Inhoud
Proloog 9
DEEL I JEUGD EN OORLOG 1 Weg van het gebaande pad 14 Lagere school: ‘Kiepkes en Haantjes’ – De Kerk en het venijn van een anticlericale schrijver 2 Mei 1940: ‘Verachting, weerspannigheid en onverzoenlijkheid’ 28 Sabotage: in brand gestoken dorsmachines 3 Oisterwijk en de struikgewassen: een bloeiende onderduikbestemming 39 Wim Tensens NSB-speldje en de pilotenlijn 4 Dolle Dinsdag en het eindspel 55 Twijfels over een ontspoorde trein – Branie en de huivering voor een executie – Een Oisterwijkse vuurzee 5 Het Zuiden bevrijd: de hogere kunst van het ritselen 74 De bevrijding op de puinhopen van een nonnenklooster Strijd en de strijd voor een Nieuw Nederland Een sublieme ritselaar
DEEL II DE OORLOG NA DE OORLOG 6 Een idealistische zakenman 98 De nasleep van een schandpaal 7 Een waterscheiding: Escape en het ‘zootje ongeregeld’ 107 Goedwillend maar onzakelijk 8 De grillige conjunctuur van het herinneren 115 Een mikpunt voor wereldhervormers 9 Loopgraven en apenrotsen 125 Een Pyrrhusoverwinning – Huiselijke catastrofes 10 Het Verzetsherdenkingskruis: erkenning, wrok en pathologie 143 ‘Een smerige, laffe en klootzakkenstreek’ 11 De tonnen van Bom 159 ‘Ridder Bom op rooftocht’ – ‘Bom explodeerde’ 12 Zonder strijkstok: de Paul Tensen Stichting 172 Een jongensclub 13 Het Gouden Huwelijk en een dreigende deconfiture 180 ‘Een bereklus’ 14 De Twee van Breda en een geheime lobby 187 Een illuster gezelschap – Een geheime bespreking – Til Gardeniers en Marcus Bakker – Geen weg terug – Na de Twee: botsingen en onderling gekrakeel – Ruzie op de apenrots 15 Herdenken: controverses over een nationale icoon 216 Een Poolse landdag – Hoe te herinneren? 16 Ziekte en dood 230 Nawoord 235 Bibliografie 236 Archieven 239 Lijst van geïnterviewden 240 Register 241
Proloog
Het is juli 1944. Een jongen met een Engelse snor – model Britse vliegenierssnor – en een donkere jongen rijden op de fiets door Oisterwijk. Achterop de bagagedragers twee jongens, boerenjongens zo te zien, met klompen en een boerenkiel. Het tafereel oogt doodnormaal, maar is niet wat het lijkt. Onder de zichtbare werkelijkheid schuilt een wereld geschapen, door oorlog en verzet. ‘Het is een schande,’ zeggen de mensen tegen elkaar die de vier door het dorp zien rijden, ‘moet je zien, daar laten die boerenjongens twee geallieerde piloten – kijk maar naar die snor en dat bruine gezicht – zélf fietsen om ze over de grens in veiligheid te brengen!’ Ook dat beeld bedriegt. Eronder wordt het raffinement van het schouwspel van de vier jongens op de fiets zichtbaar. Wim Tensen (20) – de Britse snor – en Boy Ecury (18) – de donkere jongen – zijn een Nederlander en een Arubaan met een geldige Ausweis en runnen een zogenaamde pilotenlijn die neergeschoten geallieerde piloten in veiligheid brengt naar bevrijd gebied. De twee boerenjongens op de bagagedragers zijn de geallieerde piloten, die thuis nooit hebben leren fietsen. Mocht er onderweg een Duitse controle zijn, dan is die vooral geïnteresseerd in de twee on-Nederlands ogende fietsers. Voor de boerenjongens hebben ze geen aandacht. Vermomming en verhulling vormen een essentieel onderdeel van het verzet. Van 1942 tot 1945 leidt Wim Tensen het bestaan dat zich onder het zichtbare leven van iedere oorlog bevindt. Hij leert 9
de dochter van een beroemd schrijver kennen, met wie hij later zal trouwen. Zijn verzetsgroep maakt niet alleen deel uit van de pilotenlijn en pleegt sabotage, maar arresteert en ontwapent midden in oorlogstijd ook Duitse militairen en houdt ze gevangen in de ontoegankelijke bossen rond Oisterwijk. Nog voor de bevrijding van heel Nederland confisqueert hij in het Roergebied een aantal glanzende Mercedessen van de familie Krupp – in staal en oorlogstuig – in opdracht van prins Bernhard, wat meer lijkt op een voortreffelijk georganiseerde roof dan op een legale inbeslagname. Na de bevrijding is hij twee jaar lang onderofficier van het Bureau Nationale Veiligheid (bnv), de voorloper van de Binnenlandse Veiligheidsdienst (bvd) en houdt hij zich bezig met de naweeën van de oorlog. Dan wordt de voortwoekerende bureaucratie van een overheidsorganisatie hem te veel en kiest hij de volgende vijfentwintig jaar voor een leven als zakenman. Zo geeft de oorlog z’n leven vorm, zoals later zal blijken. Als bezield workaholic wijdt hij zich de laatste vierentwintig jaar ervan – van 1973 tot 1997 – in tientallen stichtingen en organisaties aan de vragen die een oorlog oproept: hoe te herdenken? Op welke manier de verhalen verder te vertellen? Hoe de oorlogsmisdadigers te behandelen? En hoe de bevrijders te bedanken? Wat is het nut van herinneren en lukt het om aandacht te vragen voor vergeten slachtoffers zonder in pathetisch geklaag te vervallen? En hoe lastig is het om het ‘zootje ongeregeld’ van het verzet – de omschrijving is van Wim Tensen – dat lang na de oorlog leek op kikkers in een kruiwagen, tot een zekere mate van eensgezindheid te brengen? Anders gezegd: hoe bepalen de Tweede Wereldoorlog en zijn gevolgen de vorm én de zin van het leven van Wim Tensen? Oorlogsaffaires als die van de drie tot levenslang veroordeelde Duitse oorlogsmisdadigers in Breda – waar Wim Tensen ook een rol in speelde –, SS-Hauptscharführer Pieter Menten, medeplichtig aan massamoord op joden in het Poolse Podhoroce, Willem Aantjes, na een minuscuul en onnauwkeurig onderzoek door niod-directeur dr. Loe de Jong aan de schandpaal gena10
geld*, en de commotie rond Nederlandse oorlogsmisdaden in de Indonesië-kwestie, veroorzaken allemaal heftige polemieken en hartstochtelijke emoties, alleen te vergelijken met de beroering rond nationale iconen als het koningshuis en de lotgevallen van het Nederlandse voetbalelftal. Het landverraad, het verzet, zelfs het compromis met een brute bezetter, alles is in oorlogstijd ‘larger than life’, groter dan het leven in vredestijd. Dat heeft nationaal icoon de Tweede Wereldoorlog zijn wat curieuze en nooit voltooide vorm gegeven. Bijna zeventig jaar later is die oorlog deel van de Nederlandse identiteit geworden. Om de beweegredenen van Wim Tensen tijdens en na de oorlog op het spoor te komen, moeten we teruggaan naar de wortels van zijn verzet in de oorlog: naar een verklaring van zijn karakter dat tijdens de zestien jaar voor 1940 in een opmerkelijk gezin werd gevormd.
* Door voormalig niod-directeur prof. dr. Hans Blom omschreven als ‘het grootste bedrijfsongeluk in de geschiedenis van het niod’.
11
DEEL I
Jeugd en oorlog
hoofdstuk 1
Weg van het gebaande pad
‘We hadden een goed gezin,’ schrijft Wim Tensen in 1997 in een korte autobiografische schets, niet lang voor zijn dood, ‘ik was de oudste van vijf kinderen [vier jongens en een meisje]. We werden katholiek opgevoed, hoewel mijn vader uit een uitgebreid gereformeerd nest kwam. Moeders familie – eveneens uitgebreid – was katholiek en kwam uit Brabant.’ Het huwelijk, in juni 1923, tussen Henk Tensen (18931968) en Johanna van Riel (1896-1973), roepnaam Jo, moet wenkbrauwen hebben doen fronsen. Henk, zoon uit een uitgesproken gereformeerd gezin uit Berkum bij Zwolle – twaalf kinderen en niet fietsen op zondag – en Johanna, een goed katholieke middenstandsdochter uit een gezin van acht, negeerden de wetten en codes van rang, stand en religie, die in het keurig verzuilde vooroorlogse Nederland nog recht overeind stonden. Bij Henk thuis in Berkum werden kippen en geiten gefokt en er was een kleine winkel in levensmiddelen. Vader Tensen ging met paard en wagen venten om zijn waar aan de man te brengen. Ze stonden lager op de maatschappelijke ladder dan de familie Van Riel uit Oosterhout, die niet alleen een grossierderij in levensmiddelen dreef, maar ook een bakkerij. Er was geld om dochter Johanna op een door nonnen gerunde Franse kostschool te doen. Niet zonder trots doorspekte ze later haar Brabantse tongval met Franse uitdrukkingen. ‘Ga niet op platgetreden paden – u zult uitglijden’, een aforisme van de Poolse schrijver Stanislaw Lec, zou het levensmotto van vader Henk en zoon Wim geweest kunnen zijn. 14
Want Henk koos zonder ophef een eigen weg, buiten het gebaande pad; het zou niet de laatste keer zijn. Jongste zoon en broer van Wim, Nico Tensen(1932): ‘Onze vader was, als buitenbeentje eigenlijk, de enige van de kinderen die de wijde wereld in trok. Voornamelijk door zelfstudie kwam hij bij het Rijk, bij de douane, terecht. Zijn broers en zussen hadden vaak niet meer dan lagere school en zetten hun leven voort in de buurt waar ze geboren waren.’ De jonge douanier werd in Noord-Brabant bij de grens met België gedetacheerd en leerde zo zijn toekomstige vrouw kennen. Begin jaren twintig werd hij overgeplaatst naar Den Helder en het paar besloot te trouwen. Negen maanden, twee weken en drie dagen later werd Wim geboren, aan de Kerkgracht aan de voet van de Zeedijk in Den Helder. Typisch de oudste van de kinderen. Broer Nico: ‘Dat zie je overal in terug. Hij regelde en stuurde alles, stond overal voor in. Hij heeft mijn leven geregeld, hoor. Hij zei op een gegeven moment tegen mijn ouders: “Hij gaat van school – ik zat in de vierde van de hbs – en hij komt bij mij in de zaak werken.” En zo gebeurde het. Ik had als kind, acht jaar jonger en nog thuis, ook het vermoeden dat hij mijn ouders influisterde hoe de dingen te doen.’* Het jonge gezin ging in Den Helder om met marineofficieren, wellicht als gevolg van Henks werk. Er kwam zelfs een schout-bij-nacht over de vloer. Nico: ‘Daar zag je hoe je door studie verder kon komen in het leven. Misschien heeft vader dat ook tot zelfstudie aangezet. In mijn jeugd slingerden er altijd heel wat studieboeken van hem door het huis.’ Rond 1923 stortte hij zich op een bijzonder soort studieboeken, een intensieve leergang katholiek worden. Want in het huis mijns Vaders mochten dan vele woningen zijn, de woning van de grote moederkerk diende wél betrokken te worden door een man die een katholiek bruidje naar het altaar leidde. En zo bekwaamde een degelijk gereformeerde jongen zich twee jaar lang door
* Interview 5 december 2011.
15