische leven niet uitsluitend te baseren op de aanname dat geld in onze tijd slechts uit een paar overgebleven ponden en euro’s bestond.
het voor deel van de v is op het droge zijn De tweede reden waarom de conventionele theorie over geld zo veerkrachtig is gebleken, houdt verband met een ander, nog intrinsieker probleem. Er bestaat een oud Chinees spreekwoord: ‘De vis maakt als laatste kennis met het water’. Dat legt kort en bondig uit in welk opzicht de menswetenschappen – antropologie, sociologie, economie enzovoort – verschillen van natuurwetenschappen als scheikunde, natuurkunde en biologie. In de natuurwetenschappen bestuderen we de fysieke wereld en is het – in elk geval in theorie – mogelijk om een objectief beeld te verkrijgen. In de menswetenschappen ligt dat anders, omdat we in die takken van wetenschap onszelf bestuderen, als individuen en in groepen. Maar de samenleving en wijzelf hebben geen zelfstandig bestaan los van ‘ons’, en dat maakt het uitzonderlijk lastig om een objectieve blik te krijgen. Naarmate een institutie dichter bij ons dagelijks leven staat wordt het lastiger om er afstand van te nemen om deze te analyseren en zullen pogingen om dat toch te doen sneller tot controverse leiden. De tweede reden waarom het zo moeilijk is geld te definiëren en waarom het altijd zo’n heet hangijzer is geweest en nog steeds is, is precies dat geld zo’n integraal deel uitmaakt van onze economieën. Als we een poging doen geld te begrijpen zijn we precies als de vis uit het Chinese spreekwoord, die probeert het water te begrijpen waarin hij zich voortbeweegt. Daarmee wil ik niet beweren dat het beoefenen van menswetenschappen tijdverspilling is. Het is misschien onmogelijk om een objectief beeld te krijgen van onze gewoontes en tradities; maar door die van andere tijden te bestuderen kan het beeld wel degelijk objectiever worden. Net zoals we tijdens een wandeling twee verschillende perspectieven op een
wat is geld?
25
punt in de verte kunnen gebruiken om de exacte positie ervan door triangulatie vast te stellen, kunnen we veel over sociale verschijnselen leren door ze in andere tijden, op andere plaatsen en binnen andere culturen te observeren. Het grote probleem bij geld is dat het zo’n onlosmakelijk onderdeel van de economie vormt dat het amper mogelijk is om triangulatie toe te passen. Meestal hoort geld gewoon bij het meubilair. De sluier wordt pas voor onze ogen weggetrokken als de normale monetaire orde wordt verstoord. Dan wordt het water uit de vissenkom gestoten en zijn we tijdelijk vissen op het droge. Als we willen weten wat geld is, moeten we juist kijken naar de momenten dat er economische chaos in de samenleving uitbreekt. En aangezien het voorbeeld van de kerfstokken van het Britse ministerie van Financiën aantoonde dat we bij ons onderzoek naar de geschiedenis van geld genoegen moeten nemen met een minimum aan bewijsmateriaal, kunnen we ons maar het beste richten op de recente geschiedenis, waarvan bewijsmateriaal wat minder schaars is. Met andere woorden: als we de aard van geld willen begrijpen, maken we de beste kans als we de monetaire wanorde van recente tijden bestuderen. Daar is gelukkig geen tekort aan.
geld in een economie zonder bank en Op 4 mei 1970 verscheen in de belangrijkste Ierse krant, de Irish Independent, een bericht met de simpele maar alarmerende kop: sluiting van bank en. De aankondiging – die geplaatst was door de Irish Banks’ Standing Committee, waarin alle belangrijke banken van het land waren vertegenwoordigd – bracht de lezers op de hoogte van het feit dat ten gevolge van een ernstig bekoelde relatie tussen de banken en hun werknemers het moment was gekomen ‘dat het voor de hieronder genoemde banken in de Ierse Republiek onmogelijk is geworden om zelfs maar de recente beperkte dienstverlening te blijven bieden’. En het bericht vervolgde: ‘Deze banken zien zich dan ook genoodzaakt om vanaf vrijdag 1 mei met grote tegenzin al hun filialen in de Ierse Republiek tot nader order te sluiten.’ Het zal u misschien verbazen dat in een ontwikkelde economie zelfs nog in 1970 het gehele bancaire systeem van de ene dag op de andere ge-
26
geld: au tor iseer de biogr afie 21 Wh atdei s onge Money?
Ireland’s main banks – informed the public that as a result of the
sloten kon worden. Destijds zag men de maatregel echter aankomen, met severe breakdown in industrial relations between the banks and name ook omdat het al een keer eerder was gebeurd, in 1966. Het type their employees, ‘a position has now been reached where it is geschil dat tussen de banken en hun werknemers was ontstaan, deed zich impossible for the undermentioned banks to provide even the recent in het Europa van de late jaren zestig ook in andere landen voor en ging restricted service in the Republic of Ireland’. ‘In these circumstances over de mate waarin de lonen de prijzen bijhielden. Hoge inflatie in de it is with regret,’ the notice continued, ‘that these banks must loop van 1969 had de vakbond ertoe genoopt een nieuw loonakkoord te announce the closure of all their offices in the Republic of Ireland eisen. Dat hadden de banken geweigerd, waarna de Irish Bank Officials’ on and from Friday, 1st May, until further notice.’ Association na stemming besloten had tot staking over te gaan. It may a shock to learn that the entirewel banking Men gingcome er vanasbegin af aan van uit datvirtually de bankenstaking even system advanced economygetroffen. could have overnight as kon dureninenanhad voorbereidingen De shut eerstedown reactie van onderrecently as in 1970. Atgrote the time, however, this development was om op schaal bankbiljetten en munten was in tewidely slaan. nemingen expected – not least because it had happened once before, in 1966. De Irish Independent schreef:
The matter of dispute between the banks and their employees was
372EE_tx.indd 21
30/04/2013 15:27