‘Ruimte’ op de kaart Co Verdaas Stop de verkruimeling ik wil. Alle provincies zouden hetzelfde moeten doen, al is het maar om Den Haag te laten zien dat ze alert zijn en iets oppakken waar niemand zich de afgelopen jaren verantwoordelijk voor heeft gevoeld. > Daarnaast worden er voorbereidingen getroffen voor een streekplanherziening bedrijventerreinen. De precieze uitkomsten van het onderzoek zijn nog niet bekend, maar duidelijk is wel dat het regime van de toekomst een combinatie zal moeten zijn van blokkeren en stimuleren: op de ene locatie verdient herstructurering of zelfs nieuwbouw van bedrijventerreinen de voorkeur, terwijl elders ontwikkelingen worden tegengehouden. > Voor de ontwikkeling van de Ecologische Hoofdstructuur zal ik niet aarzelen om inpassingsplannen te maken en om zo nodig tot onteigening over te gaan. In Nederland associëren we ‘ontwikkelen’ te veel met rood (steden, infrastructuur) en nog veel te weinig met groen (landschappen, natuur) en blauw (water).
In de ruimtelijke ordening zijn belangrijke keuzes te maken. De politieke kleur van bestuurders hoort daarbij verschil te maken: links beleid levert andere ruimtelijke ontwikkelingen op dan rechts beleid. Maar dat verschil wordt alleen zichtbaar als we de discussie verleggen van het stelsel naar de inhoud: waar willen we heen met Nederland? Dát is de vraag waar we ons over moeten buigen. Kruimelend verdergaan is simpelweg geen optie. Tot slot een relativerende opmerking: na elk buitenlands bezoek constateer ik dat ons land de internationale vergelijking qua orde en regelmaat nog steeds prima kan doorstaan. Nederland ligt er goed geordend en keurig aangeharkt bij. Het adagium ‘rule and order’ (Faludi en Van der Valk) zit ons blijkbaar in de genen, zelfs al maken we er in de ogen van velen een rommeltje van. Maar redenen om genoegzaam achterover te leunen hebben we allerminst, gezien de opgaven waar we voor staan.
In nota’s kun je niet wonen Stelling: ‘Decentraal wat kan, centraal wat moet’ pakt goed uit, mits het Rijk zijn finan ciële verantwoordelijkheid neemt én overheden en marktpartijen soepel samenwerken. peter noordanus De insteek van dit themablok van s&d, ‘planologie terug op de kaart’, veronderstelt dat de nationale ruimtelijke ordening de weg kwijt is. De bijdrage van Maarten Hajer suggereert dat dat (mede) het geval is doordat lokale bestuurders Over de auteur Peter Noordanus is voorzitter van de hoofddirectie van am Vastgoed Noten zie pagina 60
57 ¬ vooral die van kleinere gemeenten ¬ geen ruggengraat hebben. Redenerend vanuit mijn publiek/private achtergrond en sociaal-democratische roots, permitteer ik me enkele kanttekeningen bij beide veronderstellingen en geef ik mijn visie op de sociaal-democratische ruimtelijke agenda voor de komende periode. Het is een beetje wrang dat het failliet van de nationale ruimtelijke ordening wordt aangekon-
s & d 11/ 12 | 20 0 7
S&D11&12-binnenwerk3.indd 57
03-12-2007 11:26:38
‘Ruimte’ op de kaart Peter Noordanus In nota’s kun je niet wonen digd net op het moment dat het inzicht doorbreekt dat per saldo en in weerwil van kritiek van een weerbarstig deel van het architectenvolk de Vinex-operatie redelijk succesvol is verlopen1 en, bovendien, diverse nationale sleutelprojecten stáán, dan wel uitgevoerd worden. We zijn in Nederland slecht in het koesteren van onze successen. Wie een blik over de grens werpt, moet constateren dat op cruciale thema’s als ‘bundeling versus spreiding’, stedelijke vernieuwing en inclusieve planvorming Nederland het niet slecht doet.
Wethouders met een gebrek aan ruggengraat? Daar hebben we verkiezingen voor
58
In andere opzichten komen we minder goed voor de dag. Als het gaat om op openbaar vervoer georiënteerde ruimtelijke planning in grootstedelijke gebieden, haalt ons land de middenmoot niet. En in op economische groei gerichte planvorming zijn we ronduit slecht. Daarin worden we voorbijgestreefd door tal van Europese en niet Europese regio’s. Je kunt je afvragen waar dat aan ligt. Hajer is van mening dat het ‘falen’ van de ruimtelijke ordening met name wordt veroorzaakt door een gebrek aan lokale bestuurskracht, het ontbreken van een nationale agenda met duidelijke keuzes en een daarbij behorend institutioneel bestuurlijk arrangement. Op het punt van de bestuurlijke organisatie baseert hij zijn betoog op het wrr-advies over ontwikkelingsplanologie uit 1999, dat in zijn artikel wordt gereduceerd tot een algemeen pleidooi voor recentralisatie en het voorstel voor creatie van een functionele bestuursvorm in (vleugels van) de Randstad voor het (openbaar) vervoer. Ik vind dat daar de kernkwestie niet ligt. Het grote vraagstuk is de absentie van het Rijk bij de financiële verantwoordelijkheid voor de am-
bities die in de Nota Ruimte zijn geformuleerd. Eerst daarna is de institutionele kant aan de orde. Een ruimtelijke agenda voor de toekomst van Nederland kan niet anders dan een agenda in co-makership zijn, waarin gezamenlijke overheden mét marktpartijen de geformuleerde ambities tot verwezenlijking brengen. een zinnig mantra Het adagium ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’ is niet nieuw. Sinds de introductie van de oorspronkelijke wro in 1965 is dit het dominante systeemkenmerk geweest. Ik herken het in meer algemene zin als organisatiefilosofie in bedrijven ¬ ook in het mijne. Het past bij het zoeken naar democratische legitimatie voor ruimtelijke besluiten en het bewerkstelligen van draagvlak voor ruimtelijke plannen. Kortom, met dat adagium is niets mis, ook niet vanuit sociaaldemocratisch perspectief. Het pejoratieve beeld dat Hajer schetst van wethouders met een gebrek aan ruggengraat doet niet ter zake. Daar hebben we verkiezingen voor. Wie zou politiek bestuur in de ruimtelijke ordening willen inruilen voor anonieme centrale ambtelijke technocratie? Wel is het waar, zoals ook Hajer en Zonneveld constateren, dat de Nota Ruimte naliet om goed te definiëren wat wél object van nationale besluitvorming moet zijn. Behalve uit apenliefde voor de decentrale overheden zou deze nihilistische opstelling best eens kunnen voortvloeien uit het idee dat het claimen van verantwoordelijkheid ook een financiële betrokkenheid oplevert. En op een investeringsvisie voor de lange termijn heb ik de afgelopen kabinetten niet kunnen betrappen. 2 Voor mij zit daar de kern. Net als Hajer vind ik dat provinciale besturen in de ruimtelijke ordening krachtiger, consequenter en pro-actiever moeten optreden. Wie wil lezen hoe dat moet worden vormgegeven, pakt het advies van de commissie-Geelhoed3 ¬ ik mocht daar lid van zijn ¬ er nog maar eens bij: de sleutel ligt bij een qua taken meer gefocusde en meer op uitvoering gerichte provincie. Remkes gooide het rapport ten onrechte in de
s & d 11/ 12 | 2007
S&D11&12-binnenwerk3.indd 58
03-12-2007 11:26:38
‘Ruimte’ op de kaart Peter Noordanus In nota’s kun je niet wonen prullenbak. Onze minister Ter Horst moet het daar morgen weer uithalen, vooral ook omdat de kans op andere bestuurlijke hervormingen die voor een goede ruimtelijke ordening wenselijk zijn nihil is. Zie bijvoorbeeld het afserveren van het rapport-Kok4 inzake de Randstad bij de start van Balkenende iv, overigens bij een duidelijk gebrek aan steun in de eigen PvdA-kring. nationale ruimte-agenda Waar moet het Rijk zich ¬ gegeven het mantra ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’ ¬ de komende tijd op gaan richten? Vooralsnog ontbreekt een heldere koers. Het idee van een ‘nationale ruimtelijke hoofdinfrastructuur’ (Nota Ruimte) is een abstractie. Ambities inzake de strijd tegen de verrommeling en de bescherming van nationale panorama’s (Memorie van Toelichting bij de begroting voor 2008) geven onvoldoende richting. De notie van klimaatbestendig ontwikkelen, tot slot, kan op zichzelf geen programma behelzen, hoogstens een dimensie toevoegen aan een groter plan. Dat plan zou naar mijn mening langs de volgende lijnen moeten worden opgebouwd: 1. Nederland moet veel nadrukkelijker aansluiting zoeken bij transeuropese (transport-) netwerken en de bijbehorende dienstenknooppunten en logistieke centra ontwikkelen; 2. In dit kader is een hogesnelheidslijn tussen Amsterdam en Duitsland van evident belang. Het besluit, in 2001, om de aanleg daarvan af te blazen moet worden herzien. Een dergelijke verbinding zou fungeren als structuurdrager voor de economische ontwikkeling van ons land. 3. De Randstad moet vanuit een Noord- en een Zuidvleugel worden opgebouwd om uiteindelijk één geheel te gaan vormen (zie het artikel van Hajer). 4. In de Noordvleugel krijgt een dubbelstad Amsterdam/Almere gestalte en wordt werk gemaakt van de ecologische reparatie van het IJsselmeer. 5. Diezelfde Randstad kent twee ‘natuurlijke’ kwaliteitsdragers: het Groene Hart en de Hol-
landse kust. De kern van het Groene Hart dient restrictief te worden beschermd. De randen ervan moeten worden ontwikkeld volgens een parkstad-scenario, om aldus de verrommeling (‘groen’ wordt ‘rood’) een halt toe te roepen. Bij de ontwikkeling van de Hollandse kust (‘groenblauw’) moeten de recreatieve mogelijkheden en de groene kwaliteit worden versterkt. 6. In het zuiden moet verbetering van het openbaar vervoer de backbone vormen van de verdere ontwikkeling van ‘Brabantstad’.5 In combinatie hiermee moet op landschapsvorming actief worden ingezet. 7. In 2004 besloot het kabinet om regionale subsidies aan de drie noordelijke provincies af te bouwen onder het motto ‘Noord-Nederland op eigen kracht’. Onder die vlag moet de ontwikkeling van dit landsdeel zich verder voltrekken. Een hsl-verbinding wordt pas weer denkbaar op het moment dat aansluiting bij het Europese treinennetwerk (Bremen, Hamburg) verzekerd is.
Nederland moet veel nadrukkelijker aansluiting zoeken bij transeuropese (transport-) netwerken 8. De Ecologische Hoofdstructuur (ehs)6 moet versneld worden afgemaakt. In de waardevolste gebieden moet een verscherpt beschermingsregime worden geïntroduceerd. 9. Het Meerjarenprogramma Vitaal Platteland (mvp)7 moet worden aangevuld met een inzet op landschapsvorming, waar nodig gekoppeld aan sanering van agrarische bedrijvigheid door middel van een nieuwe generatie ‘groen-door-rood’projecten; 10. In sterke steden moet worden geïnvesteerd via een nieuwe serie sleutelprojecten op functieveranderingslocaties zowel voor economische revitalisatie als voor de vervulling van de woningbouwopgave.
59
s & d 11/ 12 | 20 0 7
S&D11&12-binnenwerk3.indd 59
03-12-2007 11:26:38
‘Ruimte’ op de kaart Peter Noordanus In nota’s kun je niet wonen sociaal-democratisch gehalte
60
Bij de implementatie van het geschetste tienpuntenprogramma horen twee zaken leidend te zijn: integrale gebiedsontwikkeling en duurzame/klimaatbestendige ontwikkeling. Het programma moet gezien worden als een sociaaldemocratische agenda. Zo is de inzet op sterke steden bedoeld om de stad als emancipatiemachine en brandpunt voor empowerment aan de praat te houden. Ook regionale rechtvaardigheid speelt een rol: het Rijk moet meer nastreven dan het sterke sterker maken. Verder wordt ingezet op duurzaamheid (onder meer via het bewerkstelligen van een modal shift op het gebied van mobiliteit: van auto naar openbaar vervoer) en een evenwicht tussen behoud en ontwikkeling. Meer in het algemeen schuilt het sociaal-democratische karakter in de volgende drie zaken: > Perspectief op lange termijn. Ik verwacht van de sociaal-democratie geen short track skating en ‘klein beleid’, maar heldere, concrete ambities in een langetermijnperspectief. Precies daar zit ook de kern van de ruimtelijke ordening. > Focus op uitvoering. Met opzet heb ik de tien punten heel concreet geformuleerd. Het geheel appelleert aan het maakbaarheidsgen dat met het wethoudersscocialisme in de sociaal-democratie (hopelijk nog) zit ingebakken. In nota’s kun je niet wonen en van doelstellingen en onhelder uitgelijnde concepten wordt Nederland niet mooier. > Investeringscommitment. Het programma vergt een langjarig investeringscommitment in de ruimtelijke structuur van ons land. Dat is het punt waarop de sociaal-democratie zich de komende tijd zou moeten onderscheiden, juist Noten 1 Evaluatie Verstedelijking vinex 1995 tot 2005. Uitgave vrom 7036, januari 2007. 2 Het ices-3 project van het kabinet-Kok ii is een laatste poging daartoe. Die strandde bij de coa-
nu zo duidelijk wordt dat de centrum-rechtse kabinetten-Balkenende, door aanbodeconomen geleid, in hun drang tot strak budgetteren vergaten om voldoende te investeren in de ruimtelijkeconomische structuur, de infrastructuur en de kwaliteit van onze steden. Duidelijk mag zijn dat het programma als geheel per definitie co-makership vergt tussen Rijk, provincies en gemeenten én samenwerking met marktpartijen. Het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (mirt) biedt ruim voldoende aanknopingspunten daartoe. Waar het op aankomt, is het met elkaar verzoenen van twee zaken: enerzijds de aan de ruimtelijke ordening inherente noodzaak om bij gebiedsontwikkelingen langjarig financieel te plannen, anderzijds de terechte eisen die worden gesteld aan fatsoenlijk begrotingsbeleid. Zolang de rijksoverheid ruimtelijke investeringen niet als kapitaalgoederen ziet, maar ze direct uit de lopende begroting wil betalen, zal het behelpen blijven. Rekening houdend met dit onhandige uitgangspunt heeft de initiatiefgroep ‘ruimtelijke investeringen’ ¬ een regenboogcoalitie van lokale en provinciale bestuurders, bestuurders van bedrijven en non-profit instellingen ¬ onlangs suggesties voor oplossingen gedaan. Kortheidshalve volsta ik met een verwijzing naar het in oktober jongstleden gepubliceerde rapport, getiteld Investeren in ruimtelijke kwaliteit. 8 Als de aanbevelingen uit dit rapport serieus worden genomen, komt de planologie terug op de kaart. En nog belangrijker: Nederland zal er een stuk mooier en toekomstbestendiger van worden.
litiewende naar Balkenende i en is nooit meer opgepakt. 3 In 2002 bracht de commissieGeelhoed in opdracht van het Interprovinciaal Overlegorgaan (ipo) een rapport uit onder de titel Op schaal gewogen, het regionaal bestuur in de 21ste eeuw.
4 Advies van de Commissie Versterking Randstad (januari 2007), gericht aan minister Remkes (bzk), minister Winsemius (vrom) en de Holland Acht, het samenwerkingsverband van de vier betrokken provincies en grote gemeenten.
s & d 11/ 12 | 2007
S&D11&12-binnenwerk3.indd 60
03-12-2007 11:26:38
‘Ruimte’ op de kaart Peter Noordanus In nota’s kun je niet wonen 5 Brabantstad is het samenwerkingsverband van de steden Breda, Eindhoven, Helmond, ‘s Hertogenbosch en Tilburg en de provincie Noord-Brabant. 6 De ehs is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. De term werd in 1990 geïntroduceerd in het Natuurbeleidsplan van het
ministerie van lnv. 7 Het beleid uit de Nota Ruimte is nader uitgewerkt in vier andere nota’s, waaronder de Agenda voor een Vitaal Platteland (avp). (De andere drie zijn de Nota Mobiliteit, de Nota Gebiedsgerichte Economische Perspectieven en het Actieprogramma Ruimte en Cultuur).
De doelstellingen uit de avp zijn gepreciseerd en van financiële middelen voorzien in het Meerjarenprogramma Vitaal Platteland (mjp). 8 Investeren in ruimtelijke kwaliteit is een publicatie van neprom en De Vernieuwde Stad (Voorburg, oktober 2007).
61
s & d 11/ 12 | 20 0 7
S&D11&12-binnenwerk3.indd 61
03-12-2007 11:26:38